Beschermde natuurwaarden Landgoed Olaertsduyn, Voorne Voortoets Natuurbeschermingswet en natuurtoets Flora- en faunawet
A.D.G. Koopman G.F.J. Smit P.H.N. Boddeke
Beschermde natuurwaarden Landgoed Olaertsduyn, Voorne
Voortoets Natuurbeschermingswet en natuurtoets Flora- en faunawet
A.D.G. Koopman G.F..J. Smit P.H.N. Boddeke
opdrachtgever: Visade 6 maart 2009 rapport nr. 07-112
Status uitgave:
Eindrapport
Rapport nr.:
07-112
Datum uitgave:
6 maart 2009
Titel:
Beschermde natuurwaarden Landgoed Olaertsduyn, Voorne
Subtitel:
Voortoets Natuurbeschermingswet en natuurtoets Flora- en faunawet
Samenstellers:
drs. A.D.G. Koopman Ing. P.H.N. Boddeke drs. G.F.J. Smit
Aantal pagina’s inclusief bijlagen:
50
Project nr.:
06-367
Projectleider:
drs. G.F.J. Smit
Naam en adres opdrachtgever:
Visade Laan van Zuid Hoorn 47 2289 DC Rijswijk
Referentie opdrachtgever:
LL/MSK/07.278
Akkoord voor uitgave:
Directeur Bureau Waardenburg bv drs. A.J.M. Meijer
Paraaf:
b.a. G.F.J. Smit
Bureau Waardenburg bv is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Bureau Waardenburg bv; opdrachtgever vrijwaart Bureau Waardenburg bv voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. © Bureau Waardenburg bv / Visade Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Bureau Waardenburg bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitsmanagementsysteem van Bureau Waardenburg bv is door CERTIKED gecertificeerd overeenkomstig BRL 9990:2001 / ISO 9001:2001.
2
Voorwoord Het Landgoed Olaertsduyn is in 2005 aangekocht door het Sint Laurens Instituut. Het landgoed zal worden omgevormd tot een woon/zorg/revalidatiecentrum. Het aanwezige bos en andere groenstructuren op het landgoed is de afgelopen jaren in verval geraakt. Ter realisatie van de plannen is het wenselijk dat revitalisatie plaatsvindt. Groot onderhoud aan de aanwezige groenstructuren zal hier deel van uitmaken. Landgoed Olaertsduyn ligt binnen het Natura 2000 gebied ‘Voornes Duin’ en is gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Bij de werkzaamheden zal rekening gehouden moeten worden met het huidige voorkomen van soorten planten en dieren die beschermd zijn krachtens de Flora- en faunawet. Tevens zal rekening gehouden moeten worden met de wezenlijk waarden en kernmerken van de EHS en de instandhoudingsdoelen van de Natuurbeschermingswet 1998. DS Landschapsarchitecten heeft Bureau Waardenburg opdracht verstrekt om een quick scan naar beschermde soorten in Landgoed Olaertsduyn uit te voeren, alsmede een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en een EHS-toetsing. In dit rapport wordt verslag gedaan van de bevindingen. Aan de totstandkoming van dit rapport werkten mee: G.F.J. Smit A.D.G. Koopman F. van der Vliet P.H.N. Boddeke
projectleiding, fotografie veldwerk, rapportage. veldwerk vleermuizen rapportage
Genoemde personen zijn door opleiding, werkervaring en zelfstudie gekwalificeerd voor de door hun uitgevoerde werkzaamheden. Het project is uitgevoerd volgens het Kwaliteitshandboek van Bureau Waardenburg. Het kwaliteitsmanagementsysteem is ISO gecertificeerd. Vanuit DS Landschapsarchitecten werd de opdracht begeleid door de heer F. Booy en vanuit Visade betrof dit mevrouw L. Langerwerf, de heren K. Besuyen en R. Coops. Een conceptversie van dit rapport is voorgelegd en besproken met de heer B. de Bles van Provincie Zuid-Holland.
3
4
Inhoud Voorwoord.........................................................................................................................................3 Inhoud ................................................................................................................................................5 1
2
3
4
5
Inleiding.......................................................................................................................................7 1.1
Aanleiding en doel..........................................................................................................7
1.2
Aanpak natuurtoets........................................................................................................8
1.3
Het plangebied ...............................................................................................................9
1.4
Voorgenomen ingreep en mogelijke effecten ............................................................11
1.5
Bronnenonderzoek.......................................................................................................13
Effecten op flora en fauna........................................................................................................17 2.1
Flora...............................................................................................................................17
2.2
Vissen ............................................................................................................................18
2.3
Amfibieën......................................................................................................................19
2.4
Reptielen .......................................................................................................................20
2.5
Grondgebonden zoogdieren .......................................................................................20
2.6
Vleermuizen..................................................................................................................21
2.7
Vogels............................................................................................................................25
2.8
Beschermde soorten ongewervelden..........................................................................26
Effectbeoordeling Natuurbeschermingswet 1998 en EHS.....................................................29 3.1
Inleiding.........................................................................................................................29
3.2
Mogelijke effecten........................................................................................................29
3.3
Ecologische Hoofdstructuur........................................................................................32
Conclusies en aanbevelingen...................................................................................................33 4.1
Conclusies Flora- en faunawet.....................................................................................33
4.2
Conclusies beschermde natuurgebieden.....................................................................34
4.3
Aanbevelingen in het kader van de Flora- en faunawet............................................34
Literatuur...................................................................................................................................37
Bijlage 1
Wettelijk kader..............................................................................................................39
Bijlage 2
Locatie Landgoed Olaertsduyn....................................................................................45
Bijlage 3
Natuurloket ..................................................................................................................47
Bijlage 4
Essentietabel Natura 2000-gebied ‘Voornes Duin’....................................................49
Bijlage 5 Resultaten slakken inventarisatie .....................................................................................51
5
6
1 Inleiding 1.1
Aanleiding en doel Het Landgoed Olaertsduyn is in 2005 aangekocht door het Sint Laurens Instituut. De groenstructuur van het landgoed is de afgelopen jaren in verval geraakt. Ter realisatie van de plannen is het wenselijk dat revitalisatie plaatsvindt, waarbij het landgoed zo veel mogelijk in oude luister hersteld wordt (DS, 2008). Hiervoor heeft groot onderhoud aan de aanwezige bossen en andere groenstructuren plaatsgevonden. Het park krijgt een volledig openbare functie en zal gebruikt worden voor cultureel-maatschappelijke activiteiten. Het landhuis wordt geschikt gemaakt voor het geven van cursussen, workshops en andere voor ieder toegankelijke activiteiten. Daarnaast wordt bebouwing vervangen door nieuwe bebouwing die meer past binnen de beoogde functie en indeling van het landgoed. De locatie ligt in het Natura 2000 gebied ‘Voornes Duin’ en is gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Flora- en faunawet Bij de uitvoering van de revitalisering van het landgoed zal rekening moeten worden gehouden met het huidige voorkomen van krachtens de Flora- en faunawet beschermde soorten planten en dieren. Als de voorgenomen ingreep naar verwachting leidt tot het overtreden van verbodsbepalingen betreffende beschermde soorten, zal moeten worden nagegaan of een vrijstelling geldt of dat ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet moet worden verkregen (zie Bijlage 1). Natuurbeschermingswet 1998 Tevens zal rekening gehouden moeten worden met de instandhoudingsdoelen van de Natuurbeschermingswet 1998. De Natuurbeschermingswet 1998 vormt de invulling van de gebiedsbescherming van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en heeft als doel het beschermen en instandhouden van bijzondere gebieden in Nederland. Projecten en handelingen, die negatieve effecten op Natura 2000-gebieden kunnen hebben en die niet nodig zijn voor of verband houden met het beheer, zijn verboden. Hiervoor kan door het bevoegd gezag (meestal Gedeputeerde Staten, soms de minister van LNV) vergunning worden verleend op grond van artikel 19d. Voor plannen (bij voorbeeld bestemmingsplannen, streekplannen, waterhuishoudingsplannen) geldt dat goedkeuring van het bevoegd gezag op grond van artikel 19j nodig is. Ook activiteiten buiten het Natura 2000-gebied kunnen vergunningplichtig zijn als er negatieve effecten door ‘externe werking’ kunnen optreden (zie Bijlage 1). Ecologische Hoofdstructuur Ook zal rekening gehouden moeten worden met de wezenlijk waarden en kernmerken van de EHS. Het plangebied is gelegen in de directe nabijheid van het EHS-gebied. In of in de nabijheid van EHS-gebied geldt het ‘nee, tenzij’-principe: nieuwe plannen of projecten zijn niet toegestaan als ze de wezenlijke (potentiële) waarden en kenmerken van het EHS-gebied significant aantasten, tenzij er sprake is van redenen van groot openbaar belang en er geen reële alternatieven zijn. De schade dient in dat geval door
7
mitigerende maatregelen zoveel mogelijk beperkt te worden. De restschade dient te worden gecompenseerd. De voorliggende rapportage beschrijft de resultaten van een quick scan naar beschermde soorten en habitattypen en aanvullend veldonderzoek naar vleermuizen, planten en beschermde slakken. Het rapporta geeft antwoord op de volgende vragen: Welke beschermde soorten en habitattypen zijn in het plangebied aanwezig? Welke functie heeft het plangebied voor de aanwezige beschermde natuurwaarden? Welke effecten op beschermde natuurwaarden heeft de ingreep? Worden verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden? Zo ja , welke? Moet hiervoor ontheffing worden aangevraagd? Heeft de ingreep effect op instandhoudingsdoelen van Voornes Duin? Zo ja , welke? Moet vergunning worden aangevraagd? Is nader onderzoek nodig? Zijn er in geval van schade mogelijkheden voor mitigatie (vermindering) en compensatie van schade aan beschermde natuurwaarden? In het kader van de EHS-toetsing worden de volgende vragen beantwoord: Welke effecten op de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS heeft de ingreep in het plangebied? Zijn deze effecten als significant te kwalificeren? Dit rapport kan dienst doen bij de onderbouwing van een ontheffingsaanvraag ex artikel 75 in het kader van de Flora- en faunawet dan wel een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet
1.2
Aanpak natuurtoets Bronnenonderzoek Het bronnenonderzoek gaat uit van bestaande en beschikbare gegevens. Voor een actueel overzicht van beschermde soorten die in de regio voorkomen, is het Natuurloket op internet (www.natuurloket.nl) bezocht en zijn diverse verspreidingsatlassen van relevante soortgroepen en (jaar)verslagen van Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO’s) geraadpleegd (zie literatuurlijst). Quick sca n De voorliggende natuurtoets is uitgevoerd als quick scan en betreft een beoordeling van de huidige aanwezigheid van beschermde soorten planten en dieren in het plangebied, de functie van het plangebied en de directe omgeving voor deze soorten en de te verwachten effecten van de voorgenomen ingreep op beschermde soorten en gebieden. De quick scan vindt plaats op grond van: Bronnenonderzoek Terreinbezoek Expert judgement.
