Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Inleiding
3
Hoofdstuk 1: Algemene uitgangspunten binnen de Wmo in Winsum
4 4 4 4 4 5 5
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Juridisch kader Informatieplicht aanvrager Oplossingen en het behalen van resultaten Maatwerk Mantelzorgers en vrijwilligers Sociaal beleid
Hoofdstuk 2. De procedure 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Aanmelding voor een gesprek Het gesprek Het resultaat De Wmo consulent Het afwegingskader Stap 1: Eigen oplossingen Stap 2: Algemene voorzieningen en algemeen gebruikelijke voorzieningen Stap 3:Voorliggende voorzieningen Stap 4:Collectieve voorzieningen Stap 5: Individuele voorzieningen 2.6 De aanvraag
Hoofdstuk 3. Oplossingen voor de te bereiken resultaten Resultaat 1: een schoon en leefbaar huis Resultaat 2: wonen in een geschikt huis Resultaat 3: goederen voor primaire levensbehoeften Resultaat 4: beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding Resultaat 5: het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren Resultaat 6: verplaatsen in en om de woning Resultaat 7: lokaal verplaatsen per vervoermiddel Resultaat 8: hebben van contacten en deelname maatschappelijke activiteiten
Hoofdstuk 4. Vormen van verstrekking, de eigen bijdrage en eigen aandeel. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Vormen van verstrekking De voorziening in natura. Een persoonsgebonden budget. De eigen bijdrage. De financiële tegemoetkoming Het eigen aandeel
Hoofdstuk 5. Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies, besluitvorming, intrekking en terugvordering 5.1 5.2 5.3 5.4
Deskundig advies Afschrijvingsduur Bezwaar Wet Dwangsom
6 6 6 6 6 7
7 8 8 9 9 9 10 10 12 17 18 19 20 21 23 24 24 24 24 24 25 25
26 26 26 26 26
Figuur 1: Afwegingskader Wmo
2
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Inleiding In deze beleidsregels wordt ingegaan op de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De gemeente heeft met de komst van de Wmo in 2007 niet langer meer een zorgplicht, maar een compensatieplicht. De compensatieplicht vraagt om een andere aanpak. Kernbegrippen zijn nu het leveren van maatwerk, het bereiken van resultaten en eigen verantwoordelijkheid. Gemeenten zijn met de komst van de Wmo niet langer gebonden aan het verstrekken van een aantal omschreven voorzieningen, maar hebben de vrijheid om keuzes te maken over de manier waarop zij individuele burgers ondersteunen bij hun deelname aan de samenleving. De compensatieplicht heeft betrekking op mensen met een beperking of chronisch psychisch of psychosociaal probleem, die beperkingen ondervinden in hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie Artikel 4 van de Wmo verplicht het college van burgemeester en wethouders om burgers met een beperking te compenseren op de volgende vier domeinen. Binnen deze vier domeinen maakt de gemeente Winsum onderscheid tussen acht resultaatgebieden: Domein 1: een huishouden kunnen voeren. Resultaat 1: Een schoon en leefbaar huis Resultaat 2: Wonen in een geschikt huis Resultaat 3: Goederen voor primaire levensbehoeften Resultaat 4: Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding Resultaat 5: Het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren Domein 2: zich kunnen verplaatsen in en om het huis. Resultaat 6: Verplaatsen in en om de woning Domein 3: zich lokaal kunnen verplaatsen per vervoermiddel. Resultaat 7: Lokaal verplaatsen per vervoermiddel Domein 4: medemensen kunnen ontmoeten en op basis hiervan sociale verbanden kunnen aangaan. Resultaat 8: Hebben van contacten en deelnemen aan maatschappelijke activiteiten Het uitgangspunt hierbij is het compenseren van belanghebbenden in de beperkingen die ze ondervinden. Het is het resultaat dat telt. Dit betekent dat er wordt gezocht naar de goedkoopstcompenserende oplossing. De gemeente bekijkt samen met de belanghebbende of en welke oplossingen de belanghebbende, bijvoorbeeld mede met behulp van mensen uit zijn omgeving, zelf kan treffen. Ook wordt er gekeken of er voorliggende voorzieningen zijn waar men aanspraak op kan maken. Pas wanneer deze oplossingen er niet of niet voldoende blijken te zijn, komt de belanghebbende in aanmerking voor ondersteuning via een Wmo- voorziening. In deze beleidsregels wordt eerst ingegaan op een aantal achtergronden binnen de Wmo met betrekking tot individuele voorzieningen. In hoofdstuk één wordt ingegaan op maatwerk, het juridisch kader, de informatieplicht van de belanghebbende, mantelzorgers en het sociaal beleid. In hoofdstuk twee wordt dieper ingegaan op de procedure om in aanmerking te komen voor een individuele voorziening op basis van de Wmo. Daarnaast wordt uitgelegd wat het afwegingskader is en hoe deze wordt toegepast. Ook wordt aandacht besteed aan “het resultaat” en de werkwijze Wmo consulenten. In hoofdstuk drie wordt nader ingegaan op de resultaatgebieden en de meest voorkomende individuele voorzieningen. Ook de specifieke afwegingen die gemaakt worden bij bepaalde voorzieningen zoals een woningaanpassing worden hier beschreven. In hoofdstuk vier wordt aandacht besteed aan de manieren waarop een voorzieningen kan worden getroffen. Dit kan onder andere in natura of middels een persoongebonden budget. In hoofdstuk vijf wordt ingegaan op de procedurele bepalingen. Er wordt onder andere aandacht besteed aan de besluitvorming en intrekking en terugvordering.
3
Hoofdstuk 1: Algemene uitgangspunten binnen de Wmo in Winsum In dit hoofdstuk worden de algemene uitgangspunten van de Wmo uitgelegd. 1.1 Juridisch kader Hieronder eerst een schets van het juridisch kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Artikel 5 van de Wmo bepaalt dat gemeenten ten behoeve van de uitvoering van de Wmo regels vaststellen in een verordening. Die regels gaan over de gevallen en de vorm waarin individuele voorzieningen kunnen worden verstrekt en de procedures met betrekking tot de toekenning. Beleidsregels Wmo gemeente Winsum In de beleidsregels wordt beschreven langs welke richtlijnen de gemeente voorzieningen verstrekt in het kader van de Wmo. Om een besluit te motiveren kan naar deze beleidsregels worden verwezen. Verordening Wmo voorzieningen gemeente Winsum In deze verordening staan de kaders waarbinnen de Wmo door de gemeente wordt uitgevoerd. Toelichting op de verordening voorzieningen gemeente Winsum In de toelichting op de verordening wordt nader omschreven er bedoeld wordt met de artikelen in de verordening. Besluit Wmo gemeente Winsum In dit besluit staan de hoogten van de financiële tegemoetkomingen en het persoonsgebonden budget en wat de hoogte van de eigen bijdrage voor de voorzieningen is. Jurisprudentie De uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, de hoogste rechter die uitspraken doet over de uitvoering van de Wmo, zijn medebepalend voor de beoordeling van de aanvragen. De beleidsregels zijn vastgesteld met inachtneming van de al bestaande uitspraken. Ook de toekomstige uitspraken worden gebruikt voor het toetsen en eventueel actualiseren van de beleidsregels. 1.2 Informatieplicht belanghebbende Om een voorziening in het kader van de Wmo te kunnen leveren, heeft de gemeente alle relevante informatie nodig van de belanghebbende. Het kan voorkomen dat de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende op een bepaald moment veranderen. Bijvoorbeeld omdat de belanghebbende verhuist, de financiële situatie verandert of zijn gezondheidssituatie verbetert of juist verslechtert. Om de goedkoopst-compenserende voorziening te kunnen (blijven) verstrekken en om na te gaan of er nog recht bestaat op een voorziening, is het de plicht van degene aan wie een voorziening is toegekend, mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hij of zij weet dat ze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening. 1.3 Oplossingen en het behalen van resultaten Wanneer iemand zich meldt bij het zorgloket wordt gebruik gemaakt van een afwegingskader om te kijken of deze persoon in aanmerking komt voor een voorziening in het kader van de Wmo. De Wmo consulent en de klant stellen samen vast welk resultaat behaald moet worden. Binnen het afwegingskader wordt gekeken waar mogelijkheden liggen om het resultaat te bereiken. Er wordt gekeken naar de mogelijkheden van de belanghebbende zelf, naar de algemene en algemeen gebruikelijke voorzieningen. Hierbij kan men denken aan diensten en producten die voor iedereen beschikbaar zijn. Daarna wordt gekeken of er recht is op wettelijk voorliggende voorzieningen, zoals de AWBZ. Bieden deze voorzieningen geen oplossing, dan wordt gekeken naar individuele voorzieningen. Het kan dan ook gaan om een collectieve voorziening zoals de Regiotaxi. Het gaat altijd om de goedkoopst compenserende oplossing. In Hoofdstuk 2; het proces wordt het afwegingskader toegelicht. 1.4 Maatwerk Bij elke specifieke aanvraag houdt de gemeente rekening met de persoonlijke omstandigheden en behoeften van de belanghebbende en met de mogelijkheden van de belanghebbende om zelf
4
maatregelen te treffen. Dat betekent dat de gemeente maatwerk levert. Zo kan de gemeente bij haar beoordeling het volgende betrekken: de vastgestelde beperkingen van de belanghebbende en de belemmeringen die hij daardoor ondervindt; de woon- en gezinssituatie van de belanghebbende en de sociale structuur om hem heen; de beschikbaarheid van gebruikelijke zorg en mantelzorg; Bij de compensatieplicht gaat het om het compenseren van beperkingen in de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie. De Wmo geeft geen definitie van het begrip zelfredzaamheid. Het is aan de gemeente zelf om dit in te vullen. De gemeente Winsum verstaat onder zelfredzaamheid ‘het lichamelijk, verstandelijk of financieel vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken’. Van het begrip maatschappelijke participatie geeft de Wmo evenmin een definitie. Ook aan dit begrip geeft de gemeente zelf invulling. Onder maatschappelijke participatie verstaat de gemeente Winsum ‘een normale deelname aan het maatschappelijk verkeer’.
