Beleidskader Groepsrisico Rotterdam Als uitwerking van de bestuursopdracht groepsrisico
Beleidskader Groepsrisico Rotterdam Uitwerking van de bestuursopdracht groepsrisico
Auteur Documentnummer Afdeling Datum DCMR Milieudienst Rijnmond Parallelweg 1 Postbus 843 3100 AV Schiedam T
010 - 246 80 00
F
010 - 246 82 83
E
[email protected]
W www.dcmr.nl
:Leo Noordam :21120978 :Gemeenten en MKB :21 februari 2011
Inhoud 1
Inleiding
4
2
Externe veiligheid algemeen
5
3
Afwegingskader groepsrisico
7
4
Procesafspraken Groepsrisico
11
5
EV Kaart Rotterdam
18
Beleidskader Groepsrisico Rotterdam ··Blad 3 van 17
1
Inleiding
In de regio Rotterdam-Rijnmond bevinden zich veel bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, verwerkt, op- en overgeslagen. Daarnaast vindt in de regio veel transport van gevaarlijke stoffen plaats via de weg, het water, het spoor en buisleidingen. Dat Rotterdammers daardoor gemiddeld een groter risico lopen betrokken te raken bij een incident met gevaarlijke stoffen is evident. Verantwoord omgaan met die risico’s is een belangrijke opgave voor Rotterdam. Het reduceren en beheersen van deze risico’s is het terrein van externe veiligheid (EV). Gezagsdragers hebben altijd een rol gespeeld om de burgers te behoeden tegen gevaren. In januari 1807 ontplofte een schip met vaten buskruit in Leiden. Er kwamen 151 mensen om, gebouwen stortte in en de maatschappelijke ontwrichting was groot. Na de ramp met de kruitboot vaardigde Keizer Napoleon in 1810 een decreet uit (keizerlijke beslissing met de status van wet) waarin werd voorgeschreven dat een vergunning nodig was voor het voeren van een bedrijf. Uiteindelijk was dit de voorloper van de Hinderwet en de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De industriële ontwikkelingen en rampen (Seveso, Bohpal, Enschede en Viareggio) hebben ertoe geleid dat wet- en regelgeving voor externe veiligheid voortdurend in ontwikkeling is.
In Rotterdam wordt beleid ontwikkeld hoe met deze risico’s moet worden omgegaan. Het resultaat van die beleidsontwikkeling is dit document. Dit beleidskader is een procesmatige en inhoudelijke uitwerking van de bestuursopdracht van het College van B&W van Rotterdam aan de dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting (dS+V) en DCMR Milieudienst Rijnmond d.d. 8 december 2009. Het betreft een aantal hoofdlijnen die in de komende jaren verder moeten worden geconcretiseerd en geïmplementeerd. De Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond en het Havenbedrijf Rotterdam worden nadrukkelijk bij de verdere uitwerking van dit beleidskader betrokken. In de uitwerking van de bestuursopdracht worden voorstellen gedaan voor: 1. methodiek/spelregels van de afweging risico’s externe veiligheid; 2. proces en de spelregels rondom de maatregelen om restrisico’s te beheersen; 3. analyse van mogelijke knelpunten ten aanzien van groepsrisico externe veiligheid in Rotterdam.
Bij externe veiligheid is een groot aantal partijen betrokken. Zo worden burgers blootgesteld aan risico’s in hun woon- en werkomgeving. Mensen zijn zich niet altijd bewust van externe veiligheidsrisico’s omdat externe veiligheid, anders dan bijvoorbeeld geluidsbelasting, niet direct merkbaar is. Het borgen van externe veiligheid bij ruimtelijke plannen en omgevingsvergunningen staat in het beleidskader centraal. Maar ook communicatie over risico’s neemt een belangrijke plaats in. Goede communicatie over risico’s is daarbij van belang om het mogelijk te maken dat mensen adequaat kunnen reageren op het moment dat een calamiteit dreigt. Hierbij spelen de gemeentelijke diensten, DCMR, Havenbedrijf Rotterdam en Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond een rol. Het college van burgemeester en wethouders draagt hierbij een grote verantwoordelijkheid. Aan de andere kant zijn er de veroorzakers van risico’s. Ook zij dienen verantwoordelijkheid te nemen om risico’s te beperken en hierover helder te communiceren. Meestal vertegenwoordigd door brancheorganisaties zijn zij betrokken bij het externe veiligheidsbeleid. Gezien de complexe opgave die er ligt is een goede samenwerking tussen alle betrokkenen cruciaal. Leeswijzer Hoofdstuk 2 gaat in op enkele inhoudelijke aspecten van externe veiligheid. Hoofdstuk 3 beschrijft het inhoudelijk afwegingskader. De procesafspraken over hoe EV wordt meegenomen bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen en omgevingsvergunningen zijn terug te vinden in hoofdstuk 4.Tot slot besteedt hoofdstuk 5 aandacht aan de EV kaart voor Rotterdam.
