Overzicht uitvoeringsorganisaties en inspectiediensten waarbij ambtenaren werkzaam zijn met opsporingsbevoegdheden en van de reikwijdte van die bevoegdheden Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar agentschap Telecom (Stcrt. 2002, 182; Iwtr: 25-09-2002) Artikel 3 1. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar strekt zich uit tot: a. de economische delicten, genoemd in artikel 1, onderdelen 1°, 2° en 4°, van de Wet op de economische delicten, voor zover deze de overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens de Telecommunicatiewet betreffen; b. de strafbare feiten genoemd bij of krachtens de Telecommunicatiewet, de Postwet en het Wetboek van Strafrecht; c. andere strafbare feiten, indien hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek. 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het gehele land. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar AID 2005 (Stcrt. 2005, 221; Iwtr: 16-11-2005) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam als bezoldigd ambtenaar bij de AID is bevoegd tot het opsporen van alle strafbare feiten. 2. De buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam als onbezoldigd ambtenaar van de AID werkzaam bij SBB, it Fryske Gea of Directie Natuur is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens de wetten en verordeningen genoemd in de bijlage bij dit besluit. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar a. werkzaam bij de PD, is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens de Landbouwkwaliteitswet en de Plantenziektenwet; b. werkzaam bij de PD (karteerders) en de NAK is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens de Wet op de bedrijfsorganisatie; c. werkzaam ten behoeve van de Commissie van deskundigen van het Productschap Tuinbouw, is bevoegd tot het opsporen van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens de Landbouwkwaliteitswet en de Wet op de bedrijfsorganisatie; d. werkzaam als controleur flora en fauna, is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht; e. werkzaam bij de Directie Visserij van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, is bevoegd tot het opsporen van feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens de Visserijwet 1963, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. 4. De buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in het tweede en het derde lid, is tevens bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek. 5. De opsporingsbevoegdheid geldt: a. voor het grondgebied van Nederland; b. voor de visserijzone, zoals bedoeld in de Machtigingswet instelling visserijzone en het uitvoeringsbesluit ex artikel 1 van de Machtigingswet instelling visserijzone; c. buiten de onder a. en b. genoemde gebieden: 1°. aan boord van vissersschepen varende onder de Nederlandse vlag; 2°. voor de opsporing van krachtens artikel 3a van de Visserijwet 1963 strafbaar gestelde gedragingen, voor zover het betreft de overtreding van regelen als bedoeld in artikel 58, onderdeel b, van die wet, een en ander met inachtneming van de geldende volkenrechtelijke en interregionale bepalingen.
Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Arbeidsinspectie 2004 (Stcrt. 2004, 63; Iwtr: 02-04-2004) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens: a. de Arbeidsomstandighedenwet 1998; b. de Arbeidstijdenwet; c. de Bestrijdingsmiddelenwet 1962; d. de Kernenergiewet; e. de Wet arbeid vreemdelingen; f. de Wet milieugevaarlijke stoffen; g. de Warenwet; h. de Stoomwet; i. de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs; j. het Buitengewoon besluit arbeidsverhoudingen 1945; k. de Wet op de ondernemingsraden; l. de Wet goederenvervoer over de weg; m. de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart; n. de artikelen 161sexies, 161septies, 177, 177a, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 189, 197, 197a, 197b, 197c, 197d, 199, 225, 226, 227, 227a, 227b, 231, 266, 307, 308, 323a, 350a, 350b, 362, 363, 435, onder ten vierde, en 447b van het Wetboek van Strafrecht, voor zover dit feit van belang is voor de uitoefening van zijn functie; o. de Wet op de Gevaarlijke Werktuigen. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar arrestantenbewakers/-verzorgers Koninklijke marechaussee 2002 (Stcrt. 2002, 76; Iwtr: 23-04-2002) Artikel 3 1. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar strekt zich uit tot de strafbare feiten genoemd bij of krachtens: a. de Opiumwet en de Wet wapens en munitie, b. de artikelen 177, 179, 180, 182, 184 en 350 van het Wetboek van Strafrecht. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar BBE-SIE 2005 (Stcrt. 2005, 112; Iwtr: 16-06-2005) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot de opsporing van: a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek; c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.
Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Belastingdienst 2005 (Stcrt. 2005, 213; Iwtr: 06-11-2005) Artikel 4 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld: a. bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990; b. bij of krachtens de wetten waarvan de uitvoering bij of krachtens de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet suvi) is opgedragen aan het UWV (vanaf 1 januari 2006 ook: Belastingdienst); c. in de artikelen 161 sexies, 161 septies, 177, 177a, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 189, 194, 197, 197a, 197b, 197c, 197d, 198, 225, 226, 227, 227a, 227b, 228, 229, 231, 266, 321, 322, 323a, 326, 340, 341, 342, 343, 344, 345, 347, 348, 350a, 350b, 362, 363, 416, 417, 417bis, 435, onder 4, 442, 447b, 447c, 447d en 447e van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het feit van belang is voor de toepassing van wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen, met de uitvoering waarvan de Belastingdienst krachtens de wet is belast, dan wel voor de uitvoering van andere taken, voor het verrichten waarvan de Belastingdienst krachtens de Wet suwi de goedkeuring heeft gekregen van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; d. andere strafbare feiten, indien en voorzover zij in een concreet opsporingsonderzoek door een Officier van Justitie daarmee worden belast, voor de duur van het onderzoek. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Belastingdienst/Douane 2002 (Stcrt. 2002, 214; Iwtr: 01-122002) Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder: 1. buitengewoon opsporingsambtenaar: de ambtenaar die als buitengewoon opsporingsambtenaar is beëdigd door of vanwege de procureur-generaal bij het gerechtshof te Arnhem en werkzaam is bij de Douane als: a. ambtenaren belast met surveillancewerkzaamheden, ambulante werkzaamheden en ondersteuning van opsporingsdiensten tot een maximum van 1200 personen; b. overige ambtenaren belast met de opsporing van strafbare feiten, tot een maximum van 5800 personen; 2. Douane: de Belastingdienst/Douane ressorterend onder het Ministerie van Financiën.
Artikel 2 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van alle strafbare feiten. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Belastingdienst/FIOD-ECD 2001 (Stcrt. 2001, 117; Iwtr: 2306-2001) Artikel 2 1. De vestigingshoofden, teamleiders en medewerkers opsporing in dienst van de Rijksbelastingdienst en werkzaam bij de Belastingdienst/FIOD-ECD zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.
