Stuk 445 (2000-2001) – Nr. 1
Zitting 2000-2001 31 oktober 2000
BELEIDSBRIEF Jeugd Beleidsprioriteiten 2000-2001
ingediend door de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking
873
Stuk 445 (2000-2001) – Nr. 1
2 INHOUD Blz.
Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3
Een eerste Vlaams Jeugdwerkbeleidsplan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3
Een geïntegreerd jeugdbeleid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4
Een reglement op experimenteel jeugdwerk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4
Internationaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5
Herwerken van het decreet lokaal jeugdwerk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5
Aanzet gesprek landelijk jeugdwerk en hervorming bovenbouw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6
Jeugdcultuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7
Inspraak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8
Wetenschappelijk onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8
De afdeling Jeugd en Sport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
9
Bijlage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
10
3
Stuk 445 (2000-2001) – Nr. 1
BELEIDSBRIEF JEUGD BERT ANCIAUX, VLAAMS MINISTER VOOR CULTUUR, JEUGD, ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN BRUSSELSE AANGELEGENHEDEN
INLEIDING Deze beleidsbrief is een poging om de verschillende acties van het voorbije jaar voor de jeugd en het jeugdwerk te verduidelijken en te duiden binnen het verhaal van de beleidsnota jeugd . We leggen linken met de beleidsnota en het Vlaams regeerakkoord. Ook zijn er veel verwijzingen naar het ontwerp van Vlaams jeugdwerkbeleidsplan dat in de loop van 2000 werd opgesteld. We zullen dit ontwerp nog in de loop van dit najaar op de regering agenderen. Het Vlaams jeugdwerkbeleidsplan geeft niet alleen een vooruitzicht voor de werkzaamheden in 2000 en 2001, maar ook voor de rest van de legislatuur. Deze beleidsbrief is opgebouwd rond de instrumenten die moeten leiden tot de realisatie van de beleidsnota jeugd. Telkens komen de stappen aan bod die het voorbije jaar uitgevoerd of opgestart werden, alsook het gepland verderzetten ervan. Voor elk instrument geven we aan wat de voornaamste doelstellingen zijn die we nastreven.
EEN EERSTE VLAAMS JEUGDWERKBELEIDSPLAN Zoals aangekondigd hebben we dit jaar een Vlaams jeugdwerkbeleidsplan voor de rest van deze legislatuur klaargestoomd. We zullen dit plan in de loop van het najaar aan het Vlaams parlement voorleggen. Het kwam tot stand na een intensieve samenwerking met het jeugdwerkveld: we hebben provinciale hoorzittingen en terugkoppelingsdagen georganiseerd waarop de lokale, provinciale en landelijke actoren werden uitgenodigd. De ontwerpteksten waren na elke wijziging beschikbaar op het internet. Voor de opmaak van het Vlaams Jeugdwerkbeleidsplan werd een stuurgroep en een reflectiegroep opgericht. De stuurgroep nam het schrijven van het plan op zich. De reflectiegroep werd belast met het bewaken van de procedure en de inhoud. Dit resulteerde in een lijvig document van 77 pagina’s met: + een maatschappelijk kader voor het Vlaamse jeugd(werk)beleid: een situering van de jeugd en het jeugdwerk in Vlaanderen; + een pleidooi voor een jeugdcategoriale benadering naast een sectorale aanpak; + een analyse van de huidige instrumenten van het jeugdwerkbeleid in Vlaanderen; + een negenproef voor de basiskwaliteit van het jeugdwerkbeleid (met premisse de rechten van kinderen en jongeren) als permanente toetssteen; + algemene doelstellingen vertaald naar 50 concrete actiepunten betreffende bestaande of nieuwe instrumenten voor het voeren van een Vlaams jeugdwerkbeleid. Het hoofdstuk ‘Uitgangspunten voor een Vlaams jeugdwerkbeleid’ vertrekt niet alleen vanuit het Internationaal Verdrag van het Kind, maar biedt ook een staalkaart van toetsstenen voor een goed jeugdwerkbeleid aan. Het geheel kan de toetsing met het regeerakkoord, de motie van het Vlaams Parlement en de beleidsnota jeugd aan: 1. Communicatie en participatie als beleidsdoel en als -middel 2. Het bieden van ruimte in verschillende betekenissen 3. Offensief: beklemtonen van de kracht van de jeugd en het jeugdwerk
Stuk 445 (2000-2001) – Nr. 1
4. 5. 6. 7. 8. 9.
