beheersverordening Hellebeuk
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1
Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
4 4
Artikel 2 Wijze van meten
10
Hoofdstuk 2
11
Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
11
Artikel 4 Recreatie
13
Artikel 5 Verkeer
15
Artikel 6 Wonen
16
Artikel 7 Waarde - Archeologie
18
Hoofdstuk 3
21
Algemene regels
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
21
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
22
Artikel 10
Algemene bouwregels
23
Artikel 11
Algemene gebruiksregels
24
Artikel 12
Algemene afwijkingsregels
25
Artikel 13
Overige regels
26
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
27
Artikel 14
Overgangsrecht
27
Artikel 15
Slotregel
28
bijlagen bij regels
29
Bijlage 1 Archeologie
30
Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan
31
2
regels
Regels
beheersverordening Hellebeuk
3
Hoofdstuk 1
Artikel 1 1.1
Inleidende regels
Begrippen
beheersverordening:
de beheersverordening 'beheersverordening Hellebeuk' van de gemeente Voerendaal, bestaande uit de geometrisch bepaalde objecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0986.BVOHellebeuk-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen. 1.2
aanbouw:
een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt. Een aanbouw wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk. 1.3
aan huis verbonden beroep:
het uitoefenen van een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, die door de beperkte omvang en de aan het wonen ondergeschikte ruimtelijke uitstraling in een woning en de daarbij behorende gebouwen kunnen worden uitgeoefend. 1.4
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.5
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.6
achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw. 1.7
ander bouwwerk:
bouwwerk geen gebouw zijnde. Een ander bouwwerk met dak wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk. 1.8
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.9
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat maximaal mag worden bebouwd met bouwwerken, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het perceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
4
regels
1.10
begane grond:
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder. 1.11
bestaand:
feitelijk (duurzaam) beheersverordening. 1.12
aanwezig
op
het
moment
van
inwerkingtreding
van
de
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak. 1.13
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.14
bevoegd gezag:
het bevoegd gezag in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Voerendaal. 1.15
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. 1.16
bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat functioneel en architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw waar het bij hoort. Een bijgebouw bij een woning is ondergeschikt aan de woonfunctie, bijvoorbeeld een garage of berging. Een bijgebouw wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk. 1.17
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.18
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak. 1.19
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder en de ruimte(n) in de kap, met een hoogte van minimaal 2.40 meter.
beheersverordening Hellebeuk
5
1.20
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.21
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.22
dakopbouw
uitbreiding van de woning waarbij een (gedeeltelijke) verdieping bovenop de woning wordt aangebracht, waarmee een nieuwe ruimte wordt gecreëerd of een bestaande ruimte wordt vergroot. Dit resulteert in een wijziging van de vorm en het profiel van het dak, waarbij de bestaande bouw- of goothoogte meestal wordt verhoogd. 1.23
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel moet ook verstaan worden commerciële dienstverlening zoals schoenmakers, sleutelmakers en vergelijkbare bedrijven. 1.24
dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder tevens belwinkel en internetcafé. De commerciële uitoefening van maatschappelijke functies wordt hieronder ook begrepen. 1.25
erf:
al dan niet bebouwd perceel exclusief hoofdgebouw, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover de beheersverordening die inrichting niet verbiedt. 1.26
erfafscheiding:
bouwwerk ten behoeve van de afbakening van een erf. 1.27
erftoegangsweg:
een weg met een verblijfsfunctie, bestemd voor het toegankelijk maken van percelen en die gekenmerkt wordt door het ontbreken van rijbaanscheiding en een scheiding van snel- en langzaam verkeer. 1.28
erker:
ondergeschikte toevoeging van maximaal één bouwlaag aan de gevel van een gebouw. Een erker wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.
