GEMEENTEBLAD
Nr. 130661 30 december 2015
Officiële uitgave van gemeente Maasgouw.
Beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet, Ioaw en Ioaz gemeente Maasgouw 2015 Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Begripsbepalingen Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Ioaw, de Ioaz en de Algemene wet bestuursrecht. In deze beleidsregels wordt verstaan onder: 1. bruteren: het verhogen van de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen a. waarvoor de gemeente die de uitkering verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtig is, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen; college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw; b. fraudevordering: vordering in verband met ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende c. uitkering als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht; inlichtingenplicht: verplichting genoemd in artikel 17, eerste lid van de Participatiewet, artikel d. 13, eerste lid van de Ioaw, artikel 13, eerste lid van de Ioaz en artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet Suwi); uitkering: de door het college verleende bijstand in het kader van de Participatiewet en de e. uitkering in het kader van de Ioaw en Ioaz.
Artikel 2 Algemene bepaling met betrekking tot de bevoegdheid tot herziening, intrekking, terugvordering en brutering Het college acht zich verplicht tot de aanpak van fraude. In dit kader: herziet, dan wel trekt het college het recht op uitkering in, indien de uitkering tot een te hoog bedrag a. dan wel ten onrechte is verleend; maakt het college gebruik van de bevoegdheid tot het terugvorderen van bijstand op grond van b. de artikel 58, tweede lid en artikel 59 van de Participatiewet, alsmede artikel 25 tweede lid en artikel 26 van de Ioaw en Ioaz; maakt het college gebruik van de bevoegdheid tot brutering van de vordering welke is ontstaan c. door gebruik te maken van de onder b genoemde bevoegdheden, bij niet tijdige betaling; Bij vorderingen van € 100,00 of minder wordt niet overgegaan tot herziening/ intrekking of terugd. vordering, mits het geen fraudevordering betreft.
Artikel 3 . Afzien van herziening, intrekking, terugvordering of brutering 1. 2.
3.
4.
5.
1
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening, intrekking of terugvordering af te zien. Uitstroom uit de bijstand, perspectief op uitstroom uit de bijstand of een omvangrijke schuldenlast vormen op zichzelf of in samenhang bezien, geen dringende reden als bedoeld in het eerste lid van dit artikel. Van brutering van de vordering wordt afgezien indien: de ten onrechte betaalde belastingen en premies nog kunnen worden verrekend met de afa. drachten aan de Belastingdienst en het UWV; de vordering buiten toedoen van de belanghebbende is ontstaan en hem niet is aan te rekeb. nen dat de schuld niet binnen het betreffende boekjaar is terugbetaald. In afwijking van het bepaalde in artikel 2, aanhef en onder b vordert het college een, na ontvangst van een signaal, ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekte uitkering niet terug, voor zover deze uitkering ook zes maanden na ontvangst van dit signaal nog onterecht of tot een te hoog bedrag is verleend, tenzij belanghebbende in dit kader de inlichtingenplicht heeft geschonden. De belanghebbende kan voor teruggave van de door bruto terugvordering teveel betaalde loonheffing en premies een verzoek indienen bij de belastingdienst. Een dergelijk verzoek kan pas gehonoreerd worden voor zover de belanghebbende ook daadwerkelijk zijn terugvorderingsschuld aan de gemeente heeft voldaan.
Gemeenteblad 2015 nr. 130661
30 december 2015
Hoofdstuk 2 KWIJTSCHELDING VAN TERUGGEVORDERDE BIJSTAND Artikel 4 Reikwijdte De bepalingen in dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op fraudevorderingen als gevolg van het schenden van de inlichtingenplicht, die op of na 1 ja De bepalingen in dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op fraudevorderingen als gevolg van het schenden van de inlichtingenplicht, die op of na 1 januari 2013 zijn ontstaan.
