Beleidskader Integrale Veiligheid 2014-2017
A
gemeente Eindhoven
Beleidskader Integrale Veiligheid 2014-2017
Augustus 2013
esm/BE13011543
Augustus 2013
Beleidskader Integrale Veiligheid - 2014-2017
Colofon
Uitgave Gemeente Eindhoven Datum Augustus 2013
gemeente Eindhoven
Augustus 2013
Beleidskader Integrale Veiligheid - 2014-2017
Inhoudsopgave
Vooraf
5
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8
8 8 8 10 11 12 12 13 13
Visie op Veiligheid Inleiding De rol van de gemeente Aanpak Georganiseerde criminaliteit Informatiegestuurd werken (Technische) innovatie Europa Realiteit
2 Prioriteitstelling 2.1 Analyse DSP groep 2.1.1 Voorstel tot prioritering 2.1.2 Overkoepelende thema’s
14 14 14 15
2.2 Veiligheidsbeeld Eindhoven 2.2.1 Objectief 2.2.2 Subjectief
17 17 21
2.3 2.4 2.5
Wat is een prioriteit? Onderbouwing gekozen thema’s en prioriteiten Niet geprioriteerde thema’s
22 22 24
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Algemene doelstellingen Toename zelfredzaamheid inwoners Eindhoven Toename veiligheidsgevoelens Verbeteren objectieve veiligheid Tegengaan ondermijning samenleving
25 25 25 26 26
4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3
High Impact Crimes Woninginbraken Trends & ontwikkelingen Literatuur en theorieën Doestellingen
28 28 28 28 29
4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3
Overvallen/straatroof Trends & Ontwikkelingen Literatuur en theorieën Doelstellingen
31 31 32 33
gemeente Eindhoven
3
Risicojeugd Trends en ontwikkelingen Literatuur en theorieën Doelstellingen
34 34 35 38
6 Overlast 6.1 Woonoverlast 6.1.1 Trends en ontwikkelingen 6.1.2 Doelstellingen
39 39 40 41
Drank- en drugsoverlast 6.2 6.2.1 Trends en ontwikkelingen 6.2.2 Doelstellingen
41 42 43
7 7.1 7.2 7.3
44 44 45 45
5 5.1 5.2 5.3
Veilig Uitgaan Trends en ontwikkelingen Literatuur en theorieën Doelstellingen
8 Georganiseerde Criminaliteit 8.1 Mensenhandel 8.1.1 Trends en ontwikkelingen 8.1.2 Doelstellingen
47 47 47 47
8.2 Hennepteelt 8.2.1 Trends en ontwikkelingen 8.2.2 Doelstellingen
48 48 49
8.3
Langlopende multidisciplinaire handhavingtrajecten
49
9 9.1 9.2 9.3 9.4
Uitvoering en organisatie Bestuurlijke coördinatie Ambtelijke coördinatie Communicatie Planning en control
50 50 50 51 52
4
gemeente Eindhoven
Vooraf
Met ruim 220.000 inwoners is Eindhoven de vijfde stad van Nederland. Eindhoven is een dynamische stad met ontwikkelingen op het vlak van onder andere sport, cultuur, onderwijs, economie, zorg en veiligheid. Met behulp van onze belangrijkste pijlers technologie, design en kennis hebben we ons de laatste jaren zowel nationaal als internationaal op de kaart gezet en meten we ons aan internationale topregio’s. Niet voor niets zijn we in 2011 verkozen tot slimste regio ter wereld. De aanwezige kennis, kunde en innovatiekracht zetten we in om maatschappelijke vraagstukken op het gebied van energie, duurzaamheid, leefbaarheid en veiligheid op te lossen. De stad wordt hierbij gezien als levend laboratorium om innovatieve oplossingen te ontwikkelen en testen. De ontwikkelingen die Eindhoven de laatste jaren doormaakt hebben tot gevolg dat de stad een steeds grotere aantrekkingskracht heeft. De Brainportregio met de mondiale top van het hightechbedrijfsleven zorgt voor een toestroom van expats die zich in onze stad vestigen. Evenementen als de Dutch Design Week, GLOW en Koningsdag zorgen voor grote aantallen (inter)nationale bezoekers. De titel ‘beste binnenstad van Nederland’ zorgt voor een toename van het aantal winkelende bezoekers en met de langste uitgaansstraat van de Benelux heeft Eindhoven als uitgaansstad ook nog steeds een landelijke aantrekkingskracht. Naast de eigen inwoners zijn er zodoende dagelijks vele bezoekers in de stad voor werk, studie of vermaak. Alleen al de stationstunnel wordt bijvoorbeeld iedere dag door 200.000 passanten gebruikt. De grote hoeveelheid mensen die dagelijks gebruik maakt van de faciliteiten van onze stad zorgen er voor dat Eindhoven net als andere grote steden te maken heeft met grootstedelijke problemen. Achterstandswijken, dak- en thuislozen, straatroof, woninginbraken, auto-inbraken, winkeldiefstal en overlast. Het is de keerzijde van de medaille die onlosmakelijk verbonden is aan de levendigheid en aantrekkelijkheid van een grote stad. Voor ons is het zaak om deze keerzijde tot een minimum te beperken zodat het prettige woon-, leef- en verblijfklimaat gehandhaafd blijft. In 2009 is de eerste keer een beleidskader integrale veiligheid opgesteld. Sindsdien zijn er door alle betrokken veiligheidspartners flinke slagen gemaakt. In vergelijking met 2010 is de afgelopen jaren op veel veiligheidsthema’s een verbeterende trend in gang gezet. We zijn echter altijd op zoek naar nieuwe verbeterslagen. De komende jaren zullen wij ons samen met alle betrokken in- en externe partners inzetten om op diverse vlakken verbeteringen te bewerkstelligen.
gemeente Eindhoven
5
Bij het schrijven van het nieuwe beleidskader is zo veel mogelijk rekening gehouden met de transities die op ons afkomen (bv. transitie jeugdzorg) en de diverse reorganisaties die zowel bij interne als externe veiligheidspartners doorgevoerd worden. De interne reorganisatie en de aanpassing van zowel het ruimtelijke als sociale domein betekenen iets voor de manier waarop de veiligheid in de stad aangepakt gaat worden. Extern hebben de landelijke reorganisaties van zowel het Openbaar Ministerie als de politie uiteraard ook een directe invloed op de manier waarop het veiligheidsbeleid ten uitvoer gebracht kan worden. Omdat de fasen van deze transities en reorganisaties wisselend zijn is op voorhand niet te voorspellen wat de exacte invloed zal zijn op de uitvoering van het integrale veiligheidsbeleid. Al deze ontwikkelingen zullen nauw gevolgd worden en daar waar mogelijk wordt samen opgetrokken. Zo zal er samen met collega’s van het sociale domein, ruimtelijke domein, WIJeindhoven en het Veiligheidshuis een procesbeschrijving gemaakt moeten worden hoe de werkprocessen, samenwerking en opschaling er in de nieuwe structuren uit zal komen te zien. Artikel 38b van de nieuwe politiewet verplicht de gemeenteraad om ten minste eenmaal in de vier jaar de doelen vast te stellen die de gemeente op het terrein van veiligheid nastreeft. Aangezien het huidige beleidskader in het laatste jaar zit, is er gewerkt aan een nieuw beleidskader voor de periode 2014-2017. We bouwen met het nieuwe beleidskader verder op dat wat enkele jaren geleden in gang is gezet. Net als in het vorige beleidskader zal er in het nieuwe beleidskader gewerkt worden met prioriteiten. Van deze prioriteiten zullen de strategische doelen en uitgangspunten vastgelegd worden. Daarnaast bevat dit beleidskader een ‘Visie op Veiligheid’. Voortvloeiend uit het beleidskader zal het college van B&W iedere twee jaar een actieplan integrale veiligheid vaststellen. Het actieplan integrale veiligheid bevat concrete projecten, activiteiten en maatregelen die moeten leiden tot verwezenlijking van de strategische doelstellingen uit dit beleidskader. Bij het opstellen van het nieuwe beleidskader is er samengewerkt met diverse in- en externe partners binnen het veiligheidsdomein. Om te komen tot de prioriteiten voor de nieuwe beleidsperiode is er door de DSP groep onderzoek gedaan waarbij er samengewerkt is met een raadswerkgroep, betrokken bestuurders, collega’s van diverse sectoren, politie, Openbaar Ministerie, welzijn, woningcorporaties en scholengemeenschappen. Deze exercitie heeft ertoe geleid dat de keuze voor de prioriteiten van de komende periode in juni 2013 genomen is. Bij de uitwerking van de prioriteiten in doelstellingen en concrete acties en maatregelen is er samengewerkt met inwoners en ondernemers uit de stad. Met behulp van een digitale consultatie is aan hen gevraagd wat zij het beste idee vinden om een veiligheidsprobleem aan te pakken. Uit de reacties zijn geen concreet nieuwe ideeën naar voren gekomen, maar ze hebben ons de bevestiging gegeven dat we de juiste weg zijn ingeslagen. De input vanuit de digitale consultatie is middels citaten concreet weergegeven in het actieplan integrale veiligheid 2014-2015.
6
gemeente Eindhoven
Leeswijzer Voordat er inhoudelijk ingegaan wordt op de prioriteiten van de komende vier jaren, is het van belang om het kader te schetsen waarbinnen deze prioriteiten geplaatst worden. Dit kader wordt geschetst in de vorm van een ‘Visie op Veiligheid’. De visie gaat ondermeer in op de rol van de overheid, de rol van innovatie & technologie en de aanpak van criminaliteit. Nadat de kaders helder zijn gemaakt, volgt in hoofdstuk twee een uiteenzetting van het proces dat is doorlopen om te komen tot de prioriteiten voor de komende vier jaar. Bij deze uiteenzetting is aandacht voor de vragen: ‘wat maakt een thema tot een prioriteit?’ en ‘wat betekent het als een thema niet tot prioriteit benoemd is?’. Daarnaast wordt uiteengezet hoe het analyseproces van de DSP groep in samenwerking met in- en externe partners, bestuur en raadswerkgroep Veiligheid is verlopen. Nadat helder is hoe we tot de selectie van prioriteiten zijn gekomen, zal hoofdstuk drie allereerst ingaan op de algemene doelstellingen. In de daaropvolgende hoofdstukken wordt per thema ingegaan op de specifieke doelstellingen voor de komende vier jaren. Het afsluitende hoofdstuk geeft weer hoe het beleidskader organisatorisch wordt geborgd, wat de rol van communicatie is in relatie tot veiligheid en hoe het proces er de komende vier jaren uit zal zien.
gemeente Eindhoven
7
1
Visie op Veiligheid
1.1
Inleiding
Al diverse jaren is de gemeente op verschillende beleidsterreinen niet meer dé partij, maar één van de partijen geworden. Op verschillende terreinen zijn de verantwoordelijkheden verdeeld geraakt over diverse partijen. Daar waar de gemeente voorheen hiërarchisch kon sturen op basis van legitieme autoriteit of door middel van financiering, moet zij het nu hebben van visie, stimuleren, enthousiasmeren, regisseren en faciliteren op basis van gezamenlijke belangen. Onze samenleving verkeert in een overgangsfase van een verticale naar een horizontale wereld. Dit heeft te maken met processen als globalisering, individualisering en digitalisering, wat wordt aangeduid als de netwerksamenleving. Dit betekent dat de gemeente zich een andere rol moeten aanmeten: niet meer vanuit een formele autoriteit en als beheersingsgerichte regisseur maar als visionaire en faciliterende regisseur, coach en medeorganisator. Belangrijk daarbij is dat we meer durven te vertrouwen op de kennis en expertise bij andere partijen en bij onze inwoners. Ook op het gebied van veiligheid doen deze ontwikkelingen zich voor. Gezien de beperkte capaciteit van het strafrechtelijke systeem en door het feit dat andere maatregelen steeds vaker prevaleren boven strafrechtelijke maatregelen is het proces van responsabilisering van andere partijen onvermijdelijk. Het betreft daarbij niet enkel een proces van het verantwoordelijk maken maar juist ook het proces van het nemen van verantwoordelijkheid en het definiëren van het gemeenschappelijke belang en doel. De gemeentelijke regisseursrol op het gebied van integrale veiligheid is wettelijk verankerd. Het is van belang dat de gemeente Eindhoven deze wettelijke verantwoordelijkheid in de praktijk handen en voeten geeft. Daarbij vormt een onderliggende heldere visie op veiligheid in de stad en in de regio het vertrekpunt. Die visie vormt de basis van het denken en doen op het gebied van veiligheid zowel politiek, bestuurlijk als ambtelijk.
1.2
De rol van de gemeente
Maar, met wie stemmen we af over onze koers en met wie trekken we samen op om onze doelen op veiligheid te bereiken? Met andere woorden: over wie en welke samenwerking voeren we regie?
8
gemeente Eindhoven
Eén van de sterke punten van Eindhoven is de aanwezigheid en potentie van sterke partners zoals bewoners, ondernemers, woningcorporaties, politie, Openbaar Ministerie, zorg- en welzijnsorganisaties, onderwijs en vrijwilligersorganisaties. De samenwerking tussen deze partijen manifesteert zich op verschillende maatschappelijke terreinen en kent vele vormen, zoals bewonersorganisaties, buurtpreventieteams en ondernemersverenigingen. Metafoor van het voetbalelftal Als we al onze partners zouden opstellen in een voetbalelftal1 zouden Openbaar Ministerie en politie de laatste verdedigers zijn. Alleen de doorgebroken speler van de tegenstander komt bij hen terecht. De verdediging bestaat verder uit instellingen die zich bezighouden met de risico’s (risicojongeren, risicogezinnen, risicosituaties). Zo treffen we Jeugdzorg, uitgaanssurveillance, team complex toezicht en particuliere beveiliging aan op de verdedigingsposities. Op het middenveld treffen we de partners aan waarvoor veiligheid een afgeleide functie is: onderwijs, zorg, hulpverlening, welzijn, bedrijfsleven, woningcorporaties, WIJteams. Deze spelers hebben hun eigen doelen, maar krijgen ook te maken met veiligheidsissues. Daarbij gaat het om vroegtijdige correctie van ongewenst gedrag, beslechting van conflicten, versterking van de integriteit en bevordering van burgerparticipatie. In de voorhoede staan onze inwoners en ondernemers en de sociale verbanden die zij aangaan. Onze voorhoede bestaat niet uit eenzame, zwervende spitsen die op een goaltje loeren, maar weet zich in de rug gesteund door verdedigers en middenvelders die hen in positie brengen. De gemeente is de coach die met de spelers afspraken maakt over de te voeren tactiek. Eenmaal op het veld moet men elkaar vanuit de eigen rol weten te vinden, aanwijzingen geven en ruggensteun bieden. Iedere speler heeft zijn eigen positie, maar heeft ook een behoorlijke ruimte voor eigen initiatief. Daardoor kan er met lef en passie gespeeld worden. Onze gemeentelijke rol in veiligheid bestaat dus vooral uit het in positie brengen van bewoners, ondernemers en partners. Wij zijn op de hoogte van de veiligheidsproblemen die spelen, maar we lossen ze niet (alleen) op. Wij zorgen ervoor dat de juiste partners bij elkaar komen, in stelling worden gebracht en maken onderling afspraken over wie welke bijdrage aan de aanpak of de oplossing gaat leveren. Wij zorgen ervoor dat onze partners goed beslagen ten ijs komen. Onze rol is daarin faciliterend: wij zorgen voor sturing, kennis, netwerken en middelen die nodig zijn voor succesvolle samenwerkingen en het bereiken van gezamenlijke doelen. Wij kunnen als gemeente een dubbelrol van coach en speler vervullen, hierbij staan we net als politie en Openbaar Ministerie in de laatste linie van de verdediging. Doorgebroken spelers kunnen daarbij door ons als gemeente aangepakt worden met bestuursrechtelijke maatregelen. Deze rol als speler wordt steeds vaker ingezet.
