BEOORDELINGSRAPPORT Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie voltijd Saxion Hogeschool
Lange Voorhout 14 2514 ED Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
BEOORDELINGSRAPPORT Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie voltijd Saxion Hogeschool CROHO nr. 39208
Hobéon Certificering Datum 17 december 2013 Auditteam Dhr. W.L.M. Blomen Dhr. Dr. R. Knoop Dhr. Prof Dr. D.C.M. Raemaekers Dhr. H. Ruiter Secretaris Mw. H. Bleijs Bsc
INHOUDSOPGAVE 1.
BASISGEGEVENS
1
2.
SAMENVATTING
3
3.
INLEIDING
7
4.
OORDELEN OP NIVEAU VAN DE STANDAARDEN
9
5.
ALGEMEEN EINDOORDEEL
35
6.
AANBEVELINGEN
37
BIJLAGE BIJLAGE BIJLAGE BIJLAGE BIJLAGE BIJLAGE
I II III IV V VI
Scoretabel Opleidingsspecifieke eindkwalificaties Schematisch overzicht opleidingsprogramma Programma, werkwijze en beslisregels Lijst geraadpleegde documenten Overzicht auditteam
39 41 41 45 49 51
1.
BASISGEGEVENS
NAAM INSTELLING
Saxion Hogeschool
status instelling (bekostigd of rechtspersoon voor hoger onderwijs) resultaat instellingstoets kwaliteitszorg
bekostigd
NAAM OPLEIDING (zoals in croho)
Archeologie
registratienummer croho
39208
domein/sector croho
Domein Techniek
oriëntatie opleiding
hbo
niveau opleiding
bachelor
graad en titel
Bachelor of Archaeology per 2015: Bachelor of Built Environment
aantal studiepunten (ec’s)
240
afstudeerrichtingen
Nvt
onderwijsvorm
competentiegericht onderwijs
locatie
Deventer
variant
voltijd
relevante lectoraten
Gebiedsontwikkeling en recht Duurzame leefomgeving
datum audit / opleidingsbeoordeling
17 oktober 2013
positief (NVAO besluit 28 juni 2012)
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 1
Basisgegevens hbo-bacheloropleidingen, voltijd1 Instroom (aantal) 2007 2008 voltijd 33 44 uitval (percentage) uit het eerste jaar2 2007 2008 voltijd 3 uit de hoofdfase voltijd rendement (percentage)4 voltijd docenten (aantal + fte) voltijd
opleidingsniveau docenten (percentage) voltijd docent–student ratio6 voltijd contacturen (aantal)7 voltijd
5
2009 62
2010 49
2011 75
2012 75
2010 2006 2006 aantal 8 kerndocenten
2011 33,3% 2007 2007 -
2012 21,9 2008 2008 Fte 5,4
2009 -
19 flexibele schil docenten 22 gastdocenten
2,4
totaal
7,8
Bachelor 12,5 %
Master 62,5%
PhD. 25 %
1e jaar 16
2e jaar 12
3e jaar 10
1:31 4e jaar 1
Aanvulling uitval en rendementscijfers: Omdat de opleiding sinds studiejaar 2011-2012 bekostigd is, zijn er van vóór die periode geen formele rendementsgegevens beschikbaar. Aanvulling contacturen: 2e jaar: extra aanvulling dat studenten in één kwartiel stagelopen. 3e jaar: extra aanvulling dat studenten in één kwartiel stagelopen 4e jaar: In het eerste semester van het vierde jaar volgen studenten een minor. De contacturen hangen af van de minor die studenten volgen en zijn dus niet in bovenstaand schema opgenomen. In het tweede semester werken studenten zelfstandig aan een afstudeeropdracht. Parallel hieraan worden intervisiebijeenkomsten, begeleidingsuren en SLB-gesprekken ingeroosterd. 1
2
3
4
5
6
7
Bron: Basisgegevens opleidingsbeoordeling ‘Indicatoren en definities’, Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie, 11 september 2012 Het aandeel van het totaal aantal bachelorstudenten (eerstejaars ho) dat na één jaar niet meer bij de opleiding staat ingeschreven, zo mogelijk voor de laatste zes cohorten. Het aandeel van de bachelorstudenten die zich na het eerste studiejaar opnieuw bij de opleiding inschrijven (herinschrijvers) dat in de nominale studieduur zonder het diploma te hebben behaald alsnog uitvalt uit de opleiding, zo mogelijk voor de laatste drie cohorten. Het aandeel van de bachelorstudenten die zich na het eerste studiejaar opnieuw bij de opleiding inschrijven (herinschrijvers) dat het bachelordiploma haalt in de nominale studieduur + één jaar, zo mogelijk voor de laatste drie cohorten. Peildatum 1 november 2013. Het aandeel docenten (onderwijzend personeel) met een hbo, master en PhD in het totaal aantal docenten (onderwijzend personeel). Hierbij is uitgegaan van het kernteam van 8 kerndocenten. Van de 19 flexibele schil docenten hebben er 14 een mastergraad waarvan er 4 ook zijn gepromoveerd en van de 22 gastdocenten hebben er 19 een mastergraad waarvan er 3 tevens zijn gepromoveerd. De verhouding tussen het totaal aantal ingeschreven studenten en het totaal aantal fte’s aan onderwijzend personeel van de opleiding in het meest recente studiejaar. De ratio is berekend op basis van de inzet van het totaal aantal docenten. Het gemiddeld aantal klokuren per week aan geprogrammeerde contacttijd, voor ieder jaar van de opleiding. Tijd voor zelfstudie, stages/werkplekleren en (onbegeleide) tijd voor afstudeeronderzoek en scriptie behoort niet tot de contacttijd.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 2
2.
SAMENVATTING
De hbo-opleiding Archeologie die Saxion Hogeschool (Deventer) in een voltijdvariant aanbiedt, leidt studenten op tot bachelorarcheoloog in het domein van de Bachelor of Built Environment (BBE). Bachelorarcheologen vervullen als generalist een belangrijke rol bij de uitvoering van veldonderzoek in het kader van de archeologische monumentenzorg. Door hun kennis van de technische, organisatorische en logistieke activiteiten rondom dit type onderzoek en hun rol bij de voorbereiding, uitvoering, uitwerking en/of rapportage, fungeren zij als de rechterhand van de leidinggevende masterarcheoloog. De opleiding gaat nu studenten afstudeerspecialisaties aanbieden. Daartoe zijn vier uitstroomprofielen ontwikkeld: ‘Veldarcheologie’, ‘Materiaalonderzoek’, ‘Advies, Beleid, & Communicatie’ en ‘Digitale Archeologie’. De eerste twee worden dit jaar al aangeboden, voor de andere was nog niet voldoende animo en deze starten volgend jaar. De hbo-bacheloropleiding startte in 2006, is in 2008 geaccrediteerd, indertijd nog aangeboden door Saxion Next onder de naam ‘Archeologisch Onderzoeksassistent’. In 2011 is de opleiding een bekostigde opleiding van Saxion geworden. Sinds september 2013 valt de opleiding organisatorisch binnen de Academie Business, Building & Technology. Beoogde eindkwalificaties Omdat Archeologie van Saxion de enige hbo-bacheloropleiding in het vakgebied is, is er geen landelijk profiel waarop de opleiding zich kon baseren. De opleiding ontstond vanuit de marktvraag naar praktisch ingestelde hbo-bachelorarcheologen en baseert zich op de volgende voorhanden kaders: de Duitse opleiding ‘Grabungstechniker’, de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) en de Dublin Descriptoren. Dit leidde in een geleidelijk ontwikkelproces tot de huidige set van tien competenties. Het panel acht die set eindtermen relevant, up-to-date en werkbaar voor het opleiden tot een ‘middenniveau-medewerker in de uitvoering van wettelijk (KNA) gereglementeerde archeologische monumentenzorg’. De opleiding noemt deze bachelorarcheoloog ‘de rechterhand van de masterarcheoloog’. De competenties zijn tot in detail uitgewerkt en vormen de basis voor het onderwijs. In die detaillering schuilt volgens het panel een punt van aandacht: is dit profiel flexibel genoeg voor anticipatie op de veranderende arbeidsmarkt? Die is immers zeer volatiel geworden in de economische crisis van de bouwsector, terwijl ook het gebied van ruimtelijke ordening een sterk veranderlijk veld is. Als in de nabije toekomst de eindtermen ‘algemener’ beschreven moeten worden voor de in het vizier zijnde aansluiting bij het landelijke profiel Bachelor of Built Environment, dan ziet het auditpanel voor de opleiding een kans om het potentiële werkveld voor haar studenten te verbreden door het abstracter beschrijven van de competenties. Die opleiding wil door het aanbieden van vier specialisaties verschillende verdiepingsmogelijkheden voor studenten realiseren. Het panel ziet hier de potentie van, maar vraagt om reflectie hierop in het licht van de kwantitatieve verwachtingen in de arbeids- en de studentenmarkt. De aansluiting bij de huidige beroepspraktijk is via de nauwe aansluiting van de eindtermen bij de KNA goed geborgd. Ook is er structureel inhoudelijk contact met het werkveld via de beroepenveldcommissie, waarin afgevaardigden van commerciële opgravingsbedrijven, gemeentelijke archeologische diensten en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zitting hebben. Onderzoek is in de eindtermen van de opleiding evident aanwezig, enerzijds als een aparte competentie ‘onderzoeken (toegepast onderzoek verrichten)’ anderzijds als een essentieel onderdeel van de discipline archeologie. Dit onderscheid is helder gemaakt in de doelstellingen.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 3
In principe richt de opleiding Archeologie zich - door conformering aan de Nederlandse beroepsnorm KNA - op het Nederlandse werkveld, maar heeft wel ideeën over internationalisering i.c. de wereldwijde kennisuitwisseling en de internationaliserende afzetmarkt voor studenten. Daarom wil de opleiding haar studenten wel op de internationale context voorbereiden en in de doelstellingen is dit deels al zichtbaar. De komende jaren onderzoekt de opleiding hoe zij verdere verbreding van de internationale kennis van studenten kan realiseren. Het auditpanel vindt dat de opleiding hiermee op de goede weg is, maar raadt de opleiding aan de visie concreter uit te werken. Concluderend stelt het panel dat de opleiding Archeologie een gedetailleerd uitgewerkt en beroepsdekkend competentieprofiel heeft ontwikkeld, waarvoor relevante kaders (qua beroep en niveau) de basis vormen. Dat de visie en het competentieprofiel toekomstbestendiger kunnen, is de hoofdreden voor het panel om deze standaard als ‘voldoende’ te beoordelen. Onderwijsleeromgeving Het panel ziet dat de nog jonge opleiding in een proces van continue ontwikkeling heeft toegewerkt naar het huidige opleidingsprogramma, dat door de directe koppeling met de Nederlandse beroepsnorm een vanzelfsprekende praktijkgerichtheid heeft. De relatie met het veld is stevig volgens het panel. Het naar de mening van het panel degelijke programma is passend bij de doelstellingen en er liggen adequate didactische uitgangspunten aan ten grondslag. De opbouw van het programma via leerlijnen is duidelijk. De afstemming tussen de gecombineerde leerlijn, waarin ‘kennen’ centraal staat, en de gecombineerde leerlijn, waarin het ‘handelen’ centraal staat, genereert samenhang in het programma. Studenten passen kennis en vaardigheden toe in praktijksituaties in de vorm van praktijkopdrachten en stages. Het zeer gedreven, grotendeels universitair geschoolde docententeam opereert in een familiale setting en is ruim gekwalificeerd voor de inhoudelijke uitvoering van het onderwijs. Men benut in toenemende mate de inbedding bij de Academie op organisatorisch vlak, die docenten meer tijd voor de onderwijsinhoud oplevert. Het panel vraagt om een scherpe blik op de eigen expertise, in relatie tot zowel de vier specialisatieprofielen als de begeleiding van het afstuderen. Studenten zijn tevreden over hun docenten, vooral over hun praktijkgerichtheid en vakkennis. Het panel waardeert de serieuze deskundigheidsbevordering vanuit Saxion. Er is veel aandacht voor onderwijs gerelateerde scholing en voor promotietrajecten van docenten. Er zijn maatregelen om de rendementen te verbeteren. Deze zijn met name gericht op het selecteren van de juiste studenten in jaar 1 en het verbeteren van de studievoortgang in de afstudeerfase. De effecten hiervan zijn nog niet zichtbaar voor het panel, maar de maatregelen zijn vertrouwenwekkend. De studieloopbaanbegeleiding zal hier in toenemende mate een rol gaan spelen. Toegepaste onderzoeksvaardigheden zijn vanaf de start in het studieprogramma aanwezig in specifieke modules en in aan onderzoek gerelateerde opdrachten. Vanuit het docententeam is hier een natuurlijke aandacht voor, zo stelt het panel vast. Ook internationalisering ziet het panel voldoende terug in onderdelen van het programma. Er is aandacht voor de praktische toepassing van Engels en Duits, er zijn buitenlandse excursies, stages en projecten en er is een module internationale archeologie. Aan het vergroten van het aandeel internationale literatuur in het programma wordt nu gewerkt. Het panel is van oordeel dat het programma een prima uitwerking is van de visie en de opleidingsdoelstellingen. Tevens is het helder en begrijpelijk voor studenten. De afstemming van het onderwijs binnen de kwartielen is helder. In de loop van de opleiding neemt het niveau en de gevraagde zelfstandigheid van de student toe, als een opmaat voor het individuele afstuderen. De praktijkgerichtheid in het programma maakt dat de studenten een goed beeld van de praktijk krijgen en zich díe competenties eigen maken die nodig zijn om als startend beroepsbeoefenaar aan de slag te kunnen in het archeologisch werkveld. De specifieke voorzieningen zijn van hoge kwaliteit en goed aansluitend bij de beroepspraktijk.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 4
Samenvattend is het panel positief over het programma als geheel en signaleert naast de adequate samenhang en de aandacht voor onderzoek enkele aspecten die verbeterd kunnen worden, bijvoorbeeld de studieloopbaanbegeleiding, de rendementen en de (geautomatiseerde) informatievoorziening. Het panel signaleerde ook een aantal sterk ontwikkelde aspecten zoals de praktijkgerichtheid, de inhoud van het programma en de bijzonder goede opleidingsspecifieke voorzieningen. Het feit dat er deskundige, hoogopgeleide docenten zijn en dat Saxion veel zorg biedt voor scholing en ontwikkeling van haar docenten, waardeert het panel zeer. De positieve aspecten wegen voor het panel zwaarder, omdat zij de kern van het onderwijs betreffen, dan de nog te verbeteren aspecten, die meer van een ondersteunende orde zijn. Dat is voor het panel de reden om deze standaard als ‘goed’ te beoordelen. Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties Het panel stelt vast dat de opleiding een systeem van toetsing en een mix van toetsvormen hanteert passend bij de didactische leerlijnenopzet en de praktijkgerichtheid van het onderwijs. Voorts trof het panel steekproefsgewijs een aantal goede voorbeelden van dossiers aan, waarin het proces van opstellen, uitvoeren en beoordelen goed te herleiden is. De toetsen zijn inhoudelijk van voldoende niveau en sluiten goed aan bij de onderwijsonderdelen. De beoordeling bleek transparant. Met name via toetsmatrijzen (die inmiddels voor alle kennistoetsen van de eerste twee jaar operationeel zijn) borgt men deze aansluiting goed. Het panel stelt concluderend vast dat de opleiding daadwerkelijk goed bezig is met het borgen van de toetspraktijk. Dit biedt het panel vertrouwen dat als de opleiding deze ontwikkeling door zet, ze binnen een termijn die te overzien is haar borgingsysteem geheel op orde kan brengen. Dit gebeurt onder het wakend oog van de examencommissie. Deze commissie functioneert adequaat, hanteert een gepaste prioritering en gaat zich, nu er een substantieel aantal eindwerken is, focussen op het gerealiseerd eindniveau. Het panel bestudeerde alle veertien eindwerkstukken van de afgelopen twee jaar en is van oordeel dat die brede en maatschappelijk zeer relevante onderwerpen beslaan. Daarbij wil het panel de opleiding meegeven om aandacht te hebben voor de begeleiding bij onderwerpen die niet tot de kern van de velduitvoering van de archeologische monumentenzorg behoren, zoals journalistieke onderwerpen. Het panel heeft een voorbeeld gezien waarbij aanvullende externe expertise benut is in de begeleiding, maar meent dat de afstemming tussen de opleiding en de externe begeleider over het begeleidingsproces en de rol van die begeleider daarin sterker kan. Het panel beoordeelt het gerealiseerd niveau als voldoende, met een aantal uitschieters naar boven met een hoog onderzoeksniveau. Om de positionering (en de meerwaarde) ten opzichte van de wo-archeologie opleidingen te versterken is het panel van mening dat er in de eindwerken zelf meer reflectieve aandacht kan zijn voor de ‘comakership’-relatie met de praktijk. Daarnaast wordt geadviseerd de opdrachtgever te betrekken in de beoordeling. Dat maakt de werkstukken maatschappelijk relevanter en realistischer. Het afstudeerwerk wordt daarmee volgens het panel een nog sterkere afspiegeling van de opleidingsdoelstellingen. Over de aansluiting van het gerealiseerd eindniveau bij de beroepspraktijk is het panel positief, gebaseerd op informatie van de opleiding en de auditgesprekken met alumni en het werkveld. Omdat er op het gebied van toetsing en de borging daarvan nog ontwikkelingen gaande zijn en het panel enkele kanttekeningen had bij de afstudeerwerken, die het panel over het algemeen als positief beoordeelt, komt het panel op standaard 3 tot het oordeel ‘voldoende’.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 5
Algemene conclusie: Het auditteam is op grond van het bovenstaande en van de beslisregels van de NVAO van oordeel dat de hbo-bacheloropleiding Archeologie van de Saxion Hogeschool als algemeen eindoordeel ‘voldoende’ verdient en adviseert de NVAO de opleiding te accrediteren. Den Haag, 17 december 2013
W.L.M. Blomen, voorzitter
H. Bleijs Bsc, secretaris
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 6
3.
