Beschrijving van tien karakteristieke panden binnen de bebouwde kom van Garyp.
Mei 2006
2
Deze uitgave bevat tien beschrijvingen van monumentale en/of karakteristieke panden in de kom van Garyp. Op basis van deze beschrijvingen is de Stichting Karakteristyk Tytsjerksteradiel een project gestart om tekstbordjes bij deze panden te plaatsen. Dit initiatief van de stichting is bedoeld als bijdrage aan de dorpsvernieuwing te Garyp. Deze publicatie kwam tot stand in samenwerking met het gemeentearchief van de gemeente Tytsjerksteradiel.
3
Inhoudsopgave Inhoud van de beschrijvingen: 01 Eendrachtsweg 7 directeurswoning 02 Greate Buorren 32 “Pakhûshiem” 03 Greate Buorren 40 graanmalerij 04 Greate Buorren 42 koprompboerderij 05 Greate Buorren 53 café-slijterij 06 Greate Buorren 63 wagenmakerij 07 Greate Buorren 64 rentenierswoning 08 Tsjerkepaed 13/Lytse Buorren 22 v.m. schoolgebouw 09 Tsjerkepaed 18 Petrustsjerke 10 De Tuye 4 arbeiderswoning
pag. 05 07 10 12 14 16 18 21 25 26
Gedeelte van een kadastrale kaart van Garyp uit 1840 Gedeelte van een kadastrale kaart van Garyp uit 1916 Gegevens Stichting Karakteristyk Tytsjerksteradiel Dankwoord en Colofon
28 29 30 31
4
Eendrachtsweg 7, directeurswoning. Onderzoek uit de kadastrale registers. Kadastrale gegevens: kad. gem. Bergum, sectie C, no. 490; 1069/1070; 1558, 1587; 1652; 1925. Kad. artikelen: 1545/10; 2070/1,2,3,6,7; 2004/4,5; 2777/1,2,3,4,5,6,7,8; 3373/7,8.9,10, 1415, 17,18
Het perceel waar nu de directeurswoning staat, was vroeger bosgrond. De koopman W. H. Wiebenga kocht in 1870 het perceel bos van de landbouwer Jacob Wijmenga. Het was 23.20 are groot. Mede-eigenaar werd R. P. Paulusma. De heren Wiebenga en Paulusma vonden dat zij de bosgrond beter een andere bestemming konden geven. In 1870 rooide men de bomen. Het grootste deel van het perceel kreeg de bestemming van huis en tuin, n.l. 20.82 are. Hier bouwde men in 1870 een huis. Op een veel kleiner gedeelte (2.38 are) verrees in dat jaar een cichoreifabriek. De fabriek maakte een uit de cichoreiplant bereid surrogaat (vervangingsmiddel) voor koffie. Toen de bouw goed en wel voltooid was, verkochten de heren Wiebenga en Paulusma de 2 gebouwen in 1877. Slechts 4 jaar was de landbouwer Harmen Binnes Hoogstins eigenaar van het complex. In 1881 verkocht deze het huis met de tuin en de cichoreifabriek aan Klaas Oebeles Gorter. Gorter was grutter van beroep. Hij was een ondernemende persoon. In mei 1881 richtte hij een verzoek aan het gemeentebestuur om in zijn cichoreifabriek een grutterij te mogen stichten. Het zou een grutterij voor meel en gort zijn, waarvan de beweegkracht door middel van een paard voor de molen zou worden bestuurd. Bij zijn aanvraag in het kader van de hinderwet voegde Gorter een beschrijving van de woning en de fabriek. Hieruit blijkt dat de woning en de fabriek geheel van steen gebouwd waren en met pannen gedekt. De verschillende gedeelten waren door stenen muren van elkaar gescheiden en de fabriek was tegen de woning gebouwd. De bevloering van de woonkamer, keuken en gang was van hout, de overige vloeren waren van steen. Het college van burgemeester en wethouders verleende op 14 mei 1881 de vergunning. Het gebruik van paarden in zijn grutterij beviel niet en daarom vroeg Gorter het jaar daarna, in 1882, aan het gemeentebestuur vergunning om in plaats van paarden stoom te mogen gebruiken. Hij wilde graag een stoommachine plaatsen van 7 paardenkrachten. Dit werd toegestaan door het college van burgemeester en wethouders. In 1896 liet Gorter nog een schuur naast zijn grutterij bouwen. Het jaar daarop, in 1897, voegde Gorter het perceel groot 2.38 are met daarop de stoomgrutterijfabriek en de schuur bij het grotere perceel met daarop het huis met de tuin. Zo ontstond toen een groot perceel van 23.20 are met daarop volgens het kadaster een huis, stoomgrutterij, erf en tuin. Intussen was in 1895 de coöperatieve stoomzuivelfabriek opgericht. De stichting hiervan was op een stuk weiland dat men gekocht had van de weduwe Krol – Binnema. De vestiging van de zuivelfabriek was vlakbij de stoomgrutterijfabriek waar Gorter zijn maalinrichting in had gevestigd. Gorter zou diverse malen verkooptransacties met de directie van de zuivelfabriek of met werknemers verrichten. Rond 1900 liet Gorter een huis bouwen op een klein gedeelte van zijn fabrieksperceel van 23.20 are. Dit afgescheiden perceeltje van 2.20 are met daarop het huis, het latere Eendrachtsweg 3, werd verkocht aan de winkelier J. Hoekstra. Mogelijk is deze de assistentdirecteur van de zuivelinrichting geworden. Dit is niet zeker. 5
In 1904 scheidde men weer een stukje af van het terrein ten behoeve van de machinist van de zuivelfabriek. Dit was Iede J. Slofstra. Deze vroeg bij de gemeente vergunning aan voor de bouw van een woning op 30 januari 1904. Wat overbleef, was een perceel van 19.20 are. Hier stond o.m. nog steeds de oude woning Eendrachtsweg 7 op. Maar dit veranderde. In 1914 verkocht Gorter het perceel met daarop de stoomgrutterijfabriek en de woning Eendrachtsweg 7 aan de Coöperatieve stoomzuivelfabriek “De Eendracht”, gevestigd te Garijp. Direct na deze transactie liet men de fabriek en de woning slopen. Volgens het kadaster is er dan nog slechts sprake van een erf. Maar staat tussen haakjes: “huis in aanbouw”. Deze herbouw van het pand Eendrachtsweg 7 vond plaats in 1915. Toen de bouw achter de rug was werd het oude terrein met de nieuwe woning bij het bestaande terrein met daarop de zuivelfabriek gevoegd. Zo ontstond een nieuw perceel van 41.30 are groot. Als men het bestek van de directeurswoning echter leest is er geen sprake van algehele sloop maar van grondige verbouw. Letterlijk staat in het bestek: “De opstal van het woonhuis ca. van de heer Gorter, gelegen in de onmiddellijke nabijheid van de fabriek, is over een lengte van 11.40 meter vanaf de westelijke gevel, het eigendom van bovengenoemde coöperatie. Het zal verbouwd worden volgens de hierbijgaande tekening en omschrijving in dit bestek”. En verder: “Het restant van de behuizing, ten oosten van de 11.40 meter, met de verdere getimmerten, behoren aan de heer Gorter en worden door hem afgebroken en weggevoerd. Het werk bestond volgens het bestek uit het afbreken van de bekapping, van de muren, de voormuur tot op 3.50 meter en de anderen tot 2.90 meter; hergebruik van de balklaag van de oude kamer en gang; afbraak gehele achtermuur; hoek voorgevel tot onderkant trasraam; aanbouwen aan de voormuur van 2 vertrekken en afsluiten van oost- en noordkant met nieuwe muren. Het pand Eendrachtsweg 7 werd gebruikt als directeurswoning. Eerste bewoner was Hette A. Jellema. Toen deze op 24 februari 1947 kwam te overlijden, kwamen er nieuwe bewoners. De weduwe vertrok naar Hurdegaryp. Het gezin Rinse Hofman, waaronder 4 kinderen, trokken toen in de woning. Na de sluiting van de zuivelfabriek kwam in 1968 de familie Hendrik de Haan in het huis wonen. Bouwvergunningen m.b.t. de woning Eendrachtsweg 7 uit de periode 1903 - 1980: 1914/32 Gedeeltelijk vernieuwen van de woning. 1926/226 Bouw garage. 1960/117 Vernieuwen houten bergplaats. Hoofdbewoners pand Eendrachtsweg van 1915-1966: Hette A. Jellema 1915-1947. Weduwe W. Jellema van der Hoek 1947 (febr.-juli). Rinze Hofman 1947-1966. H. de Haan 1968-
.