1
Uit: Boutellier, H. (2005), Meer dan veilig. Over bestuur, bescherming en burgerschap
gemeente Eindhoven
9
Bovenstaande metafoor van het voetbalelftal illustreert de belangrijke rol die wij zien voor onze inwoners. De gemeente heeft in het verleden steeds meer uit handen genomen van inwoners, terwijl mensen vaak zelf hun eigen situatie het beste kennen en weten wat ze nodig hebben om uit de problemen te komen. Daarom is enkele jaren geleden een koerswijziging in gang gezet waarbij meer wordt ingezet op burgerparticipatie. Dit wordt de komende jaren verder doorontwikkeld. Er wordt ingezet op het stimuleren van de eigen kracht van de bewoner en zijn sociale omgeving (samenkracht). Dit uitgangspunt werkt alleen wanneer we dicht bij onze inwoners staan. Door in de wijk te zijn weten we wat leeft onder de inwoners. Met deze informatie op zak kunnen inwoners gericht gefaciliteerd worden in de aanpak van criminaliteit en veiligheid. Deze visie sluit aan op de wijze waarop het gehele sociale domein binnen de gemeente wordt herzien. In de transformatie van het sociaal domein (beter bekend als WIJEindhoven) wordt ook ingezet op het stimuleren van de eigen kracht van de bewoner en de sociale omgeving o.a. door de inzet van WIJeindhoventeams in de wijken.
1.3
Aanpak
Overlast en criminaliteit bestaan bij de aanwezigheid van een gemotiveerde dader, een aantrekkelijk doelwit en gelegenheid2. Als gemeente Eindhoven hebben wij oog voor alle drie factoren. Dader Binnen het huidige beleidskader wordt er hard gewerkt aan diverse veiligheidsthema’s. Per thema of doelgroep wordt ingezet op een top aan daders, een lijst geprioriteerde veelplegers of een geprioriteerde criminele jeugdgroep. De werkelijkheid is dat personen zich niet beperken tot één delictsoort of vallen binnen één doelgroep van ons beleid. Een persoon kan zowel verantwoordelijk zijn voor woninginbraken als overvallen en eveneens lid zijn van een criminele jeugdgroep of zelfs crimineel netwerk. Met een gefragmenteerde inzet op delicten of doelgroepen laten we de kraan open staan. Omdat we probleemkranen dicht willen draaien in plaats van te blijven dweilen, gaan we samen met onze partners zorgen voor een dadergerichte aanpak van een Top X. De verschillende ‘top aanpakken’ worden geïntegreerd in één Top X aanpak om zo de top die verantwoordelijk is voor de meeste criminaliteit in Eindhoven effectief aan te pakken.
2
Gelegenheidsheorie van Felson en Cohen
10
gemeente Eindhoven
Doelwit Het begrip aantrekkelijk doelwit is breed. Een aantrekkelijk doelwit kan een flatscreentelevisie zijn die in het zicht hangt, een brievenbus waar vuurwerk in gegooid kan worden of een persoon die slachtoffer wordt van zinloos geweld. We willen er voor zorgen dat de doelwitten van criminaliteit minder aantrekkelijk worden gemaakt. Daartoe maken we mensen bewust van potentiële doelwitten en hoe zij kunnen voorkomen dat hun eigendommen of zijzelf doelwit worden van criminaliteit. Zo adviseren we bewoners en ondernemers om hun woningen en bedrijfspanden veiliger te maken. Personen die waardevolle spullen in het zicht in de auto laten liggen attenderen we op het risico dat ze hiermee lopen. We bieden trainingen aan om over drempels heen te kunnen gaan en met mensen (bijvoorbeeld jeugd) in gesprek te gaan in plaats van er bang voor te zijn. Gelegenheid Naast een gemotiveerde dader en een aantrekkelijk doelwit, moet er ook gelegenheid zijn om criminaliteit te plegen. Gelegenheid wordt gevonden in anonimiteit of een gebrek aan sociale controle of toezicht. We dragen bij aan het verkleinen van de gelegenheid en het verhogen van de pakkans. Dit doen we door gemeentelijke toezichthouders en camera’s in te zetten en buurtpreventieteams te stimuleren en faciliteren op die plekken en tijdstippen waar sprake is van relatief veel overlast of criminaliteit gedurende een korte periode (hotspots en hottimes).
1.4
Georganiseerde criminaliteit
De zichtbare en onzichtbare criminaliteit zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In de loop der jaren is steeds duidelijker geworden dat het moeilijk is om de georganiseerde criminaliteit aan te pakken wanneer enkel gebruik gemaakt wordt van strafrecht. Op bepaalde momenten heeft het lokaal bestuur meer slagkracht om barrières op te werpen en criminele activiteiten onmogelijk te maken. Met de bestuurlijke aanpak leveren we als gemeente een bijdrage aan de bestrijding van georganiseerde criminaliteit. Hier valt bijvoorbeeld te denken aan toepassing van de wet BIBOB. Hiermee voorkomen we dat de onderwereld in de bovenwereld infiltreert en daarmee dat de overheid ongewild criminelen faciliteert. We doorbreken de economische machtsposities die zijn opgebouwd met kapitaal dat met crimineel vermogen is opgebouwd. Daarbij wordt nauw samengewerkt met de politie, Openbaar Ministerie, RIEC en belastingdienst. Gezamenlijk wordt bepaald hoe strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en fiscale interventies ingezet kunnen worden zodat zij het totale overheidsoptreden tegen de georganiseerde criminaliteit versterken.
gemeente Eindhoven
11
1.5
Informatiegestuurd werken
Veiligheid staat vaak in de schijnwerpers, maar dan vooral de incidenten. Wij kiezen voor een vaste koers en anticiperen op incidenten maar laten ons niet van onze koers afbrengen door plotselinge media-exposure op één specifiek incident. Per vier jaar bepalen we onze prioriteiten en iedere twee jaar bepalen wij onze doelen en maatregelen. Wij bepalen onze prioriteiten, doelen en maatregelen op basis van informatie. Met behulp van het cluster Intelligence werken wij informatiegestuurd aan veiligheid. Dat wil zeggen dat wij gebeurtenissen, signalen en trends op wijk-, buurt- en mogelijk zelfs op straatniveau in kaart brengen. Daar waar mogelijk wordt er met behulp van informatie een veiligheidsprobleem voorspeld. De informatie gebruiken we om gericht maatregelen te treffen en onze mensen en middelen in te zetten. Niet alleen om de objectieve veiligheid te verbeteren, maar juist ook om de subjectieve veiligheidsbeleving van onze inwoners positief te beïnvloeden. Dit doen we uiteraard samen met onze partners. Dat we een vaste koers varen wil niet zeggen dat we niet alert zijn op de rol en invloed van (social)media. Op basis van informatie zullen we daar waar (social) media een escalerende werking dreigt te hebben anticiperen en opschalen.
1.6
(Technische) innovatie
De gemeente Eindhoven staat bekend om techniek, licht, design en innovatie. Brainport Regio Eindhoven werd de slimste regio ter wereld, onder andere door de samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen & lokale overheid en de innovatiekracht die dit met zich meebrengt. Onze regio is uniek in de wijze waarop ICT wordt ingezet voor sociale, maatschappelijke én zakelijke doelen. Op het gebied van veiligheid komen deze werelden en mogelijkheden samen in het Dutch Institute for Technology, Safety & Security (DITSS) dat zich richt op technologische en sociale innovaties ten aanzien van veiligheid in de maatschappelijke context. Deze kennis en kunde uit onze regio worden benut bij het behandelen van veiligheidsvraagstukken. Daar waar technologische ontwikkelingen een oplossing bieden, maken we gebruik van de aanwezige samenwerkingsverbanden binnen onze regio. Hierdoor wordt in de benadering van veiligheidsproblemen ook gekeken naar beleving met inzichten uit de psychologie, sociologie en andere gedragswetenschappen. Technologische ontwikkelingen gaan hard en bieden veel kansen om sneller in te spelen op actuele gebeurtenissen in het sociale veiligheidsspectrum. Camera's maken plaats voor 'slimme sensoren' die kunnen tellen, herkennen en analyseren en die kunnen sturen, inspelen en reageren op beeld, licht, geluid en geur. Middels een netcentrisch systeem worden die facetten onderling geschakeld en kunnen hulpdiensten rechtstreeks en met up-to-date informatie worden aangestuurd.
12
gemeente Eindhoven
1.7
Europa
De eerdergenoemde processen van globalisering en digitalisering maken het noodzakelijk om de aanpak van veiligheid niet enkel op gemeentelijk niveau en zelfs niet alleen op landelijk niveau te bekijken. Het verbreden van de focus naar Europa komt voort uit twee invalshoeken: b Criminaliteit houdt niet op bij onze gemeente,- of landgrens: slachtoffers van mensenhandel worden onder andere geronseld in Oost-Europa, XTC en wiet worden geëxporteerd naar bijvoorbeeld Engeland, Italië en Spanje, cybercrime wordt gepleegd op het gehele World Wide Web en OostEuropese bendes plegen meerdere (woning)inbraken op één nacht en nemen de buit mee terug. b De diverse verschijningsvormen van criminaliteit zijn niet uniek voor Nederland, ook in andere landen zijn er vergelijkbare problemen. Het is goed om met elkaar op te trekken om te kijken waar de overlap zit en waar we elkaar kunnen versterken of van elkaar kunnen leren. De komende jaren willen we als gemeente nadrukkelijk aansluiten bij Europese initiatieven om criminaliteit aan te pakken en veiligheid te vergroten. Hierbij is interesse in samenwerkingsverbanden waarbij het gaat om kennisuitwisseling of samenwerkingsverbanden waarbij wij onze gemeente beschikbaar stellen als ‘living lab’ om onderzoeken uit te voeren die uiteindelijk internationaal uitgerold kunnen worden.
1.8
Realiteit
Het realiseren van 100% veiligheid bestaat niet. Uit onderzoek blijkt dat bewoners van zogenaamde ‘gated communities’ (afgelegen gebouwencomplexen met bewaking en eventuele ophaalbrug) zich onveiliger voelen dan mensen die midden in de samenleving staan. Simpelweg omdat de eerstgenoemde groep het verleert of niet meer leert om met andere en andersoortige mensen te communiceren en af te stemmen. Wij kiezen niet voor het isoleren maar voor actief participeren en verbinden. En juist daarin zit de ware veiligheid; de mate waarin je bereid en in staat bent om af te stemmen met je omgeving, tot een goede verstandhouding en afspraken te komen en zodoende zorg te dragen voor je eigen veiligheid.
gemeente Eindhoven
13
2
Prioriteitstelling
Met een grens aan mens en middelen is het van belang om keuzes te maken in datgene waar er de komende jaren extra op geïnvesteerd gaat worden. Het maken van een dergelijke keuze is moeilijk omdat we het liefst alle veiligheidsproblemen met dezelfde intensiteit aan willen pakken. Om de keuze te vergemakkelijken wordt deze onderbouwd middels drie facetten: - onderzoeksresultaten van een analyse uitgevoerd door de DSP groep; - het veiligheidsbeeld van Eindhoven, zowel de objectieve als de subjectieve kant; - uiteenzetting wat er onder een prioriteit wordt verstaan. Na de behandeling van deze drie facetten wordt onderbouwd waarom er gekozen is voor de prioriteiten van de komende vier jaren. Tot slot wordt aangegeven hoe we omgaan met de thema’s die niet geprioriteerd zijn.