1.5 Mantelzorgers Een bijzondere groep onder de Wmo vormen de mantelzorgers . Zij vallen onder prestatieveld 6 van de Wmo. In de Wmo wordt mantelzorg gedefinieerd als: “ langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt aangeboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.” Het beroep op mantelzorgers wordt steeds groter. De mantelzorger functioneert als een zorgverlener en vervult zorgtaken. De gemeente Winsum hecht waarde aan mantelzorgers en heeft oog voor de ondersteuning die mantelzorgers nodig kunnen hebben. Er wordt bij het toekennen van een individuele voorziening daarom ook rekening gehouden met de belangen van de mantelzorger. Het gaat hierbij om een afgeleid belang. De individuele voorziening is altijd gericht op de zorgvrager. Dit betekent dat de zorgvragende bijvoorbeeld een indicatie kan krijgen voor elektrische rolstoel wanneer dit nodig is om de mantelzorg te kunnen blijven verlenen. De mantelzorger wordt dus ondersteund in het verlenen van mantelzorg. De Wmo consulent heeft ook aandacht voor (dreigende) overbelasting bij mantelzorgers. Met behulp van de Caregivers Strain Index (CSI) kunnen we een indicatie krijgen of er sprake is van overbelasting bij mantelzorgers. Uiteindelijk bepalen de mantelzorger en de Wmo consulent of er sprake is van overbelasting. Het steunpunt mantelzorg kan de overbelaste mantelzorgers ondersteunen. 1.6 Sociaal beleid Wanneer een belanghebbende zelf niet de mogelijkheden heeft om de financiële consequenties van een voorziening te dragen, zoals bijvoorbeeld een eigen bijdrage, kan beroep worden gedaan op de Wet werk en bijstand. Daarnaast kent de sociale dienst van de gemeente Winsum een collectieve zorg verzekering waarin men in een aanvullende pakket verzekerd is voor de eigen bijdrage.
5
Met opmaak
Hoofdstuk 2. De Procedure In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe de procedure verloopt en welk afwegingskader wordt gebruikt om tot het gewenste resultaat te komen. Het proces begint bij het signaal van de belanghebbende dat hij/zij een beperking ervaart. Dit signaal kan op verschillende wijze bij de gemeente binnenkomen. 2.1 Aanmelding voor gesprek Om een aanvraag voor een voorziening te kunnen doen zal de belanghebbende zich in de meeste gevallen eerst aanmelden voor een gesprek. Dit kan schriftelijk, via de mail, mondeling of telefonisch worden gedaan bij het ZorgLoket. Er wordt dan een afspraak gemaakt om een gesprek te voeren waarin gezamenlijk de te behalen resultaten worden vastgesteld. Dit gesprek wordt ook wel aangeduid als “Het Gesprek”. 2.2 Het gesprek Tijdens "het gesprek" gaat degene die problemen ondervindt op het terrein waar de compensatieplicht van toepassing is, in gesprek met de Wmo consulent om de te behalen resultaten vast te stellen. Het gesprek heeft betrekking op iedereen die voor het eerst een beroep doet op de compensatieplicht in het kader van de Wmo. Wie door eerdere aanvragen of een eerder gesprek al bekend is bij het zorgloket kan wellicht de fase van het gesprek overslaan. Dit zal niet altijd het geval zijn. Na een gewijzigde situatie kan het van belang zijn een nieuw of een aanvullend gesprek te houden. 2.3 Het resultaat Tijdens het gesprek wordt een complete inventarisatie gemaakt van de situatie en de ervaren beperking(en). Tijdens deze inventarisatie wordt gekeken naar: de beperking(en), de chronisch psychische beperking(en) of de psychosociale beperking(en) die basis is van de behoefte aan compensatie; de mogelijkheden die de belanghebbende ondanks deze beperking(en) heeft; de onmogelijkheden die de belanghebbende ondervindt als gevolg van de beperking(en); de resultaten die belanghebbende wil bereiken op de verschillende in de beleidsregels en de verordening weergegeven terreinen; hetgeen belanghebbende inmiddels zelf heeft gedaan om bestaande beperking(en) op te lossen; de mogelijkheden die belanghebbende heeft om deze resultaten via eigen oplossingen, via algemene voorzieningen, via algemeen gebruikelijke voorzieningen, voorliggende voorzieningen of via collectieve voorzieningen te bereiken; de mogelijkheden die de gemeente aan kan bieden om de problemen via een individuele voorziening op te lossen. Van het gesprek wordt een verslag gemaakt. Hierin staat hoe de situatie eruit ziet, welke resultaten behaald moeten worden en welke afwegingen daarbij zijn gemaakt. Het gesprek leidt tot een heldere analyse van de ervaren beperking. Tijdens het gesprek worden de conclusies door de Wmo consulent samengevat om er zeker van te zijn dat het verslag van het gesprek een reflectie is van hetgeen dat door de belanghebbende bedoeld wordt. De belanghebbende krijgt een afschrift van het verslag van het gesprek. De uitkomsten van het gesprek zijn geven inzicht in de ervaren beperkingen en welke oplossingsmogelijkheden beschikbaar zijn om de beperking te compenseren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het afwegingskader zoals beschreven in paragraaf 2.5. Bij het gesprek het begrippenkader van de ICF, de International Classification of Functions, Disabilities and Health, uitgangspunt zal zijn. Ook bij de formulering van de te bereiken resultaten is het ICF de basis. 2.4 De Wmo consulent Het gesprek wordt gevoerd door de Wmo consulent. De Wmo consulent moet bekend zijn met de bestaande voorzieningen en de sociale kaart van de regio. De Wmo consulent heeft kennis van alle in de regio aanwezige mogelijkheden en (voorliggende)voorzieningen. Na het gesprek moet moeten alle voorliggende, door belanghebbende zelfstandig aan te spreken mogelijkheden, bekeken zijn. Het is niet de bedoeling, dat dit na een aanvraag alsnog beoordeeld moet worden.