8
Terreinbezoek Het plangebied Olaertsduyn is op 15 mei 2007 bezocht in het kader van de quick scan. De quick scan is een momentopname en kan slechts in beperkte mate uitsluitsel geven over de afwezigheid van soorten. Een quick scan betreft geen veldinventarisatie. Een veldinventarisatie omvat verscheidene opnamerondes die seizoensgebonden zijn en volgens standaardmethoden worden uitgevoerd. Tijdens het terreinbezoek in het kader van de quick scan is zoveel mogelijk concrete informatie verzameld met betrekking tot de aan- of afwezigheid van beschermde soorten (zicht- en geluidswaarnemingen, sporenonderzoek naar de aanwezigheid van pootafdrukken, nesten, holen, uitwerpselen, haren, etc). Op basis van terreinkenmerken is beoordeeld of het terrein geschikt is voor de in de regio voorkomende beschermde soorten. Voor vleermuizen, planten en beschermde slakken is op grond van de resultaten van het veldbezoek op 15 mei is aanvullend onderzoek uitgevoerd. Voor de overige soorten is naast de resultaten van het veldbezoek expert judgement toegepast om de geschiktheid van het plangebied voor mogelijk voorkomende soorten te beoordelen. Aanvullend veldonderzoek Op grond van de resultaten van het veldbezoek op 15 mei 2007 is gebleken dat aanvullend onderzoek naar vleermuizen, planten en beschermde slakken noodzakelijk was. Op de avond van 5 juni en 15 september 2007 heeft een vleermuizenonderzoek plaatsgevonden. Het gehele terrein is daarbij op vleermuizen onderzocht met behulp van een batdetector. Op 13 juli 2007 heeft aanvullend onderzoek plaatsgevonden naar planten. Hierbij is voornamelijk de aandacht gegaan naar beschermde soorten, bedreigde soorten en stinzeplanten (kenmerkend voor landgoedbossen). Voor de inventarisatie van het plangebied op de beschermde platte schijfhoren (Bijlage IV van de Habitatrichtlijn) is het gebied dekkend onderzocht op 3 juli 2007. Hierbij zijn alle eventuele geschikte locaties bekeken op het werkelijk voorkomen van de soort. In bepaalde gevallen kan het noodzakelijk zijn monsters te nemen die in het laboratorium worden onderzocht. Dit is in onderhavig project niet aan de orde geweest. De nauwe korfslak is op 3 juli 2007 in het veld geïnventariseerd door te zoeken onder hout en stenen. Verder is de strooisellaag is bemonsterd door het nemen van een mengmonster van in totaal acht liter. Dit monster is in het laboratorium gedroogd, in fracties gezeefd en onder de binoculair uitgezocht.
1.3
Het plangebied Het Landgoed Olaertsduyn is gelegen in de binnenduinrand tussen Voorne en Rockanje (zie bijlage 2). Het park rondom het landhuis en conferentie-gebouw is oorspronkelijk ontworpen door L.A. Springer. In de loop der jaren zijn door achterstallig onderhoud de details van het ontwerp verloren gegaan, echter de ‘grote lijnen’ zijn deels bewaard gebleven. Dit betreft de grote vijver achter het landhuis en enkele laanstructuren bestaande uit oude beuken. Het park is in 1997 deels gerenoveerd (DS, 2006).
9
Het landgoed bestaat voor het grootste gedeelte uit bos met een parkachtige uitstraling (Figuur 1.1). Er zijn globaal vier typen bos te onderscheiden (DS, 2006): • cultuur/parkbos rond de villa (het hart van het landgoed) met stinzeflora • jong kalkrijk duinbos rond het conferentie hotel in het noordoosten van het gebied (vooral bestaand uit naaldbomen) • oud kalkrijk gevarieerd duinzoombos (overige aaneengesloten bosoppervlakten) • kleine hakhoutbosjes met grasland aan de westelijke en zuidelijke rand van het gebied. Het loofbos bestaat voornamelijk uit eik, beuk, kastanje en berk. Verspreid in het loofbos staan oude niet inheemse boomsoorten. De kruidige ondergroei is relatief open en bestaat onder andere uit typische bosplanten zoals daslook, salomonszegel, aronskelk, lelietje der dalen en dagkoekoeksbloem. Er bevindt zich één grasland van circa 75 bij 50 meter binnen het terrein. Dit grasland heeft geen schraal karakter. De bebouwing binnen het terrein bestaat hoofdzakelijk uit drie grote panden, zijnde het landhuis (centraal in het landgoed), het conferentie-hotel ‘De Heveringen’ (gelegen in de noordoosthoek) en het vakantieoord ‘De Weijert’. Naast het conferentiehotel bevindt zich een onverhard parkeerterrein. Vlak buiten het terrein bevinden zich meerdere oude bunkers. ‘De Weijert’ is onlangs geheel gerenoveerd (DS, 2006).
Paardenweide
Olaertsbos
Springerpark Olaertsbos
Oude kwekerij
Figuur1.1
Schets van de huidige inrichting van Olaertsduin (bron: Hoogenberk, 2007)
De omgeving van het landgoed bestaat uit de duinen en bossen van het beschermde gebied ‘Voornes Duin’ en het landelijke poldergebied met daarin de lintbebouwing van de verschillende dorpen. Het landgebruik is overwegend veeteelt en grasland.
10
Foto 1. Oude zicht-as van beuken. Op de achtergrond is het landhuis zichtbaar.
1.4
Voorgenomen ingreep en mogelijke effecten De effecten op beschermde soorten zijn beoordeeld op basis van de voorgenomen ingreep (Figuur 1.2). Per deelgebied zijn de volgende ingrepen gepland: Springerpark - Aanplant stinzeplanten. - Aanplant exotische boomsoorten. - Aanleg van enkele plantvakken in gazon voor heesters en rozen. - Kleine aanpassingen aan de parkeerplaats. - Aanbrengen van laag split op de bestaande paden. In het beheer wordt de kruidlaag onder bomen kort gehouden. De -
Weyert en de Paardenweide Bestaande bebouwing verdwijnt. De vrijkomende ruimte wordt bos en deels gazon (onderdeel Paardenweide). Inrichting van een deel van het terrein als kwekerij voor snijbloemen en groenten. Houden van kleinvee en eventueel paarden.
De Heveringen -Bestaande bebouwing verdwijnt. -Op de vrijgekomen locatie komen twee kleinere appartementengebouwen.
11
-Een derde appartementengebouw komt op de locatie van de huidige parkeerplaats in het bos. Hiervoor moeten bomen gekapt worden. -De appartementengebouwen worden 4 bouwlagen hoog. -In de bosstrook langs de Middelweg en Windgatweg worden stinzeplanten en struiken aangeplant. Het beheer zal bestaan uit onderhoud aan de struiken en afvoer van dood hout en snoeihout.
Paardenweide
De Weyert
Olaertsbos
Springerpark Olaertsbos
Oude kwekerij
Figuur 1. 2.
Heveringen
Het inrichtingsplan Bron: Hogenberk, 2007
Oude kwekerij Op de locatie van het gazon en het elzenbos komen drie gebouwen: een woongroep, een revalidatieafdeling/hotel en een vakantiehuis. Olaertsbos -Beheer bestaat uit periodiek afzetten bosschages voor verjonging, plaatsen van snoeihout op rillen en opkronen bomen langs watergangen. -Er wordt halfverharding aangebracht op de ‘officiële’ paden. -Eet schuurtje en de bruggetjes wordt gerestaureerd. In de periode 2006-2008 heeft reeds groot onderhoud (revitalisatie) plaatsgevonden, waardoor de achterstanden in beheer grotendeels zijn ingehaald. Het groot onderhoud bestond uit in de bossen dood hout verwijderen uit boomkruinen indien dit gevaar voor wandelaars oplevert. Verder zijn oude slingerpaden en laanstructuren opgeknapt (DS, 2008 pg 6).