2.1
Analyse DSP groep
2.1.1
Voorstel tot prioritering
De DSP groep heeft in maart en april 2013 onderzoek gedaan om te komen tot een aanbeveling voor prioriteiten voor het komende beleidskader. De onderzoekers zijn gestart vanuit de prioriteiten van het beleidskader 2010-2013. Deze prioriteiten heeft men uitgebreid met prioriteiten uit het veiligheidsbeleid van de gemeenten Tilburg, Nijmegen en Amsterdam en de actuele trendrapportage van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Om de lijst te completeren zijn er interviews gehouden met diverse professionals, bestuurders en leden van de raadswerkgroep veiligheid. De lijst met prioriteiten is door het bureau geaggregeerd en heeft geresulteerd in een longlist met prioriteiten. Onder het motto ‘als alles prioriteit heeft, krijgt niets prioriteit’ is er vervolgens in werksessies met professionals en de raadswerkgroep toegewerkt naar een shortlist met prioriteiten. De shortlist bevatte prioriteiten van verschillende orde van grootte of niveau. Daarom is er nog een slag gemaakt en is er een indeling gemaakt die recht doet aan de verschillen in grootte/niveaus. Daarmee is het bureau tot het volgende voorstel voor de komende vier jaar gekomen:
14
gemeente Eindhoven
Thema High Impact Crimes
Overlast Jeugd & Veiligheid Veilig Uitgaan Georganiseerde criminaliteit
2.1.2
Prioriteit - Woninginbraak - Overvallen - Straatroof - Woonoverlast - Drank en drugsoverlast - Jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit - Uitgaansgeweld - Hennepteelt - Mensenhandel
Overkoepelende thema’s
Binnen het onderzoek van de DSP groep zijn er ook enkele thema’s besproken die door iedereen wel van belang worden geacht maar die eerder gezien moeten worden als overkoepelende thema’s of aanpakken/werkwijzen die binnen meerdere thema’s naar voren komen. Onderstaande thema’s worden de komende vier jaar zodoende niet afzonderlijk geprioriteerd maar meegenomen binnen de geprioriteerde thema’s. Cybercrime Het thema cybercrime is in de werksessies met de professionals en leden van de raadswerkgroep uitgebreid aan bod gekomen. Het werd duidelijk dat het gebruikt wordt als ‘paraplu-begrip’ voor allerlei vormen van digitale of virtuele criminaliteit en overlast (van identiteitsfraude tot aan cyberpesten). Cybercrime kan daarbij het doel zijn (bv. hacking), maar ook het middel voor andere vormen van criminaliteit (bv. skimming). De grootschalige cybercrime waarbij het World Wide Web gebruikt wordt om grensoverschrijdende criminaliteit te plegen is geen taak voor de gemeente. Het is wel de rol van de gemeente om cybercrime op te nemen in het beveiligingsbeleid van de eigen organisatie en om ontwikkelingen bij te houden waarbij onze openbare ruimte zich niet alleen maar buiten bevindt maar ook in de virtuele wereld. Daar waar de virtuele wereld het verlengstuk is van onze openbare ruimte moeten we onze aanpak ook richten op die virtuele aspecten. Hier valt bijvoorbeeld te denken aan facebook en twitter als digitale ontmoetingsplaatsen voor jongeren, als aanvulling op de fysieke hangplekken in de openbare ruimte. Het is hiermee dus geen afzonderlijk thema maar een aanpak waar, daar waar van toepassing, binnen de thema’s naar gekeken moet worden. Veiligheidsgevoelens Ondanks een toename van de objectieve veiligheid is er niet eenzelfde verbetering van het gevoel ten aanzien van veiligheid. Veiligheidsgevoelens zijn namelijk afhankelijk van meer dan alleen objectieve criminaliteit. Hoe veilig men zich voelt hangt voor een groot deel ook af van leefbaarheidsvraagstukken. Niet voor niets bestaat de Veiligheidsmonitor uit zowel vragen ten aanzien van veiligheid als wel als leefbaarheid. Daarnaast zijn veiligheidsgevoelens ook afhankelijk van landelijke, mondiale ontwikkelingen die bij de samenleving als geheel zorgen voor gedachten, zorgen, onzekerheden en angsten. Onderzoeker Marnix Eysink Smeets spreekt over drie groepen factoren die van invloed zijn op veiligheidsbeleving: persoonlijke factoren, factoren op wijk/buurtniveau en factoren op macroniveau. gemeente Eindhoven
15
De discrepantie tussen de objectieve en subjectieve veiligheid wordt door veel mensen als een groeiend probleem ervaren. Als prioriteit is het echter moeilijk te koppelen aan concrete veiligheidsproblemen: het speelt bij elk thema een rol en bij ieder thema moet het op een andere manier aangevlogen worden. Het is geen criminaliteitsprobleem op zich, maar een benadering. Het moet een onderdeel zijn binnen elk thema waar wij prioriteit aan geven. Dit betekent dat er binnen elk thema, indien van toepassing, ingegaan wordt op het verbeteren van de veiligheidsgevoelens. Onze invloed als gemeente zal zich daarbij voornamelijk toespitsen op factoren op wijk/buurtniveau waarbij we werken aan schoon, heel en veilig. Hier zal communicatie altijd een nadrukkelijke rol vervullen. Heling Heling is het verwerven, bezitten of overdragen van een gestolen product. Onder heling valt ook het kopen van gestolen producten als iemand had kunnen vermoeden dat het om een gestolen goed gaat. Heling is echter geen aangiftecriminaliteit. Het voltrekt zich grotendeels buiten het zichtveld van onze inwoners, het heeft in directe zin geen effect op veiligheidsbeleving en het gevaar dreigt daarmee dat heling een ondergeschoven kindje wordt in de veiligheidsaanpak. Een grote misvatting, want: ‘zonder heler, geen steler’. Met andere woorden: heling blijft de vruchtbare grond scheppen waarin woninginbraken, overvallen e.d. in gedijen. Wij zullen daarom met politie en OM nog intensiever dan voorheen inzet plegen op de signalering en aanpak van vermoedelijke verkooppanden (ook de virtuele) en opslagplaatsen. De aanpak van heling valt in ons beleid binnen het thema High Impact Crimes. Preventie & Repressie Naast een duidelijke keuze van prioriteiten, is het voor effectief veiligheidsbeleid van belang dat er sprake is van een passend en volledig pakket maatregelen. Er moet een logische opbouw en samenhang zitten in de combinatie van alle maatregelen. Eén van de belangrijke elementen waar we in de combinatie naar kijken is de verhouding tussen preventieve en repressieve maatregelen. Als gemeente hebben we voornamelijk een rol in het voorkomen van criminaliteit, daarom zijn preventieve maatregelen voor ons van zeer grote waarde. Er zijn echter ook repressieve maatregelen nodig om de veiligheid in de stad aan te pakken. Deze repressieve maatregelen kunnen zich richten op zowel het bestuursrecht als het strafrecht. De verhouding tussen preventieve en repressieve maatregelen lag in het actieplan integrale veiligheid 2013 ongeveer 2/3 en 1/3. Ook voor de komende jaren zal de nadruk van de maatregelen op preventie komen te liggen. Situationele preventieve maatregelen (zoals aanpassingen in de openbare ruimte) zullen van invloed zijn op alle mensen die in Eindhoven wonen, werken of verblijven. Bij preventiemaatregelen die specifiek gericht zijn op het individu (dader- en slachtoffergerichte preventieve maatregelen) reikt het bereik tot de inwoners van Eindhoven, hier is Eindhoven als stad met een regiofunctie dus voor een deel afhankelijk van de preventieve maatregelen die buurgemeenten treffen. Gezien de regionale inbedding van zowel de politie als het Openbaar Ministerie levert de regiofunctie van Eindhoven op het repressieve vlak geen problemen op.
16
gemeente Eindhoven
2.2
Veiligheidsbeeld Eindhoven
Het meest complete veiligheidsbeeld van een stad wordt geschetst door zowel naar de objectieve als subjectieve kant van veiligheid te kijken. Het objectieve deel wordt bepaald door de criminaliteit die daadwerkelijk gepleegd is. Het subjectieve deel komt naar voren in (slachtoffer)enquêtes en zegt iets over de veiligheidsbeleving in een stad. Er is geen één op één relatie tussen de objectieve veiligheid en de veiligheidsbeleving. Het is op dit moment zelfs zo dat de daling van criminaliteit geen gelijke tred houdt met de manier waarop burgers overlast en veiligheid beleven. Zodoende is het van belang om zowel te kijken naar de objectieve veiligheid als naar de veiligheidsbeleving in Eindhoven. De cijfers binnen de paragraaf objectieve veiligheid hebben betrekking op de thema’s die de afgelopen vier jaar geprioriteerd waren en die daarom op dit moment deel uitmaken van de informatie die we structureel monitoren en rapporteren via intelligence. 2.2.1
Objectief
Over de breedte gaat het de afgelopen jaar goed met de ontwikkelingen om de criminaliteit en overlast terug te dringen. Allereerst zijn er goede ontwikkelingen binnen het thema jeugd. In 2009 stond het aantal meldingen ‘overlast jeugd’ nog rond de 2200, dit aantal is ieder jaar gedaald en stond het afgelopen jaar net onder de 1200. Ook in het eerste half jaar van 2013 zien we een licht dalende lijn wat betreft meldingen overlast jeugd.
Aantal feiten
overlast jeugd
2009
2010
2011
2012
Het aantal incidenten met jeugdige verdachten is de afgelopen jaren eveneens gedaald. In 2010 waren er iets minder dan 1200 incidenten met jeugdige verdachten, dit aantal is ieder jaar gedaald met in 2012 net geen 1000 incidenten.
gemeente Eindhoven
17
Het aantal overvallen is van 2009 naar 2010 flink gedaald. Sinds 2010 is het aantal overvallen weer aan het stijgen, het aantal blijft echter nog steeds ruim onder de piek van 2009. In de eerste helft van 2013 is een sterke daling van het aantal overvallen zichtbaar.
Aantal feiten
overvallen
2009
2010
2011
2012
Het aantal straatroven liet in 2009 eveneens een piek zien met bijna 240 straatroven, hierna is het aantal gedaald en ligt het aantal straatroven op ongeveer 200 per jaar. Het aantal mishandelingen is de laatste jaren licht aan het dalen, tussen 2009 en 2012 bedroeg de daling een paar procent. In de eerste helft van 2013 is het beeld van het aantal mishandelingen vergelijkbaar met 2012.
Aantal feiten
mishandeling
2009
2010
18
2011
2012
gemeente Eindhoven
In 2009 werd er nog iets meer dan 3500 keer aangifte gedaan van diefstal van een (brom)fiets. Dit aantal is een jaar later flink gedaald naar ongeveer 2500 aangiften van (brom)fietsdiefstal. De afgelopen twee jaren ligt het aantal aangiften (brom)fietsdiefstal tussen de 2900 en 3000 per jaar. Ten opzichte van het aantal aangiften in 2009 is dit een daling van bijna 16%. In de eerste helft van 2013 is het beeld van het aantal diefstallen van (brom)fietsen vergelijkbaar met 2012.
Aantal feiten
fiets- bromfietsdiefstal
2009
2010
2011
2012
Na een daling van het aantal openlijke geweldplegingen in 2010 is dit aantal in 2011 gestegen en in 2012 weer licht gedaald naar 135 aangiften. Het aantal openlijke geweldplegingen in 2012 is ongeveer 6% hoger dan in 2009. Het beeld in de eerste helft van het jaar 2013 is vergelijkbaar met 2012.
Aantal feiten
openlijk geweld
2009
gemeente Eindhoven
2010
2011
2012
19
Helaas zijn er ook enkele delicten waar de verbeterende trend het afgelopen jaar doorbroken is. Het aantal woninginbraken stond in 2009 nog op ongeveer 2000, dit aantal daalde in 2010 en 2011 naar iets meer dan 1650 inbraken per jaar. In 2012 is het aantal woninginbraken helaas gestegen naar iets meer dan 1900 inbraken. In de eerste helft van 2013 is echter weer een duidelijke afname zichtbaar van het aantal woninginbraken ten opzichte van 2012.
Aantal feiten
woninginbraken
2009
2010
2011
2012
Het aantal aangiften van auto-inbraken daalde in 2010 van ongeveer 3600 naar 2500, deze daling zette zich in 2011 door naar iets minder dan 2000 aangiften van autoinbraak. Deze trend is het afgelopen jaar helaas onderbroken, het aantal aangiften is gestegen naar het niveau van 2010. Met iets meer dan 2500 aangiften van autoinbraak ligt het aantal echter nog steeds ruim 28% onder het niveau van 2009. In het afgelopen half jaar heeft de stijgende lijn van 2012 zich doorgezet.
Aantal feiten
autoinbraken
2009
2010
20
2011
2012
gemeente Eindhoven
2.2.2
Subjectief
Uit de veiligheidsmonitor van 2012 blijkt dat bijna één op de vier Eindhovenaren slachtoffer zegt te zijn van een of meer vormen van criminaliteit. Het merendeel van de Eindhovenaren zegt slachtoffer te zijn van een vermogensdelict (met name fietsdiefstal, woninginbraken en (poging tot) zakkenrollerij/beroving), daarna volgt slachtofferschap van vernieling. Wat betreft de eigen wijk is er gevraagd in hoeverre mensen zich onveilig voelen in de eigen buurt, of ze het idee hebben dat de criminaliteit de afgelopen 12 maanden is toegenomen en of er veel criminaliteit is in de buurt. Bijna een kwart van de inwoners (26,1%) geeft aan dat ze zich wel eens onveilig voelen in de eigen buurt. Dit percentage ligt lager dan in de vier grote steden in Nederland (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag & Utrecht), maar wel hoger dan het gemiddelde in Nederland. Ongeveer 18% van de Eindhovense bevolking denkt dat de criminaliteit in het afgelopen jaar is toegenomen. Dit percentage ligt hoger dan het gemiddelde in Nederland en het percentage van de vier grootste steden. Tot slot geeft bijna17% van de Eindhovense inwoners aan dat ze het gevoel hebben dat er veel criminaliteit in de buurt is. Dit laatste percentage ligt hoger dan het landelijk gemiddelde, maar lager dan in de vier grootste steden. Naast criminaliteit is er ook aandacht voor ervaren overlast in de buurt. Bijna 30% van de Eindhovenaren geeft aan dat ze last hebben van fysieke verloedering in de buurt. Dit houdt in dat ze last hebben van rommel op straat, vernield straatmeubilair, bekladding of hondenpoep. Ongeveer 14% geeft aan last te hebben van sociale overlast, te weten ‘dronken mensen op straat’, ‘overlast drugsgebruik’, ‘mensen op straat lastigvallen’ of ‘rondhangende jongeren’. Iets meer dan één derde van de bevolking geeft aan last te hebben van verkeersoverlast. Wanneer fysieke verloedering, sociale overlast en verkeersoverlast gezamenlijk wordt berekend, geeft iets meer dan de helft van de Eindhovenaren aan last te hebben van buurtoverlast. Tot slot wordt er ook gevraagd naar de rol van de gemeente. Bijna de helft van de Eindhovenaren geeft aan dat de gemeente aandacht heeft voor het verbeteren van de veiligheid en leefbaarheid in de stad. Daarbij geeft 41,2% aan dat de buurt bij deze aanpak betrokken wordt. Over het geheel genomen geeft men het rapportcijfer 7 voor de veiligheid in de stad.
gemeente Eindhoven
21
2.3
Wat is een prioriteit?
Startpunt voor het opstellen van het nieuwe beleidskader is het vaststellen van de prioriteiten voor de komende vier jaar. De prioriteiten zijn veiligheidsthema’s die er toe doen en waar wij als overheid effect kunnen sorteren. Of een veiligheidsthema er toe doet, hangt onder andere af van de inbreuk op de persoonlijke integriteit, het gevoel van onveiligheid dat het met zich meebrengt en de maatschappelijke en sociale impact. Waar wij als overheid effect kunnen sorteren hangt af van de mogelijkheid van snelle en zichtbare resultaatboeking (quick-wins), het perspectief op duurzame effecten en een kosten-baten analyse (hoeveel moet er geïnvesteerd worden om resultaat te zien?). In de afweging wordt tevens meegenomen in hoeverre inwoners en ondernemers zelf verantwoordelijkheid kunnen nemen. Hoewel bovenstaande onderbouwing van het begrip ‘prioriteit’ een subjectief component met zich mee draagt (de inbreuk op iemands persoonlijke integriteit of het gevoel van onveiligheid is voor iedere individu anders) geeft het een goede basis voor het maken van keuzes. We bepalen namelijk de thema’s die er voor de grootste groep mensen toe doen en waar wij als overheid effect kunnen sorteren. Het maken van deze keuzes is essentieel: als alles namelijk prioriteit heeft, krijgt niets echt prioriteit. Het is daarom belangrijk om een kleiner aantal problemen tot echt zwaartepunt te benoemen. De problemen die we als zwaartepunt benoemen, zijn de thema’s die we voor de komende jaren het meest belangrijk vinden en waar we extra aandacht aan besteden in de vorm van beleidsontwikkeling, monitoring en toezicht en handhaving.