INLEIDING
Karakteristiek van de opleiding De hbo-opleiding Archeologie die Saxion Hogeschool (vestiging Deventer) in een voltijdvariant aanbiedt, leidt als enige hbo-opleiding in Nederland studenten op tot bachelorarcheoloog in het domein van Built Environment. Bachelorarcheologen vervullen als generalist een belangrijke rol bij archeologisch onderzoek. Door hun kennis van de technische, organisatorische en logistieke activiteiten rondom dit type onderzoek en hun rol bij de voorbereiding, uitvoering, uitwerking en/of rapportage, fungeren zij als de rechterhand van de masterarcheoloog, die de leiding heeft over een onderzoek. Aan de opleiding studeren circa 250 studenten, waarvan er 70 ingestroomd zijn bij Saxion next. Er zijn tot op heden 20 afgestudeerden. Ontwikkelingshistorie De opleiding ontstond in 2006 als een particuliere opleiding, geïnitieerd door het bedrijfsleven. In 2007 werd archeologie in Nederland met de ‘Wet op de Archeologische Monumentenzorg’ (Wamz) een onderdeel om verplicht rekening mee te houden in de ruimtelijke ordening, met als gevolg dat er een groeiende vraag naar archeologen ontstond. De opleiding evolueerde tot een volwaardig hbo-opleiding toen nog ‘Archeologisch onderzoeksassistent’ geheten, aangeboden door Saxion Next (commercieel onderdeel van Saxion). In 2008 werd de opleiding voor het eerst geaccrediteerd. In 2010 heeft het Centraal College van Deskundigen Archeologie (CCvD) in het kwaliteitssysteem van de Nederlandse archeologie (KNA) vastgelegd dat naast masterarcheologen ook bachelorarcheologen kritische processtappen mogen uitvoeren bij archeologisch onderzoek en maakte daarbij geen onderscheid tussen de wo- en hbo-bachelor. De afgestudeerden van de opleiding kunnen na drie jaar relevante werkervaring KNAbachelorarcheoloog worden. Dat was reden om de naam van de opleiding te veranderen in ‘Archeologie’. In 2011 is de opleiding een bekostigde opleiding van Hogeschool Saxion geworden en ondergebracht bij de Academie Ruimtelijke Ontwikkeling en Bouw (ROB). De opleiding valt sinds studiejaar 2013/2014 binnen de, in 2013 gevormde, Academie Business, Building & Technology (BBT). Ontwikkelingen sinds de accreditatie van 2008 en Saxion interne audit van 2012 Zoals hierboven te lezen, is er sinds de accreditatie van 2008 veel veranderd bij de opleiding. Dat heeft onder andere te maken met de veranderingen in de beroepspraktijk (protocollen KNA), de overgang naar het bekostigde onderwijs en daarna nog de onderbrenging bij een andere academie binnen de Hogeschool. Het teruggrijpen naar de aandachtspunten uit de vorige accreditatie en het precieze vervolg hierop benoemen, is derhalve lastig. Daarom wordt hier meer algemeen benoemd welke belangrijke ontwikkelingen de opleiding sinds de accreditatie (2008) en de interne Saxion-audit (oktober 2012) in gang heeft gezet en doorgemaakt: Gelet op de wensen van de praktijk en het huidige arbeidsmarktperspectief (o.a. de crisis) ontwikkelde de opleiding vier uitstroomprofielen, voor studenten die zich willen specialiseren in bijvoorbeeld de beleidsmatige of digitale kant van archeologie. In het studiejaar 2013-2014 worden de eerste uitstroomprofielen aangeboden. (standaard 1) Bij de interne audit bleek dat de opleiding haar visie, uitgangspunten en kaders voor onderwijs en toetsing nog te gefragmenteerd beschrijft. Het afgelopen halfjaar is – met ondersteuning van extra ingehuurde onderwijskundige expertise - een beleidsnotitie geschreven, waarin de keuzes ten aanzien van het onderwijs- en toetsprogramma van de opleiding zijn vastgelegd. (standaard 2) Door middel van stevigere studiebegeleiding werkt de opleiding aan de verbetering van de studielast en daarmee aan de ‘rendementen’. Dat geldt vooral voor de doorstroom naar de hoofdfase (BSA) en de studievertraging die studenten in de afstudeerfase oplopen. De opleiding heeft inmiddels enkele verbeteringen doorgevoerd in onder meer de roostering van vakken en de begeleiding van studenten (o.a. slb-traject in de propedeuse).
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 7
Verder is de opleiding ervan overtuigd dat de uitbreiding van de formatie van het kernteam per september 2013 een positief effect heeft op de kwaliteit van de begeleiding van studenten in alle fasen van de opleiding. (standaard 2) De opleiding is georganiseerd via een kernteam van vaste docenten met daar omheen een ‘losse schil’ van docenten. Het tijdsaandeel dat het kernteam van docenten aan onderwijs kan besteden is vergroot, enerzijds door de uitbreiding van het team en anderzijds door onderwijsondersteunende taken bij ondersteunende diensten van de Academie te leggen. (standaard 2) Professionalisering van docenten heeft de afgelopen jaren extra aandacht gekregen. Zo zijn inmiddels vrijwel alle docenten uit het kernteam van de opleiding didactisch geschoold. Met nieuwe docenten worden na hun definitieve aanstelling afspraken gemaakt over een didactisch scholingstraject. (standaard 2) De opleiding steekt veel energie in de verbetering van de toetsing. Zo is het toetsbeleid aangescherpt en zijn beoordelingsformulieren verbeterd. Verder werkt de opleiding in meerdere sessies aan het compleet maken van de toetsdossiers/-matrijzen. Ook de examencommissie richt zich op de kwaliteit van toetsen door onder meer steekproefsgewijze controle naar de kwaliteit van cruciale toetsen (o.a. stage en afstuderen). (standaard 3) Het systematisch en op één plaats archiveren van afstudeerproducten (en beoordelingen) was nog niet gerealiseerd. Met de implementatie van Blackboard, de digitale leeromgeving van Saxion, is dit probleem verholpen. Voor de afstudeerfase heeft de opleiding een aparte Blackboard-omgeving ingericht waar studenten informatie kunnen vinden en ook hun (deel)producten kunnen inleveren. (standaard 3)
Meer informatie over deze aspecten komt bij de betreffende standaarden aan bod. Toekomstige ontwikkelingen Saxion en de opleiding Archeologie bereiden zich voor op de geplande conversie om landelijk het aantal bacheloropleidingen binnen het techniekdomein te verkleinen. De opleiding Archeologie zal daarbij een ‘stam-opleiding’ blijven binnen dit domein, leidend tot de graad ‘Bachelor of Built Environment’. Dit betekent voor de opleiding dat zij in de nabije toekomst haar eindcompetenties meer algemeen zal moeten beschrijven om binnen de Bachelor of Built Environment te passen. Voorts impliceert dit een technische inslag voor de opleiding. De reeds gemaakte techniek-gerelateerde keuzes in het profiel van de opleiding sluiten daar bij aan. Leeswijzer Bij een accreditatie wordt de onderwijskwaliteit op een specifiek moment gemeten, beoordeeld en gewaardeerd. Het auditpanel heeft echter bij de opleiding Archeologie ook specifiek de historie (ontwikkeling van cursus naar een hbo-opleiding, veranderingen in het werkveld, overgang naar bekostigd onderwijs en naar de nieuwe academie) en de toekomst (ambities, veranderende marktvraag, positionering in technisch domein) in ogenschouw genomen om de huidige situatie op waarde te schatten. Door die sterke dynamiek heeft het panel afstudeerwerken beoordeeld, gemaakt door studenten die ingestroomd zijn toen Saxion Next de opleiding nog (niet bekostigd) aanbood en die in die zin geen directe afspiegeling zijn van de huidige situatie. Enkele aanvullende punten: Omdat de opleiding sinds het studiejaar 2011-2012 bekostigd is, zijn er van vóór die periode geen formele rendementsgegevens beschikbaar. Deze gegevens ontbreken derhalve in dit rapport. Ten tijde van de audit waren er van de afgelopen twee studiejaren in totaal veertien afstudeerwerken beschikbaar. Die zijn alle bestudeerd door het panel, waardoor deze toetsing het karakter van een steekproef ontstijgt: het is een volledige doorlichting. Het is daarom te verantwoorden dat er geen vijftien afstudeerwerken zijn beoordeeld. De zes eindwerken van het jaar daarvoor (de eerste afstudeerlichting) zijn niet bestudeerd.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 8
4.
OORDELEN OP HET NIVEAU VAN DE STANDAARDEN
Beoogde eindkwalificaties Standaard 1: De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat inhoud, niveau en oriëntatie betreft geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen. Toelichting NVAO: De beoogde eindkwalificaties passen wat betreft niveau (bachelor–master) en oriëntatie (hbo–wo) binnen het Nederlands kwalificatieraamwerk. Zij sluiten bovendien aan bij de actuele eisen die in internationaal perspectief vanuit het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleiding.
Visie van de opleiding op het beroep Veranderingen in de markt De uitvoering van archeologische activiteiten, waaronder onderzoek, in het kader van de monumentenwet werd tot enkele jaren geleden vrijwel alleen bedreven door universitair geschoolde onderzoekers. Doordat archeologisch onderzoek tegenwoordig een bij wet bekrachtigde positie binnen de Nederlandse ruimtelijke ordening heeft, is dit veranderd. Als gevolg van het door Nederland geratificeerde Verdrag van Valletta (ook wel het Maltaverdrag genoemd) is in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) van 2007 vastgelegd dat ‘de initiatiefnemer tot bodemverstorende activiteiten, waarbij archeologisch erfgoed verloren kan gaan, archeologisch onderzoek moet laten uitvoeren en de kosten daarvan moet dragen’. In deze nieuwe praktijk wordt archeologisch onderzoek op een procesen bedrijfsmatige wijze uitgevoerd, ook en overwegend door commerciële projectorganisaties en bedrijven. Voortvloeiend uit die marktverandering ontstond de vraag naar onderzoekers die in deze praktijk zijn geschoold. De universiteiten richten zich vanzelfsprekend op het opleiden van academische onderzoekers die vooral zijn geschoold in het meer synthetiserende, wetenschappelijke deel van archeologisch onderzoek. In de markt ontstond de vraag naar een meer praktisch ingestelde generalist die breed inzetbaar is binnen archeologische onderzoeksprojecten en die geschoold is in het op een proces- en projectmatige wijze uitvoeren van onderzoek binnen de grenzen van tijd en geld. Het was déze vraag die ten grondslag lag aan de doorontwikkeling van de opleiding van een modulaire cursus tot een accrediteerbare opleiding (1e accreditatie 2008), toen nog ‘archeologisch onderzoeksassistent’ geheten. Deze vraag is nog steeds actueel, al is die vraag inmiddels verbreed met aspecten als beleid, materiaalonderzoek en digitalisering. De opleiding vindt deze aspecten ook belangrijk voor haar studenten en heeft daartoe specialisatieprofielen ontwikkeld. De invloed van de economische crisis op de bouwsector en de daling van het aantal bouwprojecten vertaalt zich direct door naar het archeologisch werkveld. Minder bouwen betekent ook een afname van archeologisch vooronderzoek. De opleiding heeft in reactie hierop de maximale instroom gesteld op 75 studenten. De opleiding ziet overigens wel groeiende werkmogelijkheden voor studenten in Duitsland en België en wil tevens door verbreding het arbeidsmarktperspectief van haar studenten positief beïnvloeden. De opleiding speelde en speelt - ondanks de crisis - in op een marktbehoefte aan praktisch inzetbare bachelorarcheologen in de veldarcheologie. De opleiding beschrijft dit als volgt. De hbo-bachelorarcheoloog: Is een doener die onder diverse weersomstandigheden buiten werkt, maar ook binnenwerk verricht (o.a. uitwerken van onderzoeksgegevens), bezit technische kwaliteiten om precies en nauwkeurig opgravingen te verrichten onder verschillende omstandigheden, kan goed communiceren met diverse partijen en belanghebbenden, kan leiding geven en samenwerken, kan moderne ICT-programma’s toepassen.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 9
Aan de basis van deze praktische kwaliteiten ligt een gedegen kennis van archeologische perioden en materialen. Uitstroomprofielen Zoals gezegd heeft de opleiding vier specialisatiekeuzes (uitstroomprofielen) ontwikkeld: Veldarcheologie Materiaalonderzoek (restaureren en conserveren) Advies, Beleid & communicatie Digitale archeologie (Information Technology IT/Geographic Information System GIS). Concreet beslaat elk uitstroomprofiel vijf onderwijseenheden in de eerste helft van het derde studiejaar en het kan richtinggevend zijn voor bijvoorbeeld de afstudeeronderwerp-keuze van de student. De twee eerstgenoemde profielen zijn in het huidige studiejaar gestart. Voor de overige twee was bij de studenten nog niet voldoende animo. Met deze vier profielen biedt de opleiding de studenten in een markt waarin de vraag naar veldarcheologen door de crisis (tijdelijk?) afneemt, meer arbeidsperspectief en speelt zij in op de brede context van het werkveld. De specialisatie veldarcheologie is volgens het panel helder en komt voort uit de kern van de opleiding. De specialisatie materiaalonderzoek sluit daar nauw bij aan en is naar de mening van het panel actueel en relevant. De groep materiaalonderzoekers in het archeologisch werkveld vergrijst namelijk momenteel sterk, wat een potentiële kennisdrain betekent. Of het profiel Advies, Beleid & communicatie een goede keuze is, is het panel niet duidelijk. Het lijkt het panel op zich passend om hiermee de aansluiting naar de culturele sector in zijn algemeenheid te maken. Uit de resultaten van een werkveldonderzoek (2010) blijkt die wens daar ook te leven. Studenten hebben echter nog niet voor dit profiel gekozen, wat mogelijk impliceert dat er geen behoefte aan is of dat de opleiding dit onvoldoende naar de studenten heeft gecommuniceerd. Het panel heeft bij dit profiel de vraag hoe levensvatbaar dit is binnen de op techniek gerichte Academie BBT en ook of en in hoeverre dit aansluit bij de huidige expertise van het opleidingsteam (zie standaard 2). Mogelijk zijn thema’s uit dit profiel die het panel zinvol lijken als aanvulling op de opleiding in het algemeen (zoals publiek en maatschappelijk bereik) structureler in de opleiding te verwerken in plaats van als apart profiel. Voor het profiel Digitale archeologie ziet het panel voldoende toekomst, het sluit aan bij relevante ontwikkelingen in en rond het werkveld. Het panel ziet wel mogelijkheden om dit profiel nog erfgoed-breder en toekomstgerichter in te zetten. Het panel voelt zich niet in de positie om hier harde uitspraken over te doen. Wel vraagt het panel om de keuze voor deze specialisaties inhoudelijk nog eens tegen het licht te houden en ook de levensvatbaarheid te beredeneren op basis van kwantitatieve verwachtingen in de arbeids- en de studentenmarkt. Positionering ten opzichte van de wo-bachelor De positionering van de hbo-opleiding Archeologie in een van oudsher wo-vakgebied kwam in de audit uitgebreid aan bod. Het werd het panel duidelijk dat de opleiding zich expliciet wil onderscheiden ten opzichte van de wo-bachelors, ondanks dat deze in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) onder één noemer vallen. De opleiding stelt: Juist als tegenhanger van de theoretisch academische opgeleide bachelorarcheologen is de praktijkgerichtheid ofwel de handelingsbekwaamheid het belangrijkste handelsmerk van de hbo-bachelorarcheoloog. Het panel treft voorts in de documentatie aan dat de opleiding bachelorarcheologen opleidt die de rechterhand van de masterarcheoloog moeten worden en dat zij zich richt op studenten die niet naar het wo willen of hier niet de capaciteiten voor hebben. Tegelijkertijd is van de huidige twintig afgestudeerden naar schatting 75% doorgestroomd naar de universiteit en dus niet werkzaam als hbo-bachelorarcheoloog. Mogelijk heeft dit te maken met de historie van de opleiding.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 10
Er stroomden in eerste instantie voornamelijk studenten in die de opleiding als een opstapje naar een universitaire opleiding zagen. De studenten die het panel sprak, hebben doorgaans expliciet voor de opleiding gekozen vanwege de praktische ‘hbo-insteek’. Het panel vindt dat de opleiding het hbo-wo verschil positiever mag benadrukken dan ‘rechterhand masterarcheoloog’ en ‘voor studenten die wo-niveau niet kunnen’. Uit de auditgesprekken met het werkveld en de alumni blijkt namelijk dat de hbo-bachelorarcheoloog op diverse fronten een grote meerwaarde kan hebben voor het werkveld (o.a. door hun oplossingsgerichte werkhouding en verstand van de nieuwste technieken). Positionering in het techniek-domein Sinds het huidig studiejaar is Archeologie onderdeel van de Academie Business, Building & Technology. In de toekomst blijft Archeologie op landelijk niveau als zelfstandige opleiding onderdeel van de Bachelor of Built Environment in het techniekdomein. Dit impliceert een nadruk op en een verdere ontwikkeling van de technische kant van de opleiding. De opleiding ziet dit als een kans en benut dit om binnen Saxion aansluiting te zoeken bij onderzoek in het kader van het hogeschoolbrede thema ‘living technology’. Bovendien stelt de opleiding dat de technische kant, waarbij de overgang van analoog naar digitaal nu centraal staat, onontbeerlijk is voor het opleiden van de archeologie-professional van nu. Onder meer met de specialisatierichting ‘digitale archeologie’ wil de opleiding hierop inspelen. In de voorlichting aan en bij de intake van studenten wordt dit technische aspect benadrukt. Het panel acht het profileren van de opleiding in technische zin een duidelijke keuze die goed aansluit bij de Academie en ook de bij de in de opleiding aanwezige expertise. Beroeps- en opleidingsprofiel / competentieset In de Saxion Next situatie (voor 2011) is het fundament gelegd voor de huidige opleiding. Gaandeweg is de opleiding gegroeid van een op modules gebaseerde cursus met leerdoelen en toetsen, naar een volwaardige hbo-bacheloropleiding met een set eindkwalificaties en een samenhangend opleidingsprogramma, geaccrediteerd in 2008. Met de recente overgang naar bekostigd onderwijs zijn de reeds bestaande eindkwalificaties en leerdoelen doorontwikkeld tot de huidige competentieset. De opleiding heeft de tien opleidingscompetenties beschreven in de notitie competentieset Archeologie (2013). Er is geen landelijk profiel en daarom benutte de opleiding vanaf het begin andere domeinkaders, i.c. de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en het profiel ‘Grabungstechniker’ (een in Duitsland officieel erkend beroep dat goed aansluit bij de Nederlandse praktijk). Volgens het panel zijn dit relevante kaders, waarmee de aansluiting van de competentieset bij de huidige vraag uit het werkveld in de basis geborgd is. De 1. 2. 3. 4. 5.
student moet aantonen dat hij als beginnend beroepsbeoefenaar in staat is tot: B1 Beheersen archeologische onderzoeksprotocollen B2 Bouwhistorie, monumentenzorg en landschap B3 Verwerken en opslaan van digitale informatie B4 Beheersen van periodekennis en toepassen van materiaalkennis B5 Toepassen van veldwerkmethoden en -technieken
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 11
6. 7. 8. 9. 10.