12
De complete revitalisering kan omschreven worden als ingreep in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Dit geldt ook voor het uitvoeren van het nog achterstallige beheer. Dit valt namelijk onder ruimtelijke ingrepen en niet onder reguliere (jaarlijks terugkerende) onderhoudswerkzaamheden. De werkzaamheden in het kader van de revitalisering worden niet uitgevoerd volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode. Voor het uitvoeren van de ingreep geldt een vrijstelling van soorten in tabel 1 (zie Bijlage 1). Dit betreft de algemeen voorkomende beschermde soorten, zoals gewone pad. De volgende mogelijke effecten worden in dit rapport beschreven: Verlies van areaal / biotoop. Verstoring door beweging, licht en geluid gedurende de werkzaamheden. Versnippering In deze studie worden de volgende (mogelijke) effecten buiten beschouwing gelaten: Verstoring door beweging, licht en geluid in de gebruiksfase. Emissies van schadelijke stoffen. Trillingen. Hydrologische veranderingen. Wijzigingen van verkeersintensiteiten buiten het plangebied. Recreatie. Ten aanzien van deze aspecten zullen als gevolg van de ingreep geen veranderingen optreden ten opzichte van de huidige situatie. Als er reden is te veronderstellen dat de hierboven genoemde effecten kunnen leiden tot het overtreden van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet dan wel strijdige zijn met de Natuurbeschermingswet 1998, zal dat expliciet worden vermeld. In andere gevallen geldt dat de effecten, voor zover daar al sprake van is, verwaarloosbaar zijn en voor de beoordeling het onderhavige plan of project niet van belang zijn.
1.5
Bronnenonderzoek Natuurloket Het plangebied ‘Olaertsduyn’ ligt verspreid over drie kilometerhokken X:64 / Y:435 (circa 80%); X:64 / Y:434 (circa 15%) en X:65 / Y:435 (circa 5%). Dit is in Bijlage 2 zichtbaar gemaakt. Een eerste indruk van mogelijk aanwezige beschermde soorten geeft het Natuurloket (www.natuurloket.nl zie bijlage 3). Het plangebied beslaat een oppervlak van circa 11 ha. Het beslaat in kilometerhok XY:64-435 circa 10% van de oppervlakte waarvan brongegevens beschikbaar zijn. Het plangebied beslaat in de overige twee kilometerhokken nog kleinere oppervlakten. X:64 / Y:435 is relatief goed onderzocht op veel soortgroepen. Een deel van het beschermde gebied ‘Voornes Duin’ ligt binnen dit kilometerhok. Met name planten, libellen, dagvlinders en sprinkhanen zijn goed onderzocht. Er zijn tien plantensoorten
13
bekend uit Tabel 1 van de Flora- en faunawet, 23 soorten uit Tabel 2/3, één soort met een Habitatrichtlijnstatus en 56 soorten met een Rode lijststatus. Zoogdieren zijn volgens de gegevens van het Natuurloket slecht onderzocht, desondanks is het voorkomen van elf soorten uit Tabel 1 bekend, zeven soorten uit Tabel 2/3 en zes soorten met een Habitatrichtlijn status. Er zijn verder vier bedreigde vlindersoorten bekend, en één soort uit de Flora- en faunawet Tabel 2/3. Ook is het voorkomen van twee bedreigde soorten libellen bekend. Reptielen en amfibieën zijn slecht respectievelijk matig onderzocht. Het voorkomen van één soort reptiel uit de zwaardere beschermingscategorie van de Flora- en faunawet (Tabel 2 of 3), een soort van de Habitatrichtlijn en een met een Rode lijstvermelding. Het is aannemelijk dat het om één en dezelfde soort gaat. Van overige ongewervelden is het voorkomen bekend van één soort uit Tabel 1, één soort met een Habitatrichtlijn status en één soort met een Rode lijst status. Overige ongewervelden zijn volgens de gegevens van het Natuurloket slecht onderzocht. Vogels zijn niet onderzocht. Van de overige soortgroepen zijn er veel bedreigde soorten paddestoelen, mossen en korstmossen bekend. X:64 / Y:434 is gemiddeld redelijk onderzocht op een aantal soortgroepen. Planten, zoogdieren, libellen, sprinkhanen, dagvlinders en nachtvlinders zijn redelijk tot goed onderzocht. De overige soortgroepen zijn niet of slecht onderzocht. Het voorkomen van acht plantensoorten uit Tabel 1 van de Flora- en faunawet is bekend, alsmede het voorkomen van zeven soorten uit Tabel 2/3 en 23 bedreigde soorten. Van zoogdieren is het voorkomen bekend van zes soorten uit Tabel 1, drie soorten uit Tabel 2/3 en drie soorten met een Habitatrichtlijn status. Tevens is het voorkomen van één bedreigde soort dagvlinder en sprinkhaan bekend. X:65 / Y:435 is gemiddeld redelijk onderzocht op planten, zoogdieren, dagvlinders en sprinkhanen. Het voorkomen van drie plantensoorten uit Tabel 1 van de Flora- en faunawet is bekend, alsmede het voorkomen van zeven soorten uit Tabel 2/3 en 15 bedreigde soorten. Van zoogdieren is het voorkomen bekend van zeven soorten uit Tabel 1, zes soorten uit Tabel 2/3 en zes soorten met een Habitatrichtlijn status. Verder is het voorkomen van één bedreigde dagvlindersoort bekend. Watervogels zijn slecht onderzocht, desalniettemin is het voorkomen van vier soorten bekend. Overige soorten zijn niet tot slecht onderzocht. Representativiteit gegevens Natuurloket De gegevens van het Natuurloket zijn representatief voor het beschermde gebied ‘Voornes Duin’ dat het grootste deel van de kilometerhokken beslaat. Met betrekking tot het plangebied zijn de gegevens slechts deels representatief. Olaertsduyn sluit aan bij de bossen van Voornes Duin In hoofdstuk 2 wordt de (mogelijke) betekenis van het landgoed voor soorten van bosrijk terrein besproken. Overige bronnen Om een zo goed beeld te krijgen van in de regio voorkomende beschermde soorten is gebruik gemaakt van openbaar toegankelijke en betrouwbare bronnen, waaronder
14
verspreidingsatlassen, recente artikelen en internetsites (zie literatuurlijst). Tevens is het Zuid-Hollands Landschap benaderd voor informatie over in de omgeving voorkomende soorten. Het Zuid-Hollands Landschap is beheerder van een groot deel van Voornes Duin.
15
16
2 Effecten op flora en fauna 2.1
Flora Huidige functie plangebied voor beschermde planten Het plangebied bestaat voornamelijk uit bos, een landgoed met parkachtig karakter. Verspreid over het terrein groeit onder andere Italiaanse aronskelk, bosgierstgras, reuze zwenkgras, rode bes, bosandoorn, bosviooltje, hyacint, kleine maagdenpalm en salomonszegel. Op diverse plekken in het bos zijn stinzenplanten aangetroffen zoals wilde of boshyacinten (zie figuur 2.1). Het beschermde daslook (Tabel 2 van de Flora- en faunawet) is verspreid in het bos te vinden. Op enkele locaties betreft het redelijk grote oppervlakten waar het domineert in de kruidachtige ondergroei, zie afbeelding 4. Het is te verwachten dat enkele andere algemeen voorkomende beschermde plantensoorten uit Tabel 1 voorkomen, zoals bijvoorbeeld gewone vogelmelk. Mogelijk komt ook plaatselijk grote keverorchis (Tabel 2) voor, deze is niet waargenomen maar kan plaatselijk in kleine aantallen aanwezig zijn. Strikt beschermde plantensoorten (Tabel 3 van de Flora- en faunawet) worden op grond van het aanwezige habitat niet verwacht. De grote aantallen beschermde en bedreigde soorten waarvan gegevens bekend zijn bij het Natuurloket hebben naar verwachting voornamelijk betrekking op het nabijgelegen beschermde gebied ‘Voornes Duin’. Op geen van de locaties waar gebouwen verdwijnen of juist gebouwd worden (paragraaf 1.4) zijn bijzondere of kenmerkende soorten aangetroffen. Effecten en verbodsbepalingen De herinrichting heeft geen negatieve invloed op de gunstige staat van instandhouding van de aanwezige beschermde plantensoorten, omdat deze niet op locaties plaatsvind waar beschermde planten aangetroffen zijn. Bij de uitvoer van het toekomstige beheer dient in elk geval rekening te worden gehouden met locaties met grote oppervlakten daslook. In §4.2 zijn mitigerende maatregelen opgenomen om de schade aan deze soort te verminderen of te voorkomen.
17
Figuur 2.1 .
Locaties met beschermde of bedreigde plantensoorten en stinzeplanten.
Tabel 2.1 Te verwachten effecten op beschermde soorten planten
2.2
Soort
Voorkomen
Effecten
Overtreding verbodsbepalingen
Grote keverorchis Gewone vogelmelk
mogelijk
vernietiging groeiplaatsen vernietiging groeiplaatsen
artikel 8
mogelijk
artikel 8
Vissen Huidige functie plangebied voor beschermde vissen Achter het landhuis bevindt zich een grote vijver. Deze staat in verbinding met enkele sloten. De vijver is vrij ondiep (maximaal circa anderhalve meter) en heeft geen betekenis voor beschermde vissoorten. Enkele sloten binnen en langs het bos van het landgoed zijn
18
permanent watervoerend. Op grond van de verspreiding van beschermde soorten (de Nie 1996) worden geen beschermde vissen verwacht in deze sloten. Binnen het plangebied bevinden zich in het bos enkele greppels, welke alleen tijdelijk watervoerend zijn. Deze greppels hebben geen betekenis voor vissen. Effecten en verbodsbepalingen Er worden geen verbodsbepalingen overtreden.