6
De Wmo consulent kan naar aanleiding van een aanvraag hulp inroepen van een deskundige. Het kan daarbij gaan om een arts, maar ook om een deskundige van andere discipline(s). Dit onderzoek zal na het gesprek plaatsvinden. 2.5 Afwegingskader binnen het gesprek
Naar aanleiding van het gesprek wordt een analyse gemaakt van de ervaren beperking van de belanghebbende. Uitgangspunt is dat de ervaren beperking wordt gecompenseerd. Dit kan op verschillende manieren. De belanghebbende heeft in de eerste plaats zelf de verantwoordelijkheid om te inventariseren wat de (eigen) mogelijkheden zijn. Dit komt ook in het gesprek aan de orde. De Wmo consulent zal daarbij het onderstaande afwegingskader van stap 1 tot en 5 met doorlopen. Stap 1: Eigen oplossingen Allereerst wordt door de Wmo consulent en de belanghebbende beoordeeld welke verantwoordelijkheden tot die van de belanghebbende behoren. Op basis hiervan wordt gekeken welke mogelijkheden de belanghebbende zelf heeft om tot het te bereiken resultaat te komen. Hierbij wordt beoordeeld of er sprake is van gebruikelijke zorg en of er huisgenoten aanwezig zijn die deze zorg op zich kunnen nemen. Gebruikelijke zorg is zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle meerderjarige leden van een leefeenheid als algemeen aanvaardbaar wordt beschouwd. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het protocol “gebruikelijke zorg” . Het gaat bij de eigen oplossingen niet alleen om de mogelijkheden van de belanghebbende zelf, maar ook om de mogelijkheden in zijn of haar sociale omgeving. Het is de verantwoordelijkheid van de belanghebbende om de familie en bekenden te betrekken bij het oplossen van de ervaren beperkingen. Daarnaast gaat het ook om het anticiperen op beperkingen. Als het bekend of waarschijnlijk is dat een bepaalde beperking binnen een afzienbare tijd gaat optreden of ernstiger wordt, dan wordt van de belanghebbende verwacht dat hij/zij er in een vroeg stadium zoveel mogelijk rekening mee houdt. Voorbeeld: Magreet, een oudere dame wil graag elke week naar de klaverjasclub in het naastgelegen dorp. Ze is niet meer zo goed ter been, dus het lukt haar niet om zelfstandig op de fiets naar het dorpshuis te gaan waar de klaverjasavond plaatsvindt. Bij de dagelijkse bezigheden redt ze zich met
7
een beetje hulp van haar kleinzoon en kinderen, die ook in de buurt wonen. Gelukkig komen er meer klaverjassers uit haar dorp en kan ze, na haar probleem uitgelegd te hebben op de klaverjasclub, elke week meerijden met één van de andere clubleden. Voorbeeld: Henk en Anne willen graag verhuizen. Henk maakt nu al af en toe gebruik van een rolstoel, maar door de ontwikkeling van het ziektebeeld is het waarschijnlijk dat hij over een aantal jaar meer tijd in een rolstoel zal doorbrengen. Henk en Anne besluiten dan ook om te verhuizen naar een appartement op de begane grond waar door de woningbouw al rekening is gehouden met gebruikers van een rolstoel. Voorbeeld: Marjolein heeft een goede baan en een mooi huis om in te wonen. Ondanks haar handicap, kan ze zich heel goed redden in en om het huis. Sommige kleine huishoudelijke klussen zijn echter lastig omdat ze in een rolstoel zit. Ramen wassen is voor haar een lastige opgave, net als het schoonmaken op de hogere richels en planken. Gelukkig komt één keer in de twee weken haar schoondochter langs om te helpen met afstoffen. Stap 2: Algemene voorzieningen en algemeen gebruikelijke voorzieningen Wanneer we het hebben over algemene voorzieningen en algemeen gebruikelijke voorzieningen, gaat het om diensten en producten die algemeen beschikbaar zijn. Iedereen, dus ook personen zonder beperking, kunnen van deze voorzieningen gebruik maken of deze aanschaffen. Het kan hierbij gaan om een boodschappendienst, een wasserette of een glazenwasser, maar ook om handgrepen in de douche en het toilet. Een product is algemeen gebruikelijk als het product voor iedereen beschikbaar is. Het product is bijvoorbeeld bij de bouwmarkt te koop en ook beschikbaar voor iemand die geen beperkingen ervaart. De aanschafprijs voor een voorziening is ook van invloed op de beoordeling of de voorziening algemeen gebruikelijk is. Hetzelfde geldt voor een algemene voorziening. Als de dienst voor iedereen beschikbaar is en tot vergelijkbare kosten leidt is de voorziening algemeen gebruikelijk en zal vanuit de gemeente niet worden overgegaan tot verstrekking van een voorziening. Ook wanneer het gaat om algemene en algemeen gebruikelijke voorzieningen wordt de individuele situatie in beschouwing genomen. De Wmo consulent gaat altijd na of de voorziening voor de belanghebbende als algemeen of algemeen gebruikelijk kan worden aangemerkt. De volgende vragen worden onder andere gesteld om vast te stellen of een voorziening algemeen of algemeen gebruikelijk is; Is de voorziening regulier verkrijgbaar? Is de prijs van de voorziening vergelijkbaar met andere voorzieningen die als algemeen of algemeen gebruikelijk worden beschouwd? Is de voorziening specifiek voor een persoon met een beperking ontworpen? Voorbeeld: Rinus is een oudere man die alleen woont. Koken gaat hem niet zo makkelijk af, maar hij wil wel graag gezond en warm eten. De maaltijdservice komt elke dag een maaltijd brengen die Rinus s'avonds kan opwarmen. Stap 3: Wettelijk Voorliggende voorzieningen Naast de Wmo zijn er ook nog andere wetten op grond waarvan men aanspraak kan maken op een voorziening; namelijk de AWBZ en de zorgverzekeringswet. Als er een andere wet is op grond waarvan de belanghebbende aanspraak kan maken op een geschikte voorziening, dan gaat die voorziening vóór de Wmo-voorziening (voorliggende voorziening). Een belanghebbende komt dus niet voor een Wmo- voorziening in aanmerking als er een geschikte voorliggende voorziening is. Voorbeeld: Roel heeft zijn been gebroken. Omdat het gaat om een gecompliceerde breuk zal hij zeker zes weken gebruik moeten maken van een rolstoel. Gelukkig is de verwachting dat de breuk volledig zal genezen en dat Roel binnen een paar maanden weer als vanouds zal kunnen lopen en sporten. Bij de thuiszorgwinkel kan hij in het kader van de AWBZ terecht voor een rolstoel, tot het moment dat hij hersteld is.
8
Stap 4: Collectieve voorzieningen Wanneer er geen compenserende voorzieningen te vinden zijn de persoonlijke sfeer, de algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen of in de voorliggende voorzieningen komen de collectieve voorzieningen in beeld. Deze voorzieningen bieden een schaalvoordeel waardoor de voorziening goedkoper is. De collectieve voorzieningen zijn niet op het individu gericht maar wel op een specifieke doelgroep. De collectieve voorzieningen gaan voor op de individuele voorzieningen. Voorbeeld: Jan en Trijntje zijn al jaren getrouwd. Trijntje kwakkelt de laatste tijd met haar gezondheid. Ze heeft al vaak in het ziekenhuis gelegen en nu is ze weer opgenomen. De verwachting is dat ze nog vaak naar het ziekenhuis zal moeten. Jan heeft zelf geen rijbewijs en ze wonen te ver van de bushalte. Jan is zelf ook op leeftijd en niet meer zo mobiel als hij graag zou willen. Jan heeft maakt sinds kort gebruik van de Regiotaxi. Zo kan hij toch een aantal keer per week naar het ziekenhuis om Trijntje te bezoeken. Stap 5: Individuele voorzieningen Pas als er geen mogelijkheid is om de resultaten te bereiken middels bovenstaande voorzieningen en oplossingrichtingen wordt er gekeken naar individuele oplossingen. Het gaat hierbij om de goedkoopst-compenserende mogelijkheid. De individuele beperking wordt zo goed mogelijk gecompenseerd, maar bij gelijke geschiktheid wordt voor de goedkoopste optie gekozen. Bij het onderzoeken van de individuele voorzieningen ten behoeve van de resultaten kan extern advies worden ingewonnen, bijvoorbeeld bij Scio Consult. Het college kan compenseren in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Een Pgb wordt alleen bij individuele voorzieningen worden toegekend. 2.6 De aanvraag De aanvraag heeft betrekking op de individuele of collectieve voorziening die nodig is om de beperking(en) van de belanghebbende te compenseren. De aanvraag gebeurt middels een aanvraag 1 formulier . Het aanvraagformulier wordt zo compleet mogelijk ingevuld en ondertekend door de aanvrager. Een belanghebbende mag op elk moment een aanvraag voor een individuele voorziening doen. Uit het gesprek blijkt welke resultaten bereikt moeten worden en welke voorziening de ervaren beperking compenseert. Een belanghebbende doet een aanvraag voor een voorziening die zijn of haar beperkingen compenseert. De belanghebbende kan in dit geval de aanvraag invullen tijdens het gesprek. De Wmo consulent zal naar aanleiding van het gesprek een advies geven over de voorziening die het meest compenserend is. In bijzondere gevallen kan het voorkomen dat er niet direct een geschikte voorziening voor handen is. In overleg met de Wmo consulent wordt dan alvast een aanvraagformulier ongevuld of wordt er onderzoek gedaan naar de mogelijkheden. De wensen van de belanghebbende geven hierin de doorslag. De belanghebbende bepaalt dus zelf wanneer een aanvraag wordt ingediend.
1
Zie www.winsum.nl
9
Hoofdstuk 3. Oplossingen voor de te bereiken resultaten In het volgende hoofdstuk staan per resultaat de meest voorkomende individuele voorzieningen genoemd. Bij al deze voorzieningen wordt het in hoofdstuk twee beschreven afwegingskader toegepast. Daarnaast bestaat altijd de mogelijkheid dat er andere voorzieningen als goedkoopst compenserend worden aangemerkt. De voorzieningen zoals beschreven geven inzicht in een mogelijke oplossingsrichting maar zijn niet uitputtend. Binnen de Wmo is maatwerk een belangrijk uitgangspunt, waardoor per individu beoordeeld wordt in welke vorm de beperking gecompenseerd kan worden. Resultaat 1: een schoon en leefbaar huis Tot een schoon en leefbaar huis behoort het zwaar en licht huishoudelijk werk. Het gaat daarbij om het schoonhouden van de ruimten die onder de compensatieplicht vallen. Deze ruimten zijn die 2 ruimten die - op het niveau sociale woningbouw - voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn. Het gaat dan om de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten, berging, tuin en of balkon. Niveau sociale woningbouw is een vorm van gesubsidieerde woningbouw die bedoeld is voor mensen met een inkomen beneden modaal. Dit niveau wordt als uitgangspunt genomen. Daarbij kunnen persoonskenmerken en behoeften het noodzakelijk maken hiervan af te wijken. Het gaat om alle activiteiten teneinde het huis, exclusief de tuin, maar inclusief balkon en berging, schoon en leefbaar te houden. Afwegingskader: Wanneer een analyse wordt gemaakt van de te bereiken resultaten wordt het in hoofdstuk 2 beschreven afwegingskader altijd toegepast. Veelvoorkomende individuele voorzieningen en bijbehorende beleidsregels met betrekking op resultaat 1; een schoon en leefbaar huis: Voorbeelden van voorzieningen die als algemeen gebruikelijk worden beschouwd: Huishoudelijke hulp Glazenwasser
Huishoudelijke hulp HH1 (huishoudelijke werkzaamheden) betreft de volgende activiteiten: 1.1 . boodschappen doen voor het dagelijks leven 1.2. maaltijden bereiden: broodmaaltijd 1.3 . maaltijden bereiden: warme maaltijd 1.4. licht huishoudelijk werk 1.5. zwaar huishoudelijk werk 1.6. de was doen HH2 (organisatie van de huishouding) betreft de volgende activiteiten: 2.1. anderen in het huishouden helpen met de zelfverzorging (kinderen). 2.2. anderen helpen bij het bereiden van maaltijden, etc. 2.3. dagelijkse organisatie van het huishouden. 2.4. aanleren van vaardigheden op huishoudelijk gebied (instructie). HH2 omvat altijd één of enkele huishoudelijke activiteiten onder 1.1 t/m 1.6. tezamen met één of meerdere huishoudelijke activiteiten genoemd onder HH2. Ingeval HH1 wordt ingezet, kan de cliënt de regie over het huishouden zelf voeren. Huishoudelijke hulp: eigen bijdrage Bij de voorziening huishoudelijke hulp wordt een inkomensafhankelijke eigen bijdrage gevraagd.
