Statenvoorstel
nr.
PS/2Ö13/SS9
Beslissing ©p bezwaarschrift» Verzoek om informatie (Wofoverzoek).
• bij
2013/0195448
mw. Margreet Prakken, telefoon 038 499 93 08 e-mail
[email protected]
Aan Provinciale Staten
Onderwerp Beslissing op bezwaarschrift. Verzoek om informatie (Wob-verzoek).
Bijlagen I. II.
Ontwerpbesluit nr. PS/2013/559 (bijgevoegd) Bijlagen (verzoek, bestreden besluit, bezwaarschrift)
Samenvatting van het voorgestelde besluit I e m a n d heeft een werzoek o m i n f o r m a t i e g e r i c h t t o t Prowïmelaie S t a t e n . Het g a a t o m de declaraties wan de f r a c t i e wan de Partij ¥©or de Vrijheid. Het verzoek is deeis a f g e w e z e n en t e g e n de a f w i j z i n g Is bezwaar g e m a a k t . Prowinciale Staten v e r k l a r e n de bezwaren deels gegrond en passen d e motiwering van h u n besluit a a n . Voor h e t o v e r i g e v i n d e n z i j de b e z w a r e n o n g e g r o n d . De behandeling van het bezwaar leidt n i e t tot een a n d e r besluit.
Inleiding en probleemstelling Op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) kan een ieder zich tot de overheid (bestuursorgaan) wenden met een verzoek om informatie. In dit geval heeft de heer J. Hanenbergh uit Utrecht Provinciale Staten van Overijssel verzocht om informatie met betrekking over de verantwoording van de fractievergoedingen en financiële jaarverslagen van de Partij voor de Vrijheid (PW) van maart 2011 tot heden (2 januari 2013). Het verzoek is nader toegelicht, daaruit blijkt dat het vooral gaat om de declaratieformulieren en de onderliggende nota's en bonnen met betrekking tot alle uitgaven die de Statenfractie heeft gedaan vanaf maart 2011. Voor details verwijst de commissie naar het verzoek zelf (bijgevoegd). Let wel: iemand die een verzoek om informatie doet, hoeft daarbij geen belang op te geven. Daar mag de overheid ook niet naar vragen. Iedereen mag overal informatie over opvragen. Tegen het besluit is bezwaar gemaakt namens de heer Hanenbergh, door mr. H. van Drunen van juridisch adviesbureau Maury. Het verzoek om informatie is behandeld door de Statengriffie. Namens Provinciale Staten heeft de voorzitter van Provinciale Staten op 18 januari 2013 een besluit genomen op het verzoek (bijgevoegd). Provinciale Staten hebben besloten de gevraagde informatie beschikbaar te stellen voor zover die in hun bezit is. Het gaat daarbij om
provinciee
v^¥erij5sel
» «
de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning provincie Overijssel 2009 de Verordening rechtspositie Statenleden, gedeputeerden en commissieleden provincie Overijssel 2007 » diverse brieven over de toekenning en verantwoording van fractiebijdragen, onder meer de vaststelling van de besteding over 2011 (na 9 maart 2011) ® het Statenvoorstel en besluit over de uitgaven 2011. Met betrekking tot de overige gevraagde informatie (de onderliggende nota's en bonnen) hebben Provinciale Staten in hun besluit meegedeeld dat deze stukken eigendom van de fracties zelf zijn en dat de verzoeker voor inzage in die stukken terecht kan bij de penningmeester van de PVV-fractie, de heer Berkhof. Over de ingediende re/sdeclaraties is opgemerkt dat deze via de website van de provincie Overijssel zijn in te zien. Dit betekent dat het verzoek om informatie gedeeltelijk is afgewezen (de stukken die bij de penningmeester van de PVV zijn in te zien (de nota's en bonnen) en de reisdeclaraties). Tegen een afwijzing kan de verzoeker bezwaar maken. In bezwaar voert de heer Van Drunen bezwaren aan tegen de afwijzing voor zover het om de nota's en bonnen gaat. De bezwaren zijn: I. De beslissing om deze stukken zelf niet openbaar te maken, is in strijd met de Wet openbaarheid van bestuur omdat deze overweging geen grond is om informatie te weigeren (het gaat om de opmerking dat deze stukken eigendom zijn van de fractie); I I . De stukken zijn via Provinciale Staten naar de provinciale accountant gestuurd en berusten daarom onder Provinciale Staten; I I I . Stukken die onder Provinciale Staten berusten, vallen onder de werkingssfeer van de Wob en kunnen alleen op grond van in de Wob genoemde gronden worden afgewezen. Bezwaa rproced u re De beslissing op bezwaarschriften, ingediend bij Provinciale Staten, wordt voorbereid door de Hoor- en Adviescommissie Provinciale Staten, bestaande uit een onafhankelijke voorzitter en drie Statenleden. Team Juridische Zaken levert de secretaris van de commissie. De commissie voor dit bezwaarschrift bestaat uit voorzitter ML van den Heuvel en leden mevrouw M. Breedijk, de heer J. Blom en de heer P. Schipper. De commissie brengt door middel van dit Statenvoorstel advies uit over het door Provinciale Staten te nemen besluit. Bezwaarmaker heeft te kennen gegeven geen behoefte te hebben aan een hoorzitting.
Overwegingen Wet openbaarheid wan bestuur De Wet openbaarheid van bestuur regelt het verschaffen van informatie door het bestuur over bestuurlijke aangelegenheden. In principe is alle informatie over een bestuurlijke aangelegenheid, in de vorm van documenten, audiodragers, films, computerbestanden etc, die onder de overheid berust, openbaar. Dat wil zeggen dat de overheid die informatie moet verschaffen als iemand daar om vraagt. Artikel 3 van de Wob omschrijft dit zo: Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. Het gaat daarbij evenwel (artikel 1 van de Wob) a. alleen om informatie over een bestuurlijke aangelegenheid en b. alleen om informatie die bij het bestuursorgaan berust. Daarna komt de vraag aan de orde of de openbaarmaking van de informatie kan worden verhinderd (artikel 10 bevat de uitzonderingen op de regel dat alle informatie openbaar is). We moeten eerst de vraag beantwoorden of de gevraagde informatie (nota's en bonnen) betrekking heeft op een 'bestuurlijke aangelegenheid'. Uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (25 april 2000, AB 2000/210) valt af te leiden dat informatie over'declaratieformulieren en de onderliggende nota's en bonnen' een bestuurlijke aangelegenheid betreft. Dat is in deze zaak niet anders en dit is ook niet in geschil.
Statenvoorstel nr. PS/2013/559
De tweede vraag die beantwoord moet worden betreft de vraag of die informatie berust bij het bestuursorgaan. In het verlengde daarvan speelt ook nog een rol of de informatie, als die er niet is, bij het bestuursorgaan behoort te berusten. In het bestreden besluit is aangegeven dat de nota's en bonnen eigendom zijn van de fractie van de PW. Daarmee is impliciet gezegd dat Provinciale Staten die nota's en bonnen niet hebben en ze daarom niet kunnen verstrekken. Het niet in eigendom hebben is evenwel geen grond om een verzoek om informatie af te wijzen. Het gaat er om of die documenten bij het bestuursorgaan (Provinciale Staten) aanwezig zijn of zouden moeten zijn (berusten of behoren te berusten). Daarom is bezwaar I gegrond.
Berusten en behoren te berusten Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State komt naar voren dat het bij de Wob niet alleen gaat om informatie die bij een bestuursorgaan berust, maar ook of die informatie bij dat bestuursorgaan behoort te berusten. De nota's en bonnen zijn ontegenzeggelijk niet bij Provinciale Staten aanwezig, zij berusten daar niet en zijn daar ook nooit geweest. De bezwaarmaker stelt dat de nota's en bonnen bij Provinciale Staten behoren te berusten, en zij moeten de bonnetjes openbaar maken.
Juridische situatie Op grond van artikel 7 van de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning provincie Overijssel 2009 (PS/2008/788, hierna: de Verordening1) ontvangen alle Statenfracties jaarlijks een financiële vergoeding voor fractieondersteuning. Binnen drie maanden na het einde van het kalenderjaar dient elke fractie verantwoording af te leggen aan Provinciale Staten over de besteding van de bijdrage. In artikel 8 van de Verordening zijn de bestedingsdoeleinden van de fractievergoeding genoemd. Zij besteden de vergoeding om hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol te vervullen. Ook is aangegeven waaraan de vergoeding niet besteed mag worden. In bijlage I I van het besluit, de aanvullende toelichting op artikel 8, staat een tabel waarin wordt toegelicht om welke specifieke kosten het gaat en welke voorwaarden gelden voor de declaratie van kosten. In die tabel staat dat bepaalde uitgaven worden vergoed onder overlegging van de noodzakelijke bewijsstukken. Het gaat om reis- en verblijfskosten, abonnementskosten voor Internet, telefoon- en internetkosten en kosten inzake huisvesting (huur, verlichting, verwarming, inrichtingskosten e.d.). Het zijn deze nota's en bonnen waar het Wob-verzoek van de heer Hanenbergh het oog heeft. In artikel 13 van de Verordening, dat betrekking heeft op de financiële verantwoording, is in het zevende lid bepaald dat Provinciale Staten een besluit nemen over de hoogte van de vergoeding voor fractieondersteuning door de vaststelling van de verschillende daarvoor in aanmerking komende bedragen. Daaronder vallen de reis- en verblijfskosten, abonnementskosten voor Internet, telefoon- en internetkosten en kosten inzake huisvesting (huur, verlichting, verwarming, inrichtingskosten e.d). De verantwoording gebeurt in de vorm van een verslag (artikel 13, eerste lid Verordening). De fracties gebruiken daarvoor een speciaal format en een overzicht van hun bankafschriften (tweede lid), maar er geldt geen plicht om de onderliggende nota's en bonnen bij dat verslag aan Provinciale Staten te overleggen. Dat gebeurt dus ook niet. De juistheid van de declaraties wordt natuurlijk wel gecontroleerd. Dat gebeurt voor bepaalde kosten aan de hand van de nota's en bonnen. Dat doen Provinciale Staten niet zelf; zij laten de controle uitvoeren door een accountant (zesde lid). De accountant brengt op grond van artikel 13, zesde lid van de Verordening vervolgens aan Provinciale Staten advies uit en voegt bij zijn advies het verslag en de bankafschriften. Hieruit volgt dat de nota's en bonnen niet onder Provinciale Staten komen te berusten. In de regelingen van Provinciale Staten is vastgelegd dat de nota's en bonnen door de fracties rechtstreeks aan de accountant ter hand gesteld worden teneinde de controle mogelijk te
1
EDO 2013/0151834
Statenvoorstel nr. PS/2013/559
maken. Zij betrekken de nota's en bonnen niet bij de besluitvorming over de verantwoording over de besteding van de bijdrage voor fractieondersteuning. De fracties moeten de nota's en bonnen op grond van artikel 13 van de Verordening zelf bewaren. Op grond van artikel 13 van de Verordening behoren de nota's en bonnen dus ook niet bij Provinciale Staten te berusten. Dit brengt dan met zich mee dat een verzoek om informatie dat betrekking heeft op de nota's en bonnen, kan worden afgewezen op de grond dat deze informatie niet onder Provinciale Staten van Overijssel berust en ook niet behoort te berusten. De commissie vindt daarom dat het bezwaar I I ongegrond is. Het bezwaar, geformuleerd onder I I I merkt de commissie niet aan als een bezwaar, dit is slechts een algemene weergave van de strekking van de Wet openbaarheid van bestuur. Deze situatie zich niet voor. O p m e r k i n g e n wan formeSe aard Er kleven een paar gebreken van formele aard aan het bestreden besluit. De vaststelling van de beslissing op bezwaar heft deze automatisch op. Het herstel moet in de beslissing op bezwaar worden genoemd om te voorkomen dat de bestuursrechter het besluit op formele gronden vernietigt. Vergoeding wan proceskosten De raadsman heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten. Een dergelijk verzoek kan alleen gehonoreerd worden als het bestreden besluit wordt herroepen wegens onrechtmatigheid. Dat gebeurt in dit geval niet, zodat het verzoek dient te worden afgewezen.
Conclusie De bezwaren zijn deels gegrond en voor het overige ongegrond. De gegrondheid van bezwaar I leidt niet tot aanpassing van het bestreden besluit, maar wel tot aanvulling van de motivering daarvan.
Advies Gelet op het voorgaande adviseert de Hoor- en Adviescommissie Provinciale Staten u 1. de bezwaren deels gegrond te verklaren, onder verbetering van de motivering en herstel van formele gebreken; 2. de bezwaren voor het overige ongegrond te verklaren; 3. het verzoek om vergoeding van proceskosten af te wijzen, en 4. de beslissing op bezwaar vast te stellen conform het concept in bijlage I. De Hoor- en Adviescommissie Provinciale Staten,
voorzitter,
/!/
„X secretaris,
Statenvoorstel nr. PS/2013/559
Bijlage I
Ontwerpbesluit
mr*
PS/2013/559
Provinciale Staten van Overijssel, gelezen het advies van de Hoor- en adviescommissie Provinciale Staten d.d. § - kenmerk §f over het bezwaarschrift namens de heer ] . Hanenbergh te Utrecht met betrekking tot een verzoek om afschriften van alle documenten die betrekking hebben op de verantwoording van de fractievergoedingen en financiële jaarverslagen van de Partij voor de Vrijheid (PVV) van maart 2011 tot heden (2 januari 2013), gelet op de Algemene wet bestuursrecht en de Wet openbaarheid van bestuur,
besluiten; 1. 2. 3. 4.
de bezwaren deels gegrond te verklaren, onder verbetering van de motivering en herstel van formele gebreken; de bezwaren voor het overige ongegrond te verklaren; het verzoek om vergoeding van proceskosten af te wijzen, en de beslissing op bezwaar vast te stellen conform het concept in bijlage 1.