6
Greate Buorren 32, “Pakhûshiem”. Onderzoek uit de kadastrale registers. Kadastrale gegevens: kad. gem. Bergum, sectie C, no. 487, 787, 868, 881, 912, 1039, 1340, 1410, 1518, 1533, 1815, 1816, 2279, 2277, 2403, 2916. Kad. artikelen: 54/3,12,13,14,15; 1133/4,8,10,12,17; 1791/9,11,12; 1993/1; 2870/1; 2927/1,2,7,11; 4026/4,5,6,7; 4421/3,4; 4326/6/7; 5688/1,2-4,5,6; 8614/2; 8615/1; 9020/1,4,7
In het gemeentearchief berust een kadastrale kaart van circa 1844 van Garyp. Hieruit blijkt dat het in de volksmond bekende “Pakhûshiem aan drie zijden begrensd werd door water en aan de zuidoostkant door de weg, de latere Greate Buorren. Het perceel was in die tijd bebouwd met twee grote complexen, waarvan een in gebruik als cichoreifabriek en het andere als wooncomplex. Volgens het kadaster bezaten de weduwe Sijtze Eelkes Boonstra en haar zoons in de eerste helft van de 19e eeuw een cichoreifabriek op een perceel, groot 36 roeden. Cichorei gebruikte men vroeger als koffievervanger, het procédé bestond uit het branden van cichoreiwortels, hetzij als wilde plant, hetzij als gekweekte witlofpennen. Dit was op de plaats wat nu Greate Buorren 32 is. Omstreeks 1844 kwam de landmeter langs om alles goed uit te meten. Toen werden er nog drie percelen gevormd, want enkele stukjes grond werden afgescheiden en vervolgens omschreven als “kamers” (= éénkamerwoningen). De cichoreifabriek en het erf vormden nog een perceel van 34.30 roeden. De weduwe heeft niet een gemakkelijk leven gehad. In oktober 1836 kwam er een aanzegging voor haar oudste zoon om te verschijnen aan het Parket van de Rechtbank te Leeuwarden om een gevangenisstraf te ondergaan. De weduwe schreef vervolgens een verzoekschrift naar de koning om strafvermindering, daar de straf niet alleen haar zoon trof maar ook zichzelf. Reden was dat deze zoon de cichoreifabriek bestuurde en haar tweede zoon nog te jong was om dat te kunnen doen. Dus zou door de gevangenisstraf de fabriek stil komen te staan. In een advies aan de Rechtbank schreef de grietman van Tytsjerksteradiel dat de oudste zoon wel goed bekend stond in Garyp. Inderdaad besloot de koning om strafvermindering toe te staan, maar toch moest zoonlief op 6 februari 1837 voor enige tijd de gevangenis in. De cichoreifabriek en de kamers bleven nog enige tijd in bezit van de Boonstra’s, maar voor 1850 verkochten de eigenaren de fabriek en de “kamers”. De dorpstimmerman Warner Jans Kroes zag wel brood in de aankoop van de fabriek. Eerst sloopte hij de drie kamers. Dit zullen éénkamerwoningen geweest zijn. De sloop gevolgd door de herbouw tot 3 woningen vond plaats in 1851. Ook op het terrein van de cichoreifabriek werd een woning gebouwd. Het kadaster omschrijft het eigendom op dit perceel vervolgens: huis en erf op een perceel van 34.30 roeden. Conclusie is dat de fabriek gesloopt is in 1851 en het oudste gedeelte van het huidige pand uit 1851 dateert. Volgens latere bewoner De Haan is de cichoreifabriek vervangen door een woonhuis met werkplaats annex molenmakerij. Dit is tot dusver niet te achterhalen in het gemeentearchief. Volgens De Haan zijn waarschijnlijk voor de herbouw afbraakmaterialen van de fabriek hergebruikt. Deze gedachte is afgeleid van de nog zichtbare en niet gebruikte houtverbindingsconstructies in het gebintwerk van het pand.
7
Toen Warner Kroes kwam te overlijden, kregen zoon Jan Warners Kroes en de verdere erfgenamen het voormalige fabrieksterrein met het huis in eigendom. Men nam vervolgens enige malen kleine stukjes van dit terrein en bouwde hier nieuwe woningen op. De laatste keer was dat in 1868. Het jaar daarop kreeg Jan Kroes het geheel alleen in eigendom. De huidige aanduiding “Pakhûshiem” is niet uit de lucht gegrepen. Het erf is steeds gebruikt voor de opslag van allerlei materialen. Zo vroeg Jan Kroes in 1873 vergunning aan als timmerman en winkelier voor het bergen van drie vaten petroleum van ongeveer 150 liter in een geheel van steen gebouwd hok. Dit hok was gelegen tegen de stenen buitenmuur van de bergplaats van dakpannen achter het woonhuis. Net als zijn vader was Jan timmerman te Garyp. Ook hij scheidde een stukje van het terrein af en bouwde hier een huis op. Het v.m. fabrieksterrein (met daarop het huis van 1851) verkocht hij vervolgens. Binne Jelles Gros, timmerman te Wyns, werd de nieuwe eigenaar. Het perceel mat toen nog 32.83 are. Ook Gros verkocht diverse gedeelten van het erf. Een van de kopers was de landbouwer Roel Wijmenga, die de aangekochte perceeltjes weer gebruikte om hier woningen op te bouwen. De oppervlakte van het terrein dat toen nog overbleef was nog slechts 12.50 are. Gros was toen timmerman te Garyp geworden. Bij hem kroop het handelsbloed door de aderen. Weer werden er gedeeltes afgescheiden om er huizen op te bouwen, om die vervolgens weer te verkopen. Toen hij besloot om het restant van het v.m. fabrieksterrein in 1909 te verkopen was het perceel nog 9.23 are groot. Het bestond uit het huis met tuin en erf. De volgende eigenaar was Andreas Kornelis Plantinga, afkomstig van Dokkum. Deze had plannen met het huis. Op 22 februari 1909 vroeg hij vergunning bij de gemeente aan om het huis tot dubbele woning te mogen verbouwen. Het plan was in hoofdzaak om het bestaande huis voor twee woningen in te richten. Daarvoor wilde hij een stuk aan het bestaande pand bouwen, bestaande uit een portaal met keuken. Tevens wilde hij een gedeelte tot werkplaats bestemmen. Op 19 maart verleende het college van burgemeester en wethouders hem de bouwvergunning. Er ontstonden toen wel twee nieuwe percelen. De één was 8.53 are groot en omvatte een woning met werkplaats en erf, de ander was 70 centiare groot en omvatte een woning met erf. Niet lang daarna, in 1913, verkocht Plantinga dit complex aan de timmerman Sijbe Klazes van der Wielen uit Finkum, die het direct weer doorverkocht. Dan zou in totaal 13 jaar de timmerman Cornelis Wessels Nijhuis de dubbele woning bezitten. Deze Nijhuis was als aannemer zeer ondernemend en bouwde in Garyp een groot aantal kleine woningen. Zijn dochters hadden het pand Greate Buorren 32 ingericht voor de verkoop van hoeden. Na de verkoop van zijn bedrijf vestigde de heer Nijhuis zich als rentenier te Haren. Per 3 januari 1927 werden de timmerman en procuratiehouder Gerrit de Haan, geboren op 26 februari 1897 en zijn vrouw Jeltje Pauzenga, geboren op 3 april 1900 de nieuwe eigenaren. De koopsom bedroeg fl. 7.500, -. Zij gingen wonen in de zaak op het adres Greate Buorren 32. Ook De Haan zette de verkooptraditie voort en verkocht gedeeltes van de twee percelen. In 1936 besloot men om de twee percelen weer kadastraal samen te voegen. Het kadaster omschrijft het eigendom dan als volgt: huis, werkplaats, woning en erf op een perceel van 9 are. Vervolgens werden de twee woningen samengevoegd en verkrijgt men de volgende omschrijving: huis, werkplaats en erf. In het jaar 1936 kocht De Haan de nabijgelegen, reeds in 1851 gebouwde drie woningen voor een bedrag van fl. 200, -. Deze woningen werden vervolgens direct afgebroken. De bijbehorende grond, groot 2.20 are, voegde De Haan bij het bedrijfspand op de Greate Buorren 32. Wel verkocht men een gedeelte hiervan aan de familie H. Gorter voor de bouw van een woning.
8
Op het bedrijfsterrein stond in die tijd de door de familie De Haan zo genoemde “Pakhûshiempomp”, bekend om het heldere en lekkere drinkwater. Deze pomp was voor gezamenlijk gebruik en de omwonenden bezaten dan ook over het zgn. “pomprecht”. Op 29 november 1946 richtte timmerman Gerrit de Haan een verzoek tot de gemeente. Hij wilde graag een hinderwetvergunning voor het uitbreiden van de timmerwerkplaats met een elektromotor van 4,7 p.k. voor de aandrijving van zijn cirkelzaagmachine. In de inrichting werd het timmerbedrijf uitgeoefend voor zowel onderhoudswerk als nieuwbouw. Nadat de arbeidsinspectie akkoord was gegaan, verleende het gemeentebestuur op 10 februari 1947 de hinderwetvergunning. In het jaar 1962 nam de firma G. de Haan en Zonen het bedrijfsgebouw met bijbehorende grond over. Het terrein was toen nog 9 are groot. Twee jaar later kwam het pand op naam van Auke de Haan, die voor de aankoop van 4.70 are grond aan de zuidwestzijde het perceel vergrootte tot 13.70 are. Auke de Haan was hoofdbewoner van het pand Greate Buorren 32 van 1957 tot 10 september 1965. Toen vertrok hij naar het nabijgelegen nr. 35. Nog wel onder de firmanaam vroeg deze op 6 oktober 1966 een vergunning aan voor het vernieuwen en het uitbreiden van een materialenloods. Op 19 mei 1970 verkreeg men een nieuwe hinderwetvergunning voor het oprichten van een timmerwerkplaats. In het jaar 1971 volgde de verkoop van het bedrijf aan de Greate Buorren 32 aan de heer G. Elzinga. Op dat moment kwam er een einde aan de jarenlange bestemming van het pand als timmerwerkplaats en bouwbedrijf. Het bedrijf is nu in goede handen van de familie Elzinga en staat nu bekend als een bestrijdingsmiddelenhandel/foerage- en kunstmesthandel. Bouwvergunningen uit de periode 1903 – 1980: 1909/82 Verbouw huis tot twee woningen en bouw portaal (aanbouw). 1959/13 Bouw dakkapel. 1966/404 Vernieuwen materialenloods. 1979/543 Vernieuwen zijgevel. Historische hinderwetvergunningen: 237 – 17-04-1916; vergunning tot het plaatsen van een benzinemotor in de timmerwinkel. 167 – 10-02-1947; vergunning tot het uitbreiden van de timmerwerkplaats. 618 – 19-05-1970; vergunning tot het oprichten van een timmerwerkplaats. 798 – 19-06-1978; vergunning voor het oprichten van een timmerwerkplaats.