Artikel 5. Kwijtschelden van de vordering of van verdere terugvordering na het voldoen aan de betalingsverplichting In afwijking van artikel 58 Participatiewet en artikel 25 van de Ioaw en Ioaz kan het college besluiten de gehele of gedeeltelijke terugvordering kwijt te schelden, met uitzondering van de gevallen waarbij de vordering door fraude is ontstaan, indien de belanghebbende minimaal 50 % van de hoofdsom heeft terugbetaald, en: Gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan; a. gedurende tien jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterb. stallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald; gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig c. moment zal gaan verrichten; of naar het oordeel van het college voor een dringende reden in aanmerking komt voor kwijtschelding. d.
Artikel 6. Geen kwijtschelding In afwijking van artikel 5 en artikel 7 van deze beleidsregels vindt er geen kwijtschelding plaats indien: de terugvordering het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenver1. plichting als bedoeld in artikel 17 eerste lid en artikel 60c Participatiewet. de terugvordering het gevolg is van een toegekende leenbijstand die verstrekt is in de vorm van 2. een geldlening of borgtocht indien: de verstrekking ervan zijn oorzaak vond in de aanname dat de belanghebbende op korte a. termijn over voldoende middelen zou beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien; de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg was van een tekortschietend besef van verb. antwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan; de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betrof; c. het bijstand betrof ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast; d. indien leenbijstand niet besteed wordt aan het doel waarvoor deze is verstrekt; e. indien belanghebbende zich niet aan de vooraf gestelde voorwaarden heeft gehouden. f. 3.
4.
kwijtschelding als bedoeld in artikel 5 en 7 niet plaats vindt ten aanzien van vorderingen die door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voor zover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden. het op basis van artikel 8 genomen besluit tot (gedeeltelijk) afzien van terugvordering wordt ingetrokken, indien op een later tijdstip blijkt dat belanghebbende onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.
Artikel 7. Bevoegdheid tot kwijtschelding bij schulden 1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 60c van de Participatiewet en artikel 29a van de Ioaw en Ioaz, kan het college op verzoek van de belanghebbende besluiten geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering, van verdere terugvordering of van invordering: indien redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, a. van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen; en indien de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand ten minste zal b. worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.
2.
Een kwijtscheldingsbesluit treedt in werking onder de voorwaarde dat een schuldregeling tot stand komt. Zodra de schuldregeling tot stand is gekomen, wordt gedurende het traject van die schuldsanering, niet overgegaan tot enige invordering van de bijstandsvordering(en) die bij de schuldsanering zijn ingebracht.
3.
2
Gemeenteblad 2015 nr. 130661
30 december 2015
Artikel 8. Intrekkings- en wijzigingsgronden van het kwijtscheldingsbesluit Het besluit tot kwijtschelding als bedoeld in artikel 7 wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien: de belanghebbende niet of niet meer voldoet aan de verplichtingen die zijn verbonden aan het 1. schuldhulpverleningstraject en hierdoor het traject voortijdig wordt beëindigd; onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens 2. tot een ander besluit zou hebben geleid; zodra lid 1 of 2 van toepassing is verklaard wordt de vordering direct opeisbaar en wordt tot in3. vordering overgegaan.
HOOFDSTUK 3 INVORDERING VAN TERUGGEVORDERDE BIJSTAND Artikel 9. Gebruik maken van bevoegdheid tot invordering bij dwangbevel 1. 2.
Het college kan gebruik maken van haar bevoegdheid tot invorderen bij dwangbevel zoals bedoeld in artikel 60 lid 2 Participatiewet en artikel 28, lid 1 Ioaw/ Ioaz. Bij vorderingen van € 100,00 of minder wordt er niet overgegaan tot invordering, tenzij belanghebbende gehandeld heeft in strijd met zijn inlichtingenplicht. Daarbij dient de mate van verwijtbaarheid beoordeeld te worden. Er kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een gedeeltelijke of geen verwijtbaarheid.
Artikel 10. Verplichting met betrekking tot invordering 1. 2. 3. 4.
5. 6.