2.4
Onderbouwing gekozen thema’s en prioriteiten
Bij het onderzoek van de DSP groep is er naar diverse facetten gekeken. Trends op het gebied van veiligheid, veiligheidsbeleid van andere gemeenten en de expertise en inzichten van diverse professionals hebben geleid tot het voorstel voor prioritering. Er zijn hierbij diverse professionals geïnterviewd die kennis hebben van de cijfermatige ontwikkeling van veiligheidsthema’s. Tot slot zijn bij het voorstel voor de prioriteiten voor de komende vier jaar de afwegingen van ‘wat is een prioriteit’ nadrukkelijk meegenomen. Zodoende wordt er voor de komende vier jaar gewerkt met de prioriteiten zoals voorgesteld door de DSP groep. Voor de periode 2014-2017 is gekozen om te werken met overkoepelende thema’s en daarbinnen specifieke prioriteiten. De overkoepelende thema’s zorgen ervoor dat de grootste en belangrijkste veiligheidsthema’s de komende jaren centraal staan in het Eindhovense veiligheidsbeleid. De specifieke prioriteiten zorgen voor focus en richting binnen de thema’s. De specifieke prioriteiten waar nu voor gekozen is, doen er op dit moment het meeste toe en daar kunnen wij als overheid effect sorteren. Mochten er gedurende het tijdsbestek van het beleidskader structurele veranderingen voordoen, dan kan er binnen de vastgestelde thema’s gekozen worden voor andere prioriteiten. 22
gemeente Eindhoven
Het thema high impact crimes is gekozen omdat binnen dit thema delicten vallen die directe en grote impact hebben op het slachtoffer dat het ondergaat. Bij het delict woninginbraken komt er iemand in je huis waardoor mensen zich thuis onveilig kunnen gaan voelen, dit is juist de plek waar iedereen zich het meest veilig zou moeten voelen. De delicten overvallen en straatroof zijn geprioriteerd omdat er bij deze delicten (direct) contact is tussen slachtoffer en dader en er vaak ook sprake is van het gebruik van geweld, hierdoor heeft dit een grote impact op slachtoffers. Ondanks de afname van jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit in onze stad vinden wij het van belang om risicojeugd ook de komende vier jaar als prioriteit te benoemen. Ten eerste blijft het een prioriteit omdat voorkomen beter is dan genezen, zodoende is het beter om in een vroegtijdig stadium jongeren te helpen op het goede pad te brengen of te blijven zodat ze niet afglijden in (zwaardere) criminele activiteiten. Ten tweede omdat (hang)jongeren een belangrijke invloed hebben op de veiligheidsgevoelens van onze inwoners. Veiligheid is zoals gesteld niet enkel afhankelijk van de criminele feiten die er daadwerkelijk gepleegd worden, het is ook een gevoelskwestie. Daarbij is een duidelijke relatie zichtbaar tussen de ervaren overlast en gevoelens van onveiligheid: mensen die meer overlast ervaren voelen zich vooral in de eigen buurt vaker onveilig3. Om het veiligheidsgevoel van onze inwoners te vergroten is daarom het thema overlast voor de komende vier jaar tot prioriteit benoemd. Gezien het feit dat de thema’s verkeer en fysieke overlast al elders in de organisatie aangepakt worden, is er voor gekozen om ons binnen dit thema te richten op sociale overlast. Binnen de sociale overlast richten we ons op woonoverlast en drank- en drugsoverlast. Hiervoor is gekozen omdat dergelijke overlastvormen directe invloed hebben op de leefomgeving en daarmee op de persoonlijke integriteit en het veiligheidsgevoel. Eindhoven kent vier grote uitgaansgebieden en heeft met het Stratumseind de langste stapstraat van de Benelux. Daarnaast is Eindhoven derde evenementenstad in Nederland. Met dit grote aanbod aan uitgaansgelegenheden bekleedt Eindhoven een belangrijke regionale uitgaansfunctie. Om deze functie ook de komende jaren op een goede manier in te kunnen vullen is het van belang dat het uitgaan ook veilig is. Veilig uitgaan is daarom ook voor de komende vier jaar tot prioriteit benoemd. Binnen het thema veilig uitgaan wordt de focus gelegd op het aspect geweld, uit de cijfers blijkt namelijk dat het aantal aangiften van openlijk geweld in de afgelopen jaren licht is gestegen. Daarnaast blijft het aantal mishandelingen ondanks een lichte daling in de afgelopen jaren hoog in vergelijking met andere steden. Ruim 40% van de mishandelingen vindt plaats in het centrum en deze zijn grotendeels gerelateerd aan het uitgaan.
3
CCV, trendsignalement 2013.
gemeente Eindhoven
23
Naast deze zichtbare vormen van criminaliteit zijn er ook vormen van onzichtbare criminaliteit, strafbare feiten die voor inwoners minder op de voorgrond staan maar die de samenleving als geheel wel aantasten. We vinden het van belang om ook deze vormen van criminaliteit aan te pakken, daarom is het thema georganiseerde criminaliteit ook voor de komende vier jaar benoemd als prioriteit. Gezien de invloed op de persoonlijke integriteit en de maatschappelijke impact (ondermijning van de samenleving) wordt er binnen het thema georganiseerde criminaliteit de focus gelegd op de prioriteiten hennep en mensenhandel.
2.5
Niet geprioriteerde thema’s
Met de keuze voor bovenstaande thema’s en prioriteiten zijn er ook enkele criminaliteitsvormen die de komende vier jaar niet meer geprioriteerd zijn en waar niet extra op wordt ingezet. De onderwerpen en thema’s die niet zijn geprioriteerd worden echter niet genegeerd. Hier wordt in het kader van ‘business as usual’ en op basis van een onderhoudsniveau regulier op ingezet. Het thema relationeel geweld was in het beleidskader 2010-2013 nog tot prioriteit benoemd. De werkwijze van dit thema staat, het aantal meldingen neemt toe (en dat is positief want zo komt het probleem uit de taboesfeer) en het staande beleid wordt als zodanig voortgezet, hier is zodoende geen extra investering op nodig. De vermogensdelicten fietsdiefstal en auto-inbraken waren in het vorige beleidskader ook nog tot prioriteit benoemd. Vanwege het feit dat auto-inbraken en fietsdiefstallen minder impact hebben dan bijvoorbeeld een woninginbraak en mensen hier zelf veel maatregelen in kunnen treffen zijn deze delicten voor de komende vier jaar niet geprioriteerd. Er zijn diverse acties en maatregelen de afgelopen jaren in gang gezet, die de komende jaren uiteraard voortgezet worden. Gedurende de looptijd van het beleidskader kunnen zich ook veiligheidsontwikkelingen voordoen die wellicht niet onder de vastgestelde prioriteiten vallen. Veel van deze ontwikkelingen kunnen worden bezien als actuele veiligheidsproblemen. Hier zullen wij met alle veiligheidspartners alert en adequaat op reageren. Dergelijke acute veiligheidsproblemen vragen niet gelijk om wijzigingen binnen de prioritering van het beleidskader maar vragen om tijdelijke operationele/tactische prioritering die door middel van projecten en projectleiders aangepakt worden. Mocht er in de looptijd van het beleidskader langdurige veiligheidsontwikkelingen voordoen dan is er uiteraard altijd de mogelijkheid om een prioriteitswijziging voor te leggen aan de gemeenteraad.
24
gemeente Eindhoven
3
Algemene doelstellingen
Voor de periode 2014-2017 zijn de volgende vier algemene doelstellingen geformuleerd: 1. Toename zelfredzaamheid inwoners Eindhoven 2. Toename veiligheidsgevoelens 3. Verbeteren objectieve veiligheid 4. Tegengaan ondermijning samenleving
3.1
Toename zelfredzaamheid inwoners Eindhoven
Al diverse jaren is de gemeente op verschillende beleidsterreinen niet meer dé partij, maar één van de partijen geworden. Op verschillende terreinen zijn de verantwoordelijkheden verdeeld geraakt over diverse partijen. Onze inwoners zijn daarbij een van de belangrijkste partijen. Inwoners kennen hun eigen situatie het beste en weten wat ze nodig hebben om uit de problemen te komen. We zijn er van overtuigd dat mensen het liefste zelf de regie houden over hun leven en zelfredzaam zijn. Daarom zetten we in op het stimuleren en versterken van de eigen kracht van de bewoner en zijn sociale omgeving (samenkracht). Dit is onderdeel van WIJEindhoven, de visie op basis waarvan het nieuwe sociaal domein gestoeld is. Door te investeren in de sociale basisinfrastructuur, de eigen kracht en samenkracht en de ontkokering in de professionele ondersteuning worden de inwoners van onze stad beter in staat gesteld zelf (langer) regie te houden over hun eigen leven.
3.2
Toename veiligheidsgevoelens
Het is belangrijk dat onze inwoners zich veilig voelen, daarom zetten wij in op een toename van de veiligheidsgevoelens van onze inwoners. De toename van veiligheidsgevoelens meten wij met het rapportcijfer veiligheid en de belevingsindex, die beiden voortkomen uit de veiligheidsmonitor.
Het rapportcijfer veiligheid ligt in de periode 2014-2017 tussen de 7 en 7,5
De belevingsindex is in de periode 2014-2017 minimaal 100
De veiligheidsmonitor is een grootschalig onderzoek naar de gevoelens van (on)veiligheid bij de bevolking. Ook zaken als leefbaarheid in de buurt, buurtproblemen en slachtofferschap worden gemeten. Respondenten wordt gevraagd welk rapportcijfer ze de gemeente geven op het gebied van veiligheid. De belevingsindex wordt opgebouwd uit vragen die betrekking hebben op gevoel van gemeente Eindhoven
25
(on)veiligheid en de beleving van buurtproblemen. De belevingsindex geeft weer hoe veilig Eindhovenaren zich voelen en bestaat alleen uit enquêtegegevens. De stadsbrede scores zijn in 2009 geïndexeerd, dat wil zeggen dat de belevingsindex in 2009 op 100 is gezet. Een score hoger dan 100 wil zeggen dat men zich veiliger voelt dan in 2009.
3.3
Verbeteren objectieve veiligheid
De objectieve veiligheid heeft betrekking op de criminaliteit die daadwerkelijk gepleegd is. Dit wordt vastgesteld aan de hand van politieregistraties. De veiligheid waarbij we ons concentreren is de sociale veiligheid (grofweg de gebeurtenissen tussen burgers onderling). Fysieke veiligheid (brand, voedsel, volksgezondheid, verkeer, calamiteiten, terrorisme) wordt hier buiten beschouwing gelaten4. Ook al richten we ons enkel op sociale veiligheid, nog steeds betreft dit een breed begrip met diverse vormen van criminaliteit. Daarom is er een veiligheidsindex opgesteld waarmee er één cijfer beschikbaar is voor de objectieve veiligheid. De veiligheidsindex heeft betrekking op politieregistraties op de thema’s inbraken, diefstal, geweld, overlast en vandalisme. Net als de belevingsindex is de veiligheidsindex in 2009 geïndexeerd en is de index in 2009 op 100 gezet. Een score hoger dan 100 wil zeggen dat het veiliger is dan in 2009.
De veiligheidsindex ligt in de periode 2014-2017 tussen de 100,5 en 101
3.4
Tegengaan ondermijning samenleving
In de encyclopedie wordt het begrip ‘ondermijning’ omschreven als 1) ondergraving, 2) ondergravende werking, 3) sabotage en 4) uitholling. In het tijdschrift voor de politie5 is het begrip ‘ondermijning’ nader verkend, omdat ‘ondermijning’ door de Raad van Korpschefs als een apart veiligheidsthema is benoemd. In de zoektocht naar wat ‘ondermijning’ is, geven de schrijvers aan dat het essentieel is dat er bij ondermijning iets wordt verzwakt van onder- of van binnenuit terwijl dat (nog) niet zichtbaar is, maar op termijn wel kan leiden tot ineenstorting. Wanneer dit vertaald wordt naar de samenleving zijn er drie aspecten van belang binnen het begrip ‘ondermijning’: -
rechtsstaat en rechtsorde kunnen rechtstreeks worden ondermijnd; mensen kunnen het vertrouwen in reguliere instituties of instellingen verliezen;
4
Bruinsma, G.J.N., & W. Bernasco (2004). De stad en de sociale onveiligheid. Een state-of-the-art van wetenschappelijke kennis in Nederland. Leiden: NSCR. 5 Ondermijning en veiligheid (2010). Hoogewoning, F.C., Van Dijk, A.J., & W.C. Man in: Tijdschrift voor de Politie, 72 (5).
26
gemeente Eindhoven
-
bij grotere schandalen als bouwfraude, radicalisering of politieke schandalen kan het zelfs ertoe leiden dat het vertrouwen in sectoren of de gehele samenleving wordt verloren.
Aan de hand van deze aspecten komt men tot de volgende definitie van het begrip ondermijning: “het verzwakken of misbruiken van de structuur van onze maatschappij, leidend tot een aantasting van haar fundamenten en/of van de legitimiteit van het stelsel dat haar beschermt”. Binnen deze definitie gaat het niet alleen om de aantasting van de fundamenten van de samenleving, maar ook om verzwakking van de posities van de organisaties die de fundamenten beschermen. Als gemeente zijn wij één van de spelers die aantasting van de fundamenten van onze samenleving tegengaan. Wij strijden er voor om infiltratie van de onderwereld in de bovenwereld tegen te gaan en daarmee dat de overheid ongewild criminelen faciliteert. We maken de kwetsbare plekken binnen de legale infrastructuur zichtbaar om zo misbruik van legale economische of juridische (overheids)voorzieningen te voorkomen.
gemeente Eindhoven
27
4
High Impact Crimes
4.1
Woninginbraken
Bij het delict woninginbraak komt een vreemde in je huis en aan je persoonlijke spullen, hiermee wordt inbreuk gemaakt op de persoonlijke leefsfeer. Woninginbraken hebben daarom een grote impact op slachtoffers. Niet voor niets behoort woninginbraken tot de categorie van ‘High Impact Crimes’. Bij de aanpak van woninginbraken wordt er gebruikt gemaakt van diverse maatregelen. 4.1.1
Trends & ontwikkelingen
De afgelopen jaren vonden er in Nederland ongeveer 90.000 inbraken plaats. In één derde van de gevallen betrof het een poging tot inbraak. Het kabinet wil dit aantal in 2017 teruggebracht hebben naar maximaal 65.000 inbraken per jaar. Ondanks het feit dat de herfst en de winter nog steeds ‘favoriet’ zijn als inbraakseizoen, neemt het aandeel inbraken in de lente en de zomer toe. Verder plegen inbrekers niet meer alleen inbraken als het donker is. Steeds meer inbrekers breken ’s ochtends en ’s middags in. De wijze van inbreken (modus operandi) is niet veel veranderd, er is nog steeds sprake van het openbreken van ramen of deuren, het afbreken van cilindersloten, het boren van gaatjes en de babbeltruc. Verandering is echter wel dat daders zich minder specialiseren in één type werkwijze, maar dat ze eerder generalist zijn en meerdere werkwijzen hanteren. Naast de gelegenheidsdader en de professionele inbreker onderscheidt men de inbrekersbende en de rondtrekkende dadergroep. Inbrekersbendes bereiden zich goed voor en worden vaak herkend aan één type werkwijze die ze bij iedere inbraak hanteren. De rondtrekkende dadergroepen bereiden zich ter plaatse voor. Hier zijn groepen bij die voor korte periodes naar Nederland komen en groepen die een uitvalsbasis in Nederland hebben. Het KLPD schat in dat ongeveer een kwart van de woninginbraken in Nederland in georganiseerd verband wordt gepleegd6. 4.1.2
Literatuur en theorieën
Bij de aanpak van woninginbraken wordt gebruik gemaakt van diverse criminologische theorieën en maatregelen waarvan de effectiviteit bewezen is. -
Overlast en criminaliteit bestaan bij een gelegenheid, de aanwezigheid van een gemotiveerde dader en een aantrekkelijk doelwit7.