Zwolle, Provinciale Staten voornoemd,
voorzitter,
griffier,
Statenvoorstel nr. PS/2013/559
Bijlage 1, Concept-beslissing op bezwaar
Geachte heer Van Drunen, Op 8 februari 2013 heeft u namens de heer J. Hanenbergh te Utrecht bezwaar gemaakt tegen ons besluit van 18 januari 2013, PS/2013/3 waarbij wij het verzoek om informatie uit documenten die betrekking hebben op de verantwoording van de fractievergoedingen en financiële jaarverslagen van de Partij voor de Vrijheid (PW) van maart 2011 tot heden (2 januari 2013) gedeeltelijk hebben toegewezen en voor het overige hebben afgewezen. U heeft te kennen gegeven geen behoefte te hebben aan een hoorzitting, zodat deze achterwege is gelaten. In deze brief leest u de beslissing op het bezwaarschrift. Besluit Wij hebben besloten: 1. de bezwaren deels gegrond te verklaren, onder verbetering van de motivering en herstel van formele gebreken; 2. de bezwaren voor het overige ongegrond te verklaren; 3. het verzoek om vergoeding van proceskosten af te wijzen. Hieronder leest u de motivering van ons besluit. ©werwegingers Wij hebben op het verzoek van de heer Hanenbergh afwijzend beslist voor zo ver het ging om de "achterliggende stukken bij de verantwoording". Wij hebben meegedeeld dat de heer Hanenbergh bij de fractiesecretaris terecht kan voor inzage. Hiertoe kan de heer Hanenbergh een verzoek indienen bij de PW-fractie. Dit verzoek zal de fractie zelf beoordelen. Hierna zullen wij deze stukken aanduiden als de nota's en bonnen. Tegen dit gedeelte van het besluit richten zich de bezwaren. U voert aan: I. De beslissing om deze stukken zelf niet openbaar te maken, is in strijd met de Wet openbaarheid van bestuur omdat deze overweging geen grond is om informatie te weigeren (het gaat om de opmerking dat deze stukken eigendom zijn van de fractie); II. De stukken zijn via Provinciale Staten naar de provinciale accountant gestuurd en berusten daarom onder Provinciale Staten; III. Stukken die onder Provinciale Staten berusten, vallen onder de werkingssfeer van de Wob en kunnen alleen op grond van in de Wob genoemde gronden worden afgewezen. Juridisch kader De Wet openbaarheid van bestuur regelt het verschaffen van informatie door het bestuur over bestuurlijke aangelegenheden. In principe is alle informatie over een bestuurlijke aangelegenheid, in de vorm van documenten, audiodragers, films, computerbestanden etc, die onder de overheid berust, openbaar. Dat wil zeggen dat de overheid die informatie moet verschaffen als iemand daar om vraagt. Artikel 3 van de Wob omschrijft dit zo: Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. Het gaat daarbij evenwel (artikel 1 van de Wob) c. alleen om informatie over een bestuurlijke aangelegenheid en d. alleen om informatie die bij het bestuursorgaan berust. Daarna komt de vraag aan de orde of de informatie ook openbaar is (artikel 10 bevat de uitzonderingen op de regel dat alle informatie openbaar is). Eerst dienen we de vraag te beantwoorden of de gevraagde informatie betrekking heeft op een 'bestuurlijke aangelegenheid'. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van
Statenvoorstel nr. PS/2013/559
25 april 2000, AB 2000/210 valt af te leiden dat informatie over 'declaratieformulieren en de onderliggende nota's en bonnen' een bestuurlijke aangelegenheid betreft. Dat is in deze zaak niet anders en dit is ook niet in geschil. De tweede vraag die beantwoord moet worden betreft de vraag welke informatie berust bij het bestuursorgaan. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State komt naar voren dat het bij de Wob niet alleen gaat om informatie die bij een bestuursorgaan berust, maar ook of die informatie bij dat bestuursorgaan behoort te berusten. Berusten en behoren te berusten In het bestreden besluit is aangegeven dat de nota's en bonnen eigendom zijn van de fractie van de PW. Daarmee is impliciet gezegd dat wij die nota's en bonnen niet hebben en ze daarom niet kunnen verstrekken. Het niet in eigendom hebben is evenwel geen grond om de gevraagde informatie te weigeren. Het gaat er om of die documenten bij het bestuursorgaan aanwezig zijn of zouden moeten zijn (berusten of behoren te berusten). Dit punt is in het bestreden besluit niet aan de orde geweest en daarom vinden wij het bezwaar, genoemd onder I, gegrond. Wij stellen nu vast dat de gevraagde informatie niet bij ons berust. Die informatie hebben wij nooit gehad en die hebben wij nu ook niet. Daaraan liggen de volgende overwegingen ten grondslag. Op grond van artikel 7 van de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning provincie Overijssel 2009 (PS/2008/788, hierna: de Verordening 2 ) ontvangen alle Statenfracties jaarlijks een financiële vergoeding voor fractieondersteuning. In artikel 8 van de Verordening zijn de bestedingsdoeleinden van de fractievergoeding genoemd. De fracties besteden de vergoeding om hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol te vervullen. Ook is aangegeven waaraan de vergoeding niet besteed mag worden. In bijlage I I van het besluit, de aanvullende toelichting op artikel 8, staat een tabel waarin wordt toegelicht om welke specifieke kosten het gaat en welke voorwaarden gelden voor de declaratie van kosten. In die tabel staat dat bepaalde uitgaven worden vergoed onder overlegging van de noodzakelijke bewijsstukken. Het gaat om reis- en verblijfskosten, abonnementskosten voor Internet, telefoon- en internetkosten en kosten inzake huisvesting (huur, verlichting, verwarming, inrichtingskosten e.d.). Het zijn deze nota's en bonnen waar het Wob-verzoek het oog heeft. Binnen drie maanden na het einde van het kalenderjaar dient elke fractie verantwoording af te leggen aan Provinciale Staten over de besteding van de bijdrage. In artikel 13 van de Verordening is in het zevende lid bepaald dat wij een besluit nemen over de hoogte van de vergoeding voor fractieondersteuning door de vaststelling van de verschillende daarvoor in aanmerking komende bedragen. Daaronder vallen de reis- en verblijfskosten, abonnementskosten voor Internet, telefoon- en internetkosten en kosten inzake huisvesting (huur, verlichting, verwarming, inrichtingskosten e.d). De verantwoording gebeurt in de vorm van een verslag (artikel 13, eerste lid Verordening). De fracties gebruiken daarvoor een speciaal format en een overzicht van hun bankafschriften (tweede lid), maar er geldt geen plicht om de onderliggende nota's en bonnen bij dat verslag aan ons te overleggen. Dat gebeurt dus ook niet. De juistheid van de declaraties wordt natuurlijk wel gecontroleerd. Dat gebeurt voor bepaalde kosten aan de hand van de nota's en bonnen. Dat doen wij niet zelf; wij laten de controle uitvoeren door een accountant (zesde lid). De accountant brengt op grond van artikel 13, zesde lid van de Verordening vervolgens aan ons advies uit en voegt bij zijn advies het verslag en de bankafschriften. Hieruit volgt dat de nota's en bonnen niet onder ons komen te berusten. Wij hebben in onze regelingen vastgelegd dat de nota's en bonnen door de fracties rechtstreeks aan de accountant ter hand gesteld worden teneinde de controle mogelijk te 2013/0151834, reeds in bezit van cliënt
Statenvoorstel nr. PS/2013/559
maken. Wij betrekken de nota's en bonnen niet bij onze besluitvorming over de verantwoording over de besteding van de bijdrage voor fractieondersteuning. De fracties moeten de nota's en bonnen op grond van artikel 13 van de Verordening zelf bewaren. Op grond van artikel 13 van de Verordening behoren de nota's en bonnen dus ook niet bij ons te berusten. Dit brengt dan met zich mee dat wij een verzoek om informatie dat betrekking heeft op de nota's en bonnen, mogen afwijzen op de grond dat deze informatie niet onder ons berust en ook niet behoort te berusten. Wij vinden daarom dat het bezwaar I I ongegrond is. Het bezwaar, geformuleerd onder I I I merken wij niet aan als een bezwaar, dit is slechts een algemene weergave van de strekking van de Wet openbaarheid van bestuur. Nu de stukken niet onder ons berusten, of behoren te berusten, doet deze situatie zich niet voor. O p m e r k i n g e n v a n f o r m e l e aard Door de vaststelling van deze beschikking zijn formele gebreken van het bestreden besluit hersteld. Verzoek o m v e r g o e d i n g wan de kosten van r e c h t s b i j s t a n d , Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht vergoeden wij op verzoek aan belanghebbenden uitsluitend de kosten, die zij in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs hebben moeten maken voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Wij wijzen uw verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat het bestreden besluit niet is herroepen door intrekking of herziening vanwege een onrechtmatigheid die ons valt toe te rekenen. Tot slot Indien u het niet eens bent met dit besluit kunt u daartegen beroep instellen bij de Rechtbank Overijssel. Heer hierover leest u onder dit besluit. Als u vragen heeft kunt u contact opnemen met mevrouw mr. M. Prakken van het team Juridische Zaken van de provincie Overijssel, telefoon 038 499 93 08 of per e-mail:
[email protected]
Provinciale Staten van Overijssel,
voorzitter,
secretaris,
Rechtsmiddel Binnen zes weken ingaand op de dag na de datum van verzending van bijgaand besluit kan een belanghebbende daartegen een beroepschrift indienen bij de Rechtbank Overijssel, Sector Bestuursrecht, Postbus 10067, 8000 GB Zwolle (telefoon 038 888 44 44). Het beroepschrift dient te worden ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht; d. de gronden van het beroep.
Statenvoorstel nr. PS/2013/559
Verder dient zo mogelijk een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft te worden overgelegd. Voor de behandeling van een beroepschrift is griffierecht verschuldigd. Voor inlichtingen over de beroepsprocedure kunt u zich wenden tot de provinciaal medewerker die bij het besluit is vermeld of tot de Rechtbank Overijssel. Indien onverwijlde spoed dat vereist is het mogelijk een voorlopige voorziening te vragen bij de Voorzieningenrechter van de Sector Bestuursrecht. In dat geval is extra griffierecht verschuldigd. Voorwaarde is dat u een beroepschrift heeft ingediend.
Statenvoorstel nr. PS/2013/559
Nanuru, MH (Anna) Van:
Verzonden:
Aan: CC: Onderwerp:
Jeroen Hanenbergh [
[email protected]] woensdag 2 januari 2013 7:36 postbus
[email protected] Informatieverzoek aan Commissaris van de Koningin Overijssel
PROVINCIALE STATEN Aan: Commissaris van de Koningin Provinciale Staten OverijssejlVAPtOVERUSSEL mail: postbus(S)overiissel.nl Reg.nr. V&/'2o\h/h Betreft: Informatieverzoek Mijn kenmerk: 02/01-13-VIII Utrecht, 2 januari 2013
Dat. ontv.
0 2 JAN 2013
Routing
Geachte Commissaris van de Koningin, Hierbij vraag ik in het kader van de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) afschriften op van alle documenten die betrekking hebben op de verantwoording van de fractievergoedingen en financiële jaarverslagen van de Partij voor de Vrijheid ( P W ) van maart 2011 tot heden (2 januari 2013). Het gaat hierbij dan uitdrukkelijk om de jaarverslagen zelf, correspondentie daarover, in het bijzonder de stukken en alle correspondentie over de verantwoording van de (overheid)subsidies daarover, de kosten en de besluitvorming daarover, afschriften van bonnen en facturen van telefonie, kantinekosten, kantoorkosten, repro, I&A, reiskosten, kassabonnen, facturen van derden en crediteuren, afschriften van afrekeningen van zakelijke rekeningen, afschriften van registratiecontracten van domeinnamen en afschriften van facturen van Kamer van Koophandel- en notariskosten. Voor wat betreft de kosten van personeel (raadsleden, burgercommissieleden en fractie-assistenten, zowel parttimers als 0-urencontracten) afschriften van urenstaten, afschriften van het grootboek en het kassaboek (facturen, bankbescheiden, kasdeclaraties), correspondentie met het administratiekantoor van de Provinciale Staten, verantwoording over de fractie-uitgaven van 2010, 2011 en 2012 (de verslagen van het administratiekantoor van de Provinciale Staten, de conceptrapportages, commentaren van de fractie van de P W daarop) en de verslagen van het administratiekantoor aan het Dagelijks Bestuur van de Provinciale Staten en de correspondentie daarover. Ook zou ik graag een afschrift van de 'verordening fractie-ondersteuning' ontvangen. Deze opsomming is overigens niet limitatief. Ik verwacht een besluit over de gevraagde afschriften binnen vier weken, de geldende termijn binnen de Wet Openbaarheid van Bestuur. Op 20 februari 2013 heb ik een deadline voor een journalistieke productie, hopelijk is het mogelijk daar rekening mee te houden? Mocht een deel van bovenstaande documenten niet bij uw bestuursorgaan aanwezig zijn, zou u dan kunnen zorgen dat dit verzoek bij het juiste bestuursorgaan terechtkomt en mij van die doorzendbrief een afschrift willen sturen? Kunt u een ontvangstbevestiging sturen en aangeven hoe de procedure verder in haar werk gaat? Graag bij verdere correspondentie bovenstaand kenmerk gebruiken. Aanleveren van stukken per email is geen probleem overigens. Bij voorbaat hartelijk dank.
Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl
[email protected]
RABO Zwolle 39 73 41 121
De heer 3. Hanenbergh (per email:
[email protected])
Inlichtingen bij Mw. E.H.P. Stolk
telefoon 038 499 8792
[email protected]
Informatieverzoek op basis van de Wet openbaarheid van Bestuur (WOB)
Datum 18.01.2013 Kenmerk
Geachte heer Hanenbergh,
PS/2013/3 Pagina
1 Uw brief Uw kenmerk
Op 2 januari 2013 is uw informatieverzoek op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) ontvangen en geregistreerd onder kenmerk PS/2013/3. Uw verzoek richt zich op alle documenten die betrekking hebben op de verantwoording van de fractievergoedingen en financiële jaarverslagen van de Partij voor de Vrijheid (PW) van maart 2011 tot heden. U licht daarbij verder toe op welke documenten u precies doelt. Bijgaand bij deze brief ontvangt u de door u gevraagde informatie, voor zover deze in het bezit is van de provincie Overijssel: - Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning provincie Overijssel 2009; - Verordening rechtspositie Statenleden, gedeputeerden en commissieleden provincie Overijssel 2007; - Brieven betreffende de toekenning en verantwoording fractiebijdragen: o Brief d.d. 27 april 2011, kenmerk PS/2012/379 Voorschot fractievergoeding april t / m december 2011; o Brief d.d. 25 januari 2012, kenmerk PS/2012/41 Voorschot eerste helft fractievergoeding 2012; o Brief d.d. 16 juli 2012, kenmerk PS/2012/569 Voorschot tweede helft fractievergoeding 2012; o Brief d.d. 10 oktober 2012, kenmerk PS/2012/898 Vaststelling besteding fractievergoeding 2011 (na 9 maart 2011); - Statenvoorstel nr. PS/2012/746 Vaststelling uitgaven fracties Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 2011 (na 9 maart 2011), vastgesteld op 10 oktober 2012, inclusief accountantsrapport van PWC d.d. 20 september 2012, kenmerk PS/2012/792; De achterliggende stukken bij de verantwoording zijn eigendom van de fracties zelf. Voor inzage kunt u terecht bij de penningmeester van de PVV-fractie, de heer R.G. Berkhof. Hij is bereikbaar via
[email protected]. De fractie is op de hoogte van uw verzoek. Daarnaast zijn alle ingediende reisdeclaraties vanaf 2012 op de website in te zien via: http://www.overiissel.nl/bestuur/provinciale-staten/declaraties/.
Bijlagen
div. Datum verzending
provinc
verijssel
WOB-verzoek PW-fractie
De verantwoording over de fractievergoedingen van 2012 moet voor 1 april 2013 worden ingediend voor accountantscontrole. In juni 2013 zullen PS een besluit nemen over de verantwoording over 2012. Provinciale Staten van Overijssel,
Mw. A.Th.B. Bijleveld-Schouten voorzitter Datum
18.01.2013 Kenmerk PS/2013/3 Pagina 2 Uw brief
Uw kenmerk
Binnen 6 weken ingaand op de dag na de datum van verzending van het bijgaand besluit, kunt u daartegen een bezwaarschrift indienen bij Provinciale Staten van Overijssel (team Juridische Zaken), Postbus 10078, 8000 GB Zwolle (telefoon 038 499 9305). Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar. Voor de behandeling van een bezwaarschrift bij de provincie Overijssel is geen griffierecht verschuldigd. Indien onverwijlde spoed dat vereist is het mogelijk een voorlopige voorziening te vragen bij de Voorzieningenrechter van de Sector Bestuursrecht Rechtbank Zwolle (telefoon 038 888 44 44). In dat geval is griffierecht verschuldigd. Voorwaarde is dat u een bezwaarschrift heeft ingediend.
Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning provincie Overijssel 2009 (geconsolideerde versie, geldend vanaf 4-2-2009)
Gegevens van de regeling | Overheidsorganisatie
provincie Overijssel
[ Officiële naam regeling
Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning provincie Overijssel 2009
i Citeertitel
Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning provincie Overijssel 2009
| Vastgesteld door
provinciale staten
1 Onderwerp
bestuur en recht
Opmerkingen m.b.t. de regeling De Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning provincie Overijssel 2003 is ingetrokken. Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 19-7-2010 Bron bekendmaking inwerkingstredingsbesluit: Provinciaal Blad nr. 2009-2
Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd Provinciewet
Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving) Geen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Datum inwerkingtreding
Terugwerkende kracht Betreft t/m
4-2-2009
nieuwe regeling
Datum ondertekening Bron bekendmaking
Kenmerk voorstel
19-7-2010
-
Provinciaal Blad nr. 2009-2
Paragraaf 1. Ambtelijke bijstand
Artikel 1 1.
De griffier en de secretaris dragen gezamenlijk en ieder voor zich zorg voor een vlotte, efficiënte en correcte afhandeling van verzoeken om bijstand.
2.
Zij voeren daartoe overleg zo vaak als nodig is.
Artikel 2 1.
2. 3. 4.
Een lid van Provinciale Staten wendt zich tot de griffier of een medewerker van de provincie Overijssel met een verzoek om: a. feitelijke informatie van geringe omvang; b. inzage in of afschrift van documenten die openbaar zijn. Indien de medewerker twijfelt of het verzoek betrekking heeft op informatie bedoeld onder het eerste lid, stelt hij de secretaris van die twijfel in kennis. De secretaris beslist. Een lid van Provinciale Staten wendt zich tot de griffier met een verzoek om bijstand bij het opstellen van voorstellen, amendementen en moties of andere bijstand. De bijstand, bedoeld in het derde lid, wordt verleend door de griffier of een medewerker van de Griffie. Indien de gevraagde bijstand niet door de griffier of een medewerker van de Griffie kan worden verleend verzoekt de griffier de secretaris, één of meer medewerkers aan te wijzen, die de gevraagde bijstand zo spoedig mogelijk verlenen.