B7 B8 B9 B10 B11
Schriftelijk en mondeling communiceren Onderzoeken (toegepast onderzoek verrichten) Beheersen en toepassen van beleid en wet- en regelgeving Ondernemend organiseren Geïntegreerde toepassing en zelfontwikkeling8
Elke competentie is uitgewerkt in onder meer beroepsrollen, kenmerkende taken en activiteiten, beroepsproducten en prestatie-indicatoren. Het panel acht deze eindtermen adequaat, relevant, up-to-date en werkbaar voor het opleiden van studenten tot een "middenniveau-medewerker in de uitvoering van wettelijk (KNA) gereglementeerde archeologische monumentenzorg". De opleiding noemt dat ‘de rechterhand van de masterarcheoloog’. Het panel trof geen samenhangende beschrijving van deze set competenties aan, wat te verklaren is uit het feit dat deze set gaandeweg is ontstaan. De competenties zijn daarentegen tot in detail uitgewerkt en werken daarmee sterk richtinggevend voor het programma. In de detaillering schuilt volgens het panel tegelijkertijd een punt van aandacht: zijn deze eindkwalificaties toekomstbestendig (lees: flexibel) genoeg om te anticiperen op veranderingen in de arbeidsmarkt die immers zeer volatiel is geworden in de crisis? Het speelveld van de Ruimtelijk Ordening is daarbij continu aan veranderingen onderhevig en sterk beïnvloedbaar door politieke en beleidskeuzes. Het panel ziet een kans voor de opleiding als in de nabije toekomst de termen ‘algemener’ beschreven moeten worden voor de in het vizier zijnde aansluiting bij het landelijk profiel Bachelor of Built Environment: met het abstracter beschrijven van de competenties kan de opleiding flexibeler inspelen op de actualiteit en verbreedt de opleiding het potentiele werkveld voor haar studenten. Validatie door vakgenoten De aansluiting met de huidige beroepspraktijk is via de aansluiting van de eindtermen bij de KNA geborgd en er is structureel inhoudelijk contact met het werkveld via de beroepenveldcommissie (ook bvc). Hierin hebben afgevaardigden van opgravingsbedrijven, gemeentelijke archeologische diensten en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zitting, waardoor de expertise van deze commissie goed aansluit bij het huidige opleidingsprofiel. In het kader van de toenemende focus op techniek is uitbreiding met een specialist op dit gebied gewenst. De opleiding zoekt daar dan momenteel ook naar. Hoewel de commissie een vraag naar gegevens over en de duiding van de conjuncturele sprongen die het veld doormaakt tijdens de audit niet kon beantwoorden, acht het auditpanel de bvc een inhoudelijke relevante commissie. De bvc komt jaarlijks bijeen in een officiële vergadering. Dat is geen hoge frequentie, maar de commissieleden zelf merkten op deze frequentie goed werkbaar te vinden. Volgens hen is de voorbereiding en de inhoud van dit overleg relevant, wat het panel ook vaststelt op basis van de verslagen. Vanuit de opleiding kwam de wens naar voren om deze frequentie op te schroeven naar twee keer per jaar en het management wil daarnaast af en toe ‘hotshots’ uit het vakgebied uitnodigen. Het panel vindt dit zinvol met het oog op de wens van de opleiding tot verbreding via de uitstroomprofielen.
8
Dat competentie B6 niet meer in de lijst staat heeft administratieve redenen gerelateerd aan het proces waarbij men vanuit 13 leergebieden naar de huidige competentieset overging. In het dat proces werden de vakken onder leergebied 6 samengevoegd met andere modulen of herplaatst onder leergebied 5. Bij de invoering van het onderwijs en de toetsing in de onderwijscatalogus BISON is de nummering in plaats van de naamgeving opgenomen. Vervolgens zijn onderliggende studiehandleidingen aangepast (o.a. stagegids, afstudeerhandleiding, studiegids). Ook daarin is de genoemde nummering toegepast. Pas daarna is de competentieset afgerond. Daarbij is de benaming aangepast maar de nummering behouden omdat in alle documenten reeds naar de nummering werd verwezen.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 12
Een eerste versie van de huidige competentieset is besproken met de kerndocenten van de opleiding en gevalideerd door leden van de Raad van Advies. Deze raad functioneerde als tijdelijk gremium en klankbord in de opstartfase van de huidige opleiding. Uit de notulen van de bvc maakt het panel op dat de competentieset ook in dit gremium is behandeld, waarbij aan de leden van de bvc specifiek om input/feedback gevraagd is. Deze commissie was gemiddeld genomen positief en deed nog enige aanbevelingen: “let op conformiteit met de KNA in de beschrijvingen, bewaak het aandeel van beheersing van digitale programma’s, want dat is de meerwaarde van de hbo-student ten opzichte van de wo-student en richt je in de competentieuitwerking nog sterker op de praktische hbo-aspecten om betere aansluiting mat de praktijk van de afgestudeerde hbo-er te krijgen”. Dit zijn zinvolle aanbevelingen, aldus het panel. De opleiding gaat de commentaren vanuit diverse gremia verwerken en is daarmee in de afrondingsfase van het valideringsproces. In het studiejaar 2013-14 wordt de set afgerond en ingediend bij de Vereniging Hogescholen (voorheen de Hbo-raad). Naast de formele contacten onderhoudt de opleiding ook op informele wijze vele contacten met vertegenwoordigers uit het werkveld: o.a. via practica en opdrachten waarbij opdrachtgevers betrokken zijn en de stage- en afstudeertrajecten. De docenten uit het kernteam en de ‘flexibele schil’ leveren hier ook een bijdrage aan, doordat nagenoeg iedere docent naast zijn/haar docenttaak ook parttime binnen de archeologiecontext werkt. De opleiding heeft een uitgebreid en relevant relatienetwerk met landelijke dekking, met daarin de Rijksoverheid en een groot arsenaal aan gemeentes, universiteiten, stichtingen en commerciële organisaties. Bachelorniveau De competentieset van de opleiding is naast de eerder genoemde domeinspecifieke kaders ook gebaseerd op de Dublin Descriptoren. Dit leidde ertoe dat in het profiel enkele ‘algemenere hbo-competenties’ benoemd zijn, zoals ‘Schriftelijk en mondeling communiceren’, ‘Onderzoeken’ en ‘Ondernemend organiseren’. Voor iedere competentie heeft de opleiding expliciet de relatie gelegd met iedere Dublin Descriptor in een heldere beschrijving. De opleiding werkt daarbij in haar onderwijsvisie met de piramide van Miller. Hierin zijn niveaus gedefinieerd voor competentiebeheersing. Het hoogste niveau is ‘Does’ (ofwel: Doen). Dat niveau bereikt de student wanneer hij een competentie (verworven kennis, vaardigheden en houdingen) kan toepassen in een complexe praktijksituatie. De opleiding heeft aangetoond dat iedere competentie op dit niveau zelfstandig behaald dient te worden in een voldoende complexe opdracht en borgt daarmee ook het bachelorniveau. Het panel stelt vast dat met de combinatie van de competentieset en de niveaubeschrijving het hbo-bachelorniveau in de opleidingsdoelstellingen verankerd is. Internationalisering In principe richt de opleiding Archeologie zich - door conformering aan de Nederlandse beroepsnorm KNA - op het Nederlandse werkveld. Dat betekent niet dat de opleiding in haar visie geen aandacht schenkt aan internationalisering. De opleiding stelt dat archeologie een beroepsdomein is waarin wereldwijde kennisuitwisseling van essentieel belang is én ziet de afzetmarkt voor haar studenten in toenemende mate internationaal worden. In België krijgt bijvoorbeeld het ‘Verdrag van Valletta’ momenteel doorwerking en ook vanuit Duitsland blijkt er een vraag te zijn naar hbo-bachelorarcheologen. Daarom wil de opleiding haar studenten op de internationale context voorbereiden. Voorlopig realiseert de opleiding dit door internationaal georiënteerde onderdelen in de doelstellingen en in het programma op te nemen die direct met de beroepsbeoefening te maken hebben, zoals het beheersen van een vreemde taal (bij voorkeur Engels). Een ander doel van de opleiding is om studenten ruimte te bieden voor het opdoen van internationale ervaring (samenwerking met buitenlandse studenten, stage, excursies, doorstroom naar buitenlandse masteropleidingen) en wil Archeologie haar studenten het belang leren van internationale kennisuitwisseling. De komende jaren onderzoekt de opleiding hoe zij verdere verbreding van de internationale kennis van studenten kan realiseren. Het auditpanel vindt dat de opleiding hiermee op de goede weg is, maar raadt de opleiding aan de visie concreter uit te werken.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 13
Onderzoek Onderzoek maakt onderdeel uit van de eindtermen van de opleiding, aldus het panel, enerzijds als een aparte competentie ‘Onderzoeken (toegepast onderzoek verrichten)’ anderzijds als een essentieel onderdeel van archeologie. In het eerste geval gaat het om onderzoek in het kader van de beroepsuitoefening en het signaleren van veranderingen in de maatschappelijke context en het vertalen van de uitkomsten hiervan naar consequenties voor het beroep. Met het afstudeerwerk toont de student aan dit te beheersen. In het tweede geval betreft het alle onderzoekshandelingen die volgens de specifieke beroepsprotocollen (KNA) worden uitgevoerd. De opleiding is zich bewust van dit onderscheid en maakt dit ook helder in haar doelstellingen. Bij standaard 2 is beschreven hoe deze twee soorten onderzoek in het programma verwerkt zijn. De opleiding heeft expliciete ideeën over wat zij op metaniveau met onderzoek wil. Zij wil zich met haar onderzoek richten op Oost-Nederland dat een door universiteiten nog niet geclaimd onderzoeksgebied is met sterke regioarcheologen (gekoppeld aan gemeentes). Daarnaast is er de gewenste focus op techniek, onder andere specifieke technische software, modelleren en geofysisch onderzoek. Het ligt derhalve voor de hand dat Archeologie zich aansluit bij een technisch kenniscentrum en minder bij het Kenniscentrum Leefomgeving. Nu de opleiding de grootste ontwikkelslagen achter de rug heeft, ontstaat er meer tijd en ruimte om de eigen onderzoekspraktijk in te richten, bijvoorbeeld aan de hand van een op te stellen onderzoeksagenda of door aansluiting bij een lectoraat of kenniscentrum. Oriënterende gesprekken hiertoe zijn inmiddels gepland. Het panel kan wat betreft de ontwikkelingen op onderzoeksgebied slechts de intenties van de opleiding beoordelen, maar is hierover positief. Weging en Oordeel (voldoende) De huidige opleiding Archeologie is ontstaan vanuit een directe marktvraag naar praktisch ingestelde hbo-bachelorarcheologen. De opleidingsvisie sluit hierbij aan. Ook de set eindcompetenties sluit volgens het panel aan bij de huidige beroepspraktijk, met name doordat de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie hieraan ten grondslag ligt. Dat de doelstellingen voldoen aan het bachelorniveau is eveneens door de opleiding aangetoond. Doordat de competenties gedetailleerd uitgewerkt zijn, zijn ze richtinggevend voor het programma. Het panel stelt vast dat de opleiding de veranderingen in het werkveld volgt en daar aantoonbaar op reageert, o.a. door reagerend op de crisis de instroom te beperken en door het ontwikkelen van uitstroomprofielen (o.a. Digitale archeologie en advies, beleid en communicatie) het arbeidsmarktperspectief te verbreden. Het panel acht de focus op techniek legitiem en vanuit meerdere invalshoeken te verantwoorden. Wel vindt het panel dat de opleiding toekomstgerichter mag opereren. De opleiding heeft naar eigen idee de gedetailleerde competentieset ‘af’. Het panel ziet daarentegen juist een kans in het abstracter beschrijven van de competenties ten behoeve van de aansluiting bij de Bachelor of Built Environment, omdat de markt en het speelveld van de ruimtelijke ordening continu aan verandering onderhevig zijn. Het panel ziet kansen in de verbreding door middel van de vier voorgestelde profielen, maar vraagt de opleiding die profielkeuze tegen het licht te houden en te beredeneren vanuit een toekomstgerichte marktverwachting. Nu de opleiding de grootste ontwikkelslagen achter de rug heeft, ontstaat er meer tijd en ruimte om de visie op internationalisering uit te werken en om de eigen onderzoekspraktijk in te richten aan de hand van een op te stellen onderzoeksagenda of door aansluiting bij een lectoraat of kenniscentrum. Internationalisering en onderzoek zijn overigens respectievelijk in voldoende en goede mate in de competenties verankerd.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 14
Afwegend ziet het panel een adequaat uitgewerkt en beroepsdekkend competentieprofiel, waarin de onderzoekscomponent duidelijk aanwezig is en waaraan relevante kaders (qua beroep en niveau) ten grondslag liggen. Het competentieprofiel, dat in feite vanuit de beroepspraktijk ontstond, is volgens het panel actueel, maar kan toekomstgerichter. Dat is de voornaamste reden voor het panel om deze standaard te beoordelen met een ‘Voldoende’. Dat de onderzoekspraktijk nog focus verdient, legitimeert voor het panel eveneens dit oordeel.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 15
Onderwijsleeromgeving Standaard 2: Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren. Toelichting NVAO: De inhoud en vormgeving van het programma stellen de toegelaten studenten in staat de beoogde eindkwalificaties te bereiken. De kwaliteit van het personeel en van de opleidingsspecifieke voorzieningen is daarbij essentieel. Programma, personeel en voorzieningen vormen een voor studenten samenhangende onderwijsleeromgeving.