2
Zoals opgenomen in het bouwbesluit van 2003. Hierbij dient de minimale standaard zoals beschreven in het bouwbesluit als referentiekader.
10
Gebruikelijke zorg Gebruikelijke zorg is zorg waar men in het kader van de Wmo geen beroep op kan doen. Gebruikelijke zorg is de zorg die normaal in het gezin/leefeenheid plaatsvindt. Bijvoorbeeld: een moeder zorgt voor de boodschappen, een vader doet het huishouden de kinderen doen de afwas en maaien het gras. Gebruikelijke zorg bestaat uit de taken die in iedere leefeenheid moeten worden uitgevoerd. Een belanghebbende komt niet in aanmerking voor huishoudelijke hulp als er sprake is van gebruikelijke zorg. De belanghebbende en zijn/haar huisgenoten zijn primair zelf verantwoordelijk voor het organiseren van het huishouden. Dat betekent dat van een leefeenheid wordt verwacht dat, bij uitval van één van de leden van die leefeenheid, gestreefd wordt naar een herverdeling van de huishoudelijke taken binnen de leefeenheid. Het begrip huisgenoot is een begrip uit de Wmo verordening gemeente Winsum (art. 1, lid 23) waarin wordt omschreven op wie gebruikelijke zorg betrekking heeft. Wanneer we het hebben over gebruikelijk zorg hebben we het over: “ Het is de normale dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht kan worden elkaar onderling te bieden, omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.” Hiermee wordt bedoelt dat er taken binnen het huishouden zijn die normaal gesproken binnen het huishouden worden opgelost. Wanneer er huisgenoten in de leefeenheid zijn die deze taken kunnen oppakken, wordt door de gemeente geen voorziening verstrekt. Om vast te stellen of er sprake is van gebruikelijke zorg wordt gekeken naar de individuele situatie en dus ook naar de rol van de andere huisgenoten. Daarbij wordt ook rekening gehouden met dreigende overbelasting. Het is niet onredelijk om ook van kinderen (al dan niet jonger dan 18) te verwachten dat ze een bijdrage leveren aan het huishouden. De kenmerken van de belanghebbende zijn/haar omgeving en de situatie worden meegenomen in de afweging of er sprake is van gebruikelijke zorg. Van verschillende huisgenoten binnen de leefeenheid wordt verwacht dat er taken worden opgepakt. Dit is niet voor alle huisgenoten hetzelfde, maar ook gebonden aan leeftijd en persoonskenmerken. Van een huisgenoot van 23 jaar en ouder wordt verwacht dat deze de taken van de primaire verzorger kan overnemen. Van huisgenoten tussen de 18 en de 23 jaar kan worden verwacht dat zij een eenpersoonshuishouden kunnen organiseren. Dit betekent dat deze zelf kan zorgen voor de boodschappen, de maaltijden, de was en het huishouden. Van kinderen kan in mindere mate een bijdrage verwacht worden. Van kinderen vanaf 13 jaar wordt verwacht dat zij zelf hun kamer op orde kunnen houden. Kinderen tussen de leeftijd van 5 en 13 kunnen betrokken worden bij lichte huishoudelijke taken zoals opruimen, de tafel dekken en afruimen en afwassen. Van kinderen onder de vijf jaar kan geen bijdrage worden verwacht. Indien er sprake is van kamerverhuur, wordt de huurder van de betreffende ruimte niet tot het huishouden c.q. de leefeenheid gerekend. Een soortgelijke positie wordt ingenomen door mensen die omwille van hun zorgbehoefte op één adres ieder zelfstandig wonen. Denk hierbij aan woongemeenschappen van kloosterlingen, ouderen of gehandicapten. Ook hier is dus geen sprake van een leefeenheid. Om vast te stellen of er sprake is van gebruikelijke zorg worden onder andere de volgende vragen gesteld.
Is er sprake huisgenoten binnen de leefeenheid? Hoe oud zijn de huisgenoten? Is er bij de huisgenoten sprake van beperkingen op het gebied van huishouden?
Ook bij het vaststellen van gebruikelijke zorg geldt dat er sprake is van maatwerk. Er wordt rekening gehouden met de individuele situatie van de huisgenoten en de belanghebbende.
11
Resultaat 2: wonen in een geschikt huis In de Wmo is (in artikel 4 lid 1) geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen resultaten die bereikt moeten worden op het huishoudelijke vlak en resultaten voor wat betreft een geschikte woning. De term ‘voeren van een huishouden’ geeft daar geen duidelijkheid over. Iedere belanghebbende dient zelf voor een woning te zorgen. Bij de keus voor een woning wordt door de toekomstige bewoner redelijkerwijs rekening gehouden met de eigen situatie. Dat betekent ook dat de belanghebbende met bestaande of bekende komende beperkingen rekening moet worden gehouden. Als de woning dan nog niet geschikt is moet het college compenseren. Afwegingskader: Wanneer een analyse wordt gemaakt van de te bereiken resultaten wordt het in hoofdstuk 2 beschreven afwegingskader altijd toegepast. Algemeen gebruikelijke voorzieningen De gemeente Winsum heeft een aantal voorzieningen als algemeen gebruikelijk aangemerkt. Dit betekent dat deze in principe niet worden vergoed in het kader van de Wmo. De kenmerken van het individu worden altijd meegenomen, met andere woorden er wordt maatwerk geleverd. Voorbeelden van voorzieningen die als algemeen gebruikelijk worden beschouwd: Verhoogd toilet; Eenhendelmengkranen; Opheffen niveauverschillen > 20 mm m.b.t. de toegang naar de woning/schuur; Antislipvloer natte cel; Stopcontact in berging Douche; Thermostaatkraan; Keramische kookplaat; Inductiekookplaat; Verlengde raamopeners; Espagnolsluiting Waterbed Standaard muurbeugels (30 cm)
Individuele voorzieningen Wanneer het gaat om het wonen in een geschikt huis, gaat het in veel gevallen om een woningaanpassing. In het gesprek wordt een analyse gemaakt van de ervaren beperkingen. Deze analyse leidt tot een programma van eisen waaraan de aanpassing moet voldoen om de beperkingen voor normaal gebruik te compenseren. Hierbij wordt gekeken naar mogelijkheden om te verhuizen, als compenserende oplossing. Deze afweging wordt ook wel het primaat verhuizen genoemd. Is er een geschikte woning beschikbaar en leidt een verhuizing tot het gewenste resultaat, kan de belanghebbende in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding. Wanneer er na zorgvuldige afweging toch sprake moet zijn van een woningaanpassing wordt een programma van eisen opgesteld. Hierin staat beschreven welke aanpassingen gedaan moeten worden om de beperking te compenseren. Daarbij kan de gemeente om verschillende offertes vragen. Voor een niet bouwkundige woonvoorzieningen kan ook gekozen worden voor een persoongebonden budget. De gemeente kiest ervoor om de goedkoopst compenserende oplossing aan te bieden. Om het resultaat, wonen in een geschikt huis, te bereiken kunnen onder andere de volgende voorzieningen worden ingezet.