2.3
Amfibieën Huidige functie plangebied voor amfibieën De permanent watervoerende sloten en de grote vijver binnen het landgoed vormt geschikt leefgebied voor algemeen voorkomende soorten amfibieën (Tabel 1 van de Flora- en faunawet). Het voorkomen in de regio van kleine watersalamander, bastaardkikker, bruine kikker en gewone pad is bekend uit de jaarverslagen van RAVON (tabel 2.3). Het betreffen waarnemingen op uurhok niveau (5x5 km). Het bos is tevens geschikt als landbiotoop. Verder komt de strikt beschermde rugstreeppad (Tabel 3 van de Flora- en faunawet) voor in de directe omgeving van het landgoed, namelijk in het duingebied van Voornes Duin (RAVON, 2004) (Provincie Zuid-Holland 2004). Het landgoed Olaertsduyn bevat geen geschikte voortplantingswateren voor deze soort. De sloten zijn teveel beschaduwd. Tijdens het veldbezoek zijn larven van gewone pad waargenomen in de grote vijver achter het landhuis. Verder zijn geen amfibieën waargenomen. De betekenis van het plangebied voor strikt beschermde soorten amfibieën is nihil. Effecten en verbodsbepalingen Beheerwerkzaamheden aan sloten en slootoevers kan naar verwachting leiden tot een tijdelijke aantasting van leefgebied en voortplantingswater van algemeen voorkomende soorten amfibieën. Het uitdiepen van de vijver zal geen negatieve effecten hebben op de betekenis als voortplantingswater. Van mogelijke werkzaamheden zijn geen negatieve effecten op de gunstige staat van instandhouding van de genoemde soorten te verwachten, omdat de ingreep naar verwachting te beperkt is en het aantal dieren dat hiermee gemoeid is relatief klein zal zijn. Indien bij uitvoering van de werkzaamheden rekening wordt gehouden met het voortplantingsseizoen van amfibieën worden geen verbodsbepalingen overtreden. In § 4.3 zijn mitigerende maatregelen opgenomen om de schade aan deze soorten te voorkomen.
19
Foto 2 en 3. Watergang in het bos (links) en watergang in de bosrand (rechts).
2.4
Reptielen Huidige functie plangebied voor reptielen De zandhagedis is bekend uit de omgeving van Oostvoorne (Provincie Zuid-Holland 2004). Deze soort wordt tevens gemonitoord door RAVON (www.ravon.nl). Binnen het landgoed zijn geen geschikte biotopen voor zandhagedis aanwezig. Andere reptielen worden op grond van hun landelijke verspreiding niet verwacht binnen het landgoed. Effecten en verbodsbepalingen Er worden geen verbodsbepalingen overtreden.
2.5
Grondgebonden zoogdieren Huidige functie plangebied voor zoogdieren Uit gesprekken met de terreinbeheerder / opzichter dhr. A. Hoogenboom is gebleken dat enkele algemeen voorkomende soorten zoogdieren zoals haas, konijn, kleine marterachtigen (bunzing, wezel, hermelijn) en ree binnen het landgoed worden waargenomen. Ree is ook waargenomen tijdens het aanvullende vleermuisonderzoek. Het betreft soorten die in Tabel 1 van de Flora- en faunawet zijn opgenomen. Ook is het voorkomen van rode eekhoorn bekend. Deze soort is tijdens het veldbezoek ook waargenomen. Naast rode eekhoorn komen ook niet inheemse (kruisingen van) soorten eekhoorn voor, deze zijn enkele jaren geleden uitgezet door een particulier.
20
Het voorkomen van de strikt beschermde noordse woelmuis in de omgeving (Voornes Duin) van het landgoed is bekend (Provincie Zuid-Holland 2004). Deze soort heeft een voorkeur voor natte biotopen. Binnen het landgoed zijn geen geschikte biotopen aanwezig. Strikt(er) beschermde soorten zoogdieren, anders dan vleermuizen (zie 2.6) worden niet verwacht. De bossen in het plangebied vormen leefgebied voor rode eekhoorn (Tabel 2) en enige andere algemeen voorkomende soorten zoogdieren uit Tabel 1 van de Flora- en faunawet. Bij kap op de parkeerplaats bij Heveringen en bij uitvoer van het voorgenomen beheer moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van minder strikt beschermde soorten grondgebonden zoogdieren. Hiervoor worden aanbevelingen gedaan in § 4.3. Effecten en verbodsbepalingen Bij kap van bomen op de parkeerplaats bij Heveringen kunnen mogelijk verblijfplaatsen van de eekhoorn vernietigd worden. Dit heeft geen negatieve invloed op de gunstige staat van instandhouding van deze soort, omdat het aantal dieren dat hiermee gemoeid is relatief klein is. Naar verwachting is het jonge elzenbosje op de Oude Kwekerij niet geschikt als nestplaats voor de eekhoorn. De gunstige staat van instandhouding van deze soort zal niet in het geding worden gebracht. In de definitieve planvorming dient wel rekening te worden gehouden met het voorkomen van deze soort. In § 4.3 zijn mitigerende maatregelen opgenomen om de schade aan deze soort te verminderen of te voorkomen. Voor de overige soorten is de gunstige staat van instandhouding ook niet in het geding. Tabel 2.2 Te verwachten effecten op beschermde soorten zoogdieren.
2.6
Soort
Voorkomen
Effecten
Overtreding verbodsbepalingen
Eekhoorn
zeker
Mogelijk vernietiging verblijfplaatsen
artikel 11
Vleermuizen Voorkomen en functie plangebied Uit gesprekken met de terreinbeheerder / opzichter dhr. A. Hoogenboom is gebleken dat enkele jaren geleden een kolonie gewone dwergvleermuizen in het landhuis aanwezig was. Na renovatie van het pand zijn deze niet teruggekeerd. Uit een gesprek met dhr. Dijkhuizen (Zuid-Hollands Landschap) blijkt dat in het recente verleden een kolonie watervleermuizen op het landgoed aanwezig is geweest. Het is momenteel niet bekend of deze kolonie zich hier nog bevindt. De watervleermuis is een boombewonende soort, die binnen een zomerseizoen regelmatig verhuist en een groot aantal boomholtes kan gebruiken. In het plangebied is een groot aantal geschikte bomen aanwezig die door watervleermuizen kunnen worden gebruikt. Verder worden in de nabije omgeving van het landgoed watervleermuizen regelmatig foeragerend waargenomen boven de grote plas naast het bezoekerscentrum van het Zuid-Hollands Landschap.
21
Uit de regio van het Olaertsduyn zijn gewone dwergvleermuis, laatvlieger, gewone grootoorvleermuis, ruige dwergvleermuis en baardvleermuis bekend (Limpens et al., 1997). Tijdens aanvullend veldbezoek is gebruik van het terrein gedurende twee geschikte avonden onderzocht (juni en september). De resultaten (zie afbeelding 8) wijzen uit dat die avond vooral in het bos rond het conferentieoord ‘De Heveringen’ en in de lanen en ten zuidoosten van het landhuis relatief veel vleermuizen actief foerageren. Bij het landhuis toonden enkele dwergvleermuizen interesse in de daklijst, maar vlogen niet in. In totaal zijn circa 30 gewone dwergvleermuizen foeragerend binnen het landgoed waargenomen. Verder zijn boven de vijvers bij het conferentieoord enkele watervleermuizen waargenomen. Tijdens het veldbezoek in september zijn geen waarnemingen van watervleermuis gedaan. Vanuit een holte in een laanboom bij het landhuis is in juni een territoriaal mannetje ruige dwergvleermuis gehoord. Deze soort is ook enkele malen in het bos foeragerend waargenomen. In september werd een territoriaal mannetje gehoord bij een van de lanen en werden tevens twee territoriale gewone dwergvleermuizen waargenomen. Een laatvlieger is overvliegend waargenomen ter hoogte van de grote vijver bij het landhuis. In september zijn twee waarnemingen gedaan van laatvlieger. Alleen tijdens het bezoek in september zijn drie foeragerende gewone grootoorvleermuizen waargenomen; een bij het landhuis, een bij de gebouwen van Humanitas en een (enigszins onzekere) waarneming in een bosschage aan de zuidoostzijde van het landgoed.
De vijver nabij het landhuis was ten tijde van het eerste veldbezoek (in het kader van de quick scan) in mei vrijwel kroosvrij (zie foto kaft). Tijdens de inventarisatie naar vleermuizen in juni 2007 was de vijver geheel dichtgegroeid met kroos. De vijver is qua ligging gunstig voor vleermuizen, namelijk beschut en in een open plek in het bos waar diverse bomenlanen op uitkomen. In het voorjaar is de vijver naar verwachting insectenrijk en vormt dan (zeer) geschikt foerageerbiotoop voor watervleermuizen. Na de vorming van de dikke laag kroos is de vijver vrijwel ongeschikt geraakt als foerageergebied voor watervleermuizen. Op de Oude kwekerij zijn geen waarnemingen van vleermuizen gedaan, maar de inrichting van het terrein is geschikt als foerageerhabitat. Naar verwachting maken de vleermuizen ook van dit terrein gebruik om te foerageren. Het aanvullende veldonderzoek geeft een goed beeld van het gebruik van het gebied door vleermuizen. Dikkere bomen komen verspreid door het gehele gebied voor. Het wordt niet zinvol geacht met aanvullende bezoeken de in gebruik zijnde bomen in kaart te brengen. Watervleermuizen kunnen een groot aantal bomen in gebruik hebben, dit kan bij elk veldbezoek wisselen. Aangenomen wordt dat alle (monumentale) bomen met holten in potentie betekenis hebben als verblijfplaats en baltslocatie. Wel zijn de lanen met monumentale bomen in kaart gebracht, zie Figuur 2.2. Deze laanbomen hebben geen relatie met de bouwvlekken, maar zijn wel van belang voor vleermuizen.