Artikel 3 1.
2. 3.
Een medewerker verleent op verzoek van de griffier of de secretaris bijstand tenzij: a. het lid van Provinciale Staten niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bijstand betrekking heeft op de werkzaamheden van Provinciale Staten; b. dit het belang van de provincie Overijssel kan schaden. De secretaris beoordeelt of bijstand op grond van het eerste lid geweigerd wordt. Indien de bijstand op grond van het eerste lid wordt geweigerd, deelt de secretaris dit met redenen omkleed mee aan de griffier en aan het lid van Provinciale Staten dat het verzoek heeft ingediend.
Artikel 4 Indien het verzoek om bijstand van een medewerker door de secretaris wordt geweigerd, kan de griffier of het betrokken Statenlid het verzoek voorleggen aan Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten beslissen, het Presidium gehoord, zo spoedig mogelijk over het verzoek. Artikel 5 1. 2.
Indien een lid van Provinciale Staten niet tevreden is over door een medewerker verleende bijstand, doet hij of de griffier hiervan mededeling aan de secretaris. Indien overleg met de secretaris niet leidt tot een voor beide partijen bevredigende oplossing leggen zij de zaak voor aan Gedeputeerde Staten. Artikel 4, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6 1. 2. 3.
Indien Gedeputeerde Staten of leden van het College van Gedeputeerde Staten informatie wensen over een verzoek om bijstand of de inhoud van het gegeven advies wenden zij zich daartoe rechtstreeks tot het betrokken lid van Provinciale Staten. Een lid van Provinciale Staten kan aangeven dat een verzoek om bijstand of de inhoud van het gegeven advies geheim wordt gehouden. In een geval als bedoeld in het vorige lid informeert het betrokken lid de griffier of de secretaris over de beweegredenen achter de opgelegde geheimhouding.
Paragraaf 2. Fractieondersteuning
Artikel 7. Fractievergoeding 1. 2. 3.
De fracties, zoals bedoeld in artikel 5 van het Reglement van orde, ontvangen jaarlijks een financiële bijdrage als tegemoetkoming in de kosten voor het functioneren van de fractie. De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid van dit artikel bedraagt ten hoogste € 4.300,— voor elk tot die fractie behorend Statenlid vermeerderd met € 23.000,-- per fractie. De in het eerste lid genoemde bedragen wordt jaarlijks geïndexeerd conform de bij de Programmabegroting gehanteerde indexcijfers.
Artikel 8. Bestedingsdoeleinden 1. 2. 3.
Fracties besteden de bijdragen om hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol te versterken. Kosten die namens de fractie gemaakt worden of de fractie betreffen kunnen, indien er een fractiebesluit aan ten grondslag ligt, uit de fractievergoeding bestreden worden. De bijdrage mag niet gebruikt worden ter bekostiging van: • uitgaven die in strijd zijn met wettelijke bepalingen en overige regelingen; • betalingen aan politieke partijen, met politieke partijen verbonden instellingen of natuurlijke personen anders dan ter vergoeding van prestaties (diensten of goederen) geleverd ten behoeve van de fractie op basis van gespecificeerde, reële declaraties; • giften; • uitgaven welke dienen bestreden te worden uit vergoedingen die de leden ingevolge het rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden toekomen.
Artikel 9. Voorschotten 1. 2. 3.
De vergoeding voor fractieondersteuning wordt in twee termijnen als voorschot op dat kalenderjaar verstrekt. De eerste helft van de vergoeding voor 31 januari en de tweede helft voor 31 juli van het betreffende kalenderjaar. In een jaar waarin verkiezingen plaatsvinden wordt het voorschot verstrekt voor de maanden tot en met de maand waarin de verkiezingen plaatsvinden. In de eerste maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen Staten plaatsvindt, wordt het voorschot verstrekt voor de overige maanden van dat jaar. Het voorschot wordt verrekend met te veel ontvangen voorschotten in jaren waarvoor de Provinciale Staten de bedragen heeft vastgesteld bedoeld in artikel 13, zevende lid.
Artikel 10. Fractievergoeding na verkiezingen Indien het zeteltal van een fractie tengevolge van verkiezingen verandert, wijzigt de bijdrage op de eerste dag van de maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen Provinciale Staten plaatsvindt. Artikel 11. Splitsing van fracties Bij splitsing van een fractie wordt de vaste component uit de fractievergoeding niet herverdeeld, maar blijft bij de oorspronkelijk gekozen fractie. De variabele component uit de vergoeding wordt naar evenredigheid van de aantallen leden van de nieuw gevormde fracties verdeeld. Artikel 12. Opbouw financiële reserve Een fractie is bevoegd het in enig jaar niet gebruikte gedeelte van het jaarlijks aan haar toekomende bedrag te reserveren ter besteding in volgende jaren. Artikel 13. Financiële verantwoording 1.
2. 3. 4. 5. 6. 7.
Onverminderd het bepaalde in artikel 12 legt elke fractie, binnen drie maanden na het einde van een kalenderjaar, aan Provinciale Staten verantwoording af over de besteding van de bijdrage voor fractieondersteuning door middel van een verslag. Overeenkomstig geldt deze verplichting aan het eind van de zittingsperiode van Provinciale Staten. De verslaglegging vindt plaats aan de hand van het bij deze verordening gevoegde format (Afrekening bestedingen tegemoetkoming Statenfracties). De fractie draagt er zorg voor dat er een adequate administratie wordt gevoerd. De fractie mag de uitoefening van de administratieve taken uitbesteden aan een administratiekantoor of een stichting. De fractie zelf blijft verantwoordelijk. De fracties zijn gehouden alle documenten en bewijsstukken, gedurende de wettelijke termijn (fiscale bewaarplicht) van 7 jaar beschikbaar te houden. Penningmeesters zijn gehouden een volledig en juist overdrachtsdossier voor hun eventuele opvolger op te stellen. Bij splitsing van de fractie wordt, onder overlegging van een verslag, een extra verantwoording afgelegd waarin wordt aangegeven dat eventuele reserve bij de oorspronkelijk gekozen fractie achter blijven. Controle van het verslag vindt plaats door de accountant, belast met de controle van de jaarrekening. De accountant brengt advies uit aan Provinciale Staten. Provinciale Staten stellen na ontvangst van het advies van de accountant de bedragen vast van: a. de uitgaven van een fractie die in het vorige kalenderjaar uit de bijdrage bekostigd zijn; b. de wijziging van de reserve; c. de resterende reserve; d. de verrekening tussen de in onderdeel a genoemde uitgaven en het ontvangen voorschot en, voor zover nodig, de hoogte van de terugvordering van ontvangen voorschotten.
8.
Aan het eind van de Statenperiode stort de fractie te veel ontvangen voorschotten, na ontvangst van de factuur hierover, terug.
Artikel 14. Opschorting Indien de fractie niet binnen de in artikel 13, lid 1, genoemde termijn het daartoe strekkende verslag heeft ingediend, wordt de uitbetaling van de fractievergoeding opgeschort tot aan de verplichting is voldaan. Artikel 15. Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking met ingang van de 22ste dag na uitgifte van het Provinciaal blad waarin het besluit van Provinciale Staten is geplaatst en werkt terug tot 1 januari 2009.
Verordening Rechtspositie Statenleden, gedeputeerden en commissieleden 2007 (geconsolideerde versie, geldend vanaf 25-11-2009)
Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie
provincie Overijssel
Officiële naam regeling
Verordening Rechtspositie Statenleden, gedeputeerden en commissieleden 2007
Citeertitel
Verordening Rechtspositie Statenleden, gedeputeerden en commissieleden 2007
Vastgesteld door
provinciale staten
Onderwerp
bestuur en recht
Opmerkingen m.b.t. de regeling
De Verordening Rechtspositie Statenleden, gedeputeerden en commissieleden 2003 is met ingang van 15 maart 2007 ingetrokken. Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 14-10-2009 Bron bekendmaking inwerkingstredingsbesluit: Provinciaal Blad nr. 2009-67
Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd
•
Provinciewet
Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving) Geen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Datum inwerkingtreding 25-11-2009
Terugwerkende kracht t/m
Betreft
Datum ondertekening Bron bekendmaking
Kenmerk voorstel
artikel 7
14-10-2009
-
Provinciaal Blad nr. 2009-67 11-3-2008
artikel 34 lid 4 en 5
19-12-2007
-
Provinciaal Blad nr. 2008-25 15-3-2007
nieuwe regeling
7-2-2007 Provinciaal Blad nr. 2007-10
-
Algemene toelichting
Algemeen Wettelijke regelingen De regeling van de rechtspositie van gedeputeerden, Statenleden en leden van provinciale commissies vindt op drie niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB en provinciale verordening. Wettelijk is voor gedeputeerden in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. Voor Statenleden is de tijdelijke vervanging bij zwangerschap en bevalling of ziekte wettelijk geregeld (en nader rechtspositioneel geregeld in de artikelen 14, tweede lid, 21, derde lid, en 22 van deze verordening). Verder zijn er algemene wettelijke voorzieningen voor werkenden die ook gelden voor gedeputeerden en Statenleden. Een goed voorbeeld daarvan is de kinderopvang. In de Provinciewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van gedeputeerden, Staten- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit gedeputeerden en het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden. Daarin zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, zijn in beide rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld de verstrekking van een OV-jaarkaart en de uitkering bij aftreden als Statenlid, geldt dat de provincie de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen. Hoofdlijnen provinciale verordening In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van gedeputeerden, Statenleden en leden van provinciale commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Provinciewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de gedeputeerden als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de provincie (artikel 43 van de Provinciewet). Een soortgelijke bepaling is in artikel 96 van de Provinciewet opgenomen voor Staten- en commissieleden. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij provinciale verordening aan Staten- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel ministeriële goedkeuring vereist. De verordening bevat bepalingen inzake:
• • • • • • • • •
de beloning voor de werkzaamheden van Staten- en commissieleden (artikelen 2 en 34), waarbij is op te merken dat voor gedeputeerden niets is opgenomen omdat hun bezoldiging uitputtend is geregeld in het Rechtspositiebesluit gedeputeerden; een vaste algemene onkostenvergoeding voor gedeputeerden en Statenleden (artikelen 3 en 23); reis- en verblijfkosten van gedeputeerden, Staten- en commissieleden, waarbij voor gedeputeerden een onderscheid is gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijke reizen (artikelen 5, 6, 24 t/m 28, 35 en 36); reis- en pensionkosten en verhuiskosten van de bij benoeming verhuisplichtige gedeputeerde (artikel 33); beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan gedeputeerden en Statenleden (artikelen 8, 30 en 31) en faciliteiten in de vorm van deelname van gedeputeerden en Statenleden aan cursussen, congressen e.d. (artikelen 7 en 29); een aantal secundaire voorzieningen voor Statenleden, zoals een uitkering bij aftreden en overlijden (artikelen 14 t/m 21) en voor zowel gedeputeerden als Statenleden, zoals de spaarloonregeling (artikelen 9 en 32); de procedure van declareren (artikelen 37 t/m 40); de Commissaris van de Koningin (artikelen 40 t/m 42); eigen provinciale bepalingen (artikelen 43 en 44).
De arbeidsverhouding van de gedeputeerde en het Statenlid Statenleden zijn niet in dienstbetrekking bij de provincie. De provincie is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Statenleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op vergoeding door de provincie van de over de Statenvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Eigen voorzieningen zijn er op die onderdelen getroffen in het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden en in onderhavige verordening. Omdat er geen dienstbetrekking met de provincie is vallen Statenleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een Statenlid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder). Gedeputeerden zijn sinds de dualisering van het provinciebestuur ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat gedeputeerden direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Er is sinds de dualisering van het provinciebestuur derhalve geen mogelijkheid meer om wel of niet voor de loonbelasting te opteren. Gedeputeerden vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. Wachtgeld na afreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor
gedeputeerden geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. Gedeputeerden zijn werknemers in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet recht op vergoeding door de provincie van de over hun bezoldiging verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering.
De loon- en inkomstenbelasting Opting in regeling Statenleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het Statenlid kan met de provincie overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting in regeling’ genoemd. De administratie van de provincie is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de provincie en het Statenlid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de provincie de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het Statenlid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de provincie onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt, zoals de vaste algemene onkostenvergoeding. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert. Ook kan betrokkene deelnemen in de spaarloonregeling die er voor het provinciaal personeel is. Fiscale standaardpositie Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het Statenlid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Zij kunnen niet deelnemen aan de spaarloonregeling. Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De provincie dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het Statenlid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 3). Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het Statenlid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode. De vergoedingssystematiek Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de provincie ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de provincie. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:
• • • •
welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten); welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie; kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de loonbelasting geldt); voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto)vergoeding worden verstrekt.
Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende. Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering
• •
Zakelijk gebruik van dienstauto’s. Deelname aan cursussen en congressen e.d.
De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de gedeputeerde of het Statenlid maar worden direct door de provincie voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer. Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed
Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven de gedeputeerde of het Statenlid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed. Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op de artikelen 3 en 23 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat. Voor Statenleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend. Controle en verantwoording Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door provinciebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting. Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven. In hoofdstuk V is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleregelgeving vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven en declaratie van vooruit betaalde kosten. Ook is er een gedragscode voor politieke ambtsdragers (artikel 43) waarnaar in deze Verordening wordt verwezen. In de uitvoeringsregeling voor het gebruik van de computerconfiguratie en de bruikleenovereenkomst voor de mobiele telefoon, zullen ook afspraken worden vastgelegd over het gebruik van deze apparatuur.
Hoofdstuk I. Begripsomschrijvingen
Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. b. c. d. e. f. g. h. i. j.
commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Provinciewet; Rechtspositiebesluit gedeputeerden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 241; Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 242; Reisbesluit binnenland: het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144; Reisregeling binnenland: het besluit van de minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56; Statenlid: lid van Provinciale Staten, niet zijnde gedeputeerde; Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424; griffier: de griffier, bedoeld in artikel 97, eerste lid, van de Provinciewet; provinciesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 97, eerste lid van de Provinciewet. Commissaris van de Koningin: de commissaris als bedoeld in hoofdstuk IV van de Provinciewet.
Hoofdstuk II. Voorzieningen voor Statenleden
Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden [Toelichting: In het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden is geregeld dat Statenleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij provinciale verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO-lonen overheid. Hiervoor is in de provincie geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de vergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat jaarlijks wordt bijsteld. ]
Aan het Statenlid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid van het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 2, tweede lid, van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien.
Artikel. 3 Onkostenvergoeding [Toelichting: Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van gedeputeerde c.q. aan het Statenlidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten: • representatie; • vakliteratuur; • contributies, lidmaatschappen; • telefoonkosten; • bureaukosten, porti; • zakelijke giften; • bijdrage aan fractiekosten; • ontvangsten thuis; • excursies. Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 7, 8, 29 en 30). De onkostenvergoeding is in verband hiermee vanaf die datum neerwaarts bijgesteld. De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het (neerwaarts bijgestelde) bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op Statenleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij provinciale verordening bepaald. Wel is in de rechtspositiebesluiten voor gedeputeerden en Statenleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 3 en 23 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de provincie geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de kostenvergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat jaarlijks wordt bijsteld. In de vaste kostenvergoeding zit ook een component telefoonkosten. Indien de provincie voor zakelijk gebruik een mobiele telefoon aan een gedeputeerde beschikbaar stelt moet er een korting – van 7% - worden toegepast op die vaste kostenvergoeding om te voorkomen dat voor dezelfde zakelijke telefoonkosten zowel in natura (mobiele telefoon in bruikleen) als in geld (via de vaste kostenvergoeding) een voorziening ten laste van de provincie is getroffen. Dat is geregeld in artikel 23, tweede lid. Voor alle gedeputeerden aan wie de provincie een mobiele telefoon beschikbaar heeft gesteld geldt dezelfde korting. ] 1.
2.
Aan het Statenlid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het Statenlidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, derde lid van het Rechtspositiebesluit Statenen commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 2, vijfde lid, van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien. Ten aanzien van een Statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid van het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 2, vijfde lid van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien.
Artikel 4. Berekening en betaling vaste vergoedingen 1. 2.
Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar Statenlid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar Statenlid is geweest. De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen.
Artikel 5. Reiskosten [Toelichting: In dit artikel is het recht op vergoeding van reiskosten voor Statenleden geregeld. De grondslag hiervoor is te vinden in de Provinciewet. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt (in 2007: € 0,37 bij gebruik van de eigen auto). De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast. Voor Statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd. ] 1. Aan het Statenlid worden vergoed de reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van Provinciale Staten en van een commissie, alsmede de reiskosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen.
2.
De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten; b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de Reisregeling binnenland.
Artikel 6. Verblijfkosten [Toelichting: Dit artikel regelt de vergoeding van verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te vinden in de Provinciewet. De vergoeding kan worden toegekend als het Statenlid een Staten- of commissievergadering bijwoont maar ook ingeval van dienstreizen. Daarvoor gelden dezelfde maxima als voor het rijkspersoneel. Ook is het mogelijk maaltijden en consumpties bij zakelijk verblijf op het provinciehuis te verstrekken. Vergoeding of verstrekking van maaltijden is onbelast als de vergoeding of verstrekking een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft. Daarvan is niet zonder meer sprake bij deelname aan Staten- en commissievergaderingen, maar wel bij tot in de avond doorlopende vergaderingen waardoor men niet op de gewone tijd kan eten, alsmede tijdens dienstreizen. Als het zakelijk karakter van niet meer dan bijkomstig belang is moet de vergoeding of de waarde in het economisch verkeer van de verstrekking tot het loon worden gerekend. Bij verstrekkingen in de vorm van maaltijden in bedrijfskantines met een privékarakter wordt de waarde van een kantinemaaltijd vastgesteld op een forfaitair bedrag. Als de maaltijd in de bedrijfskantine een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft geldt de hoofdregel. De vergoeding of verstrekking van maaltijden is dan onbelast. Voor Statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. ] 1. Het Statenlid worden tijdens zijn zakelijk verblijf op het provinciehuis maaltijden en consumpties vanwege de provincie verstrekt. 2. Het Statenlid worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen dan die voor het bijwonen op het provinciehuis van vergaderingen van Provinciale Staten en van een commissie, tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland.
Artikel 7. Cursus, congres, seminar of symposium [Toelichting: Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de provincie respectievelijk ten laste van de fractiebudgetten. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de provincie in het provinciaal belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan individuele Statenleden of gedeputeerden in verband met de vervulling van het Statenlidmaatschap c.q. het ambt van gedeputeerde op eigen initiatief deelnemen. Wanneer sprake is van deelname van een Statenlid aan cursussen, congressen, seminars en symposia waarvan niet kan worden gezegd dat deze door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd, kan onder voorwaarden vergoeding plaatsvinden vanuit het fractiebudget. Voor dergelijke gevallen zijn in artikel 8 van de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning provincie Overijssel 2009, regels gegeven. De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor Statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. ] De kosten van deelname van een Statenlid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het provinciaal belang door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de provincie.
Artikel 8. Computerconfiguratie [Toelichting: Sinds 2005 kan een computer met bijbehorende apparatuur en software alleen onbelast worden vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld indien deze geheel of nagenoeg geheel zakelijk wordt gebruikt. Er wordt van uitgegaan dat gedeputeerden en Statenleden de computer niet geheel of nagenoeg geheel zakelijk zullen gebruiken. Dat betekent dat zowel de vergoeding, de verstrekking als de terbeschikkingstelling van computerapparatuur en de daaraan gekoppelde tegemoetkoming zal worden belast. In de IPO-modelverordening worden drie verstrekkingsmethoden onderscheiden voor zowel Statenleden als gedeputeerden. Ten eerste kan een computer in bruikleen worden gegeven. Ten tweede kan een tegemoetkoming worden gegeven voor de aanschaf van een computer en als derde optie kan een tegemoetkoming worden verleend voor het gebruik van de eigen computer. Gezien de fiscale wetgeving sinds januari 2007 en om de voorziening voor computerapparatuur praktisch te regelen wordt voorgesteld om Statenleden en gedeputeerden een financiële tegemoetkoming te verstrekken voor de aanschaf van een computer (en bijbehorende configuratie).
Van deze tegemoetkoming dient (niet limitatieve opsomming) de computerapparatuur, software, kosten verbonden aan vervangingsapparatuur, fax, modem maar ook een onderhoudscontract - voor de noodzakelijke ondersteuning aangeschaft te worden. In de afgelopen Statenperiode bedroeg de hoogte van de onbelaste tegemoetkoming € 2.800,--. Rekening houdend met de sterke daling van de prijzen van computerapparatuur is deze vergoeding niet meer markconform. Omdat de vergoeding thans een belaste is, wordt voorgesteld de tegemoetkoming op € 2.800,-- te handhaven. Voor Statenleden betekent dit een voorzetting van de huidige lijn en een gewijzigde verstrekkingsmogelijkheid voor gedeputeerden. Gezien de grote variëteit aan mogelijkheden, de snelle ontwikkelingen op ICT-gebied en de verschillende behoeften in provincies zijn er niet allerlei aanvullende regelingen op detailniveau opgenomen, maar is in het tweede lid aan gedeputeerde Staten de bevoegdheid gegeven om nadere (huishoudelijke) regels vast te stellen om maatwerk te leveren op het niveau van de individuele provincie. Het gaat daarbij onder meer om wat de consequenties zijn indien de bestuurder gedurende de Statenperiode vertrekt en de fiscale modaliteiten. Voor Statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. ] 1. Gedeputeerde Staten verlenen een Statenlid op aanvraag voor de uitoefening van het Statenlidmaatschap een tegemoetkoming voor – niet limitatief – de aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur, vervanging, software en een onderhoudscontract. 2. Door Gedeputeerde Staten wordt nog een uitvoeringsregeling opgesteld. 3. Op aanvraag ontvangt het Statenlid een vast bedrag ter vergoeding van de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste lid genoemde computerapparatuur. Gedeputeerde Staten stellen de hoogte van het in de eerste volzin bedoelde bedrag aan de vergoeding vast.
Artikel 9. Spaarloonregeling Het Statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende spaarloonregeling.
Artikel 10. Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid [Toelichting: In de Motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat Provinciale Staten en gemeenteraden een brede afspiegeling van de bevolking dienen te vormen. Om deze reden moeten drempels om Statenlid of raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor Staten- en raadsleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een Staten- of raadsvergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raads- of Statenzetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden kunnen provincies hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel 10 van de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een Statenlid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het Statenlid. ] Op aanvraag verlagen Gedeputeerde Staten de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, in het geval een Statenlid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.
Artikel 11. Compensatie korting werkloosheidsuitkering [Toelichting: Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WW- uitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot Statenlid wordt gekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het Statenlidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden biedt provincies de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel 11 van de verordening.] 1. In het geval een Statenlid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het Statenlidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het Statenlid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de provincie verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting. 2. In het geval dat een Statenlid een uitkering op grond van het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het Statenlidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2
bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het Statenlid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de provincie verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.
Artikel 12. Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van Provinciale Staten [Toelichting: In artikel 75 van de Provinciewet is geregeld dat het voorzitterschap van Provinciale Staten bij verhindering of ontstentenis van de Commissaris van de Koningin wordt waargenomen door het langstzittende Statenlid. Provinciale Staten kunnen ook een ander Statenlid met de waarneming van het voorzitterschap belasten. In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden is in artikel 12 van de verordening geregeld dat bij een onafgebroken waarneming van meer dan 30 dagen het betreffende Statenlid over de tijd van waarneming recht heeft op een toeslag van 8% van de vergoeding voor de werkzaamheden en van de in artikel 3 bedoelde vaste onkostenvergoeding.] 1. Een Statenlid dat op grond van artikel 75 van de Provinciewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van Provinciale Staten waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 3.
Artikel 13. Ziektekostenvoorziening [Toelichting: Statenleden hebben recht op een tegemoetkoming in de ziektekosten. Het bedrag van die tegemoetkoming is afgestemd op die voor het provinciepersoneel. De tegemoetkoming is geïndexeerd (door koppeling aan de ontwikkeling van de nominale eindejaarsuitkering van rijksambtenaren). De over de Statenvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage ziektekosten wordt niet vergoed.] 1. Het Statenlid ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering van € 175,-- per jaar. 2. Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar Statenlid is geweest ontvangt de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar Statenlid is geweest. 3. De betaling van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in maandelijkse termijnen. 4. Indien de nominale eindejaarsuitkering van het personeel werkzaam bij de sector Rijk wijziging ondergaat wordt het in het eerste lid genoemde bedrag naar evenredigheid gewijzigd.
Artikel 14. Recht op uitkering bij aftreden [Toelichting: De artikelen 14 t/m 20 bevatten een sobere uitkeringsregeling voor Statenleden na hun aftreden. Het betreft een in tijd begrensde overbruggingsregeling ingeval van aantoonbare inkomstenderving. Gezien het specifieke karakter van het politieke ambt van Statenlid is de reden (en eventuele verwijtbaarheid) van hun aftreden niet relevant voor het recht op een uitkering. De regeling is bestemd voor Statenleden zonder (ander) betaald werk of met werk met beperkte inkomsten. In verband hiermee is er een strenge kortingsregeling opgenomen die voorkomt dat in de praktijk na aftreden ook Statenleden die daarnaast al een volledige betaalde hoofdbetrekking vervullen en dus niet hoeven te zoeken naar betaald werk, in aanmerking komen voor een uitkering. Gekort worden alle inkomsten die uitgaan boven het wettelijk minimumloon, inclusief vakantie-uitkering. Die bedraagt vanaf 1 januari 2007 op jaarbasis € 16.858,37. Als het gaat om nieuwe inkomsten of hogere inkomsten uit bestaande activiteiten worden die steeds volledig gekort (ook al bedragen alle inkomsten tezamen minder dan het wettelijk minimumloon). Inkomsten uit vermogen worden, net als bij andere gewezen politieke ambtsdragers, niet gekort. De uitkering wordt alleen op aanvraag verstrekt. Een Statenlid kan dus afzien van het recht op een uitkering als hij vindt dat voor een uitkering, gezien de omvang van eventuele inkomsten uit vermogen, geen reële noodzaak bestaat. De uitkeringsduur is, in overeenstemming met het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden, bepaald op ten hoogste 2 jaar. Voor deze maximale uitkeringsduur komen diegenen in aanmerking die ten minste een volle zittingsperiode (van 4 jaar) Statenlid zijn geweest. In verband hiermee is geregeld dat de uitkeringsduur gelijk is aan de helft van de periode van het Statenlidmaatschap. Er geldt een periode van ten minste 6 maanden Statenlidmaatschap als referte-eis. Daarmee bedraagt de uitkeringsduur in de praktijk steeds ten minste 3 maanden. In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden bedraagt de uitkering in het eerste jaar 80% en daarna 70% van de vergoeding voor de werkzaamheden. De uitkering is geïndexeerd: zij is gekoppeld aan de ontwikkeling van de vergoeding voor de werkzaamheden die jaarlijks wordt herzien. [Van gewezen Statenleden die een beroep op de uitkeringsregeling doen mag worden gevergd dat zij zoeken naar betaald werk waardoor zij niet of minder afhankelijk zijn van een uitkering ten laste van de provincie. Er is daarom een verplichting opgenomen om werk te zoeken. Een dergelijke verplichting is sinds kort ook voor leden van gedeputeerde Staten opgenomen in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. Die regeling is ontleend aan de verplichtingen en sancties ter zake die voor werkloze werknemers zijn opgenomen in de Werkloosheidswet. De regeling voor Statenleden sluit daarop aan. Wie zijn verplichtingen niet nakomt loopt het risico dat het recht op uitkering geheel of gedeeltelijk vervalt.] ] 1. Een Statenlid heeft op aanvraag met ingang van de datum van aftreden recht op een uitkering ten laste van de provincie indien hij direct vóór aftreden minimaal 6 maanden zonder onderbreking van langer dan 16 weken Statenlid is geweest. 2. Geen recht op een uitkering bij aftreden bestaat indien het Statenlid: a. na aftreden zonder onderbreking weer als Statenlid optreedt; b. op de datum van zijn aftreden 65 jaar of ouder is; c. van zijn Statenlidmaatschap vervallen is verklaard ingevolge artikel X.7 van de Kieswet;
d.
is benoemd in de plaats die is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een Statenlid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, ingevolge artikel X.12 van de Kieswet. [Toelichting: Vanaf 11 oktober 2006 is wettelijk de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers wegens zwangerschap en bevalling of ziekte geregeld. De wettelijke regeling geldt voor leden van de Tweede en Eerste Kamer en voor raads- en Statenleden. Het Statenlid dat van deze wettelijke regeling gebruik wil maken wordt op diens verzoek tijdelijk ontslag verleend voor een vaste termijn van 16 weken en wordt in die periode vervangen. Na afloop van die 16 weken herleeft het Statenlidmaatschap van rechtswege. Er vindt dan geen hernieuwd onderzoek naar de geloofsbrieven plaats en de eed hoeft niet hernieuwd te worden afgelegd. Een opeenvolging van vervanging bijvoorbeeld wegens zwangerschap en bevalling en daarna wegens ziekte is mogelijk. Er moet dan opnieuw een verzoek worden gedaan. Vervanging is beperkt tot drie perioden van 16 weken. De vervanger wordt tijdelijk maar volwaardig lid van Provinciale Staten. Betrokkene wordt op dezelfde wijze verkozen en staat dus op dezelfde kandidatenlijst. Er vindt onderzoek van de geloofsbrieven plaats en de eed moet worden afgelegd. De rechtspositionele voorzieningen i.v.m. de tijdelijke vervanging van Statenleden is geregeld in het Rechtspositiebesluit en doorvertaald in de artikelen 14, tweede lid, onderdeel d, 21, derde lid, en 22 van deze verordening. Dat betreft zowel de aanspraken van het vervangen Statenlid als van degene die als tijdelijke vervanger wordt aangesteld. Voor het vervangen Statenlid blijft de financiële rechtspositie zoveel mogelijk dezelfde. Zo blijven bijvoorbeeld de vergoeding voor de werkzaamheden en de voorzieningen voor computer- en communicatieapparatuur ongewijzigd. Omdat de reis- en verblijfkosten direct verbonden zijn aan de daadwerkelijke uitoefening van het Statenlidmaatschap blijven vergoedingen daarvoor gedurende de periode van tijdelijk ontslag achterwege. De vaste onkostenvergoeding vervalt niet in die periode maar wordt gehalveerd. De vaste onkostenvergoeding ziet immers voor een deel op uitgaven met een doorlopend karakter, zoals uitgaven voor abonnementen, contributies e.d. Degene die tijdelijk het Statenlid vervangt is in de periode van vervanging volwaardig Statenlid en de rechtspositionele voorzieningen zijn daarom onverkort van toepassing. Dat geldt alleen niet voor de wachtgeldaanspraken. Gezien de voorzienbaar beperkte periode van vervanging komt de vervanger na aftreden hiervoor niet in aanmerking. Een en ander zal overigens niet snel spelen omdat voor het recht op wachtgeld is vereist dat betrokkene direct vóór aftreden minimaal 6 maanden Statenlid is geweest. Evenmin komt de vervanger in aanmerking voor de financiële voorzieningen bij overlijden.]
Artikel 15. Duur van de uitkering bij aftreden 1. 2.
De uitkering bij aftreden wordt toegekend voor een duur gelijk aan de helft van het aantal volledige maanden waarin betrokkene direct vóór aftreden zonder onderbreking van langer dan 16 weken Statenlid is geweest. De maximumduur van de uitkering bij aftreden is 2 jaar.
Artikel 16. Bedrag van de uitkering bij aftreden 1. 2.
De uitkering bij aftreden bedraagt in het eerste jaar 80% en daarna 70% van het op het moment van aftreden geldende bedrag van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden. Indien de vergoeding voor de werkzaamheden met toepassing van artikel 2, tweede lid van het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden wordt herzien wordt de uitkering bij aftreden met ingang van het tijdstip van die herziening dienovereenkomstig aangepast.
Artikel 17. Korting wegens inkomsten 1.
2.
3.
4.