12
Veelvoorkomende individuele voorzieningen en bijbehorende beleidsregels met betrekking op resultaat 2; wonen in een geschikt huis Primaat verhuizen Het primaat verhuizen is een uitwerking van het goedkoopst-compenserende principe. Wanneer er sprake is van een omvangrijke woningaanpassing kan de gemeente er voor kiezen om het primaat verhuizen toe te passen. Afwegingskader Primaat verhuizen Bij de uitwerking worden de volgende afwegingen meegenomen in de beoordeling: 1. vergelijking aanpassingskosten huidige versus nieuwe woonruimte 2. woonlasten en financiële draagkracht van de aanvrager; 3. de beschikbaarheid van een aangepaste huurwoning, binnen een medisch aanvaardbare termijn; 4. mogelijkheden van hergebruik van de aan te passen woning; 5. de sociale omgeving van de aanvrager; 6. aanpassing die mogelijk zijn niet adequate t.a.v. prognose ontwikkeling beperking. Ad. 1 Vergelijking aanpassingskosten huidige versus nieuwe woonruimte Het college maakt een kostenafweging tussen het aanpassen van de huidige woonruimte enerzijds en verhuizen (inclusief eventuele aanpassingskosten in de nieuwe woonruimte) anderzijds. Daarbij worden de volgende kosten in elk geval meegenomen in de overwegingen: huidige en voorzienbare toekomstige aanpassingskosten van de reeds bewoonde woonruimte; de hoogte van het persoonsgebonden budget voor verhuiskosten; de eventuele aanpassingskosten van de nieuwe woning; kosten van het eventueel vrijmaken van de woning., De kosten zijn het uitgangspunt bij deze afweging, maar ook andere factoren kunnen een rol spelen. Deze zullen hierna worden besproken. Ad. 2 Woonlasten en financiële draagkracht van de aanvrager Het college maakt een vergelijking tussen de woonlasten van de huidige en de mogelijke nieuwe woning. Alle relevante woonlasten moeten daarbij in aanmerking worden genomen. Als de aanvrager eigenaar van de woonruimte is, zal een verhuizing of woningaanpassing andere gevolgen met zich meebrengen dan wanneer deze de woning huurt. Het verhuizen vanuit een koopwoning heeft meer financiële consequenties dan verhuizing vanuit een huurwoning. Bij het verkopen van een huis komen meer aspecten aan de orde dan bij het verlaten van een huurwoning. Een aantal aspecten zal pleiten voor het verkopen van de woning en verhuizen naar een huurwoning. Andere aspecten daarentegen zullen de balans naar het aanpassen van de eigen woning doen doorslaan. Een punt betreft de vraag in hoeverre vermogenswinsten of verliezen optreden. Een eigenaar heeft doorgaans geld geleend en/of een hypotheek op het huis. Ook indien de aanvrager, al dan niet geheel op eigen kosten, veel aan de woning heeft verbeterd of aanpassingen heeft getroffen, ligt verhuizing soms minder voor de hand. Als de financiële situatie van een eigenaar van een woning, die gehandicapt raakt, door zijn beperking drastisch verandert (doorgaans brengt een beperking negatieve inkomensgevolgen met zich mee), kunnen moeilijkheden optreden met het opbrengen van de woonlasten van de eigen woning en zal de aanvrager ook geen problemen hebben met verhuizen. Ad. 3 De beschikbaarheid van een aangepaste huurwoning, binnen een medisch aanvaardbare termijn. De snelheid waarmee het woonprobleem kan worden opgelost speelt een rol in het afwegingsproces. In een aantal gevallen kan verhuizen het woonprobleem sneller oplossen, als er snel een geschikte aangepaste of eenvoudig aan te passen woning beschikbaar is. Het hele traject van het maken van een plan, het vragen van offertes, de uitvoering en keuring vervalt dan of speelt een minder belangrijke rol. Omgekeerd kan het ook zo zijn dat het aanpassen van een woning een snellere oplossing biedt als er niet binnen een bepaalde tijd een geschikte woning vrij komt.
13
Ad. 4 Mogelijkheden van hergebruik van de aan te passen woning Er wordt ook rekening gehouden met het feit dat een aan te passen koopwoning naar alle waarschijnlijkheid minder makkelijk kans heeft om voor hergebruik in aanmerking te komen. Afspraak over hergebruik, zoals bij huurwoningen, bestaat niet voor eigen woningen; De gemeente heeft geen instrument om de woning vrij te krijgen; Het zal niet zo eenvoudig zijn om een geschikte kandidaat voor die woning te vinden, die zowel financieel als ergonomisch gezien geschikt is voor de betreffende woonruimte. Consequentie hiervan zal zijn dat eigen woningen meestal voor één enkele belanghebbende aangepast worden. Aanpassingen aan sociale huurwoningen zijn vaker opnieuw in te zetten dan aanpassingen aan koopwoningen, omdat deze huurwoningen opnieuw kunnen worden verhuurd aan personen met een beperking, waardoor de gebruiksduur van de aanpassing wordt verlengd. Dit speelt in de afweging dan ook een rol van belang. Ook de medische prognose speelt in dit verband een rol. Indien vaststaat dat iemands toestand naar verwachting zodanig zal verslechteren, en dat als gevolg daarvan de aanpassing slechts voor beperkte tijd zal volstaan, kan dat gegeven een rol spelen in de afweging tussen verhuizen of aanpassen. Vaak zal een aangeboden mogelijkheid te verhuizen naar een andere woning door de aanvrager als negatief worden beoordeeld: vaak zal men graag willen blijven wonen in de vertrouwde woning. Als de bovenomschreven afweging in het voordeel van verhuizing uitvalt, is die wens niet meer doorslaggevend. Dat heeft gevolgen voor het weigeren van een geschikte woning. Na weigering beoordeelt het college of er van uit kan worden gegaan dat voldoende is gedaan om een compenserende oplossing te bieden. Dit wordt afgemeten aan de oorzaak voor het weigeren. Verstrekkingenboek “Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning”gemeente Winsum 2008 Na het afwegen van deze factoren kan een beslissing worden genomen over het al dan niet hanteren van het primaat van de verhuizing. Valt die afweging uit in het voordeel van verhuizing, dan gaat de verhuiskostenvergoeding een rol spelen. Ad. 5 De sociale omgeving van de aanvrager Sociale omstandigheden waarmee het college rekening houdt zijn bijvoorbeeld de voorkeur van de aanvrager, de binding van de aanvrager met de huidige woonomgeving, de nabijheid van voor de aanvrager belangrijke voorzieningen. Ook de waardering van de aanwezigheid van vrienden, kennissen en familie in de nabijheid van de woning van de aanvrager kan een rol spelen in het afwegingsproces, met name in situaties waarin sprake is van mantelzorg. De sociale omstandigheden moeten in het indicatieonderzoek zoveel mogelijk geobjectiveerd worden. De sociale factor zal minder zwaar wegen in het voordeel van aanpassen, als dicht in de buurt van de huidige woning een geschikte of goedkoper aan te passen woning kan worden gevonden. Als de beoogde nieuwe woning dicht bij belangrijke voorzieningen, zoals winkels en werkplek is gelegen, kan dat de beslissing in het voordeel van verhuizen beïnvloeden, bijvoorbeeld omdat dan ook minder vervoersvoorzieningen nodig zijn. Als de aanvrager zijn werk "aan huis" heeft (eigen bedrijf), dienen de consequenties van verhuizing ook vanuit de bedrijfsmatige kant meegewogen te worden. Het is immers mogelijk dat de vestiging van het bedrijf op een andere, in commercieel opzicht minder aantrekkelijke, locatie negatieve gevolgen voor het inkomen uit eigen bedrijf kan hebben. Ad.6 Aanpassing in verhouding tot prognose ontwikkeling beperking. Als de huidige woning gezien (de prognose van) de beperking niet goed kan worden aangepast zal de gemeente uiteraard het primaat van verhuizen hanteren. Verhuiskostenvergoeding Een belanghebbende komt in aanmerking voor een verhuiskostenvergoeding wanneer er een medische noodzaak is om te verhuizen. De gemeente Winsum kan in deze situatie bijdragen aan de verhuiskosten. Daarnaast kan een verhuiskostenvergoeding worden toegekend wanneer iemand een woning met woningaanpassingen vrijmaakt ten behoeve van iemand die beperkingen ervaart. Daarnaast kan een verhuiskostenvergoeding worden aangeboden wanneer het primaat verhuizen wordt ingezet. Bij de verhuiskostenvergoeding wordt ook rekening gehouden met de mate waarin de verhuizing te voorspellen was.
