Beleidsplan 2004-2008 SoW Diaconie Enschede Inhoudsopgave
Inleiding
1. Samen op Weg Diaconie Enschede o 1.1. Missie o 1.2. Samenstelling o 1.3. Werkzaamheden en verantwoordelijkheden 2. Beschrijving omgeving o 2.1. Kerkelijke gemeente Enschede 2.1.1. Algemeen 2.1.2. Samen op Weg Gemeente Enschede 2.1.2.1. Stedelijk 2.1.2.2. Wijken o 2.2. Burgerlijke gemeente Enschede 2.2.1. Stedelijk 2.2.2. Stadsdelen o Figuur 1. Kaart van de kerkelijke en burgerlijke gemeente Enschede 3. Visie op het diaconaat en het diaconale beleid in de praktijk o 3.1. Diaconaat: voor wie 3.1.1. Helpen waar geen helper is 3.1.2. Barmhartigheid en gerechtigheid 3.1.3. Prioriteiten en keuzes 3.1.3.1. Keuzes wereldwijd 3.1.3.2. Keuzes landelijk/regionaal 3.1.3.3. Keuzes stedelijk 3.1.3.4. Keuzes op wijkniveau o 3.2. Diaconaat: hoe - de voorwaarden o 3.3. Diaconaat: wat - de methoden 3.3.1. Immaterieel 3.3.2. Financieel 3.3.2.1. Schenkingen en leningen 3.3.2.1.1. Aan individuen 3.3.2.1.2. Aan organisaties en instellingen 3.3.2.2. Diaconaal kopen en beleggen 3.3.2.3. Opbrengsten uit verkoop 3.3.3. In natura o 3.4. Diaconaat: waarmee - de middelen 3.4.1. Mensen 3.4.1.1. Bestuurders 3.4.1.2. Uitvoerders 3.4.2. Financiële middelen 3.4.2.1. Levend geld - collecten en giften 3.4.2.2. Diaconaal vermogen - bedrijfskapitaal en rendement 3.4.2.3. Keuzes met betrekking tot financiële middelen 3.4.3. Communicatie en kennisoverdracht 3.4.4. Inspiratie 4. Aandachtspunten o 4.1. Keuzes en kerntaken o 4.2. Middelen en randvoorwaarden 4.2.1. Menskracht 4.2.2. Deskundigheid
4.2.3. Financiële middelen 4.2.3.1. Levend geld 4.2.3.2. Diaconaal vermogen 4.2.4. De plaats van het diaconaat in de kerk 4.2.5. Communicatie 4.2.6. Aandacht en waardering 5. Beleidsvoornemens o 5.1. Kerntaken en randvoorwaarden o 5.2. Uitwerking 5.2.1. Verbetering organisatiestructuur 5.2.1.1. Moderamen 5.2.1.2. Werkgroepen 5.2.1.3. College van diakenen 5.2.2. Verbetering communicatie 5.2.3. Verhoging inkomsten 5.2.4. Bevordering deskundigheid 5.2.5. Plaatsbepaling diaconaat 5.2.6. Aandacht voor waardering en coaching o 5.3. Nadere beschrijving werkgroepen 5.3.1. Werkgroep vluchtelingen 5.3.2. Werkgroep armoede 5.3.3. Werkgroep noodhulp 5.3.4. Werkgroep PR 5.3.5. Werkgroep financiën Bijlagen o I. Achtergronden en cijfermateriaaal bij het financieel beleid o II. Taken en werkzaamheden van de wijkdiaconieën
Inleiding In het najaar van 1999 werd het toenmalige hervormde College van Diakenen uitgenodigd om zijn financiële beleid in de gezamenlijke vergadering van de Centrale Kerkenraad en de Kerkenraad Algemene Zaken te komen verantwoorden en toelichten. Aan het College van Diakenen werd vervolgens gevraagd, het verhaal dat daar werd gehouden uit te werken tot één beleidsplan voor zowel de hervormde als de gereformeerde diaconie. Kort daarna gingen de hervormde en gereformeerde stedelijke diaconieën officieel een samenwerkingsverband aan tot Samen op Weg Diaconie Enschede. Het tot dan toe gevoerde beleid van de afzonderlijke colleges met hun verschillende achtergronden was echter dermate verschillend, dat dit niet zomaar zonder meer kon worden samengevoegd tot één plan. Tijdens een cursus Diaconie in Praktijk (Stichting Theologisch Vormingswerk Amsterdam) in het voorjaar van 2000 werd het maken van een nieuw beleidsplan ingebracht als project. Na uitgebreid oriënterend onderzoek onder de leden van het college bleek dat binnen de Samen op Weg Diaconie in feite nauwelijks een eensluidende visie op het diaconaat bestond. Daarom werd gekozen voor een "empirische" aanpak. Dat wil zeggen dat, behalve door de inhoudelijke discussies over de resultaten van het onderzoek -die medio 2001 werden afgerond, zowel de gezamenlijke visie op diaconaat als het gezamenlijke diaconale beleid vooral gestalte zouden moeten krijgen door het overleggen en samenwerken in de praktijk. Een belangrijke overweging daarbij was dat het beleid zo nergens van bovenaf zou worden gedicteerd, maar geleidelijk van onderaf zou worden gevormd. Wel was daarmee aanzienlijk meer tijd gemoeid dan oorspronkelijk was gepland. In het voorjaar van 2002 werd tijdens een studiedag onder leiding van de provinciaal diaconaal consulent
een aanzet gegeven om de zich inmiddels steeds duidelijker aftekenende visie van de Samen op Weg Diaconie nader te formuleren. In het seizoen 2002/2003 werd hetgeen daarbij werd verwoord vervolgens vertaald naar de discussie over het te voeren beleid, inclusief het financiële beleid (verslag in bijlage I). In het najaar van 2003 heeft dit proces zijn beslag gekregen in dit geschreven beleidsplan, en na bespreking in de wijkdiaconieën kan het nu, medio 2004, uiteindelijk worden gepresenteerd aan de gemeente. Vanwege de tijd waarmee het totstandkomen van dit beleidsplan gemoeid was, zijn sommige recente ontwikkelingen -zoals het ontstaan van de PKN- hierin misschien niet volledig meegenomen. Maar de uitgezette lijnen zijn helder, en nu dit plan er eenmaal ligt, zal voor de volgende beleidsperiode vrij gemakkelijk weer een aan de dan geldende omstandigheden aangepast beleid kunnen worden geformuleerd. Overigens is het niet gebruikelijk dat een diaconie als enige in de gemeente een volledig beleidsplan schrijft; wij hopen en verwachten dan ook dat dit stuk door de Samen op Weg gemeente meegenomen wordt bij het ontwikkelen van een eigen visie op het gemeente-zijn, waarvan het diaconaat hopelijk een zeer belangrijk onderdeel zal vormen. (naar boven)
1. Samen op Weg Diaconie Enschede 1.1. Missie "Als de kerk niet dient, dient zij tot niets" Het woord diaconie is afgeleid van het Griekse woord "diakonia" dat "dienst" betekent. Diaconie, en diaconaat, betekent dus letterlijk dienstbaarheid aan de medemens, en vormt daarmee het wezen van de christelijke levensbeschouwing. De christen volgt immers de levenshouding van Jezus, die de zorg om en het opkomen voor de mensen om hem heen centraal stelde. De kerk, de gemeente van Jezus, is er niet voor zichzelf, ze moet allereerst dienstbaar zijn. Ze heeft als belangrijkste taak om iets van de bedoelingen van God zichtbaar te maken in en aan de wereld. Aan deze diaconale opdracht kan de kerkelijke gemeente concreet gestalte geven door te delen wat haar aan gaven is geschonken, door te helpen waar geen helper is, en door -in Gods naam- te pleiten voor rechtvaardigheid daar waar onrecht plaatsvindt. En dat is dan niet beperkt tot de eigen gemeente, plaats of land, maar kan zo nodig een wereldwijde opdracht zijn. De Samen op Weg Diaconie Enschede ziet het daarbij als haar missie:
de kerkelijke gemeente bewust te maken van deze eerste, diaconale opdracht de kerkelijke gemeente ertoe te bewegen haar gaven te delen de noden en het onrecht in onze samenleving aan de orde te stellen te helpen waar geen helper is te werken aan een meer rechtvaardige samenleving
waarbij de diaconie niet alleen namens, maar vooral ook samen met die kerkelijke gemeente aan deze missie gehoor wil geven. (naar boven) 1.2. Samenstelling De Samen op Weg Diaconie Enschede, hierna simpelweg "de diaconie" genoemd, maakt deel uit van de Samen op Weg Gemeente Enschede (voor een beschrijving zie 2.1.2). De diaconie bestaat uit één afgevaardigde van elk van de diaconieën van de respectievelijke wijkgemeenten, aangevuld met een moderamen (dagelijks bestuur) bestaand uit een voorzitter, scriba (secretaris), penningmeester en vice-
voorzitter. Het hele college wordt gevormd door diakenen. Er zijn geen beroepskrachten in dienst, en evenmin is sprake van enige andere professionele ondersteuning. (De diaconie draagt financieel bij aan de predikantsplaats bij het Citypastoraat, maar deze is niet werkzaam voor en ook niet direct namens de diaconie). De diaconie is dus puur en alleen een vrijwilligersorganisatie. (naar boven) 1.3. Werkzaamheden en verantwoordelijkheden De diaconie beheert het in het verleden opgebouwde diaconale vermogen, besteedt de opbrengsten van de diaconie-collectes die iedere zondag in de kerkdiensten van de afzonderlijke wijken worden gehouden, en voert de daaruit voortvloeiende diaconale en administratieve taken uit. De leden van de diaconie zijn daarbij zowel bestuurder als uitvoerder. De gewone leden van de stedelijke diaconie hebben allen bovendien een volledige uitvoerende taak en meestal ook nog een bestuurlijke taak in hun eigen wijkdiaconie (in de meeste wijken maakt de voltallige diaconie deel uit van de kerkenraad). Tijdens de maandelijkse vergaderingen van het stedelijke college, die worden voorbereid door het moderamen, wordt meestal -naar aanleiding van concrete hulpvragen, zich voordoende probleemsituaties en/of de vaste jaarplanning- in de eerste plaats gesproken over de besteding van diaconale gelden en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden. Daarnaast komen die diaconale activiteiten in en door de wijken aan bod, waarbij de stedelijke diaconie een coördinerende rol vervult of zou kunnen vervullen. Ook worden de collegeleden er ge?nformeerd over de diverse aspecten van het diaconaat, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van vakbladen, en door het uitnodigen van ter zake kundige sprekers. Buiten de vergaderingen om bestaat het grootste deel van de werkzaamheden van de diaconie uit het voorbereiden en daadwerkelijk uitvoeren van diaconale ondersteuningen aan individuele personen. Het gaat daarbij om het afleggen van huisbezoeken, en om contacten met en begeleiding naar andere instanties. Dit gebeurt zowel door het moderamen als door overige collegeleden. Daarnaast worden door het moderamen diverse externe contacten onderhouden die relevant kunnen zijn voor het diaconale werk, zowel voor de signalering van onrecht en noden als voor het bijdragen aan een oplossing daarvan. Contacten zijn er bijvoorbeeld met het Oecumenisch Citypastoraat, de Stichting Vluchtelingenwerk, de Stadsbank Oost-Nederland, het Platform Levensbeschouwelijke Organisaties en Uitkeringsgerechtigden Enschede (PLOU-E), de Stichting Fonds Bijzondere Noden, het Regionaal en Landelijk Dienstencentrum, en het Grootstedelijk Diaconaal Beraad. Enkele malen per jaar worden zowel de leden van het stedelijke college als ook de overige diakenen in de gelegenheid gesteld een cursus, studiedag of informatie-avond over een of meer aspecten van het diaconaat bij te wonen. Dat deel van het diaconaat dat betrekking heeft op het buitenland is grotendeels gedelegeerd naar de volledig zelfstandig werkende commissie voor Zending, Werelddiaconaat en Ontwikkelingssamenwerking (ZWO), waarmee de diaconie regelmatig contact onderhoudt. Deze brengt op diverse manieren het werelddiaconaat onder de aandacht van de gemeente, met als belangrijkste doel het vergroten van de bewustwording en de betrokkenheid. De inzameling en de uiteindelijke besteding van gelden voor het werelddiaconaat vallen wel onder de verantwoordelijkheid van de diaconie. De Samen op Weg Diaconie is volgens de kerkorde van de nieuwe PKN een zelfstandig rechtspersoon met een eigen beleidsverantwoordelijkheid en -vrijheid. Ze legt jaarlijks verantwoording af aan de Algemene Kerkenraad van de Samen op Weg Gemeente via de jaarrekening en het jaarverslag. De jaarrekening wordt gecontroleerd door het regionale Kerkelijk Bureau in Borne, wordt na goedkeuring door de Algemene Kerkenraad ter toetsing voorgelegd aan de Provinciale Financiële Commissie van de Samen op Weg kerken, en wordt bovendien -in verkorte vorm- gepubliceerd in de kerkbladen Samenspraak en Bethelbode.