6 Trendsignalement 2013, ontwikkelingen in maatschappelijke veiligheid. (2013). Utrecht: CCV. Mesu, S., & D. van Nobelen (2012). Woningcriminaliteit: Verslag van een onderzoek voor het nationaal dreigingsbeeld 2012. Zoetermeer: Ipol. 7 Gelegenheidstheorie Felson & Cohen
28
gemeente Eindhoven
-
-
-
-
4.1.3
De gelegenheid kan verminderd worden door aanpassingen aan te brengen in de fysieke omgeving.8 Eerder slachtofferschap van woninginbraak is een goede voorspeller voor toekomstig slachtofferschap en de kans op herhaling is het grootst in de eerste maanden na een woninginbraak. Dit fenomeen wordt ook aangeduid als herhaald slachtofferschap9. Na een inbraak geldt er niet alleen een verhoogde kans voor dezelfde woning maar ook voor nabijgelegen woningen is er op dat moment een verhoogd inbraakrisico. Dit fenomeen wordt aangeduid als besmettingseffect10. De mate waarin besmettingseffecten een rol spelen in Eindhoven wordt momenteel onderzocht. Informeel buurttoezicht via ‘burgerwachten’ heeft een gunstige invloed op de leefbaarheid in de wijk11 Hot spot policing, waarbij de politie gericht de grootste probleemgebieden aanpakt, werkt12 Bij de aanpak van woninginbraken moet ingespeeld worden op drie sporen: inspelen op het verschijnsel van herhaald slachtofferschap en daderschap, inspelen op concentratie in ruimte en tijd en het aanpakken van meervoudige daders (veelplegers).13 Het grootste gedeelte van de aanhoudingen (in zijn algemeenheid) worden gedaan op heterdaad, door het vergroten van de heterdaadkracht gaat zodoende de pakkans omhoog.14 Doelstellingen
Van de vier hoofddoelstellingen zoals genoemd in paragraaf 3.1 zijn er drie doelstellingen van toepassing op het thema woninginbraak. Zo zal er de komende vier jaar binnen de prioriteit woninginbraak ingezet worden op een toename van de zelfredzaamheid van de inwoners van Eindhoven en streven we naar een verbetering van de objectieve veiligheid. Dit moet uiteindelijk ook leiden tot een toename van de veiligheidsgevoelens van de inwoners van Eindhoven. De toename van de veiligheidsgevoelens in relatie tot woninginbraken is niet te kwantificeren of uit te
8
Crime Prevention Through Environmental Design, C. Ray Jeffery W. Bernasco (2007). Is woninginbraak besmettelijk? Tijdschrift voor de Criminologie (49) 2 10 Johnson, S.D., Bernasco, W., Bowers, K.J., Elffers, H., Ratcliffe, J., Rengert, G., & Townsley, M. (2007). Spacetime Patterns of Risk. A cross national assessment of residential burglary victimization, Journal of Quantitative Criminology, 23(3), 201-219. 9
11
V. Lub (2013) Schoon, heel en werkzaam? Een wetenschappelijke beoordeling van sociale interventies op
het terrein van buurtleefbaarheid, Uitgeverij Boom Lemma. 12
B. de Koning (2013) De veiligheidsmythe: over politie, justitie en misdaad in Nederland, Uitgeverij
Balans, Amsterdam. 13 Peeters, M.P., Elffers, H., Van der Kemp, J.J., & W.M.E.H. Beijers(2009). Evidence-based aanpak van woninginbraak. Amsterdam:VU 14 Heterdaadkracht organiseren (2013). Tijdschrift voor de Politie, (75), 2. Meer heterdaadkracht: ‘aanhoudend in de buurt’ (2007). Politieacademie: Lectoraat gemeenschappelijke veiligheidskunde gemeente Eindhoven
29
drukken in smart doelstellingen, dit is wel mogelijk voor de overige twee doelstellingen. Binnen de doelstelling van zelfredzaamheid stellen we ons de volgende vier doelen: - Een toename van het percentage inwoners dat sociaal preventieve en/of technopreventieve preventieve maatregelen treft15. - Toename van het aantal inwoners dat zich aanmeldt voor Burgernet, BIN (buurtinformatienetwerk) of om deel te nemen aan een buurtpreventieteam. - Behoud van het aantal inwoners dat deelneemt aan de buurtinformatieavonden die worden georganiseerd in wijken waar er veel wordt ingebroken - Afname van het recidivepercentage van de daders die worden aangepakt met de Top X aanpak. Door een afname van het recidivepercentage wordt de zelfredzaamheid van daders vergroot. De objectieve veiligheid betreft het daadwerkelijk gepleegde aantal woninginbraken. We stellen ons allereerst ten doel om de slachtofferkans per 1000 woningen te doen dalen. Daarnaast willen we het percentage pogingen (en dus niet geslaagd) tot woninginbraak toe laten nemen, een toename van dit percentage duidt op betere preventieve maatregelen en het voorkomen van het binnenkomen van de dader. Een reductie van de recidive van daders binnen de Top X aanpak werkt eveneens door in het aantal daadwerkelijk gepleegde inbraken.
Doelstellingen woninginbraken beleidskader 20142017
Toename zelfredzaamheid bewoners
- Toename technopreventieve en sociaalpreventieve maatregelen die betrekking hebben op woninginbraken ( veiligheidsmonitor)
SMART doelstellingen 2017
- Toename van 25 % ten opzichte van 2013 van het aantal deelnemers aan Burgernet en buurtpreventieteams. - 20.000 deelnemers binnen BIN - Behoud van het aantal deelnemers dat deelneemt aan buurtinformatieavonden (t.o.v. 2013)
Verbeteren objectieve veiligheid
- De slachtofferkans woninginbraken per 1000 woningen ligt tussen de 16,5 en 17,5 - Minimaal 27% van de woninginbraken betreft een poging tot woninginbraak - Reductie recidive Top X17
- Reductie recidive Top X16 15
Dit betreft de volgende vijf maatregelen 1. licht laten branden, 2. extra veiligheidssloten, 3. rolluiken voor deuren en/of ramen, 4. buitenverlichting, 5. alarminstallatie
30
gemeente Eindhoven
4.2
Overvallen/straatroof
Bij de delicten overvallen en straatroof is er (direct) contact tussen dader en slachtoffer en er is ook vaak sprake van het gebruik van (enig) geweld. Voor een slachtoffer is het traumatisch om iets dergelijks mee te maken, het heeft een grote impact en zorgt voor de aantasting van veiligheidsgevoelens. Naast het delict woninginbraak zijn deze delicten daarom eveneens geprioriteerd binnen het thema ‘high impact crimes’. De delicten overval en straatroof komen niet als zodanig voor in het wetboek van Strafrecht, ze hebben beide betrekking op de artikelen 312 en 317 WvS. Het onderscheid tussen een overval en een straatroof zit in de plaats waar het delict gepleegd wordt en het doelwit. Bij een overval gaat het om een afgeschermde ruimte of om een gepland dan wel georganiseerd waardetransport, dit is bij een straatroof niet zo. Dit komt helder naar voren in de volgende landelijk gehanteerde definities: Overval: het met geweld of bedreiging met geweld wegnemen of afpersen van enig goed, gepleegd tegen personen in een afgeschermde ruimte of op een gepland dan wel georganiseerd waardetransport, of de poging daartoe Straatroof: het met geweld of bedreiging met geweld wegnemen of afpersen van enig goed, gepleegd tegen personen die zich niet in een afgeschermde ruimte bevinden, of de poging daartoe Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee typen straatroven. Het ene type wordt gekenmerkt door het feit dat een goed (tas of mobiele telefoon) wordt weggerukt waarbij de straatroof al voorbij is voordat het slachtoffer het goed en wel door heeft. Doordat men de dader niet ziet of hoort, kan men niet anticiperen op de situatie. Het enige geweld dat hierbij gebruikt wordt is het wegrukken van telefoon of tas. Deze vorm van straatroof noemt men ook wel snelroof. De andere vorm van straatroof noemt men beroving. Bij dit type vindt er daadwerkelijk een confrontatie plaats met de dader en is de werkwijze gewelddadiger: er kan eventueel gebruik gemaakt worden van een wapen, fysiek geweld of bedreigingen18. 4.2.1
Trends & Ontwikkelingen
In 2009 is een Taskforce Overvallen ingesteld die zich ten doel heeft gesteld om het aantal overvallen in 2014 weer op het niveau van 2006 te brengen. Het aantal overvallen is sinds 2009 ieder jaar gedaald en de Taskforce ligt op koers om de doelstelling voor 2014 te behalen. Behoudens een kleine toename van het aantal overvallen op supermarkten is er binnen iedere sector sprake van een positieve trend. Op dit moment is het merendeel overvallen te kwalificeren als ‘hit-and-run’ dat zoveel 16
Percentage reductie recidive wordt bepaald in het projectplan Top X aanpak. Percentage reductie recidive wordt bepaald in het projectplan Top X aanpak. 18 Van Nobelen, D., & S. Mesu (2012) Gewelddadige vermogenscriminaliteit. Overvallen en straatroof in 2010 en 2011. Zoetermeer: Ipol. 17
gemeente Eindhoven
31
betekent als dat daders zonder al te veel voorbereiding toeslaan en weer verdwijnen en dat de ze actief zijn in de eigen regio19. In 2012 was het aantal straatroven landelijk teruggebracht tot onder de 8000. De trend is hiermee gekeerd, maar het aantal moet nog meer dalen. Het kabinet heeft ingezet op een maximum van 6557 straatroven in 2014. Daar waar landelijk een piek van overvallen is wanneer de ‘donkere dagen’ aanbreken, is dit bij straatroof minder het geval, straatroven worden gedurende het gehele jaar gepleegd. Straatroven worden op alle dagen van de week gepleegd, met een lichte stijging op weekenddagen. Het zwaartepunt van straatroven ligt op de vrijdag- en zaterdagavond- en nacht. 4.2.2
Literatuur en theorieën
Bij de aanpak van overvallen en straatroven wordt er gebruik gemaakt van diverse criminologische theorieën en maatregelen waarvan de effectiviteit bewezen is. -
Overlast en criminaliteit bestaan bij een gelegenheid, de aanwezigheid van een gemotiveerde dader en een aantrekkelijk doelwit.20 De gelegenheid kan verminderd worden door aanpassingen aan te brengen in de fysieke omgeving.21 Informeel buurttoezicht via ‘burgerwachten’ heeft een gunstige invloed op de leefbaarheid in de wijk.22 Hot spot policing, waarbij de politie gericht de grootste probleemgebieden aanpakt, werkt.23 Het grootste gedeelte van aanhoudingen (in zijn algemeenheid) worden gedaan op heterdaad, door het vergroten van de heterdaadkracht gaat zodoende de pakkans omhoog.24
19
CCV Trendsignalement 2013. Utrecht: CCV. Gelegenheidstheorie Felson & Cohen 21 Crime Prevention Through Environmental Design, C. Ray Jeffery 20
22
V. Lub (2013) Schoon, heel en werkzaam? Een wetenschappelijke beoordeling van sociale interventies op
het terrein van buurtleefbaarheid, Uitgeverij Boom Lemma. 23
B. de Koning (2013) De veiligheidsmythe: over politie, justitie en misdaad in Nederland, Uitgeverij
Balans, Amsterdam. 24 Heterdaadkracht organiseren (2013). Tijdschrift voor de Politie, (75), 2. Meer heterdaadkracht: ‘aanhoudend in de buurt’ (2007). Politieacademie: Lectoraat gemeenschappelijke veiligheidskunde
32
gemeente Eindhoven
4.2.3
Doelstellingen
Bij de aanpak van straatroven en overvallen richten we ons net als bij woninginbraken op een toename van de zelfredzaamheid van de inwoners en op het verbeteren van de objectieve veiligheid. Ook binnen deze prioriteit moet dit leiden tot een toename van veiligheidsgevoelens. Dit is echter niet uit te drukken in smart doelstellingen. De toename van de zelfredzaamheid is wel smart te definiëren en vergroten we door het aantal inwoners te vergroten dat meewerkt aan Burgernet en BIN, daarnaast versterken we de zelfredzaamheid van daders door het aantal recidivisten binnen de Top X te reduceren. Binnen de doelstelling van het vergroten van de objectieve veiligheid streven we naar een maximum aan straatroven en overvallen en naar een reductie van recidive van daders die we aanpakken met de Top X aanpak.
Doelstellingen beleidskader 20142017
Toename zelfredzaamheid bewoners
- Toename van 25 % ten opzichte van 2013 van het aantal deelnemers aan Burgernet SMART doelstellingen 2017
- 20.000 deelnemers binnen BIN - Reductie recidive Top X
25
Verbeteren objectieve veiligheid
- Maximaal 40 overvallen per jaar - Maximaal 180 straatroven per jaar - Reductie recidive Top X25
Percentage reductie recidive wordt bepaald in het projectplan Top X aanpak.
gemeente Eindhoven
33
5
Risicojeugd
Jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast zorgen voor onveiligheid in wijken en een gevoel van onveiligheid bij inwoners. Verschillende bronnen duiden op een afname van de omvang van jeugdcriminaliteit. Deze positieve trend willen we doorzetten. Door vroegtijdig, op jonge leeftijd – in de context van het gezin en de wijk – probleemgedrag, overlastgevend en crimineel gedrag tegen te gaan willen we doorontwikkeling naar ernstiger gedrag en escalatie van veiligheidsproblemen voorkomen. Risicojeugd is dan ook een blijvende prioriteit de komende vier jaar.
5.1
Trends en ontwikkelingen
Bij het beleid en de uitvoering ten aanzien van risicojeugd zijn wijzigingen binnen het sociaal domein van belang: de decentralisatie van de jeugdzorg naar de gemeente, de verdere uitrol van WIJeindhoven en de doorontwikkeling van Veiligheidshuizen. Voor zowel jeugdzorg als veiligheidshuizen geldt dat de regie bij gemeenten is neergelegd. Het zijn ontwikkelingen die bij het schrijven van dit beleidskader in de planfase of in de eerste uitvoeringsfase staan. Aangezien de inhoudelijke opgave van deze ontwikkelingen zowel sociale als veiligheidsaspecten omvat, is de komende jaren sprake van gezamenlijke doorontwikkeling vanuit het sociale- en het veiligheidsdomein. Uitdaging is om het denken vanuit veiligheid en zorg nog meer met elkaar te gaan verbinden. Het gaat om gezamenlijke inhoudelijke visies vanuit veiligheid en het sociaal domein, keuzes over schaalgrootte van samenwerking en effectieve en efficiënte inrichting van beide domeinen. Motto voor de toekomst is investeren in zelfredzaamheid door het versterken van ‘eigen kracht’ en samenkracht, één gezin, één plan, één ondersteuner en investeren ‘aan de voorkant’, waardoor minder dure interventies nodig zijn. Vanuit generalistisch welzijnswerk (WIJeindhoventeams) en jeugdzorg wordt de ‘erop af werkwijze’ geborgd: naar risicojongeren toe, op straat, op pleinen en ontmoetingsplekken. De aanpak van problematische jeugd(groepen) in de wijken vereisen daarbij blijvende intensieve samenwerking conform de wijkgerichte werkwijze en samenwerking Jeugd in Beeld (JIB). De kracht van Jeugd in Beeld zit in een mix van maatregelen die in samenhang worden ingezet door politie, welzijnswerk (generalist/welzijnswerker), woningcorporaties en gemeente. Liever aan de voorkant, maar zeker ook snel en gezamenlijk interveniëren ‘aan de achterkant’ wanneer overlast en problemen zich manifesteren op straat, in de wijken. De focus ligt op contactlegging met jongeren en wijkbewoners: erop-af gaan! Bijzondere aandacht besteden we aan het verminderen van het gevoel van onveiligheid van bewoners. ‘De wijkomgeving’ is het JIB spoor dat dan ook blijvend aandacht krijgt. Hierbij gaat het fysieke maatregelen als verlichting en om sociale maatregelen gericht op contactlegging tussen jongeren en omwonenden. De sociale maatregelen moeten de spanningen in wijken doen afnemen.
34
gemeente Eindhoven
Criminele jeugdgroepen worden aangepakt in Jeugd in Beeld Plus, dit vindt plaats in het veiligheidshuis in samenwerking met JIB-partners en het Openbaar Ministerie. Voor het in kaart brengen van criminele jeugdgroepen wordt aanvullend op de Beke methodiek de netwerkanalyse (door)ontwikkeld. Hiermee worden sleutelfiguren binnen criminele netwerken zichtbaar en vervolgens toegevoegd aan de Top X lijst voor een persoongerichte aanpak van zorg en straf. Zodra de Top X aanpak ontwikkeld is, wordt het huidige Jeugd in Beeld Plus geïntegreerd in de bredere Top X aanpak. Samen met het veiligheidshuis (justitiële partners), WIJeindhoven en specialistische jeugdzorg werken we aan een doorgaande lijn van voorzorg, doorzorg (tijdens straf/detentie) en nazorg (na straf) bij jeugd. Dit betekent dat gemeentelijke informatie meegaat in het strafproces voor passende door- en nazorg (in en na detentie). De werkwijze nazorg aan jongvolwassenen, zoals dat in 2013 is ontwikkeld, wordt voortgezet en geborgd. Meer dan bij reguliere individuele nazorg wordt bij deze groep jongvolwassenen de omgeving van de ‘jongere’ betrokken: het gezin en de wijk. Deze nazorg wordt zo veel mogelijk in de wijk geboden: met welzijnswerk/WIJeindhoven en in samenwerking met wijkprofessionals binnen JIB. De verantwoordelijkheid ligt bovenal bij de jongere zelf: hij of zij is voorzitter van zijn eigen casusoverleg en verantwoordelijk voor zijn eigen toekomstplan.