Beleidskader Groepsrisico Rotterdam
Blad 4 van 17
2
Externe veiligheid algemeen
Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico’s als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen (risicovolle bedrijven), bij transport (water, weg en spoor), buisleidingen, luchthavens en windmolens. Er is apart beleid voor vuurwerk en voor explosieven voor civiel gebruik. De twee peilers van Externe Veiligheid Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen twee typen risico’s: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat iemand overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen in zijn omgeving. Dit risico zegt iets over de kans op een ongeval met dodelijke slachtoffers. Het groepsrisico (GR) is de kans dat ten minste 10 personen tegelijk dodelijk slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving. Deze groep personen is niet betrokken bij de activiteiten die een dergelijk risico met zich mee nemen. Dit risico zegt iets over de omvang van een ongeval, het vormt de maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het plaatsgebonden risico is in wettelijke normen (grenswaarden) vastgelegd. Deze wettelijke normen kunnen worden weergegeven als contouren op een kaart en worden vastgelegd in een ruimtelijk besluit of omgevingsvergunning. Het groepsrisico kent geen wettelijke normen of grenswaarden, maar een oriëntatiewaarde en een verantwoordingsplicht. Centraal staat het door het bestuur afwegen van externe veiligheidsrisico’s tegen maatschappelijke kosten en baten van risicovolle activiteiten. Het gaat om een afweging tussen soms tegenstrijdige belangen milieu, veiligheid en economie; en op basis van deze afweging komen tot een aanvaardbaar risico bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning. Het gemeentebestuur, zowel het College als de Gemeenteraad moet verantwoording afleggen als er bij ingrepen in de omgeving een relevant groepsrisico ontstaat of sprake is van een relevante toename van het groepsrisico. Dat neemt niet weg dat ook bij een dalend groepsrisico sprake kan zijn van een aanvaardbaarheidsvraagstuk. Het opgestelde rijksbeleid en de daaraan verbonden wet- en regelgeving biedt hiertoe een kader. De wetgever biedt lokale overheden ook beleidsvrijheid om groepsrisicobeleid te formuleren dat recht doet aan lokale omstandigheden en geeft daarmee ruimte voor eigen ambities. Rotterdam maakt van deze vrijheid gebruik rekening houdend met de ambities van andere overheden, waaronder de provincie Zuid Holland. Hiermee is het bestuur beter in staat in alle situaties een balans te vinden tussen ruimtelijke ontwikkelingen en externe veiligheidsrisico’s, deze risico’s zorgvuldig af te wegen en tot een transparant en gemotiveerd besluit te komen over aanvaardbare risico’s. Risico versus Effect Risico wordt in extern veiligheidsbeleid samengevat in de volgende formule: Risico = Kans x Effect. Daarbij is in Nederland gekozen voor een risicobenadering1. Zowel kans als effect worden betrokken bij de afweging of een bepaald risico aanvaardbaar is of niet. De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond kijkt, als wettelijk adviseur, in haar advies naar de effecten van een incident. Het advies van de VRR moet worden betrokken bij de besluitvorming over de aanvaardbaarheid van risico’s. De VRR hanteert het meest geloofwaardig scenario als basis voor haar advies ten aanzien van te nemen maatregelen.
1 met uitzondering van het vuurwerkbeleid Beleidskader Groepsrisico Rotterdam ·blad 5 van 17
3
Afwegingskader groepsrisico
Inleiding De kerngedachte bij de verantwoording is: hoe hoger het groepsrisico hoe zwaarder de verantwoording en daarmee ook de inhoudelijke betrokkenheid van het bestuur en de omvang van de te nemen maatregelen. De verantwoording groepsrisico wordt in drie categorieën ingedeeld. Aan iedere categorie is een bepaalde zwaarte en uitgebreidheid van verantwoording gekoppeld; respectievelijk licht, middel en zwaar. De zwaarte uit zich in de omvang van de onderbouwing, de inzet van betrokken partijen, de mate van betrokkenheid van het bestuur en de voorgeschreven maatregelen ten behoeve van hulpverlening en rampvoorbereiding. Het afwegingskader (bijlage 4) is alleen van toepassing op het gebied waarvoor wettelijk een verantwoording groepsrisico vereist is. Buiten dit gebied kan de veiligheidsregio het wenselijk achten om maatregelen te adviseren in het kader van de rampenbestrijding, hulpverlening en zelfredzaamheid van burgers. In het afwegingkader wordt hier tevens aandacht aan besteed. In het afwegingskader wordt deze categorie apart aangegeven. Drie categorieën Uitgangspunt is dat er altijd een groepsrisicoberekening