De wijkdiaconieën werken zelfstandig en in principe onafhankelijk van de stedelijke diaconie, waarbij ze ten opzichte van hun eigen wijkkerk en -kerkenraad ongeveer dezelfde mate van autonomie hebben als de stedelijke diaconie ten opzichte van de Algemene Kerkenraad. De taken en werkzaamheden van de wijkdiakenen worden beschreven in bijlage II. (naar boven)
2. Beschrijving omgeving Hieronder wordt een beschrijving gegeven van de kerkelijke en stedelijke omgeving, waarbinnen de diaconie haar werkterrein heeft. 2.1. Kerkelijke gemeente Enschede 2.1.1. Algemeen In de gemeentegids van Enschede staan tenminste 20 religieuze en/of levensbeschouwelijke gemeenschappen en instellingen vermeld, verdeeld over zo'n 80 gebouwen of plaatsen van samenkomst. Hoeveel mensen daarvan in totaal lid zijn, is niet bekend. Het merendeel van de christelijke kerken, waaronder ook de Samen op Weg Gemeente, is vertegenwoordigd in de plaatselijke Raad van Kerken. In Enschede woont een relatief grote christelijke Suryoye-gemeenschap, voor een deel bestaand uit vluchtelingen en asielzoekers uit Syrië en Turkije; ook deze is via de Syrisch-orthodoxe kerken in de Raad van Kerken vertegenwoordigd. De christelijke kerken zijn via de Raad van Kerken weer verder vertegenwoordigd in de Raad voor Levensbeschouwing en Religies, waarvan ook andere dan christelijke levensbeschouwelijke instellingen deel uitmaken. Van al deze kerken en instellingen zijn er voor zover bekend maar enkele die zich actief bezig houden met diaconale of vergelijkbare maatschappelijke activiteiten buiten de eigen gemeenschap. Het meest actief zijn het Leger des Heils, geloofsgemeenschap De Wonne, en Humanitas. De rooms-katholieke kerken zijn qua omvang en diaconale activiteiten nog het meest vergelijkbaar met die van de Samen op Weg Gemeente; daarmee bestaat ook het meeste contact. Hoewel Glanerbrug tot de burgerlijke gemeente Enschede behoort, is het kerkelijk gezien een zelfstandige gemeente. Hetzelfde geldt voor Boekelo, Usselo en Twekkelo. Het dorp Lonneker behoort -althans voor zover het de Samen op Weg Gemeente betreft- wel tot het Enschedese kerkelijk erf. (naar boven) 2.1.2. Samen op Weg gemeente Enschede 2.1.2.1. Stedelijk De Samen op Weg Gemeente Enschede telt zeven wijkgemeenten plus een buitengewone wijkgemeente (in de kerkorde van de nieuwe PKN heet dit laatste "hervormde wijkgemeente van bijzondere aard"; zie verder 2.1.2.2). In het centrum van de stad participeert de Samen op Weg Gemeente in het Oecumenisch Citypastoraat, een inloophuis en aandachtscentrum dat is opgezet vanuit de Raad van Kerken. In de wijk Roombeek, weer in opbouw na de vuurwerkramp, is het Pastoraat na Ramp actief, en worden voorbereidingen getroffen voor een oecumenisch Huis van Verhalen, waarin de Samen op Weg Gemeente eveneens participeert. De gewone wijkgemeenten hebben samen ca. 3770 belijdende leden, 4120 doopleden en 3600 overige leden. Van deze in totaal ca.11.500 leden, verdeeld over ca. 8500 pastorale eenheden (adressen waarop meerdere leden kunnen wonen), is 69% kerkelijk actief, terwijl door 37% via de actie Kerkbalans aan de kerk wordt bijgedragen. Deze wijken hebben samen 7 predikanten, verdeeld over 5,9 fte predikantsformatie. Daarnaast is vanuit de Samen op Weg Gemeente een extra pastor voor 0,4 fte in dienst bij het oecumenisch Citypastoraat, en
is een van de pastores uit de wijken met externe middelen voor een deel van zijn tijd ingezet bij het Pastoraat na Ramp (gegevens januari 2003, bron Kerkelijk Bureau Samen op Weg Gemeente). De buitengewone wijkgemeente heeft ca. 400 leden, waarvan 250 belijdend, en heeft zelf een fulltime predikant in dienst. De Samen op Weg Gemeente wordt bestuurd door de Algemene Kerkenraad, waarin vertegenwoordigers vanuit alle aangesloten wijken zitting nemen, in een evenredige verdeling over de ambten (predikanten, ouderlingen en diakenen). Ook het stedelijke College van Kerkrentmeesters en de stedelijke Samen op Weg Diaconie zijn in principe vertegenwoordigd in de Algemene Kerkenraad en in het moderamen (dagelijks bestuur) daarvan. Tijdens de visitatie van mei 2002 werd de Samen op Weg Gemeente Enschede nog afgeschilderd als een verzameling van afzonderlijke wijkgemeenten met ieder een sterke eigen nestgeur. In Enschede vinden, aldus het rapport, geen grootschalige zaken plaats, maar in de wijken gebeurt veel, want daar klopt het hart van de kerk. Het draagvlak om te komen tot één grootstedelijke gemeente lijkt echter toe te nemen. De afgelopen jaren werd onder meer nagedacht over nauwere samenwerking en wijkoverschrijdende taken en specialismen van de afzonderlijke predikanten, om zo de onderlinge samenhang van de wijken te vergroten, en momenteel wordt volop gesproken over de beleidsnotitie Toekomstig Beleid Samen op Weg kerken Enschede. De Samen op Weg Diaconie maakt deel uit van deze gemeente, en is daarvan dan ook een rechtstreekse afspiegeling. (naar boven) 2.1.2.2. De wijken De Samen op Weg Gemeente Enschede telt zoals vermeld zeven wijkgemeenten, met inbegrip van Lonneker, plus een buitengewone wijkgemeente, deze laatste (Bethelkerk) heeft geen geografische wijkgrenzen, maar heeft leden uit alle delen van de stad, en ook daarbuiten in de omringende gemeenten. Van deze wijkgemeenten zijn er vier Samen op Weg (Opstandingskerk, Verrijzeniskerk, Samen op Weg Gemeente West, Detakerk/Oosterkerk). Eén wijk is oecumenisch (Oecumenische Geloofsgemeenschap Helmerhoek, OGH), en drie wijken zijn hervormd (Bethelkerk, Kapel Lonneker, Vredeskerk). De Vredeskerk zal op termijn ook deel gaan uitmaken van de Samen op Weg wijk Detakerk/Oosterkerk, en werkt daar momenteel al nauw mee samen, maar is nu nog een aparte wijk. De situering van de wijken van de Samen op Weg Gemeente Enschede binnen de stad en de stadsdelen is weergegeven in figuur 1. Vroeger was de wijk waarin men woonde bepalend voor de wijkkerk waarbij men werd ingeschreven, tegenwoordig is het mogelijk om naar een andere kerk van eigen keuze te worden overgeschreven ("perforatie"). Het merendeel van de kerkgangers maakt daar echter geen gebruik van, zodat de kenmerken van de geografische wijk of het stadsdeel waarin een kerk is gesitueerd ook min of meer een beeld zullen geven van de kenmerken van de kerkelijke achterban (aangenomen tenminste, dat de populatie kerkgangers een doorsnee is van de totale bevolking). Dit geldt uiteraard niet voor de Bethelkerk. (naar boven) 2.2. Burgerlijke gemeente Enschede 2.2.1. Stedelijk (bronnen: Enschede in cijfers, gemeente Enschede 2001; Statistisch jaarboek 2003; Gemeentegids 2003; Ouderenwijzer SWO 2003; internet; media) Enschede is met ruim 150.000 inwoners de grootste stad van Overijssel en de twaalfde van Nederland. De stad biedt werkgelegenheid aan ruim 60.000 mensen, en plaats aan 6.000 studenten van de Universiteit Twente en 9.000 studenten van de Hogeschool Enschede. De ondergang van de textielindustrie, nog maar een paar decennia geleden de enige bedrijfstak in de stad, werd overwonnen; nu is er sprake van een grote gevarieerde bedrijvigheid. Binnen de steden die deel uitmaken van het Grote Stedenbeleid (21 grote steden, ofwel de G-21)
mag Enschede gerekend worden tot de middelgrote gemeenten, qua omvang vooral vergelijkbaar met Nijmegen en Haarlem. Van alle mensen tussen de 15 en 65 jaar behoort in Enschede slechts 54% tot de werkzame beroepsbevolking. Dit is een toename ten opzichte van de periode 1996/98, maar Enschede is hiermee toch wel de G21-gemeente met de laagste arbeidsmarktparticipatie. De werkzame beroepsbevolking bestaat in Enschede voor 63% uit mannen en voor 37% uit vrouwen. 40% van deze werkzame beroepsbevolking bestaat uit personen met opleiding op havo/vwo of mbo-niveau; dit percentage komt overeen met het gemiddelde van de G21gemeenten. Vergeleken met de andere G21-gemeenten is de groep lager opgeleiden echter oververtegenwoordigd (34%), terwijl de groep hoger opgeleiden ondervertegenwoordigd is (26%). De gemiddelde inkomenspositie van de Enschedese huishoudens is zwakker dan die van de meeste andere G21gemeenten; het percentage huishoudens met een laag of zeer laag inkomen is beduidend groter dan landelijk. In Enschede behoort 50% tot deze groep, terwijl dit landelijk 40% is. Enkel Leeuwarden en Groningen kennen een gemiddeld besteedbaar inkomen dat lager ligt dan in Enschede. Belangrijk is verder dat in Enschede het percentage midden- en hogere inkomens ten opzichte van 1994 licht is gedaald, terwijl de andere G21gemeenten gemiddeld een toename van deze groepen kenden. Enschede kent een percentage bijstandsgerechtigden (6,1%) dat redelijk spoort met het G21-gemiddelde (5,8%). (Op dit punt verschillen de G21-gemeenten overigens zeer sterk: het percentage bijstandsgerechtigden varieert van 3,7% in Zwolle tot 9,3% in Groningen). Het percentage uitkeringsgerechtigden met een arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO, WAZ of Wajong) ligt in Enschede aanzienlijk hoger (10,2%) dan het G21-gemiddelde (8,6%). Er is sprake van een groei in het totaal aantal uitkeringsgerechtigden WAO en aanverwante regelingen. Aan de cijfers van de Stadsbank Oost Nederland (vroegere IKB) leidt de gemeente Enschede af dat de schulden-problematiek de laatste jaren langzaam maar zeker afneemt. Het aantal leningen daalde; het gemiddelde bedrag per nieuwe lening daalde eveneens. Daarbij moet echter de kanttekening worden geplaatst dat niet alle mensen met schulden worden toegelaten tot de begeleiding door Schuldhulpverlening en de Stadbank Oost Nederland. Juist de meest hopeloze gevallen komen bij de gemeente niet in beeld. Enschede is één van de steden met een naar verhouding hoog percentage allochtonen. Zowel het percentage "minderheden" (10,1%) als het percentage "overige allochtonen" (14,5%) is duidelijk hoger dan het gemiddelde van de G21-gemeenten (respectievelijk 8,6% en 12,1%). Het percentage vluchtelingen 1,0% ligt vrijwel op het niveau van het G21-gemiddelde. Uitgeprocedeerde asielzoekers en overige illegalen worden echter niet in de officiële statistieken opgenomen, en zijn daarbij dus niet meegerekend, terwijl het in Enschede naar het zich laat aanzien toch om flinke aantallen gaat. Ten aanzien van het aantal verslaafden onderscheidt Enschede zich in positieve zin. Vooral het aantal harddrugsverslaafden (27 per 10.000 inwoners, dus ruim 400 in totaal) is, vergeleken met andere grote steden, naar verhouding laag te noemen. De overlast die de stad ondervindt heeft de aandacht van de gemeente; deze wordt grotendeels veroorzaakt door drugstoerisme uit Duitsland. Elke week komen ongeveer drieduizend drugstoeristen naar Enschede, die daar hun drugs kopen en gebruiken. De in Enschede gevestigde regionale instelling Tactus houdt zich bezig met verslavingszorg. Het aantal daklozen in Enschede wordt geschat op ruim 200; het aantal varieert. De landelijke tendens is dat dit aantal steeds verder toeneemt. Enkele tientallen dak- en thuislozen vinden onderdak bij de maatschappelijke opvang van het Leger des Heils en Humanitas (sociaal pension; laagdrempelige opvang -bed, bad en brood; dagbesteding). Naast deze maatschappelijke opvang is er een opvanghuis voor vrouwen, dat recentelijk is uitgebreid met een noodbed voor crisisopvang. Deze organisaties hebben hun krachten gebundeld in het Platform Maatschappelijke Opvang Twente, dat wordt gesubsidieerd door de gemeente. Ook voor de opvang van enkele "schrijnende gevallen" van dakloze asielzoekers verstrekt de gemeente aan dit Platform enige extra subsidie. Mensen in knelsituaties kunnen ook bij De Wonne voor korte of langere tijd op verhaal komen. Voor mensen met een lichamelijke of geestelijke handicap en chronisch zieken bestaan in Enschede diverse
stichtingen en organisaties die zich bezig houden met wonen (zowel in centra -'t Bouwhuis- als begeleid wonen verspreid over de stad -via o.a. de Twentse Zorgcentra, Stichting Interakt, Avelijn woonprojecten), met dagbesteding, werk en scholing (o.a. 't Roessingh, Huizingschool/De Maatman, De Akkerstaf, De Klimop, De Huifkar, ROC, DCW, Schutte's Bosschool), en ook met belangenbehartiging, advies en begeleiding (ANGO, Arcon, SPD). Gehandicapten zelf hebben daarin een belangrijk aandeel. Zo is er een Gehandicaptenraad die de gemeente adviseert, en bestond er tot voor kort een Kontaktraad Gehandicapten die regelmatig op de barricades klom om voorzieningen af te dwingen (echter opgeheven wegens tekort aan bestuursleden). Enschede telt 3 klinieken: een algemeen ziekenhuis (Medisch Spectrum Twente), een revalidatiecentrum ('t Roessingh) en een kliniek voor geestelijke gezondheidszorg (Mediant), waarin per jaar in totaal zo'n 14.000 Enschedeërs en bijna evenveel mensen uit de omringende gemeenten worden opgenomen. Enschede heeft 3 verpleeghuizen voor voornamelijk ouderen ('t Kleyne Vaert, Bruggerbosch, De Cromhoff) met in totaal ca. 500 bewoners, en een speciaal woonzorgcentrum voor echtparen waarvan een van de partners dementerend is (Groote Bueren). Verder heeft Enschede voor ouderen tien woonzorgcentra (ruim 1300 wooneenheden) en veertien beschutte woonvormen (660 woningen en 550 aanleunwoningen) op diverse locaties in de stad, deels vallend onder een vijftal stichtingen (St. Zorgpalet, St. Dr. Ariënshuizen, St. Breederveld, St. Manna, St. Humanitas voor ouderen), deels verhuurd door woningbouwverenigingen. De ouderenbonden en de Stichting Welzijn Ouderen zijn zeer actief bij de activering en belangenbehartiging van ouderen in de stad. Er is een Seniorenraad die de gemeente adviseert, en de gemeente richt zich in haar pogingen meer gebruik te laten maken van de bestaande voorzieningen dan ook veel op ouderen. (naar boven) 2.2.2. Stadsdelen Het Grote Stedenbeleid vertaalt zich in Enschede in het stadsdeelsgewijs werken, dat o.a. als doel heeft het dichter bij de burger brengen van de overheid. Daartoe is de stad verdeeld in vijf stadsdelen, te weten Centrum, Noord, Zuid, Oost en West. Elk stadsdeel heeft zijn eigen stadsdeelwethouder, stadsdeelmanager, stadsdeelbeheerder en een eigen raadscommissie. De stadsdeelmanager heeft de algemene leiding, terwijl de stadsdeel-beheerder belast is met het fysieke onderhoud van de openbare ruimtes (groenvoorzieningen, wegenonderhoud etc.). Ook diensten als DMO (Sociale Dienst), maatschappelijk werk en de politie zijn (ook) op stadsdeelniveau georganiseerd en gehuisvest. NB. Voor de diaconie maakt deze manier van werken het wel aanzienlijk moeilijker om bij de diverse diensten contactpersonen te vinden. Op de kaart in figuur 1. is de indeling in deze verschillende stadsdelen weergegeven. Een uitgebreide beschrijving van de sociografische kenmerken (leeftijdsopbouw, inkomensverdeling, welzijn, etnische samenstelling, etc.) van de afzonderlijke stadsdelen en wijken kan worden teruggevonden in het rapport "Enschede in cijfers" van de gemeente Enschede (2001). Op basis van deze kenmerken is door I&O, het onderzoeksbureau van de gemeente, een inschatting gemaakt van het "welzijnsniveau" en het "sociale voorrangsniveau" van de verschillende wijken. In het kader van het Grote Steden Beleid heeft de gemeente Enschede extra geld gekregen voor investeringswijken; hiervoor werden op basis van de I&O onderzoeksgegevens de wijken Enschede-Noord (Deppenbroek), Laares, Pathmos en Wesselerbrink uitgekozen. Inmiddels heeft het ministerie van VROM als aandachtswijken voor herstructurering op aandringen van de gemeente de wijken Wesselerbrink en VelveLindenhof geselecteerd; daarvoor wordt overigens geen geld maar alleen kennis door het ministerie beschikbaar gesteld. Als nieuwe investeringswijken in het kader van het Grote Steden Beleid heeft de gemeente eind 2003 een voorkeur aangegeven voor Oost Boswinkel, Velve-Lindenhof en Twekkelerveld. Deze in sociaal/ maatschappelijk opzicht zwakste wijken vallen onder het aandachtsgebied van de kerkelijke wijken Opstandingskerk, Samen op Weg Gemeente West, Detakerk/ Oosterkerk, en Verrijzeniskerk (en de over de hele stad leden tellende Bethelkerk). (naar boven)