22
Concluderend kan op grond van deze waarnemingen en de informatie van het ZuidHollands Landschap gesteld worden dat het landgoedbos een belangrijke functie heeft als foerageergebied en relatief veel verblijfplaatsen biedt voor boombewonende vleermuizen. Verblijfplaatsen van gebouwbewonende soorten als gewone dwergvleermuis en laatvlieger zullen zich in omliggende woonkernen bevinden. Voornes Duin biedt voor deze soorten een ruim aanbod aan foerageermogelijkheden.
Foto 4.
Gewone dwergvleermuis (foto: A.D.G. Koopman)
Effecten en verbodsbepalingen Het hele bos vormt een belangrijk jacht- en koloniegebied voor (boombewonende) vleermuizen. Alle bomen met holten vormen potentieel verblijfplaatsen voor kolonies en (tijdelijk) verblijvende mannetjes en als baltslocaties. Monumentale bomen (met holtes) blijven bij de herinrichting gespaard waardoor geen verbodsbepalingen worden overtreden voor vleermuizen. Een uitzondering betreft de voorgenomen werkzaamheden rond de parkeerplaats bij Heveringen. Bij de kap van bomen op en rond de parkeerplaats moet rekening gehouden worden met mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen. (zie paragraaf 1.4). Indien hierbij bomen met holten worden gerooid kunnen verbodsbepalingen worden overtreden en zal in voorkomende gevallen ontheffing noodzakelijk zijn. Een controle van de te kappen bomen kan hier uitsluitsel over geven. Na de herinrichting zal het gebied zijn betekenis als jachtgebied voor vleermuizen behouden. Het boskarakter en de aanwezige waterpartijen blijven gehandhaafd. Het eventueel kappen van bomen met holten op en rond de parkeerplaats heeft geen negatieve invloed op de gunstige staat van instandhouding van vleermuizen, omdat er op het landgoed voldoende bomen met holten over zullen blijven en de soorten in de omgeving vrij algemeen voorkomen (Limpens et al. 1997).
23
juni
september Gewone dwergvleermuis (foeragerend) Ruige dwergvleermuis (foeragerend) Watervleermuis (foeragerend) Laatvlieger (overvliegend richting westen) Gewone grootoorvleermuis
Figuur 2.2
Waarnemingen van vleermuizen binnen landgoed Olaertsduyn 5 juni 2007 en 15 september 2007
Tabel 2.3 Mogelijke effecten op beschermde soorten vleermuizen bij kap van bomen.
24
Soort
Voorkomen
Effecten
Overtreding verbodsbepalingen
Watervleermuis
zeker
artikel 11
Ruige dwergvleermuis Gewone dwergvleermuis Laatvlieger Gewone grootoorvleermuis
zeker
vernietiging verblijfplaatsen vernietiging verblijfplaatsen geen geen vernietiging verblijfplaatsen
geen artikel 11
zeker zeker zeker
artikel 11 geen
2.7
Vogels Voorkomen en functie Volgens de broedvogelatlas (Hustings & Vergeer (red.) 2002) komen in de regio van het plangebied de volgende broedvogels van de Rode Lijst voor, waarvoor binnen het plangebied geschikt broedhabitat voorkomt: ransuil, nachtegaal, spotvogel, grauwe vliegenvanger, matkop en wielewaal. In het plangebied zullen betrekkelijk algemene soorten broedvogels van bossen, parken en kleinschalige cultuurlandschap voorkomen. In het bos zijn groene specht (Rode lijst) en grote bonte specht aanwezig (mond. med. dhr. Hoogenboom). Tijdens het vleermuizenonderzoek is bosuil roepend waargenomen en tijdens het plantenonderzoek is groene specht waargenomen. Mogelijk heeft het gebied ook voor andere soorten uilen betekenis. Havik en buizerd broeden buiten het landgoed (mond. med. dhr. Hoogenboom). Tijdens het veldbezoek zijn (meer) algemene soorten waargenomen, zoals merel, tjiftjaf, winterkoning en koolmees. Vogels zijn algemeen onderzocht tijdens het veldbezoek, er is geen speciale aandacht aan vogels van de Rode lijst besteed. Het plangebied heeft geen betekenis voor overwinterende vogels en watervogels. Effecten en verbodsbepalingen Bij de kap van bomen en begroeiingen op de parkeerplaats bij Heveringen en het elzenbosje op de Oude kwekerij begroeiingen, kan de ingreep leiden tot vernietiging van nesten van vogels. Het verwijderen van bomen en dichte begroeiingen binnen het landgoed heeft geen negatieve invloed op de gunstige staat van instandhouding van de aanwezige soorten broedvogels, omdat: • het bosrijke karakter van het plangebied blijft gehandhaafd blijft, • de regio van het plangebied zeer bosrijk is, • en het aantal vogels dat hiermee gemoeid is relatief klein is. Nesten van spechten en uilen worden jaarrond beschouwd als vaste rust- en verblijfplaatsen. Indien buiten het broedseizoen wordt gewerkt zal de voorgenomen ingreep naar verwachting niet leiden tot verstoring (met wezenlijke invloed) van de aanwezige soorten vogels. Tevens is het van belang dat bomen met holten worden ontzien. Indien bij het verwijdering van bomen en opgaande beplanting rekening wordt gehouden met broedvogels zullen voor algemeen voorkomende soorten geen verbodsbepalingen worden overtreden. Indien bij het verwijderen van bomen bij de parkeerplaats (monumentale) bomen met holten worden gekapt, kunnen verbodsbepalingen worden overtreden voor holenbroeders zoals spechten en uilen. In de definitieve planvorming dient rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van broedvogels. In § 4.3 zijn mitigerende maatregelen opgenomen om de schade aan deze soorten te verminderen of te voorkomen.
25
Tabel 2.4 Mogelijke effecten op beschermde soorten vogels bij kap van bomen. Soort
Voorkomen
Effecten
Overtreding
Groene specht Grote bonte specht Bosuil Overige uilen
zeker zeker
vernietiging verblijfplaatsen vernietiging verblijfplaatsen
artikel 11 artikel 11
zeker mogelijk
vernietiging verblijfplaatsen vernietiging verblijfplaatsen
artikel 11 artikel 11
verbodsbepalingen
2.8
Beschermde soorten ongewervelden Voorkomen en functie Het voorkomen van de strikt beschermde nauwe korfslak (Habitatrichtlijn Bijlage II, Rode lijst) is bekend uit het nabijgelegen natuurgebied ‘Voornes Duin’ (concept-aanwijzingsbesluit Habitatrichtlijn, ANEMOON, 2005a) (Janssen & Schaminée 2004). De nauwe korfslak is in de duinen van Voorne vrij algemeen (Boesveld, 2005). De soort wordt hier zowel in natte beschutte als (periodiek) droge, open biotopen gevonden. De soort is onder andere vrij veel in duinbosjes aangetroffen. Dit betroffen veelal vrij open bosjes met soorten als zwarte populier, grauwe of witte abeel en andere loofbomen met een snel verterend strooisel. Op het landgoed zou de nauwe korfslak met name kunnen worden verwacht in de meer open plekken en de aangrenzende bosranden. In de genomen strooiselmonsters van het Olaertsduyn is de soort niet aangetroffen. Aangezien de monsters op de meest optimaal ogende locaties zijn genomen en de omstandigheden door de vele regen in de zomer van 2007 gunstig waren kan worden geconcludeerd dat de soort hier niet voorkomt. Bovendien is maar één van de karakteristieke begeleiders in de Zuid-Hollandse duinen aangetroffen: Vitrina pellucida. De overige karakteristieke soorten, Oxychilus alliarius, Euconulus fulvus, Columella aspersa, C. edentula en Nesovitrea hammonis, zijn op de onderzochte locaties niet aangetroffen. Ook op basis hiervan is het niet waarschijnlijk dat de nauwe korfslak op het landgoed voorkomt. Over het voorkomen van de strikt beschermde platte schijfhoren op Voorne zijn geen betrouwbare recente gegevens bekend. Enkele oudere waarnemingen zoals die onder andere in het bestand van Limnodata (ANEMOON, 2005b) aanwezig zijn, zijn niet gecontroleerd op hun betrouwbaarheid. Op basis van het habitat worden in het plangebied geen platte schijfhorens verwacht. De soort houdt zich bijvoorkeur op in heldere, plantenrijke, goed opwarmende wateren. Deze zijn in het plangebied niet aanwezig. Tijdens het onderzoek naar beschermde slakken is de wijngaardslak aangetroffen. Deze soort komt verspreid in het duingebied van Voorne voor. De waargenomen exemplaren behoren tot een grotere populatie die over een groot deel van de duinen bij Oostvoorne verspreid is (www.waarneming.nl; Boesveld, 2005).
26
Andere beschermde soorten ongewervelde zijn op basis van aanwezige habitattypen en landelijke verspreiding niet te verwachten. Effecten en verbodsbepalingen Als gevolg van de herinrichting wordt leefgebied aangetast en mogelijk individuen van de wijngaardslak gedood. Wijngaardslak in beschermd conform Tabel 1 van de Flora- en faunawet. De soort komt algemeen voor in de regio. Voor ingrepen in het kader van ruimtelijke ingrepen en ontwikkeling geldt een vrijstelling voor wijngaardslak.
27
28
3 Effectbeoordeling Natuurbeschermingswet 1998 en EHS 3.1
Inleiding Voor het Natura 2000 gebied ‘Voornes Duin’ zijn algemene instandhoudingdoelstellingen opgesteld die betrekking hebben tot ecologische en ruimtelijke samenhang, gunstige staat van instandhouding en ecologische vereisten ten aanzien van de aangewezen habitattypen, Habitatrichtlijnsoorten en Vogelrichtlijnsoorten. De mogelijke effecten van de beoogde revitalisatie van Landgoed Olaertsduyn op de instandhoudingdoelstellingen worden hieronder beschreven op basis van het gebiedsdocument (www.synbiosys.alterra.nl, de essentietabel is opgenomen in de bijlage). Het plangebied ligt binnen het Natura 2000-gebied Voornes Duin. Het bevindt zich aan de rand ervan (Figuur 3.1). De activiteiten spelen zich af op het landgoed, de invloedssfeer van het plangebied op het gehele Natura 2000-gebied is beperkt.