gemaakt moet worden. Er zijn situaties waarin verwezen kan worden naar een eerder gemaakte, nog actuele, berekening. In die situaties kan ervoor gekozen worden te volstaan met een controle van de bestaande berekening. Het moge duidelijk zijn dat een dergelijke benadering niet ‘gestapeld’ kan worden door in een hele reeks (kleine) wijzigingen steeds naar de oorspronkelijke som te verwijzen. Indien sprake is van een daling is dat uiteraard positief, maar dit neemt niet weg dat er een groepsrisico kan resteren dat moet worden verantwoord. Uitgangspunt is dat de beoordeling van het groepsrisico volgens drie stappen verloopt: Stap 1 Streef naar een situatie waarbij het groepsrisico zo laag mogelijk is, bij voorkeur een situatie die de oriënterende waarde niet overschrijdt. Stap 2 Streef in situaties waarbij het groepsrisico hoger is dan de oriëntatiewaarde er in ieder geval naar dat de hoogte van het groepsrisico niet toe neemt als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen of uitbreiding van risicovolle activiteiten. Stap 3 Als 1 en 2 niet lukken, dan vindt de bestuurlijke afweging plaats op basis van maatwerk. De onderstaande systematiek is bedoeld voor nieuwe ruimtelijke besluiten en omgevingsvergunningen. Onderstaande systematiek is een hulpmiddel om de juiste zwaarte van de verantwoording te bepalen. Criteria die hierbij gebruikt worden zijn: · · · · ·
de hoogte van het Groepsrisico t.o.v. de oriëntatiewaarde de meest bepalende ongevalscenario’s de ligging van het ruimtelijk plan t.o.v. de bron de ligging een nieuwe of uitbreiding van een bestaande risicovolle activiteit t.o.v. de omgeving de kwetsbaarheid van objecten binnen het invloedsgebied en de populatiedichtheid
Categorie Licht Bij de categorie ‘lichte’ verantwoording gelden uitsluitend enkele generieke maatregelen ten aanzien van de veiligheidsaspecten hulpverlening en zelfredzaamheid. De verantwoording GR wordt verwoord met een standaard passage in de toelichting bij het bestemmingsplan of in de
Beleidskader Groepsrisico Rotterdam
Blad 6 van 17
omgevingsvergunning. De betrokkenheid van het bestuur is, vanwege het zeer beperkte risico, minimaal. Het Groepsrisico bevindt zich onder de oriëntatiewaarde, en wel met een maximum van een factor 0,3 ten opzichte van deze oriëntatiewaarde. Ontwikkeling: Ruimtelijke plannen of omgevingsvergunningen die binnen deze categorie Ja, altijd vallen worden niet expliciet aan het bestuur voorgelegd. De aanpak van deze situaties en de daarbij behorende maatregelen zijn generiek van aard. Het gaat om situaties waarbij de hoogte of verandering van het GR laag is en/of de bebouwing relatief ver van risicobronnen af ligt. In de agendapost hoeft niet uitdrukkelijk een besluit over het GR te worden opgenomen, de toelichting vermeldt wel de hoogte van het GR. Maatregelen die worden gekozen komen voort uit standaardadviezen van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond, gebaseerd op het beleid dat is vastgesteld door het AB van de Veiligheidsregio d.d. 26 april 2010. Categorie Middel Bij de categorie ‘middel’ verantwoording gelden, naast de voorwaarden van de categorie ‘licht’, een meer specifiek uitgewerkt advies van de Veiligheidsregio, inzicht in mogelijke ongevalscenario’s en afweging van alternatieve locaties. De verantwoording vraagt een uitgebreider onderzoek en dito belangenafweging. De uitkomst van het verantwoordingsproces wordt in de toelichting van de agendapost opgenomen. Het bestuur wordt, in het kader van de besluitvorming, expliciet op de hoogte gebracht van het groepsrisico. Het groepsrisico is groter dan 0,3 maal de oriëntatiewaarde met een maximum van 1. Ontwikkeling: Ruimtelijke plannen of omgevingsvergunningen die binnen deze categorie Ja, mits vallen worden ter informatie aan het bestuur voorgelegd, waardoor het bestuur de mogelijkheid heeft deze risico’s expliciet in de totale afweging van het besluit te betrekken. Aanleiding van een dergelijke afweging kan zijn de hoogte of de verandering van het GR, in combinatie met de ligging van bebouwing in effectgebieden. Dat betekent dat in de agendapost geen besluit over het GR staat, maar wel in de toelichting wordt aangegeven hoe hoog het GR is, welke maatregelen wel en niet worden genomen. Aanvullend op de aanpak conform de lichte categorie geldt: - Vestiging van kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied mogelijk op basis van transparante afweging ten opzichte van alternatieve locaties; - Inzicht in ongevalscenario’s; - Onderzoek naar mogelijke bron- en ruimtelijke maatregelen; - Inzicht in relatie toekomstige ontwikkeling en hoogte GR; - Termijn van realisatie van maatregelen moet worden benoemd.