14
Geen verhuiskostenvergoeding wordt verstrekt, als de belanghebbende is verhuisd voordat burgemeester en wethouders op de aanvraag hebben beschikt of de noodzaak achteraf niet kan worden vastgesteld. Voor verhuizingen naar AWBZ instellingen of andere zorginstellingen wordt geen verhuiskostenvergoeding verstrekt, evenmin voor verhuizingen naar woningen die niet geschikt of bestemd zijn voor permanente bewoning. De verhuiskostenvergoeding wordt betaald door de gemeente waar de zorgvrager woont en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven en ook de woning is waar de zorgvrager beperkingen ondervindt. Dit is alleen van belang als de zorgvrager naar een ander gemeente verhuist;
Woningaanpassing Woningaanpassingen betreffen onder andere het verwijderen van drempels en het verbreden van deuren en paden. Het bereiken van verschillende woonlagen in de woning kan worden gerealiseerd door middel van een traplift. Doorgaans compenseert de gemeente voor het bereikbaar maken van de eerste verdieping. Liggen die woonactiviteiten verspreid over meerdere woonlagen, dan doet de gemeente een appèl op het reorganisatievermogen van de belanghebbende en diens sociale omgeving. De belangrijkste aanpassingen betreffen de keuken, toilet en de was- en douchegelegenheid. Deze aanpassingen zijn met name van belang voor personen met beperkingen die zonder woningaanpassingen niet zelfstandig in de woning kunnen functioneren. In sommige gevallen kan een alternatief worden aangeboden voor een woningaanpassing door middel van een woonvoorziening. Zo wordt er bij voorkeur gekozen worden voor een mobiele tillift en niet voor een vaste plafondlift. De mobiele tillift kan later bij een andere belanghebbende worden ingezet en is dus duurzamer. De woningaanpassing heeft betrekking op het normale gebruik van de woning. Het gaat dan om elementaire woonfuncties. Onder elementaire woonfuncties vallen slapen, lichaamverzorging, toiletgang, het bereiden van voedsel, het zich kunnen verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt hier ook nog veilig spelen bij. De term woningaanpassing is dus breed en heeft betrekking op een scala van aanpassingen in de woning. In het programma van eisen worden de noodzakelijke woningaanpassingen benoemd. Compensatie in de vorm van een woningaanpassing kent een grens. Het maximale bedrag is opgenomen in het besluit Wmo gemeente Winsum. Geen woningaanpassing wordt verstrekt: Indien betrokkene uiteindelijk niet wil verhuizen of aanbiedingen voor een adequate woning afwijst, dan eindigt de zorgplicht/compensatieplicht van de gemeente; Indien er geen geschikte woning voorhanden is, dan zal de gemeente na een medisch aanvaardbare termijn opnieuw moeten afwegen of de woning ondanks de hoge kosten niet kan worden aangepast. Indien de noodzaak tot het treffen van de woningaanpassing het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van beperkingen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was; Indien de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college; Indien deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen; Indien de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;
15
Terugbetaling Woningaanpassing Bij een woningaanpassing kunnen grote bedragen gemoeid zijn. Dit kan leiden tot een waardestijging van de woning. In het geval van sociale woningbouw kan de woning daarna weer aan iemand met een beperking verhuurt worden, waardoor de voorziening zijn functie behoudt. Wanneer een woning in eigendom is, zal verkoop aan iemand met beperking niet vaak mogelijk zijn. Vanuit gemeentelijk oogpunt is er dan sprake van kapitaalvernietiging. Het is niet de bedoeling dat de eigenaar na een uitgebreide woningaanpassing, de woning snel weer verkoopt. Bij aanpassingen aan koopwoningen moet de meerwaarde van de woning worden terugbetaald.Reguliere economische meerwaarde valt hier uiteraard niet onder. De afschrijvingstermijn die hiervoor wordt gehanteerd is 10 jaar. De taxatie vindt plaats op het tijdstip dat men voornemens is de woning te verkopen. Dan zal de meerwaarde van de woning worden vastgesteld die het gevolg is van de aanpassingen. Indien de taxatie van de verkoopwaarde nog niet is gebeurd, kan de woningeigenaar deze laten uitvoeren door een beëdigd taxateur naar eigen keuze. De eigenaar draagt zelf zorg voor de eventuele kosten. In het taxatierapport dient duidelijk te worden aangegeven wat de meerwaarde van de woning is als gevolg van de duurzame woningaanpassing. Indien dit niet is meegenomen in de rapportage, dan wel onvoldoende duidelijk blijkt, wijst de gemeente een taxateur aan. De gemeente draagt in dat geval zorg voor de kosten van deze taxatie. In de gemeente Winsum hanteren wij een afschrijvingstermijn. Dit betekent dat de waarde van de voorziening elk jaar met 10% afneemt. De belanghebbende is gedurende 10 jaar een restbedrag schuldig wanneer hij/zij verhuist. Wanneer de belanghebbende zijn woning verkoopt aan iemand die de aanpassing nodig heeft, wordt hij/zij van deze verplichting vrijgesteld. Verkoop ste
1 jaar de 2 jaar de 3 jaar de 4 jaar de 5 jaar de 6 jaar de 7 jaar ste 8 jaar de 9 jaar de 10 jaar
Percentage 100% van de verstrekte financiële tegemoetkoming, PGB of woonvoorziening in natura 90% van de verstrekte financiële tegemoetkoming, PGB of woonvoorziening in natura 80% van de verstrekte financiële tegemoetkoming, PGB of woonvoorziening in natura 70% van de verstrekte financiële tegemoetkoming, PGB of woonvoorziening in natura 60% van de verstrekte financiële tegemoetkoming, PGB of woonvoorziening in natura 50% van de verstrekte financiële tegemoetkoming, PGB of woonvoorziening in natura 40% van de verstrekte financiële tegemoetkoming, PGB of woonvoorziening in natura 30% van de verstrekte financiële tegemoetkoming, PGB of woonvoorziening in natura 30% van de verstrekte financiële tegemoetkoming, PGB of woonvoorziening in natura 10% van de verstrekte financiële tegemoetkoming, PGB of woonvoorziening in natura
16
Resultaat 3: goederen voor primaire levensbehoeften In elk huishouden zijn boodschappen voor de dagelijkse activiteiten nodig. De compensatieplicht is beperkt tot het afleveren van levensmiddelen en schoonmaakmiddelen, zaken die dagelijks/wekelijks gebruikt worden in elk huishouden. Het gaat niet om het afleveren van grotere inkopen zoals kleding en duurzame goederen, zoals apparaten. Het is heel normaal dat mensen hun boodschappen geclusterd doen door één maal per week de grote voorraad in huis te halen. Wanneer er sprake is van compensatie wordt hierbij aangesloten, door één keer per week boodschappen te laten afleveren. Indien mogelijk wordt daarbij gebruik gemaakt van boodschappendiensten. Ook het bereiden van maaltijden valt onder dit resultaat. In sommige situaties kan van een maaltijdservice gebruik worden gemaakt. Ook zijn er kant- en klaar maaltijden te koop in de supermarkt die soms (tijdelijk) een oplossing kunnen bieden. Afwegingskader: Wanneer een analyse wordt gemaakt van de te bereiken resultaten wordt het in hoofdstuk 2 beschreven afwegingskader altijd toegepast. Individuele voorzieningen Wanneer de voorliggende voorzieningen niet hebben geleid tot het behalen van het resultaat wordt er gekeken naar een individuele oplossing. In de meeste gevallen zal dit leiden tot huishoudelijke hulp zoals omschreven bij resultaat 1 of wordt het resultaat bereikt door in de vervoersbehoefte te voorzien. Bij de voorziening Huishoudelijke hulp wordt uitgegaan van het protocol huishoudelijke verzorging. Bij deze systematiek wordt gebruik gemaakt van normen uitgedrukt in uren. Bij de voorziening Huishoudelijke hulp wordt een eigen bijdrage geheven. Voorbeelden van voorzieningen die als algemeen gebruikelijk worden beschouwd: Maaltijdservice (tafeltje dekje) Boodschappen service van een supermarkt Veelvoorkomende individuele voorzieningen en bijbehorende beleidsregels met betrekking op resultaat 3; goederen voor primaire levensbehoeften Huishoudelijke hulp Zie huishoudelijke hulp zoals omschreven bij resultaat 1, p 7. Vervoersvoorziening Zie veelvoorkomende voorzieningen bij resultaat 6: verplaatsen in en om de woning, p 17. en resultaat 7: lokaal vervoer per vervoermiddel, p 18.
17
Resultaat 4: beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding De dagelijkse kleding moet met enige regelmaat schoongemaakt worden. Dit betekent het wassen, drogen en in bepaalde situaties strijken van kleding. We spreken hier uitsluitend over normale kleding voor alledag. Bij het wassen en drogen van kleding is het normaal gebruik te maken van de beschikbare moderne hulpmiddelen, zoals een wasmachine. Afwegingskader: Wanneer een analyse wordt gemaakt van de te bereiken resultaten wordt het in hoofdstuk 2 beschreven afwegingskader altijd toegepast. Voorbeelden van voorzieningen die als algemeen gebruikelijk worden beschouwd: Wasserette
Veelvoorkomende individuele voorzieningen en bijbehorende beleidsregels met betrekking op resultaat 4; beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding Huishoudelijke hulp Zie huishoudelijke hulp zoals omschreven bij resultaat 1, p 7.
18
Resultaat 5: het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren De zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren is in eerste instantie een taak van de ouders. Zo moeten werkende ouders er zorg voor dragen dat er op tijden dat zij beide werken opvang voor de kinderen is. Dat kan op de manier waarop zij dat willen (oppasoma, kinderopvang). Maar het is een eigen verantwoordelijkheid. Dat is niet anders in de situatie dat beide ouders mede door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen op te vangen. In die situatie zal men een permanente oplossing moeten zoeken. De Wmo heeft vooral een taak om tijdelijk in te springen zodat de ruimte ontstaat om een permanente oplossing te zoeken. Dat wil zeggen: de acute problemen worden opgelost zodat er gezocht kan worden naar een permanente oplossing. Afwegingskader: Wanneer een analyse wordt gemaakt van de te bereiken resultaten wordt het in hoofdstuk 2 beschreven afwegingskader altijd toegepast. Voorbeelden van voorzieningen die als algemeen gebruikelijk worden beschouwd: Crèche Kinderopvang Gastouder Individuele voorzieningen Wanneer er binnen de voorliggende en de mogelijkheden van de belanghebbende zelf geen oplossing te vinden is, komt de individuele voorziening in beeld. Het zal veelal gaan om een tijdelijke situatie waarin een overlapperiode zit, voordat er een structurele oplossing is gevonden. Bij tijdelijke opvang gaat het om die tijden dat de partner of ouders vanwege werkzaamheden niet thuis is. Dat kan dus gaan om maximaal 40 uur, bij een 40-urige werkweek, plus de noodzakelijke reistijden. Bij de toekenning stelt de gemeente bij beschikking vast om welke tijdelijke periode het gaat en op welke wijze gezocht dient te worden naar een definitieve oplossing. Veelvoorkomende individuele voorzieningen en bijbehorende beleidsregels met betrekking op resultaat 5; het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren. Huishoudelijke hulp Zie huishoudelijke hulp zoals omschreven bij resultaat 1, p 7.