Inkomsten die het gewezen Statenlid geniet wegens het verrichten van activiteiten worden met de uitkering bij aftreden verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben, voor zoveel die uitgaan boven het bedrag van het minimumloon, inclusief de vakantie-uitkering, voor volwassen werknemers als bedoeld in de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag. Inkomsten die het gewezen Statenlid geniet wegens het verrichten van activiteiten, ter hand genomen met ingang van of na het aftreden als Statenlid en hogere inkomsten, anders dan ten gevolge van algemene loonsverhogingen, die hij geniet uit activiteiten, ter hand genomen vóór het aftreden als Statenlid, worden volledig met de uitkering bij aftreden verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid worden onder de daar vermelde inkomsten verstaan: a. winst uit een of meer ondernemingen, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001; b. belastbaar loon uit of in verband met arbeid en c. belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, behoudens voor zover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001; d. een arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. Het gewezen Statenlid is verplicht van het ter hand nemen van enige activiteiten als bedoeld in het eerste en tweede lid, terstond mededeling te doen aan Gedeputeerde Staten, onder opgave, voor zover mogelijk, van de inkomsten die hij uit die activiteiten zal trekken, een en ander overeenkomstig de hem door Gedeputeerde Staten gegeven voorschriften. Zijn de inkomsten niet vooraf op te geven, dan doet hij tijdig vóór het verschijnen
5.
van elke uitkeringstermijn opgave van de inkomsten die hij sinds het ter hand nemen van de activiteiten of sinds de vorige opgave heeft genoten. Brengt de aard van de activiteiten of van de inkomsten mede dat de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, dan geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op de uitkering bij aftreden een vermindering toegepast van een voorlopig bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het eind van de even bedoelde termijn. Het gewezen Statenlid geeft desgevraagd alle informatie betreffende de ter hand genomen activiteiten en de inkomsten die nodig zijn voor de uitvoering van dit artikel en wordt geacht erin toe te stemmen dat allen die daarvoor naar het oordeel van Gedeputeerde Staten in aanmerking komen, hierover desgevraagd alle noodzakelijke informatie verstrekken.
Artikel 18. De verplichting om werk te zoeken PM (Het betreft een vergelijkbare bepaling als welke voor gedeputeerden zal worden opgenomen in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.)
Artikel 19. Betaling van de uitkering bij aftreden De uitkering bij aftreden wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald.
Artikel 20. Opschorting en einde van de uitkering bij aftreden 1.
2.
De uitkering bij aftreden eindigt: a. op de dag waarop de uitkeringsduur is verstreken; b. met ingang van de maand, volgend op die waarop het gewezen Statenlid is overleden; c. met ingang van de maand, volgend op die waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt; d. met ingang van de dag waarop het gewezen Statenlid weer als Statenlid is beëdigd; e. met ingang van de dag waarop het gewezen Statenlid als lid van Gedeputeerde Staten is beëdigd. Gedeputeerde Staten kunnen de uitbetaling van de uitkering bij aftreden opschorten voor zolang het gewezen Statenlid niet heeft voldaan aan zijn in artikel 17, vierde en vijfde lid, bedoelde verplichting. Indien de in artikel 17, vierde en vijfde lid, bedoelde verplichting alsnog wordt nagekomen wordt de uitkering bij aftreden over de tijd van de opschorting, met inachtneming van artikel 17, alsnog uitbetaald.
Artikel 21. Uitkering bij overlijden [Toelichting: Bij overlijden van het Statenlid bestaat er voor de nagelaten betrekkingen recht op een overlijdensuitkering ter grootte van de vergoeding voor de werkzaamheden welke het Statenlid over de laatste drie maanden genoot. Deze voorziening sluit aan bij die voor gedeputeerden.] 1. In geval van overlijden van het Statenlid wordt aan de weduwe of weduwnaar van wie het overleden Statenlid niet duurzaam gescheiden leefde een bedrag uitgekeerd, gelijk aan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden, welke het Statenlid laatstelijk genoot over een tijdvak van drie maanden. Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar van wie het overleden Statenlid niet duurzaam gescheiden leefde nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen, of minderjarige kinderen waarover de overledene de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen dan geschiedt de uitkering aan degenen die geheel of grotendeels afhankelijk waren van het inkomen van het Statenlid. 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner alsmede degene met wie het overleden Statenlid ongehuwd samenleefde en een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid van de Algemene nabestaandenwet. 3. Dit artikel is niet van toepassing op een Statenlid dat is benoemd in de plaats die is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een Statenlid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, ingevolge artikel X.12 van de Kieswet. [Toelichting: Vanaf 11 oktober 2006 is wettelijk de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers wegens zwangerschap en bevalling of ziekte geregeld. De wettelijke regeling geldt voor leden van de Tweede en Eerste Kamer en voor raads- en Statenleden. Het Statenlid dat van deze wettelijke regeling gebruik wil maken wordt op diens verzoek tijdelijk ontslag verleend voor een vaste termijn van 16 weken en wordt in die periode vervangen. Na afloop van die 16 weken herleeft het Statenlidmaatschap van rechtswege. Er vindt dan geen hernieuwd onderzoek naar de geloofsbrieven plaats en de eed hoeft niet hernieuwd te worden afgelegd. Een opeenvolging van vervanging bijvoorbeeld wegens zwangerschap en bevalling en daarna wegens ziekte is mogelijk. Er moet dan opnieuw een verzoek worden gedaan. Vervanging is beperkt tot drie perioden van 16 weken. De vervanger wordt tijdelijk maar volwaardig lid van Provinciale Staten. Betrokkene wordt op dezelfde wijze verkozen en staat dus op dezelfde kandidatenlijst. Er vindt onderzoek van de geloofsbrieven plaats en de eed moet worden afgelegd. De rechtspositionele voorzieningen i.v.m. de tijdelijke vervanging van Statenleden is geregeld in het Rechtspositiebesluit en doorvertaald in de artikelen 14, tweede lid, onderdeel d, 21, derde lid, en 22 van deze
verordening. Dat betreft zowel de aanspraken van het vervangen Statenlid als van degene die als tijdelijke vervanger wordt aangesteld. Voor het vervangen Statenlid blijft de financiële rechtspositie zoveel mogelijk dezelfde. Zo blijven bijvoorbeeld de vergoeding voor de werkzaamheden en de voorzieningen voor computer- en communicatieapparatuur ongewijzigd. Omdat de reis- en verblijfkosten direct verbonden zijn aan de daadwerkelijke uitoefening van het Statenlidmaatschap blijven vergoedingen daarvoor gedurende de periode van tijdelijk ontslag achterwege. De vaste onkostenvergoeding vervalt niet in die periode maar wordt gehalveerd. De vaste onkostenvergoeding ziet immers voor een deel op uitgaven met een doorlopend karakter, zoals uitgaven voor abonnementen, contributies e.d. Degene die tijdelijk het Statenlid vervangt is in de periode van vervanging volwaardig Statenlid en de rechtspositionele voorzieningen zijn daarom onverkort van toepassing. Dat geldt alleen niet voor de wachtgeldaanspraken. Gezien de voorzienbaar beperkte periode van vervanging komt de vervanger na aftreden hiervoor niet in aanmerking. Een en ander zal overigens niet snel spelen omdat voor het recht op wachtgeld is vereist dat betrokkene direct vóór aftreden minimaal 6 maanden Statenlid is geweest. Evenmin komt de vervanger in aanmerking voor de financiële voorzieningen bij overlijden.]
Artikel 22. Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte [Toelichting: Vanaf 11 oktober 2006 is wettelijk de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers wegens zwangerschap en bevalling of ziekte geregeld. De wettelijke regeling geldt voor leden van de Tweede en Eerste Kamer en voor raads- en Statenleden. Het Statenlid dat van deze wettelijke regeling gebruik wil maken wordt op diens verzoek tijdelijk ontslag verleend voor een vaste termijn van 16 weken en wordt in die periode vervangen. Na afloop van die 16 weken herleeft het Statenlidmaatschap van rechtswege. Er vindt dan geen hernieuwd onderzoek naar de geloofsbrieven plaats en de eed hoeft niet hernieuwd te worden afgelegd. Een opeenvolging van vervanging bijvoorbeeld wegens zwangerschap en bevalling en daarna wegens ziekte is mogelijk. Er moet dan opnieuw een verzoek worden gedaan. Vervanging is beperkt tot drie perioden van 16 weken. De vervanger wordt tijdelijk maar volwaardig lid van Provinciale Staten. Betrokkene wordt op dezelfde wijze verkozen en staat dus op dezelfde kandidatenlijst. Er vindt onderzoek van de geloofsbrieven plaats en de eed moet worden afgelegd. De rechtspositionele voorzieningen i.v.m. de tijdelijke vervanging van Statenleden is geregeld in het Rechtspositiebesluit en doorvertaald in de artikelen 14, tweede lid, onderdeel d, 21, derde lid, en 22 van deze verordening. Dat betreft zowel de aanspraken van het vervangen Statenlid als van degene die als tijdelijke vervanger wordt aangesteld. Voor het vervangen Statenlid blijft de financiële rechtspositie zoveel mogelijk dezelfde. Zo blijven bijvoorbeeld de vergoeding voor de werkzaamheden en de voorzieningen voor computer- en communicatieapparatuur ongewijzigd. Omdat de reis- en verblijfkosten direct verbonden zijn aan de daadwerkelijke uitoefening van het Statenlidmaatschap blijven vergoedingen daarvoor gedurende de periode van tijdelijk ontslag achterwege. De vaste onkostenvergoeding vervalt niet in die periode maar wordt gehalveerd. De vaste onkostenvergoeding ziet immers voor een deel op uitgaven met een doorlopend karakter, zoals uitgaven voor abonnementen, contributies e.d. Degene die tijdelijk het Statenlid vervangt is in de periode van vervanging volwaardig Statenlid en de rechtspositionele voorzieningen zijn daarom onverkort van toepassing. Dat geldt alleen niet voor de wachtgeldaanspraken. Gezien de voorzienbaar beperkte periode van vervanging komt de vervanger na aftreden hiervoor niet in aanmerking. Een en ander zal overigens niet snel spelen omdat voor het recht op wachtgeld is vereist dat betrokkene direct vóór aftreden minimaal 6 maanden Statenlid is geweest. Evenmin komt de vervanger in aanmerking voor de financiële voorzieningen bij overlijden. ] 1. De artikelen 2 tot en met 4, 7 tot en met 21, 37 en 39 zijn van overeenkomstige toepassing op het Statenlid aan wie ingevolge artikel X.10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding die dit Statenlid op grond van artikel 3, eerste of tweede lid, ontvangt de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is. 2. Een tijdelijk ontslag als bedoeld in artikel X.10 van de Kieswet wordt niet aangemerkt als een aftreden als bedoeld in de artikelen 14 tot en met 20.
Hoofdstuk III. Voorzieningen voor gedeputeerden
Artikel 23. Onkostenvergoeding 1.
2.
Aan de gedeputeerde wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 21, eerste lid van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 21, tweede lid van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien. In afwijking van het eerste lid is de onkostenvergoeding voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten 7% van het voor hem ingevolge het eerste lid geldende bedrag indien de gedeputeerde op grond van artikel 31 een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking is gesteld.
Artikel 24. Reiskosten woon-werkverkeer en OV-kaartverstrekking [Toelichting: Voor gedeputeerden is in artikel 24 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. Bij gebruik van de eigen personenauto bedraagt de vergoeding in 2007 € 0,14 per afgelegde kilometer. In plaats daarvan kan de gedeputeerde voor woon-werkverkeer en zakelijk verkeer belastingvrij ook een OV-jaarkaart 1e of 2e klasse worden verstrekt. De verstrekking van de OV kaart is belastingvrij als aannemelijk is dat de kaart mede wordt gebruikt voor zakelijke reizen of woon-werkverkeer. Als een OV-jaarkaart is verstrekt kunnen reiskosten met openbare middelen van vervoer uiteraard niet worden gedeclareerd en worden zakelijke reiskosten met eigen middelen van vervoer alleen bij hoge uitzondering vergoed, als reizen met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies zijn te maken Ingevolge artikel 25 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met de eigen personenauto in 2007 € 0,37 per afgelegde kilometer. De kilometervergoeding is, voor zover die meer bedraagt dan € 0,19, belast. Als een OV-jaarkaart is verstrekt zijn er uiteraard geen reiskosten met openbare middelen van vervoer te declareren. Zakelijke reiskosten met eigen middelen van vervoer worden in dat geval alleen bij hoge uitzondering vergoed, als met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies kan worden gereisd. Voor zakelijke kilometers (waaronder mede te verstaan de kilometers voor het woon-werkverkeer) kan, zoals gezegd, een onbelaste vergoeding worden verleend van maximaal € 0,19 per kilometer, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Vergoedingen die daarboven uitgaan zijn voor dat hogere deel belast. De fiscus staat toe de reiskostenvergoedingen voor de verschillende doeleinden te salderen. Dat houdt in dat als bijvoorbeeld de verstrekte reiskostenvergoeding voor dienstreizen hoger is dan de fiscaalwettelijk vastgestelde belastingvrije vergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer een verstrekte lagere vergoeding dan € 0,19 voor woon-werkverkeer daarop in mindering mag worden gebracht. Die salderingsmogelijkheid moet wel in een formele vergoedingsregeling zijn vastgelegd. Die is opgenomen in artikel 25, derde lid. Indien voor het provinciaal personeel een salderingsregeling geldt wordt daarbij aangesloten. Ontbreekt een dergelijke regeling, dan geldt de salderingsregeling voor het rijkspersoneel. In het volgende voorbeeld wordt toegelicht wat het vorenstaande betekent voor het salderen en de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van reiskostenvergoedingen. Voorbeeld, uitgegaan van de oude kilometervergoeding van € 0,28. Betrokkene krijgt in een kalenderjaar van zijn werkgever een reiskostenvergoeding van in totaal € 2.240,--, bestaande uit: • een vergoeding voor 10.000 woon-werkkilometers x € 0,14 = € 1.400,-- en • een vergoeding voor 3.000 kilometers wegens dienstreizen x € 0,28 = € 840,--. Als er geen salderingsregeling is moet de inhoudingsplichtige in ieder tijdvak het bovenmatig bedrag van de vergoeding voor de dienstreizen in de heffing betrekken (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270,--). Als er wel een salderingsregeling is mag de inhoudingsplichtige deze heffing uitstellen (dit is niet verplicht). Saldering leidt dan tot het volgende resultaat: totale reiskostenvergoeding € 2.240,-- gedeeld door het totaal aantal kilometers 13.000 = gemiddelde vergoeding per km van € 0,17 per kilometer. Na saldering blijft de vergoeding onder de € 0,19 per km waardoor de totale reisvergoeding onbelast blijft. Indien de werkgever het ‘bovenmatige’ gedeelte van € 0,09 van de dienstreiskilometers reeds heeft belast (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270,--) mag de inhoudingsplichtige uiterlijk in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar in zijn loonadministratie als negatief loon opnemen: € 270,--. Reiskostenvergoedingen mogen dus ook onderling worden gesaldeerd. Kilometers die betrekking hebben op het reizen per openbaar vervoer waarvoor een vergoeding in geld is ontvangen, alsmede kilometers die als meerijder zijn afgelegd zonder dat sprake is van vervoer vanwege de werkgever en zonder dat de betrokkene daarvoor een vergoeding heeft ontvangen, mogen eveneens bij de saldering worden betrokken. Saldering, respectievelijk belastingheffing over het bovenmatig deel dat na saldering overblijft, mag worden uitgesteld. Afrekening met de fiscus op basis van saldering kan na afloop van een bepaald loontijdvak, maar dient uiterlijk plaats te vinden in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar. Saldering na afloop van een kalenderkwartaal, half kalenderjaar of heel kalenderjaar is mogelijk zolang de vergoeding niet definitief is toegekend. In verband daarmee wordt de reiskostenvergoeding in eerste instantie bij wijze van voorschot uitbetaald. Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van de in een gekozen periode uitbetaalde reiskostenvergoedingen dient te worden uitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstkilometers, vermeerderd met de daadwerkelijk afgelegde woon-werkkilometers. ] De gedeputeerde wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling naar keuze: a. b.
een openbaar vervoerjaarkaart eerste of tweede klasse verstrekt; een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig het bepaalde in de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden.
