Roncalli mavo Tekenen/Kunstgeschiedenis. Klas 3 Reader/begrippenlijst periode 4 toetsweek : Hoe moet je leren??? De begrippen zijn bij deze toets gekoppeld aan de kunststromingen van de kunstpromotie. Als voorbereiding op de toets moet je de begrippen uit de reader kennen en kunnen toepassen aan de hand van een voorstelling. Het is dus belangrijk dat je elk begrip in eigen bewoordingen kan uitleggen voordat je aan de toets begint. De beeldaspecten komen in deze toets tevens terug. Deze moet je weten en kunnen toepassen aan de hand van een voorstelling.
Succes
KUNSTGESCHIEDENIS >Kunststroming: De kunstgeschiedenis is opgedeeld in kunststromingen. Bij elke kunststroming hoort een bepaalde periode die aangegeven wordt met jaartallen en een naam. Een kunststroming is een beweging en stijl van een groep kunstenaars in een bepaalde periode. Het werk van deze kunstenaars heeft overeenkomstige kenmerken (eigenschappen) die en passen binnen de tijd waarin het is gemaakt. >Kenmerken kunststroming: Elke kunststroming hoort bij een bepaalde periode. De werken van de verschillende kunstenaars uit zo’n periode hebben verschillende overeenkomsten en eigenschappen waarin je de tijd en stroming kan herkennen. Vaak maken ze gebruik van dezelfde beeldaspecten. In het werkstuk, kunstpromotie, hebben jullie zelfstandig drie kunststromingen bekeken. Hieronder staan deze kunststromingen en de kenmerken kort beschreven. Aan de hand van een afbeelding moet je de kenmerken en beeldaspecten kunnen beschrijven. Leer de kenmerken van het expressionisme, kubisme en surrealisme uit je hoofd. Zorg ervoor dat je bij het zien van een voorstelling meteen kan herkennen tot welke kunststroming deze behoord en welke kenmerken er in terug te vinden zijn.
>Expressionisme (1910-1920) Stroming aan het begin van de 19de eeuw die is ontstaan in Frankrijk. De expressionisten verzetten zich tegen de natuurgetrouwe weergave (=realistisch weergeven) . Ze schilderde vaak in vereenvoudigde vormen (=abstraheren) en met krachtige felle kleuren. De naam expressionisme is afgeleid van het begrip expressie: >Expressie*: “ex` pres - sie («Frans) de -woord (vrouwelijk) expressies 1 uitdrukking van het gelaat; 2 uitdrukking van de taal, gezegde; gevoelsuitdrukking. Vanuit het woord expressie heeft de kunstroming zijn naam gekregen.” Binnen het expressionisme speelt het uiten van de persoonlijke gevoelens een belangrijke rol. Dit is terug te zien in het felle kleurgebruik en de niet natuurgetrouw weergave. Hieronder zie je 3 voorbeelden: Afb 1: de schreeuw van Munch, Afb 2 Vrouwen met gitaar, Matisse,Afb 3: Sterrennacht, Van Gogh. Koppel de kenmerken nu aan de afbeelding: Kenmerken:zie afbeeldingen > Afb 1: de schreeuw, Munch: Uiten van gevoelens door middel van vorm en kleur > Afb 1, 2, 3: geen natuurgetrouwe weergave. > Afb1, 2, 3: gebruik van felle kleuren > Afb 1, 2 en 3. Zie gezichten en vormen. Abstraheren en versimpelen van de vorm > Afb2: inspiratie bij andere culturen: oriëntaalse en primitivisme > Zie Afb 2: geen toepassing van het perspectief: platte vlak Voorbeelden:
Kubisme (1910-1914) De naam kubisme is afgeleid van het woord kubus: dit omdat de kunstenaar hun beeld versimpelde tot geometrische vormen. In het kubisme wordt de voorstelling dus vereenvoudigen en geabstraheerd. Ze halen de diepte uit het schilderij, waardoor het een plat vlak leek. Er wordt dus niet meer gebruik gemaakt van het lijnperspectief om ruimte en diepte op het platte vlak te suggereren. De kunstenaars laten deze regels los en schilderen een voorwerp of persoon vanuit verschillende standpunten en aanzichten. Dit zie je ook in het schilderij van Picasso: de gezichten van de vrouwen zijn weer gegeven vanuit verschillende standpunten in een beeld. Zo zie je de neus van de zijkant, de ogen van voor. De vormen van de lichamen van de vrouwen in Picasso’s schilderij zijn vereenvoudigd en hoekig gemaakt. Hier zie de toepassing van de geometrische vormen in terug. In het latere kubisme (synthetische kubisme) maken ze gebruik van collage techniek. Bekende kunstenaars zijn o.a. Picasso, Braque en Cezanne >z.o.z kubisme…..
Kenmerken kubisme: > Abstraheren en vereenvoudigen van de voorstelling > Het toepassen van een verwarrend perspectief door een voorwerp in een beeld vanuit verschillende standpunten weer te geven. >Vormen vereenvoudigen tot geometrische vormen > Vroege kubisme zijn de kleuren somber: bruin, aarde en zwart en grijs tinten. > Later Kubisme (synthetisch kubisme) felle kleuren en collage techniek. > Vaak portretten en stillevens >Surrealisme (vanaf 1924)
In het surrealisme werd er gezocht om naar middelen om de fantasie te prikkelen. De schilderijen zijn heel realistisch en gedetailleerd geschilderd. De combinatie van beelden is vaak vervreemdend. Op wikipedia wordt dit als volgt beschreven. De beelden zijn vaak droombeelden die vanuit het onderbewuste worden gesimuleerd. De kunstenaars halen inspiratie uit dromen en het associëren (ideeën opdoen). Surrealisten proberen in kunst hun fantasie zoveel mogelijk de vrije loop te laten. Belangrijke kunstenaars van deze stroming zijn: Salvador Dali, Renee Magritte.