Bevindingen Programma Hogeschoolbrede visie op onderwijs De opleiding sluit in haar visie op onderwijs aan bij de Saxion-brede onderwijsvisie 2012: “Het leerproces van de student is in essentie een actief constructief cumulatief en context gebonden proces, waarbij het sociale aspect (coöpereren en interactie met de omgeving) niet mag ontbreken. Kenmerkend is dat de student zelf actief is en zijn/haar leren opbouwt of construeert op basis van het eerder geleerde. De student leert nieuwe informatie te verbinden aan wat hij al weet. Deze sociaal constructivistische benadering doet bovendien een beroep op de generieke vaardigheden en de persoonlijke kwaliteiten van het individu, wat tegenwoordig op de arbeidsmarkt minstens zo belangrijk wordt gevonden als academische en professionele kwalificaties.” Ontwikkelingsfase van het programma De opleiding Archeologie is een relatief jonge opleiding die de afgelopen jaren, onder invloed van veranderingen in het werkveld en de overstap die de opleiding maakte van de particuliere naar een bekostigde status, diverse ingrijpende veranderingen onderging. Het onderwijsprogramma is in feite vanaf de start voortdurend in ontwikkeling geweest op het gebied van de organisatie, de eindkwalificaties, de inhoud van het onderwijs en de opzet van de toetsing. Inmiddels heeft het programma een stabiele vorm. Er staan nog wel enkele aanpassingen op korte termijn gepland, die staan beschreven in een masterplan. Het betreft de nadere uitwerking van de uitstroomprofielen en de verdere internationalisering. De opleidingen voert dit plan nu uit en rondt dit in studiejaar 2014-15 af. Recent heeft de opleiding Archeologie haar ‘Onderwijs- en toetsbeleid’ beschreven waarin de keuzes ten aanzien van het onderwijsprogramma zijn vastgelegd. Dit deed ze naar aanleiding van een constatering in de interne audit (2012) dat de opleiding haar visie, uitgangspunten en kaders voor het onderwijs en de toetsing nog te gefragmenteerd beschreef. Deze beschrijving gaf het panel, samen met de studiehandleidingen en de studiegids goed inzicht in de vormgeving en de inhoud van het curriculum. Didactische uitgangspunten & didactisch model De opleiding heeft in haar onderwijsbeleid ook beschreven, hoe zij aansluit bij de Saxion onderwijsvisie. De kern daarvan is: De student werkt aan het ontwikkelen van die competenties die hij als beginnend beroepsbeoefenaar nodig heeft. Die competenties zijn helder beschreven volgens het panel (zie standaard 1) en vormen de basis van de opleiding. Kennisontwikkeling, protocollen en vaardigheden staan aan de basis van het leerproces. De opleiding benut de ‘Piramide van Miller’ (Miller, 1990) als didactische basis voor de niveaus van competentiebeheersing. Daarin doorloopt de student de niveaus: ‘beheersen van brede basiskennis’, ‘weten hoe kennis toe te passen bij een probleemtaak’, ‘handelen in een gesimuleerde praktijksituatie’ en ‘toepassen in een complexe praktijksituatie’. Voor een bachelorarcheoloog zijn parate kennis, protocollen en routinematige vaardigheden als onderzoek en reflectie cruciaal.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 16
Kennis die studenten paraat moeten hebben en vaardigheden die studenten snel en foutloos moeten beheersen, worden in de opleiding daarom herhaaldelijk aangeboden. In de propedeuse leert de student voornamelijk basiskennis, basisvaardigheden en algemene vakspecifieke methoden en technieken. Daarnaast werkt de student in bijna ieder kwartiel aan een integrale opdracht, gericht op de archeologische beroepspraktijk, waarin de student de opgedane kennis geïntegreerd moet toepassen. In het tweede en derde leerjaar geldt dezelfde aanpak. Het gaat echter om meer verdiepende kennis en vaardigheden. Een belangrijk deel van de integratie van kennis en vaardigheden vindt niet alleen plaats in de integrale opdrachten maar ook in de stage. Kennisontwikkeling moet zoveel mogelijk verbonden worden aan de werkpraktijk van de bachelorarcheoloog. Dit realiseert de opleiding door een aanzienlijk deel van het onderwijs in de praktijk te laten plaatsvinden, waardoor de studenten zich de praktische eigenschappen op het gebied van archeologisch onderzoek eigen maken. Dat doen zij in (veld)practica, integrale opdrachten, stages in het tweede en derde jaar en de afstudeerstage. Practice what you preach. Studenten mogen van hun docenten verwachten dat zij handelen op een manier die past bij de wijze waarop een bachelorarcheoloog handelt en communiceert. Dit borgt de opleiding door docenten in te zetten die ook in de praktijk als archeoloog werken. Zie verder onder de kop ‘Personeel & organisatie’. Voor het didactisch model benut de opleiding een bekend leerlijnenmodel, i.c. dat van De Bie en Ploegman (2008). Archeologie combineert de daarin vijf onderscheiden leerlijnen tot drie centrale leerlijnen: zie het schema hieronder. Opleiding Archeologie Gecombineerde
De Bie
Toelichting
Conceptuele lijn Vaardigheden lijn
Gaat om modules waarin basiskennis/–vaardigheden centraal staan. Doelen hebben betrekking op de eerste twee niveaus van competentieontwikkeling van Miller (1990): ‘Knows’, ‘Knows how’.
Gecombineerde stagelijn en integrale lijn (‘handelen’)
Integrale lijn Stagelijn
Gaat om het toepassen van kennis/vaardigheden in gesimuleerde (integrale opdrachten) of echte (praktijk) situaties. Doelen hebben betrekking op de laatste twee niveaus van Miller: ‘Shows how’ en ‘Does’.
Slb-lijn
Slb-lijn
Gaat om de begeleiding van studenten bij hun professionele ontwikkeling.
conceptuele lijn en vaardighedenlijn (‘kennen’).
De combinatie van de conceptuele leerlijn en de vaardighedenlijn krijgt vorm in de modules waarin de studenten materiaal- en periodekennis en vaardigheden verwerven op met name de niveaus ‘knows’ en ‘ knows how’ . Denk aan een serie periode- en materiaalkennis modules als ‘Romeinse tijd’ en ‘Late Middeleeuwen’, maar ook aan modules als meten en documenteren. De combinatie van de stage- en vaardighedenlijn is te verantwoorden vanuit het feit dat beide op handelen gericht zijn, enerzijds in de fieldschool (=een oriënterende snuffelstage) in het eerste jaar en de individuele stages en anderzijds in de groepsgewijze integrale opdrachten. Ze zijn gekoppeld aan de drie fasen van archeologisch onderzoek: voorbereiden, uitvoeren en uitwerken & afronden. Het auditpanel vindt het leerlijnenmodel als didactische basis een verantwoorde keuze.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 17
Programmastructuur en –inhoud Het onderwijsprogramma beslaat vier jaar van elk 60 EC’s. De propedeusefase is jaar 1 en de hoofdfase beslaat jaar 2, 3 en 4. Het panel ziet dat de opleiding het propedeusejaar goed benut voor zowel oriëntatie als selectie. De oriëntatie op het vak geschiedt doordat de brede basiskennis van het vak aan bod komt (theoretische kant) alsook de praktische kant, namelijk door een fieldschool waarin de student echt voelt hoe het is om buiten archeologisch onderzoek te doen. Een selectie is voor de opleiding juist in de propedeuse van belang. De uitvalcijfers zijn flink (zie verderop in dit hoofdstuk) en door streng te selecteren door middel van een intakeprocedure en een bindend studieadvies, hoopt Archeologie de uitval in de propedeuse- en hoofdfase te verlagen. In de hoofdfase werken studenten blijvend aan het verwerven van kennis en vaardigheden die ze toepassen in stages en integrale opdrachten. De kenniscomponent en de opdrachten worden steeds complexer en er wordt steeds meer zelfstandigheid van de student verwacht. In zowel jaar 2 en 3 is er een stage van 15 EC’s geprogrammeerd, één bij een commerciële opdrachtgever en één bij een overheidsinstelling. In het laatste jaar is het eerste half jaar voor de minor en de laatste helft voor het afstuderen. Kwartielen en samenhang Ieder studiejaar is verdeeld in kwartielen van 10 weken en 15 EC’s. Binnen een kwartiel wordt gewerkt aan zowel inhoudelijke beroepscompetenties van de opleiding (vb. het beheersen van archeologisch onderzoek of het verwerken en opslaan van digitale informatie) en aan hbocompetenties (o.a. communiceren, organiseren of onderzoeken). De modulen en kwartielen zijn in verticale zin qua inhoud op elkaar afgestemd, zodat voor elke module de benodigde voorkennis aanwezig is en er sprake is van een toenemende complexiteit. Bepaalde modulen kunnen alleen worden gevolgd als een eerdere module is afgerond. De basisopzet van de vijf modules in een kwartiel is opgebouwd aan de hand van de drie leerlijnen. In het schematisch programmaoverzicht (zie bijlage III) is te zien welke modules in de kwartielen aan bod komen. Dat zijn er maximaal vijf van 3 EC’s of een veelvoud daarvan per module. Drie of vier modules hebben als doel kennis en vaardigheden te verwerven, die voorwaardelijk zijn voor het kunnen handelen als hbo bachelorarcheoloog. Ter illustratie: In kwartiel 1.1 zijn dat ‘Inleiding in de Archeologie’, ‘Landschap en bodem’, ‘Communicatie’ en ‘Meten & Documenteren analoog 1’. In één of twee modules wordt gewerkt aan competenties op het niveau van handelen: in de fieldschool of in een integrale opdracht. In zo’n integrale onderzoeksopdracht komen kennis en vaardigheden samen en worden ze geïntegreerd toegepast en getoetst op het niveau van handelen (‘shows how’- en/of ‘does’-niveau van Miller). Ter illustratie: Kwartiel 1.1 bevat de integrale opdracht ‘ Landschap en Bodem’. Hierin beschrijven studenten het landschap en de bodem van een archeologische regio. Ze benutten daarvoor de inhoudelijke kennis uit de andere modulen. Omdat studenten hun bevindingen ook moeten presenteren, passen ze ook de vaardigheden toe die ze in de module communicatie geleerd hebben. Voor studenten is de opbouw van de kwartielen en de samenhang erbinnen en ertussen helder. Dat geldt ook voor het panel. Keuzevrijheid in het programma voor studenten Van de 240 EC’s die een student in totaal behaalt, is er 30 EC’s gereserveerd voor een minor. Die kan een student volgen bij een andere hogeschool of universiteit, zelf invullen als vrije minor met een archeologische opdracht (alleen na goedkeuring door de examencommissie) of benutten als een doorstroomminor voor een wo-vervolgopleiding. Daarnaast zijn er sinds dit jaar twee specialisatie-richtingen in het programma gebracht en zullen er volgend jaar nog twee volgen. De student kiest zijn specialisatie in jaar 3 en volgt in dat jaar 15 EC’s aan specialisatievakken.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 18
Voor ‘veldarcheologie’ zijn dat: erfgoedzorg, bouwhistorie, monstername 1, fotogrammetrie & remote sensing en Meten & documenteren. En voor Materiaalonderzoek zijn dat: Objecttekenen & objectfotografie, Materiaalkennis 2 & 3 en Monstername 1&2. Daarnaast is er vanaf studiejaar 2014-15 voor iedere specialisatie een practicum van 6 EC’s. Die zijn nu in ontwikkeling. Ook in de stages en het afstuderen heeft de student veel keuzevrijheid omtrent het onderwerp. Die flexibiliteit is gewenst, omdat die keuze ook afhangt van de mogelijkheden die er in het werkveld zijn, bijvoorbeeld van de in uitvoering zijnde opgravingen op dat moment. De opleiding heeft een portfoliosysteem om bij te houden aan welke competenties een student heeft gewerkt en om te borgen dat ze allemaal aan bod komen (zie verder bij standaard 3). De student moet in het afstuderen aantonen de verplichte hbo-competenties te bezitten, de keuze voor de inhoudelijke competenties staat de student vrij. Het panel ziet dat studenten gebruik maken van hun keuzevrijheid. Dat is onder meer zichtbaar in het feit dat studenten vakken aan universiteiten volgen in de minorruimte en in de brede onderwerpen in stage-opdrachten en afstudeerwerken. Die breedte is interessant aldus het panel, maar vergt vanuit de docenten wel steeds een goede afweging of het betreffende onderwerp vanuit het docentencorps adequaat te begeleiden en te beoordelen is (zie verderop in dit hoofdstuk). Van doelstellingen naar programma De competenties zijn gedetailleerd uitgewerkt in competentiekaarten, waarmee de competenties zijn geoperationaliseerd als bruikbare ‘bouwstenen’ voor het curriculum. De opleiding heeft vastgelegd waar in het curriculum de competenties aan bod komen en waar ze getoetst worden. Vanuit de Hogeschool is hier in 2013 een check op geweest. Uit deze check – die vastligt in een rapportage - bleek onder meer dat alle competenties in de leerjaren 1, 2 en 3 meerdere keren aan bod komen. De rapportage maakt dat voor het panel inzichtelijk. De enige uitzondering is de competentie ‘B9 Beheersen en toepassen van beleid en wet- en regelgeving’, die wel aantoonbaar in jaar 1 en 2 getoetst wordt en in jaar 3 alleen als de student zijn stage loopt bij een overheidsinstelling. Het panel heeft begrepen dat onderdelen van die competentie (zoals arboregels) wel standaard aan bod komen in jaar 3. De opleiding bekijkt momenteel hoe ze deze competentie explicieter kan toetsen. Van de docenten begrijpt het panel dat zij blij zijn met dit soort checks of afstemmingsmomenten die zijn geïnitieerd vanuit de Hogeschool. Het dwingt tot verantwoording en daarmee tot versteviging van het programma. In het afstuderen draait het om het aantonen van het hbo-bachelorniveau en komen daartoe altijd de algemene hbo-competenties (B7, B8, B10, B11) aan bod en minimaal één (maar doorgaans meerdere) vakinhoudelijke competenties. De vakinhoudelijke competenties zijn allemaal in jaar 3 reeds op het hoogste competentieniveau getoetst. Het panel begrijpt deze keuze, het is onmogelijk om alle vakinhoudelijke competenties aan bod te laten komen binnen de kaders van het afstudeeronderzoek. Het kernteam van de opleiding heeft voor alle onderwijsonderdelen praktische leerdoelen geformuleerd, gerelateerd aan de competenties. De voorbeelden die het panel hiervan steekproefsgewijs heeft gezien, maakten de indruk dat dit zorgvuldig gebeurd is. Ter illustratie: In het vak ‘Onderzoeksmethoden II’ komen de competenties ‘B7 Schriftelijke en mondeling communiceren’ en ‘B8 Onderzoeken’ aan bod. De in de modulehandleiding vermelde leerdoelen sluiten aan bij de in de competentiekaarten genoemde prestatie indicatoren, zoals: De student kan zelfstandig een onderzoeksvraag vertalen naar een onderzoeksaanpak; De student kan zelfstandig wetenschappelijke bronnen vinden passend bij zijn onderzoeksthema; De student kan een onderzoeksverslag schrijven en daarbij een correcte spelling, stijl en tekstopbouw hanteren.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 19
Het panel stelt vast dat het programma dusdanig is opgebouwd dat alle competenties aan bod komen (al kan dat bij een enkele nog explicieter) en dat deze via leerdoelen geoperationaliseerd zijn in de moduleomschrijvingen van de studieonderdelen. Studenten melden aan het panel dat het op die manier voor hen steeds begrijpelijk is wat er in het onderwijs aan bod komt en zeggen de studiehandleidingen helder te vinden. Praktijkgerichtheid en actualiteit Het panel heeft vastgesteld dat op het niveau van het programma de relatie met het werkveld goed is; dat wil zeggen breed, gevarieerd en op vele niveaus. De praktijkgerichtheid waar de opleiding zich mee wil onderscheiden van het wo, is daarin voor het panel duidelijk zichtbaar. De fieldschool in jaar 1 en de stages in jaar 2 en 3 zijn hier voorbeelden van. De integrale opdrachten zijn altijd aan de praktijk gerelateerde opdrachten of worden uitgevoerd voor een échte opdrachtgever. De studenten noemden het voorbeeld dat ze in jaar 2 een cultuurhistorische verkenning moesten opstellen voor de Stichting Gelders Landschap en Kastelen. Door deze nabijheid tot het werkveld is de actualiteit impliciet geborgd. Ontwikkelingen op het vakgebied, zoals digitalisering en de aandacht voor conservering van kwetsbaar vondstmateriaal, komen via studenten, docenten en gastdocenten bij de opleiding binnen en worden indien nodig verwerkt in het programma. In de gesprekken met studenten, alumni en werkveldvertegenwoordigers werd deze praktijkgerichtheid benoemd als een belangrijke kernwaarde van de opleiding. Internationale component Hoewel het auditpanel in standaard 1 opmerkt dat de visie op internationalisering geconcretiseerd kan worden, zijn in de opleiding wel diverse voorbeelden van internationale componenten aan te wijzen die passen bij de ideeën van de opleiding hierover. Concreet betreft het de internationale projecten die voortkwamen uit de relaties met andere hogescholen en universiteiten (o.a. projecten in Engeland en Duitsland). Omdat Duitsland fysiek goed bereikbaar is, worden er regelmatig excursies naartoe georganiseerd en vond daar afgelopen jaar ook de internationale fieldschool uit jaar 3 plaats. Er zijn buitenlandexcursies geweest en stage lopen in het buitenland gebeurt ook. Een ander voorbeeld is de module ‘Internationale Archeologie’ in het tweede jaar. Daarin doet de student kennis op van archeologisch onderzoek in onder meer Azië, Zuid-Amerika en Spanje naar de ontwikkeling van culturen en ook over veldtechnieken. In die module is er eveneens aandacht voor Engels en Duits (op een dusdanig niveau dat vakliteratuur begrijpelijk is en studenten zich in hun beroepssituatie begrijpelijk uit kunnen drukken). Duits is gekozen vanwege de potentiele arbeidsvraag vanuit dat land. Studenten herkennen de meerwaarde van je uit kunnen drukken in het buitenland. “Het is misschien niet altijd leuk, maar wel heel erg nuttig”, aldus de studenten. Studenten zeggen dat docenten in hun practica en in de lessen regelmatig buitenlandse voorbeelden aandragen, ook verwijzen de docenten soms naar internationale literatuur. De opleiding werkt aan het vergroten van het aandeel buitenlandse literatuur. In het afstuderen zijn studenten verplicht minimaal twee internationale bronnen te gebruiken. Onderzoekscomponent In standaard 1 is het verschil benoemd dat de opleiding in haar programma maakt tussen ‘Onderzoeken (toegepast onderzoek verrichten) als competentie op zich’ en ‘archeologisch onderzoek’. Deze paragraaf betreft de eerstgenoemde vorm van onderzoek. Daartoe heeft de opleiding een samenhangend geheel van onderwijseenheden door de vier studiejaren in het programma opgenomen. Er zijn twee modules voor ‘Onderzoeksmethoden’ in jaar 1 en in jaar 3. Daarin leren studenten de basis van onderzoek doen, het zoeken naar literatuur, het formuleren van onderzoeksvragen, het opstellen van een plan van aanpak, het kiezen van onderzoeksmethoden etc. Daarnaast praktiseren de studenten hun onderzoekskills in de integrale opdrachten en wanneer zij werken aan beroepsproducten die nauw verbonden zijn met onderzoek. Studenten zijn hierover erg tevreden. In de Nationale Studenten Enquête 2013 (NSE) scoort ‘de wijze waarop je in de opleiding methoden en technieken leert voor praktijkgericht onderzoek’ een 4,9 op een vijfpuntschaal.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 20
Ook in de audit waren studenten hierover zeer positief. De studenten die premaster-trajecten doorlopen, herkennen dat zij doorgaans beter toegerust zijn op het gebied van onderzoek dan collega-studenten van andere hogescholen. Het panel maakt uit de gesprekken met docenten op dat onderzoek bij hen ‘in de vezels zit’ en is van mening dat er in de opleiding ruim voldoende aandacht is voor dit aspect. Vanuit het beroepenveld/de beroepenveldcommissie en de studenten komen desondanks signalen dat de opleiding de praktijkgerichtheid goed in het vizier moet houden en dat zij moet voorkomen dat de focus te sterk komt te liggen op de ‘wetenschappelijke’ kant van onderzoek. Personeel & Organisatie Bij de opleiding Archeologie zijn 27 docenten betrokken, waarvan er acht het kernteam vormen. Dit kernteam is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken en de kerndocenten zijn ‘het gezicht’ van de opleiding naar de studenten. Zij vervullen naast hun inhoudelijke rol ook rollen als stage-, afstudeer- of studieloopbaanbegeleider. Deze acht docenten hebben een gezamenlijke aanstelling van 5,4 fte. Voorts zijn er 19 docenten met een kleiner dienstverband (variërende aanstellingsvormen: in loondienst bij Saxion, zzp’er en gedetacheerd van commerciële bedrijven en overheden) die in het programma hun specifieke specialisatie inbrengen, bijvoorbeeld op het gebied van bouwhistorie, GIS-software of bestuursrecht. Naast de groep vaste docenten is er ook een bestand van gastdocenten. Dat zijn specialisten uit het werkveld die incidenteel onderdelen uit het curriculum verzorgen, doorgaans een college binnen een reeks die door een vaste docent verzorgd wordt. Dit zijn bijvoorbeeld specialisten van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Universiteiten, commerciële opgravingsbureaus of gemeentelijke overheden. Het panel ziet dat de opleiding hiertoe over een breed en relevant netwerk beschikt. Het panel heeft met bijna alle kernteamdocenten en enkele ‘losse schil’-docenten gesproken en heeft van alle medewerkers de C.V.’s ingezien. Op basis hiervan is het panel van mening dat de opleiding een team heeft met docenten van een hoog inhoudelijk niveau. Van het kernteam zijn zeven docenten universitair geschoold, waarvan twee gepromoveerd. Twee anderen zijn bezig met een promotietraject. Van de ‘losse schil’-docenten is de meerderheid universitair geschoold en zijn er vier gepromoveerd. Ongeveer de helft van de docenten is tevens werkzaam in de relevante beroepspraktijk. Het panel vindt dat dit team inhoudelijk capabel is. Echter gelet op de ontwikkeling van de vier profielen ter verbreding van de opleiding, zou een uitbreiding van het kernteam passend zijn. Het panel denkt bij het profiel ‘digitale archeologie’ aan uitbreiding van de huidige kennis om dit profiel breder in te zetten dan veldarcheologie. Voor het profiel ‘Advies, Beleid & Communicatie’ vindt het panel uitbreiding van de expertise noodzakelijk om studenten goed te kunnen begeleiden. Het panel baseert dit op het feit dat de afstudeerwerken die zich op dit vlak richten, zwakheden vertoonden (zie verder standaard 3). Bij het opstellen van dit rapport, vernam het panel dat hier inmiddels een nieuwe kernteamdocent voor is aangetrokken. Het panel vindt dit een goede zaak. Het docententeam heeft bij het panel de indruk gewekt een familiale, open samenwerking te hebben met een enorme gedrevenheid op docent- en teamniveau, waarin naar elkaar en naar studenten veel mogelijk is. Het panel wil de opleiding in de aanbevelende sfeer meegeven dat deze krachten ook tevens valkuilen kunnen zijn. Advies is dan ook ervoor te waken tijdig expertise van derden te betrekken bij vraagstukken, waarvoor geen expertise aanwezig is in het team (of binnen de opleiding). Omdat de gedrevenheid om tot een hoog onderzoeksniveau in het afstuderen te komen, de praktijkgerichtheid van het afstudeerwerk in de weg kan staan, wil het panel de docenten meegeven intern de discussie over de profilering van de opleiding ten opzichte van de wo-archeologie zeker te blijven voeren. Organisatorisch is er met de onderbrenging bij Saxion en later bij de nieuwe Academie e.e.a. ten goede veranderd. De onderbrenging bij Saxion leidde ten eerste tot uitbreiding van het kernteam, aanstellingen werden vergroot en nieuwe docenten werden aangetrokken (van vijf naar acht personen).