4
Het recht op een gevarieerd en toegankelijk jeugdwerkaanbod Stimuleren van de toegankelijkheid voor ALLE kinderen en jongeren Kansen voor nieuwe netwerken Een kans voor reflectie op en profilering van het jeugdwerk De complementariteit van het beleid Beklemtonen van een aantal beleidskwaliteiten
Als bijlage vindt u een overzicht van de voornaamste doelstellingen die voor 2001, aangevuld met de bijkomende acties die we plannen in het kader van het uit te werken jeugdbeleidsplan. De belangrijkste doelstelling is ongetwijfeld het realiseren van de complementariteit van de verschillende beleidsdomeinen en -niveaus.
EEN GEÏNTEGREERD JEUGDBELEID Eén van de voornaamste doelstellingen van de beleidsnota was de realisatie van een echt jeugdbeleid. Het voorbije jaar ging de voornaamste aandacht naar de ontwikkeling van een Vlaams Jeugdwerkbeleidsplan als voorbode van het Jeugdbeleidsplan. De aanzet daartoe is gegeven (o.a. door de evolutie van de reflectiegroep jeugdwerkbeleidsplan naar een reflectiegroep jeugdbeleidsplan). We volgen gelijktijdig twee actielijnen: - de ontwikkeling van een globaal jeugdbeleid: de realisatie van het Jeugdwerkbeleidsplan, het geplande Jeugdbeleidsplan, maar ook voor 2001 een groot project rond jongereninspraak en jeugdbeleid, ‘jongeren maken plannen’. Deze tendens naar een globaal jeugdbeleid is ook ingezet door de hervorming van het decreet op het lokale jeugdwerk (o.a. door de verplichte afstemming op andere plannen met impact op jongeren: SIF-plannen, plannen in kader van veiligheids- en samenlevingscontract, BKO-plannen, lokale cultuurbeleidsplannen, …) - punctuele tussenkomsten: in afwachting van het jeugdbeleidsplan, zijn er regelmatig punctuele samenwerkingen/tussenkomsten geweest op verschillende beleidsdomeinen. Hoopgevend in deze is de collegiale opstelling binnen de Vlaamse Regering. In concreto hebben we stappen gezet in verband met o.m. de verhouding met toerisme, de Vlarem wetgeving, het drugbeleid… Maar ook federale thema’s met duidelijke impact op jongeren hebben we behandeld, o.a. de portierswetgeving, de billijke vergoeding,… Daarenboven hebben we ons ingeschakeld in initiatieven van collega-ministers die actief zijn op voor de jeugd en het jeugdwerk bijzondere thema’s. Zo o.a. de voorbereiding van het Internationaal Jaar van de Vrijwilliger onder het voorzitterschap van Minister Vogels. Het is ons voornemen om gedurende de komende jaren deze dubbele piste te blijven bewandelen.
EEN REGLEMENT OP EXPERIMENTEEL JEUGDWERK Op 18 februari werd een nieuw op de ministerraad medegedeeld. Dat de nood hoog was bleek uit het gegeven dat in een eerste erkenningsronde liefst 58 aanvragen werden ingediend. Daarvan kregen er uiteindelijk 19 een subsidie, variërend van 250.000 BEF tot 1.500.000 BEF. Het beschikbare budget voor 2000 was 20 miljoen BEF. Verschillende voor subsidiëring aanvaarde projecten beantwoordden aan diverse in het regeerakkoord of in de beleidsnota vooropgestelde principes en doelstellingen. We hebben projecten ge-
5
Stuk 445 (2000-2001) – Nr. 1
steund in verband met omgang met nieuwe media, toegankelijkheid van jeugdwerk, inspraak, onderzoek, jeugdcultuur, methodische vernieuwing en rechten van het kind. Voor de tweede erkenningsronde van 2000 werden 20 nieuwe ingediend. Een duidelijk bewijs dat het reglement al goed gekend is in het jeugdwerkveld. Voor 2001 blijft het experimenteel jeugdwerk een belangrijk aandachtspunt. Daarom hebben we het bestaande budget van 20 miljoen met 5 miljoen verhoogd. Tegelijk zal onderzocht worden of een aantal projecten niet versneld kunnen evolueren naar een specifiekere ondersteuning. We denken bijvoorbeeld aan de participatieprojecten. Wat omgang met de nieuwe media betreft, verwijzen we ook naar de initiatieven rond ICT (zie beleidsbrief Cultuur)