De hoogte van de vordering, de verplichting tot betaling en de betalingstermijn wordt bij beschikking vastgesteld (artikel 4:86 Awb). Het aflossingsbedrag, zoals medegedeeld in het terug- of invorderingsbesluit, geldt als een opgelegde betalingsverplichting. Betaling geschiedt ineens binnen een periode van 6 weken (artikel 4:87 Awb) tenzij belanghebbende binnen zes weken na de datum van bekendmaking van het besluit, een (schriftelijk) verzoek indient. Het college stelt een onderzoek in naar de aflossingscapaciteit van de belanghebbende. De belanghebbende is verplicht mee te werken aan dit onderzoek. Hiertoe kan aan de belanghebbende de verplichting worden opgelegd om een ‘Inlichtingenformulier debiteuren’ en de bijbehorende bewijsstukken te overleggen binnen een daartoe gestelde termijn. Het college neemt een besluit op een verzoek tot het treffen van een betalingsregeling c.q. termijnbetaling. Indien ingestemd wordt met termijnbetaling, wordt in ieder geval bepaald: de hoogte van de maandelijkse betalingsverplichting alsmede de rechtsgevolgen die intreden bij gebreke van (tijdige) nakoming van een betalingsverplichting.
Artikel 11. Verrekening Onverminderd het bepaalde in artikel 60, vierde lid van de Participatiewet en artikel 28, tweede lid van de Ioaw en Ioaz en ongeacht de in artikel 9 genoemde betalingstermijn gaat het college indien mogelijk meteen na afgifte van het besluit tot terugvordering over tot verrekening van de vordering met een eventueel recht op bijstand of een uitkering in het kader van de Ioaw of Ioaz.
Artikel 12. Uitzonderingen op het treffen van een betalingsregeling 1.
2.
De belanghebbende tegen wie het college een terugvorderingsbesluit heeft genomen wegens naderhand verkregen middelen die toerekenbaar zijn aan de periode van bijstandsverlening (vermogen), is verplicht om de vordering in zijn geheel en in één termijn terug te betalen binnen de periode van zes weken na besluitvorming. Als deze terugbetaling, om welke reden dan ook, niet plaatsvindt, is de belanghebbende van rechtswege in verzuim na afloop van de in lid 1 bedoelde periode.
Artikel 13. Bepaling van de hoogte van de betalingsverplichting 1.
3
Vaststelling aflossingsbedrag bijstandsgerechtigden De aflossing voor de belanghebbende met een uitkering op grond van de Participatiewet, a. Ioaw- of Ioaz, bedraagt minimaal 5% van de voor hem geldende bijstandsnorm dan wel bruto grondslag Ioaw/ Ioaz inclusief vakantiegeld, en vindt plaats op basis van verrekening (artikel 6:127 Bw juncto 4:93 Awb), met dien verstande dat belanghebbende door verrekening niet komt te beschikken over een inkomen dat minder is dan de voor hem geldende beslagvrije voet (artikel 4:93, vierde lid Awb). In afwijking van lid 1 sub a, wordt met een betalingsregeling met belangstellende ingestemd b. voor zover daarmee de vordering binnen een periode van 60 maanden in zijn geheel kan
Gemeenteblad 2015 nr. 130661
30 december 2015
c. 2.
worden afgelost en de voorgestelde aflossing tenminste € 25,- per maand bedraagt, mits het geen fraudevordering betreft. Wanneer er beslag op de uitkering is of wordt gelegd, wordt het te verrekenen bedrag onmiddellijk verhoogd tot het bedrag dat de beslagvrije voet overstijgt.