Categorie Zwaar Bij de categorie ‘zware’ verantwoordingen gelden naast de voorwaarden van de voornoemde categorieën specifiek omschreven voorwaarden. Het betreft hier een uitgebreide belangenafweging, waarin onder andere aandacht besteed moet worden aan de kosteneffectiviteit van maatregelen in relatie tot de rampvoorbereiding. Het gaat hier om een zeer uitgebreide verantwoordingsprocedure die in alle gevallen leidt tot expliciete besluitvorming (beslispunt in de agendapost) door het bevoegd gezag over de te aanvaarden risico’s. Het groepsrisico is groter dan 1 maal de oriëntatiewaarde. Beleidskader Groepsrisico Rotterdam ·blad 7 van 17
Ontwikkeling: Nee, tenzij
De hoogte of verandering van het GR, in combinatie met de ligging van bebouwing in effectgebieden, maakt dat het nodig is dat er een expliciet collegebesluit nodig is om het GR te kunnen verantwoorden. Dat betekent dat in de agendapost uitdrukkelijk wordt aangegeven dat het college besluit tot een zeker GR, en de maatregelen die wel of niet genomen worden om de burgers te beschermen. Maatregelen komen in zo’n geval altijd voort uit maatwerk. Eisen vanuit de categorie licht en middel gelden in ieder geval. De verantwoording van het GR bestaat uit een onderbouwing die laat zien dat alle stappen zijn doorlopen. Hierin wordt aandacht besteed aan een goede ruimtelijke onderbouwing (nut en noodzaak). Inzicht in de kosteneffectiviteit van maatregelen en inzicht in slachtoffers; doden en gewonden, de hulpverlening en rampenbestrijding.
Beleidskader Groepsrisico Rotterdam
Blad 8 van 17
4
Procesafspraken Groepsrisico
Inleiding In de vergadering van 8 december 2009 heeft het College van B&W aan de directeuren dS+V en DCMR opdracht gegeven groepsrisicobeleid voor Rotterdam uit te werken. Dit beleid heeft tot doel het bevoegde gezag Wm (Wet milieubeheer) en Wro (Wet ruimtelijke ordening) in staat te stellen het groepsrisico inzichtelijk te kunnen verantwoorden. Op 23 april 2010 heeft overleg plaatsgevonden tussen de wethouder PCM en de directeuren dS+V, HbR, VRR en DCMR. Centraal stonden procesafspraken, als onderdeel van de bestuursopdracht, die in dit overleg zijn bevestigd. Deze procesafspraken leiden tot eenduidigheid in advisering, transparantie in het proces van verantwoording van het groepsrisico in ruimtelijk besluiten en omgevingsvergunningen. Hierdoor wordt het groepsrisico een betrokken in bestuurlijke besluitvorming. Verder zijn in dit overleg richtinggevende uitspraken gedaan over de verdere, inhoudelijke, uitwerking van het groepsrisicobeleid voor Rotterdam. Onderstaand volgt een samenvatting van die richtinggevende: Stap 1 Streef naar een situatie waarbij het groepsrisico zo laag mogelijk is, bij voorkeur een situatie die de oriënterende waarde niet overschrijdt. Hiervoor kunnen maatregelen (ook in de toekomst) worden ingezet. De oriënterende waarde is geen norm in de zin van een grenswaarde, maar wel een uiterst belangrijk ijkpunt. Stap 2 Streef in situaties waarbij het groepsrisico hoger is dan de oriëntatiewaarde er in ieder geval naar dat de hoogte van het groepsrisico niet toe neemt als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen of uitbreiding van risicovolle activiteiten. Indien dit niet op korte termijn haalbaar is moet naar de lange termijn gekeken worden. Maatregelen die op lange termijn voor een verlaging van het groepsrisico zorgen kunnen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen of vestiging van risicovolle bedrijfsactiviteiten acceptabeler maken (perspectief verlaging groepsrisico in de toekomst). Kwantificeer maatregelen in termen van groepsrisicoverlaging en slachtofferreductie. Stap 3 Als 1 en 2 niet lukken, dan vindt de bestuurlijke afweging plaats op basis van maatwerk Algemeen: Er dient helder gecommuniceerd te worden met de omgeving over de hoogte en de aard van de risico’s en de maatregelen die getroffen worden om de risico’s te beperken of te beheersen. Voornoemde diensten werken deze inhoudelijk stappen verder uit. Samenvattend kiest Rotterdam ervoor om niet de hoogte van het groepsrisico centraal te stellen, maar de kwaliteit van de verantwoordingsprocedure om te komen tot een aanvaardbaar risico. Uitwerking procesafspraken Wetgeving In het besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs) en de toekomstige wet- en regelgeving in het kader van het Basisnet 2 en het transport via buisleidingen3 is het groepsrisico niet genormeerd in de zin van grens- en richtwaarden, zoals bij het plaatsgebonden risico het geval is. De wetgever heeft het groepsrisico voorzien van een oriënterende waarde met een verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag Wm en Wro. 2 3