Internationaal In overleg met Jint hebben we een ontwerp-reglement opgesteld dat het mogelijk moet maken verenigingen, die ontvangstprogramma’s in Vlaanderen organiseren, financieel te ondersteunen. Anderzijds moeten nieuwe mogelijkheden voor jongeren gecreëerd worden om internationale activiteiten te realiseren en meer jongeren de kans te bieden om dergelijke ervaringen mee te maken. Het reglement werd uiteindelijk gesplitst omdat alle actoren de wens hebben uitgedrukt de verschillende programma’s die lopen m.b.t. het zenden van jongeren op elkaar af te stemmen (A- en B-projecten, Europese programma’s, het nieuwe project). Op die manier vermijden we nutteloze overlappingen. Dit najaar start een stuurgroep die de bestaande situatie in kaart brengt. Tegen begin 2001 moet een omvattend voorstel uitgewerkt zijn dat volledig tegemoet komt aan deze doelstelling. In het kader van de voorbereidingen van het Europees voorzitterschap is er ruime samenspraak tussen de diverse gemeenschappen, zowel op administratief als op politiek niveau. We werken aan een resolutie rond de vrijwilliger (in het kader van het Jaar van de Vrijwilliger), aan een gezamenlijke activiteitenkalender en aan een tweedaags colloquium ter gelegenheid van het lanceren – onder het Belgisch voorzitterschap – van het Europees Witboek Jeugdbeleid. De Vlaamse bijdrage hiertoe werd in ruime samenspraak met jongeren grondig voorbereid en aan Europees Commissaris Viviane Reding bezorgd. Verder werd dit jaar ook het nieuwe Europese programma Jeugd gelanceerd. Ook de samenwerking met de jeugdwerkingen in Zuid-Afrika werd geïntensifieerd. Zo continueren we de vormingsprogramma’s voor Zuid-Afrikaanse jeugdwerkers zowel in ZuidAfrika als in Vlaanderen. We participeren nu ook op een substantiële in een action surveyprogramma dat vanuit de praktijk een model moet klaarstomen voor het samenwerken van de diverse lokale actoren (politici, jeugdwerkers, jongeren, ambtenaren) bij het ontwikkelen van een lokaal jeugdbeleid in Zuid-Afrika. Zo maken wij, ook voor de komende jaren, echt werk van samenwerkingsontwikkeling, ook op het vlak van jeugdbeleid.
HERWERKEN VAN HET DECREET LOKAAL JEUGDWERK Door het gewijzigd decreet willen we werk maken van volgende doelstellingen: -
communicatiebeleid subsidiariteit
Stuk 445 (2000-2001) – Nr. 1
-
6
afstemmen van regels en procedures afstemmen van versplinterde initiatieven die in verschillende sectoren ten behoeve van de jeugd geleverd worden evenwicht tussen ondersteuning van nieuwe initiatieven en bestaand jeugdwerk aandacht voor de rechten van het kind samenwerking Buitenschoolse Kinderopvang met alle actoren de opmaak van speelruimteplannen openbaarheid van bestuur meer fysische, psychische en beleidsruimte voor kinderen en jongeren
In het kader van laatst geciteerd engagement hebben we samen met Kind en Samenleving en de Vereniging voor Vlaamse Jeugddiensten- en consulenten het startschot gegeven voor het project ‘kindvriendelijke steden’. Het project ‘kindvriendelijke steden’ moet een platform worden waar centrumsteden elkaar kunnen ontmoeten en bevruchten inzake nieuwe methodieken voor een jeugdruimtebeleid in al zijn betekenissen. Wat de implementatie van het nieuwe decreet betreft, zetten we in de loop van 2001, het planningsjaar, een uitgebreide waaier van vormingsinitiatieven op. In de eerste plaats wordt hierbij gedacht aan vorming rond het jeugdruimteplan, participatie, een goed informatie- en communicatiebeleid, geïntegreerd jeugdbeleid en toegankelijkheid. Toegankelijkheid kan hier in zijn 2 betekenissen worden ingevuld: hoe kunnen bestaande jeugdwerkinitiatieven hun werking toegankelijker maken voor allerlei bijzondere doelgroepen en hoe zet je een goede doelgroepspecifieke werking op. We werken nu aan provinciale trefdagen voor lokale jeugdwerkers, jeugdconsulenten en schepenen van jeugd in samenwerking met de Afdeling Jeugd en Sport, de provinciale jeugddiensten, de VVJ, de VVSG en het landelijk jeugdwerk. Eveneens in het kader van het nieuwe decreet is het essentieel dat, in het belang van kinderen en vanuit hun behoeften, het gesprek gevoerd wordt over de horizontale integratie van lokale jeugdwerkinitiatieven, initiatieven binnen de buitenschoolse kinderopvang, jeugdsport, culturele initiatieven naar kinderen, … Naast de verwachtingen voor gemeentebesturen op dit vlak binnen het vernieuwde decreet, is samenwerking binnen de Vlaamse Regering ook belangrijk.