19
Resultaat 6: verplaatsen in en om de woning Bij het zesde resultaat gaat het om de mogelijkheden om zich te kunnen verplaatsen in en om de woning. In veel gevallen gaat het dan om een rolstoel die bedoeld is voor dagelijks zittend gebruik. Afwegingskader: Wanneer een analyse wordt gemaakt van de te bereiken resultaten wordt het in hoofdstuk 2 beschreven afwegingskader altijd toegepast. Individuele voorzieningen Het verplaatsen in en om de woning is veelal een individuele aangelegenheid. Zelfs wanneer er hulp voor handen is kan een individuele voorziening nodig zijn. Individuele voorzieningen rondom dit resultaat gaan veelal om een rolstoel in natura, een pgb voor een rolstoel of een woningaanpassing. Voor de rolstoel geldt dat het gaat om een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik. Door middel van een medisch of ergotherapeutisch onderzoek wordt een pakket van eisen vastgesteld. Afhankelijk van deze eisen kan worden gekozen voor een handbewogen rolstoel of een elektrische rolstoel Voorbeelden van voorzieningen die als algemeen gebruikelijk worden beschouwd: Rollator Veelvoorkomende individuele voorzieningen en bijbehorende beleidsregels met betrekking op resultaat 6; verplaatsen in en om de woning Een rolstoel De gemeente kan een rolstoel aanbieden om het resultaat verplaatsen in en om de woning te bereiken. Het programma van eisen bepaalt de voorwaarden voor het type rolstoel. In het programma van eisen worden de volgende onderdelen meegenomen: De volgende factoren moeten in het advies vermeld worden: het gebruik; het gebruiksgebied; de aandrijving; de zithouding; de meeneembaarheid; antropometrische gegevens. Op basis van bovenstaande factoren stelt de adviseur een programma van eisen op waaraan de rolstoel moet voldoen. Woningaanpassingen Zie pagina woningaanpassing zoals omschreven bij resultaat 2 P.11
20
Resultaat 7: lokaal verplaatsen per vervoermiddel Het lokaal verplaatsen per vervoermiddel is de mogelijkheid om in de eigen woon- en leefomgeving te gaan en staan waar men wil. Er wordt gesproken over lokaal verplaatsen bij verplaatsingen in een straal van 15 tot 20 kilometer rond de woning. Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het bovenregionale vervoer, dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS verricht. Een collectief vervoersysteem kan de prioriteit hebben, zodat de keuze voor een persoonsgebonden budget beperkt kan worden, mits men rekening houdt met de persoonskenmerken en behoeften van de belanghebbende. Er wordt geen onbeperkte kostenloze vervoermogelijkheid aangeboden. Net als voor personen zonder beperkingen geldt, dient men voor het vervoer een bijdrage te betalen al dan niet in de vorm van een tarief. Als er na het optreden van beperkingen geen sprake is van een andere situatie op vervoersgebied dan daarvoor (men heeft al 40 jaar een auto en is gewend daar alles mee te doen) zal er geen noodzaak zijn te compenseren omdat er geen probleem is of omdat men het zelf kan oplossen. Dat kan anders zijn indien door het optreden van de beperkingen ook het inkomen daalt. Afwegingskader: Wanneer een analyse wordt gemaakt van de te bereiken resultaten wordt het in hoofdstuk 2 beschreven afwegingskader altijd toegepast. Voorbeelden van voorzieningen die als algemeen gebruikelijk worden beschouwd: Fietsen Eclectische fietsen Openbaar vervoer Snorfiets/Brommer Individuele voorzieningen Wanneer het gaat om het bereiken van resultaat 7, het lokaal en regionaal verplaatsen per vervoermiddel hebben we het in veel gevallen over de Regiotaxi of de scootmobiel. Allereerst wordt gekeken hoe de individuele vervoersbehoefte eruit ziet. Afhankelijk van de maximale loopafstand komt de belanghebbende in aanmerking voor een specifieke voorziening of voorzieningen. Veelvoorkomende individuele voorzieningen en bijbehorende beleidsregels met betrekking op resultaat 7; lokaal/regionaal vervoer per vervoermiddel Primaat Collectief vervoer De Tweede Kamer heeft op 29 maart 2006 tijdens een Algemeen Overleg over het bovenregionaal vervoer Valys uitgesproken dat bij aanwezigheid van collectief vervoer geen persoonsgebonden budget hoeft te worden verstrekt aangezien het niet de bedoeling is het collectief vervoer in gevaar te brengen. Het college gaat na welke oplossingsmogelijkheden er zijn en welke daarvan de goedkoopst compenserende voorziening is. Wanneer het collectief vervoer de goedkoopst compenserende voorziening is, heeft deze het primaat. De aanvrager komt voor het collectief vervoer in aanmerking, wanneer deze niet alleen of geen gebruik kan maken van het regulier openbaar vervoer, de bus/trein. De Regiotaxi De Regiotaxi is een collectief vervoerssysteem. Het is een open, vraagafhankelijk, regionaal taxisysteem, die klanten van deur tot deur vervoert. ‘Open’ betekent dat het taxisysteem toegankelijk is voor iedereen. Vraagafhankelijk wil zeggen dat de Regiotaxi alleen op afroep rijdt. Regionaal betekent dat het vervoergebied van de Wmo pashouder niet beperkt is tot de woonplaats zelf. Als gevolg van de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is bepaald welke omvang in kilometers geboden moet worden. “De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van 1500 kilometer met een bandbreedte tot 2000 kilometer mogelijk maken.” Op basis van deze uitspraak moet iedereen tenminste 1500 kilometer, met een uitloop (bandbreedte) van 500 km, af kunnen leggen met de combinatie van voorzieningen die zijn verstrekt.
21
Inwoners van de gemeente Winsum bevinden zich in een landelijke regio. Dit betekent dat de afstanden tussen voorzieningen groter zullen zijn dan in de stad. In de gemeente Winsum mag de pashouder mag jaarlijks 2500 km rijden met zijn Wmo-pas reizen. Voor het gebruik van de Regiotaxi is de cliënt per rit een bijdrage verschuldigd. De Regiotaxi is zo ingericht dat deze volledig toegankelijk is voor personen met een beperking, ook wanneer zij een (elektrische) rolstoel gebruiken of hun scootmobiel of rollator mee willen nemen. De chauffeur van de Regiotaxi helpt de klant bij het in en uitstappen. Regiotaxi: bijdrage De gebruikers van de Regiotaxi betalen een bijdrage die vergelijkbaar is met de tarieven in het openbaar vervoer. Deze bijdrage valt niet onder de noemer “eigen bijdrage” omdat deze niet inkomensafhankelijk is. De bijdrage aan het vervoer met de Regiotaxi kan worden beschouwd als het eigen aandeel. Het deel van de kosten die personen zonder een beperking ook zouden betalen wanneer ze met het openbaar vervoer reizen. De scootmobiel De scootmobiel is met name geschikt voor vervoer over de korte afstand. In principe verstrekt het college een scootmobiel met een snelheid van 10 km per uur met een actieradius van 25 km. Criteria voor toekenning van een scootmobiel: de aanvrager kan (met loophulpmiddelen, bijvoorbeeld een rollator) minder dan 100 meter lopen; de aanvrager kan niet lang staan; hulpmiddelen (rollator, stok, elleboogkruk, handbewogen rolstoel, handbike) stellen gezien de zeer beperkte loopafstand de aanvrager onvoldoende in staat deel te nemen aan het leven van alledag; De aanvrager kan geen gebruik (meer) maken van normale algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen als een fiets, fiets met hulpmotor, brommer of snorscooter; de voorzieningen liggen binnen een straal van 100 – 1500 meter; de Regiotaxi is onvoldoende adequaat; er is een substantiële vervoersbehoefte in de directe omgeving van de woning: gebruik van scootmobiel voor maatschappelijk verkeer zoals boodschappen doen, bezoek aan familie/kennissen, bezoek aan vereniging en dergelijke
Voorwaarden voor de verstrekking van een scootmobiel is dat de aanvrager in staat is tot het veilig en zelfstandig rijden met een scootmobiel en dat er een afgesloten berging is voor de scootmobiel. Een hoes of klein afdakje is geen adequate stalling voor een scootmobiel. Bij levering van de scootmobiel dienen de eventuele noodzakelijke aanpassingen van deze stalling al te zijn gerealiseerd. Bij stalling van scootmobielen in een gemeenschappelijke ruimte van een wooncomplex moet de belanghebbende toestemming hebben van de woningeigenaar en de medebewoners geen bezwaren hebben. Eerder kan de gemeente niet compenseren.
22
Resultaat 8: hebben van contacten en deelname aan maatschappelijke, Het laatste op grond van artikel 4 lid 1 Wmo genoemde resultaat is een heel algemene. Het gaat daarbij om de mogelijkheid deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke, sportieve en religieuze activiteiten, dat wil zeggen deel te kunnen nemen aan het leven van alledag. Een belangrijke voorwaarde hiervoor zit in een ander te bereiken resultaat: het zich lokaal/regionaal verplaatsen per vervoermiddel. Afwegingskader: Wanneer een analyse wordt gemaakt van de te bereiken resultaten wordt het in hoofdstuk 2 beschreven afwegingskader altijd toegepast. Individuele voorzieningen De meeste individuele voorzieningen rondom het bereiken van het resultaat “hebben van contacten en deelname aan maatschappelijke worden bereikt door te voorzien in de vervoersbehoefte of een van de andere resultaten.