6
regels
1.29
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.30
hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. 1.31
horeca(bedrijf):
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie. 1.32
kantoor:
een ruimte die of gebouw dat door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijke administratieve aard ten behoeve van derden, zonder baliefunctie. 1.33
luifel:
een niet zelfstandig dragende horizontale overbouwing, welke slechts bestaat uit een constructie tegen weersinvloeden tegen de muur van een gebouw aangebracht meestal boven een deur, raampartij of gehele pui. Een luifel wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk. 1.34
nokverhoging:
vergroting van de ruimte onder een zadeldak, waarbij het voordakvlak wordt verlengd en de nok hoger en verder naar achter komt te liggen. Aan de achterkant wordt een nieuwe goot gecreëerd, met tussen die goot en het dakvlak een kozijn. 1.35
nutsvoorzieningen:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, bemalingsinstallaties, gemalen, telefooncellen, bluswatervoorzieningen en zendmasten. 1.36
openbaar toegankelijk gebied:
een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is.
beheersverordening Hellebeuk
7
1.37
overkapping:
een op de grond staand bouwwerk geen gebouw zijnde van één bouwlaag, voorzien van een gesloten dak zonder wanden. Een overkapping wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk. 1.38
peil:
1. voor gebouwen waarvan de voorgevel grenst aan een weg: de hoogte van de weg ter plaatse van de voorgevel; 2. voor gebouwen waarvan de voorgevel niet aan een weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de voorgevel bij voltooiing van de bouw; 3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 1.39
perceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.40
perceelsgrens:
een grens van een perceel. 1.41
seksinrichting:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin bedrijfsmatig handelingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden tevens begrepen:
een seksbioscoop: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin filmvoorstellingen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven; een seksautomatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en liveshows van erotische en/of pornografische aard worden gegeven; een sekswinkel: een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van seksartikelen.
1.42
speeltuin:
niet openbaar toegankelijke recreatieve voorziening waar al dan niet tegen betaling gebruik kan worden gemaakt van speeltoestellen en daarmee vergelijkbare voorzieningen. 1.43
speelvoorziening:
openbaar toegankelijke voorziening bestaande uit een of meer speeltoestellen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, met de daarbij behorende voorzieningen. 1.44
terras:
min of meer afgescheiden plek in de buitenlucht behorende bij een naast- of nabijgelegen horecabedrijf waar eten en drinken kan worden genuttigd.
8
regels
1.45
verkoopvloeroppervlakte:
het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor het uitstallen van producten ten verkoop en die toegankelijk zijn voor publiek. 1.46
voorerfgebied:
erf dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied. 1.47
voorgevel:
gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt. 1.48
voorgevelrooliijn:
een denkbeeldige lijn ter plaatse van de voorgevel van een gebouw, zoals dat blijkens de verbeelding aanwezig is, en het verlengde daarvan (tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen). 1.49
voorkant:
die zijde van een hoofdgebouw waar zich de voorgevel bevindt. 1.50
webshops:
verkoop van goederen zonder dat sprake is van uitstalling ten verkoop en een baliefunctie of anderszins een publieksaantrekkende werking, waarbij uitsluitend contact wordt gelegd via internet en het enkel verzending van goederen vanuit de woning betreft. 1.51
weg:
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten. 1.52
wonen:
het houden van verblijf, het huren en tevens (laten) bewonen van kamers of het gehuisvest zijn in een woning, evenwel met uitzondering van woonvormen met een maatschappelijk karakter met intensieve begeleiding, met dien verstande dat kamerverhuur in een pand beperkt is en blijft tot maximaal vier personen. 1.53
woningsplitsing
het splitsen van een bestaande woning waardoor sprake is van het toevoegen van een zelfstandige woning.
beheersverordening Hellebeuk
9
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is. 2.2
het bebouwingspercentage:
het percentage van een perceel dat met bouwwerken mag worden bebouwd. Voor zover bouwgrenzen zijn aangeduid wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen. 2.3
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.4
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.5
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 70% van de breedte van de achtergevel of meer dan 50% van de breedte van de overige gevels, is de goot, de druiplijn of het boeiboord van die dakkapel of dakopbouw maatgevend voor het bepalen van de goothoogte. 2.6
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.7
de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand. 2.8
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
10
regels
Hoofdstuk 2
Artikel 3
Bestemmingsregels
Groen
3.1
Bestemmingsomschrijving
3.1.1
Doeleinden
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen, zoals trapvelden, speelvoorzieningen, plantsoenen, waterpartijen met de daarbij behorende voet- en fietspaden en andere voorzieningen (waaronder de bestaande individuele perceelsontsluitingen); b. een geluidwal, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak geluidwal; c. een tennisbaan, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak tennisbaan; d. landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen, zoals hagen, gebiedseigen bomen en opgaande/afschermende beplanting, een en ander overeenkomstig het inpassingsplan zoals weergegeven in bijlage 2 bij de regels; e. waterhuishoudkundige voorzieningen; f. nutsvoorzieningen; g. voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling; 3.1.2
Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen het aangewezen besluitvlak (dubbelbestemming) Waarde - Archeologie zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 13.1. 3.2
Bouwregels
3.2.1
Gebouwen
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten dienste van het openbaar nut (nutsvoorzieningen). Deze mogen: 2
a. een oppervlakte hebben van maximaal 6 m ; b. een hoogte hebben van maximaal 3 meter. 3.2.2
Andere bouwwerken
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels: a. Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten behoeve van of in de vorm van: 1. 2. 3. 4. 5.