N.B. Met dank aan de fam. De Haan voor de vele aanvullende informatie.
9
Greate Buorren 40, graanmalerij.
Onderzoek uit de kadastrale registers. Kadastrale gegevens: kad. gem. Bergum, sectie C, no. 486, 909, 910, 1356, 1357, 1358, 1506, 1921, 2706. Kad. artikelen: 374/1; 788/1,2,3; 1559/1,2,3; 1786/1,2; 1198/10,11,12,13,14; 3271/1,2,3; 3313/2,3; 4470/1,2,3,4,5,7; 7529/2,3,4; 8771/1
De voormalige woningen. De wagenmaker Sytse Johannes van der Ploeg had in het begin van de 19e eeuw een huis in bezit op de hoek van de latere Greate Buorren en de Eendrachtsweg. Voor het jaar 1840 verkocht hij het huis. De volgende eigenaar, de schipper Jurjen Jans van der Veen, stichtte in 1858 een tweede woning in of naast het bestaande pand (op hetzelfde perceel). Hoogstwaarschijnlijk was het bestaande pand uitgebreid tot twee woningen (dubbele woning), want de opeenvolgende eigenaren, te weten: Van der Veens weduwe Trijntje Algra, zoon Pieter Jurjens van der Veen, de grofsmid Oeble Smedes en de kleermaker Adolf Gjalts Hoekstra kregen steeds deze twee woningen tegelijk in bezit. De familie Kielstra kreeg in 1894 de twee huizen in eigendom. Harmen Kielstra was landbouwer en logementhouder. Hij was tevens 11 jaar eigenaar geweest (tot 1904) van het pand Greate Buorren 53, waar later het café Unicum gebouwd zou worden. Na diens dood werd zijn weduwe Sietske Douma eigenaresse van de twee woningen op de hoek Greate Buorren/Eendrachtsweg. Zij was houdster van een koffiehuis op deze plek. In 1914 verkocht men deze huizen aan de familie Gorter, waarna Klaas Gorter de belangrijkste eigenaar werd. Na sloop, verbouw en herbouw door Gorter omschrijft het kadaster het eigendom dan als volgt: huis, fabriek, schuren en erf. Graanmaalderij. Klaas Oebeles Gorter, van beroep grutter en graanhandelaar te Garyp, verzocht op 3 juni 1914 de gemeente om hem bouwvergunning te verlenen. Hij wenste een gebouw, een graanmaalderij op te richten op de hoek Greate Buorren – Eendrachtsweg. Pieter Klaver van Garyp zou als bouwmeester met de uitvoering worden belast. Het was de bedoeling dat de graanmaalderij achter de bestaande woning gebouwd zou worden, op ongeveer 12 meter van de weg. De buitenmuren moesten 22 cm. dik zijn en het gebouw zou met pannen gedekt worden. De krachtbron was stoom; daartoe had men een schoorsteen achter het pand getekend ten behoeve van de “stoommeelfabriek”. De gemeentearchitect van Tytsjerksteradiel adviseerde om onder voorwaarden tot goedkeuring van het verzoek over te gaan. Op 15 juni 1914 verleende het college van burgemeester en wethouders de bouwvergunning.
10
Deze graanmaalderij of stoommeelfabriek is deels gebouwd van afbraakmateriaal van de cichoreifabriek van Gorter aan de Eendrachtsweg. Uit het onderzoek naar het pand Eendrachtsweg 7 blijkt dat Gorter het perceel met daarop de stoomgrutterij/cichoreifabriek aan de Coöperatieve stoomzuivelfabriek “De Eendracht” verkocht had. Deze fabriek werd vervolgens in 1914 gesloopt ten behoeve van de bouw van de woning Eendrachtsweg 7. Men gebruikte vervolgens bouwmateriaal van het afgebroken bedrijfspand voor de bouw van de nieuwe fabriek aan de Greate Buorren 40. Panden naast de graanmaalderij. In juni 1914 vroeg Gorter weer een bouwvergunning aan om ter vervanging van de afgebroken woningen op het perceel Greate Buorren 36/38 een nieuwe woning met kantoor en winkelruimte te mogen bouwen. Ook hiervoor verleende het college hem vergunning. De kantoorruimte had Gorter nodig, in die tijd was hij namelijk ook nog sleepbootkapitein. Hij exploiteerde samen met Gjalt Walda de stoomboot “Prinses Wilhelmina”, als beurtschip varend van Garyp via Suwâld naar Leeuwarden. Men heeft het pand Greate Buorren 38 op 12 oktober 1959 bij no. 36 gevoegd. Sinds die tijd was het geen zelfstandig adres meer. Het adres Greate Buorren 36 werd in 1978 bij Greate Buorren 40 gevoegd en hield ook op als zelfstandig adres te bestaan. Toen Klaas Gorter in 1915 de herbouw voltooid had, woonde hij eerst met Willem en Meint Gorter samen in de nieuwe woning aan de Greate Buorren 38. In oktober 1937 woonde Klaas Gorter nog alleen in het pand. Na een korte onderbreking van twee jaar zou hij hier blijven wonen tot zijn dood in april 1946. Geertje Gorter werd vervolgens hoofdbewoonster. Op 12 oktober 1959 voegde men het woonhuis no. 38 samen met no. 36. Dit was de winkel van Sietze van Houten. Deze verwierf het perceel gedeeltelijk. Dat zelfde jaar kreeg hij vergunning voor het geheel veranderen van het huis met pakhuis tot een woon- en winkelhuis en pakhuis. Daarna kwam de rest van het perceel van Gorter in de publieke verkoop. De fa. Smedes kocht toen een stukje van het erf, Van Houten het overige. Dit werd ook winkelruimte. Het perceel is dan 3.30 are groot. In 1964 nam de familie Hengst deze winkel over. In 1978 kreeg de winkelier B. Hengst bouwvergunning van de gemeente voor het verbouwen van het winkel/woonhuis op het perceel Greate Buorren 36-38. Hierbij werden ook de achtergevel en zijgevel van de oude voormalige graanmalerij van Gorter gewijzigd. Hengst zelf woonde op het adres Greate Buorren 40. Het naastgelegen pand wijzigde men zodanig dat de voormalige woning geheel supermarkt werd. Men maakte van de voormalige adressen Greate Buorren 36, 38 en 40 ÷÷n geheel. Dit werd toen het levensmiddelenbedrijf op de Greate Buorren 40. Bouwvergunningen in de periode 1903-1980 voor het v.m. perceel Greate Buorren 36/38 (thans Gr. Buorren 40): 1914/43 1914/43a 1959/182 1968/137 207/1974 1978/210
Bouw graanmaalderij. Bouw woning met winkel. Veranderen woonhuis met pakhuis in woon- en winkelhuis. Verbouw woning. Plaatsen winkelruit in v.m. woongedeelte. Veranderen winkel/woonhuis in supermarkt.
Hoofdbewoners vanaf ca. 1937. Greate Buorren 36: Greate Buorren 38: H. Vonk 1940-1947 Klaas Gorter ?-1937 Wed. R. Benedictus 1947-1949 J. de Jager 1937-1939 K. Haanstra 1949-1957 Klaas Gorter1939-1946 T. Geertsma-de Vries 1957-1959 Geertje Gorter 1946-1959 S. van Houten 1959-1964. (laatste bewoonster) B. Hengst 1964-1978 (laatste bewoner).
11
Greate Buorren 40: Pieter Smedes ?-1965 J. de Haan 1965-1978 B. Hengst, vanaf 1978 S. Bijlsma, huidige bewoner
Greate Buorren 42, boerderij. Kadastraal onderzoek. Kadastraal bekend gemeente Bergum, sectie C. nr. 482, 1360, 2619, 3003, 3195. Kadastrale artikelen: 987/1; 1869/20,21, 48; 3066/19; 3256/7; 6756/8; 7493/4, 18; 7903/1 De vroegst bekende bewoner van het perceel Greate Buorren 42 was de bakker Rein Sijtzes Brouwer. Het bouwwerk betrof in die tijd niet een boerderij maar een woning met erf, groot 02.40 are met daarnaast een boomgaard. Omstreeks 1836 volgde de verkoop aan een andere bakker, de heer Oege van der Veen. Deze had in Earnewâld tevens de beschikking over een woning. De woning met boomgaard in Garyp deed men omstreeks 1844 weer van de hand. Koper werd de boerenknecht Anne van der Veen die het geheel het jaar daarop al weer verkocht. Eigenaar werd opnieuw een bakker, de uit Burgum afkomstige Minze Annes Krol. Deze ging toen in Garyp wonen. Op 11 april 1848 kreeg deze Krol als meester bakker te Garyp vergunning van het gemeentebestuur “tot het doen malen en bakken van boonen en erwten voor brood tot beestenvoeder”. Minze Krol bezat veel wei- en bouwland in Garyp. Hij overleed daar op 10 juli 1878. De boerderij Greate Buorren is in 1885 gebouwd als vervanging van bovengenoemde oude woning. Dit gebeurde op last van de weduwe van genoemde Minze Krol. Zij had de welluidende naam Frootje Binnema. Na het overlijden van haar man werd zij “bakkerin”, samen met haar zoon Anne Minnes Krol op het perceel. Na de afbraak van de bakkerij in 1885 kwam er een boerderij voor in de plaats. Het kleine perceel van 2.40 are was echter te klein om te dienen tot boerenerf. Om een goed bedrijf te kunnen uitoefenen werd een stuk bouwland bij het erf gevoegd en een stuk tuin gekocht zodat een groter perceel ontstond van 17.90 are. De boomgaard had men al in 1869 verkocht aan de Gariper grofsmid Oeble Smedes. Eigenaren van de boerderij (vanaf de herbouw): Wed. Frootje Hendriks Krol-Binnema, bakkerin te Garyp van 1885 – 1905. Binne Minzes Krol, landbouwer te Garyp, eigenaar van 1905 – 1954. Jan Roels Wijmenga, Leeuwarden; directeur huiswerkinstituut, eigenaar van 1954-1956. Eigenaren vanaf 1956: de familie Hoekstra. Verdere bijzonderheden: Omstreeks 1955 liet Wijmenga een schuur bij het pand bouwen. In dezelfde tijd verkocht hij een klein stukje van het erf. De oppervlakte verminderde toen met 45 ca. tot 17.45 are. Hoofdbewoners vanaf 1914: Binne Minzes Krol 1914 - 1954 Jelmer Krol 1954 - 1956 Familie Hoekstra 1956 - heden
12
Evacués in 1945: Catharina L. Verdonk en 3 kinderen, afkomstig uit Driel. Boerenknechten vanaf 1914: Jelle Hooghiem. Tjeerd Visser. Durk Halbersma. Dirk Zandstra. Sierd Vegelin 1936-1937. Hendrik van der Wal 1938. Foppe de Haan 1938-1939. Petrus Boenstra, 1939.