In voorbereiding: Besluit transportroutes gevaarlijke stoffen (Btev) In voorbereiding: Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)
Beleidskader Groepsrisico Rotterdam ·blad 9 van 17
De oriënterende waarde is een ijkpunt in een systeem waarin gezocht moet worden naar maatschappelijk aanvaardbare grenzen. Waar die grenzen precies liggen laat zich voor wat betreft het groepsrisico niet gemakkelijk in een vaste grenswaarde of norm vertalen. Daarvoor is het begrip groepsrisico te veel afhankelijk van lokale omgevingsfactoren. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor de voorbereiding van de rampenbestrijding en de maatschappelijke en economische omstandigheden. Bevoegd gezag Wm en Wro In het kader van de Wet milieubeheer (Wm) is het College van B&W bevoegd gezag. Voor de provinciale inrichtingen is Gedeputeerde Staten bevoegd gezag. In het kader van de Wro is de gemeenteraad bevoegd gezag. Ook de deelgemeenten hebben een bevoegdheid4 in het kader van de Wm en Wro. Dit dient nog verder te worden uitgewerkt in het kader van de procesafspraken5. Bestuurlijke verantwoordelijkheid De verantwoordelijkheid in het kader van het plaatsgebonden risico ligt bij de rijksoverheid. De wet stelt grenzen aan risico’s die individuele burgers mogen lopen. De bevoegdheid m.b.t. het uitspreken van de aanvaardbaarheid van het groepsrisico is gekoppeld aan het bevoegde gezag dat het betreffende besluit neemt. Voor het groepsrisico is er hiermee vaak sprake van een lokale bestuurlijke verantwoordelijkheid. Uiteindelijk bepaalt het bevoegd gezag welk risico zij maatschappelijk aanvaardbaar vindt en kan verantwoorden. Expliciete besluitvorming Basisvoorwaarden die de wetgever aan de besluitvorming over groepsrisico verbindt zijn transparantie en eenduidigheid. Willekeur moet te allen tijde worden voorkomen. Om daaraan te kunnen voldoen wordt geadviseerd bij een ruimtelijk besluit of een oprichtingsvergunning6 bij vestiging van een risicovolle inrichting de verantwoording groepsrisico altijd als expliciet beslispunt in de besluitvorming op te nemen. Dit betekent niet dat voor de beide typen besluiten ook altijd een zware verantwoordingsprocedure moet worden doorlopen. Dit is afhankelijk van de hoogte en de veranderingen in het groepsrisico in relatie tot de oriënterende waarde (OW) en de mogelijkheden tot het nemen van maatregelen. Rollen van direct betrokkenen dS+V is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van diverse ruimtelijke plannen. Het gaat over structuurvisies, bestemmingsplannen en afwijkingen van het bestemmingsplan. Daarnaast worden er masterplannen, stedenbouwkundige plannen en inrichtingsplannen gemaakt. dS+V is daarbij verantwoordelijk voor een tijdige inbreng van externe veiligheid in de planvorming en de daarbij horende verantwoording van het groepsrisico. De taak voor het opstellen van vergunningen in het kader van de Wm, ligt bij DCMR Milieudienst Rijnmond. Bij gemeentelijke inrichtingen gebeurt dit in opdracht van de directeur Gemeentewerken, bij provinciale inrichtingen in opdracht van het College van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.
Raadsbesluit 2008-3007 d.d. 6 november 2008 Op grond van de deelgemeenteverordening 2010 en bijbehorende bijlage 1a lijst van overgedragen bevoegdheden van de gemeenteraad, zijn deelraden bevoegd bestemmingsplannen vast te stellen (art 3.1 Wro), voor zover gebruikmaking van die bevoegdheid nodig is ten behoeve van de realisatie van een binnen één bouwaanvraag passend project. De bevoegdheid geldt niet voor in de bijlage genoemde "stedelijke projecten" en niet voor dg. Rotterdam centrum Er zijn dus situaties denkbaar dat de deelraad een (project)bestemmingsplan vaststelt waarbij EV een rol kan spelen. Hantering van het beleidskader is dan een voorwaarde. Daarnaast heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeenten de bevoegdheden van artikel 3.6 Wro gekregen ( binnenplanse wijzigingen, uitwerking bestemmingsplannen, afwijken bestemmingsplan met omgevingsvergunning ex artikel 2.12 Wabo, stellen van nadere regels). Geldt niet voor dg Rotterdam centrum en Pernis. Ook hier kan sprake zijn van EV gevoelige projecten. Behoudens deelgemeente Rotterdam centrum en Pernis zijn db's van deelgemeenten bevoegd omgevingsvergunningen milieu af te geven. Evenwel is deze bevoegdheid deelgemeentenbreed weer volledig gemandateerd aan het Bureau omgevingsvergunning. 6 Voor een veranderings- of revisievergunning (onder mandaat uitgevoerd door DCMR) geldt dat kan worden volstaan met een melding aan het College van B&W indien het groeprisico de oriënterende waarde niet overschrijdt.