Figuur 1. Kaart van de kerkelijke en burgerlijke gemeente Enschede
1. Kapel Lonneker 2. Opstandingskerk 3. Detakerk/ Oosterkerk 4. Samen op Weg Gemeente West 5. Vredeskerk 6. Verrijzeniskerk 7. Oecumenische Geloofsgemeenschap Helmerhoek 8. Bethelkerk (buitengewone wijkgemeente, geen wijkgrenzen) De dikke lijnen geven de grenzen van de stadsdelen weer, de dunnere zwarte lijnen zijn de grenzen van de kerkelijke wijken. Iedere wijk heeft een andere kleur. De witte gebieden bij Glanerbrug en Boekelo/Usselo behoren wel tot de stad, maar niet tot de Samen op Weg Gemeente Enschede. Sommige wijken liggen in twee of drie stadsdelen. Stadsdeel West heeft maar 1 kerkelijke wijk, de andere stadsdelen hebben er meer. (naar boven)
3. Visie op het diaconaat en het diaconale beleid in de praktijk De visie van de Samen op Weg Diaconie op het diaconaat, en -daaruit voortvloeiend- op haar eigen taken binnen de hierboven geschetste kerkelijke en stedelijke omgeving, heeft zich, behalve door de discussies naar aanleiding van het onderzoek van 2000 en de studiedag van 2002, het raadplegen van vakliteratuur,
en het deelnemen aan informatieve bijeenkomsten, vooral ontwikkeld door het werken in de praktijk aan de hand van concrete zich voordoende probleemsituaties en hulpvragen. Daarom wordt die visie in dit hoofdstuk direct gekoppeld aan de uitwerking daarvan in het in de praktijk gevoerde beleid. (naar boven) 3.1. Diaconaat: voor wie 3.1.1. Helpen waar geen helper is Diaconaat is helpen waar geen helper is. Dat betekent dat in principe aan iedereen hulp geboden wordt die dat nodig heeft, niet alleen binnen, maar ook buiten de eigen kerkelijke gemeente, niet alleen aan christenen maar ook aan anders- en niet-gelovigen, zonder daarbij op enigerlei wijze onderscheid te maken. Wel wordt als dat mogelijk is eerst een beroep gedaan op andere, voorliggende voorzieningen of instanties, zoals bijvoorbeeld de burgerlijke gemeente, of de eigen (geloofs)gemeenschap waar iemand deel van uitmaakt, die -mede- hulp zouden kunnen verlenen. Aan organisaties en instellingen die zelf wel dat onderscheid of voorbehoud maken, verleent de diaconie in principe geen ondersteuning. (naar boven) 3.1.2. Barmhartigheid en gerechtigheid Bij diaconaat gaat het altijd om situaties waarbij de persoonlijke levensomstandigheden, de basisbehoeften van mensen in het geding zijn. Dit zijn, vrij vertaald naar de werken van barmhartigheid: de behoefte aan voedsel, kleding, onderdak, zorg, veiligheid en geborgenheid, en enig toekomstperspectief. (Mattheus 25 vs. 35-40: de hongerigen voeden, de dorstigen te drinken geven, de vreemdeling onderdak verschaffen, de naakten kleden, de zieken verzorgen, en de gevangenen bezoeken). Ook in situaties waarbij de begrippen "onrecht" en "gerechtigheid" een rol spelen gaat het veelal om diaconaat. In situaties waarbij deze aspecten niet in het geding zijn, is meestal geen sprake van diaconaat. In dat geval wordt door de diaconie dan ook geen hulp verleend. Wel wordt dan indien mogelijk verder doorverwezen naar instanties die wel zouden kunnen helpen. (naar boven) 3.1.3. Prioriteiten en keuzes Het is uiteraard onmogelijk om iedereen te helpen of zelfs maar te bereiken. Dus moeten prioriteiten worden gesteld en keuzes worden gemaakt. 3.1.3.1. Keuzes wereldwijd De diaconie acht het bijzonder belangrijk dat juist de kerk voldoende aandacht heeft voor de slechte levensomstandigheden van de armsten onder de armen, die vooral leven in ontwikkelingslanden; aandacht voor de ongelijke verdeling en het onrecht in de wereld, èn voor de oorzaken daarvan, vooral voor zover onze eigen westerse wereld daarop invloed heeft of zou kunnen hebben. Daarom wordt een aanzienlijke bijdrage geleverd aan projecten en acties die tot doel hebben de levensomstandigheden van mensen in arme landen te verbeteren, en ook aan projecten en acties die de bewustwording in het Westen over armoede en de oorzaken daarvan kunnen bevorderen. Bijdragen aan wereldwijd diaconaal werk worden in de eerste plaats gegeven via het daartoe ge?igende landelijke kerkelijke kanaal: Kerkinactie. Deze organisatie werkt namens de Samen op Weg kerken in Nederland en moet dus van daaruit ook voldoende worden gesteund. Daarnaast worden ook wel andere projecten, acties of instellingen ondersteund, mits deze voldoen aan de criteria, vooral wanneer een wijk, werkgroep, of soms ook een gemeentelid op persoonlijke titel, daar binding mee heeft. (naar boven)
3.1.3.2. Keuzes landelijk/regionaal Zoals geschetst in paragraaf 2.2 is Enschede één van de grotere steden van Nederland, met alle sociale grootstedelijke problematiek van dien, en bovendien één van de armste steden, met de geringste arbeidsparticipatie, de laagste inkomens en het laagste gemiddelde opleidingsniveau. De diaconie meent daarom dat haar diaconale inspanningen binnen de landsgrenzen zich zoveel mogelijk moeten richten op de eigen stad. Dit wordt verder gerechtvaardigd door het feit dat elders in het land ruimschoots voldoende vermogende en/of actieve diaconieën zijn te vinden, ook in Twente, die geen grootschalige sociale problematiek in de eigen gemeente tegenkomen, en zich daarom wat breder kunnen oriënteren (bron: diaconaal consulent RDC Overijssel). Wanneer de diaconie een verzoek om een bijdrage voor landelijk of regionaal diaconaal werk ontvangt, wordt de betreffende instelling daarom in de regel doorverwezen naar het Landelijk Dienstencentrum (LDC) of Regionaal Dienstencentrum (RDC). Vanuit de landelijke en regionale Samen op Weg kerken houden deze zich onder meer bezig met voorlichting en fondswerving ten behoeve van landelijke en regionale activiteiten, en regelen diverse subsidies voor locale projecten en instellingen. De diaconieën, ook de Samen op Weg Diaconie, dragen via vaste collecten en een verplichte jaarlijkse afdracht bij aan de werkzaamheden van het LDC en het RDC. (naar boven) 3.1.3.3. Keuzes stedelijk In een stad als Enschede zijn veel diaconale aandachtsgebieden te benoemen. Maar zoals geschetst in paragraaf 2.2.1 zijn even zovele organisaties en instanties op die diverse terreinen al bezig om ondersteuning en verlichting te bieden, zowel van overheidswege als vanuit kerkelijk of particulier initiatief. De Samen op Weg Diaconie is maar een klein radertje in dat geheel. Zich dat realiserend kiest zij er voor, zich te beperken tot wat niet of onvoldoende door anderen wordt gedaan, èn wat ze daarbij qua menskracht en middelen aankan. De diaconie wil in de eerste plaats een vangnet zijn en blijven voor mensen die bij alle al bestaande hulpen dienstverlening buiten de boot blijken te vallen, en wil haar energie en middelen daartoe in ieder geval blijven steken in de veelal kleinschalige individuele hulpverlening -"stille hulp"- zoals die al van oudsher wordt gegeven. Hoewel de werkwijze op sommigen wat ouderwets overkomt, en hoewel op die manier slechts een zeer klein deel van de doelgroep wordt bereikt, wordt de stille hulp, en de uitgebreide behandeling daarvan in de stedelijke vergadering, door alle leden van de diaconie als zeer waardevol en belangrijk beschouwd. Niet alleen leren de diakenen via alle situaties die zo de revue passeren veel over de diverse aspecten van de sociale problematiek in deze stad (binnen de eigen wijkkerk komt men hiermee vaak nauwelijks in aanraking), maar bovendien blijkt telkens opnieuw dat deze vorm van hulp inderdaad uitkomst kan bieden voor mensen die ergens anders stuklopen. De hulpvragen zijn zeer uiteenlopend, en komen via diverse kanalen binnen: via predikanten en diakenen, via meelevende gemeenteleden, maar ook steeds vaker via organisaties en instellingen waarmee de diaconie contacten onderhoudt, zoals Vluchtelingenwerk, Citypastoraat, Stichting Fonds Bijzondere Noden, Maatschappelijk Werk, en ook het Informatie- en Adviescentrum voor slachtoffers van de vuurwerkramp. Voor zover sprake is van wat grootschaliger stedelijke activiteiten, werkt de diaconie bij voorkeur niet alleen, maar samen met anderen, zodat menskracht, deskundigheid, invloed en ook financiële middelen kunnen worden gebundeld. Zo is ze bijvoorbeeld lid van het Platform Levensbeschouwelijke Organisaties en Uitkeringsgerechtigden Enschede (PLOU-E), en van het Bondgenootschap Vluchtelingen. Het PLOU-E bestaat ongeveer acht jaar, heeft als doel mensen die zijn aangewezen op een uitkering voor te lichten over een optimaal gebruik van de bestaande voorzieningen, en spreekt waar nodig de overheid
aan op misstanden. Het Bondgenootschap Vluchtelingen, in 2001 opgericht op initiatief van de Raad van Kerken, is een platform voor ontmoeting en overleg van mensen en organisaties in Enschede die zich inzetten voor vluchtelingen en asielzoekers. Het probeert de lokale overheid op haar verantwoordelijkheid in deze aan te spreken, en vangt op kleine schaal zelf dakloze asielzoekers op. Ook bij het Citypastoraat is de diaconie steeds nauw betrokken geweest. Het Citypastoraat vervult al ruim tien jaar een belangrijke taak in de stad, door aandacht en een luisterend oor te bieden aan mensen die vaak aan de rand van de samenleving staan. Pastoraat en diaconaat gaan daar bijna naadloos in elkaar over. Een afgevaardigde van de diaconie maakte een tijd lang deel uit van het bestuur van het Citypastoraat, en een aanzienlijke financiële bijdrage wordt geleverd aan de predikantsplaats bij het Citypastoraat (zie ook 3.3.2.1.2). Overige stedelijke initiatieven met een diaconaal karakter, zowel binnen als buiten de kerk, worden desgevraagd zoveel mogelijk financieel ondersteund. Een aantal jaren geleden is geprobeerd een samenwerkingsverband op te zetten met de stedelijke werkgroep diaconaat van de rooms-katholieke kerken in Enschede, met als doel samen de stedelijke sociale problematiek in kaart te brengen, de "witte vlekken" op te sporen (die aandachtsgebieden waarbij nog geen andere "helpers" zijn betrokken) en deze vervolgens waar mogelijk gezamenlijk aan te pakken. Dit is, door diverse omstandigheden waaronder de vuurwerkramp, niet van de grond gekomen. Inmiddels tekenen zich bepaalde "witte vlekken" steeds duidelijker af, ook in de hulpvragen die de diaconie bereiken. Vooral op het gebied van vluchtelingen en asielzoekers laat de overheid het steeds meer afweten, zowel landelijk als plaatselijk, waardoor veel mensen slachtoffer worden. Verder is een steeds grotere tweedeling waarneembaar, het verschil tussen rijk en arm wordt groter, en steeds meer mensen komen op of onder de armoedegrens terecht. In een stad als Enschede, waar het welvaarts- en welzijnsniveau toch al laag is, vergt dit zeker aandacht. Bij alle keuzes die de diaconie moet maken, wil ze nu en in de toekomst ruimte overhouden om zich tenminste met deze twee deelgebieden van de sociale problematiek in de stad nader bezig te houden. (naar boven) 3.1.3.4. Keuzes op wijkniveau Een groot deel van het diaconaat in de Samen op Weg gemeente wordt uitgevoerd in en door de wijkgemeenten, die zoals vermeld in principe autonoom zijn en onafhankelijk van de stedelijke diaconie werken. Het betreft daarbij vooral activiteiten voor de eigen gemeenteleden, met veel nadruk op ouderen (zie bijlage II). Jaarlijks dienen de wijkdiaconieën bij de stedelijke diaconie hun begroting in om dit diaconaat in de wijken te kunnen bekostigen. Daar bovenop kunnen wijken zonder voorafgaand overleg in beperkte mate, tot een maximum van € 70 per geval- stille hulp verlenen en dit stedelijk declareren. Om de autonomie van de wijken te respecteren werden de wijkbegrotingen eigenlijk altijd stilzwijgend gehonoreerd. De laatste jaren zijn deze echter zo fors gestegen, dat de diaconie zich genoodzaakt zag, deze toch aan een kritisch onderzoek te onderwerpen, en de discussie aan te gaan over wat wel en niet op deze begrotingen thuishoort. Aspecten van het leren en vieren binnen de kerk, zoals zondagschool, kindernevendienst, catechese en kinderoppas, behoren -hoe belangrijk ook- niet tot het diaconaat. Verder is de Samen op Weg Diaconie van mening, dat al het werk, waarbij het gaat om de ontmoeting en het met elkaar meeleven van de kerkelijke gemeente, een schemergebied is, waarbij diaconaat en pastoraat elkaar nauw raken en soms moeilijk van elkaar zijn te scheiden. Maar moet toch per se een etiket worden geplakt -en dat is vanwege de financiering hier helaas onvermijdelijk- dan is dit werk feitelijk alleen dan echt diaconaat, wanneer dit iemands situatie werkelijk een moment verlicht, bijvoorbeeld wanneer het iemand uit zijn/haar isolement haalt, of het effect heeft dat iemand daardoor beter gewapend zijn/haar moeilijke situatie aankan.