Dienstboden vanaf 1914: Tjitske van den Berg. Gaitske Spoor. Dieuwke van der Veen. Tjitske Posthuma, 1937-1939. Taabke Wielinga, 1939-1940.
Bericht van de wed. Krol-Binnema dat zij een nieuwe boerderij heeft laten bouwen. (Bron: gemeentearchief nr. 687/1885)
13
Greate Buorren 53, café-slijterij. Onderzoek uit de kadastrale registers. Kadastrale gegevens: kad. gem. Bergum, sectie C, no. 469, 1022, 1962, 2354. Kad. artikelen: 578/1; 1949/1; 1992/2; 1948/2,3,4; 3314/1,2,3; 3897/1,2,3; 4289/1,2,3,4; 5384/1; 5450/1, 2; 4328/22 ; 7113/1; 8326/3.
De eerste bekende eigenaar, zoals beschreven in het kadaster, van het perceel Greate Buorren 53 was in de eerste helft van de 19e eeuw de schipper Sjouke Johannes van der Zee. In 1869 volgde een wisseling van eigenaar. De veerschipper Marten Johannes van der Zee (een broer?) kreeg het huis met erf, groot 3.10 roeden op zijn naam. Het kadaster heeft het dan over een ambtshalve vereniging. Men voegde het huis bij de naastgelegen tuin. Tevens bouwde men in 1869 een stal. Zo kreeg men een groter perceel van 7.10 roeden met daarop een huis en een stal. Tevens duidt het kadaster Van der Zee vanaf die tijd als erfpachter van dit eigendom aan. In 1893 volgde de verkoop. Eigenaren werden de Diaconie van de Hervormde gemeente te Garyp en de landbouwer Harmen Jannes Kielstra. Deze laatste had het pand tevens in erfpacht. Kielstra gebruikte het gebouw als logement. Het was een woonhuis met herberg van twee bouwlagen hoog, maar het zou niet lang meer blijven bestaan. In 1904 volgde de verkoop aan Jan Martens Dijkstra, winkelier, afkomstig uit De Valom. De Diaconie bleef mede-eigenaar. Echter, in de nacht van dinsdag op woensdag 9 augustus 1904 brandde de herberg door onbekende oorzaak tot de grond toe af. De brandweerspuit no. 1 van Burgum had te kampen met onderbezetting. Veel brandweerlieden waren die dag zonder kennisgeving afwezig. De gehele herberg ging in vlammen op. Het huis was verzekerd bij een Brusselse maatschappij voor de som van fl. 9.500, -. Een groot gedeelte van de inboedel kon worden behouden, doch de bij Dijkstra gestalde stamboekhengst “Einar” vond de dood. Dit renpaard, verzekerd voor f 1500,- bij een maatschappij te Groningen kwam in de vlammen om. Eigenaar J.M. Dijkstra gebruikte de verzekeringspenningen voor de herbouw. Daarom kon hij op 23 augustus 1904 een vergunning aanvragen bij de gemeente voor de herbouw van de afgebrande herberg en woonhuis op nagenoeg de zelfde buitenfundamenten, echter nu zonder bovenverdieping. Dat is het huidige monumentale pand in neo-renaissancestijl. De architect is helaas onbekend. In 1905 herbouwde Dijkstra de schuur. De gebouwen bleef hij gebruiken tot 1911, toen vond een nieuwe transactie plaats. Naast de Diaconie van de Hervormde Gemeente, die eigenaar bleef, werd Wijbren Cornelis Wartena mede-eigenaar van de herberg. Hij kreeg het pand in eeuwigdurend erfpacht. Wartena was voorheen veehouder te Garyp. In het kadastrale register wordt zijn beroep vervolgens omschreven als kastelein. Wel bleef Wartena tevens boer, want in juni 1912 vroeg hij bij de gemeente een bouwvergunning aan voor het oprichten van een veestalling (b.v. 1912/120). En enkele jaren later voegde hij een grote tuin, die hij in eigendom had, bij het café. Van deze tuin maakte hij vervolgens weiland. Wartena was eerst getrouwd met een van de dochters van de eigenaar van het pand Greate Buorren 64. Dit was Fimmigje Teunis Fokke. Op 29 maart 1917 trouwde Wartena echter zijn dienstbode Nienke Berends van der Veer, afkomstig van Aldtsjerk.
14
Bij de verkoop in 1923 was het perceel met daarop het café, schuren en weiland gegroeid van 7.10 are naar 48.60 are. Nieuwe mede-eigenaar, tevens erfpachter, werd Homme Halbesma, landbouwer te Britsum. In 1924 werd weer de gang naar de notaris gemaakt. Halbesma kon nu alleen-eigenaar worden. De Diaconie van de Hervormde Gemeente trok haar geheel terug en verkocht haar aandeel in het pand. Halbesma wenste echter al gauw geen kastelein meer te zijn in Garyp, vertrok naar Leeuwarden en verhuurde het perceel Greate Buorren 53 aan Ida van der Zijpp. In 1931 kocht Sjoerd Breeuwsma, notarisklerk en administrateur te Burgum het café van Halbesma, waarschijnlijk als belegging. Dit was echter maar voor korte tijd. Drie jaar later volgde alweer de verkoop. Kopers waren Fokke Wessel Hamburg uit Bolsward voor 2/3 deel, Lieuwe Hamburg van beroep caféhouder, voor 1/6 deel en de veehouder Jacob Hamburg, ook voor 1/6 deel. Fokke Hamburg werd de nieuwe vruchtgebruiker en oefende vooreerst het beroep van caféhouder uit op het perceel Greate Buorren 53. Op 30 maart 1946 kwam de heer Hamburg te overlijden. Jacob Hamburg werd toen de nieuwe kastelein. In het kadastrale register staat als beroep naast caféhouder vermeld “veehouder en hengstenhouder”. Deze Hamburg is tot 1960 caféhouder gebleven, toen kreeg het pand een nieuwe eigenaar. Tegenwoordig heeft het pand geen caféfunctie meer. Aanwezige bouwvergunningen in het gemeentearchief: 1904/11 Bouw café annex woning. 1912/120 Bouw veestalling. 1952/44 Veranderen café. 1974/58 Verbouw winkel tot slijterij. 1975/47 Plaatsing kozijn in voorgevel. 1980/366 Vernieuwen garage/berging. 1984/50 Plaatsing broeikas. Hoofdbewoners van 1904 - 1975 in chronologische volgorde: J.M. Dijkstra Wijbren Wartena Homme Halbersma Ida van der Zijpp Fokke W. Hamburg Jacob Hamburg Cornelis de Vries Berend Wijmenga Marten Hoeksma Huidige bewoners: fam. Lyklema à Nijeholt.
15
Greate Buorren 63, wagenmakerij. Onderzoek uit de kadastrale registers. Kadastrale gegevens: kad. gem. Bergum, sectie C, no. 506, 742, 1375, 1697, 1773, 1948, 2909. Kad. artikelen: 624/1,2; 567/16; 745/1,3,6; 3484/1,2,3,4,5,6,7; 4348/1,2,3,4,5.