4 5
Beleidskader Groepsrisico Rotterdam
Blad 10 van 17
De VRR heeft op grond van de huidige en in ontwikkeling zijnde wetgeving de taak het bevoegd gezag Wro en Wm te adviseren in het kader van de bestuurlijke afweging over het groepsrisico over de zelfredzaamheid en mogelijkheden voor rampenbestrijding. Deze adviezen beschouwen de effecten van mogelijke incidenten op de omgeving. Eenduidige advisering De VRR ontwikkelt intern beleid inzake de advisering in het kader van de verantwoording groepsrisico. Het streven is hierbij de adviezen in het kader van artikel 12 (Wm) en artikel 13 (Wro) van het Bevi procedureel en inhoudelijk op elkaar aan te laten sluiten. Het advies dat de VRR uitbrengt in het kader van de verantwoording van het groepsrisico wordt afgestemd met het advies dat de DCMR in dit kader uitbrengt. In de processtappen zijn deze rollen en verantwoordelijkheden verder uitgewerkt. De onderdelen bij de verantwoording groepsrisico De verantwoording van het groepsrisico maakt in alle gevallen onderdeel uit van de besluitvorming over ruimtelijke plannen en omgevingsvergunningen. In het Bevi heeft de wetgever aangegeven welke aspecten bij de verantwoording van het groepsrisico ten minste moeten worden betrokken: · de hoogte van het groepsrisico, · het aantal personen in het invloedsgebied, · de mogelijkheden voor risicovermindering, · de (ruimtelijke) alternatieven, · de mogelijkheden voor rampbestrijding en zelfredzaamheid. Procesafspraken Heldere en eenduidige verantwoording van het Groepsrisico vraagt om een intensievere samenwerking tussen de dS+V, de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) en DCMR Milieudienst Rijnmond. Deze samenwerking is noodzakelijk om vanuit de verschillende belangen en wettelijke taken te komen tot een optimaal besluit over externe veiligheidsrisico’s. Om er zeker van te zijn dat externe veiligheid in een vroeg stadium als afwegingskader wordt meegenomen wordt voorgesteld procesafspraken te maken. Rotterdam streeft hiermee naar het voorkomen van onverantwoorde en onaanvaardbare risicosituaties als gevolg van besluiten in het kader van de Wm en Wro. De processtappen RO De dS+V is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van diverse ruimtelijke plannen en draagt er zorg voor dat externe veiligheid zo vroeg mogelijk in de planvorming wordt betrokken. Er wordt gewerkt via de Rotterdamse Standaard voor projectmatig werken (RSPW). De RSPW helpt de fysieke diensten bij het bereiken van een betere samenwerking tussen de diensten, afdelingen, projecten en gebieden. Hiermee wordt tevens gerealiseerd dat betreffende diensten in een zo vroeg mogelijk stadium worden betrokken bij het ruimtelijke proces. De betrokkenheid van DCMR bij de toetsing van alle relevante ruimtelijke plannen heeft tot doel de belangen van externe veiligheid voldoende te borgen. De dS+V is verantwoordelijk voor het opstellen van een startnotitie via een zogenaamde Project Start Up (PSU). De DCMR voert een Quick Scan Milieu (QSM) uit en betrekt hierin ook externe veiligheid. DCMR beoordeelt of externe veiligheid voor het project relevant is en informeert de projectleider hierover. Indien dit het geval is betrekt de dS+V de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond actief bij de verdere uitwerking van het plan. Naast plannen waar de gemeente zelf initiatiefnemer voor is zijn er ook (bouw) plannen waarvoor een RO procedure gevolgd moet worden omdat het plan niet in het bestemmingsplan past. Vaak ligt het initiatief voor zo’n plan buiten de gemeentelijke organisatie. Deze worden beoordeeld in het Ruimtelijk Intake Team (RIT). Ook hier beoordeelt DCMR als milieuadviseur de externe veiligheidssituatie. De VRR is agendalid van het RIT en wordt door dS+V actief bij de besluitvorming over en de uitwerking van het plan betrokken indien externe veiligheid een relevant onderdeel van het plan is. Beleidskader Groepsrisico Rotterdam ·blad 11 van 17
De processtappen Wm Bij een concept aanvraag omgevingsvergunning door een Bevi-plichtig bedrijf bij de DCMR maakt VRR een inschatting of deelname en inbreng in dit stadium van de vergunningaanvraag effectief is. Zodra de definitieve aanvraag is ontvangen en in behandeling is genomen, wordt de VRR in de gelegenheid gesteld conform advies7 uit te brengen. In overleg met het expertisebureau Veiligheid van de DCMR worden de scenario’s in de QRA doorlopen, waarna, evenals in de Wro procedure, de keuze voor het meest ongunstige en meest geloofwaardige scenario(‘s) wordt gemaakt. Het concept EV-advies wordt opgesteld en met de DCMR besproken, waar vooral wordt gekeken naar de mogelijke consequenties van het advies. In dit stadium kunnen EV-adviezen die een knelpunt (dreigen te) vormen, afhankelijk van de ernst en omvang