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 21
Tot vrij recent hebben docenten naast hun kerntaak ‘het geven van onderwijs’ ook veel administratieve en ondersteunende taken opgepakt en uitgevoerd. Dat leidde uiteindelijk tot lagere studenttevredenheid op het gebied van bereikbaarheid. Sinds Archeologie bij de nieuwe Academie hoort, werkt het management aldaar bewust aan het weghalen van ondersteunende taken bij de docenten. Per augustus-september 2013 hebben de docenten en de teamleider de taken van de kernteamleden herverdeeld op basis van een nieuwe samenstelling. De uitkomst daarvan is dat de docenten en de teamleider niet meer uren maken dan de uren die per persoon zijn vastgelegd. Ook is er een onderwijsassistent aangetrokken, die sinds dit jaar een masteropleiding gestart is en die op termijn ook in het onderwijs ingezet kan worden. Het panel acht dit goede ontwikkelingen. Scholing en ontwikkeling Saxion neemt deskundigheidsbevordering serieus en dat is een goede zaak, aldus het panel. Er is met de vaste docenten een jaarlijkse gesprekscyclus van een plan/voortgangs-gesprek en een beoordelingsgesprek, waarin volgens de docenten die het panel sprak, naast input vanuit Saxion ook ruimte is voor eigen input. Met de gastdocenten houdt het management evaluatiegesprekken. Het panel heeft verschillende voorbeelden gezien van deskundigheidsbevordering en stelt vast dat hier structureel en passend aandacht voor is. Het gaat dan bijvoorbeeld om onderwijsgerelateerde zaken als een opleiding didactische vaardigheden voor hbo-docenten of een cursus studieloopbaanbegeleiding of toetsing. Het panel signaleerde dat de docenten een natuurlijke drive hebben om bij te blijven op hun vakgebied. Ze bezoeken zowel vanuit Saxion als vanuit hun archeologische betrekking in de praktijk regelmatig externe scholingsactiviteiten, lezingen, congressen, symposia, houden hun vakliteratuur bij en publiceren. Ook zijn twee docenten aan het promoveren. Zij worden hiertoe gestimuleerd vanuit Saxion en krijgen ruimte hiervoor. Het panel spreekt hier expliciet zijn bewondering over uit naar zowel de instelling als de docenten. Mening studenten De studenten zijn blijkens opleidingsrapportage van Saxion over de opleiding Archeologie (een analyse van de NSE 2013-cijfers) tevreden over hun docenten. Als algemeen cijfer geven de studenten hiervoor een 7,1. De aspecten didactische kwaliteiten en begeleiding scoren met 6,5 en 6,7 voldoende. In de audit kreeg het panel hiervan een positiever beeld. Aangaande de vakinhoud en de werkveldkennis zijn studenten ruim tevreden. Op een tienpuntschaal beoordelen ze die respectievelijk met een 7,9 en een 8,4. Ook zijn de studenten die het auditpanel sprak, zeer tevreden over de bereikbaarheid en de toegankelijkheid van docenten. Dit is correspondeert niet geheel met de 6,5 als cijfer voor de bereikbaarheid van docenten. Dit verschil kan zitten in het feit dat docenten, doordat er meer ondersteunende taken naar de Academie zijn uitbesteed, meer tijd over houden voor de echte onderwijstijd en het studentencontact. Het panel vindt dat, zoals gezegd, een goede ontwikkeling. Studenten zijn over het algemeen tevreden met hun docenten en zij spreken overwegend positief over hen. Studenten meldden voorts expliciet dat ze het sterk vinden dat via gastdocenten ook het actuele en aanpalende werkveld (musea, erfgoed algemeen etc.) in de opleiding wordt gebracht. Studielast, rendementen en doorstroom wo Studiebelasting Elk kwartiel beslaat 15 EC’s, wat neer komt op 420 uur studiebelasting en dus op 42 uur per week. Men streeft naar een contacttijd van gemiddeld 15 uur per week in jaar 1 en in jaar 2. In jaar 1 zit de opleiding met de 16 uur boven de eigen norm. In jaar 2 zit men daar met 12 uur nog onder en in jaar 3 is het gemiddelde 10 uur per week. Dat heeft te maken met het feit dat er in die jaren meer groeps- en zelfstudieopdrachten zijn en minder colleges. Het panel vindt het aantal contacturenuren in jaar 2 en jaar 3 wel aan de lage kant. Studenten zijn tevreden over de hoeveelheid contacturen; 76% vindt dat er voldoende contacturen zijn.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 22
Qua urenbelasting blijft de daadwerkelijke urenbesteding van studenten met gemiddeld circa 30 uur per week achter bij de 40 uur die de opleiding beoogt. Het panel denkt dat dit iets omhoog mag. Dat is ook op te maken uit de Saxion-analyse van de NSE 2013, waarin 66,7% van de studenten het aantal uren precies goed vindt en 32,3% vindt het aantal contacturen te weinig of veel te weinig. De opleiding heeft actie ondernomen op de evaluatieve opmerkingen van studenten over de studiespreiding door in het eerste jaar een aantal studieonderdelen, uit een door de studenten als te zwaar beoordeeld kwartiel, te herplaatsen in het programma. Het panel vindt het goed dat de opleiding luistert naar studenten en dat zij aantoonbaar verbeteringen doorvoert. Rendementen Bij het beoordelen van de rendementen van de opleiding Archeologie zijn enkele aspecten om rekening mee te houden. De historie als onbekostigde opleiding is in dit kader erg belangrijk. In de situatie voor 2011 speelden rendementen geen rol als sturingselement op de wijze zoals dat bij de bekostigde instelling geschiedt. Pas sinds de overgang van Saxion Next naar Hogeschool Saxion werden de cijfers gebruikt als stuurinformatie. Het bachelorrendement is met 15% laag, maar vanuit de historie, waarin hier niet echt op gestuurd werd, te verklaren. Het propedeuserendement na twee jaar is 33,1%. De opleiding werkt aan verbetering hiervan. De opleiding doet dit door sinds kort een BSA-norm te hanteren van 48 EC’s in jaar 1. Studenten die dat niet halen en geen verzachtende omstandigheden hebben, moeten hun studie staken. Ook intakes met studenten in de vorm van een intakeassessment, motivatiebrief en indien nodig een aanvullend gesprek zijn een vorm van selectie die moeten bijdragen aan de verbetering van het studiesucces. Het panel vraagt structurele aandacht voor de rendementen. Volgens het panel is de intakeprocedure het moment waarin veel te winnen valt. Het is zeker bij een opleiding met een numerus fixus van belang goed gemotiveerde studenten binnen te halen. Doorstroom WO In overleg met de Universiteit Leiden (opleiding Archeologie), Universiteit Groningen (opleiding Archeologie) en de Vrije Universiteit (opleiding Geo-archeologie) is een speciale regeling opgesteld voor bachelorstudenten van de opleiding van Saxion. Studenten kunnen na het behalen van hun propedeuse en het PlusProgramma een speciaal voor hen samengestelde minor (30 EC) volgen in het vierde studiejaar. Wanneer deze minor wordt behaald, geeft deze dezelfde rechten als een pre-masterprogramma en is er direct toegang tot het masterprogramma van de genoemde opleidingen. Het plus-programma dat naast het reguliere programma door de opleiding wordt verzorgd, is een verzwaard, extra programma, dat primair is bedoeld voor studenten die aangeven naar de universiteit te willen doorstromen. Omdat Saxion verwacht dat voor studenten de kansen toenemen om in bijvoorbeeld Duitsland en België een baan te vinden, zijn er afspraken gemaakt met de universiteit van Keulen over een samenwerking en met de Universiteit van Gent over het ontwikkelen van een premastertraject. Het panel is van oordeel dat Saxion de aansluiting bij vervolgopleidingen goed borgt. Veel studenten maken hier dan ook gebruik van. Voorzieningen Studieloopbaanbegeleiding (slb) Alle componenten voor een goede studiebegeleiding zijn aanwezig bij de opleiding Archeologie. De studieloopbaanbegeleiding is gesplitst in vier onderdelen, passend bij de verschillende studiefasen:
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 23
Intake > intakeprocedure gericht op de vraag of de student de juiste studiekeuze maakt. Propedeuse > minimaal drie gesprekken gericht op studievoortgang + begeleiding Jaar 2 en 3 > minimaal twee gesprekken, gericht op studievoortgang en keuze voor profielen en afstuderen. Afstudeerfase > puur gericht op studievoortgang.
Toch zijn er aanwijzingen dat de studiebegeleiding als geheel beter kan, gezien het feit dat studenten daarover niet geheel tevreden zijn (scoort net voldoende in de NSE, in de audit waren studenten iets positiever) en gezien de rendementscijfers. De opleiding werkt inmiddels aan het vormen van een leerlijn met een goede samenhang. Een aantal acties is al ingezet. In 2012-13 lag de focus op de verbetering van slb in de propedeuse en op de intake. Naast de intake via een motivatiebrief is er nu een aanvullend gesprek in de gevallen waar men twijfelt of de student de juiste keuze heeft maakt. De effecten hiervan zijn nog niet meetbaar. In het eerste jaar is er een begeleidingstraject ingezet, waarbij de studenten begeleiding krijgen bij het leren. Dit is facultatief, maar wordt verplicht op het moment dat een student twee of meer onvoldoendes heeft gehaald na de herkansing van kwartiel 1. De opleiding ziet dat dit effect heeft. Studenten die het traject volgden, scoren gemiddeld hoger. Het traject zal langer moeten draaien om de effectiviteit beter te kunnen meten. Andere verbeteracties zijn: Om vertraging in de afstudeerfase terug te dringen zijn er in het studiejaar 2012-13 intervisiebijeenkomsten geweest. De opleiding ziet dit als een in potentie goed instrument, maar de bijeenkomsten waren facultatief, waardoor de studentparticipatie en daarmee de opbrengst ervan minimaal was. Het panel vindt het goed dat de intervisiebijeenkomsten vanaf het huidige studiejaar verplicht zijn. In een academie-breed slb-project wordt dit jaar uitgewerkt hoe de opleiding slb’ers voor de lange termijn kan koppelen aan groepen studenten. Materiele voorzieningen Passend bij de sterke praktijkgerichtheid van de opleiding, werken studenten in een continue cyclus van het verwerven van kennis/vaardigheden naar het toepassen ervan in practica, excursies, integrale opdrachten en stages. Bij die toepassing werken studenten of leren studenten werken met een breed scala aan materiële voorzieningen. Denk hierbij aan voorzieningen als boor- en meetapparatuur, software, laboratoria, lokalen, bibliotheek, etc. Het gaat erom dat studenten kennis maken met materialen en hulpmiddelen die ze straks in de praktijk ook moeten toepassen. Het panel is zeer onder de indruk van de kwantiteit en de kwaliteit van de voorzieningen die de opleiding haar studenten biedt. Voorbeelden: Er zijn klaslokalen voor colleges en een onderzoeksruimte waar studenten aan projecten/afstuderen kunnen werken. Er zijn speciale ruimtes die specifiek zijn ontworpen en ingericht voor het Archeologieonderwijs. Deze ruimtes zijn onder meer voorzien van faciliteiten gericht op de ondersteuning van archeologische onderzoeksprojecten (o.a. vondst-verwerkingsruimte voor de opslag van opgravingsmateriaal/vondsten, laboratorium voor de restauratie/conservering van archeologisch vondstmateriaal). Eén specifiek lokaal is geprepareerd met een speciale vloer, waarop zogenaamde grondsporen worden gesimuleerd (simulatie archeologische opgraving) voor documentatielessen. Er is een buitenruimte voor wassen, drogen en sorteren van vondstmateriaal. De chemielabs van Saxion kunnen indien nodig ook benut worden. Er is prima software als GIS, Autocad, Mapinfo. Er is ruime toegang tot zeer relevante informatie via de eigen mediatheek, het Stadsarchief Deventer en via de zeer goed geoutilleerde Atheneum Bibliotheek te Deventer (waar o.a. een deel van de collectie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is ondergebracht). De fysieke nabijheid van de opleiding Archeologie was reden voor de hiervoor genoemde bibliotheek om een zwaartepuntfunctie op zich te nemen voor wetenschappelijke literatuur over archeologie.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 24
De opleiding heeft een goede relatie met de archeologische dienst Deventer ‘als openlucht klaslokaal’. Hier kunnen studenten terecht voor het werken met vondsten en deelname aan opgravingen. Voorts zijn er een zeer nauwkeurige GPS en een “robotic total station met camera” waarmee naast digitaal tekenen en plaatsbepaling ook fotografische beelden worden gemaakt en die direct zijn te geo-refereren (dit past bij de toenemende focus op techniek).