Vaststelling aflossingsbedrag niet bijstandsgerechtigden De aflossing voor de belanghebbende met een inkomen anders dan onder lid 1 sub a gea. noemd, geschiedt conform draagkracht. De hoogte van de maandelijkse aflossingscapaciteit wordt vastgesteld op het bedrag als b. bedoeld in artikel 13 lid 1 sub a, vermeerderd met 50% van het bedrag waarmee het inkomen inclusief vakantietoeslag meer bedraagt dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag. In afwijking van lid 2 sub a, wordt een betalingsregeling met belanghebbende getroffen c. voor zover daarmee de vordering binnen een periode van 24 maanden in zijn geheel kan worden afgelost en de voorgestelde aflossing tenminste € 50,00 per maand bedraagt, mits het geen fraudevordering betreft. Indien een lopende uitkering wordt beëindigd, wordt de eerder ten laste van de belanghebd. bende vastgestelde aflossing gehandhaafd. Na het verstrijken van een termijn van 6 maanden vindt een debiteurenonderzoek plaats e. naar de draagkracht van de belanghebbende. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, wordt als gevolg van dit onderzoek de aflossingsverplichting gewijzigd. Indien de belanghebbende aan een heronderzoek met als doel het vaststellen van zijn aflosf. singscapaciteit geen medewerking verleent, behoudt het college zich het recht voor om de aflossingsverplichting ambtshalve vast te stellen op de beslagvrije voet, dan wel om tot invordering van de totale openstaande vordering over te gaan. Wanneer er beslag op het inkomen van de belanghebbende wordt gelegd door een derde g. partij en de debiteur daardoor niet aan zijn betalingsverplichting aan de gemeente kan voldoen of hierdoor onder de beslagvrije voet terecht komt, wordt gebruik gemaakt van het preferente beslag als bedoeld in artikel 60 lid 7 Participatiewet en artikel 28, lid 7 Ioaw/ Ioaz.
Artikel 14. Uitstel van betaling 1.
2. 3. 4.
Uitstel van betaling, kan naast de wettelijke bepalingen van artikel 4:94 Awb, ook aan belanghebbende worden verleend als er naar het oordeel van het college sprake is van een dringende reden zoals bedoeld in artikel 5d. Aan het verlenen van uitstel van betaling kunnen voorwaarden verbonden worden alsook een termijn. Over de uitgestelde betaling wordt geen wettelijke rente gerekend. Ingeval van een bezwaarprocedure wordt de invordering opgeschort, zulks geldt niet voor een (hoger)beroepsprocedure.
Artikel 15. Rechtsgevolgen bij weigering van een minnelijke betalingsregeling of bij niet nakoming van de betalingsverplichting: verrekening en/of beslag 1.
2.
3.
4
Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting als bedoeld in artikel 12 van deze beleidsregels niet of niet meer nakomt, wordt de belanghebbende aangemaand tot nakoming van zijn betalingsverplichtingen. Indien de belanghebbende binnen de termijn van twee weken na bekendmaking van de aanmaning, weigerachtig blijft met de nakoming van zijn betalingsverplichting, wordt het invorderingsbesluit ten uitvoer gelegd door middel van: invordering bij dwangbevel zoals geregeld in artikel 4:114 en volgende van de Algemene a. wet bestuursrecht; verrekening met de maandelijks verleende bijstand ingevolge de Participatiewet, Ioaw of b. Ioaz, op grond van artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek, of bij het ontbreken van deze mogelijkheid; een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel c. 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; beslag in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. d. Indien burgemeester en wethouders de invordering overdragen aan een derde, worden de door deze derde met de invordering verband houdende kosten en de wettelijke rente doorberekend aan de belanghebbende.
Gemeenteblad 2015 nr. 130661
30 december 2015
Hoofdstuk 4 VERHAAL VAN KOSTEN VAN BIJSTAND Artikel 16. Gebruik maken van bevoegdheid tot verhaal Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw (hierna: het college) maakt gebruik van de bevoegdheid tot verhaal zoals bedoeld in de artikelen 61, 62 en 62a tot en met 62i Participatiewet.
Artikel 17. Afzien van verhaal Het college ziet af van verhaal van bijstand indien daarvoor, gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of van degene die de bijstand of inkomensvoorziening ontvangt of heeft ontvangen, naar het oordeel van het college dringende redenen aanwezig zijn.