Figuur 3.1
3.2
Locatie plangebied (blauw omlijnd) ten opzichte van het Voornes Duin (geel).
Mogelijke effecten Habitattypen De bossen van het Olaertsduyn kunnen worden gezien als stinzebos, zij het met achterstallig onderhoud.
29
Stinzebossen in de binnenduinrand vallen binnen het habitattype ‘H2180 Duinbossen’, subtype C Duinbossen binnenduinrand (Janssen & Schaminée 2003, profielendocument habitattype H2180 zie ook het kader hieronder). Vegetatiekundig horen volledig ontwikkelde types tot de gemeenschap van Violo odoratae-Ulmetum scilletosum (Bal et al, 2001). In Voornes Duin is ca. 6-8% van de totale oppervlakte duinbos (ca 5.000 ha) aanwezig, wat neerkomt op zo’n 300-400 ha. Het plangebied omvat ongeveer 80/90 ha bos. De instandhoudingsdoelstelling voor stinzebos in Voornes Duin, H2180 Duinbossen subtype C, is behoud van oppervlakte en kwaliteit. De dunning van het bos in het kader van achterstallig onderhoud en het voorgenomen beheer draagt bij tot verbetering van de kwaliteit van het Stinzebos en de instandhouding van dit habitattype op de lange termijn. De revitalisatie van het terrein zal dan ook meewerken bij het realiseren van de instandhoudingsdoelstelling voor het habitattype H2180 C. Daarnaast wordt op de locatie Oude Kwekerij en Hevelingen kleine stukjes bos gekapt (ca. 2 hectare) in verband met de bouw van twee gebouwen. Het betreft een jong elzenbosje en bomen op een naast een parkeerplaats. Op beide locaties zijn geen stinzesoorten aanwezig. Het elzenbosje is jong, wordt niet gerekend tot het habitattype Duinbossen, en heeft weinig natuur- of cultuurwaarde. De bomen op en rond de parkeerplaats zijn wel oud, maar door het gebruik als parkeerplaats en daardoor ontbreken van ondergroei is de waarde als duinbos gering. Op de paardenweide wordt na het verdwijnen van het bestaande gebouw een stukje stinzebos (ca. 1 hectare) geplant. Instandhoudingsdoelen H2180 Duinbossen Voornes Duin 1 Doel: Behoud oppervlakte en kwaliteit Duinbossen, vochtig (subtype B) en Duinbossen, binnenduinrand (subtype C) en behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit Duinbossen, droog (subtype A). Enige achteruitgang in oppervlakte ten gunste van habitattype H2130 Grijze duinen of H2190 Vochtige duinvalleien is toegestaan. Toelichting Voornes Duin herbergt een breed scala aan duinbossen over een groot oppervlakte. Het gebied is in de afgelopen decennia zodanig dichtgegroeid met bos en struweel, dat er een opgave is om het aandeel open begroeiing in het gebied te vergroten; dit mag ten koste gaan van oppervlakte van het habitattype Duinbossen. Voor het habitattype Duinbossen, droog (subtype A) bestaat aan de rand van het gebied goede mogelijkheden voor verbetering kwaliteit. Op termijn kan het gebied daarom een zeer grote bijdrage leveren aan het landelijke doel voor Duinbossen, droog (subtype A). Habitattype Duinbossen, vochtig (subtype B) komt met een dusdanig grote oppervlakte voor dat het gebied een zeer grote bijdrage levert aan het landelijke doel voor dit subtype. Bijzondere aandacht verdient het behoud van het Elzenbroekbos langs het Quackjeswater, een uiterst zeldzaam bostype in de Nederlandse kustduinen (onderdeel van Duinbossen, vochtig (subtype B)
1
Besluit Voornes Duin Directie Regionale Zaken DRZO/2008-100
30
De overige omschreven habitattypen uit het aanwijzingsbesluit bevinden zich niet binnen het plangebied van het Landgoed Olaertsduyn. De voorgenomen ingrepen is niet strijdig met de instandhoudingsdoelen voor habitattypen in het Natura-2000 gebied en leidt niet tot verslechtering van beschermde habitats.
Habitatrichtlijnsoorten ‘Voornes Duin’ wordt aangewezen op grond van het voorkomen van groenknolorchis (H1903), noordse woelmuis (H1340) en nauwe korfslak (H1014). Groenknolorchis is een soort van natte duinvalleien. In het plangebied zijn geen natte duinvalleien aanwezig, de soort is nooit gevonden in het terrein en wordt ook niet verwacht. Noordse woelmuis komt vrijwel uitsluitend voor in natte moerasachtige habitattypen. Deze zijn niet voorhanden in het plangebied, de soort is nooit in het gebied aangetroffen en wordt niet verwacht. De nauwe korfslak is gebonden aan bosschages en struwelen in kalkrijke duinvalleien. Voor nauwe korfslak is (matig) geschikt habitat aanwezig in de vorm van vochtige bossen. Tijdens de inventarisatie is de soort niet aangetroffen. Het is op grond van de resultaten van de inventarisatie niet aannemelijk dat de soort voorkomt binnen het Olaertsduyn. Er is als gevolg van de revitalisatie van het landgoed geen sprake van significante verstoring van de groenknolorchis, noordse woelmuis en nauwe korfslak in het Voornes Duin. Vogelrichtlijnsoorten ‘Voornes Duin’ wordt aangewezen op grond van het voorkomen van lepelaar (A034), aalscholver (A017), kleine zilverreiger (A026) en geoorde fuut (A008). Deze soorten zijn voor hun broedlocaties afhankelijk van rietmoerassen en grote wateren (duinmeren) in het Voornes Duin. Deze habitats bevinden zich niet in het Olaertsduyn. Er is als gevolg van de revitalisatie van het landgoed geen sprake van significante verstoring van de lepelaar, aalscholver en geoorde fuut in het Voornes Duin. Vergunning Natuurbeschermingswet Op grond van de in dit rapport gepresenteerde objectieve gegevens zijn negatieve effecten als gevolg van de ingreep op de instandhoudingsdoelen voor Voornes Duin uit te sluiten. Omdat er geen sprake zal zijn van een verslechtering van habitats of significante verstoring van aangewezen soorten wordt een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet niet nodig geacht. De beoordeling voor de noodzaak van een vergunning ligt bij het bevoegd gezag.
31
3.3
Ecologische Hoofdstructuur Het gebied ‘Voornes Duin’ maakt als Natura 2000-gebied deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. De aanwezige beschermde soorten en habitattypen zijn in de bovenstaande tekst reeds behandeld. De wezenlijke waarden en kenmerken in het kader van de EHS, zijnde de aanwezigheid van een groot uitgestrekt duingebied met hoge wetland-waarden, zoals van de grote kalkrijke duinmeren, de grillige duinformaties en de elzenbroekbossen, worden als gevolg van de voorgenomen revitalisatie van het Olaertsduyn niet aangetast.
Foto 5.
32
Daslook (foto: J.M. Reitsma)
4 Conclusies en aanbevelingen 4.1
Conclusies Flora- en faunawet •
• •
•
•
Met de ingreep worden (mogelijk) verbodsbepalingen overtreden ten aanzien van algemeen voorkomende beschermde planten, amfibieën, zoogdieren en de wijngaardslak. Ten aanzien van deze soorten geldt een vrijstelling voor de betreffende verbodsbepalingen in geval van ruimtelijke ontwikkeling. Er zijn geen strikt(er) beschermde soorten in het plangebied aangetroffen, anders dan vleermuizen en vogels. Indien bij de parkeerplaats bomen moeten worden gekapt kunnen verbodsbepalingen ten aanzien van vleermuizen, eekhoorn, spechten en/of uilen worden overtreden. Controle van te kappen bomen op mogelijke verblijfplaatsen kan uitsluitsel geven of een ontheffing van de Flora- en faunawet nodig is. Op basis van de beschikbare verspreidingsgegevens uit de literatuur en de veldbezoeken is voldoende informatie voorhanden om per soort de gunstige staat van instandhouding te kunnen inschatten. Verder aanvullend onderzoek wordt derhalve niet noodzakelijk geacht. Van geen van de aangetroffen soorten is de gunstige staat van instandhouding in het geding.
Indien verblijfplaatsen van de in tabel 4.1 weergegeven soorten worden aangetast als gevolg van de werkzaamheden in het kader van de revitalisatie van het landgoed, is ontheffing nodig.
Tabel 4.1
Ontheffing is voor de volgende soorten nodig indien als gevolg van kap verblijfplaatsen worden aangetast. Soort activiteit artikel ontheffing noodzakelijk? Eekhoorn Kap nestboom artikel 11 ja Vleermuizen Kap bomen met artikel 11 ja verblijfplaatsen Vogels met vaste rustKap nestboom artikel 11 ja en verblijfplaatsen
In de paragraaf 4.3 zijn aanbevelingen opgenomen om schade aan genoemde soorten te voorkomen.