de regeling van het verkeer; de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden; het openbaar nut; recreatieve voorzieningen, zoals recreatieve bewegwijzering en informatieborden; straatmeubilair, speelvoorzieningen, en daarmee gelijk te stellen bouwwerken.
beheersverordening Hellebeuk
11
b. De bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering van: 1. voorzieningen voor verlichting en het verkeer, waarvan de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen; 2. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen. 3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 3.3.1
Vergunningplicht
Het is verboden op of in gronden aangewezen voor 'Groen' en gelegen binnen het besluitsubvlak 'geluidwal' zonder of afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder ontgronden, afgraven, diepploegen en het aanbrengen van leidingen; b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van (scherpe) voorwerpen in de bodem; c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; d. het rooien van beplanting; e. het verlagen of het verhogen van het waterpeil. 3.3.2
Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 3.3.1 is niet van toepassing op: a. normale onderhoudswerkzaamheden; b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik; c. werken of werkzaamheden, zoals het rooien dan wel aanbrengen van beplanting conform het in bijlage 2 opgenomen landschappelijk inpassingsplan; d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd. 3.3.3
Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.3.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 3.1.1 genoemde waarden en doeleinden, te weten de bescherming van de geluidwal, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind. 3.4
Specifieke gebruiksregels
De gronden gelegen binnen het besluitsubvlak 'geluidwal' mogen slechts ten behoeve van een geluidwal worden gebruikt.
12
regels
Artikel 4
Recreatie
4.1
Bestemmingsomschrijving
4.1.1
Algemeen
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verblijfsrecreatie in de vorm van recreatiewoningen; b. ter plaatse van het besluitsubvlak 'zwembad', uitsluitend dagrecreatie in de vorm van 2 een onoverdekt zwembad met een afmeting van maximaal 100 m ; c. landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen, zoals hagen, gebiedseigen bomen en opgaande/afschermende beplanting, een en ander overeenkomstig het inpassingsplan zoals weergegeven in bijlage 2 bij de regels; met daaraan ondergeschikt: 1. tuinen, erven en groenvoorzieningen; 2. ontsluitings- en parkeervoorzieningen; 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 4.1.2
Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen het aangewezen besluitvlak (dubbelbestemming) Waarde - Archeologie zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 13.1. 4.2
Bouwregels
4.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen, geen woning zijnde, gelden de volgende regels: a. de recreatiewoningen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; c. per bouwvlak is slechts één recreatiewoning toegestaan; d. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 meter; e. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4,50 meter, dan wel maximaal de bestaande bouwhoogte indien deze groter is; f. binnen het besluitsubvlak 'zwembad' mag een gebouw aanwezig zijn met een oppervlakte van maximaal 30 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter; 4.2.2
Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels: a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter, met dien verstande dat de hoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt.
beheersverordening Hellebeuk
13
4.3
Specifieke gebruiksregels
4.3.1
Strijdig gebruik
Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als: a. de vestiging van een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten; b. permanente bewoning; c. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens; d. mantelzorg; e. woningsplitsing; f. woningsamenvoeging; g. een aan huis verbonden beroep of bedrijf; h. horecadoeleinden; i. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
14
regels
Artikel 5
Verkeer
5.1
Bestemmingsomschrijving
5.1.1
Doeleinden
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. erftoegangswegen met parkeervoorzieningen); b. fietspaden;
de
daarbij
behorende
voorzieningen
(waaronder
c. d. e. f.