Artikel 18. Ingangsdatum verhaalsbijdrage De verhaalsbijdrage gaat in op de dag na de dag van verzending van de brief betreffende het onderzoek naar de onderhoudsplicht. De bijdrage wordt: vastgesteld aan de hand van de door de rechter gehanteerde alimentatienormen en op basis van a. de gegevens betreffende de inkomsten en uitgaven; ambtshalve vastgesteld op de bruto bijstand indien de onderhoudsplichtige verzuimt gegevens b. te verstrekken betreffende de inkomsten en uitgaven; vastgesteld op nihil, indien uit de berekening blijkt dat het op te leggen verhaalsbedrag lager is c. dan € 50,00 per maand; afgerond op hele euro’s. d.
Artikel 19. Verhaalsbesluit De onderhoudsplichtige wordt in kennis gesteld van het besluit betreffende de vaststelling van de verhaalsbijdrage, met vermelding van de termijn of termijnen waarbinnen de bijdrage moet worden voldaan.
Artikel 20. Heronderzoek onderhoudsplicht 1.
Een heronderzoek naar de draagkracht van de onderhoudsplichtige wordt ingesteld: eens per 36 maanden wanneer wegens het ontbreken van draagkracht de verhaalsbijdrage a. op nihil is vastgesteld; eens per 60 maanden indien er een verhaalsbijdrage is opgelegd. b.
2.
Een verhaalsbijdrage wordt pas gewijzigd bij een toename van de draagkracht met minstens € 50,00 per maand ten opzichte van het vorige onderzoek. Indien blijkt dat de draagkracht is verminderd, wordt de verhaalsbijdrage gewijzigd conform de nieuwe draagkracht. Indien daarvoor redenen aanwezig zijn kan van vorenstaande heronderzoeksfrequentie worden afgeweken
3.
Artikel 21. Bekrachtiging verhaalsbijdrage door rechtbank 1.
2.
Indien blijkt dat de onderhoudsplichtige de opgelegde verhaalsbijdrage niet voldoet, besluit het college tot verhaal in rechte. De beschikking van de rechtbank is de executoriale titel op basis waarvan tot invordering kan worden overgegaan. Er wordt afgezien van verhaal in rechte als het totaal te verhalen bedrag lager is dan € 500,00 en de lopende verhaalsbijdrage is beëindigd.
Artikel 22. Betalingsregeling Bij verzoeken tot het treffen van een betalingsregeling ter aflossing van een vastgelegde verhaalsvordering worden volgende bepalingen in acht genomen: Als uitgangspunt geldt een minimaal maandelijks aflossingsbedrag van € 50,00 dat echter kan a. worden verlaagd indien anders geen regeling tot stand zou komen; Indien een vordering bij stipte nakoming van de overeengekomen betalingsregeling binnen een b. termijn van drie jaar kan zijn afgelost, kan het opvragen van gegevens betreffende de inkomsten en uitgaven achterwege blijven. Er dient rekening gehouden te worden met de wettelijke preferentie van bijstandsvorderingen c. ten opzichte van andere schulden. Een betalingsregeling kan niet meer getroffen worden als al is overgegaan tot vereenvoudigd d. derdenbeslag of overdracht naar een deurwaarder of incassobureau.
5
Gemeenteblad 2015 nr. 130661
30 december 2015
Artikel 23. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek Het college kan, op verzoek van degene op wie verhaald wordt, besluiten tot gedeeltelijke kwijtschelding van de verhaalsvordering indien: redelijkerwijs te voorzien is dat belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van a. zijn schulden, en redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de b. overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en de vordering van de gemeente wegens verhaal van bijstand of inkomensvoorziening tenminste c. zal worden voldaan naar evenredigheid met de vordering van de schuldeisers van gelijke rang.
Artikel 24. Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.
Artikel 25. Intrekking van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek Het besluit tot gedeeltelijk afzien van verhaal wordt ingetrokken of ten nadele van belanghebbende gewijzigd indien: de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; a. of; onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens b. tot een ander besluit zou hebben geleid.