worden gecommuniceerd met het bestuur van de VRR en het bestuur van de gemeente Rotterdam of de provincie Zuid-Holland. Het definitieve EV-advies wordt opgesteld door de VRR en verstuurd conform de verzendlijst op de zendbrief. Het advies kan mondeling worden toegelicht bij betrokkenen. Een exemplaar van het advies wordt, indien er ruimtelijke consequenties zijn te verwachten, ter kennisname aan de dS+V gestuurd, zodat dit bij de eerstvolgende aanpassing van het betreffende bestemmingsplan kan worden meegenomen. De (ontwerp) beschikking wordt in kopie ook verzonden aan de VRR, waarna deze de mogelijkheid heeft de voorschriften van de vergunning te controleren. Borging advisering RO en Wm Met deze procedure wordt beoogd eenduidigheid te brengen in de EV-advisering in het kader van Wro en Wm. Het eindresultaat van deze inspanning is dat beide typen EV-adviezen procedureel en inhoudelijk zijn afgestemd, maar op detailniveau in een beperkt aantal situaties van elkaar kunnen verschillen. Het al dan niet aanvaarden van een bepaalde hoogte van het groepsrisico als gevolg van de vestiging, wijziging of uitbreiding van een Bevi-inrichting of een ruimtelijk besluit is en blijft een bestuurlijke afweging van het bevoegd gezag. De dS+V, VRR en DCMR adviseren het bevoegd gezag hierin, maar maken zelf die afweging niet. De basis voor de EV-advisering in het kader van de Wm en Wro heeft de VRR beschreven in interne beleidsdocumenten8. Naast het meest ongunstige scenario wordt ook het meest geloofwaardige scenario weergegeven in het Bevi-advies. Op basis van het meest geloofwaardige scenario worden risico- en effectbeperkende maatregelen voorgesteld, behalve wanneer het kwetsbare objecten9 betreft waarin zich minder zelfredzame personen bevinden. Hierbij wordt uitgegaan van het meest ongunstige scenario. In het kader van de rampenbestrijding blijft het meest ongunstige scenario deel uitmaken van het Bevi-advies. Risico- en effectbeperkende maatregelen worden zodanig geformuleerd in het EV-advies dat deze binnen de werkingssfeer vallen van de Wm en Wro10. Er zijn echter ook maatregelen die buiten de werkingssfeer van de Wm en Wro11 vallen en dus niet opgenomen kunnen worden in de omgevingsvergunning of bijvoorbeeld het bestemmingsplan. In het advies van de VRR komt dit onderscheid nadrukkelijk tot uiting. Deze overige maatregelen dienen wel het gezamenlijk doel van betrokken diensten, namelijk het zo veilig mogelijk maken van de stad. Het is daarom van belang deze adviezen ook in de bestuurlijke afweging te betrekken te motivatie van de keuzes die gemaakt worden voor wat betreft het te aanvaarden risico. In het kader van Wm Het betrekken van de VRR in een eerder stadium kan dus voordeel opleveren omdat medewerkers al bekend zijn met de concept aanvraag. 8 Uitgangspunten Scenarioanalyse Externe Veiligheid ten behoeve van Advisering bij Ruimtelijke Ordening – VRR 24 februari 2010 9 Bijvoorbeeld scholen, ziekenhuizen, verzorgingstehuizen, kinderdagverblijven e.d. 10 Maatregel in het kader van de Wm: het beperken van de doorzet van LPG bij een LPG tankstation, of de compartimentering van een opslagloods voor gevaarlijke stoffen; maatregel in het kader van de Wro: opstelplaats brandweer en het bestemmen van open water als bluswatervoorzieningen. 11 Bijvoorbeeld de risicocommunicatie, de alarmering van de omgeving en sluiten van ventilatie 7
Beleidskader Groepsrisico Rotterdam
Blad 12 van 17
besluiten bezien de VRR en DCMR Milieudienst Rijnmond welke andere mogelijkheden er zijn deze maatregelen te treffen; in het kader van Wro besluiten overlegt de VRR hierover met de dS+V. Recent verschenen IPO-rapporten bieden hiertoe handvatten12. Door een kopie van VRR-advies naar de Ambtenaar Rampenbestrijding van de gemeente te sturen, wordt een link gelegd met de Openbare Orde en Veiligheid.
12
Met name de studies IPO08 en IPO11 zijn in dit verband relevant.
Beleidskader Groepsrisico Rotterdam ·blad 13 van 17
5
EV Kaart Rotterdam
De EV kaart Rotterdam (zie bijlage 3 voor een overzicht van de stad en de haven) heeft een signaalfunctie voor iedereen die in de Rotterdam met een ruimtelijk plan of risicovolle activiteit aan de slag wil. De kaart geeft een overzicht van risicobronnen en zones daaromheen waar externe veiligheid, in het bijzonder groepsrisico, relevant is. Er komen op termijn gebiedsuitwerkingen per deelgemeente beschikbaar die een handvat bieden voor alle betrokkenen bij het opstellen van specifieke ruimtelijke plannen en omgevingsvergunningen die betrekking hebben op die betreffende deelgemeente. Hiermee wordt het aspect externe veiligheid in een vroeg stadium ingebracht in het planproces. Het doel van dit document is om voor projectleiders, stedenbouwkundigen, planologen en vergunningverleners