voetpaden; speelvoorzieningen nutsvoorzieningen; landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen, zoals hagen, gebiedseigen bomen en opgaande/afschermende beplanting, een en ander overeenkomstig het inpassingsplan zoals weergegeven in bijlage 2 bij de regels; g. groenvoorzieningen, bermen en taluds; h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen en daaraan gerelateerde voorzieningen zoals duikers, overkluizingen en bruggen; i.
voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling;
5.1.2
Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen het aangewezen besluitvlak (dubbelbestemming) Waarde - Archeologie zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 13.1. 5.2
Bouwregels
5.2.1
Gebouwen
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 5.2.2
Bouwwerken
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: a. andere bouwwerken; b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 5 meter bedragen, met uitzondering van: 1. vlaggenmasten, waarvan de hoogte maximaal 8 meter mag bedragen.
beheersverordening Hellebeuk
15
Artikel 6
Wonen
6.1
Bestemmingsomschrijving
6.1.1
Doeleinden
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. aan huis verbonden beroepen met inachtneming van het in artikel 6.3.1 bepaalde; c. landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen, zoals hagen, gebiedseigen bomen en opgaande/afschermende beplanting, een en ander overeenkomstig het inpassingsplan zoals weergegeven in bijlage 2 bij de regels; met daaraan ondergeschikt: 1. tuinen, erven en groenvoorzieningen; 2. ontsluitings- en parkeervoorzieningen; 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 6.1.2
Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen het aangewezen besluitvlak (dubbelbestemming) Waarde - Archeologie zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 13.1. 6.2
Bouwregels
6.2.1
Algemeen
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: a. woningen; b. bijbehorende bouwwerken; c.
andere bouwwerken.
6.2.2
Gebouwen
Voor het bouwen van woningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: a. woningen en bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij anders aangeduid; c. ter plaatse van de aanduiding 'max. aantal wooneenheden' is maximaal het aangeduide aantal wooneenheden toegestaan; d. woningsplitsing is niet toegestaan; e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter; f. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4,50 meter, dan wel maximaal de bestaande bouwhoogte indien deze groter is; g. nokverhogingen en dakopbouwen zijn niet toegestaan;
16
regels
6.2.3
Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 2 meter; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 1 meter; c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter. 6.3
Specifieke gebruiksregels
6.3.1
Aan huis verbonden beroepen
De uitoefening van aan huis verbonden beroepen is onder de volgende voorwaarden toegestaan: a. de wijziging in gebruik betekent geen uitbreiding van het aantal woningen; b. het gebruik ten behoeve van beroepsmatige activiteiten beslaat niet meer dan 25% van het bebouwde brutovloeroppervlak, tot een maximum van 25 m²; c. er is niet meer dan één arbeidsplaats; d. de activiteiten leveren geen ernstige c.q. onevenredige hinder op voor de directe woonomgeving en doen geen ernstige afbreuk aan het woonkarakter van de buurt en de woning; e. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie gehandhaafd; f. degene die de beroepsactiviteit uitoefent bewoont permanent de woning; g. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd ondergeschikte detailhandel en detailhandel in de vorm van webshops, onder de voorwaarde dat het enkel verzending vanuit de woning en geen balieverkoop betreft; h. horeca is niet toegestaan; i. het onbebouwde deel van het perceel mag niet voor beroepsactiviteiten worden gebruikt; j. de activiteit maakt niet dat er een inrichting ontstaat als genoemd in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht; k. de parkeerdruk en/of de verkeersbelasting in het openbare gebied mag niet onevenredig toenemen.
beheersverordening Hellebeuk
17
Artikel 7 7.1
Waarde - Archeologie
Bestemmingsomschrijving
7.1.1 De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a. de instandhouding en bescherming van archeologische monumenten en archeologische vindplaatsen; b. de bescherming van mogelijke archeologische waarden binnen gebieden met een archeologische verwachtingswaarde; zoals deze monumenten, vindplaatsen en verwachtingswaarden zijn aangeduid op de kaart 'Archeologie' in bijlage 1 bij deze regels. 7.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 13.1. 7.2
Bouwregels
7.2.1
Bouwverbod
Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van: a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of; b. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 0,40 meter reiken, of; c. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden een oppervlak beslaan van minder dan 2 100 m . 7.2.2
Uitzonderingen
Het verbod in artikel 7.2.1 is niet van toepassing indien het een verstoring betreft van een archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de kaart 'Archeologie' opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, niet zijnde een archeologisch monument, en waarbij die verstoring plaatsvindt: a. in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, of; b. in een gebied met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde, niet 2 zijnde een historische dorpskern, en het te verstoren gebied kleiner is dan 2.500 m en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, of; c. in een gebied met een hoge archeologische waarde in een historische dorpskern, en het 2 te verstoren gebied kleiner is dan 250 m en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn.