23
Hoofdstuk 4. Vormen van verstrekking, de eigen bijdrage en eigen aandeel. Een voorziening kan op verschillende manieren worden aangeboden. In het volgende hoofdstuk gaan we in op de verstrekking in natura, het PGB, de financiële tegemoetkoming, de eigen bijdrage en het eigen aandeel. 4.1 Vormen van verstrekking In de Wmo staat opgenomen dat belanghebbende een keuze moeten hebben in de vorm waarin een voorziening wordt aangeboden. Dit betekent dat er naast een voorziening in natura ook altijd een Persoon Gebonden Budget kan worden gekozen. Deze bepaling is opgenomen in Artikel 6, lid in van 3 de Wmo . Door deze bepaling zijn er in de Wmo drie vormen van verstrekking mogelijk om het resultaat te bereiken. De voorziening in natura, het persoongebonden budget en de financiële tegemoetkoming. 4.2 De voorziening in natura. Een voorziening kan verstrekt worden in natura. Dit houdt in dat de voorziening of dienst vanuit een door de gemeente Winsum geselecteerde aanbieder wordt verstrekt. De voorziening kan worden verstrekt in eigendom of in bruikleen. Wanneer een voorziening wordt vertrekt in eigendom is de belanghebbende verantwoordelijk voor de voorziening, inclusief onderhoud en reparatiekosten. Daarnaast hanteren wij een afschrijvingstermijn. Binnen deze periode komt de belanghebbende niet opnieuw in aanmerking voor eenzelfde soort voorziening. Een voorziening in bruikleen blijft eigendom van de gemeente. Bij onderhoud of reparatie is de gemeente verantwoordelijk. Het gebruik van de voorziening wordt door de gemeente gegarandeerd. In de beschikking worden de voorwaarden opgenomen, waaronder verstrekking plaatsvindt. Bij een voorziening in natura mag een eigen bijdrage worden gevraagd. 4.3 Een persoonsgebonden budget (PGB). Een persoonsgebonden budget is een geldbedrag, bedoeld om zelf hulp bij het huishouden te betalen of een voorziening mee aan te schaffen. Dit geeft de belanghebbende de kans om zelf een passende oplossing te verzorgen. Voorwaarde bij het toekennen van een PGB is dat de persoon aan wie het PGB wordt toegekend, in staat is om de financiële verantwoordelijkheid te dragen. Bij algemene voorzieningen wordt geen PGB verstrekt. Wanneer een algemene voorziening de ervaren beperking niet voldoende compenseert kan de belanghebbende een aanvraag doen voor een individuele voorziening. De gemeente Winsum bepaalt de omvang van het PGB. Daarbij geldt het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning als kader. Er zijn twee soorten persoongebonden budget mogelijk. Wanneer een PGB is gericht op diensten, gaat het om betaling van een uurtarief voor de geleverde dienst. Wanneer het gaat om een voorziening gaat het om een bedrag dat gekoppeld is aan de kosten voor de voorziening. Hierbij geldt als uitgangspunt dat het pgb niet hoger is dan de kosten voor een verstrekking in natura. In de beschikking wordt aangegeven wat de omvang van het PGB is en waarvoor het PGB bedoeld is. Dit wordt gedaan in een programma van eisen. 4.4 De eigen bijdrage In de gemeente Winsum wordt alleen een eigen bijdrage gevraagd voor Huishoudelijke Hulp.Huishoudelijke hulp kan zowel in natura worden verstrekt als in de vorm van een PGB. In beide gevallen is een eigen bijdrage verschuldigd. Dit wordt in de beschikking vermeld. Zodra de beschikking is verzonden wordt de voorziening of het PGB beschikbaar gesteld.
3
Wmo Artikel 6, lid 1: “Het college van burgemeester en wethouders biedt personen die aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze tussen het ontvangen van een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.”
24
Het Centaal Administratie Kantoor De eigen bijdrage is inkomensafhankelijk en wordt niet door de gemeente zelf berekend. Het Centraal Administratie Kantoor is verantwoordelijk voor het innen en berekenen van de eigen bijdrage. Het CAK berekent de eigen bijdrage per periode van 4 weken. De hoogte van de eigen bijdrage per vier weken wordt de maximale periodieke bijdrage genoemd. De belastingdienst verstrekt de benodigde financiële gegevens aan het CAK. Ze maken hierbij gebruik van het verzamelinkomen uit een peiljaar. Het peiljaar heeft betrekking op het laatste jaar waarover alle gegevens bekend zijn bij de belastingdienst. . Een jaar bestaat uit dertien perioden van 4 weken. Deze Maximale periode bijdrage staat op de officiële beschikking die de belanghebbende van het CAK krijgt. Het CAK stuurt hiervoor elk jaar een nieuwe beschikking. De belanghebbende betaalt per periode van 4 weken nooit meer dan dit bedrag. De maximale periodieke eigen bijdrage heeft betrekking op alle vanuit de Wmo verstrekte voorzieningen. 4.5 De financiële tegemoetkoming Hieronder worden de financiële tegemoetkoming en de forfaitaire financiële tegemoetkoming uitgelegd. De financiële tegemoetkoming lijkt op het PGB. Uit deze uitleg blijkt ook het verschil tussen een financiële tegemoetkoming en het Persoon Gebonden Budget. Een financiële tegemoetkoming is een bedrag bedoeld om een individuele voorziening mee te realiseren. Het begrip financiële tegemoetkoming wordt in de wet gebruikt in artikel 7 lid 2 waar gesproken wordt over een financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte. Een financiële tegemoetkoming kan afhankelijk worden gesteld van het inkomen van de aanvrager. De aanvrager betaalt dan mee en dat wordt een eigen aandeel genoemd. Samen met dit eigen aandeel zal een financiële tegemoetkoming kostendekkend zijn, tenzij er nog een algemeen gebruikelijk deel in het bedrag zit. Dat kan in mindering worden gebracht, ook naast een eigen aandeel. Een forfaitaire financiële tegemoetkoming is een bedrag dat los van de werkelijke kosten en meestal los van het inkomen wordt vastgesteld. Het is dus geen kostendekkend bedrag en zal meestal niet op het inkomen van de aanvrager worden afgestemd. Te denken valt aan een verhuiskostenvergoeding. Ook hier kan eventueel wel rekening worden gehouden met een algemeen gebruikelijk deel, zoals bijvoorbeeld het tarief van het collectief vervoer. Een financiële tegemoetkoming kan ook aan derden, bijvoorbeeld de eigenaar van een woning, worden verstrekt. Bij een bouwkundige woonvoorzieningen is de gemeente verplicht om een financiële tegemoetkoming uit te betalen aan de eigenaar van de woning. Een dergelijke financiële tegemoetkoming kan alleen al om die reden in sommige situaties geen persoonsgebonden budget zijn. Dat gaat immers rechtstreeks naar de aanvrager. 4.6 Het eigen aandeel Bij een financiële tegemoetkoming is geen sprake van een eigen bijdrage maar van een eigen aandeel. Of een eigen aandeel of een eigen bijdrage verschuldigd is, is afhankelijk van het type voorziening.
25
Hoofdstuk 5. Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies, besluitvorming, intrekking en terugvordering In dit hoofdstuk wordt ingegaan op een aantal procedurele bepalingen. 5.1 Deskundig advies Bij toekenning van een individuele voorziening wordt gebruik gemaakt het afwegingskader. In dit afwegingskader komt ook de vraag naar voren of er sprake is van medische noodzaak. Om dit vast te stellen wordt gebruik gemaakt van een deskundige, zoals een medisch adviseur.Dat er een beroep gedaan kan worden op een deskundige wordt vermeld in artikel (23, lid 1 ) van de verordening Wmo gemeente Winsum. In artikel 23 lid twee wordt bepaald in welke situaties deskundig advies van toepassing is. Op grond van artikel 25 moet belanghebbende die gegevens die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de aanvraag aan het college verschaffen. Op grond van artikel 26 van de verordening Wmo Winsum wordt bepaald wanneer het college een voorziening geheel of gedeeltelijk mag intrekken. 5.2 Afschrijvingsduur Geen voorziening wordt toegekend indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft eerder krachtens de Wmo verordening dan wel de daaraan voorafgaande Wet voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken. De voorziening kan wel worden toegekend indien de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvragen zijn toe te rekenen. Indien er een ander aansprakelijk is voor de schade of het verloren gaan van de voorziening moet de mogelijkheid worden onderzocht om deze derde aansprakelijk te stellen. 5.3 Bezwaar Iedere aanvrager heeft het recht om in bezwaar te gaan als hij het niet met een beschikking eens is. De gemeente Winsum streeft ernaar, voordat een negatief of afwijkend besluit valt, betrokkene in de gelegenheid te stellen hierop te reageren, zodat de kans groot is dat door de gemeente gemaakte eventuele fouten hersteld kunnen worden. Bij een negatieve of afwijkende beschikking geeft het college, bijvoorbeeld door de beschikking langs te brengen en uitleg te geven een extra contactmoment. Bij het in bezwaar gaan bestaat de mogelijkheid samen nog eens naar het probleem te kijken. 5.4 Wet Dwangsom Wanneer de gemeente Winsum niet tijdig een beslissing neemt over de aanvraag voor een voorziening, dan kan de belanghebbende de gemeente daarop aanspreken op basis van de Wet dwangsom.
26