Joh. van der Wal en de erven Wijminga. Johannes P. van der Wal bezat in Garyp een stuk bouwland van ongeveer 25 are groot. In 1837 stichtte hij op een gedeelte van dit land een huis. Dit is het latere adres Greate Buorren 63. Het huis kwam op een perceeltje te staan met een oppervlakte van slechts 55 ellen (te vergelijken met centiaren). Van der Wal deed dit uit economische overwegingen. Het nieuwe huis werd in hetzelfde jaar verkocht. Later zou hij dat nog viermaal herhalen met andere woningen die hij op zijn bouwland liet bouwen. Kopers van het latere adres Greate Buorren 63 waren de erven van de koopman Anne Roelofs Wijminga. Ook nu liet men het huis direct weer van eigenaar verwisselen. Het kadaster meldt dat het huis voor 1838 werd verkocht. Jacob Jans Stelwagen en Hans Jacobs Stelwagen. Nieuwe eigenaar was Jacob Jans Stelwagen te Garyp. Hij was van beroep wagenmaker. Dit beroep oefende hij bij zijn woning uit. Het kadaster vermeldt vervolgens dat men een gebouw bij het huis stichtte in 1839. Het is niet duidelijk wat voor bouwsel dit was, wellicht een schuur voor de wagenmakerij. In september 1846 had Stelwagen examen gedaan voor de functie van ijker der botervaten. Dit vond plaats op het grietenijhuis te Burgum. Het examen werd afgenomen door de “Keurmeester der botervaten in Vriesland, district Oostergoo”. Omstreeks 1887 liet Jacob Stelwagen een stuk van het bouwland dat in zijn bezit was bij het erf voegen. Zo ontstond een groter perceel met een oppervlakte van 13.85 are. Niet lang daarna kwam Stelwagen te overlijden. Zijn zoon Hans Jacobs Stelwagen, ook wagenmaker, zette het bedrijf voort. Hij verwierf 1/3 deel van het eigendom. Tetje Jacobs Stelwagen kreeg tevens 1/3 deel. Het kadaster omschrijft de overige eigenaren als volgt: ”benevens 4 broeders kinderen tezamen 1/3”. Marten Douma. In 1896 verkochten de Stelwagens de wagenmakerij aan Marten Jans Douma van Franeker. Het kadaster omschrijft het eigendom als een huis met tuin. Douma zette de wagenmakerij voort en ontwikkelde allerlei bouwactiviteiten op het perceel. Spijtig is dat het kadaster nogal vaag is over deze handelingen. Er is sprake van herbouw in het jaar 1896. In 1897 is dit weer het geval. Voor de jaren 1901 en 1902 worden verbouwwerkzaamheden vermeld. Als omschrijving van het eigendom leest men vervolgens: huis, erf en bergplaats. Het kan zijn dat het huis herbouwd is, waarschijnlijk in 1896, waarna in 1901 een verbouw volgde. De andere herbouw kan op de bergplaats slaan in 1897, waarbij ook hier, in 1902, een verbouw volgde. Maar dit zijn veronderstellingen. De serie bouwvergunningen van de gemeente geeft geen uitkomst, want de eerste gemeentelijke vergunningen zijn in 1903 verleend. In 1906 ontstond er een omvangrijke ruiling met de eigenaren van de naastgelegen grond. Deze eigenaren waren de koopman Jan Henricus Weeber en de kuiper Andries Posthuma. Ook nu is niet duidelijk wat er van eigenaar wisselde, men ruilde in ieder geval bijgebouwen en tuingrond. Na de grenscorrectie in 1907 had Marten Douma een perceel in eigendom van
16
12.50 are. Toen Douma overleden was, besloot zijn weduwe IJbeltje Steinfort om het pand Greate Buorren 63 te verkopen. Dat was in 1912. Hendrik Kuipers. Koper werd Hendrik Beens Kuipers. Hij was ook wagenmaker van beroep. Het gezin Kuipers bestond uit ouders en dochter. Deze familie heeft heel lang op het adres Greate Buorren 63 gewoond. Voor de hinderwetverlening voor de wagenmakerij staat bij de gemeente het startjaar 1922 geboekt. In december 1921 vroeg Kuipers namelijk bij de gemeente vergunning aan voor het plaatsen van een elektromotor van 2 p.k. in zijn wagenmakerij. Volgens de overlevering bracht de bekende conferencier Paul van Vliet enige tijd als evacué door bij de familie Kuipers. Dit was in de oorlogstijd en de westerling Paul vereenzelvigde zich met de plaatselijke bevolking en liet zich Bauke Vlietstra noemen. Vlakbij het bedrijf van Hendrik woonde broer Keimpe. Keimpe Kuipers had een smederij en produceerde ijzers voor de schaatsen en het nodige smeedwerk voor de wagenmakerij en de karosseriebouw. Keimpe woonde op het adres Greate Buorren 66. Naast dit pand had broer Keimpe later tevens een constructiewerkplaats. Deze werkplaats gebruikte hij voor de constructie van landbouwwerktuigen en als schaatsenfabriek. Toen Hendrik Kuipers in februari 1973 kwam te overlijden, kwam er niet lang daarna een andere familie op het adres Greate Buorren 63 te wonen. Het pand verloor de functie van wagenmakerij en werd vervolgens alleen gebruikt als woning. Conclusie: het beroep van wagenmaker werd al sinds 1839 in het pand Greate Buorren 63 uitgeoefend. Het pand in de huidige vorm dateert uit het eind van de 19e eeuw. Bouwvergunningen in het gemeentearchief uit de periode 1903-1985: 1929/66 Uitbreiden van de wagenmakerwerkplaats. 1980/5 Wijzigen voorgevelkozijn. 1982/406 Bouw vrijstaande houten garage. Historische hinderwetvergunning: 211 - 23-01-1922; vergunning voor het plaatsen van een elektromotor.
Briefhoofd uit de correspondentie van Hendrik Kuipers (bron gemeentearchief).
17
Greate Buorren 64, rentenierswoning. Onderzoek uit de kadastrale registers. Kadastrale gegevens: kad. gem. Bergum, sectie C, no. 763/981; 1371; 1946; 2363; 2430; 2514. Kad. artikelen: 2968/1,2,3,4,5,13; 6163/1; 6167/1, 6319/1; 6472/1; 5310/2,3,6,7,8; 7287/1; 7268/3; 8501/1,2,3,4; 9358/1,2
De landbouwer Theunis Johan Fokke (geb. 10-06-1843) was een vermogend man in de 19e eeuw. Hij had de beschikking over meerdere huizen en had ook weiland in bezit. Aan de Greate Buorren had de heer Fokke twee huizen in eigendom. Deze stonden naast elkaar. In 1885 liet Fokke deze twee huizen slopen en voegde de percelen samen. Hij gaf opdracht om in de plaats van de gesloopte huizen één nieuw te bouwen. Deze nieuwe woning kreeg een vrij voornaam aanzien en was bedoeld om als rentenierswoning voor Fokke te fungeren. Bij de latere straatnaamgeving kreeg de woning het adres Greate Buorren 64. Toen dit huis klaar was kwam het kadaster langs. Het nieuwe perceel werd opgemeten. Het bestond toen uit een huis met erf en een reed. Waarschijnlijk is deze reed de Greate Buorren. De familie Fokke woonde ook daadwerkelijk in het nieuwe pand aan de Greate Buorren 64. Toen Theunis Fokke kwam te overlijden, op 10-06-1921, werd zijn weduwe Trijntje FokkeMulder de hoofdbewoonster. In 1933 kwam het pand in eigendom van de twee erfgenamen, de dochters Fimmigje en Taetske Fokke. Taetske was getrouwd met Sikke Jans Boersma en was inmiddels al weduwe. In 1933 vroeg men een bouwvergunning aan om op het erf van het perceel Greate Buorren 64 een huis te mogen bouwen. Dit werd toegestaan. Vervolgens ging Femmigje Fokke op 6 juli 1934 in de nieuwe woning wonen. Dit huis kreeg het nummer 62. Het pand Greate Buorren 64, dat sindsdien op een gehalveerd perceel stond, verkocht men aan de koopman Johannes Wilhelmus Blom. Twee jaar daarna, in 1936, verkocht Blom het huis al weer. Hij vertrok naar Maartensdijk. Nieuwe eigenaar werd de Groninger Douwe Groeneveld. Deze was huisarts te Garyp. De dokter had een auto om zijn patiënten te bezoeken. In 1936 vroeg hij bij de gemeente een vergunning aan voor de bouw van een garage. In 1939 verkocht de dokter echter het huis en de garage en ging elders in Garyp wonen. Koper is dan Willem Klazes Gorter. Deze was machinist, transportondernemer en brandstoffenhandelaar van beroep. Gorter liet de garage in 1939 slopen en vervangen door een nieuw gebouw, waarin hij een garage opnam en waar tevens ruimte was voor de opslag van brandstof (kolen). Gorter ruilde in 1940 grond met de vrachtrijder Watze Plantinga, wonende op de Greate Buorren 66. Daarna gaf hij in 1945 opdracht om een hok te bouwen voor het bewaren van aardappelen en ook voor de opslag van brandstoffen. Toen had Gorter andere plannen. Op 10 april 1946 vroeg hij bij de gemeente vergunning aan voor het veranderen van de bestaande garage tot een gymnastiek- en vergaderzaal. Met de uitvoering wilde hij de fa. Van der Zee belasten. De directeur Gemeentewerken wees in eerste instantie het plan af. Maar bijna een jaar later, op 12 maart 1947, verleende het gemeentebestuur de vergunning voor de verbouw tot vergaderzaal. Op de tekening zijn garderobes, een kleedkamer en een toneel ingetekend. Waarschijnlijk is Gorter toen begonnen met de exploitatie van het geheel als pension “Roenah Sanang” (prettig tehuis).