18
regels
7.3
Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouw zijnde Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.1, voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien naar het oordeel van het bevoegde gezag: a. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of; b. op basis van een archeologisch (voor)onderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden; c. op basis van een archeologisch (voor)onderzoek blijkt dat mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologisch resten in de bodem, of het verrichten van archeologisch vervolgonderzoek. 7.3.2
Voorwaarden aan omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning als bedoeld in artikel 7.3.1, ter bescherming en behoud van archeologische waarden, de volgende voorwaarden verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor waardevolle elementen in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van een archeologisch (vervolg)onderzoek waaronder mede wordt verstaan het doen van een opgraving; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties; d. indien het bepaalde onder c, van toepassing is: een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden. 7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 7.4.1
Vergunningplicht
Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder ontgronden, afgraven, diepploegen en het aanbrengen van leidingen, op een grotere diepte dan 0,40 meter; b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van (scherpe) voorwerpen in de bodem; c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; d. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; e. het verlagen of het verhogen van het waterpeil.
beheersverordening Hellebeuk
19
7.4.2
Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 7.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden: a. in het kader van normaal onderhoud en beheer; b. die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning mogen worden uitgevoerd; c. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 7.2 van toepassing is; d. die ten dienste van archeologische onderzoek worden uitgevoerd; e. die plaatsvinden in een archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de kaart 'Archeologie' opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, niet zijnde een archeologisch monument, en waarbij die verstoring plaatsvindt: 1. in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, of; 2. in een gebied met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde, niet zijnde een historische dorpskern, en het te verstoren gebied kleiner is dan 2.500 2 m en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, of; 3. in een gebied met een hoge archeologische waarde in een historische dorpskern, 2 en het te verstoren gebied kleiner is dan 250 m en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn. 7.4.3
Voorwaarden aan vergunning
Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning als bedoeld in artikel 7.4.1, ter bescherming en behoud van archeologische waarden, de volgende voorschriften verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor waardevolle elementen in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van een archeologisch (vervolg)onderzoek waaronder mede wordt verstaan het doen van een opgraving; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties; d. indien het bepaalde onder c, van toepassing is: een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
20
regels
Hoofdstuk 3
Artikel 8 8.1
Algemene regels
Algemene aanduidingsregels
'milieuzone - bodembeschermingsgebied'
Ter plaatse van het besluitsubvlak 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' zijn de gronden aangewezen voor duurzaam behoud van kwetsbare functies en waarden en voor bijzondere bescherming van de bodem van het bodembeschermingsgebied Mergelland. Daarbij dient rekening te worden gehouden met, dan wel afstemming te worden gezocht bij het hieromtrent bepaalde in de Omgevingsverordening Limburg. 8.2
'vrijwaringszone - weg'
8.2.1
Verbod
Ter plaatse van het besluitsubvlak 'vrijwaringszone - weg' dienen de gronden in het kader van de verkeersbelangen van de rijksweg A79 vrij gehouden te worden van bebouwing, met uitzondering van: a. binnen een strook tot 100 m, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg', gemeten vanaf de as van de dichtstbij gelegen rijstrook van de rijksweg en de bijbehorende toe- en afritten, bouwwerken welke direct verband houden met de rijksweg A79.