5.2
Literatuur en theorieën
In het beleid risicojeugd wordt aangesloten bij ‘wat werkt’ bij de aanpak van probleem-, overlastgevend en crimineel gedrag van jongeren: - Vroegtijdig, op jonge leeftijd, inzetten op eerste probleem- en delinquent gedrag om ernstiger probleem- overlastgevend en crimineel gedrag te voorkomen.26 Inzet op onderliggende risico-/criminogene factoren op het gebied van gezinssituatie, opvoeding, school en vrienden Niet elke afzonderlijke risicofactor initieert later crimineel gedrag, daarbij speelt vooral een combinatie van factoren een rol.27 26
Loeber (1998) spreekt van ontwikkelingspaden die beginnen met weinig criminele en niet criminele gedragsproblemen en uiteindelijk leiden tot ernstige delinquentie. Halsstarrig gedrag in de vroege jeugd ontwikkelt zich tot ernstige ongehoorzaamheid naar ouders en leerkrachten, mondt zich uit in spijbelen, laat op straat hangen en weglopen van huis. Minder ernstige agressie als pesten ontwikkelt zich volgens deze theorie tot fysiek vechten en uiteindelijk tot beroving en verkrachting. Zo is ook het ontwikkelingspad denkbaar dat begint bij veelvuldig liegen en diefstal als eerste stap, naar vandalisme als tweede en ernstige diefstal als derde stap (Loeber R., 1998, Ontwikkelingspaden en risicopatronen voor ernstige jeugddelinquentie en hun relevantie voor interventies. Amsterdam: Vrije Universiteit). Uit onderzoek naar criminele carrières van hardekernjongeren blijkt dat deze gemiddeld op hun tiende voor het eerst met politie in contact kwamen. Deze vroege starters hadden risicofactoren op de verschillende leefgebieden (Ferweda, Jakobs & Beke, 1996, Signalen voor toekomstig crimineel gedrag. Een onderzoek naar de signaalwaarde van kinderdelinquentie en probleemgedrag op basis van casestudies van ernstig criminele jongeren. Den Haag: Ministerie van Justitie).
27
Loeber & Farrington, 1998, Serious and violent juvenile offender. Risk factors en succesful intervention.
Thousand Oaks: Sage. gemeente Eindhoven
35
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Probleemgedrag of relatief licht delictgedrag is een voorspeller van crimineel gedrag later, maar het één volgt het ander niet per definitie op. Jongeren kunnen ook op latere leeftijd in crimineel gedrag vervallen, en bij de meeste jongeren gaat het om incidenteel experimenteergedrag dat met volwassen worden voorbijgaat. Gezinsfactoren zijn sterk(st)e voorspellers van later delinquent gedrag en omgekeerd hebben positieve gezinsomstandigheden een remmende werking28. Negatieve gezinsfactoren kunnen leiden tot een keuze van verkeerde vrienden, weinig schoolmotivatie en spijbelen en dus tot nieuwe risicofactoren voor crimineel gedrag.29 Over het algemeen spelen bij kinderen van 6-11 jaar gezinsfactoren een grote rol, terwijl bij jongeren van 12-14 jaar risicofactoren op het gebied van school en vrienden belangrijk zijn.30 Het versterken van bindingen met de samenleving. Voor de jongere doelgroep zijn dit meestal de ouders, en bij uitputting van het directe informele netwerk moet breder worden gezocht of het formele netwerk worden versterkt.31 Naast inzet op individuele jongeren inzetten op problematische groepen jongeren; een groot deel van de criminaliteit vindt in groepsverband plaats32 en het gaat daarbij vaker om ernstigere vormen van criminaliteit die impact hebben op slachtoffers (straatroof, woninginbraak). Met een verdiepende netwerkanalyse naar criminele jeugd(groepen) wordt ook zicht verkregen op criminele jongeren/jongvolwassenen die niet deel uitmaken van zichtbare problematische jeugdgroepen in het straatbeeld (verborgen lokale criminele netwerken).33 Een veelomvattende aanpak die bestaat uit verschillende soorten maatregelen is het meest effectief. Werkzame factoren zijn: een persoonlijke aanpak van de leden van de jeugdgroep en het betrekken van de buurt bij de aanpak.34 Effectieve ‘domeingerichte’ maatregelen zijn onder meer buurtwacht, verbetering straatverlichting en gericht surveilleren door de politie. Verbetering straatverlichting en cameratoezicht is vooral effectief als die gecombineerd wordt met andere maatregelen.35 Hard optreden heeft enkel effect op korte termijn, op lange termijn leidt het tot sociale spanningen ongeregeldheden.36
28
Junger-Tas, 1996, Jeugd en gezin. Preventie vanuit justitieel perspectief. Den Haag: Ministerie van Justitie. 29 Van der Heijden-Attema en Bol, 2000, Moeilijke jeugd: risico- en protectieve factoren en de ontwikkeling van delinquent gedrag in een groep risicojongeren. Den Haag: WODC. 30 Lipsey en Derzon (1998) in Loeber & Farrington (1998), zie voetnoot 10. 31 Hirschi, 1969, Causes of delinquency, Berkeley: University of California Press. 32 Schuyt (1993) in Ferweda & Van Ham, 2010, Problematische jeugdgroepen in Nederland: Omvang, aard en politieproces beschreven. Bureau Beke. 33 Presentatie criminoloog Beke, november 2013, gemeente Eindhoven. 34 NJI over bewezen effectieve interventies gericht op problematische jeugdgroepen, - overlast en - criminaliteit. 35 Zie voetnoot 16. 36 Bervoets, 2006, Tussen respect en doorpakken: de politiële aanpak van Marokkaanse jongeren in Gouda, Utrecht en Amsterdam. Amsterdam: SWP.
36
gemeente Eindhoven
-
-
-
De combinatie van straffen en het bieden van ondersteuning is effectief in tegenstelling tot alleen straffen.37 Gerichte politiesurveillance op zowel specifieke locaties als bepaalde tijdstippen, heeft een positief effect op de sociale veiligheid. Studies van het Sociaal en Cultureel Planbureau laten zien dat dit strenger en gerichter optreden zowel leidt tot het dalen van overlast en criminaliteit als vermindering van gevoelens van onveiligheid.38 De politie krijgt door aanwezigheid in de wijk krediet door te handhaven of daarvan juist af te zien (een passende bejegening voor een jeugdgroep, een locatie of persoon).39 Het optreden van de politie dient open, vriendelijk en vooral duidelijk te zijn. Onder gezag wordt streng, rechtvaardig en daadkrachtig handelen verstaan waarbij duidelijk wordt gemaakt aan jongeren dat bij overschrijding van de grenzen er opgetreden wordt.40
37
Berg-le Clerq, 2011, Wat werkt bij overlast? Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Sociaal en Cultureel Planbureau, 2009. Overlast en verloedering ontsleuteld: Veronderstelde en werkelijke effecten van het Actieplan overlast en verloedering. 39 Van der Torre, 2011, Politiewerk aan de basis: Stevig en nuchter. Apeldoorn: Politieacademie. 40 Van der Valk, 2007, De straat tegen de straat. Interactie tussen politieagenten en jongeren uit de straatcultuur. Utrecht. 38
gemeente Eindhoven
37
5.3
Doelstellingen
We richten ons binnen het thema risicojeugd op toename van de zelfredzaamheid van jongeren, het verbeteren van de objectieve veiligheid en het verbeteren van veiligheidsgevoelens van inwoners. Zelfredzaamheid van risicojongeren neemt toe door met een combinatie van zorg en straf de recidive terug te dringen van Top Xleden en ex-gedetineerde jongvolwassenen. Zelfredzaamheid van risicojongeren in de wijk wordt vergroot door hen met de wijkgerichte aanpak Jeugd in Beeld grenzen en kansen te bieden. Een maximum aan overlastmeldingen jeugd en incidenten met jeugdige verdachten zal de objectieve veiligheid vergroten. Wat betreft veiligheidsgevoelens richten we ons op de overlast die wordt ervaren van rondhangende jongeren en de mate waarin men zich onveilig voelt nabij rondhangende jongeren.
Doelstellingen beleidskader 20142017
Toename zelfredzaamheid
Verbeteren objectieve veiligheid
Toename veiligheidsgevoelens inwoners Eindhoven
- Reductie recidive Top X41
SMART doelstellingen 2017
- Reductie recidive exgedetineerde jongvolwassenen - Zelfredzaamheid van risicojongeren in de wijk is vergroot
- Maximaal 1100 meldingen overlast jeugd
- Ondervindt veel overlast van rondhangende jongeren ≤ 6,9% 42 (veiligheidsmonitor)
- Maximaal 850 incidenten met jeugdige verdachten - Voelt zich vaak onveilig nabij rondhangende jongeren ≤ 12% 43 (veiligheidsmonitor)
41
Percentage reductie recidive wordt bepaald in het projectplan Top X aanpak. Ook in 2012 stond het percentage van Eindhovenaren dat veel overlast ondervindt van rondhangende jongeren op 6,9% 43 Ook in 2012 stond het percentage van Eindhovenaren dat zich vaak onveilig voelt nabij rondhangende jongeren op 12% 42
38
gemeente Eindhoven
6
Overlast
6.1
Woonoverlast
Onder woonoverlast verstaan we “het resultaat van het gedrag van een bewoner dat regelmatig of voortdurend optreedt waardoor één of meer omwonenden ernstig in hun woongenot worden gestoord en/of in hun vrijheid worden belemmerd, of waardoor de individuele bewoner zichzelf schade toebrengt tot last van omwonenden”. Het gaat dus om overlast die buren en buurtgenoten van elkaar ondervinden. In de ideale situatie lossen bewoners de geschillen onderling op, in bepaalde gevallen kunnen, durven of willen ze dit echter niet. In eerste instantie kan buurtbemiddeling in die situaties de oplossing bieden. In een volgende fase komen woonoverlast- en woonzorgteams in beeld. Wanneer de overlast ernstige vormen aanneemt, zich steeds herhaalt of voor urgente, gevaarlijke situaties zorgt, zal er door de gemeente moeten worden ingegrepen. Dit betreft de laatste fase van handhaven. Voor de aanpak van woonoverlast zijn volgens het model praten, zorgen en handhaven diverse gemeentelijke sectoren en externe partners betrokken.
PRATEN
HELPEN & ZORGEN
HANDHAVEN
Buurtbemiddeling
Woonoverlast en woonzorgteams (WOT)
Vergunningen, Toezicht, & Handhaving (VTH)
Stadsdeelgerichte multidisciplinaire teams
Onder regie van VTH worden
Burenconflicten worden
bespreken overlastsituaties waar sprake is van
onrechtmatige situaties zoals
pratend opgelost. Getrainde
psychiatrische en/of verslavingsproblematiek,
hennepteelt, gevaarzettingen,
vrijwilligers bemiddelen in
vervuiling, vereenzaming. Deelnemers komen
overbewoning,
gesprekken tussen
onder regie van gemeente (M&M) tot de meest
geluidsoverlast, bedreiging en
conflicterende buren en laten
optimale interventies (WOT).
intimidatie al dan niet d.m.v.
hen tot afspraken komen.
team complex toezicht Wijteams (WIJeindhoven) werken vanuit de gedachte van 1 huishouden, 1 plan, 1 contactpersoon: de wir-war aan hulpverleners in 1 gezin wordt teruggedrongen - die ene professionele contactpersoon is een generalist, hij/zij kan dus op alle leefgebieden ondersteuning bieden - stimuleren van de eigen kracht van mensen en van de sociale omgeving (samenkracht).
gemeente Eindhoven
39
gehandhaafd.
6.1.1
Trends en ontwikkelingen
In 2012 deden 70.000 Nederlanders mee aan het Woononderzoek Nederland 2012. Uit dit onderzoek blijkt dat 6% van de respondenten vaak overlast ondervindt van directe buren, 16% ervaart soms overlast van directe buren. Uit de cijfers blijkt daarnaast dat bewoners van huurwoningen meer overlast ervaren dan mensen in een koopwoning. Volgens de Integrale Veiligheidsmonitor 2011 wordt burenoverlast de laatste jaren als een groter probleem ervaren. Gaf in 2008 nog 3% aan dat ze overlast van buren een belangrijk buurtprobleem vonden, in 2011 was dit gestegen naar 3,8%. Bij een rondgang van het CCV langs gemeenten geven diverse gemeenten en corporaties aan dat woonoverlast een actueel probleem is en dat er een stijging zichtbaar is van het aantal casussen waar psychische kwetsbaarheid in het spel is. Het is zodoende niet gek dat er zowel bestuurlijk als beleidsmatig steeds meer aandacht is voor woonoverlast die gepleegd wordt door psychisch kwetsbare personen. Alle betrokken partijen geven aan dat ze hier graag mee aan de slag gaan. De stuurgroep experimenten volkshuisvesting (SEV) waarschuwt dat toekomstige budgetten voor ondersteuning en begeleiding van kwetsbare personen die woonoverlast veroorzaken echter in de toekomst eerder af dan toe zullen nemen44. Het CCV houdt ieder jaar een benchmark ten aanzien van de inzet van buurtbemiddeling, zij geven aan dat ruim tweederde van alle burenruzies door buurtbemiddeling zijn opgelost. Ze bemiddelen daarbij het vaakst over geluidsoverlast, daarnaast ook vaak ten aanzien van tuin- en grondgeschillen45. Onderzoeker Michel Vols doet binnen het Centrum voor Openbare Orde en Veiligheid van de Universiteit van Groningen een promotieonderzoek naar de handhaving van openbare orde en overlastbestrijding in Nederland, België en Groot-Brittannië. Ondanks het feit dat woonoverlastzaken veelal met niet-juridische middelen worden opgelost, pleit hij voor een uitbreiding van het juridische instrumentarium waarmee sneller en minder ingrijpend opgetreden kan worden tegen woonoverlast. Dit instrumentarium zou niet gericht moeten zijn op verlies van de woning door de overlastveroorzaker, het instrumentarium zou juist oplossingsgericht moeten zijn. Hij verwijst hierbij naar de Anti-Social Behaviour Order (ASBO) die in Engeland door rechters opgelegd kan worden. Rechters kunnen daar gedragsaanwijzingen opleggen die bijvoorbeeld gericht zijn op een bezoekersverbod, een verbod op pianospelen gedurende bepaalde tijdstippen of een verbod op het houden van feesten46. Op dit moment is er in Nederland nog niet iets dergelijks als de ASBO in Engeland. Wellicht dat een soortgelijke toepassing in Nederland in de toekomst wel ingevoerd gaat worden.
44 www.hetccv.nl/dossiers/woonoverlast CCV Trendsignalement 2013. Utrecht:CCV 45 CCV Trendsignalement 2013. Utrecht:CCV 46 http://www.kennislink.nl/publicaties/als-je-buurman-een-aso-is
40
gemeente Eindhoven
6.1.2
Doelstellingen
Met het aanpakken van woonoverlast streven we naar een toename van de zelfredzaamheid van inwoners, een verbetering van de objectieve veiligheid en een toename van veiligheidsgevoelens. Voor al deze doelstellingen geldt echter dat dit wat betreft het thema woonoverlast moeilijk is om te kwantificeren en er zodoende geen smart doelstellingen aan te koppelen zijn. Om echter wel de stand van zaken ten aanzien van woonoverlast in de gaten te houden zal er nadrukkelijk zicht gehouden worden op het aantal meldingen bij het advies- en meldpunt woonoverlast, het aantal casussen complex toezicht met betrekking tot woonoverlast en het aantal zaken buurtbemiddeling47.