18
Dit bleef echter niet lang zo, op 23 november 1948 verhuisde Gorter naar Voorst. Het perceel Greate Buorren 64 verkocht hij aan Geert Vaartjes. Geert Vaartjes was expediteur van beroep en afkomstig van Oosterbierum. Hij kocht in 1948 het huis Greate Buorren 64 met lokaal en hok op een perceel van 9.45 are groot. In 1955 sloten hij en de heer Taede IJbeles Smedes een ruilovereenkomst. Vaartjes ruilde het perceel Gr. Buorren 64 tegen een huis en hok aan de Inialoane 27 van Smedes. T. IJ. Smedes was motor- en rijwielmonteur. Hij zag wel mogelijkheden om zijn bedrijf voort te zetten op zijn nieuwe adres Greate Buorren 64. Op 1 oktober 1955 trok hij in de woning. Op 27 december 1960 besloot het college van burgemeester en wethouders om aan de Caltex Petroleum Maatschappij een hinderwetvergunning te verlenen voor het oprichten van een gemengde-smering pompinstallatie met een ondergrondse tankinstallatie van 2000 liter. Deze pompinstallatie plaatste men op het terrein voor de werkplaats, naast het huis Greate Buorren 64. T. Smedes beheerde de benzine-installatie. In 1961 volgde de verkoop van de zaak. Johannes en Franke de Jong zetten het bedrijf voort op nr. 64. Zij waren afkomstig van Heerenveen. In 1966 weigerde de gemeente een uitbreidingsvergunning. De firma, J. en F. de Jong hadden op bovengenoemd adres een fietsen- en bromfietsenhandel annex reparatiebedrijf. Het college van burgemeester en wethouders besloot de vergunning niet te verlenen omdat het bedrijf geen garagebedrijf was en bovendien de nieuwe benzinepompinstallatie gedacht was op een plek, minder dan 50 meter van de hoek van de Lytse Buorren, gemeten in de as van die weg. In 1968 beëindigde de firma De Jong haar activiteiten. Men verkocht het bedrijf aan de caféhouder Marten Hoeksma. Deze was eigenaar en uitbater van het café op de Greate Buorren 53. Hoeksma veranderde de functie van zijn nieuwe zaak ingrijpend. In december 1968 kreeg hij vergunning van de gemeente om het pand Greate Buorren 64 te verbouwen tot café. Zijn opvolger W. de Vries zette in 1988 het bedrijf voort. Het gemeentebestuur verleende W. de Vries van Sumar toen toestemming voor het oprichten en in werking hebben van een café annex cafetaria op het perceel Greate Buorren 64. Enkele jaren daarna werd de vergunning nog uitgebreid voor het in werking hebben van een terras op het perceel. De naam van de inrichting is intussen: “café-pension De Beuk”. Bouwvergunningen m.b.t. het perceel Gr. Buorren 64 in de periode 1903 – 1968: 1936/27 Bouw garage. 1939/79 Bouwen en uitbreiden tot garage en kolenbergplaats. 1945/9 Bouw stenen hok. 1946/13 Veranderen van de garage in een vergaderzaal. 1962/104 Plaatsen deuren in de werkplaats. 1963/284 Veranderen deurkozijn. 1968/486 Verbouw tot café Historische hinderwetvergunningen: Oprichtingsvergunning d.d. 27-12-1960 (vervallen), gemengde smeerpompinstallatie c.a. Geweigerde vergunning d.d. 18-07-1966, uitbreidingsvergunning voor benzineverkooppunt. Hoofdbewoners vanaf 1914 - 1962: Theunis Fokke. Trijntje Jans Mulder. Wed. Sikke Boersma Johannes Blom ? – 1936. Douwe Groeneveld 1936-1938
Willem Gorter 1938-1948 W. Lijnzaad-Ooyevaar 1942-1943 Geert Vaartjes 1948-1955. Taede Smedes 1955-1962
19
Aanvraag vergunning verbouwing tot café. (Bron: gem.archief, bouwvergunning 1968/486.)
20
Tsjerkepaed 13/Lytse Buorren 22. V.m. schoolgebouw
Aanzicht Lytse Buorren 22.
Onderzoek uit de kadastrale registers. Kadastrale gegevens: kad. gem. Bergum, sectie C. no. 501, 1093. 1566/1567 Kad. artikelen: 271/2,9,11,12,15,16,18,19,20,22,23; 7250/1,2,3,4
In het verleden zorgde de Hervormde kerk er voor dat de kinderen onderwijs konden volgen in Garyp. Uit het archief van de gemeente Tytsjerksteradiel blijkt dat de kerk reeds in 1795 uitgaven doet voor het traktement van de schoolmeester ten bedrage van 40 guldens per jaar. Dit was niet alleen voor het lesgeven, maar inclusief de beloning voor het voorzingen in de kerk en het smeren van de torenklok. Ook het onderhoud van de schoolgebouwen was voor rekening van de kerk. Verder blijkt uit het gemeentearchief dat de school omstreeks 1808 in de zomer bezocht werd door ongeveer 15 tot 20 kinderen. In de winter vermeerderde dit sterk tot soms 60 kinderen. De school is dan groot “18 voet in’t vierkant”. De locatie van deze school is niet duidelijk. Volgens het kadaster bezat de kerkvoogdij van de Hervormde gemeente te Garyp al in 1835 een schoolhuis op een erf van 6.70 are, kadastraal bekend als Gemeente Bergum, sectie C. no. 501. Dit is het latere adres Tsjerkepaed 13/Lytse Buorren 22. Voor 1835 had men voor dit pand al belastingvrijstelling gekregen. Tot 1869 was de kerk verantwoordelijk voor het geven van onderwijs aan deze school op deze plaats, daarna de burgerlijke gemeente. Het bestek uit 1825. Het oudste stuk uit het archief dat informatie verstrekt over het schoolgebouw zelf, is een bestek uit 1825. Dit bestek handelt over de verbouw van de bestaande school te Garyp en is onderverdeeld in 16 artikelen. Artikel 1 geeft de kern weer van de verbouwplannen. De letterlijke tekst is als volgt: “Zal den aanneemer buijtendeurs wegneemen met het kasijn de school aan de oostend 2 elle 97 duim moeten verlengen, en dus de oostmuur of geevel met de zijdmuuren tot aan de westkant van de oosterse glaasgaaten geheel wegneemen, opruijmen. De steen schoonmaaken en deselve gebruijken tot de nieuwe vondamenten”. Verder beschrijft men onder meer in het bestek het aantal en de vorm van de nieuwe kozijnen en ruiten, het plaatsen van nieuwe vloeren en het bouwen van een portaal bij de ingang van de school. Tevens moest de aannemer 17 banken en 17 lessenaars maken, die met sterke zwarte lijmverf geschilderd moesten worden en met zwarte olieverf afgelakt. Ook geeft het bestek de benodigde kleuren voor de goten, de kozijnen en roeden, deuren en ander houtwerk. Ook artikel 13 van het bestek is heel interessant. Het begin van dit artikel luidt als volgt: “Het geheele dak van pannen te ontblooten, met verandering van plan wort hier bijgevoegd om de agter de kaamer staande loots geheel weg te neemen, opruijmen en de steen schoon maaken, verder de geheele kap met de muuren zoowel het nieuw als het oude 45 duim te verhoogen, als meede de souder en balken oover de school, maar de souder oover kaamer en gang blijf leggen”.
21
Het bestek eindigt met de bepalingen dat betreffende het houtwerk dadelijk een aanvang kan worden gemaakt, maar dat men met het slopen niet vroeger dan op 27 juni 1825 mag beginnen. Op 30 juli zou alles klaar moeten zijn, zo niet, dan zou men een boete opleggen van drie gulden voor elke dag overschrijding, welke de aannemer van zijn bedongen geld afgehouden zou worden. Verder blijkt dat W.J. Veltman, woonachtig te Sumar, het werk gegund werd. Deze nam de klus aan voor de somma van vijfhonderdnegenennegentig gulden. Op 10 juli 1825 was de oplevering. De kerkvoogden Van der Meulen en Postma inspecteerden het opgeleverde bouwwerk en keurden het werk goed. Veltman ontving die dag uit de diaconiekas van de administrerende diaken Riemersma een som van vijfhonderd guldens “strekkende tot betaling wegens voorenstaande bestek en vertimmering van de school tot Garijp”. Dit document uit het archief besluit met een aantekening die toch weer vragen oproept. Letterlijk staat er genoteerd: “Wij ondergeteekende ledematen van de Hervormde Gemeente te Garijp, verklaren door dezen onze goedkeuring te geven dat de diakens te Garijp uit de diaconiebeurs betaald hebben vijfhonderd Nederlandsche Guldens en nog zullen betalen tweehonderdzesenzestig guldens tweeëndertig ½ cents, dus tesamen zevenhonderd zesenzestig Nederlandsche guldens tweeëndertig ½ cents, zijnde de onkosten welke de school en schoolhuizing in 1825 gekost hebben. Belovende thevens wanneer deze gelden weder aan de Diakonie moeten worden opgebracht, alle mogelijke poging te zullen aanwenden om dezelve gelden weder uit het een of ander fonds aan de Diaconie te doen bezorgen. Garijp, oktober 1827”. Dan volgen nog de handtekeningen van 15 personen, waaronder de familienamen Algra, Kooistra, Inia en Smedes. Gezien deze aantekening is de verleiding groot om te veronderstellen dat er niet alleen een vertimmering van de school heeft plaatsgevonden, maar dat er ook geld uitgetrokken is voor de stichting van (of verbouw van een gedeelte school tot) een schoolwoning voor de onderwijzer. De bewaarde kasboeken van de kerk uit die tijd kunnen wellicht op een later tijdstip nog de nodige helderheid verschaffen. In 1838 mat de school 5.800 ellen lang, 4.800 ellen wijd en 2.300 ellen hoog. In de winter van dat jaar bezochten 106 kinderen de school. Convenant met de gemeente. Het onderwijs aan de school van de Hervormde diaconie had in de eerste helft van de 19e eeuw al een openbaar karakter. In Tytsjerksteradiel was het onderwijs eerst in handen van de Hervormde kerk, maar de gemeente kreeg steeds meer invloed. Het feitelijk beheer van de school en onderwijzerswoning te Garyp was in 1852 al deels in handen van de burgerlijke gemeente. Het traktement van de onderwijzer bestond dat jaar uit 92 guldens, waarvan respectievelijk fl. 50, - betaald werd door de gemeente en fl. 42, - door de kerk. De onderwijzer van deze school te Garyp, J. Snijder, klaagde in november 1864 in een brief aan de gemeenteraad over de slechte gesteldheid van zijn schoolgebouw. Dringende verbetering was gewenst. Hij drong er verder bij het gemeentebestuur op aan om het openbaar onderwijs in ere te houden. Want (citaat): “ - nu de bijzondere school ook aan den gang is, en een der leden van de commissies van die school, zich niet schaamt om alle pogingen bij de ouders mijne leerlingen aan te wenden, ten einde die van mijne school af te trekken en op de bijzondere te doen overgaan en dat eene lid van genoemde commissie de ouders tot dat einde niet alleen in huis opzoekt, maar hen zelfs op den weg aanspreekt om dat doel te bereiken”. Deze nieuwe christelijke school waarop Snijder doelt, werd opgericht in 1864 uit het initiatief van het bestuur “der Garijper hulpvereeniging voor Christelijk-Nationaal Schoolonderwijs”. De school werd gebouwd op het perceel Greate Buorren 15 en is inmiddels alweer afgebroken. Nu staat het dorpshuis “It Geahus” op deze plek. Om het openbaar onderwijs te versterken sloot het gemeentebestuur van Tytsjerksteradiel een overeenkomst met de Kerkvoogden in 1869, betreffende de pacht van de school en de
22
onderwijzerswoning met tuin aan het Tsjerkepaed van de Hervormde gemeente. Zij kwamen overeen dat het gemeentebestuur de beschikking zou krijgen over deze gebouwen die samen deel uit maakten van het perceel kadastraal bekend gemeente Bergum, sectie C. no. 501. Dit zou voor onbepaalde tijd zijn, zolang het gemeentebestuur daarvan ten behoeve van het openbaar onderwijs gebruik wilde maken. Wel liet men in de akte enige voorwaarden en bepalingen opnemen: 1) Alle onderhoud kwam ten laste van het gemeentebestuur. 2) Het gemeentebestuur zou de gebouwen naar welgevallen mogen verbouwen. 3) Het gemeentebestuur zou de gebouwen behoorlijk tegen brand moeten verzekeren. 4) De grondbelasting bleef ten laste van de kerk van Garyp. 5) Het gemeentebestuur zou jaarlijks een pachtsom van fl. 50, - moeten betalen. 6) Het recht van opzegging van de overeenkomst zou uitsluitend voorbehouden zijn aan het gemeentebestuur. Van dit laatste artikel maakte het gemeentebestuur gebruik in 1895. Met ingang van 1 augustus 1896 zei men de bedoelde overeenkomst op en zou men de gebouwen en tuin weer ter beschikking stellen van de Kerkvoogdij van de Hervormde gemeente. De oorzaak hiervan was de volgende. In 1895 werd een begin gemaakt met de bouw van een nieuwe openbare school elders in Garyp. De plannen voor deze nieuwe school met onderwijzerswoning werden behoudens enige opmerkingen goedgekeurd door de minister.