De apparatuur en de software die gebruikt wordt, voldoen volgens het panel aan de eisen uit het werkveld. In de audit zeiden studenten dit ook te ervaren. Het enige negatieve punt dat het panel ter oren kwam en dat ook blijkt uit de NSE 2013, is dat er naar de mening van de studenten te weinig pc’s beschikbaar zijn. Ook de docenten onderschrijven dit. Het is helaas niet eenvoudig op te lossen met eigen laptops van studenten, omdat er gebruik gemaakt wordt van software met zeer kostbare licenties die bovendien nogal wat eisen stelt aan de specificaties van de PC of laptop. Studenten melden voorts dat de docenten op hun eigen vleugel ook nog een flinke literatuurvoorraad hebben en dat zij die volop benutten. Er is derhalve een laagdrempelige toegang tot de vakliteratuur. Informatievoorziening Tevredenheidscijfers in de NSE 2013 op dit aspect zijn aan de lage kant (rond de 6 op een schaal van 10) wanneer ze worden vergeleken met de tevredenheidscijfers over de inhoud van de opleiding. De opleiding erkent dit en verklaart dit door de vele veranderingen. Met de huidige onderbrenging bij de Academie BB&T hoopt de opleiding de situatie te stabiliseren en te verbeteren. Studenten zien inmiddels enkele verbeteringen. Voor informatie over het onderwijs gebruikt de opleiding Blackboard. Dat was vorig studiejaar nog een ergernis, omdat het vaak niet functioneerde. Studenten waren blij te melden dat dit jaar alles goed lijkt te gaan. Inhoudelijk zijn zij nu behoorlijk tevreden over de informatie via Blackboard en docenten leveren hun input hiervoor doorgaans op tijd aan. Via het systeem ‘Bison’ zijn de meer administratieve zaken geregeld. Studenten kunnen hierin ook de leerdoelen en de toetscriteria inzien. Dit is volgens studenten inzichtelijk. Het panel ziet dat er in principe voldoende aandacht voor studieloopbaanbegeleiding in de opleiding is. Ook ziet het panel dat de opleiding gericht en praktisch werkt aan het verhogen van de effectiviteit hiervan en dat vindt het panel goed. Daar waar studenten tegen problemen in de ‘geautomatiseerde informatievoorzieningen’ aan lopen, wordt dit door de directe lijnen met de docenten weer goedgemaakt. Het panel wil voorts nogmaals benadrukken zeer positief te zijn over de opleidingsspecifieke voorzieningen. Weging en Oordeel (goed) Het panel ziet dat de nog jonge opleiding in een proces van continue ontwikkeling heeft toegewerkt naar het huidige opleidingsprogramma, dat door de directe koppeling aan de Nederlandse beroepsnorm een vanzelfsprekende praktijkgerichtheid heeft. De relatie met het veld is volgens het panel stevig. Het programma is degelijk en weerspiegelt de doelstellingen. Er liggen adequate didactische uitgangspunten aan ten grondslag. De opbouw van het programma via de leerlijnen is duidelijk. De afstemming tussen gecombineerde leerlijn waarin ‘kennen’ centraal staat en de gecombineerde leerlijn waarin het ‘handelen’ centraal staat, genereert samenhang in het programma. Het gedreven, grotendeels universitair geschoolde docententeam met een open cultuur is ruim gekwalificeerd voor de inhoudelijke en organisatorische uitvoering van het onderwijs. Het panel vraagt aandacht voor de expertise van het personeel in relatie tot de vier specialisatie-profielen en om een scherp bewustzijn van de grenzen van eigen expertise. Studenten zijn over het algemeen tevreden over hun docenten. Zij waarderen met name de praktijkgerichtheid en de vakkennis van docenten. Het panel is content met de serieuze deskundigheidsbevordering die Saxion praktiseert en de voorbeelden die het te zien kreeg.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 25
Er zijn maatregelen om de rendementen te verbeteren. De effecten hiervan zijn nog niet direct zichtbaar voor het panel, maar de maatregelen zijn vertrouwenwekkend. Studiebegeleiding zal hier ook een toenemende rol in gaan spelen. Toegepaste onderzoeksvaardigheden zijn vanaf jaar 1 in het programma verankerd in specifieke modules en in de aan onderzoek gerelateerde opdrachten. Vanuit het docententeam is hier een natuurlijke aandacht voor, zo heeft het panel vastgesteld. Ook aandacht voor internationalisering ziet het panel terug in diverse onderdelen van het programma. Het panel is van oordeel dat het programma een prima uitwerking is van de visie en de opleidingsdoelstellingen. Tevens is het helder en begrijpelijk voor studenten. De afstemming van het onderwijs binnen de kwartielen is eveneens helder. In de loop van de opleiding nemen het niveau en de gevraagde zelfstandigheid van de student toe, als een opmaat voor het individuele afstuderen op een complex praktijkvraagstuk. De praktijkgerichtheid in het programma levert het vertrouwen dat de studenten daar een goed beeld van krijgen en zich díe competenties eigen kunnen maken die nodig zijn om als startend beroepsbeoefenaar aan de slag te kunnen in het archeologisch werkveld. Samenvattend is het panel positief over het programma als geheel en het signaleert naast een adequate samenhang en de aandacht voor onderzoek, enkele aspecten die verbeterd kunnen worden, bijvoorbeeld de studieloopbaanbegeleiding, de rendementen en de (geautomatiseerde) informatievoorziening. Het panel signaleerde ook een aantal sterk ontwikkelde aspecten zoals de praktijkgerichtheid en de inhoud van het programma en de bijzonder goede opleidingsspecifieke voorzieningen. Het feit dat er deskundige, hoogopgeleide docenten zijn en dat Saxion veel zorg biedt voor scholing en ontwikkeling van haar docenten, waardeert het panel zeer. De positieve aspecten wegen voor het panel zwaarder, omdat zij de kern van het onderwijs betreffen, dan de nog te verbeteren aspecten, die meer van een ondersteunende orde zijn. Dat is voor het panel de reden om deze standaard als ‘goed’ te beoordelen.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 26
Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties Standaard 3: De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd. Toelichting NVAO: Het gerealiseerde niveau blijkt uit de tussentijdse en afsluitende toetsen, de afstudeerwerken en de wijze waarop afgestudeerden in de praktijk of in een vervolgopleiding functioneren. De toetsen en de beoordeling zijn valide, betrouwbaar en voor studenten inzichtelijk.
Bevindingen Toetssystematiek De opleiding heeft haar toetsbeleid vastgesteld. Daarin heeft zij haar visie beschreven op toetsen, wat en hoe getoetst wordt, hoe toetsen ontwikkeld en uitgevoerd worden en op welke manier men de kwaliteit ervan borgt. Waar mogelijk sluit dit beleid al aan op het Saxion toetsbeleid. Ook op het aspect van toetsen en beoordelen werkt de opleiding er zichtbaar hard aan om ‘de erfenis’ uit de onbekostigde periode goed in te bedden in het beleid van de Academie en de Hogeschool. Zo moest de opleiding zich conformeren aan het administratiesysteem BISON, waarin alle onderwijseenheden met leerdoelen, toetsvormen en studiepunten enzovoorts zijn opgenomen. Dit had als positief gevolg dat de transparantie van het onderwijs en de toetsing verder toenam. Het auditpanel heeft uit de documentatie en de auditgesprekken opgemaakt dat de opleiding een aantal uitgangspunten hanteert bij toetsing en beoordeling. Zo zijn er diagnostische (formatieve) toetsen die inzicht geven in de voortgang van de student en formele (summatieve) toetsen die vaststellen of het gewenste niveau is behaald. Voorts is de toetsing, aansluitend bij het onderwijsprogramma, sterk praktijkgericht. In het toetsplan is op schematische wijze voor iedere competentie vastgelegd in welk kwartiel deze getoetst wordt, alsmede in welke toetsvorm en het aantal studiepunten. Ook staat de verantwoordelijke docent vermeld. Dit toetsplan is vastgesteld door de examencommissie. In standaard 2 (onder de kop ‘van doelstellingen naar programma’) is reeds beschreven dat er recent een check is geweest op de competentieontwikkeling en de toetsing in het curriculum. Daaruit bleek onder meer dat: Alle competenties in de leerjaren 1, 2 en 3 minimaal twee keer getoetst worden (met uitzondering zoals gezegd B9). Het niveau van toetsing van de competenties toe neemt gedurende de opleiding. In het kader van oriëntatie in jaar 1 alle competenties op ‘knows how’ niveau zijn getoetst voordat de student aan de fieldschool begint. Aan het eind van jaar 3 alle competenties op het hoogste niveau ‘Does’ getoetst zijn in een individuele opdracht. De toetsting in het vierde jaar is gericht op de hbo-competenties op het niveau ‘Does’ in de individuele afstudeeropdracht. De rapportage maakt dat voor het panel inzichtelijk. De enige uitzondering is de competentie ‘B9 Beheersen en toepassen van beleid en wet- en regelgeving’, die wel aantoonbaar in jaar 1 en 2 getoetst wordt (en in jaar 3 alleen als de student zijn stage loopt bij een overheidsinstelling). Het panel heeft begrepen dat onderdelen van die competentie (zoals arboregels) wel standaard aan bod komen in jaar 3. De opleiding bekijkt momenteel hoe ze deze competentie explicieter kan toetsen. Het panel ziet dat de opleiding haar toetssysteem goed afstemt op het curriculum. Het toetsplan maakt inzichtelijk dat in het eerste jaar de nadruk ligt op toetsen van kennis en vaardigheden. Er wordt dan ook getoetst op de niveaus ‘knows’ en ‘knows how’.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 27
In de fieldschool aan het eind van jaar 1 worden alle competenties (behalve ‘B8 Onderzoeken’ en ’B10 Ondernemend organiseren’) op het niveau van ‘does’ getoetst. In het tweede en derde jaar is een verschuiving naar het toetsen of studenten deze competenties geïntegreerd kunnen toepassen op de niveaus ‘shows how’ en ‘does’. In jaar 4 ligt de nadruk op het toetsen of de student het hbo-niveau behaalt. Het panel is voorts van oordeel dat Archeologie een mix aan toetsvormen benut, passend bij de verschillende toetsdoelen. De keuze voor een toetsvorm hangt in sterke mate af van de leerdoelen die bij iedere module zijn geformuleerd. Schriftelijke toets > Toetsen van aanwezigheid van kennis en inzicht. Werkstuk/ beroepsproduct > Toetsen of de student taken uit de beroepspraktijk kan uitvoeren (toepassen verworven kennis en vaardigheden). Mondeling/ presentatie > Toetsen of de student de leerstof kent (‘Knows’) en begrijpt (‘Knows how’). Praktijkopdracht + stage > Toetsen of de student het geleerde in praktijksituaties kan toepassen (‘Shows how’/’Does’). Aanwezigheidsverplichting > Toetsen of de student aanwezig was bij (voorwaardelijke) activiteiten. Afstudeeropdracht > Toetsen of de student het gewenste hbo-eindniveau heeft bereikt. Inhoudelijk heeft het panel een aantal kennistoetsen en studieproducten steekproefsgewijs beoordeeld. Die beoordeelde toetsen zijn naar de mening van het panel inhoudelijk van voldoende niveau en ze sluiten goed aan bij de onderwijsonderdelen. In de beoordelingen trof het panel geen onduidelijkheden aan; ze waren navolgbaar voor het panel. Toetsing stage De stage is een belangrijk onderdeel van de opleiding in het kader van de praktijkgerichtheid. De studenten passen de verworden kennis en vaardigheden tijdens de stage toe in de beroepspraktijk. Toetsing is erop gericht vast te stellen of de student de competenties in een praktijksituatie beheerst en of studenten kunnen meedraaien in een professionele werksetting. Fieldschool jaar 1: In deze oriënterende snuffelstage werkt de student onder meer aan primaire veldcompetenties als grondmonsters nemen, fotograferen, tekenen op schaal (valt onder de competentie ‘B5 beheersen van veldwerkmethoden en technieken’), maar ook aan de hbocompetenties. In een portfolio verzamelt de student informatie over zijn functioneren in de fieldschool zoals dagrapporten en weekstaten en over inhoudelijke producten zoals tekeningen, foto’s, rapportages en een veiligheids- & gezondheidsplan etc. De beoordeling geschiedt op basis van: een voldoende voor het portfolio, wat inhoudt dat dit voor 70% moet voldoen aan de normen die hiervoor zijn opgesteld. een voldoende (= 6 of hoger) voor een tentamen over de bijbehorende literatuur. een voldoende beoordelingsgesprek met de fieldschoolbegeleider (vanuit de opleiding), waarin ook beoordeeld wordt of de uitgevoerde activiteiten van voldoende kwaliteit zijn en waarin gedragscompetenties worden meegewogen. aanwezigheid. De stages in jaar 2 en 3, waarvan er één bij een commerciële organisatie en één bij een overheidsinstelling plaatsvindt, zijn professioneler ingestoken met een sollicitatieprocedure en de beoordeling van een plan van aanpak vooraf en een uitgebreid verslag achteraf. Ook is er begeleiding vanuit het werkveld die ook een rol speelt bij de beoordeling in het eindgesprek. In de stagegids heeft de opleiding de processen rondom de stage uitgebreid omschreven en zijn alle formulieren opgenomen.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 28
Overkoepelend voor de drie stages is er een ‘atlas verworven competenties’. Dat is een document waarin de student bijhoudt welke competenties in welke stage op welk niveau behaald zijn. Per competenties is er ruimte om aan te geven op welke niveau die beheerst wordt. Daarvoor gebruikt de opleiding de niveaus van de Dublin Descriptoren (1.kennis, 2. toepassing, 3. oordeelsvermogen, 4. communicatie en 5. leervaardigheid). Met een formulier van elke stage in deze ‘atlas’ kunnen de student en de opleiding aantonen dat de student alle benodigde competenties bezit. Dat is ook voorwaardelijk om te kunnen starten met afstuderen. Het panel beoordeelt dit systeem als een adequaat geheel om te borgen dat de student ook daadwerkelijk aan alle competenties werkt. Het is goed dat bij de beoordeling van de stages van jaar 2 en 3 ook de begeleider uit de stage-organisatie een stem heeft, waarmee ook aandacht is voor de beoordeling van de vraag of de student een professionele werkhouding heeft ontwikkeld en getoond. Bij de afstudeerfase hoort ook een stage. Zie hiervoor verderop in dit hoofdstuk onder de kop ‘afstuderen’. Mening studenten Studenten zijn tevreden over toetsing in het algemeen. Uit de Saxion analyse van de NSE 2013 blijkt het algemene cijfer hiervoor een 7,0. En de inhoudelijke aansluiting van toetsing bij het onderwijs scoort 7,2. In standaard 2 is benoemd dat studenten tevreden zijn over de duidelijkheid van de leerdoelen per module. Die mening hebben zij ook over de beoordelingscriteria. In de audit beantwoordden de studenten de vraag of voor hen de beoordelingscriteria van toetsen en producten duidelijk zijn, zonder uitzondering met een volmondig ‘ja’. De termijn waarop de toetsresultaten bekend worden scoort met een 5,1 onvoldoende. Dit heeft te maken met de overgangen naar verschillende cijferregistratiesystemen. In de audit waren studenten hier milder over. Uit de NSE-analyse blijkt voorts dat 78,8% van de studenten tevreden is met het aantal toetsmomenten in de studie. Kwaliteitsborging toetsing en eindkwalificaties De opleiding heeft in haar toetsbeleid vastgelegd hoe zij de kwaliteit van toetsen borgt. Toetsmatrijzen en toetsdossiers zijn de praktische uitwerking daarvan, die bovendien het proces van toetsen opstellen vereenvoudigen, nadat er eenmaal in geïnvesteerd is. Idealiter wordt voor elke toets een toetsmatrijs opgesteld, een blauwdruk voor de toets met daarin o.a. leerdoelen, toetsvragen, het niveau, beoordelingsschaal en cesuur. Die matrijs vormt dan samen met de toets zelf, de herkansing, voorblad met eventuele voorschriften, antwoordmodel het toetsdossier. Na afname van de toets wordt dat dossier aangevuld met de toetsevaluatie, de toetsresultaten en een analyse daarvan. De opleiding had ten tijde van de audit voor alle kennistoetsen van jaar 1 en 2 zo’n matrijs en dossier opgesteld. Voor eind 2013-14 zijn die voor de overige kennistoetsen ook af en start men met de producttoetsen. Het panel trof bij de door haar beoordeelde toetsen dan ook de matrijzen aan en heeft steekproefsgewijs dossiers ingezien. Het panel trof voorbeelden aan van dossiers waarin het hele proces van opstellen, uitvoeren en beoordelen goed te herleiden is. Deze dossiers maakten een zorgvuldige indruk op het panel en bovendien bleken de docenten overtuigd van het praktisch nut hiervan. Ook heeft het panel in de audit voorbeelden te horen gekregen van hoe de docenten vaker dan voorheen intervisie-momenten hebben bij het beoordelen van toetsen of opdrachten. Het gezamenlijk opstellen of bespreken van de toetsmatrijzen draagt hier ook positief aan bij. Examencommissie Met ingang van het studiejaar 2013-2014 is de examencommissie van Archeologie overgegaan naar de academiebrede examencommissie van BBT. Dit leverde praktisch gezien wat aanpassingen op, maar geen grote problemen. De structuur waarin de examencommissie en de toetscommissie functioneren is opgetuigd. De oude examencommissie was reeds – sinds Archeologie bij Saxion is ondergebracht - met een gepaste prioritering te werk gegaan.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 29