AANZET GESPREK LANDELIJK JEUGDWERK EN HERVORMING BOVENBOUW Met de realisatie van het jeugdwerkbeleidsplan is ook de aanzet gegeven voor de hervorming van het decreet landelijk jeugdwerk en de hervorming van de bovenbouw (steunpunt jeugd, jeugdraad,…). Belangrijk is dat in deze gesprekken ook tendensen versterkten die reeds leefden binnen de sector. Het jeugdwerkbeleidsplan heeft geholpen om de contouren te verfijnen waarbinnen deze hervormingen dienen te gebeuren. In het kader van het samenwerken met andere sectoren wordt de interactie met het onderwijs een belangrijk aandachtspunt. De facto levert het landelijk jeugdwerk nogal wat diensten aan het onderwijs. In het kader van de erkenning als landelijk jeugdwerk kan dit verregaand engagement van het jeugdwerk zelfs problemen opleveren. Het gesprek zal ten gronde worden gevoerd met respect voor de eigenheid van het jeugdwerk. In de loop van het jaar 2001 zal het decreet landelijk dan ook gewijzigd worden, met aandacht voor de complementariteit tussen de verschillende decreten. Vandaar ook de geplande wijziging van het decreet op het provinciaal jeugdwerkbeleid.
7
Stuk 445 (2000-2001) – Nr. 1
Tegelijk hebben we in 2000 een aantal maatregelen getroffen betreffende de gekende problematiek van de invoering van het decreet op het landelijk georganiseerd jeugdwerk en de daarmee dreigende kaalslag. Het uitvoeringsbesluit werd gewijzigd, een decreetwijziging is voorgesteld aan de regering en zal binnenkort voorgelegd worden aan het parlement en de overgangsperiode werd verlengd. Belangrijk is dat voor het jaar 2000 vermoedelijk een 100% uitvoering van het decreet zal gehaald worden. Dit is een primeur sinds het ontstaan in 1975 van de eerste regeling op deze jeugdwerksector. In 2001 is de oprichting van het steunpunt voorzien, gekoppeld aan de afschaffing van de coördinatieorganismen. Het steunpunt moet, zoals in het regeerakkoord vermeld, ‘een pluralistisch initiatief worden waar iedereen terecht kan’. In 2001 werken we ook de verhouding tussen dit steunpunt en organisaties zoals Jint, ADJ en VVJ uit. De hervorming van de Jeugdraad voor de Vlaamse Gemeenschap is evident verbonden met de hervorming van de adviesraden binnen heel de culturele sector. Een bijzonder aandachtspunt voor dit steunpunt is de zorg voor goede communicatie. We hebben reeds veel aandacht besteed aan inspraak bij de totstandkoming van het jeugdwerkbeleidsplan Een eerste evaluatie leert dat zowel overheid als sector nood hebben aan degelijke informatie- en communicatiekanalen. De opstart van een vakblad voor jeugdwerkers is mogelijk gemaakt, maar een verder geïntensifieerde inspanning op dit vlak blijft nodig. Het Centrum voor Cultuurcommunicatie (zie hiervoor beleidsbrief Cultuur) heeft hierin ook voor het jeugdwerk een rol te spelen. Op vraag van de sector zijn gesprekken gestart betreffende een mogelijke wijziging van de regeling van de deeltijdse vorming. De minister van Onderwijs is hierbij betrokken. Op dit ogenblik wordt door de verschillende initiatieven voor deeltijdse vorming een onderzoek omtrent bereik, doorstroming,… uitgevoerd. Op basis van deze gegevens zullen we dan afwegen of en hoe een wijziging het meest aangewezen is.