en adviseurs, de volgende vragen te beantwoorden: · Met welke externe veiligheidszones moet bij nieuwe ontwikkelingen rekening worden gehouden? · Welke aspecten moeten worden meegenomen bij een verantwoording groepsrisico? · Welke maatregelen zijn mogelijk om de risicosituatie te verbeteren? Risicobronnen en –ontvangers (voorbeeld Charlois) Voor de deelgemeente Charlois zijn de volgende risicobronnen relevant: het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoortraject Rotterdam CS – Barendrecht, de rijksweg A15, de Nieuwe Maas, buisleidingen, LPG-tankstations, het emplacement Waalhaven, opslagbedrijf Vabix Holding en de stuwadoors Expresso, Uniport, Rotterdam Short Sea Terminals en ECT City Terminal. De deelgemeente Charlois heeft ruim 60.000 inwoners. Voor de deelgemeente Charlois zijn de bouwplannen tot en met 2030 geïnventariseerd13. Tot 2030 stijgt het aantal inwoners in Charlois met ruim 3.000 personen als gevolg van de bouw van nieuwe woningen. Daarnaast is de ontwikkeling van Stadshavens van belang. Het ontwikkelgebied Stadshavens omvat naast de Waal-Eemhaven en Merwehaven/Vierhavens ook Rijn- en Maas- haven en Heijplaat (RDM-terrein). In dit gebied worden naar schatting tot 2030 ruim 15.000 personen toegevoegd als gevolg van de bouw van nieuwe woningen, kantoren en voorzieningen. Plaatsgebonden risico Voor de geïnventariseerde RO-besluiten (tot en met 2030) levert de norm voor het plaatsgebonden risico alleen voor het plangebied Wielewaal een aandachtspunt op. Groepsrisico Uit de hiernavolgende figuur blijkt dat groepsrisico-afwegingen met name aan de orde zijn bij ontwikkelingen in het westelijk deel van Charlois als gevolg van de invloedsgebieden van de stuwadoors in het Waalhavengebied, én in het zuiden van Charlois als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en via buisleidingen.Voor alle risicobronnen is voor de huidige situatie de hoogte van het groepsrisico in kaart gebracht. Hieruit blijkt dat alleen bij LPG-tankstation De Haan het groepsrisico op de oriënterende waarde ligt, en bij de overige risicobronnen eronder. Het groepsrisico zal toenemen als gevolg van de ontwikkeling van Stadshavens, een ontwikkelgebied dat buiten de deelgemeente Charlois is gelegen. Dit rapport geeft per risicobron de input voor de groepsrisicoafweging die op bestemmingsplanniveau dient plaats te vinden. Onderstaande voorbeelduitwerking voor de deelgemeenten Charlois biedt de volgende informatie: - een zonering die aangeeft waar het groepsrisico invloed kan hebben op de ruimtelijke ontwikkeling (het groepsrisicoaandachtsgebied);
13
De inventarisatie is gebaseerd op het Woningbouwprogramma van dS+V (juli 2010)
Beleidskader Groepsrisico Rotterdam
Blad 14 van 17
-
een zone waar bij de ruimtelijke ontwikkeling rekening gehouden moet worden met de effecten van een plasbrand, langs transportassen (plasbrandaandachtsgebied); de maximale veiligheidszone waarbinnen geen kwetsbare objecten zijn toegestaan (rijksregelgeving - Basisnet); de risicobronnen en locaties waar sprake is van een mogelijk groepsrisicoknelpunt; actuele ruimtelijke plannen.
In de EV kaart worden al deze aspecten verder uitgewerkt; dit maakt een feitelijke beoordeling van de huidige situatie mogelijk en geeft handvatten hoe in toekomstige plannen rekening kan worden gehouden met diverse aspecten van externe veiligheid inclusief aanbevelingen voor mogelijke maatregelen.
Beleidskader Groepsrisico Rotterdam ·blad 15 van 17
Bijlage 1 Processtappen EV in Wm14 (hoofdlijnen voorafgaande aan besluitvorming) Proces
Verantwoordelijke
Voorbespreking
DCMR
Concept aanvraag Wm-beschikking
DCMR
Def. aanvraag Wmbeschikking
DCMR
Vaststellen scenario’s
VRR en DCMR (Bureau Veiligheid) stemmen af m.b.t. scenario’s VRR – district Haven
Opstellen concept Bevi-advies (zijn maatregelen beschreven in aanvraag voldoende?) Def. Bevi-advies
Ontvangst (ontwerp) beschikking
14
VRR – district Haven
Overige betrokkenen Bedrijf, VRR en overige actoren uitnodigen/ in kennis stellen VRR in kennis stellen van concept
Def. aanvraag doorzetten aan VRR
Overleg Bureau Veiligheid + evt. vergunningverlener DCMR
Advies naar DCMR (Bureau Veiligheid + vergunningverlener)
Hulpmiddel
Inrichtingen en vergunningenbesluit Bevi HARI Bevi QRA Inrichtingen en vergunningenbesluit Bevi HARI Bevi QRA Bevi HARI Bevi IPO-08 Lokaal EV-beleid Lokaal EV-beleid PGS-reeks (BBT)
Lokaal EV-beleid PGS-reeks (BBT)
DCMR verstuurd aan VRR
Dient nog aangevuld te worden met de bevoegdheden van de deelgemeenten.
Beleidskader Groepsrisico Rotterdam
Blad 16 van 17
Bijlage 2 Processtappen EV in Wro15 (hoofdlijnen voorafgaande aan besluitvorming)
15
Dient nog aangevuld te worden met de bevoegdheden van de deelgemeenten.
Beleidskader Groepsrisico Rotterdam ·blad 17 van 17