6.2
Drank- en drugsoverlast
Drank- en drugsoverlast is een breed begrip. De term drugsoverlast wordt ingedeeld in drie categorieën48: - criminele overlast: drugsproductie- en handel - openbare orde overlast: overtredingen van de APV - audiovisuele overlast: irritant, hinderlijk en onaangepast gedrag, zonder dat er sprake is van criminaliteit of overtreding APV. Diverse personen kunnen de ervaren overlast veroorzaken, bijvoorbeeld dealers, runners en gebruikers. De plaatsen waar de overlast plaatsvindt kunnen gerelateerd zijn aan de plekken waar gedeald wordt, plekken waar gebruikt wordt, drugspanden of opvangplekken. De overlast die ervaren wordt kan het gevolg zijn van de personen die op straat hangen, maar kan ook het gevolg zijn van de vervuiling die er in de buurt ontstaat. Drank- en drugsoverlast staan nooit op zichzelf, het is vrijwel altijd te relateren aan problemen als werkloosheid, dakloosheid of een verslavingsprobleem. Drank- en drugsoverlast zijn daarom typisch veiligheidsproblemen die zowel vanuit de kant van veiligheid als vanuit de zorgkant aangevlogen worden. Vanuit veiligheid moet er voor gezorgd worden dat daar waar er excessen ontstaan er wordt ingegrepen en de zorgtak moet er voor zorgen dat mensen de hulp krijgen die ze nodig hebben, waardoor het aantal excessen uiteindelijk tot een minimum beperkt wordt.
47
Er zal in 2013 een 0-meting met indicatoren voor woonoverlast opgesteld worden, aan de hand van deze 0-meting zal de situatie rondom woonoverlast in de toekomst bijgehouden worden. 48 Indeling volgens Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid via www.raadsledenenveiligheid.nl gemeente Eindhoven
41
6.2.1
Trends en ontwikkelingen
Binnen de Veiligheidsmonitor die jaarlijks wordt afgenomen bij inwoners van Nederland wordt onderscheid gemaakt tussen ‘fysieke overlast’, ‘sociale overlast’ en ‘verkeersoverlast’. Fysieke overlast heeft betrekking op rommel op straat, vernieling, bekladding en hondenpoep. Verkeersoverlast gaat over te hard rijden, parkeerproblemen en agressief rijgedrag. De vraag van ervaren sociale overlast heeft betrekking op dronken mensen op straat, overlast van drugsgebruik, rondhangende jongeren en het lastig vallen van mensen op straat. Het oordeel van Nederlanders over de leefbaarheid en veiligheid in de eigen buurt is de afgelopen jaren nauwelijks veranderd. De leefbaarheid in de wijk wordt wel iets beter beoordeeld dan de veiligheid. Er is een afname van het aantal Nederlanders dat fysieke overlast ervaart (bekladding, vernieling, hondenpoep) en het aandeel Nederlanders dat overlast ervaart van jongeren of buren is vrijwel constant. Er is wel een lichte toename van het aantal Nederlanders dat overlast ervaart van dronken mensen. Dit alles blijkt uit de Integrale Veiligheidsmonitor 2011 die landelijk afgenomen wordt49. Inwoners van Eindhoven ervaren de afgelopen jaren iets meer drugsoverlast en overlast van dronken mensen op straat. In 2009 gaf 5% van de Eindhovense inwoners aan dat ze veel last hadden van drugsoverlast, dit was in 2011 9%. Wat betreft overlast van dronken mensen op straat is dit van 8% in 2009 gestegen naar 10% in 2011. Het percentage mensen dat aangeeft overlast te ervaren van mensen die op straat worden lastiggevallen is gestegen van 2% in 2009 naar 4% in 2011. Net als de landelijke cijfers is de ervaren overlast van groepen jongeren vrijwel constant gebleven en is het percentage inwoners dat fysieke overlast ervaart licht gedaald. De aanpak van de overlast die aan dak- en thuisloze verslaafden wordt toegeschreven behoort o.a. tot de hoofddoelstellingen van het Stedelijk Kompas (Plan van aanpak maatschappelijke opvang 2008-2015). Het Stedelijk Kompas hanteert een persoonsgerichte benadering, die wordt gerealiseerd door middel van sluitende ketenaanpak onder aansturing van de gemeente. De keten strekt zich uit van preventie en opvang tot en met woonbegeleiding en richt zich enerzijds op het vergroten van de zelfredzaamheid en anderzijds op het verbeteren van de leefomgeving (en aanpak van de overlast). De komende jaren ligt de nadruk niet op zorg en ondersteuning, maar op huisvesting en werk/dagbesteding, de voorzieningen worden daartoe aangepast. Het programma stedelijk kompas loopt in ieder geval tot en met 2014, voor het jaar 2015 e.v. is op dit moment nog niet duidelijk hoe de werkwijze wordt ingebed en voortgezet in de reguliere aanpak dak- en thuislozen (2e fase aanpak). Eind 2013 staat er een evaluatie van het Stedelijk Kompas op het programma die daar richting aan zal moeten geven. Daarnaast hebben ook de transities binnen de Jeugdzorg, AWBZ en de
49
CCV Trendsignalement 2013. Utrecht:CCV
42
gemeente Eindhoven
participatiewet invloed op het programma Stedelijk Kompas. Dit geldt uiteraard ook voor de uitrol van WIJeindhoven. Hoe dan ook zal maatschappelijke opvang in de toekomst blijven bestaan. Wellicht dat het dan echter niet meer onder de noemer van het programma Stedelijk Kompas ten uitvoer wordt gebracht.
6.2.2
Doelstellingen
Binnen de prioriteit drank- en drugsoverlast richten we ons in eerste instantie op een toename van de zelfredzaamheid van de inwoners van Eindhoven. We streven naar een toename van de zelfredzaamheid door in allerlei vormen en bij diverse doelgroepen te zorgen voor duurzame huisvesting. Door te werken aan de zelfredzaamheid van onze inwoners werken we indirect ook aan een toename van de objectieve veiligheid en de veiligheidsgevoelens, deze zijn voor de prioriteit dranken drugsoverlast echter moeilijk te kwantificeren, waardoor hier geen smart doelstellingen voor geformuleerd zijn.
Doelstellingen beleidskader 20142017
Toename zelfredzaamheid inwoners
- Alle geregistreerde dak- en thuislozen hebben een passend traject50 - Tenminste 60% van de geregistreerde dak- en thuislozen is regulier en duurzaam gehuisvest volgens de norm van de zogenaamde stabiele mix51
SMART doelstellingen 2017
- Maximaal 20% van alle dreigende of aangekondigde huisuitzettingen kan niet worden voorkomen. - Het aantal dak- en thuislozen ten gevolge van afwenteling door penitentiaire of andere instellingen is ten hoogste 5% van het totale aantal dak- en thuislozen - Tenminste 60% van de geregistreerde zwerfjongeren is regulier en duurzaam gehuisvest volgens de norm van de zogenaamde. stabiele mix
50
Een traject is passend als het is opgesteld in overleg tussen de cliënt en een toegewezen cliëntmanager,
op grond van de intake en de uitkomsten van het ketenoverleg dat aan de desbetreffende cliënt is gewijd. 51 Hierbij hebben dak- en thuislozen gedurende een periode van 3 maanden huisvesting, inkomen en zorg. gemeente Eindhoven
43
7
Veilig Uitgaan
Als vijfde stad van Nederland heeft Eindhoven een divers en groot aanbod aan uitgaansgelegenheden. In het centrum zijn vier verschillende uitgaansgebieden te onderscheiden met ieder een eigen stijl en doelgroep. Het bekendste gebied in het centrum is uiteraard het Stratumseind, de grootste en langste stapstraat in de Benelux. Net buiten het centrum is Strijp S volop in ontwikkeling, dit gebied ontpopt zich meer en meer tot een vijfde horecaconcentratiegebied. Binnen alle ontwikkelingen in de horeca is het van belang dat we oog hebben en houden voor de veiligheidssituatie. Het horeca-aanbod kan nog zo divers en vernieuwend zijn, het publiek moet zich er prettig en veilig voelen om er daadwerkelijk gebruik van te maken. Veilig uitgaan is een breed begrip en omvat zowel geweld, overlast, alcohol- en drugsgebruik, samenwerking tussen alle betrokken partijen en toezicht- en handhaving. Voor de komende vier jaar is het onderdeel uitgaansgeweld benoemd als belangrijkste prioriteit, de overige facetten van veilig uitgaan zullen echter niet buiten beschouwing gelaten worden.
7.1
Trends en ontwikkelingen
Op 1 januari 2013 is de nieuwe Drank- en Horecawet van kracht gegaan. Met deze nieuwe wet wil het kabinet: b Alcoholgebruik onder jongeren terugdringen; b Alcohol gerelateerde verstoring van de openbare orde aanpakken; b Bijdragen aan het verminderen van de administratieve lasten. De nieuwe Drank- en Horecawet (nDHW) maakt de gemeente verantwoordelijk voor het toezicht op- en de handhaving van deze wet. Daarnaast verplicht de nDHW de gemeente om de schenktijden en bijeenkomsten in paracommerciële inrichtingen met een verordening te reguleren. Verder biedt de wet gemeenten de mogelijkheid om met een verordening ondermeer beperkingen te verbinden aan kortingsacties met alcoholhoudende drank. Als uitvloeisel van deze nDHW is er in Eindhoven per 1 juli 2013 een nieuwe Drank- en Horecaverordening van kracht. In de uitwerking van het handhavingsplan van de nieuwe drank- en horecaverordening is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van het aanwezige maatschappelijk kapitaal om samen te komen tot een optimale bescherming van een verantwoorde drankverstrekking in Eindhoven.
44
gemeente Eindhoven
Evenementen en het uitgaansleven zijn helaas vaker het decor voor geweld binnen het publieke domein. De term uitgaansgeweld is echter op zichzelf geen vast omlijnd begrip, zowel niet in de literatuur als in de registratie van de politie. Landelijk zijn er zodoende ook geen cijfers van de omvang van uitgaansgeweld52. In Eindhoven rekenen we geweldsdelicten tot uitgaansgeweld wanneer ze gedurende uitgaanstijden in de uitgaansgebieden plaatsvinden. In 2012 waren er iets meer dan 350 aangiften van uitgaansgeweld, dit was een afname van 6% ten opzichte van het aantal aangiften van uitgaansgeweld in 2011.
7.2
Literatuur en theorieën
Bij de aanpak van veilig uitgaan wordt er gebruik gemaakt van enkele theorieën en feiten: - Net als vele andere vormen van criminaliteit is uitgaansgeweld niet te verklaren vanuit één type risicofactor. Er zijn drie typen risicofactoren die een rol spelen bij het ontstaan van uitgaansgeweld: 1.) individuele risicofactoren (leeftijd, geslacht, opvoedingsproblematiek etc.); 2.) risicofactoren die samenhangen met het gebruik van genotmiddelen; 3.) risicofactoren die samenhangen met situationele factoren in en rondom uitgaansgelegenheden (aantal personen per m2, licht, geluid, vervoersmogelijkheden in omgeving etc)53. - Bij tenminste 75% van het uitgaansgeweld worden de delicten gepleegd onder invloed van genotmiddelen, het merendeel betreft alcohol, drugs in mindere mate.54 - ‘Middel’, ‘persoon’ en ‘omgeving’ zijn van belang bij geweld en agressie. Het middel alcohol werkt ontremmend, versterkt het groepsgevoel en draagt ertoe bij dat ‘social cues’ minder goed worden begrepen. Wat betreft ‘persoon’ is er een oververtegenwoordiging van jonge mannen in groepen die een probleem hebben met hun impulsbeheersing. Een omgeving waar men anoniem denkt te kunnen zijn, waar men even een ‘time-out’ neemt van dagelijks bestaan, met weinig regels en een onduidelijke handhaving en waar het klein, warm en druk is zorgt voor eveneens voor een toename van geweld. 55
7.3
Doelstellingen
Van de algemene doelstellingen zijn er drie van toepassing op het thema veilig uitgaan. Er zal gewerkt worden aan een toename van de zelfredzaamheid van het uitgaanspubliek, een toename van de objectieve veiligheid en er wordt ingezet op een toename van de veiligheidsgevoelens in het uitgaansleven. 52
Spapens, A.C., Hoogeveen, C.E., & C.A.M. Pardoel (2001). Uitgegaan en ingesloten. Oorzaken van uitgaansgeweld in de regio Brabant Zuid-Oost. Tilburg: IVA/KUB Trendsignalement 2013. Utrecht: CCV 53 H.H. Duijvestijn: Uitgaansgeweld, oorzaken en preventie. Den Haag, 2004 54 Ferwerda, H., & N. van Hasselt (2013). Middelengebruik en effecten op agressie. Tijdschrift voor de Politie, jrg. 75 (6). 55 Ferwerda, H., & N. van Hasselt (2013). Middelengebruik en effecten op agressie. Tijdschrift voor de Politie, jrg. 75 (6). gemeente Eindhoven
45
Bij zelfredzaamheid zetten we in op zelfredzaamheid van de uitgaande jongere, de ouder van uitgaande jongeren en op de horecaondernemer. De zelfredzaamheid van jongeren vergroten we door ze deel te laten nemen aan een vorm van burgerparticipatie binnen het project Stratumseind 2.0. Van ouders wordt de zelfredzaamheid vergroot door ze deel te laten nemen aan het project ‘uit met ouders’, door het aantal deelnemende ouders de komende jaren uit te breiden wordt de zelfredzaamheid van ouders vergroot. Tot slot zetten we in op meer horecaondernemers die zich aansluiten bij de collectieve horecaontzegging, op die manier hebben ondernemers meer grip op het publiek dat zich in de eigen zaak bevindt. De objectieve veiligheid vergroten we door een afname van het aantal aangiften uitgaansgeweld te bewerkstelligen. Tot slot willen we ten behoeve van een toename van de veiligheidsgevoelens dat er een afname zichtbaar is van het aantal inwoners dat zich vaak onveilig voelt rondom uitgaansgelegenheden. Doelstellingen beleidskader 20142017
Toename zelfredzaamheid bewoners
Verbeteren objectieve veiligheid
Toename veiligheidsgevoelens inwoners Eindhoven
- Afname aantal aangiften uitgaansgeweld met 5% ten opzichte van het gemiddeld aantal aangiften in de periode 2010-201357
- Voelt zich vaak onveilig rondom uitgaansgelegenheden ≤ 4,6% (veiligheidsmonitor)58
- Toename van 25% van het aantal deelnemende ouders aan het onderdeel ‘Uit met Ouders’ t.o.v. 201356
SMART doelstellingen 2017
- Toename van het aantal jongeren dat deelneemt aan de ‘peergroup’ burgerparticipatie Stratumseind 2.0 - Toename van het aantal horecagelegenheden dat deelneemt aan de collectieve horecaontzegging
56
In afgelopen jaren zijn er jaarlijks vier avonden voor 100 ouders georganiseerd Het gemiddelde voor de periode 2010-2013 zal in de loop van 2014 uitgerekend worden, voor de periode 2010-2012 is het gemiddelde aantal aangiften 364. 58 In 2012 voelde 5,9% van de Eindhovenaren zich vaak onveilig rondom uitgaansgelegenheden, bij inwoners van de G32 (32 grootste steden) lag dit percentage op 4,4% en bij inwoners van de G4 (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht) op 4,6%. 57
46
gemeente Eindhoven
8
Georganiseerde Criminaliteit
8.1
Mensenhandel
8.1.1
Trends en ontwikkelingen
In het recente verleden is al veel (strafrechtelijk) geïnvesteerd in de aanpak van deze vorm van criminaliteit, waardoor verschillende criminele samenwerkingsverbanden zijn ontmanteld. Deze zeer ernstige vorm van georganiseerde criminaliteit blijft echter voortbestaan en dat betekent dat de huidige aanpak niet voldoende is. Uit de criminaliteitsbeeldanalyse mensenhandel en mensensmokkel 2012 blijkt dat mensenhandel hoogtij viert. Ook in de regio Oost Brabant zijn de afgelopen jaren spraakmakende mensenhandelzaken geweest, zoals de aspergeteelster uit Someren en de Bulgaarse pooier die jonge dames tot prostitutie dwong. Uit de landelijke criminaliteitsbeelden blijkt dat er zicht is op het topje van de ijsberg. Het is zaak om de komende jaren te investeren in het opwerpen van barrières die het verschijnsel mensenhandel effectief voorkomen en terugdringen. De gemeente speelt hierin een belangrijke rol. 8.1.2
Doelstellingen
De gemeente Eindhoven stelt zich ten doel om mensenhandel te voorkomen en onaantrekkelijk te maken door de (bestuurlijke) informatiepositie te verbeteren en daaropvolgend (bestuurlijke) maatregelen te nemen en barrières op te werpen. Daar waar sprake is van mensenhandel wordt direct ingegrepen, elke zaak van mensenhandel krijgt opvolging. Om mensenhandel aan te pakken werken de gemeenten in Oost Brabant integraal samen met de partners Politie, Koninklijke Marechaussee (KMAR), Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW), Openbaar Ministerie (OM), Kamer van Koophandel, Belastingdienst, Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC), Comensha. De gemeente Eindhoven wil voorop lopen door gezamenlijk met de partners innovatieve middelen en methoden te ontwikkelen voor het opbouwen van een goede informatiepositie en een integrale aanpak mensenhandel.