JEUGDCULTUUR In verschillende passages van het regeerakkoord en de beleidsnota jeugd wordt verwezen naar initiatieven op het vlak van de jeugdcultuur. In de beleidsnota jeugd staat dat jeugdcultuur ook een grote C verdient. Er werden financiële injecties gegeven aan de projecten jeugdcultuurinfrastructuur Vaarwater (Gent) en Hof Ter Loo (Antwerpen). Op het lokale vlak hopen we, met de nieuwe prioriteit in het decreet op het lokale jeugdwerk, op dit vlak een impuls te geven. In de komende jaren zullen we meer middelen vrijmaken om een ruimer aanbod aan jeugdcultuurinfrastructuur met regionale uitstraling te realiseren. De acties in verband met de fuifproblematiek gebeuren in nauw overleg met de Vlaams minister bevoegd voor leefmilieu. Het fuifgebeuren is een goed voorbeeld van de nood aan een gecoördineerd jeugdbeleid. Hier is sprake van mentale en fysieke ruimte voor jongeren, maar ook van beleidsruimte (in welke mate wegen hun belangen door in diverse beleidsbeslissingen), en dus van integraal jeugdbeleid. We hebben op 20 april een ontwerpsubsidiereglement aan de Jeugdraad voor de Vlaamse Gemeenschap voorgelegd. Ondanks het gunstig advies van zowel de Jeugdraad voor de Vlaamse Gemeenschap als de inspectie van financiën, werd het subsidiereglement nog niet op de regering
Stuk 445 (2000-2001) – Nr. 1
8
geagendeerd. Dit komt omdat wij van de federale overheid zekerheid wilden krijgen dat voornoemd reglement geen gevolgen heeft voor de belastingen of bepaalde aspecten uit de sociale zekerheid voor die jongeren die krachtens het reglement een subsidie ontvangen. Tot vandaag verschafte de federale overheid ons geen volledig antwoord. Dit reglement zal pas toepasbaar zijn in het voorjaar van 2001. Voor 2001 wordt 8 miljoen voorzien. In het ruimere cultuurbeleid blijft de aandacht voor kinderen en jongeren belangrijk. Participatie, omkadering en educatie blijven hier codewoorden. Hiervoor wordt niet alleen contact opgenomen met het kabinet onderwijs, maar wordt ook aandacht gegeven aan jongeren binnen decreten en projecten. Zo wordt in het gemeentelijk cultuurbeleid aandacht gevraagd voor het gemeentelijke cultuurbeleid gericht op jongeren, wordt in het decreet op de amateurkunsten populaire muziek als volwaardige kunstvorm erkend, worden in de sociaal-artistieke projecten ook projecten opgenomen die specifiek gericht zijn op jongeren, enz…. In de muzieksector leggen we bijzondere accenten op het aanbod in de populaire muziek. Dit popbeleid krijgt ook zijn consequenties in het jeugdbeleid en in de amateuristische kunstbeoefening. In 2001 zal dit reeds zijn beslag krijgen door een betere ondersteuning van de muziekclubs, van muziekpodia voor hun infrastructuurkosten, van vormingsinitiatieven en van promotionele activiteiten in binnen- en buitenland. De beleidsinstrumenten worden beter op elkaar afgestemd en er komt één infocel populaire muziek bij de administratie zodat de transparantie voor de geinteresseerde groter wordt. Tevens wordt de rol van het Muziekcentrum van de Vlaamse Gemeenschap beter gedefinieerd en verantwoordelijkheid gegeven aan een samenwerkingsverband tussen Poppunt Vlaanderen, Popadvies en Jazz Vlaanderen. Een werkgroep werd representatief samengesteld teneinde dit popbeleid concreet in te vullen. Tegelijk is een beleid omtrent jeugdcultuur ook een belangrijk middel in het verwerven van meer mentale ruimte voor jongeren. Dit is een oproep tot grotere tolerantie ten aanzien van jongeren. Zo steunde de Jeugdraad van de Vlaamse Gemeenschap de oproep om begrips- en respectvol om te gaan met het fenomeen piercings.
INSPRAAK Op het vlak van de participatie melden we de inspanningen bij de opmaak van het Vlaams Jeugdwerkbeleidsplan, het herwerken van het decreet lokaal jeugdwerkbeleid en de verschillende projecten gesubsidieerd via het reglement op het experimenteel jeugdwerk. Eerder in deze beleidsbrief kondigden we een project aan onder de werktitel ‘jongeren maken plannen’. Dit beleid wordt voortgezet. Zo wordt op de begroting 2001, 15 miljoen BEF voorzien voor participatie(inspraak)-projecten. Deze middelen zullen dienen voor de afstemming van de inspraakprojecten, de doorstroming naar de gepaste beleidsniveaus en de terugkoppeling naar de inspraakprojecten.
WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK In de beleidsnota wordt de nadruk gelegd op de noodzaak van voldoende en degelijk onderzoek, dat vertrekt vanuit de kracht van i.p.v. de klacht over de jeugd. In de totstandkoming van het beleid ter zake wordt rekening gehouden met de motie van het parlement. In het kader van experimenteel jeugdwerk werden zo middelen vrijgemaakt voor verschillende onderzoeken. Er was reeds eerder i.s.m. de RUG en de KUL een longitudinaal onderzoek opgestart naar de effecten van het decreet op het lokale jeugdwerk. Een onderzoek inzake wetgeving en fuiven is in aanbesteding. Deze inspanning op het vlak van onderzoek zal worden volgehouden.
9
Stuk 445 (2000-2001) – Nr. 1
Op termijn zal het steunpunt een belangrijke rol spelen in de bundeling, verwerking, verspreiding en bekendmaking van de diverse onderzoeksresultaten. Tegelijk is ook terugkoppeling noodzakelijk naar de resultaten van diverse inspraak- en participatieprojecten. Deze projecten geven immers de visie van kinderen en jongeren weer op wat hen aanbelangt. Hierdoor worden de resultaten van de wetenschappelijke onderzoeken verfijnd. Op deze manier kan de bundeling van de resultaten een inhoudelijke voeding geven aan het verder te ontwikkelen jeugdbeleid.
DE AFDELING JEUGD EN SPORT In verband met de doelstellingen omtrent de administratie worden concrete acties ondernomen: - Voor de afstemming tussen de verschillende beleidsniveaus wordt een regelmatig overleg voorzien vanaf 2001 tussen de administratie en de gemeenten en provincies. Dit beantwoordt aan de doelstellingen van een betere en vlottere communicatie én van een betere complementariteit tussen de beleidsniveaus; - Binnen de administratie wordt een personeelsimplementatieplan opgesteld om de concrete noden op het vlak van personeel in kaart te brengen. De nieuwe opdrachten brengen de nood aan uitbreiding van de administratie met zich mee; - Op het vlak van toegankelijkheid en goede service is in 2000 een klantentevredenheidsonderzoek gevoerd. De trouwens heel lovende resultaten hiervan moeten toelaten om in 2001 de dienstverlening (nog) te verfijnen.
Stuk 445 (2000-2001) – Nr. 1
10
bijlage samenvatting van de voornaamste beleidsopties en initiatieven voor het volgende begrotingsjaar -
-
opmaak van het eerste Vlaams jeugdbeleidsplan gekoppeld met het voorgaande: inspraakproject jongeren maken plannen organisatie van overleg tussen de overheidsniveaus invoering van het reglement jeugdcultuursubsidies continuering en verfijning van het beleid in verband met experimenteel jeugdwerk versterking van de Afdeling Jeugd en Sport, met bijzondere aandacht voor de communicatie uittekenen van een stramien voor een vernieuwde bovenbouw met een hervorming van de Jeugdraad voor de Vlaamse Gemeenschap en oprichting van een steunpunt invoering van het vernieuwde decreet op het lokale jeugdwerk, met bijzondere aandacht voor ondersteuning en vorming wijziging van het decreet op het provinciale jeugdwerk fundamentele wijziging van het decreet op het landelijk georganiseerde jeugdwerk (met aandacht voor de attesten kadervorming en de detachering) verdere uitbouw van het beleid omtrent fysieke ruimte voor jongeren (invoering van het jeugdruimteplan via het decreet op het lokale jeugdwerk, subsidies jeugdcultuurinfrastructuur) aanpassing regelgeving deeltijdse vorming herwerking van de regeling omtrent het internationale zodat meer jongeren kunnen genieten van intercultureel contact reeds concrete elementen die de aanzet kunnen vormen voor een jeugdbeleid en die de continuering vormen van initiatieven die opgezet zijn met collega-ministers: - het statuut van de vrijwilliger - de fuifproblematiek (milieuwetgeving, billijke vergoeding,…) - uitbouw van een drugbeleid - afstemming met het toeristisch beleid. de opzet van een geïntegreerd graffitibeleid