Van oudsher was de situatie gegroeid, dat de diaconie ook veel van deze niet-diaconale zaken wel -eerst helemaal, later nog gedeeltelijk- bekostigde. Nu steeds meer financiële middelen van de diaconie nodig zijn voor de echte diaconale aandachtsgebieden, vindt de diaconie het niet verantwoord deze zaken nog langer op de begroting van de diaconie te laten drukken. Het afgelopen jaar is besloten, en met de wijkpenningmeesters doorgesproken, dat in de toekomst alleen nog posten kunnen worden toegekend waarbij het gaat om werkelijk diaconaat. Ook bleek dat veel wijkdiaconieën een aanzienlijke financiële reserve aanhielden, en desondanks toch hun volledige begroting bij de stedelijke diaconie indienden; dat zal voortaan eveneens worden meegewogen bij de toekenning van de begrotingen. Daarbij dient de stedelijke diaconie er dan wel zorg voor te dragen dat de wijken de middelen ook echt tot hun beschikking hebben op het moment dat die nodig zijn. In een enkele wijk worden activiteiten opgepakt met een wijkgrens-overschrijdend karakter, bijvoorbeeld vluchtelingenwerk. Het lijkt logisch en wenselijk om daar ook als stedelijke diaconie -mede- invulling of sturing aan te geven. Tot nu toe is dat nog niet gebeurd; oriëntatie daarop is gaande. (naar boven) 3.2. Diaconaat: hoe - de voorwaarden Diaconale bijstand kan op verschillende manieren en in verschillende vormen worden gegeven. In alle gevallen geldt het volgende. Diaconale bijstand wordt onvoorwaardelijk verleend, dat wil zeggen dat geen tegenprestatie wordt verlangd. Mensen hoeven zich bijvoorbeeld niet te bekeren of naar de kerk te komen. Wat wel van mensen of instellingen wordt gevraagd is, dat ze zelf meewerken aan een oplossing voor hun situatie, en daartoe zoveel mogelijk alle relevante gegevens verstrekken. Maar als dat moeilijk blijkt krijgen ze vaak toch het voordeel van de twijfel. Daarin kan een diaconie zich onderscheiden van een bureaucratische instelling: de menselijke maat is bepalend. Mensen dienen altijd met respect te worden benaderd, dus als gelijke, en niet vanuit een ongelijke relatie hulpverlener-hulpbehoevende. Diaconaat is immers samen delen, vanuit bewogenheid en met het idee: "wat ik nu voor jou doe, zouden jij of anderen ook voor mij doen als het nodig was". Kernwoord daarbij is "solidariteit". Diaconale bijstand dient in zo'n vorm te worden gegoten, dat de kans dat de situatie werkelijk verbetert het grootst is. Dus hulp moet altijd op maat gesneden zijn. De beste bijstand is die, waarbij mensen in staat worden gesteld zelf bij te dragen aan de verbetering van hun situatie, en niet afhankelijk worden gemaakt. (Geef iemand die honger heeft geen vis, maar een hengel om mee te vissen). Tenslotte: er wordt te allen tijde vertrouwelijk met informatie omgegaan, en aan de hulp wordt geen ruchtbaarheid gegeven, tenzij dat voor die zaak beter is en de persoon in kwestie daarvoor toestemming geeft. Alle diakenen en ook de andere ambtsdragers hebben geheimhoudingsplicht. (naar boven) 3.3. Diaconaat: wat - de methoden 3.3.1. Immaterieel Diaconale ondersteuning is lang niet altijd materieel van aard. Verreweg het meeste diaconale werk, met name op het gebied van de zorg, onttrekt zich aan het gezicht van de gemeente, omdat het wordt uitgevoerd in stilte, al of niet via tussenkomst van kerk of diaconie, maar vaak wel vanuit gelovige inspiratie. Denk aan mantelzorg, burenhulp en allerlei vormen van "vanzelfsprekend" diaconaal getint vrijwilligerswerk. Veel diakenen, en overige gemeenteleden, zijn op die manier actief, als vrijwilliger of soms ook via hun beroep.
Soms is het voldoende, of zelfs beter, om mensen in probleemsituaties alleen maar een eindje op weg te helpen. Bijvoorbeeld door samen de zaken eens goed op een rijtje te zetten en na te gaan welke mogelijkheden mensen zelf hebben om iets ten goede aan hun situatie te veranderen. Of door mensen te begeleiden op hun weg naar andere instanties zoals de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (Sociale Dienst), Maatschappelijk Werk of Schuldhulpverlening. Sommige hulpvragen bij de diaconie worden op die manier helemaal opgelost, bij de meeste is uiteindelijk een combinatie van immateriële en materiële ondersteuning het meest effectief. Vaak heeft de kerk of diaconie, of meer in het algemeen een grote groep mensen, meer invloed dan iemand alleen. Wanneer dat nodig wordt geacht, en wanneer de persoon in kwestie daarmee instemt, wordt deze invloed door de diaconie aangewend, bijvoorbeeld door het bellen of schrijven naar schuldeisers, deurwaarders of officiële instanties, of door met mensen mee te gaan als ze een gesprek hebben. Ook een schrijfactie voor gevangenen of een handtekeningenactie voor een bepaald doel zijn hiervan voorbeelden; de eerste wordt tenminste eenmaal per jaar door de ZWO-commissie georganiseerd. Wanneer een bepaald patroon in de hulpvragen wordt gesignaleerd, of wanneer hulpvragen lijken voort te komen uit falend (uitvoerings)beleid van overheid of andere instanties, wordt dat waar mogelijk aangekaart, bijvoorbeeld in een gesprek met de wethouder van Sociale Zaken, een brief naar gemeenteraadsleden of kamerleden, en/of een signaal naar andere belangenbehartigende organisaties zoals het PLOU-E. (naar boven) 3.3.2. Financieel 3.3.2.1. Schenkingen en leningen 3.3.2.1.1. Aan individuen Financiële bijstand aan individuen wordt gemiddeld zo'n 1 à 2x per maand gegeven. Het gaat daarbij altijd om een eenmalige bijdrage. Bij hogere bedragen wordt de ondersteuning indien mogelijk verstrekt als een gehele of een gedeeltelijke lening, die altijd renteloos is. Mensen hebben zo minder het idee afhankelijk te zijn, want ze blijven zelf nog enige verantwoordelijkheid dragen voor hun situatie. Terugbetaling van leningen wordt echter alleen verlangd in zoverre mensen de lasten echt kunnen dragen, en de termijn mag niet te lang zijn (maximaal 3 jaar). Bij trouwe afbetaling wordt het laatste deel veelal kwijtgescholden. Lijkt terugbetaling al bij voorbaat moeilijk, dan wordt direct besloten tot een schenking. Bij grote of complexe hulpvragen wordt bovendien gestreefd naar samenwerking met anderen, bijvoorbeeld met de Stichting Fonds Bijzondere Noden, of de Interparochi?le Caritas Instellingen. Structurele financiële ondersteuning aan individuen wordt in principe niet gegeven. De structurele aanvulling van het inkomen tot aan een acceptabel bestaansminimum is geen taak van een diaconie maar van de overheid. Het heeft bovendien weinig zin: structurele hulp wordt onmiddellijk gekort op de uitkering, of achteraf teruggehaald via de fiscus. Financiële hulp aan mensen op of onder het bestaansminimum is dan ook in feite altijd hulp "onder protest"; blijkt dit vaker dan eens nodig dan dient een signaal uit te gaan naar de overheid. Uitzonderingen op deze regel zijn in de afgelopen jaren gemaakt voor asielzoekers, die helemaal geen inkomen hadden, omdat ze niet in aanmerking kwamen voor een uitkering door het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) of de gemeente, en ook niet mochten werken. Aan een aantal gezinnen is gedurende een aantal jaren een maandelijkse bijdrage verstrekt voor levensonderhoud; één bijdrage loopt nog steeds. In 2003 werd besloten, zelfs in dit soort schrijnende gevallen in de toekomst geen structurele
ondersteuning meer te bieden, omdat de reserves daardoor zodanig snel en ingrijpend worden aangesproken, dat ook de continuïteit van al het overige diaconaat daarmee op losse schroeven zou komen te staan. Wel wordt bijgedragen aan structurele ondersteuning via het Bondgenootschap Vluchtelingen. Ook op andere manieren wil de diaconie wel zoveel mogelijk inspanningen blijven leveren ten behoeve van vluchtelingen en asielzoekers. (naar boven) 3.3.2.1.2. Aan organisaties en instellingen Structurele ondersteuning aan organisaties en instellingen wordt in principe evenmin gegeven. Ieder jaar opnieuw wordt vastgesteld door welke organisaties en instellingen een bijdrage is aangevraagd, of deze bij raadpleging van het jaarverslag van de betreffende instelling- zinvol wordt geacht, en of de eigen begroting zo'n bijdrage toelaat. Is er geen ruimte op de begroting, maar wordt een bijdrage wel wenselijk geacht, of is het belangrijk dat het doel onder de aandacht van de gemeente wordt gebracht, dan wordt een aparte collecte aan dit doel besteed. Uitzonderingen op deze "niet-structureel" regel vormen de bijdragen aan Kerkinactie en aan de predikantsplaats voor het Citypastoraat. Omdat het voor de projecten van het werelddiaconaat essentieel is dat er een continue geldstroom is, zodat projecten die zijn ingezet ook tot een goed einde kunnen worden gebracht, en omdat het hier bovendien gaat om de armsten der armen, heeft de diaconie bij besluit vastgelegd om bovenop de jaarlijkse collecte-opbrengsten voor Kerkinactie nog eens structureel tenminste 5% van haar jaarlijkse inkomsten te bestemmen voor Kerkinactie. Het Citypastoraat heeft zelf geen leden via welke inkomsten kunnen worden gegenereerd, zoals de wijken, en maakt onderdeel uit van de Samen op Weg Gemeente. Het is niet aan te geven in hoeverre het werk in het Citypastoraat diaconaal of pastoraal van aard is; maar beide aspecten zijn zeker aanwezig. De diaconie draagt daarvoor dus samen met de gemeente een zekere verantwoordelijkheid, en heeft daarom met het College van Kerkrentmeesters afgesproken om tot 2010 jaarlijks f 10.000 (€ 4540) bij te dragen aan de kosten van 0,4 fte predikantsplaats (of evenredig minder wanneer deze formatieplaats zou worden teruggebracht tot minder dan 0,4 fte). Het is heel wel denkbaar dat de diaconie in de toekomst ook voor andere projecten of instellingen op dergelijke gronden uitzonderingen op de regel zal maken, en deze -indien financieel haalbaar- wel structureel zal ondersteunen. (naar boven) 3.3.2.2. Diaconaal kopen en beleggen Diaconaat (gaven delen, mensen helpen zichzelf te helpen) houdt ook in dat kerken en hun leden kritisch moeten zijn in hun eigen bestedingsgedrag, en waar mogelijk producten kopen en gebruiken waarvoor de arbeiders die ze hebben verbouwd of gemaakt een eerlijke prijs ontvangen. Te denken valt aan Fair Trade producten (wereldwinkel) en Max Havelaar koffie. De ZWO commissie heeft zich sterk gemaakt voor het schenken van Max Havelaarkoffie in alle wijken, en ziet erop toe dat in de kerken regelmatig Fair Trade producten worden verkocht, zoals kaarsen in de adventstijd. In diverse wijken werd of wordt "wijn uit de wereldwinkel" geschonken bij het Heilig Avondmaal. Er bestaan banken en beleggingsfondsen die het daar ondergebrachte geld diaconaal besteden, zoals Oikocredit, waar arme mensen in ontwikkelingslanden tegen zeer lage rente een lening kunnen afsluiten om een eigen bedrijfje op te zetten. Deze geven echter een laag rendement, te laag voor de diaconie om het diaconale vermogen er onder te brengen. Om bij te dragen aan de belangrijke doelstelling van Oikocredit en Fair Trade zijn wel een paar bescheiden aandelen gekocht. Het is ook een diaconale taak, deze manier van beleggen bij de kerkelijke gemeente onder de aandacht te brengen; hier houden enkele meelevende gemeenteleden zich actief mee bezig. Een deel van het diaconale vermogen wordt ondergebracht bij de Algemene Spaarbank Nederland en bij
de Triodosbank, waar het tegen een acceptabel rendement op een zuivere, verantwoorde manier wordt aangewend, dat wil zeggen: gericht op en zonder schade toe te brengen aan mens en milieu ("rente zonder bijsmaak"). Niet het hele vermogen wordt daar ondergebracht, omdat de financieel adviseurs aanraden het risico (dat zo laag mogelijk wordt gehouden) altijd te spreiden. (naar boven) 3.3.2.3. Opbrengsten uit verkoop De ZWO commissie zamelt al sinds jaar en dag oude brillen, postzegels en ansichtkaarten in. De opbrengsten worden landelijk verzameld en verkocht ten behoeve van het werk van Kerkinactie. In sommige wijken worden met enige regelmaat rommelmarkten of boekenmarkten georganiseerd, waarbij de opbrengst geheel of gedeeltelijk is bestemd voor de eigen wijkdiaconie-kas of een ander diaconaal doel. (naar boven) 3.3.3. In natura Wanneer bijvoorbeeld sprake is van een hoge schuldenlast, of wanneer verslaving in het spel is, zijn mensen niet gebaat bij een financiële injectie, omdat deze in zo'n situatie vrijwel nooit wordt gebruikt voor datgene waarvoor het is bedoeld. Soms kan hulp "in natura" dan uitkomst bieden. Als mensen niet meer te eten hebben wordt een of twee keer met of voor hen boodschappen gedaan. Ook wanneer in overige situaties zeer concrete zaken nodig zijn, zoals meubels of kinderkleding, wordt vaak een beroep op de gemeente gedaan om deze zaken nieuw of tweedehands aan te leveren. Eens per jaar wordt door verschillende wijken meegewerkt aan de stedelijk gecoördineerde kledingactie van Mensen in Nood (inzameling tweedehands kleding voor ontwikkelingslanden), en aan de voedselactie van Dorcas (inzameling levensmiddelen voor voedselpakketten voor Oost-Europa). Maar hoewel deze hulp in natura soms bijzonder hard nodig is, en ook meestal in grote dankbaarheid wordt ontvangen, moet wel altijd worden bedacht dat het noodhulp is, die niet bijdraagt aan de structurele oplossing van een situatie. Mensen mogen niet afhankelijk worden gemaakt van de liefdadigheid van anderen, er dient altijd ook te worden gekeken naar de mogelijkheden van meer structurele oplossingen op de langere termijn. (naar boven) 3.4. Diaconaat: waarmee - de middelen De doelstellingen kunnen nog zo verheven zijn, maar er moeten natuurlijk wel voldoende middelen voorradig zijn om die ook te kunnen uitvoeren: menskracht, geld, en de voorwaarden die nodig zijn om beide te werven en in te zetten, zoals deskundigheid, communicatie en inspiratie. 3.4.1. Mensen De diaconie en de diakenen worden wel "de handen van de kerk" genoemd, waarmee wordt bedoeld dat zij in de praktijk ten uitvoer brengen wat in de kerk wordt beleden. Dit wordt echter vaak vertaald met het idee dat diakenen dus vooral doeners moeten zijn, mensen die hun handen kunnen laten wapperen. Maar voor het goed en volledig kunnen uitvoeren van alle diaconale taken zijn mensen nodig met zeer verschillende kundigheden en vaardigheden. Doeners, maar ook denkers, dromers en drammers! (naar boven) 3.4.1.1. Bestuurders De Samen op Weg Diaconie heeft onder meer tot taak het diaconale beleid uit te zetten, de voorwaarden te scheppen die nodig zijn om dat beleid te kunnen uitvoeren, en toezicht te houden op het ten uitvoer brengen daarvan. Dat zijn de bestuurlijke taken. Behalve een voorzitter, secretaris en penningmeester met hun eigen specifieke kwaliteiten zijn daarvoor nog andere mensen nodig die hierin kunnen meedenken, die dus enige kennis van zaken dienen te hebben op het gebied van diaconaat en/of van organisatie en bestuur, en die bovendien hun mondje kunnen roeren. Ook zijn mensen nodig die contacten kunnen leggen en onderhouden, bijvoorbeeld door deel te nemen aan de diverse vergaderingen en bijeenkomsten