gemeente Eindhoven
47
8.2
Hennepteelt
8.2.1
Trends en ontwikkelingen
Criminele organisaties maken enorme winsten met de illegale teelt van hennep. Daarbij schuwen ze geweld, afpersing, corruptie en zelfs liquidaties niet. Deze alarmerende signalen leiden ertoe dat de aanpak van hennepteelt en -handel hoog op de agenda staat. Het gaat immers niet meer om een paar ‘onschuldige’ planten in de achtertuin of op zolder. Het gaat om criminele samenwerkingsverbanden die zich bezighouden met (grootschalige) productie van hennep en zij beheren vaak meerdere kwekerijen. Dit betekent dat zij het kweekproces organiseren, toezichthouders regelen, hulpkrachten aansturen en eventueel de geoogste hennep bewerken en afzetten. Ze maken gebruik van verhuurders/beheerders om de kwekerijen te runnen om zo zelf buiten beeld te blijven. Opvallend is dat hiervoor steeds vaker Oost-Europeanen worden geronseld die als goedkope arbeidskracht worden ingezet. Hennepexploitanten houden zich vaak ook bezig met andere criminele activiteiten zoals heling, diefstal, inbraak, productie van- en handel in harddrugs, vuurwapenhandel en -smokkel, BTW-fraude, valsheid in geschrifte, hypotheekfraude, identiteitsfraude, mensenhandel en witwassen. Bij het witwassen van het crimineel verkregen vermogen worden financiële dienstverleners steeds belangrijker, hierdoor krijgt de onderwereld een sterkere vinger in de pap in de bovenwereld. Banken en hypotheekverstrekkers gaan (on)bewust relaties aan met malafide investeerders. Slechts een deel van de gekweekte hennep is bedoeld voor de interne Nederlandse markt. Binnen Nederland vindt transport van hennep plaats in geprepareerde auto’s, bussen of vrachtwagens naar distributie-, opslag-, verhandelings- of verkooppunten. Een groot deel van de hennep is bedoeld voor de export. Hennep wordt eerst opgeslagen in voorraadplekken voordat het wordt geëxporteerd. Henneptransporten worden vaak gecombineerd met het vervoer van hasj, ecstasy en/of cocaïne. Naast de criminele samenwerkingsverbanden zijn er ook thuistelers die op kleine schaal hennep telen en steeds vaker (financieel) afhankelijk zijn of raken van criminele organisaties. De risico’s van hennepkwekerijen in wijken en buurten zijn groot als het gaat om lekkages en brand door kortsluiting. Vaak wordt er illegaal energie afgetapt, omdat er veel licht en warmte nodig is om hennep snel te laten groeien. De schade die de hennepteelt veroorzaakt is groot. Woningcorporaties en energiebedrijven draaien op voor lekkages, brandschade en illegaal getapte energie.
48
gemeente Eindhoven
8.2.2
Doelstellingen
De gemeente Eindhoven streeft in samenwerking met de partners naar een zo effectief en efficiënt mogelijke aanpak van (georganiseerde) hennepteelt. Daarbij wordt enerzijds ingezet op het ruimen van kwekerijen en anderzijds op het aanpakken van criminele samenwerkingsverbanden die hier verantwoordelijk voor zijn. Daarnaast zet de gemeente Eindhoven in op het controleren van coffeeshops en growshops op basis van het vastgestelde handhavingsbeleid.
8.3
Langlopende multidisciplinaire handhavingtrajecten
Naast de geprioriteerde onderwerpen wordt ingezet op een integrale multidisciplinaire aanpak van een aantal complexe handhavingsknelpunten. Deze handhavingsknelpunten hebben betrekking op een aantal specifieke locaties en doelgroepen en vragen om een langdurige en intensieve inzet van de gemeente en haar partners. De integrale multidisciplinaire aanpak bestaat enerzijds uit actiegerichte interventies op de korte termijn. Het betreft hier vaak (voor het publiek) zichtbare acties, bijvoorbeeld in Taskforce-verband. Anderzijds gaat het om meer structurele interventies op de langere termijn. De interventies kunnen bestuursrechtelijk, strafrechtelijk en civielrechtelijk van aard zijn en worden complementair aan elkaar ingezet zodat zij elkaar versterken. Ook is er oog voor zorgen hulpverlening om de kans op recidive terug te dringen. Grenzen stellen en perspectief bieden is daarbij het uitgangspunt. De inzet van de gemeente in deze aanpak is tweeledig. Enerzijds vervult de gemeente een voorbereidende en coördinerende rol in relatie tot de partners, anderzijds voert de gemeente ook een zelfstandige uitvoerende taak uit op het gebied van toezicht en handhaving. Gelet op de complexiteit van de handhavingsknelpunten is het een kwestie van een lange adem en heeft de inzet (in relatie tot capaciteit) een structureel karakter.
gemeente Eindhoven
49
9
Uitvoering en organisatie
9.1
Bestuurlijke coördinatie
De raad stelt de kaders voor het veiligheidsbeleid. De centrale coördinatie van het veiligheidsbeleid is belegd bij de burgemeester. Dit betekent dat de burgemeester met de wethouders afstemt over hun portefeuille voor zover het onderdeel is van het veiligheidsbeleid. Uiteindelijk is het gehele college verantwoordelijk voor uitvoering van het beleidskader. De burgemeester heeft een speciale rol ten opzichte van de politie. De politie heeft namelijk twee opdrachtgevers: de burgemeester (openbare orde) en het Openbaar Ministerie (strafrechtelijke handhaving). De politie is tevens gebonden aan landelijke prioriteiten en targets. In de lokale driehoek vindt afstemming plaats waar de capaciteit van de politie wordt ingezet, hierbij wordt rekening gehouden met de verplichte doelstellingen. Bij capaciteitsproblemen zal de vraag voor extra capaciteit bij de leiding van de regionale eenheid belegd worden.
9.2
Ambtelijke coördinatie
Alleen als de verantwoordelijkheden binnen de gemeente duidelijk zijn belegd, kan het college goed sturing geven. Er moet per thema uiteindelijk één ambtenaar verantwoordelijk zijn. De portefeuillehouder voor een bepaald thema (burgemeester of een wethouder) moet deze ambtenaar kunnen aanspreken op de voortgang. Deze ambtenaar moet vervolgens gemeentebreed voldoende bevoegdheden bezitten om bepaalde ontwikkelingen in gang te zetten. Bij de uitwerking van de verschillende thema’s zijn namelijk verschillende sectoren betrokken. In de actieplannen wordt duidelijk gemaakt welke bestuurder portefeuillehouder is, wie de ambtelijke trekker is en welke in- en externe samenwerkingspartners betrokken zijn bij de uitvoering van de acties en maatregelen. De ambtelijke trekker voorziet in voldoende afstemmingsmomenten om regie te houden op de implementatie van acties en maatregelen en de voortgang van het actieplan te toetsen. De verantwoordelijkheid voor het opstellen van het beleidskader en de actieplannen ligt bij de afdeling Veiligheid. De afdeling Veiligheid is tevens verantwoordelijk voor de tussentijdse rapportages waarin de stand van zaken van het beleid wordt weergegeven. Hierbij wordt gebruik gemaakt van informatie van in- en externe partners en er wordt uiteraard gebruik gemaakt van het dashboard dat structureel wordt opgebouwd door het cluster Intelligence. Bij de uitvoering van de acties en maatregelen zijn diverse in- en externe partijen onmisbaar, niet voor niets spreken we van integraal veiligheidsbeleid. Gezien deze integraliteit zijn er op ieder niveau 50
gemeente Eindhoven
diverse afstemmingsmomenten met de betrokken in- en externe partners. De betrokken sectorhoofden zijn verantwoordelijk voor de feitelijke realisatie van de onderdelen uit het veiligheidsbeleid waar de sector aan gekoppeld is.
9.3
Communicatie
Communicatie heeft een tweeledige rol als het gaat om veiligheid: 1.) Inwoners informeren en transparantie bieden over de mate van veiligheid in de stad (informeren). 2.) Inwoners overtuigen van de verantwoordelijkheid die ze zelf hebben om hun woonomgeving veilig te houden (stimuleren en activeren). De (onderliggende) kernboodschap die (niet per se expliciet geformuleerd) doorklinkt in communicatie-uitingen en –acties is: ‘Veiligheid maken we samen’. Met de aanpak van, en communicatie over, veiligheid streven we ernaar dat de veiligheidsbeleving in de pas loopt met de objectieve veiligheid. De inzet is dat mensen zich niet onveiliger voelen dan dat nodig zou zijn op basis van objectieve informatie. Maar ook omgekeerd; mensen bagatelliseren een veiligheidsprobleem niet en voelen zich daardoor verantwoordelijk om zelf een steentje bij te dragen. Informeren Veiligheid is een ‘hot issue’ waar ook de pers graag aandacht aan besteedt. Om de regie te houden over de informatiestroom, zullen we zelf het initiatief moeten houden om de inwoners te informeren over actuele ontwikkelingen. Dat geldt niet alleen voor positieve resultaten, maar ook voor ongewenste ontwikkelingen. Door hier zelf het initiatief in te houden, tonen we aan dat de gemeente de problematiek serieus neemt, schetsen we de context en geven we aan wat we gaan doen om het probleem aan te pakken. Dit doen we bijvoorbeeld op momenten als de presentatie van jaarcijfers en wanneer resultaten/effecten bekend zijn van een proces of aanpak om de veiligheid te verbeteren. Stimuleren en activeren Wanneer we inwoners willen stimuleren om zelf iets te doen om de veiligheid te verbeteren, zal communicatie altijd deel uitmaken van een project dat bestaat uit meerdere maatregelen. Denk bijvoorbeeld aan extra handhaving of het faciliteren van bewoners. Een communicatiecampagne alleen zal geen bijdrage leveren aan het verbeteren van de veiligheid. Zeker als het gaat om het betrekken en activeren van bewoners, zal de focus moeten liggen op (persoonlijke) communicatie ín de wijken, bij voorkeur via de structuren en kanalen en met de middelen die daar al bestaan en die door doelgroep ook al worden gebruikt. Naast de traditionele middelen maken we gebruik van sociale media en nieuwe toepassingen daarvan. Wanneer dit mogelijk en relevant is, zullen we bewoners betrekken bij de uitwerking en uitvoering van plannen. Bij de uitwerking van onderdelen uit het actieplan, zal communicatie deel uitmaken van het plan van aanpak. gemeente Eindhoven
51
9.4
Planning en control
Het beleidskader integrale veiligheid 2014-2017 schept de voorwaarden voor de komende vier jaren. Het college maakt daarbij iedere twee jaar een actieplan integrale veiligheid waar alle prioriteiten nader in worden uitgewerkt. We willen met de actieplannen IVB aansluiten op de bestaande financiële cyclus. Dit betekent dat de actieplannen vóór de begroting moeten zijn vastgesteld. Aangezien de begroting in november door het college wordt vastgesteld, zullen de actieplannen iedere twee jaar in oktober vastgesteld worden. Gedurende de looptijd van de tweejaarlijkse actieplannen zullen er twee tussentijdse rapportages worden opgeleverd. Lopende het jaar wordt er gewerkt met het dashboard van het cluster Intelligence waardoor er continu zicht blijft op de ontwikkelingen binnen het veiligheidsdomein. Concreet levert dat de volgende PDCA-cyclus op: 2013: 27 augustus: Collegebesluit beleidskader IVB 2014-2017 & Actieplan IV 2014-2015 24 september: Commissie: beleidskader IVB 2014-2017 & RIB Actieplan IV 2014-2015 1 Oktober: Raad: beleidskader IVB 2014-2017 & RIB Actieplan IV 2014-2015 2014: Mei: Evaluatie beleidskader 2010-2013 Augustus: College: financiën actieplan IV 2014-2015 voor het jaar 2015 September: Commissie: financiën actieplan IV 2014-2015 voor het jaar 2015 Oktober: Raad: financiën actieplan IV 2014-2015 voor het jaar 2015 2015: Mei: tussentijdse rapportage (politiecijfers & veiligheidsmonitor 2014) Juni: Veiligheidsscan (intern uitgevoerd door Intelligence): basis voor actieplan 20162017, tussentijdse evaluatie beleidskader 2014-2017 Augustus: Collegebesluit Actieplan IV 2016-2017 September: Commissie: RIB Actieplan IV 2016-2017 Oktober: Raad: RIB Actieplan IV 2016-2017 2016: Mei: Evaluatieverslag actieplan IV 2014-2015 (politiecijfers & veiligheidsmonitor 2015) Augustus: College: financiën actieplan IV 2016-2017 voor het jaar 2017 September: Commissie: financiën actieplan IV 2016-2017 voor het jaar 2017 Oktober: Raad: financiën actieplan IV 2016-2017 voor het jaar 2017 2017: Maart-Mei: Uitgebreide veiligheidsscan door extern bureau (input voor nieuw beleidskader) Maart – Juli: Opstellen nieuw beleidskader met raadswerkgroep veiligheid Augustus: Collegebesluit beleidskader IVB 2018-2021 & Actieplan IV 2018-2019 September: Commissie: beleidskader IVB 2018-2021 & RIB Actieplan IV 2018-2019 Oktober: Raad: beleidskader IVB 2018-2021 & RIB Actieplan IV 2018-2019 52
gemeente Eindhoven