Een van de eerste stappen van de vorige examencommissie was de check of in het curriculum alle competenties aan bod komen en getoetst worden. Voorts zijn de stage- en afstudeerhandleidingen besproken en gevalideerd. De examencommissie heeft, zo stelt het panel vast, de manier van borging van toetsen en beoordelen voor de zomer van 2013 geëvalueerd en zij heeft de opzet beoordeeld als adequaat. Omdat de examencommissie vanuit het werkveld louter positieve geluiden opving over het afstudeerniveau is aan een check van dat niveau niet direct prioriteit gegeven. Nu is men daar wel aan toe. Bovendien is er nu pas een substantieel aantal eindwerkstukken om zo’n controle op uit te voeren. Daarbij zal ook de breedte van de afstudeeronderwerpen een onderwerp zijn. Het panel ziet dat de examencommissie inmiddels goed functioneert en in directe lijnen met de opleiding (via de toetscommissie die bestaat uit docenten van de opleiding) zorgdraagt voor een verdere transparantie en verantwoording van de praktijk van beoordelen en toetsen. Mening panel Het panel stelt concluderend vast dat de opleiding op de goede weg is met het borgen van de toetspraktijk. De eerste aanzetten zijn gedaan en leveren ook direct een meerwaarde op. Dit biedt het panel het vertrouwen dat als de opleiding op deze wijze voort gaat, ze binnen een te overziene termijn haar borgingsysteem op orde kan brengen. Dit gebeurt onder het wakend oog van de examencommissie die zich nu gaat richten op het steekproefsgewijs toetsen van het eindniveau. Afstuderen In het laatste half jaar van de studie moet de student aantonen gereed te zijn voor zijn toetreding tot de praktijk. In de afstudeeropdracht onderzoekt en rapporteert de student over een relevant thema uit de beroepspraktijk. Het afstuderen bestaat daartoe uit een onderzoeksstage van 15 EC’s en een afstudeerwerk ofwel rapportage als eindresultaat van dat onderzoek van 15 EC’s. Het doel van de afstudeeropdracht is dat de student met het afstudeerwerkstuk laat zien dat hij de hbo-competenties die zijn gekoppeld aan de afstudeeropdracht, op hbo-niveau beheerst. Het onderwijs is volgens het panel een goede voorbereiding op deze afstudeeropdracht: alle competenties zijn reeds meerdere keren aan bod geweest en de student is getraind in het toepassen van kennis en inzicht in de steeds complexere opdrachten met grotere zelfstandigheid. De student werkt bovendien gedurende de opleiding aan het ontwikkelen van de competentie onderzoeken (toegepast onderzoek verrichten). De opleiding hanteert een stappenplan om studenten structuur te bieden, dat als bijlage in de afstudeerhandleiding is opgenomen. Samenvattend komt het er op neer dat de student zelf een organisatie zoekt waar hij een relevant praktijkonderzoek kan doen. Hij schrijft hiertoe, zodra hij een plek heeft gevonden, een plan van aanpak. De opleiding beoordeelt dit plan op een aantal punten: past het afstudeeronderwerp bij de opleiding en is het relevant voor de beroepspraktijk? is het een afstudeeronderwerp op hbo-niveau? (is het niet te academisch of van een te laag niveau?). is de afstudeeropdracht, inclusief het schrijven van het plan van aanpak en het afstudeerwerkstuk, waarschijnlijk uit te voeren binnen een periode van 20 weken? worden er minimaal twee verschillende onderzoeksmethoden gebruikt, waarvan tenminste één bestaat uit literatuuronderzoek? is de opdrachtgever waarschijnlijk in staat om deze opdracht goed te begeleiden? Na goedkeuring kan de student beginnen met de uitwerking. De opleiding wijst een begeleider aan, passend bij het onderwerp. Het panel heeft ook een voorbeeld gezien dat een externe begeleider is ingezet, omdat voor het gekozen onderwerp niet voldoende expertise in de opleiding aanwezig was. Dat vindt het panel sterk. Wel is het panel gebleken dat in zo’n geval de afstemming met die begeleider over het begeleidingsproces van het afstuderen en de rolverdeling daarbinnen verbeterd kan worden.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 30
De student wordt dus in zijn onderzoeksproces inhoudelijk en vanuit praktijkoogpunt begeleid door de opdrachtgever en onderzoeksmatig door de begeleidende docent. Deze docent beoordeelt niet. Tussen het proces en de beoordeling zit een harde knip, met als doel dat het eindwerkstuk zo objectief mogelijk beoordeeld wordt. De student levert als zijn onderzoeksrapport klaar is een conceptversie (wanneer de begeleider een akkoord geeft) aan bij zijn beoordelaar. Let op, de student heeft tot op dat moment geen contact met deze persoon gehad over zijn afstuderen. Dan begint het beoordelingsproces. De beoordelaar beoordeelt het concept en geeft enkel aan welke punten nog onvoldoende zijn, waarna de student nog laatste aanpassingen mag doen. De beoordelaar beoordeelt het eindwerkstuk aan de hand van een beoordelingsformulier met relevante criteria, waarbij een beschrijving van de criteria is gevoegd. Deze beoordelaar kan aan de begeleider om advies vragen, maar bepaalt zelf het cijfer. Indien de beoordeling een voldoende oplevert, mag de student een eindgesprek aanvragen. Daarin presenteert de student in 30 minuten zijn werkstuk aan de hand van drie stellingen aan een beoordelingscommissie. Daarna is er 20 minuten voor vragen en discussie, waarna de commissie beslist over het cijfer. Die commissie bestaat uit de begeleider, de beoordelaar en een werkveldbeoordelaar. Die werkveldbeoordelaar is aan het panel toegevoegd als klankbord voor de beoordelaar, maar heeft een adviserende rol bij de bepaling van het eindcijfer. Indien mogelijk kan de opdrachtgever ook aanwezig zijn, maar ook die beoordeelt niet mee. De opleiding heeft de afstudeerprocedure volgens het panel helder en uitgebreid beschreven voor studenten. Het panel heeft in de audit uitgebreid over deze procedure gesproken, met name op de aspecten onafhankelijkheid en transparantie. Op dat eerste aspect is het panel van mening dat dit geborgd is, doordat de beoordelaar gedurende het proces geen contact met de student heeft alvorens hij beoordeelt en de afstudeerbegeleider daarbij geen oordeel geeft om te voorkomen dat er een cijfer op het proces wordt gelegd (‘je bent flink vooruit gegaan…’). Tegelijkertijd heeft een beoordelaar wel bepaalde procesinformatie nodig (bijvoorbeeld in welke mate de student zelfstandig heeft gewerkt) om dit goed te kunnen beoordelen. Dit wordt mogelijk gemaakt doordat in de beoordelingscommissie de afstudeerbegeleider zitting heeft. Het panel ziet dit echter niet terug in de beoordelingsformulieren en vindt dat op dat vlak de transparantie in het proces verbeterd kan worden. Voorts is gesproken over de betrokkenheid van het werkveld in casu de opdrachtgever. Het panel vindt het goed dat er een werkveldvertegenwoordiger zitting heeft in de beoordelingscommissie. Het panel stelt vast dat de opdrachtgever nooit geheel buiten de opdrachtgeving en het onderwerp van het onderzoek staat, maar vindt het jammer dat er geen vaste rol is voor de opdrachtgever in de inhoud van het onderzoekstraject zelf (zie voor een toelichting op dit aspect onder kop ‘gerealiseerd niveau’). Ook in de beoordeling zou standaard een plaats kunnen zijn voor die opdrachtgever. Het gesprekken met enkele werkveldvertegenwoordigers, die ook wel eens bij het afstuderen betrokken waren, ondersteunden deze opvatting. Het panel stelt vast dat de opleiding zelf bekwaam is in het bepalen van de kwaliteit van het werk en graag zelf de beoordelingsbeslissing neemt om allerlei valide redenen (de praktijkbegeleider is vaak een wo-er en beoordeelt ook vanuit dat perspectief, praktijkbegeleiders beoordelen soms direct vanuit de opbrengst en niet vanuit onderzoek gedacht). Het panel begrijpt in dat kader wel de terughoudendheid van de opleiding om de praktijkbegeleider een rol in de becijfering te laten spelen, maar dan zou deze praktijkbegeleider minstens een uitspraak mogen doen over hoe de praktijkvraag in het proces van de student een rol heeft gespeeld bij het komen tot de conclusie. De opleiding geeft namelijk aan dat het bestaan van een opdrachtgever, het essentiële verschil is met een scriptie op wo-niveau. Als dat zo is, vindt het panel het voor de hand liggend dat de opdrachtgever een rol speelt in de beoordeling. Ook hier is van belang vast te stellen in welke mate de student zelfstandig heeft gewerkt.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 31
In de audit is hierover een scherpe discussie gevoerd, waarbij de opleiding vanuit haar optiek ook een stevige verantwoording had voor de door haar gemaakte keuzes. Het auditpanel hoopt dat de auditgesprekken input leveren voor het voeren van een verdere interne discussie over dit onderwerp. Het panel is daarnaast van mening dat de opleiding de procedure en de bijbehorende dossiervorming serieus aanpakt en wil daar ook zeker haar waardering voor uitspreken. Het panel ziet voorts dat de opleiding de afgelopen jaren de procedure en de criteria steeds aanscherpt. Dit is onder meer op te maken uit de wijzigingen die in de afstudeerhandleidingen zichtbaar zijn. Ook is dit zichtbaar in het feit dat dossiervorming verbeterd is. De afstudeerdossiers waren compleet en vanaf dit studiejaar zijn alle scripties ook digitaal beschikbaar en gearchiveerd. Vanaf het studiejaar 2013-14 worden deze dossiers gecompleteerd met een digitale geluidsopname van het eindgesprek, zodat dit bij eventuele latere discussie over de beoordeling teruggeluisterd kan worden. Het gerealiseerde niveau Alumni en werkveld over aansluiting niveau afgestudeerden bij werkveld Er zijn nog relatief weinig afgestudeerden, maar een aantal signalen vanuit het werkveld duiden op tevredenheid. Een groot archeologisch bureau wil een aantal afstudeerrapporten in een publicatie opnemen, dat indiceert een goed niveau. In de notulen van de beroepenveldcommissie vindt het panel ook positieve uitspraken over het eindniveau terug. In oktober 2013 is het eerste officiële werkveldtevredenheidsonderzoek uitgevoerd, waar een goede respons op kwam (n=38). Uit dit onderzoek blijkt dat het werkveld het niveau van de opleiding en de student met een 7,9 op een schaal van 10 waardeert. In het gesprek met vertegenwoordigers van het werkveld waren zowel de alumni als de beroepenveldcommissieleden positief over het niveau dat afgestudeerden bereiken. Het panel heeft geen signalen van ontevredenheid van de gesproken stakeholders opgevangen. Panel over het eindniveau Het panel heeft veertien eindwerkstukken bestudeerd variërend van voldoende tot zeer goed en het algemeen oordeel hierover is positief. Het panel is van mening dat de werkstukken brede, maatschappelijk relevante onderwerpen beslaan. Daarbij wil het panel de opleiding meegeven om aandacht te hebben voor de begeleiding bij onderwerpen die niet tot de kern van de velduitvoering van de archeologische monumentenzorg behoren, zoals bijvoorbeeld journalistieke onderwerpen. Het panel twijfelde in enkele van die gevallen of begeleidende docenten zich voldoende bewust zijn geweest van de grenzen van hun expertise buiten de archeologie. Het panel heeft wel een voorbeeld gezien waarbij aanvullende externe expertise benut is in de begeleiding. Thans kan de afstemming tussen de opleiding en de externe begeleider in zo’n geval sterker. In de meest recente afstudeerhandleiding ziet het panel wel dat de opleiding de student attendeert op het feit dat de verantwoording bij de student zelf ligt om met een externe begeleider goed afspraken te maken. Het algemene niveau is ruim voldoende met een aantal uitschieters waarin qua onderzoek een hoog niveau behaald wordt. “Het hadden bijna masterscripties kunnen zijn” aldus het panel. Het panel stelt, bij het relateren van de afstudeerwerken aan de visie en de doelstellingen van de opleiding, dat het hbo-wo onderscheid in de afstudeerwerken explicieter kan en dat het internationale aspect nog meer aandacht verdient. Het panel vindt ook dat in de afstudeerwerken meer aandacht kan zijn voor het comakership met het werkveld: er is duidelijk een relevante opdrachtgever met een eveneens relevante vraag. Voor het samenspel tussen die opdrachtgever en de student en hoe dit leidt tot het uiteindelijke antwoord op de onderzoeksvraag, signaleert het panel relatief weinig ruimte. De beoordelingsformulieren van de werkstukken en de presentaties zijn uitgebreid en doorgaans goed ingevuld. Al trof het panel enkele summier ingevulde exemplaren, in welke gevallen het niet exact was te herleiden waarom een student nu dát cijfer had gekregen (de vraag of die werkstukken voldoende waren of niet was niet aan de orde).
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 32
In de andere gevallen kwamen de beoordeling en de becijfering voldoende overeen met de mening van het auditpanel. Weging en Oordeel (voldoende) De opleiding heeft in een toetsplan vastgelegd waar in het curriculum de competenties getoetst worden, aan de hand van welke toetsvorm de competenties getoetst worden en het aantal bijbehorende studiepunten. Het panel stelt vast dat de opleiding een systeem van toetsing en een mix van toetsvormen hanteert passend bij het onderwijs. Het panel ziet dat er een systeem is om te borgen dat de studenten in hun drie stages ook daadwerkelijk werken aan de archeologische beroepscompetenties en dat die ook getoetst worden. Op het gebied van toetsing trof het panel steekproefsgewijs een aantal goede voorbeelden aan van dossiers waarin het hele proces van opstellen, uitvoeren en beoordelen goed te herleiden is. De toetsen zijn inhoudelijk van voldoende niveau en ze sluiten goed aan bij de onderwijsonderdelen. De beoordeling bleek transparant. Met name via toetsmatrijzen (die inmiddels voor alle kennistoetsen van de eerste twee jaar operationeel zijn) borgt men deze aansluiting goed. Het panel heeft vastgesteld dat er een planning is voor het opstellen van deze matrijzen en dossiers voor alle toetsen. De examencommissie is in het huidig studiejaar van samenstelling veranderd, maar functioneert adequaat. Het panel heeft diverse voorbeelden gezien van hoe via de examencommissie het toetssysteem van de opleiding Archeologie steeds transparanter en betrouwbaarder wordt. Het panel is wat betreft de eindwerkstukken van mening dat ze brede, maatschappelijk relevante onderwerpen beslaan. Bij de onderwerpen die buiten de kern van de archeologie vallen, moet volgens het panel sterker afgewogen worden of die binnen de expertise van de docenten valt en wanneer er externe begeleiders worden ingeschakeld. Dit verdient een betere afstemming om goede inhoudelijk begeleiding te garanderen. Het algemene niveau is voldoende met een aantal uitschieters; afstudeerwerken met een hoog onderzoeksniveau. Om de positionering (en de meerwaarde!) ten opzichte van de woarcheologie opleidingen te versterken is het panel van mening dat er in de afstudeerwerken zelf meer reflectieve aandacht kan zijn voor de ‘comakership’-relatie met de praktijk. En de opdrachtgever kan een steviger rol krijgen in de beoordeling. Over de aansluiting van het gerealiseerd eindniveau bij de beroepspraktijk is het panel positief. Omdat er op het gebied van toetsing en de borging daarvan nog ontwikkelingen gaande zijn en het panel enkele kanttekeningen had bij de afstudeerwerken, die het panel in het algemeen als positief beoordeelt, komt het panel bij standaard 3 tot het oordeel ‘Voldoende’.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 33
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 34
5.
ALGEMEEN EINDOORDEEL
Het panel trof een relatief jonge opleiding met een bewogen ontwikkelgeschiedenis, maar met een helder beeld van waar zij naar toe wil. De opleiding bevindt zich in de overgang van een pioniersfase naar een stabilisatiefase en zet in op het zo veel als mogelijk gebruiken van de onderwijsondersteunende faciliteiten van de Academie Business, Building & Technology. Voor standaard 1 verdient de opleiding het oordeel ‘voldoende’. Er ligt een gedetailleerd uitgewerkte set eindcompetenties die gebaseerd is op de beroepspraktijk en die richtinggevend is voor het curriculum. De opleiding onderscheidt zich in haar visie duidelijk van de woopleidingen. Voorts betrekt zij de relevante beroepspraktijk bij de validatie van de doelstellingen. De visie op internationalisering is onderbouwd, maar kan nog concreter uitgewerkt worden. Hoe Archeologie op het gebied van onderzoek binnen de onderzoeksomgeving van Saxion gaat passen is nog in de oriëntatiefase. Op het niveau van de competentieset heeft onderzoek een prominente plaats. Het auditteam beoordeelt standaard 2 als ‘goed’. Archeologie combineert een samenhangend programma met zeer deskundige, praktijk-georiënteerde, enthousiaste docenten en zeer goede materiele voorzieningen tot een stimulerende leeromgeving, waarbinnen de beroepspraktijk evident een plek heeft. Op een aantal onderdelen is men nog aan het door ontwikkelen, omdat deze verbetering verdienen, de rendementen bijvoorbeeld, de studieloopbaanbegeleiding en de kleine kwaliteit zoals het bekendmaken van toetsresultaten etc. Standaard 3 beoordeelt het auditteam als ‘voldoende’. Er is een toetssysteem dat inhoudelijk aansluit bij de onderwijsleeromgeving. De administratieve kant is op orde. De kwaliteitsborging is in gang gezet en deels al in de praktijk gebracht. Het afstudeerwerk is aan de maat en toont aan dat studenten de vereiste competenties bezitten. Het panel ziet graag meer betrokkenheid van het werkveld terug in de afstudeerwerkstukken zelf en in de beoordeling. Het auditteam is op grond hiervan van oordeel, dat de hbo-bacheloropleiding Archeologie als algemeen eindoordeel ‘voldoende’ verdient.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 35
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 36
6.