2. De akte van beëdiging van degene die direct voorafgaand aan zijn tewerkstelling bij de Belastingdienst/FIODECD werkzaam was als buitengewoon opsporingsambtenaar, wordt voor de duur van zes maanden na een tewerkstelling bij de Belastingdienst/FIODECD in één van de functies, genoemd in het eerste lid, geacht te zijn gebaseerd op deze regeling. 3. De akte van aanstelling, bedoeld in artikel 10 van het Besluit algemene rechtspositie politie, van de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Politiewet 1993, wordt voor de duur van zes maanden na de tewerkstelling bij de Belastingdienst/FIOD-ECD in één van de functies, genoemd in het eerste lid, gelijkgesteld met een akte van beëdiging. Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van alle strafbare feiten. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland. Besluit aanwijzing controleurs Belastingdienst/FIOD-ECD voor de opsporing van economische delicten met betrekking tot de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001 (Stcrt. 2001, 95; Iwtr: 19-05-2001) Artikel 1 De controleurs van de Belastingdienst/Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst - Economische Controle Dienst (Belastingdienst/FIOD-ECD) worden aangewezen als ambtenaren, belast met de opsporing van overtredingen van de voorschriften gesteld bij of krachtens de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001, voor zover deze overtredingen zijn aangemerkt als economische delicten in de zin van artikel 1 van de Wet op de economische delicten. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar CJIB 2004 (Stcrt. 2004, 144; Iwtr: 01-08-2004) Artikel 3 1. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar beperkt zich tot de strafbare feiten die zijn genoemd in het Transactiebesluit 1994. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar controleurs openbare ruimte van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag 2005 (Stcrt. 2005, 60; Iwtr: 31-03-2005) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens: a. De Wet op de openluchtrecreatie; de Wet openbare manifestaties, de Zondagswet; de Monumentenwet; b. de artikelen 177, 179, 180, 184, 266, 267, 350, 351, 351bis, 424 t/m 429, 435, onder ten vierde en 461 van het Wetboek van Strafrecht; c. de verordeningen en of Keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen; 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Den Haag.
Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar dienst Bewaking, Beveiliging en Vervoer Amsterdam 2003 (Stcrt. 2003, 189; Iwtr: 01-10-2003) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: a. de artikelen 177, 179 tot en met 182, 184 en 191 van het Wetboek van Strafrecht; b. de Opiumwet; c. de artikelen 13 en 26 van de Wet wapens en munitie; d. andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Ondersteunende Taken van het GVB Amsterdam 2003 (Stcrt. 2004, 41; Iwtr: 01-03-2004) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: a. de Wet personenvervoer 2000; b. de artikelen 141, 180, 184, 266, 267, 285, 300, 310, 311, 350, 424, 425 en 435, onder ten vierde, van het Wetboek van Strafrecht; c. algemene plaatselijke verordeningen, voor zover deze verordeningen samenhangen met het vervoer van personen en de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen door het bevoegd gezag; d. andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek. 2. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar geldt voor het grondgebied waarop het GVB vervoer verricht of lijnverbindingen exploiteert. De uitoefening van de opsporingsbevoegdheid beperkt zich daarbij tot bussen, pontveren, trams, metrotreinen en in en om daarbij behorende stations, haltes, garages en remises. Tevens wordt van de verleende opsporingsbevoegdheid uitsluitend gebruik gemaakt tijdens de uren dat de buitengewoon opsporingsambtenaar daadwerkelijk werkzaam is en overeenkomstig de aanwijzingen van de toezichthouder. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Rotterdam 2002 (Stcrt. 2002, 126; Iwtr: 10-07-2002) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot de opsporing van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: a. de Wet werk en bijstand; b. de artikelen 177, 177a, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 189, 225, 226, 227, 227a, 227b, 230, 231, 266, 321, 326, 350a, 350b, 362, 363, 416, 417 bis, 435, onder ten vierde, 447b, 447c en 447d van het Wetboek van Strafrecht. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland.
Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag 2000 (Stcrt. 2000, 243; Iwtr: 21-12-2000) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot de opsporing van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: a. de artikelen 141, 149, 157, 158, 161, 161 bis, 162, 163, 173a, 173b, 177, 179, 180, 184, 266, eerste lid, 267, aanhef en onder ten eerste, 293, 310, 311, 312, 314, 315, 350, 351, 352, 424, 425, 429, 430a, 432, aanhef en onder ten eerste en onder ten tweede, 435, 458, 459, 460 en 461, van het Wetboek van Strafrecht; de Wegenverkeerswet 1994; de artikelen 2 en 30 van de Wet aansprakelijkheid motorrijtuigen; de Wet milieubeheer; de Wet verontreiniging oppervlaktewateren; de Wet bodembescherming; de Wet milieugevaarlijke stoffen; de Natuurbeschermingswet; de Boswet; de Jachtwet; de Wet wapens en munitie; de Visserijwet 1963; de Ontgrondingenwet; de Vogelwet; de Wet op de dierenbescherming; de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren; de Wet dierenvervoer; de Wet bedreigde en uitheemse dier- en plantensoorten; de Bestrijdingsmiddelenwet 1962; de Wet op de openluchtrecreatie; de Destructiewet; de Veewet; de Plantenziektewet; de Wet geluidhinder; artikel 3, onder ten tweede, en Bijlage 4 van het Reglement houdende voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren; de Drank- en Horecawet; artikel 45 Luchtverkeersreglement; de Zondagswet; de Wet openbare manifestaties; de Wet op de identificatieplicht; de Scheepvaartverkeerswet en het Binnenvaart politiereglement; b. Gemeentelijke en provinciale verordeningen, dan wel keuren van het Hoogheemraadschap Delfland, voor zover hij daarvoor is aangewezen; c. de bijzondere wetten of verordeningen, waarvoor hij na inwerkingtreding van dit besluit is aangewezen door of namens de bevoegde minister of instantie; d. andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Den Haag, alsmede voor die gebieden in de gemeenten Wassenaar en Rijswijk welke daartoe door de twee laatstgenoemde gemeenten zijn aangewezen. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Stadsbeheer, afdeling Parkeren, van de gemeente Den Haag 2000 (Stcrt. 2001, 7; Iwtr: 12-01-2001) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot de opsporing van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: a. de Wegenverkeerswet 1994; b. de artikelen 177, 179, 180, 184, 266, 267 en 435, onder ten vierde, van het Wetboek van Strafrecht; c. de Parkeerverordening, resp. de Algemene Plaatselijke Verordening, voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen. De toepassing van de hiervoor bedoelde bevoegdheden, dient zich te beperken tot stilstaand verkeer. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Den Haag. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar dienst Stadstoezicht Rotterdam 2003 (Stcrt. 2003, 124; Iwtr: 04-07-2003)
Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar genoemd in artikel 1, onder a, is bevoegd tot opsporing van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: - de Wegenverkeerswet 1994 (de toepassing hiervan dient zich te beperken tot stilstaand verkeer); - de artikelen 177, 179, 180, 184, 266, 267 en 435, onder ten vierde, van het Wetboek van Strafrecht; - Verordeningen en/of Keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen. 2. De buitengewoon opsporingsambtenaar genoemd in artikel 1, onder b, is bevoegd tot opsporing van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: - de Bestrijdingsmiddelenwet; de Destructiewet; de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet milieubeheer; de Wet milieugevaarlijke stoffen; de Arbeidsomstandighedenwet, de Wet bodembescherming, de Wegenverkeerswet 1994, de Wet op de ruimtelijke ordening, het Rijkszeeweringsreglement; - de artikelen 137c, 140, 141, 173a, 173b, 179, 180, 184, 188, 225, 310, 321, 326, 326a, 350, 351, 351bis, 362, 424, 425, 427, 429, onder ten eerste, 435, onder ten vierde, 437ter en 443 van het Wetboek van Strafrecht; - Verordeningen en/of Keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in het eerste en tweede lid, is tevens bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie is belast voor de duur van dat onderzoek. 4. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Rotterdam. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar divisie Rotterdam Port Authority van het Havenbedrijf Rotterdam N.V. 2003 (Stcrt. 2004, 4; Iwtr: 10-01-2004) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens: a. de in artikel 1a van de Wet op de economische delicten genoemde wetten; b. de artikelen 173a, 173b, 180, 184, 185, 199, 225, 285, 435, onder ten vierde, en 461, van het Wetboek van Strafrecht; c. de Scheepvaartverkeerswet; d. de Binnenschepenwet; e. de verordeningen van de gemeente Rotterdam, voor zover hij daarvoor is aangewezen; f. de verordeningen van de provincie Zuid-Holland, voor zover hij daarvoor is aangewezen; g. de bijzondere wetten of verordeningen, waarvoor hij na inwerkingtreding van dit besluit wordt, aangewezen door of namens de bevoegde minister of instantie. h. andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de politieregio Rotterdam -Rijnmond en het aanloopgebied Rotterdam, omschreven in het Scheepvaartreglement Territoriale zee. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar divisie Scheepvaart 2004 (Stcrt. 2005, 71; Iwtr: 15-04-2005) Artikel 3
1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens a. de Schepenwet, de Scheepvaartverkeerswet, de Arbeidstijdenwet, voor zover het arbeid als bedoeld in hoofdstuk 6 (zeevaart) van het Arbeidstijdenbesluit vervoer betreft, de Wet aansprakelijkheid olietankschepen, de Binnenschepenwet, de Wet op de gevaarlijke werktuigen, de Rijkswet noodvoorzieningen scheepvaart, de Vaarplichtwet, de Meetbrievenwet 1981, Uitvoeringswet Visserijverdrag, Wet behoud scheepsruimte 1939, de Kernenergiewet, de Arbeidsomstandighedenwet 1998, Wet voorkoming verontreiniging door schepen Wet vervoer gevaarlijke stoffen; b. andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland en daarbuiten voor zover de Nederlandse rechtsmacht strekt. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam 2001 (Stcrt. 2001, 66; Iwtr: 05-04-2001) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: a) de Scheepvaartverkeerswet, doch uitgezonderd de feiten genoemd in paragraaf 3 van Hoofdstuk 2 van voornoemde wet en onder de restrictie dat de op deze wet gebaseerde opsporingsbevoegdheid beperkt blijft tot daarin genoemde feiten die geen misdrijf zijn; de als overtredingen strafbaar gestelde feiten uit het Binnenvaartpolitiereglement; b) de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren in verband met artikel 4, eerste lid van het Uitvoeringsbesluit, artikel 1, derde lid, van voornoemde wet; c) de Verordening op de haven en het binnenwater en/of andere verordeningen, voor zover de functionarissen, als bedoeld in artikel 2 van dit besluit, daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen; d) de Wet op de economische delicten, voor zover het economische delicten betreft waarvoor in dit besluit en binnen de op grond van dit besluit uit te vaardigen "akten" opsporingsbevoegdheid is verleend. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het onder beheersverantwoordelijkheid van het Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam vallend grondgebied. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Inspectoraat-Generaal VROM 2003 (Stcrt. 2003, 122; Iwtr: 0107-2003) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van strafbare feiten bij overtredingen van: a. de in de artikel 1 van de Wet op de economische delicten genoemde bepalingen van de volgende wetten: - Warenwet - Wet explosieven voor civiel gebruik - Woningwet; b. de in artikel 1a van de Wet op de economische delicten genoemde bepalingen van de volgende wetten: - Bestrijdingsmiddelenwet - Destructiewet - Kernenergiewet - Ontgrondingenwet - Wet bodembescherming
- Wet geluidhinder - Wet inzake de luchtverontreiniging - Wet milieubeheer - Wet milieugevaarlijke stoffen - Wet op de Ruimtelijke Ordening - Wet verontreiniging oppervlaktewateren - Wet verontreiniging zeewater - Wet vervoer gevaarlijke stoffen - Wet voorkoming verontreiniging door schepen; c. de in artikel 23a van de Wet op de economische delicten genoemde bepalingen van de volgende wetten: - Kernenergiewet - Wet inzake de luchtverontreiniging; d. de delicten, strafbaar gesteld in de artikelen 170, 171, 172, 173, 173a, 173b, 177 en 177a, 179, 180, 181, 182, 184, 225, 227, 227a en 227b, 266, 267, 328ter, 359, 360, 361, 362, 363, 365, 366, 435, vierde lid, 437, 437quater, 447c, 447d, 462 en 463 van het Wetboek van Strafrecht; e. artikel 84 van de Huisvestingswet; f. artikel 62 van de Waterleidingwet; g. artikel 23 van de Wet hygiëne en veiligheid bad- en zweminrichtingen; h. artikel 38 van de Wet op de openluchtrecreatie; i. artikelen 46, 47 en 48 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing; j. artikelen 105a, 106, 107, 108, 109 en 110, eerste lid, van de Woningwet; k. de delicten tegen opsporingsambtenaren, strafbaar gesteld in de artikelen 177, 177a, 180, 181, 182, 184, 225, 227, 227a, 227b, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht; l. het delict tegen opsporingsambtenaren, strafbaar gesteld in artikel 26 van de Wet op de economische delicten. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar IVW-DV 2002 (17-09-2002, Stcrt. 182 Iwtr: 25-09-2002 met twk 01-07-2002) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: a. de in de bijlage bij dit besluit genoemde wetten en het genoemde koninklijk besluit; b. andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland. Bijlage Wetboek van Strafrecht Wegenverkeerswet 1994 Wet goederenvervoer over de weg Wet vervoer binnenvaart Wet personenvervoer 2000 Arbeidsomstandighedenwet 1998 Arbeidstijdenwet, voorzover het arbeid als bedoeld in hoofdstuk 2 (wegvervoer) en hoofdstuk 5 (binnenvaart) van het Arbeidstijdenbesluit vervoer betreft Luchtvaartwet Spoorwegwet Locaalspoor- en Tramwegwet
Wet vervoer gevaarlijke stoffen Bestrijdingsmiddelenwet 1962 Wet capac iteitsbeheersing binnenvaartvloot Wet Milieubeheer Kernenergiewet Scheepvaartverkeerswet Schepenwet Binnenschepenwet Wet wapens en munitie Wet op de gevaarlijke werktuigen Wet explosieven voor civiel gebruik Wet voorkoming verontreiniging door schepen Wet Milieugevaarlijke stoffen Wet bodembescherming Wet vrachtprijzen vervoer van kolen en staal Wet tot uitvoering van de verordening No. 11 van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap Wet grensoverschrijdend vervoer van aan bederf onderhevige levensmiddelen Wet verontreiniging zeewater Wet verontreiniging oppervlaktewateren Besluit van 27 februari 1973, tot aanwijzing van de ambtenaren, belast met de handhaving der bepalingen van de Herziene Rijnvaartakte en van de daarop gegronde reglementen Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar kernteam Noord- en Oost-Nederland 2004 (Stcrt. 2004, 32; Iwtr: 19-02-2004) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot de opsporing van: a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek; c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar KLPD 2004 (Stcrt. 2004, 168; Iwtr: 01-09-2004) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot de opsporing van: a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek;
c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld.
Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar KMCGS 2002 (Stcrt. 2002, 193; Iwtr: 10-10-2002) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: a. de Wet vervoer gevaarlijke stoffen; b. de Wet luchtvaart; c. andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar LIV (Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit) 2002 (Stcrt. 2002, 189; Iwtr: 04-10-2002) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: a. de artikelen 225, 227a, 227b, 310, 321, 326, 326a, 327, 328, 337, 416, 417, 417bis, 447c, 447d van het Wetboek van Strafrecht; b. de Wegenverkeerswet 1994; c. andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie worden belast, voor de duur van dat onderzoek. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar medewerker recherche KMar 2003 (Stcrt. 2003, 101; Iwtr: 2905-2003) Artikel 3 1. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar strekt zich uit tot a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken en met inachtneming van het gestelde in artikel 6 van de Politiewet 1993; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een c oncreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek;
c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld.
Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar medewerkers centrale opvang regiopolitie Haaglanden 2001 (Stcrt. 2001, 31; Iwtr: 15-02-2001) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van alle strafbare feiten. De opsporingsbevoegdheid dient te worden beperkt tot het opmaken van processen-verbaal van aangifte van strafbare feiten en daarmee verband houdende getuigenverklaringen. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de politieregio Haaglanden. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar milieu-opsporingsambtenaren gemeente Utrecht 2002 (Stcrt. 2002, 115; Iwtr: 22-06-2002) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens de in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (WED) genoemde wetten, alsmede de artikelen 26, 33 en 34 van de WED; de Wet op de Ruimtelijke Ordening; de Woningwet; de artikelen 173, 173a, 173b, 174, 175, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 198, 199, 225, 435, onder ten vierde, en 461 van het Wetboek van Strafrecht; Verordeningen en/of Keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen. Andere wetten, indien en voor zover hij daarm ee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Utrecht. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar milieuopsporingsambtenaar in dienst van de Dienst Milieu en Bouwtoezicht van de gemeente Amsterdam 2005 (Stcrt. 2005, 131; Iwtr: 13-07-2005) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens: a. De in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (WED) genoemde wetten alsmede de artikelen 26, 33 en 34 van de WED; b. Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Woningwet, de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden; c. artikelen 173, 173a, 173b, 174, 175, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 198, 199, 225, 435, onder ten vierde en 461 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 8a van de Politiewet 1993 en artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht;
d. verordeningen en of Keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen; e. andere strafbare feiten, indien en voor zover de buitengewoon opsporingsambtenaar daarmee in een concreet opsporingsonderzoek is belast, voor de duur van dat onderzoek. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Amsterdam. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar milieuopsporingsambtenaren in dienst van de provincie Noord-Brabant 2004 (Stcrt. 2004, 221; Iwtr: 18-11-2004) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens: a. De in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (WED) genoemde wetten alsmede de artikelen 26, 33 en 34 van de WED; de Wet op de Ruimtelijke Ordening; de Woningwet; de Wet op de Waterhuishouding en de Wet hygiëne en veiligheid bad- en zweminrichtingen; b. de artikelen 173, 173a, 173b, 174, 175, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 198, 199, 225, 435, onder ten vierde en 461 van het Wetboek van Strafrecht; c. de verordeningen en of keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen; 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de provincie Noord-Brabant, Zeeland, Limburg, Zuid-Holland en Gelderland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar NS Groep 2003 (Stcrt. 2003, 44; Iwtr: 01-03-2003) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: a. de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000; b. andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek. 2. De buitengewoon opsporingsambtenaar is tevens bevoegd bij de opsporing van de strafbare feiten waarvoor aan hem opsporingsbevoegdheid is toegekend, gebruik te maken van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich daarbij overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar. 3. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar openbaar vervoersbedrijven 2002 (Stcrt. 2002, 165; Iwtr: 0109-2002) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: a. de Wet personenvervoer 2000; b. artikel 435, onder ten vierde, van het Wetboek van Strafrecht;
c. Algemene plaatselijke verordeningen, het Zuidhollands Verenreglement, voor zover deze verordening samenhangt met het vervoer van personen en de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen door het bevoegd gezag, en d. andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek. 2. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar geldt voor het grondgebied waarop: a. het openbaar vervoersbedrijf waarbij de desbetreffende buitengewoon opsporingsambtenaar in dienstbetrekking werkzaam is, vervoer verricht; b. een of meer andere openbaar vervoersbedrijven als genoemd in de bijlage bij dit besluit vervoer verrichten, voor zover een samenwerkingsovereenkomst met betrekking tot controle en opsporing van strafbare feiten tussen het openbaar vervoerbedrijf, waarbij de desbetreffende buitengewoon opsporingsambtenaar in dienstbetrekking werkzaam is, en een of meer andere openbaar vervoersbedrijven is gesloten. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Parkeerbedrijf gemeente Arnhem 2004 (Stcrt. 2004, 145; Iwtr: 01-12-2004) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens: a. de Wegenverkeerswet 1994; de toepassing van deze bevoegdheid dient zich te beperken tot stilstaand verkeer met uitzondering van de artikelen 5, 6, 10, 60, 62 en 82 van het RVV 1990; b. de artikelen 177, 179, 180, 184, 266, 267 en 435, onder ten vierde, van het Wetboek van Strafrecht; c. de verordeningen en/of Keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Arnhem. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar parkeercontroleurs Amsterdam Airport Schiphol 2004 (Stcrt. 2004, 222; Iwtr: 19-11-2004) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens: a. de Wegenverkeerswet 1994; de toepassing van deze bevoegdheid dient zich te beperken tot stilstaand verkeer met uitzondering van de artikel 5, 6, 10, 60, 62 en 82 van het RVV 1990; b. de artikelen 177, 179, 180, 184, 266, 267 en 435, onder ten vierde, van het Wetboek van Strafrecht; c. de verordeningen en of Keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen; 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de luchthaven Schiphol. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Parkeercontroleurs Dienst Stadstoezicht Amsterdam 2000 (Stcrt. 2000, 251; Iwtr: 31-12-2000) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot de opsporing van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens:
a. de Wegenverkeerswet 1994; b. de artikelen 177, 179, 180, 184, 266, 267 en 435, onder ten vierde, van het Wetboek van Strafrecht; c. de Parkeerverordening, resp. de Algemene Plaatselijke Verordening of andere verordeningen van de nagenoemde gemeente waarbinnen de buitengewoon opsporingsambtenaar dient functie van parkeercontroleur uitoefent, voorzover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen. De toepassing van de hiervoor bedoelde bevoegdheden, dient zich te beperken tot stilstaand verkeer. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeenten Amsterdam, Ouder-Amstel en Aalsmeer. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar ProRail 2004 (Stcrt. 2004, 94; Iwtr: 15-05-2004) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: a. de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000; b. verordeningen voor zover de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen door het bevoegd gezag, en c. andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek. 2. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar geldt voor het grondgebied van Nederland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar provincie Fryslân 2003 (Stcrt. 2003, 105; Iwtr: 06-06-2003) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: - de in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (WED) genoemde wetten alsmede de artikelen 26, 33 en 34 van de WED; - het Binnenvaartpolitiereglement; de Scheepvaartverkeerswet; Besluit vervoer gevaarlijke stoffen, Stb 297, 1996; Bijlage 4 van het VBG; de Wrakkenwet; de Binnenschepenwet; - artikel 435, onder ten vierde, van het Wetboek van Strafrecht; - Verordeningen en/of Keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen; - Andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de provincie Friesland, tenzij in verband met een concreet opsporingsonderzoek buiten het grondgebied van de provincie Friesland noodzakelijk is, in welk geval de opsporingsbevoegdheid zich alsdan uitstrekt over het grondgebied van Nederland.
Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Recreatie Noord-Holland N.V. 2004 (Stcrt. 2004, 129; Iwtr: 1107-2004) Artikel 3
1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens: a. de in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (WED) genoemde wetten alsmede de artikelen 26, 33 en 34 van de WED; b. de Visserijwet 1963; c. de Wet op de openluchtrecreatie; d. de Plantenziektenwet; e. de Veewet; f. de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren; g. het Besluit gebruik meststoffen; h. artikel 45 Luchtverkeersreglement; i. Binnenvaartpolitiereglement; j. de Binnenschepenwet; k. Wegenverkeerswet 1994 l. artikel 2 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (i.v.m. onverzekerd crossen); m. de artikelen 141, 157, 158, 161 t/m 163, 173, 173a, 173b, 179, 180, 184, 239, 266, 267, 284, 285, 310, 311, 314, 315, 350, 351, 351bis, 352, 424 t/m 429, 430a, 435, onder ten vierde, en 458 t/m 461 van het Wetboek van Strafrecht; n. verordeningen en/of Keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de provincie Noord-Holland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regionaal politiekorps Hollands Midden 2002 (Stcrt. 2002, 184; Iwtr: 27-09-2002) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot de opsporing van: a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek; c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld.
Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regionale verkeershandhaving 2005 (Stcrt. 2004, 241; Iwtr: 01-01-2005) Artikel 3 1. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar strekt zich uit tot ten hoogste de strafbare feiten genoemd in: a. artikel 435, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht; b. artikel 34 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV);
c. artikel 14, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorvoertuigen (WAM); d. artikel 5.6.8., eerste en tweede lid van het Voertuigreglement; e. de artikelen 20, 21, 22, 59, 60, 62, 68 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990); f. artikel 107, eerste en tweede lid, artikel 135, eerste lid, artikel 160, eerste, derde en vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van heel Nederland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Amsterdam-Amstelland 2002 (29-05-2002, Stcrt. 103; Iwtr: 06-06-2002) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot de opsporing van: a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek; c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Brabant Zuid-Oost 2002 (Stcrt. 2002, 162; Iwtr: 28-08-2002) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot de opsporing van: a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek; c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Flevoland 2002 (Stcrt. 2002, 103; Iwtr: 06-062002) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot de opsporing van:
a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek; c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Friesland 2003 (Stcrt. 2003, 54; Iwtr: 20-03-2003) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot de opsporing van: a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek; c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld.
Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Gelderland-Zuid 2005 (Stcrt. 2005, 137; Iwtr: 2107-2005) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot de opsporing van: a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek; c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld.
Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Haaglanden 2002 (Stcrt. 2002, 249; Iwtr: 02-012002) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot de opsporing van: a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek; c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie IJsselland 2004 (Stcrt. 2004, 32; Iwtr: 19-022004) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot de opsporing van: a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek; c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Kennemerland 2002 (Stcrt. 2002, 162; Iwtr: 2808-2002) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot de opsporing van: a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek; c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen.
2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Midden en West Brabant 2002 (Stcrt. 2002, 107; Iwtr: 12-06-2002) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot de opsporing van: a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek; c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld.
Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland 2002 (Stcrt. 2002, 183; Iwtr: 26-09-2002) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot de opsporing van: a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek; c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Noord-Holland 2003 (09-04-2003, Stcrt. 2003, 72; Iwtr: 13-04-2003)
Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot de opsporing van: a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek; c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Rotterdam-Rijnmond 2002 (Stcrt. 2002, 185; Iwtr: 28-09-2002) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot de opsporing van: a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek; c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Twente 2002 (Stcrt. 2002, 162; Iwtr: 28-08-2002) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot de opsporing van: a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek; c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld.
Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Utrecht 2002 (Stcrt. 2003, 82; Iwtr: 01-05-2003) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot de opsporing van: a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek; c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld.
Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Zaanstreek-Waterland 2003 (Stcrt. 2003, 162; Iwtr: 27-08-2003) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot de opsporing van: a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een c oncreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek; c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Zeeland 2003 (Stcrt. 2003, 216; Iwtr: 09-11-2003) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot de opsporing van: a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek; c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen.