Beeldbeschouwing: >Voorstelling: Een voorstelling bij het vak tekenen is een afbeelding van een kunstwerk. Deze afbeelding van een kunstwerk kan een nabootsing van de werkelijkheid, of een gefantaseerde werkelijkheid zijn. >Beeldbeschrijving: Bij een vraag over de voorstelling geef een beschrijving wat je ziet. Hierbij bekijk je de afbeelding van links naar rechts en benoem je alles wat je ziet. Het benoemen doe je zonder dat je er iets bij verzint. >Beeldaspecten: Een onderdeel waaruit een beeld is opgebouwd; beeldaspect kan alleen in combinatie met andere beeldaspecten worden gebruikt. (Beeldaspecten zijn dus : alles wat met de vorm en vormgeving van de voorstelling te maken heeft. Bij het bekijken van een voorstelling kijk je bij de vormgeving naar de volgende beeldaspecten: vorm, kleur, ruimte, licht, compositie, techniek (materiaal). >Compositie: De manier waarop je de belangrijkste vormen en kleuren op je blad/ schilderij bij elkaar zet. Het ordenen van het beeld. Bij een composite kijk je naar de meest dominate richting of lijn. In de toets wordt a-symmetrische compositie niet goed gerekend omdat bijna elke compositie dat is. Kijk dus naar de meest voorkomende richting: horizontale(vaak landschappen), driehoek(vaak bij een groep figuren), centrale- (vaak bij een portret) , diagonale-, verticale-, overall- (dat het overduidelijk doorloopt buiten het kader, er is veel afsnijding) en symmetrische-compositie.
>Ruimtelijkheid: Iets suggereren is een idee geven van. Bij ruimtesuggestie geef je doormiddel van het toepassen van een beeldelement het idee van ruimte op een plat vlak. Ruimtesuggestie is dan ook een van de beeldaspecten die de kunstenaar gebruikt en toepast bij het maken van zijn of haar voorstelling. Voorbeelden van ruimte suggestie zijn o.a.: > Afsnijding (valt buiten het kader van de voorstelling) > Overlapping (voorwerpen voor en achter elkaar afbeelden) > Perspectief: lijnperspectief, verkorting (iets weergeven dat verkort wordt afgebeeld), en kleurperspectief. > Verkleining (afbeelden van groot naar klein). > Ruimtesuggestie doormiddel van vervaging (atmosferisch perspectief). Tip!! Let op er zitten altijd meerdere ruimtesuggesties in een voorstelling. Deze moet je kennen en herkennen. Leer daarom de bovenstaande middelen om ruimte te creëren dus uit je hoofd en pas deze als oefening hieronder toe. Materialen en techniek >Schetsmatig: Bij schetsmatig werken wordt er en snelle, voorlopige indruk van het uiteindelijke werkstuk vastgelegd. Een schets of schetsmatig werk is niet gedetailleerd of uitgewerkt. >Lineair Lineaire vormgeving bestaat hoofdzakelijk uit lijnen. De lijnen kunnen vlak zijn, zoals bij een tekening.
>Lijnstructuur, arcering: Bij de lijnstructuur wordt het vlak gevuld met een structuur van lijntjes. Sommige lijn structuren worden ook wel arceringen genoemd.
>Organische vorm: Organische vormen zijn vaak afgeleid van de natuur: plantaardige, dierlijke of menselijke vormen. Organische vormen zijn vaak rond, sierlijk vloeiend en grillig. >Geometrische vormen. Geometrische vormen zijn afgeleid van de wiskundige figuren: driehoek, cirkel, rechthoek, vierkant etc.
>Stileren: is het strak maken van de vorm en het weg laten van onnodige details.
>Figuratief: Een figuratieve vorm kun je gelijk herkennen. Let op: in het woord figuratief zit het woord “figuur”. Bij een figuratieve voorstelling zie je meteen wat iets voorstelt. Je ziet wat het is of wat de voorstelling inhoudt. Hieronder zie je een aantal figuratieve voorstellingen. Deze voorstellingen zijn schilderijen van Degas, Van Gogh en Lichtenstein. Bekijk de voorstellingen en je ziet meteen wat de vormen voorstellen; dansers, boom en het gezicht van een vrouw: >Abstract: Het tegenovergestelde van figuratief (herkenbare voorstelling) is abstract. Een abstracte voorstelling vertoont geen enkele overeenkomst met de zichtbare werkelijkheid. Een abstracte voorstelling is dus niet herkenbaar en bestaat uit enkel uit abstracte vormen: vlakken, kubus, vierkant, lijnen, cirkels. Hieronder zie je een aantal abstracte voorstellingen. Dit zijn schilderijen van Kelly, Pollock en Mondriaan. Kijk maar goed deze afbeeldingen bestaan alleen uit lijnen, kleurvlakken, verf spetters en vormen: >Abstraheren: Abstraheren is het versimpelen van de vorm. Je kan nog wel zien waar de voorstelling van afgeleid is. Bijvoorbeeld een protret. De vormen zijn echter versimpeld en komen niet meer overeen met de werkeljkheid. In de westerse kunst ontstond aan het begin van de 20ste eeuw het eerste abstracte werk. (Kandinsky). De kunstenaars werkten steeds minder naar de waarneming en steeds meer naar de verbeelding. Door de voorstelling los te laten en kleur, licht en vorm op een ongebruikelijke manier te gebruiken, verdween de herkenbare werkelijkheid als inspiratiebron. De grens tussen zuiver figuratief en abstract is soms moeilijk te bepalen, vooral als het gaat om expressief werk. In abstracte werken zijn soms figuratieve voorstellingen te herkennen. Einde