AANBEVELINGEN
Het auditpanel doet op basis van de audit een aantal aanbevelingen. Het panel vindt, gezien de meerwaarde die hbo-studenten voor het werkveld hebben, dat de opleiding in haar documentatie het hbo-wo-verschil positiever mag benadrukken dan ‘rechterhand masterarcheoloog’ en ‘voor studenten die wo-niveau niet kunnen’. Het panel vraagt de specialisaties nog eens tegen het licht te houden en kritisch te kijken naar vragen als ‘Zijn vier uitstroomprofielen realistisch bij numerus fixus van 75 studenten? Passen de profielen bij profilering van de opleiding in het algemeen?’ en de keuze ook te beredeneren op basis van wat men verwacht dat er in de markt gaat gebeuren. o Het panel heeft specifiek bij het profiel ‘communicatie, beleid en advies’ de vraag hoe levensvatbaar dit is binnen de op techniek gerichte Academie BBT en of dit aansluit bij de huidige expertise van het opleidingsteam. Mogelijk zijn thema’s die bij dit profiel passen – en die het panel zinvol lijken als aanvulling op de opleiding in het algemeenzoals publiek en maatschappelijk bereik structureler in de opleiding te verwerken in plaats van als apart profiel. Het panel ziet dat de eindkwalificaties zeer gedetailleerd beschreven zijn en begrijpt van docenten dat deze ‘klaar’ zijn. Het panel beveelt aan open te blijven staan voor veranderingen in het werkveld dat onder invloed van de crisis en politiek sterk veranderlijk kan zijn. Het panel ziet een kans voor de opleiding als in de nabije toekomst de termen ‘algemener’ beschreven moeten worden voor de in het vizier zijnde aansluiting bij het landelijk profiel Bachelor of Built Environment: met het abstracter beschrijven van de competenties kan de opleiding flexibeler inspelen op de actualiteit en verbreedt de opleiding het potentiele werkveld voor haar studenten. Mogelijk is verbreding ook te zoeken door het ontwerpen van minoren, ook al duurt dat 2 jaar. De opleiding Archeologie heeft nog geen eigen minor en zou bijvoorbeeld een op beleid gerichte minor kunnen ontwerpen die ook voor andere opleidingen interessant kan zijn. Andersom kan ook; er zou ook archeologische minor voor bijvoorbeeld een op beleid gerichte opleiding als bestuurskunde ontwikkeld kunnen worden. De uitbreiding van onderwerpen buiten de kern van de veldarcheologie vergt volgens het panel meer kritische reflectie op de eigen competentiegrenzen van docenten. Om de eigen meerwaarde beter te positioneren ten opzichte van de universiteiten en beter aan eigen de doelstelling wat betreft praktijkgerichtheid te voldoen, raadt het panel aan de comakership-relatie met het werkveld in de totstandkoming van het afstudeeronderzoek een herkenbare plaats in het afstudeerwerkte geven. Het panel raadt aan intern de discussie te voeren over hoe de opdrachtgevers van de afstudeeronderzoeken een steviger positie in de beoordeling kunnen innemen.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 37
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 38
BIJLAGE I
Scoretabel
Scoretabel paneloordelen hbo-bacheloropleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde voltijd Standaard
Standaard 1. De beoogde eindkwalificaties
Standaard 2. Onderwijsleeromgeving
Standaard 3. Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties
Algemeen eindoordeel
Oordeel
Voldoende
Goed
Voldoende
Voldoende
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 39
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 40
BIJLAGE II
Opleidingsspecifieke eindkwalificaties
De competenties van de hbo-bacheloropleiding Archeologie: B1. Beheersen archeologische onderzoeksprotocollen. Het beheersen en toepassen van archeologische onderzoeksprotocollen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). B2. Bouwhistorie Tijdens archeologische projecten doen zich geregeld bouwhistorische vondsten voor. De bachelorarcheoloog kan deze vondsten duiden. Met betrekking tot de gebouwde monumenten is het van belang dat de bachelorarcheoloog voldoende kennis heeft om binnen de wettelijke richtlijnen te kunnen adviseren met betrekking tot onderzoek en behoud. Om inzicht te krijgen in de ligging van vindplaatsen en de aard van post- depositionele processen is het van belang dat inzicht te hebben in de ontstaanswijze van het landschap. Hierbij wordt niet alleen het natuurlijke landschap bedoeld maar nadrukkelijk ook het cultuurhistorische landschap. B3. Verwerken en opslaan van digitale informatie In vergelijking met de academische archeoloog, legt de bachelorarcheoloog zich meer toe op de praktische en technische aanpak van archeologische projecten en wat minder op de wetenschappelijke inhoud. Een belangrijk onderdeel van de aanpak is het gebruik van digitale hulpmiddelen voor de verwerving en opslag van informatie. B4. Beheersen van periodekennis en toepassen van materiaalkennis De bachelorarcheoloog beheerst de periode- en materiaalkennis van vroege prehistorie tot en met nieuwe tijd en houdt hier rekening mee in archeologische onderzoekssituaties. B5. Toepassen van veldwerkmethoden en -technieken De bachelorarcheoloog organiseert de logistiek en techniek van een veldonderzoek. Beheersing van benodigde methoden en technieken is daarvoor voorwaardelijk. Daarnaast beschikt de bachelorarcheoloog over kennis van civieltechnische zaken, zodat het veldwerk veilig en efficiënt wordt uitgevoerd. B6. ***is vervallen, maar de nummering van hierop volgende competenties blijft in tact** B7. Schriftelijk en mondeling en communiceren Communicatie is essentieel voor een archeologisch onderzoek. Tijdens de voorbereiding, de uitvoering en de afronding van een onderzoek moet er zowel schriftelijk als mondeling helder worden gecommuniceerd. B8. Onderzoeken (Toegepast Onderzoek verrichten) De bachelorarcheoloog doet onderzoek in het kader van de beroepsuitoefening en het signaleren van veranderingen in de maatschappelijke context. De bachelorarcheoloog vertaalt de uitkomsten hiervan naar consequenties voor het beroep. B9. Beheersen en toepassen van beleid en wet - en regelgeving De bachelorarcheoloog kent de weg in het woud van wet- en regelgeving en past deze toe in archeologische onderzoekssituaties (o.a. vergunningaanvraag). B10. Ondernemend organiseren Het archeologisch onderzoek wordt organisatorisch steeds complexer en heeft tegenwoordig ook een commerciële component. Daarom beschikt de bachelorarcheoloog niet alleen veel inhoudelijke, maar ook in toenemende mate organisatorische- en ondernemersvaardigheden. B11. Geïntegreerde toepassing en zelfontwikkeling De bachelorarcheoloog heeft het vermogen om sturing te geven aan eigen professionele ontwikkeling. Het betreft hier het werken aan persoonlijke competenties, gedragscompetenties en leervermogen.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 41
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 42
BIJLAGE III Schematisch overzicht opleidingsprogramma
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 43
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 44
BIJLAGE IV
Programma, werkwijze en beslisregels
Auditprogramma Beperkte Opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion Datum: 17 oktober 2013 Tijd
Lokaal
08.15 – 08.30
D2.59
Gesprekspartners (incl. namen en functies) Inloop & ontvangst auditteam
Auditpanel
08.30 – 09.20
D2.59
Intern overleg auditteam
09.20 – 10.10
D2.59
Allen
10.10 – 10.20
D2.59
Management Kennismaking MT en vaststellen agenda Raimond Bartelink (directeur) Suzan Beuvink (manager met portefeuille Archeologie) Pauze
10.20 – 11.30
D2.59
Docenten Samenhangende onderwijsleeromgeving Pim Alders* Margje Vermeulen* Wilko van Zijverden* Ronald Visser*digitaal Wouter Vos* afstudeerfase/onderzoek Annelies Berends* materiaalkennis Adrie de Kraker Hanneke van Hoegee
Allen
Voorzitter: Dhr. Wienke Blomen Inhoudsdeskundige: Dhr. Daan Raemaekers Inhoudsdeskundige: Dhr. Riemer Knoop Student: Dhr. Hilbert Ruiter Secretaris: Mw. Hanneke Bleijs Allen
Allen
*) Kernteamleden
11.30 – 11.40
D2.59
Pauze
Allen
11.40 – 12.30
D2.59
Studenten, o.a vanuit de opleidingscommissie 1e jaar: Laura van Vilsteren 2e jaar: Celeste Alink 3e jaar: Daniël Scheeringa 3e jaar: Albert Berkepies 4e jaar: Casper Gils
Allen
12.30 – 13.00
D2.59
Lunch auditteam
Allen
13.00- 13.30 13.30– 14.15 Parallel
D2.49 D2.59 D2.49
Allen Deel-panel Deel-panel
14.15 – 14.45
D2.59
Inzien materiaal Spreekuur docenten/studenten Rondleiding opleidingsspecifieke voorzieningen + eventueel inzien materiaal Professionalisering
Jutta Gardenier – Lehmann (didactische scholing, SLB) Ronald Visser (o.a. promotie, didactische scholing) Roel Kramer (master) Wilko van Zijverden (promotie, didactische scholing)
Gespreksonderwerpen
Allen
eigenheid opleiding – ambities - hbo-niveau relatie beroepenveld – internationalisering onderzoeksdimensie Interne terugkoppeling - inhoud en vormgeving programma – eigen inkleuring programma keuze werkvormen – onderzoekslijn – stage internationale component - beoordelen en toetsen - borging niveau - aansluiting instromers – relatie docenten beroepenveld – eigen deskundigheid docenten opleidingsspecifieke voorzieningen Interne terugkoppeling kwaliteit en relevantie programma studeerbaarheid aansluiting toetsen en beoordelen kwaliteit docenten opleidingsspecifieke voorzieningen – eigen producten Interne terugkoppeling
Deskundigheidsbevorderi ng docenten in relatie tot onderzoek– onderzoek doen –koppeling onderwijs met en kenniskring etc.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 45
Tijd
Lokaal
14.45 – 15.30
D2.59
Gesprekspartners (incl. namen en functies) Examencommissie/toetscommissie
Parallel 14.45-15.00 15.30 – 15.40
D3.61
15.40 – 16.20
Auditpanel
Gespreksonderwerpen
Deel-panel
Bevoegdheden en taken examencommissie en toetscommissie - rol in de interne kwaliteitszorg toetsing en beoordeling– feitelijk uitvoering (met focus op de aandachtspunten vanuit de documentenanalyse)
Jeroen Kuyper ((oud)-voorzitter) Margje Vermeulen Wouter Vos Hans Hasselt (voorzitter oude toetscommissie)
Les bezoek Erfgoedzorg Pauze
Deel-panel Allen
Interne terugkoppeling
D2.59
Werkveldvertegenwoordiging / Alumni (eventueel parallelgesprek) Alumni: Laura Hegeman Bastiaan Steffens Roel Kramer Leden werkveldcommissie: Michel Groothedde (gemeente-archeoloog Zutphen) Masja Parlevliet (gemeente- archeoloog Apeldoorn en lid dagelijks bestuur convent van gemeentelijk archeologen) Ruurd Kok (Archeoloog bij RAAP )
Allen
16.20-16.30
D2.59
Auditteam
Allen
16.30-16.45
D2.59
Pending issues
Allen
Gespreksonderwerpen Werkveld: contacten met opleiding over onder andere: actuele ontwikkelingen en doorvertaling naar programma - andere wensen vanuit het werkveld – eigen inkleuring opleiding stage en begeleiding – onderzoekscomponent – niveau Gespreksonderwerpen Alumni: o.a. kwaliteit en relevantie van de opleiding (programma, docenten) - functioneren in de praktijk of vervolgopleiding Interne terugkoppeling pending issues Inzien materiaal alle gesprekspartners beschikbaar
16.45 –17.30 17.30- 18.00
D2.49 D2.59 D2.59
Eventueel inzien materiaal Auditteam Terugkoppeling
Allen Allen Allen
D2.59
Interne terugkoppeling
Werkwijze Bij de beoordeling van de betreffende (voltijd) opleiding is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Beoordelingskader accreditatiestelsel hoger onderwijs” van 22 november 2011. Daarin staan de standaarden vermeld waarop een Evaluatiebureau zich bij de beperkte opleidingsbeoordeling van een opleiding moet richten en de criteria aan de hand waarvan een Evaluatiebureau moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Op basis van de door opleiding geleverde documentatie heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding. De visitatie was gericht op een verificatie van de bevindingen uit de documentenanalyse en het verkrijgen van aanvullende informatie over de doelstellingen en de onderwijsleeromgeving. Dit geschiedde door gesprekken met vertegenwoordigers van de opleiding, studenten en het werkveld, die waren te kenschetsen als ‘gesprekken tussen vakgenoten’.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 46
De verificatie door het auditteam geschiedde door verscheidene malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en aan de hand van additionele documentatie en daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft - ook door eigen waarneming. Na overleg met de betreffende opleiding heeft het auditteam met in achtneming van de daartoe strekkende regels van de NVAO en op basis van zijn documentanalyse en de daaruit voortvloeiende specifieke aandachtspunten de keuze van de gesprekspartners vastgesteld. Een open spreekuur maakte deel uit van het programma. Het auditteam heeft geconstateerd, dat de betreffende opleiding het open spreekuur tijdig en op correcte wijze onder de aandacht heeft gebracht van studenten en medewerkers. Het oordeel van het auditteam vastgelegd in een conceptrapport werd aan de opleiding voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Hobéon heeft de beslisregels toegepast, zoals deze zijn opgesomd in het ‘Beoordelingskaders accreditatiestelsel hoger onderwijs, 22 november 2011’. Wanneer er sprake is van verschillende varianten van een opleiding (bijvoorbeeld: voltijd, deeltijd en duaal), dan moet uit de beoordeling blijken dat voor elke variant de basiskwaliteit is gewaarborgd op grond van de standaarden uit het betreffende beoordelingskader om te komen tot een positief eindoordeel over de opleiding. Indien een opleiding onder één CROHO-registratie wordt aangeboden op meerdere locaties, kan de opleiding alleen voor accreditatie in aanmerking komen als uit de beoordeling blijkt dat elke locatie voldoet aan de in het betreffende kader genoemde standaarden voor basiskwaliteit. Beperkte opleidingsbeoordeling Het eindoordeel over een opleiding is in elk geval ‘onvoldoende’ indien standaard 1 of 3 als ‘onvoldoende’ beoordeeld wordt. Een onvoldoende bij standaard 1 kan niet leiden tot het toekennen van een herstelperiode door de NVAO. Het eindoordeel over een opleiding kan alleen ‘goed’ zijn indien ten minste twee standaarden als ‘goed’ worden beoordeeld; waaronder in elk geval standaard 3. Het eindoordeel over een opleiding kan alleen ‘excellent’ zijn indien ten minste twee standaarden als ‘excellent’ worden beoordeeld; waaronder in elk geval standaard 3.
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 47
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 48
BIJLAGE V
Lijst geraadpleegde documenten
Lijst geraadpleegde documenten, conform richtlijn van de NVAO
Kritische reflectie Archeologie; Organigram instelling / Organigram opleiding; Competentie-set Archeologie + domeininformatie (er is geen landelijk profiel wel de protocollen KNA); Schematisch programmaoverzicht + curriculum beschrijving; Studiegids 2012-13 / Inhoudsbeschrijving (op hoofdlijnen) van de programmaonderdelen, met vermelding van o eindkwalificaties, leerdoelen, werkvormen, wijze van toetsen, literatuur (verplicht / aanbevolen), betrokken docenten en studiepunten; Afstudeerhandleiding en stagehandleiding; Onderwijs- en examenregeling (OER); Overzicht van het ingezette personeel, vaste docenten + personeelsnotitie: o naam, functie, omvang aanstelling, graad en deskundigheid o differentiatie in graad uitgedrukt in % van het totaal; Overzicht gastdocenten gerelateerd aan modulen; Overzicht van de contacten met het werkveld; Samenvatting en analyse recente evaluatieresultaten en relevante managementinformatie; Verslagen overleg in relevante commissies / organen: Werkveldcommissie; Documentatie over student- en docenttevredenheid; Toetsopgaven + beoordelingscriteria en normering (antwoordmodellen) en een representatieve selectie van gemaakte toetsen (presentaties, stageverslagen, assessments, portfolio’s e.d.) en beoordelingen; Handboeken en overig studiemateriaal; Onderwijsbeleidsplan; Personeelsplan opleiding Archeologie; Archeologie Kaders Materiele voorzieningenplan; Alle afstudeerwerkstukken van de afgelopen twee jaar met beoordelingscriteria en normering: Het betreft 14 scripties in totaal, waarvan bij 1 scriptie enkel de scriptie beoordeeld was en nog geen presentatie had plaatsgevonden en er derhalve nog geen totaal eindcijfer was.
Overzicht van 14 afstudeerwerkstukken op studentnummer: (De dubbele nummers hangen samen met de overgang van Saxion Next naar Saxion.) o 316602 o 2417042/316353 o 316557 o 2422065 o 2423976 o 2418155/316500 o 2426809 o 316612 o 2410512 o 316086 o 2428355 o 2428736 o 2423797 o 2426538
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 49
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 50
BIJLAGE VI
Overzicht auditteam
Samenstelling, korte functiebeschrijvingen (cv’s) en onafhankelijkheidverklaringen van voorzitter, leden en secretaris. Samenstelling en expertise van het auditteam laten zich als volgt weergeven: Panelleden
Dhr. W.L.M. Blomen voorzitter De heer Dr. R. Knoop werkveld- / vakdeskundige De heer Prof Dr. D.C.M. Raemaekers werkveld- / vakdeskundige Dhr. H. Ruiter studentlid Mvr. H. Bleijs Bsc secretaris
Expertise - audit - kwaliteitzorg x
Expertise onderwijs
Expertise werkveld
Expertise vakinhoud
Expertise internationaal
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Expertise studentzaken
x
x
x
Op 27 augustus 2013 heeft de NVAO goedkeuring gegeven aan de samenstelling van het panel Archeologie nummer 002018 - Saxion Hogeschool. Korte functiebeschrijvingen panelleden 1 2
3
4
De heer Blomen is directeur van de Hobéon Groep. Hij heeft de afgelopen jaren veelvuldig deelgenomen aan audits in het hoger onderwijs, doorgaans als voorzitter. Prof. Dr. Raemaekers is hoogleraar Pre- en Protohistorie aan de RUG met ervaring op BA, MA en RMAniveau en hij heeft ervaring in de beroepspraktijk als senioronderzoeker en als (senior)projectleider bij een van de grootste archeologische opgravingsbureaus van Nederland. De heer Dr. Knoop is afgestudeerd en gepromoveerd in Klassieke Archeologie en is momenteel bijzonder lector Cultureel Erfgoed aan de AHK/ Reinwardt Academie. Hij geeft gastcolleges en is daarnaast actief in het werkveld als zelfstandig ondernemer op het gebied van o.a. beleidsontwikkeling en –strategie en educatie (Gordion Advies). De heer Ruiter studeert aan de bacheloropleiding Tuin- en landschapsinrichting van Van Hall Larenstein.
Secretaris/Coördinator Mvr. H. Bleijs Bsc
Gecertificeerd d.d. 2010
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 51
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 1
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 2
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 3
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 4
©Hobéon Certificering Beoordelingsrapport Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Archeologie, Saxion versie 4.0 5