33
4.2
Conclusies beschermde natuurgebieden Natuurbeschermingswet 1998 • De voorgenomen revitalisering van het Landgoed Olaertsduyn sluit aan bij de instandhoudingsdoelstelling voor Voornes Duin van habitattype 2180C, Duinbossen binnenduinrand. • De voorgenomen revitalisering van het Landgoed Olaertsduyn is niet strijdig met de andere instandhoudingsdoelstellingen voor Voornes Duin. • Als gevolg van de voorgenomen revitalisering van het Landgoed Olaertsduyn is verslechtering van habitats in het Natura 2000 gebied ‘Voornes Duin’ uit te sluiten. • Als gevolg van de voorgenomen revitalisering van het Landgoed Olaertsduyn is significante verstoring van aangewezen soorten van ‘Voornes Duin’ uit te sluiten. • Omdat negatieve effecten zijn uit te sluiten wordt aanvullend onderzoek (verstoring/verslechteringstoets, passende beoordeling, cumulatieve effecten) niet nodig geacht. • Omdat negatieve effecten zijn uit te sluiten worden in het kader van de Natuurbeschermingsweg geen mitigerende en compenserende maatregelen nodig geacht. Ecologische Hoofdstructuur • De voorgenomen revitalisering zal geen negatieve effect hebben op de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS. • Omdat geen negatieve effecten op de EHS optreden wordt in dit kader noch aanvullend onderzoek noch specifieke maatregelen nodig geacht.
4.3
Aanbevelingen in het kader van de Flora- en faunawet Hieronder worden enkele mitigerende maatregelen aanbevolen, waarmee tevens invulling wordt gegeven aan de eis van zorgvuldig handelen en aan de zorgplicht. Planten Indien werkzaamheden in de ondergroei van het bos en langs bospaden wordt uitgevoerd dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van beschermde plantensoorten. Grote(re) oppervlakten daslook blijven bij voorkeur zoveel mogelijk behouden. Indien nodig wordt de bodem van groeiplaatsen met ruim grond verplaatst. Groeiplaatsen van grote keverorchis en gewone vogelmelk zijn niet bekend, maar worden wel verwacht. Eventueel bij werkzaamheden aangetroffen exemplaren worden verplaatst naar geschikte groeiplaatsen in de omgeving. Deze zijn in het plangebied in ruime mate aanwezig. Voor het verplaatsen van beschermde planten is ontheffing voor artikel 13 van de Floraen faunawet noodzakelijk. Amfibieën Het uitvoeren van werkzaamheden aan oevers en dempen van sloten (die tenminste gedurende het voortplantingsseizoen water bevatten) dienen buiten het voortplantings-
34
seizoen plaats te vinden. Dit seizoen loopt doorgaans vanaf maart tot half augustus. In de winterperiode kunnen amfibieën in het water overwinteren. Werkzaamheden aan de onderwaterbodem in de winter worden dan ook afgeraden in het kader van de zorgplicht. Grondgebonden zoogdieren Voorafgaand aan het kappen van bomen of grootschalige werkzaamheden aan boomkronen dient te worden gecontroleerd of nesten van eekhoorn aanwezig zijn. Indien nesten van eekhoorns worden aangetast of verstoord dient ontheffing te worden aangevraagd en te worden gewacht met de werkzaamheden tot de (eventueel aanwezige en/of jonge) eekhoorns het nest hebben verlaten. Vleermuizen Met betrekking tot vleermuizen wordt aangeraden bomen met holten zoveel mogelijk te ontzien en/of te behouden. Holten kunnen (in de toekomst) geschikte verblijfplaatsen vormen als kolonie- en baltslocaties, alsmede verblijfplaatsen van tijdelijke aard door individuele mannetjes of kleine groepen mannetjes. Voor het kappen van bomen met holten zal een ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk zijn. Tevens wordt aangeraden de vijver bij het landhuis te verbeteren. Hierbij wordt gedacht aan baggeren. De vijver is in het voorjaar vrij van kroos, maar in de loop van de zomer ontstaat een dikke laag kroos. De vijver kan door verbetering van de waterkwaliteit dan ook in de kolonietijd door watervleermuizen worden gebruikt (voeden jongen). Broedvogels Werkzaamheden waarbij verstoring van broedvogels kan optreden, dienen voorkomen te worden. Daarom dienen werkzaamheden als het rooien van opgaande begroeiing en grondwerk buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd. Voor vogels van bosschages en struweel loopt het broedseizoen doorgaans van half maart tot half september. Dit is overigens geen officieel vastgelegde periode. Voor het kappen van bomen met holten zal een ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk zijn.
35
36
5 Literatuur ANEMOON, 2005a. Vertigo www.anemoon.org ANEMOON, 2005b. Anisus www.anemoon.org
moulinsiana
vorticulus
Dupuy,
Troschel,
1849.
1834.
Zegge-korfslak.
Platte
schijfhoren.
Boesveld, A., 2005. Inventarisatie van de landslakken van Zuid-Holland. Stichting European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden. de Nie, H.W., 1996. Atlas van de nederlandse zoetwatervissen. NUGI 823. Stichting Atlas Verspreiding Nederlandse Zoetwatervissen, Doetinchem. DS, 2006. Olaertsduyn, Integraal gebiedsprofiel. Februari 2006. Hustings, F. & J.W. Vergeer (red.), 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels 19982000. Nederlandse Fauna 5. Verspreiding aantallen verandering. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis / KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. Janssen, J.A.M. & J.H.J. Schaminée, 2003. Habitat typen. Europese Natuur in Nederland. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Janssen, J.A.M. & J.H.J. Schaminée, 2004. Europese Natuur in Nederland. Soorten van de Habitatrichtlijn. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Limpens, H., K. Mostert & W. Bongers, 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen. Onderzoek naar verspreiding en ecologie. Natuurhistorische bibliotheek 65. KNNV, Hoogwoud. Provincie Zuid-Holland, 2004. Beschermde planten en dieren in Zuid-Holland. De verspreiding van de Europese Habitatrichtlijnsoorten in kaart. Provincie ZuidHolland, Den Haag. RAVON, 2004. Jaarverslag 2002. Reptielen, amfibieën en vissen, nr 17. Jaargang 6, nr 2, pag. 32-48.
37
38
Bijlage 1 Wettelijk kader 1.1
Inleiding
In deze bijlage worden in het kort het wettelijk kader en de toepassing op ruimtelijke ingrepen en beheer beschreven. Het geeft weer hoe de wettelijke toetsingskaders door Bureau Waardenburg worden gehanteerd bij het opstellen van ecologische beoordelingen. De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland verankerd in de Flora- en faunawet (§ 1.2 van deze bijlage), de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998 (§ 1.3). Tevens wordt kort ingegaan op de betekenis van Rode lijsten (§ 1.4) en de Ecologische Hoofdstructuur (§ 1.5) bij ecologische toetsingen.
1.2
Flora- en faunawet2
Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving, voor iedereen en in alle gevallen. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het ‘nee, tenzij’ principe. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn (zie kader). Verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet (verkort) Artikel 8:
Het plukken, verzamelen, afsnijden, vernielen, beschadigen, ontwortelen of op een andere manier van de groeiplaats verwijderen van beschermde planten.
Artikel 9:
Het doden, verwonden, vangen of bemachtigen of met het oog daarop opsporen van beschermde dieren.
Artikel 10: Het opzettelijk verontrusten van beschermde dieren. Artikel 11: Het beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen van beschermde dieren. Artikel 12: Het zoeken, beschadigen of uit het nest halen van eieren van beschermde dieren. Artikel 13: Het vervoeren en onder zich hebben (in verband met verplaatsen) van beschermde planten en dieren.
Artikel 75 bepaalt dat vrijstellingen en ontheffingen van deze verbodsbepalingen kunnen worden verleend. Het toetsingskader is begin 2005 gewijzigd door middel van een Algemene Maatregel van Bestuur, doorgaans aangeduid als de AMvB artikel 75. Er gelden verschillende regels voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ingrepen en die in het kader van bestendig gebruik en beheer.
2
Deze paragraaf is in belangrijke mate gestoeld op de brochure ‘Buiten aan het werk?’ (LNV, 2005b. Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten! Ministerie van LNV, Den Haag.)
39
Er bestaan drie beschermingsregimes corresponderend met drie verschillende groepen beschermde soorten, opgenomen in drie bijbehorende tabellen in de LNV- brochure (LNV 2005b, a). Tabel 1. De algemene beschermde soorten Voor deze soorten geldt een vrijstelling voor ruimtelijke ingrepen en bestendig gebruik en beheer. Ontheffing ten behoeve van andere activiteiten kan worden verleend, mits de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is (‘lichte toetsing’). Tabel 2. De overige beschermde soorten Voor deze soorten geldt een vrijstelling voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting en van bestendig gebruik en beheer, als op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Anders is ontheffing noodzakelijk, na lichte toetsing. Tabel 3. De strikt beschermde soorten Dit zijn alle vogelsoorten en de planten- en diersoorten vermeld in Bijlage 4 van de Habitatrichtlijn of in Bijlage 1 van de AMvB artikel 75. Voor bestendig gebruik en beheer geldt ook voor deze soorten een vrijstelling, mits men werkt op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Voor verstoring (met wezenlijke invloed) van deze soorten kan geen vrijstelling of ontheffing worden verkregen. Voor ruimtelijke ingrepen is altijd een ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Deze kan worden verleend na een uitgebreide toetsing. De uitgebreide toetsing houdt in dat ontheffing alleen kan worden verleend als: 1. Er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort; 2. Er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is; 3. Er sprake is van een in de wet genoemde reden van openbaar belang; 4. Er zorgvuldig wordt gehandeld. Bestendig gebruik, bestendig beheer en onderhoud in de bosbouw en landbouw en uitvoering in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling worden genoemd als openbaar belang. Zorgvuldig handelen betekent het actief optreden om alle mogelijke schade aan een soort te voorkomen, zodanig dat geen wezenlijke negatieve invloed op de relevante populatie van de soort optreedt. Mitigatie (het vermijden of verzachten van negatieve effecten) en compensatie (het aanbieden van vervangend leefgebied) kunnen deel uitmaken van het zorgvuldig handelen. Samenvatting toetsingskader Flora- en faunawet Het toetsingskader van de Flora- en faunawet voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting en bestendig gebruik en beheer luidt dus: 1. Komen er soorten uit Tabel 1 voor? Hiervoor geldt een vrijstelling. Alleen de zorgplicht is van toepassing. 2. Komen er soorten uit Tabel 2 voor? Dan geldt een vrijstelling (mits gedragscode) of moet ontheffing worden aangevraagd (lichte toetsing).