Aanzicht Tsjerkepaed 13, Garyp. Verandering van bestemming van het schoolgebouw. De bestemming van het oude schoolgebouw aan het Tsjerkepaed veranderde; het was geen school meer. Het pand bleef evenwel nog geruime tijd in eigendom van de Hervormde gemeente. Het kadaster geeft dan als omschrijving: “huis, erf en voormalige school”. In 1897 veranderde men weer de bestemming en werd een splitsing doorgevoerd. Vanaf genoemde datum is er sprake van twee woningen in het gebouw. De ene woning zou later het adres Tsjerkepaed 13 krijgen, de andere het adres Lytse Buorren 22. Het pand staat namelijk op de hoek van deze twee straten. Het kadaster heeft het dan over: ”2 huizen, erf”. De splitsing tussen de twee woningen werd kadastraal als volgt doorgevoerd. Twee naastgelegen percelen tuingrond werden bij de eerste woning gevoegd zodat een nieuw perceel ontstond van 10.50 are. Hier bouwde men in 1898 nog een bergplaats bij. De tweede woning kwam op een klein perceel van 76 ca. te staan. In 1910 besloot de kerk om een gedeelte van het grootste perceel af te scheiden en te verkopen aan de arbeider Gurbe P. Postma. Deze kocht 2.10 are en liet hierop een huis bouwen, het latere adres Lytse Buorren 20. Het op te richten gebouw zou dienst doen als woning en winkel. Verhuur van de woningen door de kerk. De namen van de huurders van de woningen Lytse Buorren 22 en Tsjerkepaed 13 staan op de bewaard gebleven woningkaarten vanaf circa 1914. De Hervormde kerk verhuurde de woning Lytse Buorren 22 aan:
23
De weduwe van Jan van der Zwaag tot okt. 1937; Klaas Gorter van okt. 1937 tot 12 mei 1938; Popke Zuidema van 12 mei 1938 tot 1 september 1951. De Hervormde kerk verhuurde de woning Tsjerkepaed 13 aan: De weduwe van Berend van der Veer tot 21 mei 1940 (toen overleden); Anne W. van der Veer van 21 mei 1940 tot de overdracht van het pand aan dhr. Kobus. Nieuwe eigenaren. In 1948 besloot de Kerkvoogdij van de Hervormde Gemeente te Garyp om de woningen in het pand Tsjerkepaed/Lytse Buorren van de hand te doen. De nieuwe eigenaar heette S.H. Kobus. Sietze Hendrik Kobus was koperslager. Hij trok op 4 oktober 1951 in de woning Lytse Buorren 22. Ook in het kadaster staat als zijn officiële woonadres Lytse Buorren 22 aangegeven. In 1955 besloot men om de twee woningen in het pand weer samen te voegen. Nadat men ook nog een klein gedeelte van het perceel aan de gemeente Tytsjerksteradiel verkocht had voor de verbreding van de weg, ontstond er een nieuw perceel van 6.54 are groot. In het kadaster wordt dit perceel eerst omschreven als “Kerkpad”, later als Lytse Buorren 22. Het eigendom staat als volgt omschreven: huis, hok, werkplaats en erf. In 1958 gaf de gemeente haar goedkeuring voor het bouwplan van Kobus dat het geheel vernieuwen van de werkplaats inhield. Deze werkplaats staat achter op het erf. In 1964 heeft Hendrik Kobus na zijn huwelijk nog een half jaar in het voorste gedeelte van het pand gewoond, op het adres Tsjerkepaed 13. Het pand is sinds de inrichting tot woonhuis niet meer veranderd tot 1994. In dat jaar zijn er in het kader van de particuliere woningverbetering de nodige herstelwerkzaamheden verricht. Daarbij is de oude noordgevel geheel opnieuw opgetrokken in de oude stijl.
Bouwvergunning uit de periode 1903 – 1980: 1958/28
Vernieuwen werkplaats.
24
Tsjerkepaed 18, Petrustsjerke. Beschrijving Petrustsjerke, voorheen de Nederlands Hervormde kerk. De eerste stenen kerk in Garyp werd waarschijnlijk al rond 1100 van tufsteen gebouwd. Dit is natuursteen dat in die tijd uit het buitenland geïmporteerd werd. Later in de middeleeuwen ontdekte men weer het procédé van het bakken van stenen en ging men over op de toepassing van grote bakstenen. Omdat de oude kerk niet van deze kloostermoppen gemetseld was, maar van tufsteen opgetrokken, was het een van de oudste in de omgeving. De kerk was vergelijkbaar met de nog bestaande tufstenen kerk van het naburige Oudega. Wegens bouwvalligheid is de oude kerk in 1838 afgebroken. De nieuwe dorpskerk werd een driezijdig gesloten zaalkerk met daktoren, waarin een gegoten klok uit 1628 hangt. Tot de kerkinventaris behoren elementen die ouder dan de kerk zijn: twee oude herenbanken, een preekstoel uit 1782, een grote koperen kroon en enige oude zerken. Deze onderdelen zijn dus nog uit de oude kerk afkomstig. De preekstoel uit de 17e eeuw is van eiken met versierde panelen en een eiken klankbord. Het voorpaneel herinnert aan de grietman H.B. van Sminia. Het doophek heeft een open ijzeren versiering geverfd in hout imitatie. Daarnaast is er een koperen doopbekken op een ijzeren driepoot te zien en aan de preekstoeltrap een draaiend doopbekken. Het door de Leeuwarder orgelfabrikanten Bakker&Timmenga gebouwde orgel dateert uit 1886. Drie gesmede grafkruisen. Bijzonder zijn de drie oude grafkruisen die bij het kerkhof horen. Deze grafkruisen met een voorstelling van kruisen en harten stonden bij drie zerken op het kerkhof. Het zijn drie gesmeed ijzeren graftekens, die vrij zelden meer voorkomen, en dateren uit 1702, 1704 en 1705. Op het hartvormige schild is op eenvoudige wijze slechts de naam en de datum van geboorte en overlijden aangebracht. Tot het begin van de negentiende eeuw hadden de meeste kerkhoven in Fryslân het aanzien van een grasveld, waarbij de graven aangeduid werden met houten paaltjes. Sinds de zeventiende eeuw werden de mensen met geld in de kerk begraven en de armen kwamen op het kerkhof te liggen. Alleen sommige middenstanders met geld konden zich een ijzeren grafmonument op het kerkhof permitteren. Graftekens kwamen niet algemeen voor en daarom hadden de kerkhoven een groen aanzien. Dat is reden dat de graftekens uit de 18e eeuw die bij het kerkhof van Garyp horen ook zo bijzonder zijn. Zouden deze van na 1829 dateren, dan zou dat minder bijzonder geweest zijn. Het begraven in de kerken werd namelijk per 1 januari 1829 definitief verboden en dit kon nog slechts op de kerkhoven gebeuren. Sindsdien werden ook de rijken op het kerkhof begraven en daarom veranderden de hoven totaal van aanzien en werden de duurzame graftekens op het kerkhof heel algemeen. In de jaren 80 van de twintigste eeuw zijn de drie gesmede graftekens van Garyp overgebracht naar het Fries Museum te Leeuwarden. Bouwvergunningen. Sinds de instelling van de Woningwet in 1902 zijn er geen bouwvergunningen afgegeven ten behoeve van de verbouw van de kerk. Wel zijn er recent vergunningen afgegeven voor de nieuwbouw van een baarhokje en voor de sloop van de berging op de begraafplaats.
25
De Tuye 4, arbeiderswoning.