Artikel 25. Zakelijke reiskosten en OV-kaartverstrekking [Toelichting: Voor gedeputeerden is in artikel 24 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. Bij gebruik van de eigen personenauto bedraagt de vergoeding in 2007 € 0,14 per afgelegde kilometer. In plaats daarvan kan de gedeputeerde voor woon-werkverkeer en zakelijk verkeer belastingvrij ook een OV-jaarkaart 1e of 2e klasse worden verstrekt. De verstrekking van de OV kaart is belastingvrij als aannemelijk is dat de kaart mede wordt gebruikt voor zakelijke reizen of woon-werkverkeer. Als een OV-jaarkaart is verstrekt kunnen reiskosten met openbare middelen van vervoer uiteraard niet worden gedeclareerd en worden zakelijke reiskosten met eigen middelen van vervoer alleen bij hoge uitzondering vergoed, als reizen met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies zijn te maken Ingevolge artikel 25 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met de eigen personenauto in 2007 € 0,37 per afgelegde
kilometer. De kilometervergoeding is, voor zover die meer bedraagt dan € 0,19, belast. Als een OV-jaarkaart is verstrekt zijn er uiteraard geen reiskosten met openbare middelen van vervoer te declareren. Zakelijke reiskosten met eigen middelen van vervoer worden in dat geval alleen bij hoge uitzondering vergoed, als met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies kan worden gereisd. Voor zakelijke kilometers (waaronder mede te verstaan de kilometers voor het woon-werkverkeer) kan, zoals gezegd, een onbelaste vergoeding worden verleend van maximaal € 0,19 per kilometer, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Vergoedingen die daarboven uitgaan zijn voor dat hogere deel belast. De fiscus staat toe de reiskostenvergoedingen voor de verschillende doeleinden te salderen. Dat houdt in dat als bijvoorbeeld de verstrekte reiskostenvergoeding voor dienstreizen hoger is dan de fiscaalwettelijk vastgestelde belastingvrije vergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer een verstrekte lagere vergoeding dan € 0,19 voor woon-werkverkeer daarop in mindering mag worden gebracht. Die salderingsmogelijkheid moet wel in een formele vergoedingsregeling zijn vastgelegd. Die is opgenomen in artikel 25, derde lid. Indien voor het provinciaal personeel een salderingsregeling geldt wordt daarbij aangesloten. Ontbreekt een dergelijke regeling, dan geldt de salderingsregeling voor het rijkspersoneel. In het volgende voorbeeld wordt toegelicht wat het vorenstaande betekent voor het salderen en de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van reiskostenvergoedingen. Voorbeeld, uitgegaan van de oude kilometervergoeding van € 0,28. Betrokkene krijgt in een kalenderjaar van zijn werkgever een reiskostenvergoeding van in totaal € 2.240,--, bestaande uit: • een vergoeding voor 10.000 woon-werkkilometers x € 0,14 = € 1.400,-- en • een vergoeding voor 3.000 kilometers wegens dienstreizen x € 0,28 = € 840,--. Als er geen salderingsregeling is moet de inhoudingsplichtige in ieder tijdvak het bovenmatig bedrag van de vergoeding voor de dienstreizen in de heffing betrekken (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270,--). Als er wel een salderingsregeling is mag de inhoudingsplichtige deze heffing uitstellen (dit is niet verplicht). Saldering leidt dan tot het volgende resultaat: totale reiskostenvergoeding € 2.240,-- gedeeld door het totaal aantal kilometers 13.000 = gemiddelde vergoeding per km van € 0,17 per kilometer. Na saldering blijft de vergoeding onder de € 0,19 per km waardoor de totale reisvergoeding onbelast blijft. Indien de werkgever het ‘bovenmatige’ gedeelte van € 0,09 van de dienstreiskilometers reeds heeft belast (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270,--) mag de inhoudingsplichtige uiterlijk in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar in zijn loonadministratie als negatief loon opnemen: € 270,--. Reiskostenvergoedingen mogen dus ook onderling worden gesaldeerd. Kilometers die betrekking hebben op het reizen per openbaar vervoer waarvoor een vergoeding in geld is ontvangen, alsmede kilometers die als meerijder zijn afgelegd zonder dat sprake is van vervoer vanwege de werkgever en zonder dat de betrokkene daarvoor een vergoeding heeft ontvangen, mogen eveneens bij de saldering worden betrokken. Saldering, respectievelijk belastingheffing over het bovenmatig deel dat na saldering overblijft, mag worden uitgesteld. Afrekening met de fiscus op basis van saldering kan na afloop van een bepaald loontijdvak, maar dient uiterlijk plaats te vinden in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar. Saldering na afloop van een kalenderkwartaal, half kalenderjaar of heel kalenderjaar is mogelijk zolang de vergoeding niet definitief is toegekend. In verband daarmee wordt de reiskostenvergoeding in eerste instantie bij wijze van voorschot uitbetaald. Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van de in een gekozen periode uitbetaalde reiskostenvergoedingen dient te worden uitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstkilometers, vermeerderd met de daadwerkelijk afgelegde woon-werkkilometers. ] 1. Aan de gedeputeerde wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 24, vergoeding verleend voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 24 bedoelde reizen ten behoeve van de provincie gemaakt. De vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten, met inachtneming van artikel 24, onderdeel a; b. bij gebruik van een eigen personenauto: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bedrag, genoemd in artikel 4, onderdeel b van de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. 2. Aan de gedeputeerde aan wie ingevolge artikel 24 een openbaarvervoerjaarkaart is verstrekt worden de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde reiskosten alleen vergoed als met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies kan worden gereisd. 3. Op aanvraag worden de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde gesaldeerd overeenkomstig de regeling voor provinciaal personeel. Indien geen regeling als bedoeld in de eerste volzin is vastgesteld vindt op aanvraag saldering van de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde plaats overeenkomstig artikel 4a van de Reisregeling binnenland, artikel 2a van de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de krachtens het Verplaatsingskostenbesluit 1989 vastgestelde Verplaatsingskostenregeling 1989.
Artikel 26. Dienstauto [Toelichting: Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de provincie een dienstauto met chauffeur voor zakelijk gebruik beschikbaar stellen aan gedeputeerden. Het beleid en de beslispunten ten aanzien van het gebruik van de dienstauto is vastgesteld in de GS-nota van 23 januari 2007 (2007/0015725). Hierin is onder andere beslist dat het gebruik van de dienstauto voor woon-werkverkeer in lijn met het huidige beleid te beperken tot die ritten waarbij aansluitend een functioneel bezoek buiten Zwolle afgelegd dient te worden. De dienstauto kan ook worden gebruikt voor de vervulling van een q.q.-nevenfunctie. Het gebruik van de dienstauto voor dienstreizen, woon-werkverkeer en zuivere q.q.-functies wordt door de Belastingdienst als zakelijk beschouwd. Gebruik voor andere nevenfuncties zal gezien worden als privégebruik. Bij een gebruik van meer dan 500 km op jaarbasis heeft dat tot gevolg dat 22% van de cataloguswaarde bij de bezoldiging wordt geteld. De eventueel uit hoofde van die nevenfunctie ontvangen vergoeding van reiskosten ter zake wordt in dat geval in de provinciale kas gestort. De dienstauto is niet beschikbaar voor privégebruik. ]
1. 2. 3.
4. 5.
De gedeputeerde kan voor reizen ten behoeve van de provincie gebruik maken van een dienstauto met chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de provincie ingehuurde auto. De dienstauto met chauffeur kan door de gedeputeerde ook worden gebruikt voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling en voor reizen ten behoeve van nevenfuncties die de gedeputeerde vervult uit hoofde van zijn ambt. Indien de gedeputeerde op grond van artikel 24 een tegemoetkoming ontvangt in de reiskosten tussen de woning en de plaats van tewerkstelling wordt een korting op die tegemoetkoming toegepast ter grootte van: a. 1/20 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop zowel van de woning naar de plaats van tewerkstelling als omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto; b. 1/40 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop alleen hetzij van de woning naar de plaats van tewerkstelling hetzij omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto. Indien de gedeputeerde ingevolge artikel 24 een openbaarvervoerjaarkaart is verstrekt wordt bij gebruik van een dienstauto voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling een korting op zijn bezoldiging toegepast overeenkomstig het bepaalde in de onderdelen a en b van het derde lid. Indien de gedeputeerde voor reizen ten behoeve van in het tweede lid bedoelde nevenfuncties gebruik maakt van de provinciale dienstauto en daarvoor van een derde ook een vergoeding van reiskosten ontvangt wordt die vergoeding in de provinciale kas gestort.
Artikel 27. Verblijfkosten De gedeputeerde worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van reizen, bedoeld in artikel 25, volledig vergoed.
Artikel 28. Buitenlandse dienstreis [Toelichting: Bij buitenlandse dienstreizen in het provinciaal belang kunnen de gedeputeerde de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college van gedeputeerde Staten over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privéreis. Ook Statencommissies maken wel eens in het provinciaal belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moeten Provinciale Staten expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de provincie georganiseerd. Hetgeen hierboven is geschreven over buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden geldt mutatis mutandis ook voor buitenlandse excursies en reizen van Statencommissies. Voor Statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. ] 1. Indien de gedeputeerde in het provinciaal belang een reis buiten Nederland maakt worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed. 2. Voor een reis in het provinciaal belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van gedeputeerde Staten vereist. Provinciale Staten kunnen aan deze toestemming voorwaarden verbinden.
Artikel 29. Cursus, congres, seminar of symposium 1. 2.
De kosten van deelname van een gedeputeerde aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het provinciaal belang door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de provincie. De gedeputeerde die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de provincie wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de provincie als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van gedeputeerde.
Artikel 30. Computerconfiguratie 1. 2.
De gedeputeerde ontvangt op aanvraag voor de uitoefening van het ambt een tegemoetkoming voor – niet limitatief – de aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur, vervanging, software en een onderhoudscontract. Door Gedeputeerde Staten wordt nog een uitvoeringsregeling opgesteld.
3.
Op aanvraag ontvangt de gedeputeerde een vast bedrag ter vergoeding van de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste lid genoemde computerapparatuur. Gedeputeerde Staten stellen de hoogte van het in de eerste volzin bedoelde bedrag aan de vergoeding vast.
Artikel 31. Mobiele telefoon [Toelichting: Als onderdeel van de bedrijfsvoering wordt de gedeputeerde op aanvraag voor zakelijk gebruik een mobiele telefoon als 2e telefoon om niet ter beschikking gesteld. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die de gedeputeerde met de provincie sluit. Het model van die overeenkomst is door Gedeputeerde Staten vastgesteld. De kosten van het zakelijk gebruik van de mobiele telefoon komen ten laste van de provincie. In lijn met het huidige beleid blijft het gebruik van de mobiele telefoon beperkt tot zakelijke doeleinden. In de toelichting op artikel 23 is al ingegaan op de korting op de vaste kostenvergoeding bij beschikbaarstelling van een mobiele telefoon.] 1. Op aanvraag wordt de gedeputeerde voor de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld. 2. De gedeputeerde ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de provincie. 3. Gedeputeerde Staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast. 4. De mobiele telefoon wordt alleen gebruikt voor zakelijke doeleinden.
Artikel 32. Spaarloonregeling De gedeputeerde kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende spaarloonregeling.
Artikel 33. Reis- en pensionkosten en verhuiskosten [Toelichting: Sinds de dualisering van het provinciebestuur kunnen personen van buiten Provinciale Staten tot gedeputeerde worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de provincie zelf wonen. Die zijn op grond van de Provinciewet verplicht om te gaan wonen in de provincie waar zij gedeputeerde zijn geworden. In artikel 33 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de provincie in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing. De vergoedingen zijn onbelast.] De gedeputeerde die bij benoeming nog niet over woonruimte in de provincie beschikt heeft ten laste van de provincie aanspraak op vergoeding van: a. b.
reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 18, tweede lid van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden; verhuiskosten in verband met de benoeming als gedeputeerde overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 18, tweede lid van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden.
Hoofdstuk IV. Voorzieningen voor commissieleden
Artikel 34. Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen [Toelichting: In dit artikel is het presentiegeld voor leden van provinciale commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor Statenleden en gedeputeerden die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben. Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het provinciaal belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij provinciale verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 34, eerste lid, is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO-lonen overheid. Hiervoor is in de provincie geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van het presentiegeld is gekoppeld aan het maximumbedrag dat jaarlijks wordt bijsteld. Het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden biedt de mogelijkheid om in de provinciale verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 34, vierde lid. ] 1. Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 13 van het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 13 voornoemd wordt herzien. 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 94 van de Provinciewet ontvangt. 3. Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie: a. als Statenlid of gedeputeerde;
b.
uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid danwel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd; c. als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het provinciaal belang dient. Voor leden van commissies als bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden wordt door Provinciale Staten respectievelijk door Gedeputeerde Staten in het instellingsbesluit de hoogte van de vergoedingen vastgesteld; Voor bestuurscommissies als bedoeld in artikel 81 Provinciewet die worden ingesteld door Gedeputeerde Staten, dragen Provinciale Staten haar bevoegdheid uit artikel 94 Provinciewet over aan Gedeputeerde Staten.
4. 5.
Artikel 35. Reis- en verblijfkosten 1.
Aan het lid van een commissie dat geen Statenlid of gedeputeerde is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten; b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de Reisregeling binnenland. Het in het eerste lid bedoelde lid van de commissie worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland.
2.
Artikel 36. Buitenlandse excursie of reis [Toelichting: Bij buitenlandse dienstreizen in het provinciaal belang kunnen de gedeputeerde de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college van gedeputeerde Staten over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privéreis. Ook Statencommissies maken wel eens in het provinciaal belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moeten Provinciale Staten expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de provincie georganiseerd. Hetgeen hierboven is geschreven over buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden geldt mutatis mutandis ook voor buitenlandse excursies en reizen van Statencommissies. Voor Statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. ] 1. Provinciale Staten kunnen een commissie uit Provinciale Staten toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. Provinciale Staten kunnen aan de toestemming voorwaarden verbinden. 2. De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de provincie georganiseerd. 3. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de provincie.
Hoofdstuk V. De procedure van declaratie
Artikel 37. Betaling van kosten [Toelichting: In artikel 37 zijn de twee wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 38 t/m 39 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden. Declaratie van vooruitbetaalde kosten Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:
• • • • •
reis- en verblijfkosten van Statenleden; zakelijke reis- en verblijfkosten van gedeputeerden; reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden; reis- en pensionkosten en verhuiskosten; reis- en verblijfkosten van leden van provinciale commissies.
Rechtstreekse facturering bij de provincie
Rekeningen kunnen rechtreeks bij de provincie in rekening worden gebracht in de volgende gevallen: • deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door Statenleden en gedeputeerden;
• • •
zakelijke reis- en verblijfkosten van gedeputeerden; reis- en pensionkosten en verhuiskosten;
reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden. ]
Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door: a. b.
betaling uit eigen middelen; of rechtstreekse toezending van de factuur aan de provincie.
Artikel 38. Declaratie van vooruit betaalde kosten [Toelichting: In artikel 37 zijn de twee wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 38 t/m 39 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden. Declaratie van vooruitbetaalde kosten Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:
• • • • •
reis- en verblijfkosten van Statenleden;
• • •
zakelijke reis- en verblijfkosten van gedeputeerden;
zakelijke reis- en verblijfkosten van gedeputeerden; reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden; reis- en pensionkosten en verhuiskosten; reis- en verblijfkosten van leden van provinciale commissies.
Rechtstreekse facturering bij de provincie Rekeningen kunnen rechtreeks bij de provincie in rekening worden gebracht in de volgende gevallen: • deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door Statenleden en gedeputeerden;
1. 2.
reis- en pensionkosten en verhuiskosten; reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden. ] Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 25, 27, 28, 33 en 35 wordt gebruikgemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door Gedeputeerde Staten is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het Statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde dient het declaratieformulier binnen 2 maanden bij de griffier, onderscheidenlijk de provinciesecretaris of een door hem aangewezen ambtenaar in, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.
Artikel 39. Rechtstreekse facturering bij de provincie [Toelichting: In artikel 37 zijn de twee wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 38 t/m 39 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden. Declaratie van vooruitbetaalde kosten Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:
• • • • •
reis- en verblijfkosten van Statenleden;
• • •
zakelijke reis- en verblijfkosten van gedeputeerden;
zakelijke reis- en verblijfkosten van gedeputeerden; reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden; reis- en pensionkosten en verhuiskosten; reis- en verblijfkosten van leden van provinciale commissies.Rechtstreekse facturering bij de provincie
Rekeningen kunnen rechtreeks bij de provincie in rekening worden gebracht in de volgende gevallen: • deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door Statenleden en gedeputeerden;
1. 2.
reis- en pensionkosten en verhuiskosten; reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden. ] De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 7, 25, 27, 28, 29 en 33 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het Statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde voor akkoord ondertekende factuur aan de provincie. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door gedeputeerde Staten is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.