Artikel 26. Ambtshalve kwijtschelding Het college kan in onderstaande situaties besluiten ambtshalve kwijtschelding te verlenen van een door de rechtbank bekrachtigde vordering aan onderhoudsbijdrage: Belanghebbende heeft gedurende vijf jaar geen betalingen verricht en het is niet aannemelijk dat a. er op enig moment in de toekomst betaald zal worden; Ingestelde incassomaatregelen hebben gedurende vijf jaar niet geleid tot het ontvangen van afb. lossingen, en het is niet aannemelijk dat incasso op enig moment in de toekomst wel tot ontvangsten zal leiden; Bij een onderzoek naar de aflossingscapaciteit blijkt dat er op dat moment geen aflossingscapaciteit c. is en dat het niet aannemelijk is dat er op enig moment in de toekomst wel een aflossing kan worden gevraagd.
Artikel 27. Incasso Indien belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet of niet voldoende nakomt, wordt: vereenvoudigd derdenbeslag gelegd op salaris of uitkering, of a. executoriaal beslag gelegd door overdracht van de vordering aan een deurwaarder, b.
Hoofdstuk 5. - VOORTGANG EN TIJDELIJK AFZIEN VAN INVORDERING Artikel 28 - Afzien van bevoegdheden als preferent schuldeiser Het college is bevoegd om tijdelijk van zijn bevoegdheden als preferent schuldeiser, zoals beschreven in artikel 60 lid 7 Participatiewet en artikel 28, lid 7 Ioaw/ Ioaz, af te zien indien door het vasthouden aan die bevoegdheid voor de belanghebbende een onevenredig nadeel ontstaat, in die zin dat hij daardoor niet in staat is de gemaakte betalingsafspraken na te komen.
Artikel 29 - Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden 1. 2.
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van de beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. In gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet, beslist het college.
Artikel 30 – Citeertitel Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet, Ioaw en Ioaz gemeente Maasgouw 2015”.
6
Gemeenteblad 2015 nr. 130661
30 december 2015
Artikel 31 - Inwerkingtreding Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 november 2015 en vervangen de huidige beleidsregels terugvordering en verhaal Wwb, Ioaw en Ioaz gemeente Maasgouw. Burgemeester en wethouders van, De secretaris, W.R.J.H. Ploeg De burgemeester, S.H.M. Strous
7
Gemeenteblad 2015 nr. 130661
30 december 2015
Algemene toelichting In de Participatiewet is terugvordering opgenomen in de artikelen 58, 59 en 60 a t/m c. In de Ioaw en Ioaz betreft het de artikelen 25 t/m 31. Deze artikelen in de Participatiewet, Ioaw en Ioaz vormen de grondslag van het terugvorderingsbeleid. De verplichting tot terugvordering komt mede tot uiting in: een verplichting tot verrekening van deze vordering met een eventueel recht op algemene bijstand, 1. een uitkering in het kader van de Ioaw of Ioaz, dan wel een Bbzuitkering; en een wettelijk verbod om medewerking te verlenen aan een schuldregeling indien de vordering is 2. ontstaan door het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting. In deze beleidsregels is tevens het kwijtscheldingsbeleid opgenomen. Naast de verplichting tot terugvordering, blijft de bevoegdheid met betrekking tot intrekking of herziening van het recht op bijstand en de wijze van invordering. Ruimte voor lokale beleidskeuzes is – in zekere mate – nog aanwezig. Nieuwe inzichten gebaseerd op effectiviteitsoverwegingen zijn dan ook reden geweest om de beleidsregels op onderdelen te herzien. Deze keuzes moeten echter voor zover mogelijk op dezelfde lijn staan als de Fraudewet om recht te doen aan het uitgangspunt dat fraude nooit mag lonen. Als uitgangspunt geldt tevens dat individuele omstandigheden kunnen leiden tot andere afwegingen door het college. Kortom, er zal altijd sprake zijn van maatwerk.
8
Gemeenteblad 2015 nr. 130661
30 december 2015