Het pand De Tuye 4 is een eenvoudig pand waarin oorspronkelijk twee woningen opgenomen waren. Het pand, onder laag zadeldak tussen topgevels, is één van de oudste gebouwen van de gemeente, wellicht het oudste woonhuis. Gezien de bouwelementen is het een zeventiende eeuws pand, men denkt bij het bouwjaar aan het midden van die eeuw, zo omstreeks 1650. De ouderdom van het huis valt ook te lezen uit de authentieke schouw in de woning. De schouw met tegeltjes met bloemmotieven en spelende kinderen is zeventiende eeuws. In de negentiende eeuw, zeker vanaf 1832, was de woning steeds in gebruik als arbeiderswoning. Daarom ligt het voor de hand dat de woning als arbeiderswoning is gebouwd. Al heeft men enige concessies moeten doen aan het moderne woongerief, de buitenkant van het pand is bijna helemaal in authentieke staat bewaard gebleven. De vensters met 12- en 4 ruiten zijn het behoud waard en de regenwaterput met vergaarbak naast het huis is bijzonder karakteristiek. De originele staat van het huis was een goede reden om het pand op de Rijksmonumentenlijst te plaatsen. Wel is het jammer dat het huis door de omringende nieuwbouw wat in de verdrukking gekomen is en daarom niet goed vanaf de weg te bezichtigen valt. Kadastraal onderzoek. Kadastraal bekend gemeente Bergum, sectie C. nr.516, 1122/1123, 2799. Kadastrale artikelen: 409/1; 838/3,6,7; 2823/3,4; 3888/3,4; 8256/1,2. Toen het kadaster in 1832 in Tytsjerksteradiel in werking trad, bestond het huis op het latere adres De Tuye 4 te Garyp al. Door de instelling van het kadaster werd eigenaar Andries Melles Roorda in 1834 voor de belasting aangeslagen, maar hij was zeker niet de eerste eigenaar. Bij de registratie van de Tuye 4 beschreef men een perceel met een huis met erf met een oppervlakte van 2.70 are. Naast en achter het huis was in die tijd een boomgaard gelegen van 8.40 are groot, ook in eigendom van Andries Roorda. Uit het kadaster valt verder op te maken dat het huis en de bijbehorende boomgaard voor 1850 van eigenaar zijn verwisseld. De heer Broer Andries Roorda en zijn kinderen waren de volgende eigenaren. Broer was waarschijnlijk de zoon van Andries Roorda. Hij was ook arbeider van beroep. Genoemde nieuwe eigenaren hebben in 1875 een belangrijke verandering in het huis doorgevoerd. Men maakte toen een dubbele woning van het pand. Het perceel van 2.70 aren werd opgesplitst in twee woningen met erf van precies gelijke grootte, namelijk 1.35 are. In 1882 heeft de familie Roorda de dubbele woning en ook de boomgaard verkocht. Koper werd de vrijgezelle arbeider Jacob Harmens Slootegraaf. Zolang deze eigenaar was, zijn er slechts weinig bijzonderheden te melden. De weduwe Sietske Oosterbaan heeft in een van de woningen gewoond. Ook Slootegraaf zelf was bewoner tot zijn dood op 18 december 1903.
26
In 1904 kocht Gerrit Klazes Atema de dubbele woning en de boomgaard van de erfgenamen. Ook Gerrit Atema was arbeider van beroep en wel fabrieksarbeider. Na de dood van Jacob Harmens Slootegraaf kon Gerrit Atema het gehele pand betrekken. Dit was wel nodig want het echtpaar Atema had zes kinderen. Het pand bestond uit twee éénkamerwoninkjes met een paar besteden extra in het kleine achterhuis. Op 13 mei 1904 heeft men ook de andere helft van het huis in gebruik genomen. Toen Gerrit Atema op 5 november 1932 kwam te overlijden, werd zijn weduwe Trijntje Jonker als hoofdbewoonster van het pand aangemerkt. De familie Atema bleef nog lang eigenaar van het dubbele pand en de boomgaard. In 1955, na de dood van de weduwe Atema, die overleed in oktober 1954, werd er weer een verandering doorgevoerd. De kinderen voegden de boomgaard bij de naastgelegen tuin. Deze tuin was ook in eigendom van de familie en grensde aan de boomgaard. Het geheel werd toen 19.55 are groot. Vervolgens liet men echter de bomen en struiken rooien en werd er weiland van gemaakt. De boomgaard was niet meer. In 1959 werd het dubbele huis en het weiland op naam van Lammert Atema gezet, een zoon van Gerrit. Na hermeting in 1964 door het kadaster werd het geheel verenigd in een groot perceel met als omschrijving: twee huizen, erf en weiland, groot 23.40 are. Lammert woonde tijdens zijn werkzame periode als directeur Bouw- en Woningtoezicht in Leeuwarden. De zusters Martje en Janke Atema woonden gezamenlijk op het adres De Tuye 4. Maar broer Lammert bracht veel van zijn vrije tijd door in het ouderlijke huis en hij is degene die na zijn pensionering al zijn energie stak in een nauwgezette restauratie van het bijzondere pand. Vanaf 1904-1986 waren de volgende Atema’s hoofdbewoner: Gerrit Klazes Atema 1904-1932 Weduwe Trijntje Atema-Jonker 1932-1954 Martje Atema 1954-1983 Janke Atema 1983-1986 tevens van 1960-1977 (andere helft woning) En van 1977-1983 bij Martje inwonend. Bouwvergunningen. Er zijn geen gemeentelijke bouwvergunningen bekend. Het gemeentelijk bouwvergunningenbestand loopt van 1903 – heden. Conclusie: Dit pand is altijd als eenvoudige arbeiderswoning in gebruik geweest. Na 1903 hebben er geen noemenswaardige aanpassingen v.w.b. de buitenkant van het pand plaats gevonden.
27
Gedeelte van een kadastrale kaart van Garyp uit 1840 (bron: gemeentearchief). 28
Gedeelte van een kadastrale kaart van Garyp uit 1916 (bron: gemeentearchief).
29
Gegevens Stichting Karakteristyk Tytsjerksteradiel. De doelstelling van de Stichting is te bevorderen dat het streekeigene in landschappelijke en bouwkundige zin in de gemeente Tytsjerksteradiel voor de toekomst behouden blijft of hersteld wordt. Op basis hiervan streeft de stichting erna de inwoners van de gemeente bewust te maken van de waarde van ons cultureel erfgoed. Nieuwe donateurs zijn van harte welkom. De jaarlijkse bijdrage is € 5, - , over te maken op banknummer 320980626 van de penningmeester van de stichting. Secretariaat: Van Haersmasingel 72, 9062 GC OENTSJERK. Telefoon: 058-2561912 Gegevens Gemeentearchief. De gemeente bewaart een schat aan informatie in haar archief. De oudste stukken dateren al van begin 1600. Door deze veelsoortige verzameling documenten, zijn we veel te weten gekomen over onze gemeentelijke historie. De meeste stukken, ouder dan 20 jaar, zijn in principe openbaar. Deze kunt u inzien op het gemeentearchief van het gemeentehuis aan de Raadhuisweg 7 te Burgum. Het raadplegen van de archiefbescheiden is gratis. Alleen als u opdracht geeft aan de ambtenaar Openbaar Archief om omvangrijk historisch onderzoek voor u te verrichten worden kosten in rekening gebracht. Voor kleine aantallen kopieën hoeft u niet te betalen. Verantwoording. Deze beschrijvingen zijn een uitgave van de Stichting Karakteristyk Tytsjerksteradiel, in samenwerking met het Gemeentearchief van Tytsjerksteradiel dat tevens als gegevensbron fungeerde. Volgens de Archiefwet zijn de archiefbescheiden die in een archiefbewaarplaats berusten openbaar. De gegevens uit de archieven van na 1986 zijn niet overgebracht en daarom (nog) niet openbaar. De teksten van de historische onderzoeken zijn samengesteld door de medewerker Openbaar Archief van de gemeente Tytsjerksteradiel. Het archiefonderzoek vond plaats in de periode november 2000 – januari 2006.
30
Met dank aan: -
-
De heer A. de Haan voor het aandragen van 7 karakteristieke panden te Garyp die geschikt bleken voor nader onderzoek en voor de vele aanvullende informatie. De heer H. de Bruin van de Stichting Karakteristyk voor de levering van de recente foto’s van de panden. De Vereniging voor Dorpsbelangen Garyp voor de goede samenwerking. De heer K. Veltman die als contactpersoon van Dorpsbelangen fungeerde en voor aanvulling van het (oude) fotomateriaal zorgde. De heer W. Kobus voor het gebruik van de foto De Tuije 4 op blz. 28. De eigenaren/gebruikers van de karakteristieke panden voor de inwilliging van het verzoek om een plaquette te mogen plaatsen. Probo/Sign te Dokkum voor de fabricage en levering van de tekstbordjes. De heer Hazelaar voor de adviezen m.b.t. tekstbordjes en het onderhouden van de contacten met leverancier en de eigenaren van de panden.
Colofon. De leden van de werkgroep, ingesteld voor de redactie van de tekstbordjes: Mevr. I. Broens-Visser. J. van der Wal. S.T. de Beer. A. de Haan. Adviseur: Th. Hazelaar. Eindredactie teksten bordjes: S.T. de Beer en Th. Hazelaar. Teksten en opmaak van deze uitgave alsmede de archiefonderzoeken: S.T. de Beer. Auteursrecht foto’s: het auteursrecht van de foto’s die aan het begin van elk nieuw hoofdstuk in deze publicatie zijn geplaatst en de foto op blz. 23, berust bij de Stichting Karakteristyk. Het auteursrecht van de tweede foto inzake het pand De Tuije 4 berust bij de heer W. Kobus. Druk: Gemeente Tytsjerksteradiel, Burgum, 2006.
31