binnen en buiten kerk en diaconie. De afgevaardigden vanuit de wijken zitten in het college van diakenen zonder last of ruggespraak: zij kunnen en mogen in principe zelfstandig, en zonder dat hun eigen wijkdiaconie zich daar eerst over hoeft uit te spreken, beslissingen nemen die betrekking hebben op het stedelijk diaconaat. Het stedelijk beleid kan echter niet volledig onafhankelijk van de wijken worden gezien. De afgevaardigden, mede gevormd door hun eigen wijk, zullen het geluid van hun wijk meestal voldoende in de besluitvorming laten doorklinken. Maar bij ingrijpende besluiten wordt de mogelijkheid geboden om toch eerst de eigen achterban te raadplegen. (naar boven) 3.4.1.2. Uitvoerders De uit het beleid voortkomende werkzaamheden worden door de leden van de diaconie grotendeels zelf uitgevoerd. Daarvoor zijn inderdaad "doeners" nodig, mensen die daartoe in staat zijn, qua tijd, geduld, praktische instelling en liefde voor de naaste. Mensen ook met een zekere volharding, want de meeste gevallen van individuele hulpverlening zijn niet meteen afgelopen, maar vergen nogal wat nazorg en follow-up. Maar tevens zijn specialisten nodig: mensen die vraagbaak kunnen zijn, die kennis hebben van de sociale wetgeving, en van de mogelijkheden en onmogelijkheden van de bestaande hulpverlening. Overigens hoeven mensen, om diaconaal werk te kunnen uitvoeren, niet per se diaken te zijn. Een belangrijke taak van diakenen is juist, de gemeente op te roepen tot het diaconaat. Daarbij wordt dan altijd als voorbeeld aangehaald het collecteren in de kerkdiensten, maar het inzamelen en delen van gaven beperkt zich niet tot geld en goederen. Ook talenten en vaardigheden zijn gaven die kunnen worden "gedeeld", en worden ingezet ten behoeve van de naaste. Diakenen hebben weliswaar een voortrekkkersrol, maar hoeven zeker niet alles alleen te doen. (naar boven) 3.4.2. Financiële middelen De diaconie heeft geen onroerend goed of andere bezittingen. Wel heeft ze verschillende geldelijke middelen tot haar beschikking, waaronder een diaconaal vermogen. Ze beschouwt zichzelf slechts als beheerder daarvan, met als taak te zorgen dat die middelen zo goed en volledig mogelijk ten behoeve van de beoogde doelgroep wordt aangewend. Want het is bestemmingsgeld, door de gemeente nu en in het verleden bijeengebracht met als doel de armen te steunen. Feitelijk is het dus eigendom van de armen. De belangrijkste stelregel daarbij is, dat er zoveel armen op de wereld zijn, dat dit geld in geen geval mag worden opgepot. Alles wat er in een jaar binnenkomt, dient ook direct dat jaar weer te worden besteed. (Dat lijkt misschien in tegenspraak met de aanwezigheid van een diaconaal vermogen, maar dat is het toch niet, zie 3.4.2.2). De groep armen is zeer diffuus, en niet overal en altijd even makkelijk te bereiken. Daarom probeert de diaconie de diaconale gelden te beheren zoals een ouder zou doen bij de zorg voor zijn/haar kinderen. Er wordt gestreefd naar een zo eerlijk en evenredig mogelijke verdeling naar huidige behoefte, wat bij de één wat meer kan zijn dan bij de ander, waarbij echter ook de toekomst zoveel mogelijk wordt veiliggesteld. Feitelijke informatie bij dit hoofdstuk wordt gegeven in bijlage I. (naar boven) 3.4.2.1. Levend geld - collecten en giften De kerkelijke gemeente wordt geroepen tot het delen van haar gaven. Daartoe dient in iedere eredienst te worden gecollecteerd voor een doel met een diaconaal karakter. Vanuit de landelijke kerk wordt echter een collecterooster opgelegd, waarop diverse doelen voorkomen zonder diaconaal karakter, die voor de doorgang van het kerkenwerk wel allemaal noodzakelijk zijn. Ook in de eigen gemeente is in iedere kerkdienst een bijdrage van die gemeente nodig om de eredienst en het kerkenwerk daar doorgang te kunnen laten vinden.
Na het samengaan van de hervormde en gereformeerde kerken tot Samen op Weg Gemeente is daarom op voorstel van de diaconie afgesproken, in alle kerkdiensten voortaan drie collecten te houden: de eerste volgens het landelijke collecterooster, met wat eigen aanvullingen, de tweede voor het stedelijke diaconaat zoals bepaald door de Samen op Weg Diaconie, en de derde voor de bekostiging van het eigen kerkenwerk zoals bepaald door het College van Kerkrentmeesters. In het landelijke collecterooster zijn acht collecten opgenomen voor de verschillende werkterreinen van Kerkinactie in het buitenland (zending en werelddiaconaat), en twee voor het binnenlands diaconaat. Van de ruimte op dit rooster die de Samen op Weg Gemeente zelf mag invullen, worden onder andere twee collecten bestemd voor het Citypastoraat, zijn twaalf collecten vrij in te vullen door iedere wijk afzonderlijk (wijkkascollecten), en mogen zes collecten nader door de diaconie worden ingevuld. Deze laatste zes collecten worden door de diaconie bestemd voor doelen waarvoor in de loop van het jaar aanvragen zijn binnengekomen, waarbij gestreefd wordt naar een evenredige verdeling tussen diaconaat "ver weg" en "dichtbij". In het nabije verleden was het gebruikelijk dat de opbrengsten van de twaalf wijkkascollecten door de wijken evenredig verdeeld werden tussen diaconaat en overig kerkenwerk. Dit stilzwijgende akkoord is onopgemerkt een stille dood gestorven. Omdat de wijken geen bijdrage meer krijgen uit de algemene middelen van de kerk, worden alle twaalf wijkcollecten tegenwoordig noodgedwongen vrijwel volledig besteed aan het eigen wijkkerkenwerk, waarbij de wijkdiaconieën niet langer worden meebedeeld. Deze zijn voor hun inkomsten daarom nu nog meer dan voorheen aangewezen op de stedelijke diaconie. De Bethelkerk heeft als buitengewone wijkgemeente een eigen collecterooster. In iedere kerkdienst wordt net als in de overige wijken de tweede collecte voor de (stedelijke) diaconie bestemd met uitzondering van zes door de wijkdiaconie te bestemmen collecten. Van de uitgangscollecten zijn er acht bestemd voor zending, binnenlands diaconaat en werelddiaconaat, en zes voor door de wijkdiaconie nader te bepalen diaconale doelen. (Deze 6 collecten zijn op 1e paasdag, 1e pinksterdag, 1e kerstdag, goede vrijdag, hemelvaartsdag en bid/dank dag) De opbrengsten van de wekelijkse tweede (diaconie-) collecte in de Samen op Weg kerkdiensten worden door de diaconie gebruikt om de jaarlijks begrote uitgaven aan het diaconaat mee te bekostigen. Wanneer dringend een extra collecte gewenst is voor een bepaald diaconaal doel waarvoor geen ruimte is op het rooster, dan wordt bij uitzondering de tweede collecte voor dat speciale doel bestemd. Dit wordt dan van tevoren aan de gemeente bekend gemaakt, en de volledige opbrengst van die collecte wordt dan uiteraard ook alleen voor dat doel bestemd ("doorzendcollecte"). De inkomsten uit collecten lijken de laatste jaren iets te zijn gestegen. Toch zijn ze nog relatief laag, en zeker onvoldoende om alle uitgaven die de diaconie nodig acht te bekostigen. Met het geld dat via collecten en giften binnenkomt, kan maar ongeveer de helft van al het diaconaat zoals dat nu plaatsvindt worden bekostigd. Gemiddeld brachten de diaconie-collecten in Enschede de afgelopen jaren slechts € 8 per belijdend lid per jaar op, dat is minder dan het gemiddelde in Twente, dat ook onder het landelijke gemiddelde ligt, en zelfs tot 250% minder dan het landelijke gemiddelde (€ 20). Dit heeft niet te maken met de grootte van het diaconale vermogen, want de collecten voor de kerk brengen even weinig op als die voor de diaconie, en vertonen hetzelfde beeld, terwijl in gemeenten met een veel "rijkere" diaconie de collecte-opbrengsten vaak juist aanzienlijk hoger zijn (bron: diaconaal consulent, RDC Overijssel). Ook de inkomsten van de diaconie uit overige giften zijn gering. In tegenstelling tot de kerk houdt de stedelijke diaconie tot nu toe geen acties voor een extra vrijwillige bijdrage van de gemeenteleden, en de opbrengsten van de actie Kerkbalans komen volledig ten goede aan de kerk. (naar boven) 3.4.2.2. Diaconaal vermogen - bedrijfskapitaal en rendement De diaconie heeft het beheer over een gezamenlijk (ruwweg 10% gereformeerd 90% hervormd) geldelijk
vermogen van bijna een half miljoen euro. Dit is voor het grootste deel ontstaan door de vroegere verkoop van onroerende goederen die werden gebruikt voor onder meer armenzorg en ouderenzorg, taken die later door de overheid werden overgenomen. Alle decennia die dit kapitaal inmiddels "in de familie" is, is dit grotendeels onaangetast gelaten, en werd alleen de rente gebruikt voor "de kinderen", het diaconaat. Voor de huidige diaconie is dit vermogen dus een kostbare erfenis uit het verleden, waar ze zeer behoedzaam mee dient om te gaan. Het diaconaal vermogen kan het beste worden vergeleken met bedrijfskapitaal, dat een bedrijf niet als winst aan de arbeiders kan uitkeren, maar telkens opnieuw moet investeren in het bedrijf, om ook in de toekomst rendabel te kunnen blijven, en zo de arbeiders zekerheid te kunnen blijven bieden. Alleen door het diaconaal vermogen intact te laten, en zo voordelig mogelijk vast te zetten, is de diaconie nu èn later verzekerd van een min of meer continue extra bron van inkomsten. De diaconie beschouwt het intact laten van het diaconaal vermogen als zo'n investering in de toekomst van het diaconaat, en van de mensen om wie het gaat. Ze staat in deze zienswijze niet alleen: er bestaan weliswaar geen bindende richtlijnen voor, maar dit is wel algemeen aanvaard gedachtengoed bij diaconieën die beschikken over een (meestal van oudsher hervormd) vermogen. Met het diaconaal vermogen moet ook in overige opzichten behoedzaam worden omgesprongen, want het is geen eigendom van de diaconie. Dat betekent dat er niet mee mag worden gespeculeerd, en dat er niet risico-dragend mee mag worden belegd. Het moet op een verantwoorde manier tegen een zo gunstig mogelijk rendement worden vastgezet, zodat uit de opbrengsten èn door de manier van beheer zoveel mogelijk diaconaat kan worden bekostigd. Om het risico te spreiden wordt bijvoorbeeld nooit het hele vermogen bij één bank of instelling ondergebracht. Omdat zowel vanuit de gemeente als vanuit de algemene publieke opinie grote druk op de diaconie wordt uitgeoefend om vooral niet te zuinig om te springen met het diaconale vermogen, èn omdat de vraag naar middelen voor het diaconaat daadwerkelijk ieder jaar stijgt, en zo steeds verder achterblijft bij de inkomsten, is de afgelopen jaren toch aanzienlijk ingeteerd op het vermogen. Van 1996 tot 2002 is het vermogen met gemiddeld ca. 13.500 euro per jaar geslonken van 548.000 tot 467.000, dat is een afname van bijna 15% in 6 jaar tijd. (naar boven) 3.4.2.3. Keuzes met betrekking tot financiële middelen Op dit moment wordt vrijwel al het werk, dat in en door de Samen op Weg Gemeente wordt uitgevoerd en/of bekostigd, ook werkelijk noodzakelijk geacht. Er zijn nauwelijks gebieden aan te geven waarop de uitgaven zouden kunnen worden beperkt zonder mensen ernstig tekort te doen. De helft van dit diaconaat wordt nu bekostigd vanuit de inkomsten uit levend geld, de overige helft komt uit de rente van het diaconaal vermogen, plus een klein stukje uit het vermogen zelf. Wanneer het vermogen afneemt, worden de inkomsten uit rente echter ook steeds lager. Van 1996 tot 2002 zijn de inkomsten uit rente op het vermogen, bij een ongeveer gelijkblijvend rentepercentage, gedaald van ruim €29.000 naar €24.000 per jaar. Wanneer de inkomsten op die manier blijven dalen, en de uitgaven onverminderd hoog blijven, moet een steeds groter deel daarvan aan het vermogen zelf onttrokken worden. En wanneer die tendens zich voortzet, zal zo binnen een periode van twintig jaar het diaconale vermogen volledig zijn opgesoupeerd. Omdat de inkomsten uit zowel het vermogen zelf als uit de rente op het vermogen daarna volledig wegvallen, zal een groot deel van het diaconaat dan opeens helemaal niet meer kunnen worden uitgevoerd. De huidige sociaal-economische en maatschappelijke ontwikkelingen geven echter aanleiding te veronderstellen dat het diaconaat, en de financiële middelen daarvoor, in de toekomst juist nog harder nodig zullen zijn dan nu, terwijl de gemeente die dat dan zal moeten opbrengen alsmaar kleiner lijkt te worden. Op grond van deze prognoses heeft de diaconie in 2002 besloten dat moet worden ingegrepen. De te hoge uitgaven zullen geleidelijk -in vijf jaar tijd, met ca. € 4.900 per jaar- worden teruggebracht tot ze