3.
Het Statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde dient het begeleidingsformulier en de factuur binnen 2 maanden in bij de griffier, onderscheidenlijk de provinciesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar.
Hoofdstuk VI. Voorzieningen voor de commissaris van de Koningin
Artikel 40. Rechtspositie De rechtspositie van de Commissaris van de Koningin wordt bepaald door de Provinciewet, het Rechtspositiebesluit Commissaris van de Koningin en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten. In aansluiting en/of uitvoering van bovengenoemde heeft de commissaris nog aanspraak op de voorzieningen in dit hoofdstuk geregeld.
Artikel 41. Dienstauto De commissaris kan conform het bepaalde in artikel 26 gebruikmaken van de dienstauto.
Artikel 42. Verhuiskostenvoorziening 1. 2.
3.
4. 5.
De commissaris kan onder de in lid 2 genoemde voorwaarden een vergoeding krijgen voor verhuiskosten in verband met ontslag of niet herbenoeming zoals bepaald in artikel 8, lid 4, Rechtspositiebesluit Commissarissen van de Koningin. Een tegemoetkoming in de verhuiskosten als bedoeld in lid 1 kan slechts worden verleend bij vrijwillige verandering van de woonplaats binnen Nederland, verband houdende met: a. ontslag, terzake waarvan de commissaris recht heeft op een uitkering op grond van een VUT-overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onderdeel e van de Wet kaderregeling VUT overheidspersoneel of wanneer aan hem ontslag wordt verleend wegens het bereiken van de leeftijd van 65 jaar; b. ontslag, dat de commissaris anders dan op eigen verzoek is verleend en niet het gevolg is van aan hem te wijten feiten en omstandigheden; c. het overlijden van de commissaris. Een tegemoetkoming als bedoeld in het tweede lid wordt slechts verleend, indien de commissaris in een periode van minder dan 10 jaren voorafgaande aan het beëindigen van het dienstverband is verhuisd ten gevolge van een verplaatsing en Provinciale Staten een verhuizing van het gezin naar de oude woonomgeving noodzakelijk acht. Provinciale Staten wint daarbij een bedrijfsmaatschappelijk advies in. Geen tegemoetkoming in de verhuiskosten als bedoeld in lid 1 wordt verleend indien de verhuizing niet heeft plaatsgevonden binnen twee jaren na de datum van het ontslag danwel overlijden. De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld in de Regeling rechtspositie van de Commissarissen van de Koningin.
Hoofdstuk VII. Overige provinciale uitvoeringsbepalingen
Artikel 43. Integriteit Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koningin zijn gehouden te handelen conform het bepaalde in de ‘Gedragscode voor bestuurders van de provincie Overijssel 2004’ (kenmerk MI/2003/794).
Artikel 44. Verzekeringen De provincie sluit ten behoeve van de Statenleden en gedeputeerden de noodzakelijke (functionele) verzekeringen af.
Hoofdstuk VIII. Citeertitel en inwerkingtreding
Artikel 45. Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Rechtspositie Statenleden, gedeputeerden en commissieleden 2007.
Artikel 46. Inwerkingtreding Met de inwerkingtreding (per 15 maart 2007) van deze verordening wordt de Verordening Rechtspositie Statenleden, gedeputeerden en commissieleden 2003 ingetrokken.
Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 provincie.overijssel.nl
[email protected] RABO Zwolle 39 73 41 121 De heer R.G. Berkhof RA Penningmeester PVV fractie
Inlichtingen bij mw. C.J. van Riele - Bodewes telefoon 038 499 87 81
[email protected]
Voorschot fractievergoeding april t / m december 2 0 1 1
Datum 27.04.2011
Geachte heer Berkhof,
Kenmerk
PS/2011/379 pagina 1 uw brief uw kenmerk
Jaarlijks ontvangt u van ons bericht over de hoogte van de aan uw fractie toegekende tegemoetkoming in de kosten van de werkzaamheden, conform artikel 7 Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning provincie Overijssel 2009. I n een jaar waarin de verkiezingen plaatsvinden, wordt in de eerste maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen Staten plaatsvindt het voorschot verstrekt voor de overige maanden van dat jaar. De vergoeding voor uw fractie voor de periode van april t / m december 2 0 1 1 is als volgt berekend. Vast bedrag per fractie: 4 leden x € 4.419,06 Totaal:
€ 23.636,81 € 17.676.23 € 41.313,04 x 9/12 = € 30.984,78
Het voorschot voor de maanden april t / m december 2 0 1 1 wordt zo spoedig mogelijk op rekeningnummer 11.29.72.284 overgemaakt. I n het vertrouwen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Provinciale Staten van Overijssel, namens dezen,
drs. R. Wiggers, griffier
Bijlagen
Datum verzending
Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 provincie.overijssel.nl
[email protected]
RABO Zwolle 39 73 41 121 De heer R.G. Berkhof RA Penningmeester PVV fractie
Inlichtingen bij mw. C.J. van Riele - Bodewes telefoon 038 499 87 81
[email protected]
Voorschot eerste helft fractievergoeding 2012
Datum
Geachte heer Berkhof,
25.01.2012 Kenmerk
PS/2012/41 Pagina
Jaarlijks ontvangt u van ons bericht over de hoogte van de aan uw fractie toegekende tegemoetkoming in de kosten van de werkzaamheden, conform artikel 7 Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning provincie Overijssel 2009.
1 De tegemoetkoming voor uw fractie bedraagt voor 2 0 1 2 :
uw kenmerk
Vast bedrag per fractie: 4 leden x € 4.507,44 Totaal:
€24.109,55 € 18.029.76 €42.139,31
Het bedrag wordt in twee termijnen als voorschot op dit kalenderjaar verstrekt. De eerste helft van de vergoeding ad € 21.069,66 wordt rond 1 februari a.s. op rekeningnummer 11.29.72.284 overgemaakt. Op grond van het bepaalde in artikel 13 van bovengenoemde Verordening legt elke fractie binnen drie maanden na het einde van het kalenderjaar aan Provinciale Staten verantwoording af over de besteding van de bijdrage voor fractieondersteuning door middel van een verslag. De verslaglegging vindt plaats aan de hand van bijgevoegd format. Het bestedingsoverzicht over het kalenderjaar 2011 (vanaf 10 maart 2011) met de bijbehorende administratie dient u vóór 1 april 2 0 1 2 in te dienen bij de griffie. De accountant zal in april de verantwoording controleren aan de hand van door u in gediende bewijsstukken. I n het vertrouwen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Provinciale Staten van Overijssel, namens dezen,
drs. R. Wiggers, griffier
Bijlagen
1 Datum verzending
Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 provincie.overijssel.nl
[email protected] RABO Zwolle 39 73 41 121 De heer R.G. Berkhof RA Penningmeester PVV fractie
Inlichtingen bij mw. C.J. van Riele - Bodewes telefoon 038 499 87 81
[email protected]
Voorschot tweede helft fractievergoeding 2012
Datum
Geachte heer Berkhof,
16 07 2012 Kenmerk
PS/2012/569 Pagina
Conform artikel 9, lid 1 van de wijziging Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 2009 (PS/2009/1010) wordt de vergoeding voor fractieondersteuning in twee termijnen als voorschot op dat kalenderjaar verstrekt.
1
Uw kenmerk
De tegemoetkoming voor 2012 voor uw fractie bedraagt € 4 2 . 1 3 9 , 3 1 . De eerste helft van de vergoeding ad € 21.069,66 is in januari 2012 aan u overgemaakt. De tweede helft van de vergoeding ad € 21.069,66 wordt voor 31 j u l i a.s. op rekeningnummer 11.29.72.284 overgemaakt. In het vertrouwen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Provinciale Staten van Overijssel, namens dezen,
drs. R. Wiggers, griffier
Bijlagen
Datum verzending
Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 provincie.overijssel.nl
[email protected] RABO Zwolle 39 73 41 121 De heer R.G. Berkhof RA Penningmeester PVV fractie
Inlichtingen bij mw. C.J. van Riele - Bodewes telefoon 038 499 87 81
[email protected]
Vaststelling besteding fractievergoeding 2 0 1 1 (na 9 maart)
Datum 10 10 2012 Kenmerk
PS/2012/898 Pagina
1 uw brier uw kenmerk
Geachte heer Berkhof, Op grond van de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 2009 ontvangen alle Statenfracties jaarlijks een financiële vergoeding voor fractieondersteuning. Binnen drie maanden na het einde van het kalenderjaar dient elke fractie verantwoording af te leggen aan Provinciale Staten over de besteding van de bijdrage. i n de vergadering van Provinciale Staten d.d. 10 oktober 2012 is op basis van de accountantsrapportage de besteding fractievergoeding 2 0 1 1 (na 9 maart) voor de PVV fractie vastgesteld op het bedrag van € 23.502,—. Een bedrag van € 7 . 4 8 3 , - is door uw fractie niet besteed. Dit bedrag schuift door naar het volgende jaar. Aan het einde van de zittingsperiode, in 2015, besluiten Provinciale Staten over de totale bestedingen uit deze fractievergoedingen. Als hieruit blijkt dat door uw fractie een deel van de vergoeding niet is besteed, vorderen wij dat op dat moment terug. In het vertrouwen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Provinciale Staten van Overijssel, namens dezen,
drs. R. Wiggers, griffier
Binnen 6 weken ingaand op de dag na de datum van verzending van het bijgaand besluit, kunt u daartegen een bezwaarschrift indienen bij Provinciale Staten van Overijssel (team Juridische Zaken), Postbus 10078, 8000 GB Zwolle (telefoon 038 499 9305).
Bijlagen
Datum verzending
Statenvoorstel nr.
PS/2012/746
Vaststelling uitgaven fracties Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 2011 (na 9 maart) Datum
PS-kenmerk
Inlichtingen bij
25-9-2012
PS/2012/746
mw. drs R. Wiggers, telefoon 038 499 87 86 dhr H. van der Haven, telefoon 038 499 89 67
Aan Provinciale Staten Onderwerp Vaststelling uitgaven fracties Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning na 9 maart 2011. Bijlagen I. Ontwerpbesluit nr. PS/2012/746 (bijgevoegd) I I . Accountantsrapportage onderzoek verantwoording fractievergoedingen 2011 (In te zien via het SIS PS/2012/792)
1
Samenvatting
Op grond van de accountantsrapportage en de door de fracties ingediende verantwoordingen worden de uitgaven van de fracties die in het kalenderjaar 2011 na 9 maart 2011 uit de bijdrage voor fractieondersteuning bekostigd zijn vastgesteld.
2
Inleiding en probleemstelling
Op grond van de Verordening ambtelijke bijstand 2009 (PS/2009/1010) ontvangen alle statenfracties jaarlijks een financiële vergoeding voor fractieondersteuning. In artikel 7 van de Verordening wordt de hoogte van deze tegemoetkoming vastgesteld en in de daarop volgende artikelen de bestedingsdoelen en verantwoording van deze bestedingen door de fracties. De bijdrage bestaat uit twee bedragen: een variabel bedrag voor elk tot de fractie behorend Statenlid en een vast bedrag per fractie. De hoogte van de bedragen wordt jaarlijks geïndexeerd. De fracties dienen jaarlijks een verantwoording in, en mogen het niet gebruikte gedeelte van het jaarlijks aan haar toekomende bedrag reserveren voor uitgaven in de volgende jaren. Het aan het einde van de zittingsperiode (i.e. maart 2015) resterende bedrag wordt door de fracties, onder aflegging van de laatste verantwoording en overlegging van een verslag, teruggestort op de bankrekening van de provincie. Onderzoek naar de ingediende verantwoordingen vindt jaarlijks plaats door de accountant.
Overijssel
provincie
PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL Reg.nr. T 6 / a o a / 7 ^ 2
pwc
a.d.
°*
ontv.:
Provincie Overijssel T.a.v. mevrouw R. Wiggers, griffier Postbus 10078 8000 GB Zwolle
2 4 SEP 2012 fc
Routing
Bijl.:
20 september 2012 WO/eo264ó37/SJD/SvD Betreft: Rapport van feitelijke bevindingen fractievergoedingen 2011 (vanaf 9 maart 2011).
Geachte mevrouw Wiggers,
Wij hebben specifieke werkzaamheden verricht met betrekking tot de verkregen verantwoordingen inzake defractievergoedingenover het jaar 2011 (vanaf 9 maart 2011), zoals omschreven in onze opdrachtbrief van 16 juli 2012 ref. WO/eo26oi35/WHP/BvE. Deze rapportage bevat de uitkomsten van deze werkzaamheden.
Aard en reikwijdte van de verrichte werkzaamheden Onze werkzaamheden zijn verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder Standaard 4400 'Opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie'. Het doel van een opdracht tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden is het verrichten van die werkzaamheden die wij met Provincie Overijssel zijn overeengekomen en het rapporteren over de feitelijke bevindingen. Aangezien wij slechts verslag doen van feitelijke bevindingen uit hoofde van de overeengekomen werkzaamheden betekent dit dat op de in de verantwoordingen inzake de fractievergoedingen over het jaar 2011 (vanaf 9 maart 2011) opgenomen cijfermateriaal en toelichtingen geen accountantscontrole is toegepast en dat evenmin een beoordelingsopdracht is uitgevoerd. Dit houdt in dat aan onze rapportage geen zekerheid kan worden ontleend omtrent de getrouwheid van het in de jaarcijfers opgenomen cijfermateriaal en toelichtingen daarop. Het is de bedoeling dat u zelf een oordeel vormt over de werkzaamheden en over de in dit rapport weergegeven bevindingen en op basis daarvan uw eigen conclusie trekt.. Wij wijzen u er op dat indien wij aanvullende werkzaamheden zouden hebben verricht of een controle- of beoordelingsopdracht zouden hebben uitgevoerd, wellicht andere onderwerpen aan het licht zouden kunnen zijn gebracht die voor u van belang kunnen zijn.
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V., Zuiderzeelaan 53,8017 JVZwolle, Postbus 513,8000 AM Zwolle T: 088 792 00 38, F: 088 792 94 61, www.pwc.nl 'PwC' is het merk waaronder PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (KvK 34180285), PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs N.V. (KvK 34180284), PricewaterhouseCoopers Advisory N.V. (KvK 34180287), PricewaterhouseCoopers Compliance Services B.V. (KvK 51414406), PricewsterhouseCoopers Pensions, Actuarial & Insurance Services B.V. (KvK 54226368), PricewaterhouseCoopers B.V. (KvK 34180289) en andere vennootschappen handelen en diensten verlenen. Op deze diensten zijn algemene voorwaarden van toepassing, waarin onder meer aansprakelijkheidsvoorwaarden zijn opgenomen. Op leveringen aan deze vennootschappen zijn algemene inkoopvoorwaarden van toepassing. Op www.pwc.nl treft u meer inlbrmatie over deze vennootschappen, waaronder deze algemene (inkoop)voorwaarden die ook zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam.
pwc Verrichte werkzaamheden Wij hebben de volgende werkzaamheden verricht: 1) Het aansluiten van de verantwoordingen met een opgestelde onderliggende administratie. 2) Het aansluiten van de in de verantwoording opgenomen provinciale bijdragen per fractie met door de provincie Overijssel verzonden toekenningsbrieven. 3) Het verrichten van een deelwaarneming van in totaal 15 verantwoorde kostenposten perfractieover het jaar 2011 (vanaf 9 maart 2011). In overleg met mevrouw R. Wiggers en de penningmeesters van de fracties is bepaald dat voor nieuwe fracties aanvullende werkzaamheden zullen worden uitgevoerd. Voor deze fracties zijn 25 deelwaarnemingen uitgevoerd. Voor de deelwaarnemingen is vastgesteld in hoeverre de verantwoorde kosten voldoen aan de verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning provincie Overijssel 2009. Eventuele bevindingen zijn via e-mail afgestemd met de fracties. Daarnaast zijn vraagpunten besproken met de griffier en een medewerker van de eenheid bedrijfsvoering. 4) Het op hoofdlijnen doornemen van de administratie op opvallende posten en de kwaliteit van de administratie.