beheersverordening Hellebeuk
21
Artikel 9
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
22
regels
Artikel 10 10.1
Algemene bouwregels
Aangrenzende terreinen
Het is verboden enig terrein of perceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of perceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van deze beheersverordening zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot. 10.2
Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door: a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter; b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter. 10.3
Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
a. Voor een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening overeenkomstig een daarvoor verleende vergunning aanwezig is, in uitvoering is of gebouwd kan worden en dat ingevolgde de bestemming is toegelaten, maar waarvan de afstands-, hoogte-, inhouds- en/of oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat: 1. voor zover de in de bouwregels voorgeschreven maximale maten worden overschreden, de betreffende afwijkende maten als ten hoogste toelaatbaar worden beschouwd; 2. voor zover niet wordt voldaan aan de in de bouwregels voorgeschreven minimiale maten, de betreffende afwijkende maten als ten minste toelaatbaar worden beschouwd. b. In geval van herbouw is het onder a. bepaalde uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
beheersverordening Hellebeuk
23
Artikel 11 11.1
Algemene gebruiksregels
Gebruiksverbod
11.1.1 Algemeen Het is verboden de gronden en bouwwerken in deze beheersverordening te gebruiken en/of te laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en). 11.1.2 Landschappelijke inpassing 1. Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de in het verordeningsgebied opgenomen gronden conform de bestemmingen is alleen toegestaan voor zover de landschappelijke inpassing conform het inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels wordt uitgevoerd en daarna in stand wordt gehouden, met inachtname van het bepaalde in lid 2 en 3. 2. Voor de uitvoering van het inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 2 geldt een periode van maximaal drie jaren na de datum van vaststelling van deze beheersverordening. 3. Indien na afloop van de periode genoemd onder 2 het inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 2 nog niet dan wel niet volledig is gerealiseerd of daarna niet in stand wordt gehouden, is permanente bewoning niet meer toegestaan, maar enkel het gebruik als recreatiewoning conform het bepaalde in artikel 4 (Recreatie). 11.2
Strijdig gebruik
Onder gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt, tenzij in de afzonderlijke bestemming anders is geregeld, in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van de gronden en/of bouwwerken: a. voor de opslag van al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen, voer- en vaartuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw-) materialen, afval, puin, grind, grond en brandstoffen anders dan in het kader van een normaal gebruik overeenkomstig de bestemming; b. voor het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden; c. als uitstalling-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en/of verblijfsmiddelen; d. voor (permanente) bewoning van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten; e. voor het uitoefenen van een ambachtelijk, industrieel- of handelsbedrijf, horeca, detailhandel of zelfstandig kantoor tenzij dit expliciet is toegelaten; f. voor straatprostitutie, het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie; g. als coffeeshop; h. als standplaats voor kampeermiddelen.
24
regels
Artikel 12 12.1
Algemene afwijkingsregels
Algemene afwijkingen
Het bevoegd gezag kan, mits hierdoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, een omgevingsvergunning verlenen voor: a. het afwijken van de in de beheersverordening voorgeschreven maten (waaronder percentages) met maximaal 10%; b. de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, mits deze bouwwerken geen grotere goothoogte dan 3 meter en geen grotere oppervlakte dan 10 m² hebben; c. de bouw van straatmeubilair en andere bouwwerken, die om waterstaatkundige of verkeerskundige redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers of keermuren, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 meter bedraagt; d. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van het ontvangen en zenden van radioen televisiesignalen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de bouwhoogte niet meer dan 15 meter bedraagt;
beheersverordening Hellebeuk
25
Artikel 13 13.1
Overige regels
Voorrangsregels
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming gaat het belang van de dubbelbestemming voor.
26
regels
Hoofdstuk 4 Artikel 14 14.1
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 2. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 14.2
Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 2. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
beheersverordening Hellebeuk
27
Artikel 15
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van de beheersverordening 'beheersverordening Hellebeuk'.
28
regels
bijlagen bij regels
beheersverordening Hellebeuk
29
Bijlage 1
30
Archeologie
regels
Bijlage 2
Landschappelijk inpassingsplan
beheersverordening Hellebeuk
31
Bijlage 1 bij de regels: Kaart ‘Archeologie’ Hoog, middelhoog en laag Een archeologische verwachtings- en cultuurhistorische advieskaart voor de Parkstad Limburg gemeenten en de gemeente Nuth Deelkaart gemeente Voerendaal Archeologische verwachtings- en advieskaart: locatie van vindplaatsen RAAP-rapport 1483, uitsnede uit kaartbijlage 4a, schaal 1:10.000
Beheersverordening Hellebeuk
regels
beheersverordening Hellebeuk
regels