volledig in overeenstemming zijn met de inkomsten, waarbij soms misschien toch pijnlijke keuzes moeten worden gemaakt. In 2007 zal het diaconale vermogen dan naar schatting nog ca. € 425.000, bedragen, en daarna niet verder meer mogen worden aangetast. Tegelijkertijd zal worden gezocht naar methoden om de inkomsten uit levend geld te verhogen. De nadruk zal daarbij vooral komen te liggen op middelen voor nieuwe uitdagingen waarvoor de diaconie zich dan geplaatst ziet, en de noodzakelijk geachte nieuwe diaconale activiteiten die daaruit zullen voortvloeien. (naar boven) 3.4.3. Communicatie en kennisoverdracht Om voldoende menskracht en geld voor het diaconaat te werven, en zo de continuïteit van het diaconaat te garanderen, is een heldere en open communicatie nodig vanuit de diaconie naar de gemeente, en ook vanuit de stedelijke diaconie naar de wijkdiaconieën. De gemeente en de wijken moeten weten wat de stedelijke diaconie doet, en waar ze voor staat. Omgekeerd is het voor de stedelijke diaconie ook belangrijk, te weten wat er leeft in de gemeente, en in de afzonderlijke wijken. Want hoewel de diaconie een eigen beleidsvrijheid heeft, maakt ze wel onderdeel uit van die gemeente, en dient ze dus ook haar eigen beleid daarop af te stemmen. Middelen waarmee die communicatie tot stand kan worden gebracht, zijn de traditionele middelen, zoals afvaardiging naar de stedelijke vergaderingen (vanuit de stedelijke diaconie naar de Algemene Kerkenraad, vanuit de wijken naar de stedelijke diaconie), informatieve bijeenkomsten zoals gemeenteavonden, afkondigingen in de kerkdiensten, en publicaties in het kerkblad (Samenspraak, Bethelbode) en via het internet. De diaconie heeft een eigen website (adres: http://home.zonnet.nl/diaconie.enschede). Maar ook kan worden gewerkt aan andere, nieuwe middelen om elkaar op de hoogte te houden en meningen en ideeën uit te wisselen. Om te weten wat er in de samenleving speelt, en daarop met het diaconaat te kunnen inspelen, en ook om de noodzakelijke extra middelen -mensen, geld- te kunnen werven, is het belangrijk dat de diaconie een netwerk van contacten onderhoudt met andere kerkelijke en niet-kerkelijke werkgroepen en instanties, op stedelijk, regionaal en landelijk niveau. Tenslotte is een aanzienlijke mate van kennis en deskundigheid nodig. Kennis is met name nodig op het gebied van de bestaande hulpverlening en de sociale problematiek in de stad, maar ook van het diaconaat in andere steden vergelijkbaar met Enschede. Deskundigheid is nodig voor het inzetten van deze kennis bij de uitvoering van het diaconaat in al haar deelaspecten, bij de werving en de inzet van middelen, bij de begeleiding van vrijwilligers, en bij de inbedding van het diaconaat in de kerkelijke gemeente (zie 3.4.4). Om dit te verwerven zijn in de eerste plaats mensen nodig die die kennis en deskundigheid zelf al in huis hebben en deze op anderen kunnen overdragen. Voor een deel verzorgen de regionale en landelijke diaconale organen deze kennisoverdracht, via publicaties en bladen (Diakonia, nieuwsbrieven), en via informatie-bijeenkomsten en cursussen. Wanneer de diaconie zelf iets dergelijks organiseert, kan ook altijd assistentie en begeleiding van de provinciale diaconale consulenten worden gevraagd. (naar boven) 3.4.4. Inspiratie Zowel voor het werven van meer bestuurders en uitvoerders van het diaconale werk, als ook voor het zorgen voor voldoende financiële middelen daarvoor, zijn gedreven diakenen nodig die de gemeente kunnen overtuigen en enthousiasmeren. Maar dat niet alleen. Er moet ook een zichtbare verbinding bestaan tussen het kerkelijke leven -dus de liturgie en de eredienst, het pastoraat, en de gemeenschapsbeleving- en die dagelijkse diaconale praktijk. Niet alleen moet dat wat in de kerk wordt beleden zichtbaar worden gemaakt in het dagelijks leven, maar óók omgekeerd: wat men in de dagelijkse diaconale praktijk tegenkomt, dient weerklank te vinden in die gemeenschap, ook in liturgie, eredienst en pastoraat. Het diaconaat moet als het ware zijn ingebed in het kerkelijk leven. Dat is in feite de grootste
opdracht waarvoor diakenen zich zien gesteld, maar waaraan zij, hoe gedreven ook, in hun eentje onmogelijk gestalte kunnen geven. Dat is voor een deel juist waaruit zij zèlf hun gedrevenheid en inspiratie moeten kunnen putten. En daarvoor is tenminste ook betrokkenheid bij en gerichtheid op het diaconaat nodig van de voorgangers in de gemeente. (naar boven)
4. Aandachtspunten 4.1. Keuzes en kerntaken De keuzes die de diaconie maakt met betrekking tot diaconaat wereldwijd (3.1.3.1) en diaconaat landelijk/regionaal (3.1.3.2) kan zij voor zichzelf en naar de gemeente toe verantwoorden. Het reeds gevoerde beleid op die punten zal dan ook de komende beleidsperiode ongewijzigd kunnen worden voortgezet. Voor het diaconaat op stedelijk niveau (3.1.3.3) ligt dat anders. Met name op het gebied van vluchtelingen en asielzoekers en op het gebied van armoede en de steeds grotere kloof tussen arm en rijk worden in toenemende mate "witte vlekken" in deze stad gesignaleerd. Nodig is zowel ondersteuning in financieel opzicht, als ook meer andere bemoeienis met deze aandachtsgebieden, zodat ze niet alléén als financieel probleem op de diaconale agenda komen. De diaconie voelt zich geroepen, zich op beide terreinen meer in te zetten, en ziet het werken aan beide aandachtsgebieden de komende jaren als kerntaak. Beperkingen die daarbij worden gevoeld zijn een gebrek aan menskracht, aan kennis en deskundigheid (op het gebied van de sociale problematiek en wetgeving en ook op het gebied van coaching en leiding) en aan vrij besteedbare financiële middelen. Een belangrijke kerntaak van de diaconie is en blijft de hulpverlening aan individuen, voor een deel samenhangend met de bovengenoemde twee aandachtgebieden, voor een deel niet. Ook hiervoor is meer kennis en deskundigheid binnen het college nodig (of tenminste de beschikbaarheid daarvan op afroep) evenals het opbouwen en onderhouden van een uitgebreid netwerk van contacten bij de bestaande hulpverlening. Ook dient de organisatiestructuur zodanig te zijn dat slagvaardig kan worden opgetreden, zodat mensen te allen tijde snel en doeltreffend kunnen worden geholpen. Bij het diaconaat in de wijken(3.1.3.4) valt voor de stedelijke diaconie niet heel veel te kiezen. De wijken zijn autonoom, en willen dat ook graag blijven. Het beroep dat de wijken doen op de begroting van de stedelijke diaconie wordt echter wel steeds groter, en de ruimte voor het wijkgrensoverschrijdende stedelijke diaconaat -datgene dus waarop de stedelijke diaconie beleid kan maken- wordt zo steeds kleiner. De stedelijke diaconie heeft er voor gekozen, de uitgaven aan de wijken in ieder geval te beperken tot de zuiver diaconale aangelegenheden, en aan de wijken in overweging te geven dat ze in de toekomst zelf voor aanvullende financiering van hun activiteiten zulllen moeten zorgdragen. De gemeente zal zich hierover nader moeten bezinnen, op wijkniveau en ook op stedelijk niveau. Anderzijds is het wel zaak, dat de stedelijke diaconie probeert in te spelen op diaconale initiatieven vanuit de wijken die een wijkgrensoverschrijdend karakter hebben (zie ook 4.2.5). Om de hierboven aangegeven drie kerntaken goed te kunnen uitvoeren, zal actief moeten worden gezocht naar de menskracht, de deskundigheid, de financiële middelen, en ook de overige structuren en randvoorwaarden daarvoor. (naar boven) 4.2. Middelen en randvoorwaarden 4.2.1. Menskracht
Zoals geschetst zijn de leden van Samen op Weg Diaconie allemaal zowel uitvoerder als bestuurder van het diaconale werk, waarbij het merendeel van de leden bovendien een volledige taak in de eigen wijk heeft. Door deze combinatie van taken raakt het huidige college snel overbelast. In principe zou meer menskracht beschikbaar komen, wanneer de leden van het stedelijk college worden vrijgesteld van taken in hun eigen wijk. De kerkorde van de nieuwe PKN voorziet daar ook in. De diakenen in het huidige college zijn zelf echter geen voorstander van vrijstelling van taken in hun eigen wijk, omdat ze dan juist het contact met hun wijk missen en niet stedelijk kunnen overbrengen wat daar leeft. Om de gestelde taken beter en vollediger te kunnen vervullen lijkt daarom een verandering van organisatiestructuur wenselijk, waarbij bestuurlijke en uitvoerende taken meer worden gescheiden. Voor de uitvoerende taken kunnen ook heel goed andere vrijwilligers worden aangezocht, buiten de wijkdiaconieën om, met wie dan aparte werkgroepen kunnen worden geformeerd die onder leiding en verantwoordelijkheid van het college van diakenen zorg dragen voor de verschillende taken. Het is niet per se nodig dat deze werkgroepleden diakenen zijn. Het moderamen, mogelijk zelfs het hele college, kan zich dan beperken tot de bestuurlijke en coördinerende taken. (naar boven) 4.2.2 Deskundigheid Bij het huidige college van diakenen is een gebrek aan kennis en deskundigheid op diverse gebieden geconstateerd. De kennis en deskundigheid die nodig is om de verschillende diaconale taken te vervullen, kan worden vergroot door gebruik te maken van het ruime aanbod aan bestaande vakbladen, literatuur, cursussen en studiedagen binnen en buiten de diverse kerkelijke instanties; waar nodig kunnen deze laatste ook door de Samen op Weg diaconie zelf worden georganiseerd. Verder kan het bezoeken van of meelopen met andere groepen of personen die op soortgelijk terrein werkzaam zijn leerzaam zijn. Bovendien kan waar nodig professionele ondersteuning en begeleiding vanuit het RDC worden gevraagd, eventueel aangevuld met deskundigheid vanuit de eigen kerkelijke gemeente waaronder het ministerie van predikanten. Het werven van vrijwilligers met deskundigheid of vaardigheden op specifieke gebieden behoort eveneens tot de mogelijkheden. Wanneer bij het RDC en de eigen gemeente niet voldoende tijd of menskracht beschikbaar blijkt te zijn, zou kunnen worden overwogen een professional in dienst te nemen; daarbij zullen dan eerst de benodigde financiële middelen moeten worden gezocht. (naar boven) 4.2.3 Financiële middelen 4.2.3.1. Levend geld Voor uitvoering van de diaconale taken zijn meer financiële middelen nodig dan er nu binnenkomen. Omdat de opbrengsten uit levend geld in Enschede beduidend lager zijn dan in andere gemeenten (3.4.2.1), wil de diaconie proberen de komende jaren deze opbrengsten te verhogen. (naar boven) 4.2.3.2. Diaconaal vermogen De uitgangspunten van de Samen op Weg Diaconie ten aanzien van het diaconaal vermogen (3.4.2.2) zijn ook na uitgebreide heroverweging nog grotendeels dezelfde als reeds in 1999 door het toenmalige College van Diakenen in de gezamenlijke vergadering van de Centrale Kerkenraad en de Kerkenraad Algemene Zaken werd gepresenteerd. Het vermogen wordt beschouwd als generator van een extra stroom aan min of meer vaste inkomsten, en wordt daarom zoveel mogelijk intact gelaten. De diaconie
heeft hierin een eigen beleidsvrijheid, en meent dat het door haar gevoerde beleid alleszins verantwoord is, zodat het toekomstige beleid op dat punt onveranderd kan worden gehandhaafd. Op deze vermeende "zuinigheid" van de diaconie klinkt in de gemeente regelmatig kritiek door. Uiteraard moet het niet zo zijn dat de diaconie tegen de uitdrukkelijke opvattingen van de gemeente ingaat. De gemeente moet, alvorens zij zich kan uitspreken over het diaconaat en het diaconale vermogen, daarop echter eerst wel een duidelijke en weloverwogen eigen visie hebben ontwikkeld. Om dat te bereiken zal de diaconie het gevoerde beleid goed moeten communiceren naar de gemeente toe, waarbij dit beleidsplan een belangrijke leidraad kan zijn. Daarnaast is ook nadere bezinning van de gemeente nodig op het gemeente-zijn en op de plaats van het diaconaat daarin. (naar boven) 4.2.4. De plaats van het diaconaat in de kerk Op de vraag wat behoort tot het pastoraat en wat tot het diaconaat is vaak geen eenduidig antwoord mogelijk. Dat zou ook een overbodige vraag moeten zijn, want welk etiket je ook plakt, beide zijn nodig. Maar in de praktijk komt deze vraag meestal neer op de vraag: wie betaalt, de diaconie of de kerk. En dan doet die vraag er wel degelijk toe, want kerk en diaconie hebben tegenwoordig beide moeite om alle aan hen gestelde taken te kunnen blijven financieren. Diaconaat wordt in de kerk vaak afgedaan als "zaak van de diaconie". En diaconie en kerk functioneren momenteel als twee aparte eenheden naast elkaar. Dat is op zichzelf niet slecht, omdat zij onafhankelijk van elkaar de verschillende belangen van de gemeente beter in het oog kunnen houden. Maar ze zijn wel leden van hetzelfde lichaam. Het gaat erom, samen gemeente van Christus te zijn èn als zodanig samen de wereld tegemoet te treden. Zonder het instituut kerk gaat dat niet, maar zonder het diaconaat ook niet, want dan schiet die kerk volledig aan haar doel voorbij. Immers: "als de kerk niet dient, dient zij tot niets". Beide hebben elkaar nodig. Om dat meer zichtbaar te maken, zou het diaconaat net als het pastoraat veel meer ingebed moeten zijn in de kerk en de kerkelijke beleving, als onlosmakelijk onderdeel van het samen gemeente zijn, in plaats van -zoals nu vaak het geval is- puur en alleen te worden beschouwd als zaak van de diaconie. Deze onderlinge relatie tussen kerk, diaconaat en diaconie moet aan de gemeente duidelijk zijn, en dat is nu onvoldoende het geval. De diaconie zal daarover het gesprek moeten aangaan, zowel met de Algemene Kerkenraad en het College van Kerkrentmeesters als ook met het Ministerie van Predikanten, en zo de bezinning daarop in de gemeente mede moeten aansturen. (naar boven) 4.2.5. Communicatie De activiteiten van de diaconie, zowel op wijkniveau als op stedelijk niveau, zijn onvoldoende bekend bij de gemeente. Een belangrijke oorzaak is, dat diakenen de neiging hebben om alles zelf te doen, en dan nog vaak het liefst in stilte, zodat de gemeente er niet altijd evenveel van merkt. Daarin schiet de diaconie voorbij aan één van haar belangrijkste opdrachten, nl. de gemeente op te roepen tot het diaconaat. Verder wordt de samenwerking vanuit de diaconie met andere stedelijke organisaties en instellingen door de kerkelijke gemeente zelf niet of nauwelijks (h)erkend als diaconale activiteit vanuit de kerk. De afstand is blijkbaar te groot, hier blijkt nog duidelijker dat de verbindende schakel tussen diaconie en kerk ontbreekt. Omgekeerd worden activiteiten in en door de wijken met een wijkgrens-overschrijdend karakter door de stedelijke diaconie ook niet tijdig of niet voldoende (h)erkend als haar eigen stedelijke taak en verantwoordelijkheid. Om de bovengenoemde redenen moet door de diaconie actief worden gezocht naar manieren om de communicatie van en naar de gemeente en de wijken te verbeteren. (naar boven)