40
3.
1.3
Komen er soorten uit Tabel 3 voor? Er geldt een vrijstelling voor bestendig gebruik en beheer (mits gedragscode; niet voor art. 10). In overige gevallen is altijd ontheffing nodig (uitgebreide toetsing).
Natuurbeschermingswet 19983
De Natuurbeschermingswet 1998 (kortweg: Nbwet) vormt de invulling van de gebiedsbescherming van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en heeft als doel het beschermen en instandhouden van bijzondere gebieden in Nederland. De Nbwet kent verschillende soorten beschermde gebieden. De belangrijkste zijn de Natura 2000gebieden (oftewel Vogelen Habitatrichtlijngebieden oftewel Speciale Beschermingszones) en de beschermde natuurmonumenten. De aanwijzingsbesluiten van deze gebieden bevatten een kaart en een toelichting, waarin de instandhoudingsdoelstellingen staan verwoord (zie www.minlnv.nl). Voor Natura 2000-gebieden dient een beheersplan te worden opgesteld. Daarin staat o.a. welke maatregelen nodig zijn om de natuurdoelen te halen en welk (bestaand en toekomstig) gebruik al dan niet vergunningplichtig is. Projecten en handelingen, die negatieve effecten op Natura 2000-gebieden kunnen hebben en die niet nodig zijn voor of verband houden met het beheer, zijn zonder vergunning verboden. Hiervoor kan door het bevoegd gezag (meestal Gedeputeerde Staten, soms de minister van LNV) vergunning worden verleend op grond van artikel 19d. Voor plannen (bij voorbeeld bestemmingsplannen, streekplannen, waterhuishoudingsplannen) geldt dat goedkeuring van het bevoegd gezag op grond van artikel 19j nodig is. Ook activiteiten buiten het Natura 2000-gebied kunnen vergunningplichtig zijn als er negatieve effecten door ‘externe werking’ kunnen optreden. De vergunning of goedkeuring kan pas worden afgegeven nadat een ‘habitattoets’ het bevoegd gezag de zekerheid heeft gegeven dat het gebied niet wordt aangetast. Habitattoets In de ‘oriëntatiefase’ – voorheen ook wel ‘voortoets’ genoemd – wordt onderzocht of een plan, project of handeling (kortweg: ‘activiteit’), gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, mogelijk schadelijke gevolgen heeft voor een Natura 2000-gebied en zo ja of deze gevolgen significant kunnen zijn. De gevolgen moeten worden beoordeeld in samenhang met die van andere plannen en projecten (‘cumulatieve effecten’). Als er geen effecten zijn, is de kous daarmee af. Als de effecten klein zijn, volgt een verslechterings- en verstoringstoets’. Bij mogelijke significante effecten volgt een ‘passende beoordeling’.
3
Hierbij is in belangrijke mate gebruik gemaakt van de brochure ‘Algemene handreiking natuurbeschermingswet 1998’ (LNV, 2005a. Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998. Ministerie van LNV, Den Haag.)
41
In de verslechterings- en verstoringstoets worden de effecten gespecificeerd. Daarbij hoeft dan niet meer naar cumulatieve effecten te worden gekeken. Het bevoegd gezag beoordeelt of de effecten aanvaardbaar zijn of niet. Aan de vergunning kunnen beperkende voorwaarden (mitigatie en compensatie, zie onder) worden verbonden. De passende beoordeling is veel uitgebreider. Op basis van de beste wetenschappelijke kennis dienen de effecten op de habitats en soorten te worden ingeschat, rekening houdende met cumulatieve effecten. Als de passende beoordeling uitwijst dat er slechts beperkte effecten zijn, dan dient vergunning te worden aangevraagd, die wordt verleend indien de effecten aanvaardbaar worden geacht. Als er significante effecten zijn, dan mag vergunning alleen worden verleend als er voldaan is aan alle drie onderstaande ADC-criteria: Er zijn geen geschikte Alternatieven. Er is sprake van Dwingende redenen van groot openbaar belang, waaronder redenen van sociale en economische aard. Er is voorzien in exacte en tijdige Compensatie. Als er sprake is van aantasting van een gebied dat is aangewezen ter bescherming van prioritair natuurlijk habitat of een prioritaire soort, dient eerst door de minister van LNV aan de Europese Commissie advies te worden gevraagd. Bovendien is het aantal redenen van groot openbaar belang beperkt. Het toetsingskader voor beschermde natuurmonumenten is zeer vergelijkbaar, echter de procedure en de speelruimte van het bevoegd gezag wijken op enkele ondergeschikte punten af. Zorgplicht Artikel 19l legt aan iedereen een zorgplicht voor beschermde natuurgebieden op. Deze zorg houdt in ieder geval in dat ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat een handeling nadelige gevolgen heeft, verplicht is die handeling achterwege te laten of, als dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd, eventuele gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. De nadelige handelingen hebben betrekking op de instandhoudingsdoelen in het geval van een Natura 2000-gebied en op de wezenlijke kenmerken in het geval van een beschermd natuurmonument.
1.4
Rode lijsten
Rode lijsten zijn geen wettelijke instrumenten, maar zijn sturend voor beleid. Zij dienen om prioriteiten in middelen en maatregelen te kunnen bepalen. Bij het beoordelen van maatregelen en ingrepen kunnen de Rode lijsten echter wel een belangrijke rol spelen. Er zijn nu landelijke Rode lijsten vastgesteld voor paddestoelen, korstmossen, mossen, vaatplanten, platwormen, land- en zoetwaterweekdieren, bijen, dagvlinders, haften, kokerjuffers, libellen, sprinkhanen en krekels, steenvliegen, vissen, amfibieën, reptielen, zoogdieren en vogels (LNV 2004). Een aantal provincies heeft aanvullende provinciale Rode lijsten opgesteld.
42
Van soorten op de Rode lijst moet worden aangenomen dat negatieve effecten van ingrepen de gunstige staat van instandhouding relatief gemakkelijk in gevaar brengen. Waar het beschermde soorten betreft zal er dus extra aandacht aan mitigatie en compensatie moeten worden besteed. Bij niet-beschermde soorten of soortgroepen kunnen op grond van de zorgplicht extra maatregelen worden gevergd. Bij een aantal soortgroepen gaat het echter om tientallen of honderden moeilijk vast te stellen soorten, waardoor de waarde voor praktische toepassingen vaak beperkt is.
1.5
Ecologische Hoofdstructuur
De Planologische Kernbeslissing (PKB) Structuurschema Groene Ruimte (LNV 1993) bevat de doelstellingen, de hoofdlijnen en de belangrijkste maatregelen van het nationaal ruimtelijk beleid voor onder meer natuur en landschap. Onderdeel hiervan is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), die bestaat uit een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden verbonden door verbindingszones. De begrenzing van de EHS is een provinciale taak. De Ecologische Hoofdstructuur wordt in provinciale streekplannen uitgewerkt. Ruimtelijke plannen van gemeenten moeten hieraan worden getoetst. De EHS is de afgelopen jaren in gebiedsplannen nader begrensd (vaak op perceelsniveau), waarbij per begrensde eenheid natuurdoeltypen zijn aangewezen. In of in de nabijheid van beschermde natuurgebieden geldt het ‘nee, tenzij’-regime. Nieuwe plannen, projecten of handelingen zijn niet toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Hiervan kan alleen worden afgeweken als er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang. In dat geval moet de initiatiefnemer maatregelen treffen om de nadelige effecten weg te nemen of te ondervangen, en waar dat niet volstaat te compenseren door het realiseren van gelijkwaardige gebieden, liefst in of nabij het aangetaste gebied. Ook financiële compensatie is mogelijk.
Literatuur LNV, 1993. Structuurschema Groene Ruimte: het landelijk gebied de moeite waard. Ministerie van LNV, Den Haag. LNV, 2004. Besluit Rode lijsten flora en fauna. Ministerie van LNV, Den Haag. LNV, 2005a. Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998. Ministerie van LNV, Den Haag. LNV, 2005b. Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten! Ministerie van LNV, Den Haag.
43
44
Bijlage 2 Locatie Landgoed Olaertsduyn Bron: Topografische atlas Zuid-Holland (ANWB 2004)
45
46
Bijlage 3 Natuurloket
47
48
Bijlage 4 Essentietabel ‘Voornes Duin’
Natura
2000-gebied
49
50
Bijlage 5 Resultaten slakken inventarisatie In het strooiselmonster en in het veld zijn de volgende soorten slakken aangetroffen: Carychium tridentatum Carychium minimum Cochlicopa lubrica Vallonia costata Acanthinula aculeata Punctum pygmaeum Discus rotundatus Arion rufus Vitrina pellucida Vitrea crystallina Vitrea contracta Aegopinella nitidula Zonitoides nitidus Limax maximus Monacha cantiana Trichia hispida Ariante arbustorum Cepaea nemoralis Helix pomatia (wijngaardslak)
51
52
Bureau Waardenburg bv Adviseurs voor ecologie & milieu Postbus 365, 4100 AJ Culemborg Telefoon 0345-512710, Fax 0345-519849 E-mail
[email protected], www.buwa.nl