2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Reinigingsagenten Dienst Stadstoezicht Amsterdam 2000 (Stcrt. 2000, 251; Iwtr: 31-12-2000) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot de opsporing van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: a. de Wet milieubeheer; de Wet verontreiniging oppervlaktewateren; de Wet bodembescherming; b. de Algemene Plaatselijke Verordening van de in het tweede lid genoemde gemeente en/of andere (provinciale) verordeningen, voorzover betrokkene voor voornoemde verordeningen door het bevoegd bestuursorgaan daartoe is aangewezen; c. de artikelen 179, 180, 181, 182, 184, 185, 285, 424, 425, en 435, onder 4 van het Wetboek van Strafrecht; d. andere strafbare feiten, indien en voorzover de buitengewoon opsporingsambtenaar daarmee in een concreet opsporingsonderzoek is belast, voor de duur van dat onderzoek; e. de Wet op de economische delicten, voorzover het feiten betreft waarvoor in dit besluit en binnen de op grond van dit besluit uit te vaardigen "akten" opsporingsbevoegdheid is verleend. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeenten Amsterdam, Ouder-Amstel en Aalsmeer. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar reinigingsagenten stadsdeel Amsterdam-Centrum 2003 (Stcrt. 2003, 104; Iwtr: 05-06-2003) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot de opsporing van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: a. de Wet milieubeheer; de Wet verontreiniging oppervlaktewateren; de Wet bodembescherming; b. de Algemene Plaatselijke Verordening van de in het tweede lid genoemde gemeente en andere (provinciale) verordeningen, voor zover betrokkene voor voornoemde verordeningen door het bevoegd bestuursorgaan daartoe is aangewezen; c. de artikelen 179, 180, 181, 182, 184, 185, 285, 424, 425, en 435, onder ten vierde, van het Wetboek van Strafrecht; d. andere strafbare feiten, indien en voor zover de buitengewoon opsporingsambtenaar daarmee in een concreet opsporingsonderzoek is belast, voor de duur van dat onderzoek; e. de Wet op de economisc he delicten, voor zover het feiten betreft waarvoor in dit besluit en binnen de op grond van dit besluit uit te vaardigen akten opsporingsbevoegdheid is verleend. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Amsterdam. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar SIOD 2002 (Stcrt. 2001, 250; Iwtr: 01-01-2002) Artikel 3
1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van alle strafbare feiten. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Staatstoezicht op de Mijnen 2004 (Stcrt. 2004, 108; Iwtr: 1206-2004) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: a. de Mijnbouwwet, de Wet goedkeuring en uitvoering Markham -overeenkomst; b. de Wet Milieugevaarlijke stoffen, de Wet explosieven voor civiel gebruik en de Wet Milieubeheer, voor zover het betreft de activiteiten, bedoeld in artikel 49, eerste en vijfde lid, van de Mijnbouwwet; c. de Kernenergiewet, de Warenwet, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder en de Wet inzake de luchtverontreiniging, voor zover het betreft de activiteiten, bedoeld in artikel 49, eerste en vijfde lid, van de Mijnbouwwet; d. de Arbeidstijdenwet en de Arbeidsomstandighedenwet 1998, voor zover het betreft de activiteiten, bedoeld in artikel 49, eerste en vijfde lid, van de Mijnbouwwet; e. andere wetten, voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland, inclusief het Nederlandse deel van het continentaal plat. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Stichting Veiligheid en Toezicht te Gorinchem 2003 (Stcrt. 2003, 24; Iwtr: 30-01-2003) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot de opsporing van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: a. De in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (WED) genoemde wetten en alsmede de artikelen 26, 33 en 34 van de WED; de Wet wapens en munitie; de Visserijwet 1963; de Wet op de openluchtrecreatie; de Plantenziektenwet; de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren; de Veewet; het Besluit gebruik meststoffen; artikel 45 luchtverkeersreglement; het Binnenvaartpolitiereglement; de Binnenschepenwet; Wegenverkeerswet 1994 (de toepassing van deze bevoegdheid dient zich te beperken tot stilstaand verkeer met uitzondering van de artikelen 5, 6, 10, 60, 62 en 82 RVV 1990); artikel 2, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (i.v.m. onverzekerd crossen); de Wet op de Ruimtelijke Ordening; de Woningwet; de Monumentenwet 1988; de Drank- en Horecawet; de Huisvestigingswet; de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing; de Wet openbare manifestaties; de Zondagswet; b. de artikelen 141, 157, 158, 161, 162, 163, 173, 173a, 173b, 174, 175, 177, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 198, 199, 225, 239, 266, 267, 310, 311, 314, 315, 350, 351, 351 bis, 352, 424 t/m 429, 430a, 435, onder ten vierde, en 458 t/m 461 van het Wetboek van Strafrecht. c. De verordeningen van de gemeenten van het politiedistrict Alblasserwaard/Vijfheerenlanden waarbinnen de buitengewoon opsporingsambtenaar diens functie van gemeentelijk opsporingsambtenaar uitoefent, voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen.
2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeenten van het politiedistrict Alblasserwaard/Vijfheerenlanden. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar SVB (Sociale verzekeringsbank) 2002 (Stcrt. 2002, 37; Iwtr: 23-02-2002) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten, strafbaar gesteld a. bij of krachtens de wetten waarvan de uitvoering bij of krachtens de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is opgedragen aan de SVB; b. in de artikelen 177, 177a, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 189, 225, 226, 227, 227a, 227b, 231, 266, 321, 322, 326, 362, 363, 416, 417bis, 435, vierde lid, 447b, 447c en 447d van het Wetboek van Strafrecht, voor zover dit feit van belang is voor de toepassing van wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen, met de uitvoering waarvan de SVB krachtens de wet is belast, dan wel voor de uitvoering van andere taken, voor het verrichten waarvan de SVB krachtens de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen de goedkeuring heeft gekregen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar teleservicemedewerkers KLPD 2004 (Stcrt. 2004, 159; Iwtr: 22-08-2004) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van alle strafbare feiten. Het gebruik van deze opsporingsbevoegdheid dient zich te beperken tot het opnemen van (telefonische) aangiften, zonder daderindicatie, zonder dat getuigen worden gehoord en gericht op relatief eenvoudige strafbare feiten. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Teleservicemedewerkers regiopolitie AmsterdamAmstelland 2001 (Stcrt. 2001, 137; Iwtr: 21-07-2001) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van alle strafbare feiten. Het gebruik van de hiervoor beschreven opsporingsbevoegdheid dient zich te beperken tot het opnemen van (telefonisch) aangiften, zonder daderindicatie, zonder dat getuigen worden gehoord en gericht op relatief eenvoudige strafbare feiten. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de politieregio Amsterdam -Amstelland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar teleservicemedewerkers regiopolitie Friesland 2004 (Stcrt. 2004, 195; Iwtr: 13-10-2004) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van alle strafbare feiten.
Het gebruik van de hiervoor beschreven opsporingsbevoegdheid dient zich te beperken tot het opnemen van (telefonisch) aangiften, zonder daderindicatie, zonder dat getuigen worden gehoord en gericht op relatief eenvoudige strafbare feiten. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de politieregio Friesland.
Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar teleservicemedewerkers regiopolitie Gelderland-Zuid 2005 (Stcrt. 2005, 174; Iwtr: 10-09-2005) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van alle strafbare feiten. Het gebruik van de hiervoor beschreven opsporingsbevoegdheid dient zich te beperken tot het opnemen van (telefonisch) aangiften, zonder daderindicatie, zonder dat getuigen worden gehoord en gericht op relatief eenvoudige strafbare feiten. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de politieregio Gelderland-Zuid en voor de politieregio Gelderland-Midden. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar teleservicemedewerkers regiopolitie Gooi en Vechtstreek 2004 (Stcrt. 2004, 64; Iwtr: 03-04-2004) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van alle strafbare feiten. Het gebruik van de hiervoor beschreven opsporingsbevoegdheid dient zich te beperken tot het opnemen van (telefonisch) aangiften, zonder daderindicatie, zonder dat getuigen worden gehoord en gericht op relatief eenvoudige strafbare feiten. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de politieregio Gooi en Vechtstreek. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar teleservicemedewerkers regiopolitie Utrecht 2004 (Stcrt. 2004, 62; Iwtr: 01-04-2004) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van alle strafbare feiten. Het gebruik van de hiervoor beschreven opsporingsbevoegdheid dient zich te beperken tot het opnemen van (telefonisch) aangiften, zonder daderindicatie, zonder dat getuigen worden gehoord en gericht op relatief eenvoudige strafbare feiten. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de politieregio Utrecht. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar UWV (Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen) 2002 (Stcrt. 2001, 250; Iwtr: 01-01-2002) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld: a. bij of krachtens de wetten waarvan de uitvoering bij of krachtens de Wet suwi is opgedragen aan het UWV; b. in de artikelen 161 sexies, 161 septies, 177, 177a, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 189, 194, 197, 197a, 197b, 197c, 197d, 198, 225, 226, 227, 227a, 227b,
228, 229, 231, 266, 321, 322, 323a, 326, 340, 341, 342, 343, 344, 345, 347, 348, 350a, 350b, 362, 363, 416, 417, 417bis, 435, onder 4, 442, 447b, 447c en 447d van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het feit van belang is voor de toepassing van wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen, met de uitvoering waarvan het UWV krachtens de wet is belast, dan wel voor de uitvoering van andere taken, voor het verrichten waarvan het UWV krachtens de Wet suwi de goedkeuring heeft gekregen van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. 2. De buitengewoon opsporingsambtenaar is tevens bevoegd de in artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering genoemde bevoegdheden uit te oefenen. 3. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar van de afdeling Milieuhandhaving en -metingen van de directie Ruimte, Milieu en Water van de provincie Zeeland 2000 (Stcrt. 2001, 7; Iwtr: 12-01-2001) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot de opsporing van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: a. de Wet milieubeheer; b. de artikelen 225, 226, 227 en 231, van het Wetboek van Strafrecht; c. de Wet hygiëne en veiligheid zwemgelegenheden; d. de bijzondere wetten of verordeningen, waarvoor hij na inwerkingtreding van dit besluit is aangewezen door of namens de bevoegde minister of instantie; e. andere strafbare feiten, indien en voor zover de buitengewoon opsporingsambtenaar daarmee in een concreet opsporingsonderzoek is belast, voor de duur van dat onderzoek. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de provincie Zeeland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar van de sector Stadstoezicht van de Dienst Milieu en Beheer van de gemeente Leiden 2003 (Stcrt. 2003, 221; Iwtr: 16-11-2003) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot de opsporing van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: a. De in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (WED) genoemde wetten en alsmede de artikelen 26, 33 en 34 van de WED; de Wet wapens en munitie; de Visserijwet 1963; de Wet op de openluchtrecreatie; de Plantenziektenwet; de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren; de Veewet; het Besluit gebruik meststoffen; artikel 45 Luchtverkeersreglement; het Binnenvaartpolitiereglement; de Binnenschepenwet; Wegenverkeerswet 1994 (de toepassing van deze bevoegdheid dient zich te beperken tot stilstaand verkeer met uitzondering van de artikelen 5, 6, 10, 60, 62 en 82 RVV 1990); artikel 2, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (i.v.m. onverzekerd crossen); de Wet op de Ruimtelijke Ordening; de Woningwet; de Monumentenwet 1988; de Drank- en Horecawet; de Huisvestingswet; de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing; de Wet openbare manifestaties; de Zondagswet; b. de artikelen 141, 157, 158, 161, 162, 163. 173, 173a, 173b, 174, 175, 177, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 198, 199, 225, 239, 266, 267, 310, 311, 314, 315, 350, 351, 351 bis, 352, 424 t/m 429, 430a, 435, onder ten vierde, en 458 t/m 461 van het Wetboek van Strafrecht. c. Verordeningen en/of Keuren zover betrokkene daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen.
2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeenten Leiden, Voorschoten en Oegstgeest. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Verispect bv 2002 (Stcrt. 2002, 47; Iwtr: 11-03-2002) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: a. de IJkwet; b. de Wet op de kansspelen; c. de Waarborgwet 1986; d. de artikelen 217, 219, 220, 222bis en 440 van het Wetboek van Strafrecht; e. andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Voedsel en Waren Autoriteit 2002 (Stcrt. 2002, 127; I wtr: 0807-2002) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: a. - de Warenwet; - de Landbouwkwaliteitswet; - de Vleeskeuringswet; - de Destructiewet; - de Wet op de dierproeven; - de Bestrijdingsmiddelenwet 1962; - de Kernenergiewet; - de Wet op de gevaarlijke werktuigen; - de Drank- en Horecawet; - de Tabakswet; - de Absintwet 1909; - de artikelen 172 tot en met 175, 198, 329 en 330, van het Wetboek van Strafrecht; - de artikelen 13 en 19 van de Landbouwwet; - artikel 11, onderdeel a, sub 5, de artikelen 17, 19, 38, 44, 45, 55, 66, 96 tot en met 99, 100, 103, 107 en 111 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, voor zover sprake is van voorschriften die de volksgezondheid raken of van voorschriften die gelden in dierproefinstellingen waar de Voedsel en Waren Autoriteit taken verricht in het kader van de Wet op de dierproeven; - de artikelen 2, eerste lid, 7, 13, 14, eerste en tweede lid, 17, eerste lid, 18, 19, 20, tweede lid, 21, eerste lid, 24, tweede lid, 30, eerste lid, 32, 33, 35, 36, eerste lid, 37, eerste lid, 38 tot en met 42, 43, eerste lid, 44, eerste lid, 45, derde lid, 49 en 58, derde lid, van de Diergeneesmiddelenwet; - de artikelen 68, eerste lid, 69, eerste lid, en 71 van de Veewet; - de paragrafen 1 en 2 van Hoofdstuk 4, van de Wet milieugevaarlijke stoffen; - de voorschriften gebaseerd op artikel 93 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie; - artikel 34 van de Wegenverkeerswet 1994;
b. andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Waterschappen 2004 (Stcrt. 2004, 115; Iwtr: 23-06-2004) Artikel 2 1. De in artikel 1 bedoelde ambtenaren zijn bevoegd tot het opsporen van: a. de feiten strafbaar gesteld bij de artikelen 160, 161, 173a, 173b, 179, 180, 184, 199, 200, 225 en 461 van het Wetboek van Strafrecht; b. feiten strafbaar gesteld bij of krachtens de in artikel 1a van de Wet op de economische delicten genoemde wetten, met uitzondering van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen; c. overtreding van bepalingen, strafbaar gesteld bij of krac htens de Wet op de waterhuishouding; d. overtreding van bepalingen, strafbaar gesteld bij of krachtens de Scheepvaartverkeerswet; e. andere strafbare feiten, indien en voorzover zij in een concreet opsporingsonderzoek door een Officier van Justitie daarmee worden belast, voor de duur van het onderzoek. 2. De opsporingsbevoegdheid strekt zich uit tot het grondgebied van het waterschap waarbij de desbetreffende buitengewoon opsporingsambtenaar werkzaam is. Buitengewoon opsporingsambtenaar van de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer van de gemeente Amsterdam 2004 (Stcrt. 2004, 56; Iwtr: 24-03-2004) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot de opsporing van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens: a. de Wegenverkeerswet 1994; b. de artikelen 184, 350, 424, 426, 435, onder ten vierde, en 453 van het Wetboek van Strafrecht; c. Verordeningen en/of Keuren zover betrokkene daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Amsterdam. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaren Dienst Vervoer & Ondersteuning 2004 (Stcrt. 2003, 250; Iwtr: 01-01-2004) Artikel 3 1. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar strekt zich uit tot de strafbare feiten genoemd in: a. de artikelen 177, 179 tot en met 182, 184, 191 en 461, van het Wetboek van Strafrecht, de Opiumwet en de artikelen 13, eerste lid, 26, eerste en vijfde lid, en 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover zij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie worden belast voor de duur van dat onderzoek. 2. De in het eerste lid genoemde opsporingsbevoegdheid geldt voor geheel Nederland. Besluit buitengewoon opsporingsambtenaren regiopolitie Gelderland-Midden 2002 (Stcrt. 2002, 100; Iwtr: 01-06-2002)
Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot de opsporing van: a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken; b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek; c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen. 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken. 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld. Besluit aanwijzing toezichthouders en opsporingsambtenaren divisie Vervoer Inspectie Verkeer en Waterstaat 2002 (Stcrt. 2002, 121; Iwtr: 01-07-2002) Artikel 1 De ambtenaren van de divisie Vervoer van de Inspectie Verkeer en Waterstaat die zijn belast met toezicht en opsporing worden aangewezen als de ambtenaren van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat bedoeld in: a. artikel 43, onderdeel c, van de Wet goederenvervoer over de weg, b. artikel 3, eerste lid, van besluit van 7 april 1995 houdende aanwijzing van ambtenaren belast met opsporing als bedoeld in artikel 159, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 247), c. artikel 60, eerste lid, onderdeel c, van de Wet vervoer binnenvaart, d. artikel 7, onderdeel c, van de Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot, e. artikel 11, eerste lid, van de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart, f. artikel 87, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000, met uitzondering van het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 12 tot en met 14 en hoofdstuk II van de Wet personenvervoer 2000 voorzover dit betrekking heeft op concessies, door de Minister van Verkeer en Waterstaat verleend voor openbaar vervoer per trein.
Besluit buitengewoon opsporingsambtenaren Rijkswaterstaat 1995 (Stcrt. 1995, 215; Iwtr: 08-11-1995) Artikel 3 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens a. de wetten, genoemd in artikel 1a van de Wet op de economische delicten; b. de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterstaatswet 1900, de Wet op de waterhuishouding, de Scheepvaartverkeerswet, de Ontgrondingenwet en; c. andere wetten, indien en voor zover hij in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van Justitie daarmee wordt belast, voor de duur van dat
onderzoek. 2. De buitengewoon opsporingsambtenaar is tevens bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze strafbare feiten verband houden met de opsporing van strafbare feiten op basis van de in het eerste lid genoemde wetten. 3. De opsporingsbevoegheid geldt voor het grondgebied van Nederland en daarbuiten voor zover de rechtsmacht van Nederland strekt.
Index overzicht uitvoeringsorganisaties en inspectiediensten waarbij ambtenaren werkzaam zijn met opsporingsbevoegdheden en van de reikwijdte van die bevoegdheden • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Afdeling Milieuhandhaving en -metingen directie Ruimte, Milieu en Water provincie Zeeland Agentschap Telecom AID Arbeidsinspectie Arrestantenbewakers/-verzorgers Koninklijke marechaussee BBE-SIE (bijzondere bijstandseenheid, snelle interventie eenheid) Belastingdienst Belastingdienst/Douane Belastingdienst/FIOD-ECD CJIB (centraal justitiëel incassobureau) Controleurs Belastingdienst/FIOD-ECD voor de opsporing van economische delicten met betrekking tot de Wet voorraadvorming aardolieproducten Controleurs openbare ruimte van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag Dienst Bewaking, Beveiliging en Vervoer Amsterdam Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer van de gemeente Amsterdam Dienst Ondersteunende Taken van het GVB (gemeentelijk vervoersbedrijf) Amsterdam Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Rotterdam Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag Dienst Stadsbeheer, afdeling Parkeren, van de gemeente Den Haag Dienst Stadstoezicht Rotterdam Dienst Vervoer & Ondersteuning Divisie Rotterdam Port Authority van het Havenbedrijf Rotterdam N.V. Divisie Scheepvaart Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam Inspectoraat-Generaal VROM IVW-DV (inspectie V&W/divisie vervoer) Kernteam Noord- en Oost-Nederland KLPD KMCGS (korps militaire controleurs gevaarlijke stoffen van de Kmar) LIV (landelijk informatiecentrum voertuigcriminaliteit) Medewerkers recherche Koninklijke marechaussee Medewerkers centrale opvang regiopolitie Haaglanden Milieu-opsporingsambtenaren gemeente Utrecht Milieuopsporingsambtenaren Dienst Milieu en Bouwtoezicht gemeente Amsterdam Milieuopsporingsambtenaren in dienst van de provincie Noord-Brabant NS Groep Openbaar vervoersbedrijven Parkeerbedrijf gemeente Arnhem Parkeercontroleurs Amsterdam Airport Schiphol Parkeercontroleurs Dienst Stadstoezicht Amsterdam ProRail Provincie Friesland Recreatie Noord-Holland N.V. Regionaal politiekorps Hollands Midden Regionale verkeershandhaving Regiopolitie Amsterdam -Amstelland Regiopolitie Brabant Zuid-Oost Regiopolitie Flevoland
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Regiopolitie Friesland Regiopolitie Gelderland-Midden Regiopolitie Gelderland-Zuid Regiopolitie Haaglanden Regiopolitie IJsselland Regiopolitie Kennemerland Regiopolitie Midden en West Brabant Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland Regiopolitie Noord-Holland Regiopolitie Rotterdam -Rijnmond Regiopolitie Twente Regiopolitie Utrecht Regiopolitie Zaanstreek-Waterland Regiopolitie Zeeland Reinigingsagenten Dienst Stadstoezicht Amsterdam Reinigingsagenten stadsdeel Amsterdam -Centrum Rijkswaterstaat Sector Stadstoezicht van de Dienst Milieu en Beheer van de gemeente Leiden SIOD Staatstoezicht op de Mijnen Stichting Veiligheid en Toezicht te Gorinchem SVB (Sociale verzekeringsbank) Teleservicemedewerkers KLPD Teleservicemedewerkers regiopolitie Amsterdam -Amstelland Teleservicemedewerkers regiopolitie Friesland Teleservicemedewerkers regiopolitie Gelderland-Zuid Teleservicemedewerkers regiopolitie Gooi en Vechtstreek Teleservicemedewerkers regiopolitie Utrecht Toezichthouders en opsporingsambtenaren divisie Vervoer Inspectie V&W UWV (uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen) Verispect bv Voedsel en Waren Autoriteit Waterschappen