4.2.6. Aandacht en waardering De leden van de Samen op Weg Gemeente maken maar enkele procenten uit van de totale Enschedese bevolking, en vormen bovendien zelf een doorsnee van die bevolking, die immers relatief weinig vermogend en laag opgeleid is. Het is daarom wel erg veel gevraagd, te verwachten dat "de kerk" -zeker in haar eentje- op grote schaal zou kunnen bijdragen aan de oplossing van alle grootstedelijke sociale problematiek. De diaconie is daarbij momenteel maar een clubje vrijwilligers zonder enige professionele deskundigheid of begeleiding. Toch wordt door velen die actieve veelomvattende rol van "de kerk", en dus meestal "de diaconie", wel verlangd. Dit maakt de diakenen -die toch al vaak het gevoel hebben dat ze nooit genoeg doen- kopschuw, en geeft ze een gevoel van machteloosheid. Het is bijzonder belangrijk dat de kerk en de diaconie in al hun gedrevenheid niet hun eigen mensen gaan overvragen. Er moet voldoende waardering doorklinken voor alles wat de vrijwilligers in de kerk weten te bewerkstelligen, en er moet ruimte zijn in het pastoraat en in de gemeenschap om deze mensen op adem te laten komen en hun ervaringen te laten delen. Wanneer dat zichtbaar wordt, zal dat ook een gunstig effect hebben op de respons bij het werven van nieuwe vrijwilligers. De stedelijke diaconie zal er op moeten toezien dat dit voor wat betreft haar eigen vrijwilligers ook voldoende gebeurt. (naar boven)
5. Beleidsvoornemens 5.1 Kerntaken en randvoorwaarden De diaconie heeft voor de komende beleidsperiode drie kerntaken voor zichzelf gedefinieerd: (1) hulp en aandacht voor vluchtelingen en asielzoekers in deze stad (2) armoedebestrijding en aandacht voor de kloof arm/rijk in deze stad, en (3) financiële noodhulp aan inwoners van deze stad. Deze taken overlappen elkaar soms voor een deel, maar nooit volledig. Om deze taken optimaal te kunnen uitvoeren, zal de diaconie deze komende beleidsperiode eerst haar organisatiestructuur ingrijpend wijzigen. Daarna zal ze haar deskundigheid op de verschillende deelgebieden proberen te bevorderen, en haar inkomsten zodanig proberen te verhogen dat alle noodzakelijk geachte uitgaven ook in de toekomst gegarandeerd blijven. Tegelijkertijd zal de diaconie proberen, het diaconaat in de Samen op Weg Gemeente Enschede duidelijker in beeld te brengen, door de communicatie over het gevoerde diaconale beleid te verbeteren, en door bij te dragen aan de bezinning van de gemeente over hoe wij met elkaar kerk willen zijn, en hoe het diaconaat daar in past. (naar boven) 5.2. Uitwerking 5.2.1. Verbetering organisatiestructuur 5.2.1.1. Moderamen Het moderamen van de diaconie zal geen uitvoerende taken meer op zich nemen, zodat meer ruimte vrijkomt voor alle bestuurlijke en coördinerende taken, en voor het opbouwen en onderhouden van contacten en netwerken. (naar boven) 5.2.1.2. Werkgroepen De uitvoerende taken zullen worden verricht door nieuw op te richten werkgroepen, met een duidelijke
afgebakende taakomschrijving, waarin een of meer leden van de stedelijke diaconie zitting zullen nemen, aangevuld met andere vrijwilligers. Deze laatsten hoeven geen ambtsdragers te zijn, wel zal aan hen worden gevraagd net als de diakenen geheimhouding te betrachten met betrekking tot eventuele vertrouwelijke informatie. In de diaconievergaderingen zullen de activiteiten van de werkgroepen regelmatig worden gerapporteerd en geëvalueerd. In 5.3 worden de werkgroepen nader beschreven. (naar boven) 5.2.1.3 College van diakenen In elk van de werkgroepen zullen een of meer leden van het college zitting nemen. Het college van diakenen blijft de volledige bestuurlijke verantwoordelijkheid dragen voor alle stedelijke diaconale aangelegenheden, dus ook voor wat er door de werkgroepen wordt gedaan, en draagt gezamenlijk zorg voor alle middelen en randvoorwaarden die daarvoor nodig zijn. (naar boven) 5.2.2. Verbetering communicatie Het door de diaconie gevoerde beleid, met inbegrip van het financiële beleid, zal uitgebreid aan de gemeente worden voorgelegd wanneer dit beleidsplan wordt gepresenteerd en besproken. Daarnaast zal een speciale werkgroep "public relations" (PR) worden samengesteld die de communicatie en PR in de toekomst gaat verzorgen. (naar boven) 5.2.3. Verhoging inkomsten De diaconie zal de komende jaren proberen de inkomsten aanzienlijk te verhogen. Binnen het college leven diverse ideeën om dat te realiseren, maar de plannen zijn nog niet vastomlijnd. Om deze plannen verder te concretiseren en uit te werken wordt een aparte werkgroep financiën in het leven geroepen. (naar boven) 5.2.4. Bevordering deskundigheid Bij het werven van vrijwilligers onder de gemeenteleden door de stedelijke diaconie zal gericht gezocht worden naar mensen met specifieke deskundigheden of vaardigheden die voor een bepaalde werkgroep of taak nodig zijn. Deze mensen kunnen eventueel de andere groepsleden bijspijkeren. Door de werkgroepen zullen andere groepen of personen worden bezocht, binnen en buiten Enschede, die op soortgelijke terreinen werkzaam zijn. Zo kunnen de kennis en ervaring van anderen bijdragen aan het vergroten van de eigen deskundigheid. Het moderamen zal zorgen voor voldoende aanbod en verspreiding van materiaal waarmee de werkgroepleden en de diakenen in de stad hun kennis en deskundigheid kunnen vergroten, zoals vakbladen,vakliteratuur, cursussen en studiedagen. Daarbij wordt regelmatig met de werkgroepen en wijkdiaconieën doorgesproken wat gewenst is, en of het aangeboden materiaal effectief is. Waar nodig zal door het moderamen professionele ondersteuning en begeleiding vanuit het Regionaal Dienstencentrum worden gevraagd, eventueel aangevuld met deskundigheid vanuit de eigen kerkelijke gemeente waaronder het Ministerie van Predikanten. (naar boven) 5.2.5. Plaatsbepaling diaconaat Het moderamen zal op korte termijn aansluiting zoeken bij de al bestaande initiatieven in de Samen op Weg Gemeente tot nadere bezinning op het samen kerk-zijn in deze stad, en zal de plaats van het diaconaat daarin aan de orde stellen. Indien nodig zal het moderamen daarover ook op eigen initiatief het gesprek aangaan met bijvoorbeeld de Algemene Kerkenraad, het College van Kerkrentmeesters en/of het Ministerie van Predikanten.
(naar boven) 5.2.6. Aandacht voor waardering en coaching De diaconie zal op korte termijn duidelijke en afgebakende taakomschrijvingen maken voor de werkgroepen en voor de nieuw te werven vrijwilligers, zodat mensen van tevoren goed weten wat er van ze wordt verwacht, en niet worden overvraagd. Het moderamen zal erop proberen toe te zien dat er voldoende aandacht en waardering is voor het werk van de eigen diakenen en werkgroepleden, en zal dit aspect van het kerkenwerk ook aan de orde stellen in de gesprekken met de andere kerk-organen. Het moderamen zal zoeken naar manieren waarop de vrijwilligers gecoacht en begeleid kunnen worden, waarbij ook bij anderen in de keuken zal worden gekeken (bijv. bij het Citypastoraat, waar dit heel goed is geregeld). (naar boven) 5.3. Nadere beschrijving werkgroepen 5.3.1. Werkgroep vluchtelingen De taak van de uiteindelijke werkgroep zal drieledig zijn: het onderwerp zichtbaar maken voor de kerkelijke gemeente, druk uitoefenen op de burgerlijke gemeente om iets aan de problematiek te doen, en daadwerkelijk steun bieden aan vluchtelingen, waarbij de aard daarvan nog nadere invulling behoeft. In voorbereiding op deze werkgroep worden inmiddels door een "pilotgroep" mensen bezocht die mogelijk geïnteresseerd zijn. De groep is opgestart door mensen die al in hun eigen wijk betrokken zijn bij Vluchtelingenwerk. Zo wordt een eerste vervolg gegeven aan de door de diaconie georganiseerde informatie-avond over dit onderwerp, die plaatsvond in november 2003. (naar boven) 5.3.2. Werkgroep armoede Deze werkgroep krijgt als taak, een inventarisatie te maken van wat er op dit gebied gaande is in de stad, en te onderzoeken wat en hoe de diaconie daaraan zou kunnen bijdragen. Wanneer daaruit een concrete vervolgtaak van de diaconie voortvloeit, zou de werkgroep deze zelf kunnen gaan uitvoeren. Maar ook kan de groep in een geheel andere samenstelling die nieuwe taak gaat uitvoeren. (naar boven) 5.3.3. Werkgroep noodhulp Deze werkgroep dient de deskundigheid in huis te hebben -of te halen- om hulpvragen inhoudelijk voor te bereiden, en een advies daarover aan het college van diakenen uit te brengen. Ook moet de werkgroep korte lijntjes hebben naar de bestaande hulpverlening, zodat mensen makkelijk en snel kunnen worden doorverwezen. Het bezoekwerk hoeft de werkgroep niet zelf te doen, daarvoor kan een diaken van de betreffende wijk worden ingeschakeld. Deze inventariseert dan eerst wat er aan de hand is. (naar boven) 5.3.4. Werkgroep PR Deze werkgroep gaat de komende maanden een communicatieplan schrijven waarmee de communicatie in de nabije toekomst verder kan worden verbeterd. Deze werkgroep, of een vervolggroep, gaat daarna actief de communicatie en PR verzorgen, met als doel de gemeente goed op de hoogte te houden van wat de diaconie doet. (naar boven) 5.3.5. Werkgroep financiën Deze werkgroep zal alle voorbereidende werkzaamheden verrichten om te komen tot verhoging van de inkomsten van de diaconie, waarbij ook goed naar kerken en diaconieën in andere plaatsen zal worden gekeken. Zodra de gemeente voldoende bekend is met hoe de diaconale gelden wordt besteed, en waarom nog meer geld nodig is (de communicatie hierover door de werkgroep PR moet dus eerst
gestalte hebben gekregen), kan deze werkgroep of een vervolggroep actief met geldwerving aan de slag gaan. (naar boven)
Bijlage I. Achtergronden en cijfermateriaaal bij het financieel beleid In twee diaconie-vergaderingen, op 3 en 24 oktober 2002, werden de jaarcijfers van 1996 t/m 2000 van de Samen op Weg Diaconie, de zich daarin aftekenende trends, en de daaruit volgende consequenties voor de toekomst uitvoerig besproken. (De jaarcijfers 2001 waren op dat moment nog niet voor verwerking beschikbaar). De inkomsten, zowel die uit collectes en giften (figuur 1) als die uit het rendement op het diaconale vermogen (figuur 2), liepen van 1996 tot 2000 gemiddeld terug, met in totaal zo'n 1400 euro per jaar.
Figuur 1. Inkomsten uit levend geld
Figuur 2. Inkomsten uit rendement op vermogen De stippellijnen in de figuren geven een lineaire extrapolatie van de gegevens weer. In de vergelijkingen (y = …x + …) geeft het getal vòòr de x de gemiddelde verandering per jaar in euro's weer. De daling van inkomsten uit het vermogen hield direct verband met de afname van het vermogen zelf (figuur 3), want het rendement, uitgedrukt als percentage van het vermogen, (figuur 4) bleef gedurende die jaren gemiddeld constant. De afname van het vermogen, met gemiddeld ruim 12.000 euro per jaar (figuur 3), werd veroorzaakt doordat ieder jaar de uitgaven hoger waren dan de inkomsten; de zo ontstane saldotekorten werden telkens ten laste gebracht van het vermogen.
Figuur 3. Diaconaal vermogen
Figuur 4. Rendement op vermogen in procenten
Figuur 5. In figuur 5 wordt een overzicht gegeven van alle uitgaven, de inkomsten, en de zo ontstane saldotekorten, gedurende de periode 1996-2000. Door de gesignaleerde trends te extrapoleren (=door te berekenen) naar de komende jaren, konden verschillende toekomstscenario's in beeld worden gebracht, aan de hand waarvan keuzes konden worden gemaakt ten aanzien van het toekomstige beleid. De drie basisscenario's waren: 1. uitgaven blijven doen op het huidige niveau (of daarboven), en zo blijven interen op het diaconale vermogen tot het helemaal op is 2. de uitgaven beperken, maar nog wel een saldotekort toestaan tot een bepaalde hoogte of gedurende een bepaalde tijd, dwz: beperkt interen op het vermogen tot aan een nog nader vast te stellen bodem 3. de uitgaven beperken en met onmiddellijke ingang geen saldotekorten meer accepteren, dus het vermogen verder volledig intact laten
Figuur 6. In figuur 6 wordt getoond hoe het verloop van het jaarlijks te besteden bedrag zou zijn bij scenario 1, dus wanneer de uitgaven onverminderd hoog zouden blijven. In dit scenario zouden jaarlijks steeds grotere bedragen worden onttrokken aan het vermogen. Het diaconale vermogen zou daardoor steeds sneller afnemen, en al in 2018 helemaal op zijn; de inkomsten uit dat vermogen zouden dan ook steeds sneller afnemen, en in 2018 helemaal wegvallen, waarna de uitgaven ineens van ca. 65.000 euro per jaar naar ca. 15.000 euro per jaar teruggebracht zouden moeten worden. (De mogelijkheid van verhoging van de inkomsten uit levend geld werd hierbij buiten beschouwing gelaten).