Beperking reikwijdte Ten aanzien van de reikwijdte van de opdracht en de bovenstaand uitgevoerde werkzaamheden maken wij de volgende opmerkingen: > Bij het onderzoek van de reiskosten hebben wij ons beperkt tot het navragen wat het beleid van de fractie is ten aanzien van deze kosten. Tevens zijn wij nagegaan wat de hoogte is van de reiskostenvergoeding per kilometer. Wij hebben niet onderzocht of deze kosten worden vergoed uit een ander budget of dat de kosten eventueel al op andere wijze gedeclareerd zijn bij de provincie Overijssel. Daarnaast zijn wij niet nagegaan of de verantwoorde hoeveelheid kilometers ook daadwerkelijk ten behoeve van de fractie zijn besteed en of het aantal kilometers juist is verantwoord. > Wij hebben niet onderzocht of de kosten eventueel ook op een andere wijze zijn gedeclareerd. > Wij hebben ons alleen gericht op de juistheid van de verantwoorde kosten. Wij hebben geen onderzoek verricht naar de volledigheid van de kosten. Tevens hebben wij geen onderzoek verricht naar de volledigheid van de verkregen bijdragen/opbrengsten van de fractie. > Wij hebben geen expliciet onderzoek verricht op de categorisering van de kosten in de financiële verantwoording.
Provincie Overijssel, WO/e026463?/SJD/SvD Pagina 2 van 8
pwc > Voor een aantal te verantwoorden kosten (bijvoorbeeld opleidingskosten) is het noodzakelijk dat een fractiebesluit is genomen. Wij hebben in dit onderzoek alleen nagevraagd aan de penningmeesters in hoeverre een fractiebesluit is genomen. Wij hebben geen onderliggende documentatie opgevraagd.
Uitkomsten verrichte werkzaamheden i) Het aansluiten van de verantwoordingen met een opgestelde onderliggende administratie. De door de fracties ingediende verantwoordingen sluiten aan met onderliggende administraties. 2) Het aansluiten van de in de verantwoording opgenomen provinciale bijdragen per fractie met door de provincie Overijssel verzonden toekenningsbrieven. In de verantwoording van de SP over 2011 is een hoger ontvangen voorschot opgenomen dan daadwerkelijk van de provincie ontvangen. Dit betreft enerzijds het ontvangen voorschot en anderzijds het overboeken van het saldo van een andere bankrekening (in verband met wisseling van bankrekening). Bij de vaststelling door de provincie Overijssel dient met dit aspect rekening te worden gehouden. Bij de overigefractiessluiten de ontvangen bijdragen aan met toekenningsbrieven. 3) Het verrichten van een deelwaarneming van in totaal 15 verantwoorde kostenposten per fractie over hetjaar 2011 (vanaf 9 maart 2011). In overleg met mevrouw R. Wïggers en de penningmeesters van de fracties is bepaald dat voor nieuwefracties aanvullende werkzaamheden zullen worden uitgevoerd. Voor dezefractieszijn 25 deelwaarnemingen uitgevoerd. Voor de deelwaarnemingen is vastgesteld in hoeverre de verantwoorde kosten voldoen aan de verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning provincie Overijssel 2009. Eventuele bevindingen zijn via e-mail afgestemd met defracties.Daarnaast zijn vraagpunten besproken met de griffier en een medewerker van de eenheid bedrijfsvoering. Om de geselecteerde kostenposten te onderzoeken, is een analyse uitgevoerd op de geldende regelgeving (zie bijlage 1). Onderstaand zijn de uitkomsten hiervan weergegeven. De regelgeving is in voorgaande jaren reeds afgestemd met de griffie van provincie Overijssel.
Uitkomsten deelwaarneming Onderstaand zijn de bijzonderheden uit de verrichte deelwaarneming weergegeven: Door defractievan de 50+ partij wordt maandelijks een vaste vergoeding van € 10 aan de fractieleden betaald voor de kosten van verwarming en licht voor een studeerkamer/studeerhoek. Dit aangezien stukken thuis worden bestudeerd. De vergoedingen worden verder niet onderbouwd. Het is onzeker in hoeverre deze kosten mogen worden verantwoord ten laste van het budget voor fractieondersteuning.
Provincie Overijssel, WO/eo2ó463y/SJD/SvD Pagina 3 van 8
pwc Door defractievan de 50+ partij is € 45 aan het Statenlid betaald als vergoeding voor telefoonkosten. Telefoonkosten dienen door het Statenlid uit de persoonlijke onkostenvergoeding worden bekostigd en zijn derhalve ten onrechte ten laste van het budget voor fractieondersteuning gebracht. In de verantwoording van de fractie van Groenlinks is € 134 aan kosten opgenomen die betrekking hebben op het jaar 2012. De reden waarom deze kosten ten laste van 2011 zijn gebracht is niet geheel duidelijk. De fractie heeft aangegeven deze kosten niet meer in 2012 te zullen verantwoorden. Door de fractie van de P W worden de maandelijkse mobiele telefoonkosten (gerelateerd aan de fractie) van individuele fractieleden door de fractie betaald en daarna achteraf teruggevorderd van de fractieleden. Een bedrag van € 389 is nog niet teruggevorderd van een fractielid. Dit bedrag is ten laste van het budget fractieondersteuning over 2011 gebracht. De terugvordering (bate) van deze rekeningen zal in de verantwoording van 2012 worden opgenomen. De geconstateerde bevindingen zijn aan de fracties voorgelegd en akkoord bevonden. 4) Het op hoofdlijnen doornemen van de administratie op opvallende posten en de kwaliteit van de administratie. De uitkomsten van het doornemen van de verantwoordingen zijn opgenomen onder punt 3. In algemene zin wordt door de fracties een adequate administratie gevoerd. Algemeen aandachtspunt is het adequaat documenteren van fractiebesluiten over cursussen, seminars en congressen. Uit verkregen toelichtingen is gebleken dat fracties akkoord zijn gegaan met het bijwonen van deze bijeenkomsten. Formele documentatie (fractiebesluit) ontbreekt hierbij vaak.
Beperking in het gebruik en verspreidingskring Deze rapportage is uitsluitend bestemd voor provincie Overijssel, aangezien anderen die niet op de hoogte zijn van het doel van de werkzaamheden de resultaten onjuist kunnen interpreteren. Wij attenderen u er derhalve op dat de rapportage niet (geheel of gedeeltelijk) aan anderen mag worden verstrekt zonder onze uitdrukkelijke toestemming vooraf. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en zijn gaarne bereid de inhoud van deze rapportage verder toe te lichten. Hoogachtend, PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
W.J.J. Verdegaal-Ong RA partner Provincie Overijssel, WO/eo2Ó4637/SJD/SvD Pagina 4 van 8
pwc Bijlage i Analyse regelgeving Onderstaand hebben wij de geldende regelgeving geanalyseerd. Hierbij is een splitsing gemaakt tussen toegestane kosten en kosten die niet gedeclareerd mogen worden uit fractievergoedingen. In ons onderzoek hebben wij ons gericht op de volgende regelgeving: > Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning provincie Overijssel 2009. > Verordening Rechtspositie Statenleden, gedeputeerden en commissieleden 2007. > De Provinciewet. Welke kosten zijn toegestaan? Elke fractie krijgt jaarlijks een vast deel per fractie en een flexibel deel per fractielid. In onderstaande paragraaf wordt op basis van de regelgeving aangegeven aan welke doeleinden de bijdrage mag worden besteed. Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning provincie Overijssel 2009 Artikel 8 lid 1: Fracties besteden de bijdragen om hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol te versterken. Artikel 8 lid 2: Kosten die namens de fractie gemaakt worden of de fractie betreffen kunnen, indien er een fractiebesluit aan ten grondslag ligt, uit de fractievergoeding bestreden worden. Uit de toelichting op artikel 8 van de verordening blijkt dat de bijdrage besteed moet worden aan statenwerkzaamheden. Daarnaast komen de volgende kosten voor vergoeding in aanmerking, mits een fractiebesluit ten grondslag ligt aan de kosten: > > > > >
Kosten van aanschaf en gebruik apparatuur (niet zijnde de computerconfiguratie op basis van de verordening Rechtspositie Statenleden, gedeputeerden en commissieleden). Kosten voor "lief en leed" vo or Statenleden. Vergaderkosten. Kosten werkbezoeken. Opleidingen voor Statenleden.
Ook de kosten van een administratiekantoor of een stichting voor het uitvoeren van administratieve taken mogen ten laste van de fractievergoeding worden gebracht. De kosten voor het inschakelen van derden mogen hierbij geen onevenredig beslag leggen op de fractiemiddelen. Wat mag niet? Op basis van de genoemde regelgeving hebben wij hierna uitgewerkt welke kosten niet uit het budget fractieondersteuning gefinancierd kunnen worden.
Provincie Overijssel, WO/eo2ó463y/SJD/SvD Pagina 5 van 8
pwc Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning provincie Overijssel 2009 Artikel 8 lid 2 De bijdrage mag niet gebruikt worden ter bekostiging van: > Uitgaven die in strijd zijn met wettelijke bepalingen en overige regelingen. > Betalingen aan politieke partijen, met politieke partijen verbonden instellingen of natuurlijke personen anders dan ter vergoeding van prestaties (diensten of goederen) geleverd ten behoeve van de fractie óp basis van gespecificeerde, reële declaraties. > Giften. > Uitgaven welke dienen bestreden te worden uit vergoedingen die de leden ingevolge het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden toekomen. Uit de toelichting op artikel 8 van de verordening blijkt dat de bijdrage niet besteed mag worden aan verkiezingscampagnes en dat Statenleden hun eigen vergoeding voor het statenwerk niet mogen aanvullen met de bijdrage voor fxactieondersteuning. Uit bijlage II, aanvullende toelichting op artikel 8 van de verordening blijkt dat de fractievergoedingen niet besteed mogen aan de volgende doeleinden: > Vergoeding voor de werkzaamheden als Statenlid. > Onkosten van Statenleden die gedekt dienen te worden uit de maandelijkse onkostenvergoeding. > Reis- en verblijfkosten voor het bijwonen van vergaderingen van Provinciale Staten of commissies van Provinciale Staten, dan wel reizen die op initiatief van de provincie Overijssel worden gemaakt. > Abonnementskosten voor internet. Tevens is in de toelichting op de verordening een tabel opgenomen met daarin een uitwerking van de soorten vergoedingen en de daarbij behorende soort uitgaven en gestelde voorwaarden. Dit overzicht biedt naar onze mening goed zicht in de uitgaven die zijn toegestaan en de voorwaarden die hieraan worden gesteld.
Provincie Overijssel, WO/eo2ó4637/SJD/SvD Pagina 6 van 8
pwc Voor de volledigheid is deze tabel hierna opgenomen: Bron
Soort v r p e w U n f l BiwmtetUKse vwgoaBwg maandelijkse afliko&anvergaedlng
op declaratiebasis tot een msixlmum van e 24,50 per maand (onbelast)1
ten laste van f racöebudget brengen
Soort uitgave« werkzaamheden als Statenlid - excursies - contributies en lidmaatschappen - abonnementsgelden - zakelijke giften - zakelijke telefoonkosten - bureaukosten en porö - bf lo^eaanf racöekosten ■ ontvangsten
voorwaardw door BZK vastgesteld bedrag o.g.v. circulaire BZK Riegen deze kosten ntat op een andere manier weiden vergoed dan wel ten taste worden gelegd
reis- en verblrjfskosten voor bewonen vergaderingen PS of commissies ven PS, den wel reteen op initiatief wande provincie Overijssel gemaakt abonnementskosten voor Internet
onder overlegging van de noodzakelijke bewijsstukken
onder overlegging van de noodzakelijke bewijsstukken (nota). Deze kosten mogen niet ten laate van het f raetiebudget worden gebracht fracttebesliult
ten last» van fracUebudget brengen
kosten voor cursussen, seminars en congressen dte bijdragen aan da behoorlijke vervulling van het StatenBtimaatschap reis- en verblijfskosten voor fraetleacttviteiten
ten taste van tracHebudget brengen
kosten vóórvergaderingen, inclusief een lunch, diner of catering
onderwerpen van de vergadering dienen een Gehebben met de fractleactlvlbelten
ten laste ven fracöebudget brenger»
kosten voor bijeenkomsten (voor zover het Statenleden en ondersteuners betreft} meteen overwegend sociaal karakter telefoon- en Intemetkosten gemaakt doorfractleorKiersBeunerst.b.v. frscöeactlviteiten kosten inzake hulsvesting (huur, verlkMnfi, verwarming, Inrichtingskosten e.d.)
fracöebeslutt waarin tot uitdrukking komt dat bijeenkomst bijdraagt aan functioneren van de tractie onder overlegging van de noodzakeittke bewijsstukken
tentastevan fracöebudget
ten taste van fracöebudget brengen
Provincie Overijssel, WO/eo264637/SJD/SvD Pagina 7 van 8
onder overlegging van de noodzakelijke bewijsstukken
ssm
_
pwc Verordening rechtspositie statenleden, gedeputeerden en commissieleden 2007 Enkele van toepassing zijnde aspecten uit deze verordening zijn door de provincie nader uitgewerkt in de toelichting op de verordening ambtelijke bijstand enfractieondersteuningprovincie Overijssel 2009. Aanvullend zijn de volgende bepalingen van belang: Artikel 8: Op aanvraag kunnen Statenleden ten behoeve van de vervulling van het Slatenlidmaatschap een vergoeding krijgen voor de aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur, vervanging, software en een onderhoudscontract. Op basis van dit artikel komen bovenstaande kosten van Statenleden niet voor vergoeding uit het budget voor fractieondersteuning in aanmerking.
Provincie Overijssel, WO/eo264ó37/SJD/SvD
Pagina 8 van 8
I
Juridisch Adviesbureau Maury mr Hans van Drunen Goedestraat 46 3572 RV Utrecht tel.: 030-2732510 fax: 084-7216064
PROVINC lALE STATEN VAN OVE RUSSEL Reg.nr. P Dat. ontv,:
11 FEB 2013
Routing
a.d.
Bijl.:
1
1 j
Betreft: bezwaarschrift Uwkenmerk: PS2013/13 Dossier: 2013/008
1
Provinciale Staten van Overijssel Team Juridische Zaken Postbus 10078 8000 GB ZWOLLE
Datum: 8 februari 2013
L.S.
Tot mij heeft zich gewend de heer J. Hanenbergh (Postbus 62, 3500 AB Utrecht), hiema te noemen chënt, inzake het volgende: Bij besluit van 18 januari 2013 met bovengenoemd kemnerk heeft u het verzoek van cliënt gedeeltelijk gehonoreerd en gedeeftelijk afgewezen. Met deze afwijzing kan hij zich niet verenigen en hij komt hiertegen in bezwaar. De gronden voor bezwaar zijn de volgende:
^. )
U weigert de overgelegde achterliggende stukken bij de verantwoording omdat deze eigendom zijn van de fracties zelf. Dat is geen grond tot weigering die de Wob u biedt. Deze stukken zijn aan u overiegd en gebruikt voor de door u aangevraagde accountantscontrole. Daarmee berusten deze stukken onder u. De Wob somt limitatief op op welke gronden informatie die onder een bestuursorgaan berust kan worden geweigerd. Vermeend eigenaarschap staat daar niet tussen. Ik verzoek u deriialve uw besluit te heroverwegen en alsnog alle gevraagde en openbare stukken te verstrekken. Tevens verzoek ik u om toepassing van art. 8:75 Awb. Hojbgachtend, Hans van Drunen gemachtigde
www.Juridischadviesbureaumaury.nl
[email protected]
KVK 30233508 BTWNL148703197B01
Ondergetekende, Jeroen Hanenbergh, Postbus 62,3500 AB Ufrecht, machtigt hierbij H. van Drunen hem te vertegenwoordigen bij het verkrijgen van alle documenten die betrekking hebben op verantwoording vanfractievergoedingenenfinanciëlejaarverslagen van de Partij voor de Vrijheid (PW) in de Provinciale Staten van Overijssel, van de commissaris van de Koningin van de PS Overijssel, te verkrijgen. Deze machtiging omvat aanvraag, het zelf indienen van verzoeken, bezwaar, beroep en hoger beroep, alsmede ingebrekestellingen en klachtenprocedures. Deze machtiging geldt totdat het doel is bereikt of totdat deze schriftelijk wordt ingetrokken. Utrecht, 25 januari 2013 ieroen Hanenbergh