Figuur 7. In figuur 7 wordt getoond hoe het verloop van het jaarlijks te besteden bedrag zou zijn bij scenario 3. In dit scenario zouden de jaarlijkse uitgaven per direct, dus in 2003, ineens moeten worden teruggebracht van ca. 65.000 euro per jaar naar ca. 46.000 euro per jaar, waarbij het diaconale vermogen verder volledig intact zou blijven. (De mogelijkheid van verhoging van de inkomsten uit levend geld werd hier eveneens buiten beschouwing gelaten).
Figuur 8. In figuur 8 wordt getoond hoe het jaarlijks te besteden bedrag beïnvloed zou worden door abrupte of meer geleidelijke beperking van de uitgaven na of gedurende 3, 5 of 10 jaar (waarbij de mogelijkheid van verhoging van de inkomsten uit levend geld wederom buiten beschouwing werd gelaten). De hoogte van het uiteindelijk nog te besteden jaarbedrag zou dan in ieder geval ergens tussen de twee bovengenoemde scenario's uitkomen. In alle mogelijke scenario's zou -bij de ongewijzigde, volgens trend iets dalende inkomsten uit levend geld- uiteindelijk flink bezuinigd moeten worden op de uitgaven, en hoe eerder daarmee zou worden begonnen, hoe hoger het daarna jaarlijks nog te besteden bedrag daarbij zou uitpakken. Om die uiteindelijke onafwendbare bezuinigingen zo laag mogelijk te houden, maar om toch de tijd te hebben om te onderzoeken hoe die bezuinigingen het best gerealiseerd zouden kunnen worden, koos de vergadering uiteindelijk voor scenario 2. Besloten werd om beperkt verder in te teren op het vermogen gedurende een periode van maximaal 5 jaar, waarbij de uitgaven geleidelijk, ieder jaar een beetje meer, in overeenstemming zouden moeten worden gebracht met de inkomsten. Deze situatie wordt weergegeven in figuur 9.
Figuur 9. Het overgrote deel van de uitgaven, zoals ze waren opgenomen in de begroting van 2000, werd door de diaconie ook werkelijk noodzakelijk geacht. Deze staan in figuur 10 weergegeven.
Figuur 10. Werkelijke uitgaven aan posten op de begroting van de Samen op Weg Diaconie in 2000 (zonder doorzendcollecten) In de vergaderingen werd daarom ook uitvoerig gesproken over een mogelijke verhoging van de inkomsten uit levend geld. Hoewel daartoe zeker mogelijkheden werden gezien, zou dit echter niet van de ene op de andere dag kunnen worden gerealiseerd. Bovendien, zo oordeelde het college, zijn er aspecten van het diaconaat die, zeker in vergelijking tot andere grote steden, in Enschede nog weinig aandacht krijgen, maar waarvoor de stedelijke kerkelijke gemeente wel degelijk oog, oor èn geld zou moeten hebben. Omdat er snel ingegrepen diende te worden om de geschetste steeds snellere afname van het diaconale vermogen een halt toe te roepen, èn omdat de diaconie in de nabije toekomst graag ook enige ruimte wenste te houden voor zulke eventueel extra benodigde stedelijke activiteiten op diaconaal gebied, werd besloten zich eerste tijd toch vooral te concentreren op het bijstellen van de uitgaven aan reeds bestaande begrotingsposten. Op 24 oktober 2002 werd aldus besloten om (1) het volledig terugbrengen van het saldotekort te realiseren door gedurende vijf jaar geleidelijk -wat neerkwam op ieder jaar € 4900 méér- te bezuinigen op reeds bestaande begrotingsposten, en (2) de toekomstige inspanningen om te komen tot hogere inkomsten uit levend geld vooral te richten op de dan noodzakelijk geachte nieuwe diaconale activiteiten. Het diaconale vermogen zou op die manier in 2007 nog ca. € 425.000, bedragen, en daarna niet verder meer mogen worden aangetast. Inmiddels is uit de cijfers van 2001 en 2002 gebleken, dat de prognoses ten aanzien van de inkomsten uit vermogen zelfs nog iets te rooskleurig waren, maar dat de inkomsten uit levend geld nu in plaats van een dalende juist een iets stijgende lijn te zien geven. Dit laatste heeft waarschijnlijk te maken met het instellen van een derde collecte in alle wijken van de Samen op Weg Gemeente, waardoor tegenwoordig in iedere kerkdienst een collecte voor de diaconie kan worden gehouden. Gemiddeld vertonen de inkomsten van de diaconie echter nog steeds een dalende tendens, zodat er geen aanleiding bestaat om de in 2002 vastgestelde koers te wijzigen. (naar boven)
Bijlage II. Organisatie, taken en werkzaamheden van de wijkdiaconieën.
Organisatie Diakenen worden door de wijkgemeente waartoe ze behoren gekozen en officieel bevestigd in het ambt van diaken voor een periode van vier jaar, waarna ze zich nog voor één nieuwe ambtsperiode van vier jaar herkiesbaar kunnen stellen. (In de hervormde kerk konden ambtsdragers twee keer opnieuw worden bevestigd, zodat sommige diakenen nu nog met hun derde ambtsperiode bezig zijn; in de nieuwe PKN kan dat niet meer). Het aantal diakenen in de wijkdiaconieën varieerde in 2002 van 4 tot 11, met een gemiddelde van 7; het wordt echter moeilijker om nieuwe ambtsdragers te vinden, dus ook het aantal diakenen loopt in veel wijken nu wat terug. Iedere wijkdiaconie heeft een eigen voorzitter en penningmeester, en soms ook een secretaris, houdt regelmatig eigen vergaderingen, en neemt daarnaast ook deel aan de wijkkerkenraadsvergaderingen. Soms zitten 1 of 2 diakenen in het moderamen van de wijkkerkenraad. Sommige wijken kennen een indeling in subwijken, waarbij iedere diaken dan aanspreekpunt is voor zijn of haar eigen subwijk, en in veel wijken hebben de diakenen naast de algemene diaconale taken ieder een eigen specifieke taak binnen hun diaconie. Afvaardiging Iedere wijkdiaconie heeft een afgevaardigde naar de stedelijke diaconie, sommige wijken hebben bovendien een speciale ZWOdiaken die wordt afgevaardigd naar de stedelijke ZWO-commissie (Zending, Werelddiaconaat en Ontwikkelingssamenwerking), andere wijken hebben daarvoor een niet-diaken of een aparte werkgroep aangesteld. Verschillende diakenen zijn vanuit hun wijkkerkenraad afgevaardigd naar de Algemene Kerkenraad, en/of naar de classis, waar ze mede het stedelijke en regionale beleid van de kerk bepalen. Taken in de eredienst In iedere kerkdienst heeft tenminste één diaken dienst, samen met de voorganger en tenminste één ouderling. De diakenen delen aan de gemeente mee waarvoor de collecten bestemd zijn en zamelen de gaven van de gemeente in, of zien er op toe dat dat door anderen -bijvoorbeeld jeugdcollectanten- gebeurt. Ze assisteren bij de voorbereidingen van en het delen van brood en wijn tijdens het Heilig Avondmaal. In sommige wijken worden bovendien de voorbeden tijdens de dienst uitgesproken door een diaken. In vrijwel alle wijken zijn de diakenen verantwoordelijk voor het bezorgen van de bloemen na afloop van de dienst. Behalve in hun eigen wijk hebben de diakenen ook bij toerbeurt dienst in de wekelijkse kerkdiensten van het Zorgpalet. Werkzaamheden in de wijkgemeente Zaken waar vrijwel elke wijkdiaconie zich mee bezig houdt, zijn ouderenwerk en bezoekwerk. Het ouderenwerk houdt in, dat in of rondom de kerk regelmatig bijeenkomsten worden georganiseerd voor ouderen die behoren tot eigen wijkgemeente, meestal met een speciale activiteit of een spreker, en dat deze ouderen een attentie van de kerk ontvangen bij gelegenheden als Pasen, Kerst en/of de oogstdienst, en een kaart of bloemetje bij verjaardagen. Verder worden jaarlijks in vrijwel alle wijken reisjes en/of gemeenschappelijke maaltijden (bijv. met Kerst of Pasen) voor ouderen georganiseerd. Vaak zijn voor dit werk speciale werkgroepen actief, waar diakenen actief aan deelnemen of alleen een coördinerende functie vervullen; de benodigde financiën komen van de diaconie. Ouderen en zieken in de wijk worden vaak bezocht door diakenen, maar ook door andere individuele gemeenteleden of speciale bezoekgroepen. In wijken waar de kerkdienst (in de regel door de Stichting De Zonnegolf) wordt opgenomen op de band, zijn diakenen soms bovendien samen met andere gemeenteleden (al of niet als vrijwilligers van de Zonnegolf) betrokken bij de verspreiding van geluidsbanden onder mensen die de kerkdienst niet kunnen bijwonen. Een enkele diaconie is betrokken bij het bezoek aan nieuw-ingekomenen in de wijk, bij één wijk gaat een diaken samen met een ouderling regelmatig op huisbezoek bij de leden, en een andere wijk kent een (interkerkelijke oecumenische) bezoekgroep die vooral de randkerkelijken in de wijk bezoekt, met als doel meer te weten te komen van wat er onder de buurtbewoners leeft. In veel gevallen is de diaconie ook betrokken bij (de coördinatie van) het vervoer van en naar de kerk van mensen die anders de kerk niet zouden kunnen bezoeken. Soms wordt bij dergelijk bezoekwerk een attentie meegenomen, die dan uit de kas van de diaconie wordt betaald; de Stichting De Zonnegolf heeft daarvoor een eigen pot. Veel wijkdiaconieën doen iets extra's voor de zieken en gehandicapten in hun wijk. Ze organiseren bijvoorbeeld een speciale avondmaalsdienst voor mensen die normaal niet in de kerk kunnen komen, houden contact met mensen of groepen in
zorginstellingen, en zorgen ervoor dat deze mensen soms de kerk kunnen bezoeken. Ook laten sommige wijken geestelijk gehandicapten met enige regelmaat meewerken aan kerkdiensten, bijvoorbeeld bij het collecteren. Hoewel het jeugd- en jongerenwerk altijd een flink deel van de begroting van de wijkdiaconieën heeft uitgemaakt, waren de meeste diaconieën daar in hun wijk alleen bij betrokken via de financiering. Het ging daarbij om kindernevendienst, zondagschool, kinderoppas, en jeugdclubs. De eerste drie worden inmiddels niet meer door de diaconie (mede) gefinancierd (zie paragraaf 3.1.3.4), de jeugdclubs nog wel. Sommige wijken hebben een eigen jeugddiaken, die dan -al of niet samen met een jeugdouderling- coördinator of aanspreekpunt is binnen de kerkenraad voor het jeugdwerk in de wijk, maar duidelijk onderscheid t.o.v. de taken van een jeugdouderling is er momenteel eigenlijk niet. In één wijk wordt door de diaconie aan belijdeniskandidaten voorlichting gegeven over het werk van de diaconie. De ZWO-diakenen of -werkgroepleden zorgen voor de uitvoer en coördinatie van stedelijk georganiseerde activiteiten in hun eigen wijk, zoals schrijf- en handtekeningenacties voor gevangenen, de verspreiding van achtergrondsmateriaal bij collectes voor Kerkinactie of speciale themadiensten, de inzameling van voedsel en kleding voor de jaarlijkse acties van Dorcas en Mensen in Nood, de inzameling van postzegels en ansichtkaarten ten behoeve van het werk van Kerkinactie, en de verkoop van Fair Trade producten in de kerk zoals kaarsen in de adventstijd. Een enkele wijkdiaconie is zelf actief betrokken bij contacten met en hulp aan mensen in het buitenland die onder armoedige omstandigheden leven. Werkzaamheden in de geografische wijk De sociale problematiek dicht bij huis komt in de meeste diaconieën slechts zijdelings aan bod, en dan meestal via concrete hulpvragen vanuit de kerkelijke of geografische wijk. Sommige wijken krijgen zelden of nooit te maken met hulpvragen, andere wijken regelmatig; in die laatste is dan vaak één diaken speciaal belast met de hulpvragen en de daaruit voortvloeiende soms langdurige contacten. De meeste hulpvragen worden in samenspraak met de stedelijke diaconie behandeld. Omdat dergelijke zaken meestal erg gevoelig liggen, en omdat de diakenen bovendien geheimhoudingsplicht hebben, heeft de rest van de gemeente meestal geen weet van dit werk. Een enkele wijkdiaconie stelt zich actief op om zelf de sociale problematiek in de buurt op het spoor te komen, en daar iets mee te doen. Bijvoorbeeld door contact te zoeken met scholen, met anders-gelovigen uit de wijk, met mede-gelovigen uit andere kerken en randkerkelijken in de wijk, en/of met organisaties als Vluchtelingenwerk of de ouderenbonden. Daaruit voortgekomen activiteiten zijn onder meer: intensieve contacten met asielzoekers -met gezamenlijke maaltijden en ontmoeting maar ook hulp en begeleiding-, een wekelijks inloophuis, en een wekelijks spreekuur voor vragen rond belasting en sociale zekerheid. Niet-diaconale taken Naast het diaconale werk zijn diakenen ook betrokken bij het algemene kerkenwerk waarvoor de wijkkerkenraad verantwoordelijk is, zoals bijvoorbeeld de organisatie van gemeente-avonden, medewerkersavonden, startzondagen, openluchtdiensten, rommelmarkten of gemeente-uitstapjes, het bijhouden van ledenbestanden, gemeentecontacten met andere groepen, kerken of wijken, beroepingswerk, en allerlei beleidsmatige aangelegenheden. Vorming en toerusting Nieuwe diakenen worden in de gelegenheid gesteld om tenminste eenmaal in hun ambtsperiode een cursus Binnenlands Diaconaat te volgen, die met enige regelmaat door het Regionaal Dienstencentrum wordt gegeven. Verder worden alle diakenen aangespoord, jaarlijks de landelijk georganiseerde diaconale themadagen bezoeken, waar telkens een bepaald diaconaal thema nader wordt belicht. Ook voor ZWO-diakenen zijn er regelmatig speciale cursussen of themadagen, waarbij de campagnes van Kerkinactie aan de orde komen. Aan diaconale vorming en toerusting van de gemeente wordt in de wijken relatief weinig aandacht besteed. Slechts in één wijk wordt ieder jaar een gemeenteavond met een diaconaal karakter gehouden, andere wijkdiaconieën proberen soms door presentatie van hun werkzaamheden de gemeente warm te laten lopen voor het diaconaat. Besteding diaconale gelden door de wijken In het diagram hieronder wordt de verdeling van diaconale gelden weergegeven over de verschillende aandachtsgebieden in de wijken, zoals door de gezamenlijke wijken in totaal begroot in 2002.
(naar boven)