Begrippenlijst AMP
Barometer
Druksonde
Duurlijn
EN (elektroneutraliteit)
Flume
Gebied
Gebiedgroep
GG
GHG
GLG
GVG
GXG
Hydrologisch jaar
IR/EC-diagram
Karakteristieke waterstanden
Maucha-diagram
MAX
Meetpunt
Meetpuntgroep
Metingtype
MIN
Peilbuis
Peilpunt
Peilschaal
Piëzometer
Raai
Referentieniveau
Stiff-diagram
TAW
Tijdreeks
Transect
AMP amplitude; het verschil tussen MIN en MAX.
Barometer meet luchtdrukken; in dit geval in functie van de metingen met automatische druksondes.
Druksonde ook datalogger of “diver” genoemd; wordt in het water opgehangen en registreert druk en temperatuur. De druk die geregistreerd wordt, kan omgerekend worden naar de hoogte van de waterbalk die zich boven het toestel bevindt.
Duurlijn geeft een cumulatieve frequentieverdeling van de grondwaterstanden per meetpunt. Een duurlijn geeft per meetpunt voor elke grondwaterstand het aantal dagen per jaar (uitgedrukt in procenten - 365 dagen is bijgevolg 100%) dat deze stand in een bepaalde periode overschreden wordt. Duurcurven kunnen, net zoals tijdreeksen, opgemaakt worden voor peilen ten opzichte van het maaiveld of het zeeniveau. Verder kunnen duurcurven opgemaakt worden per jaar of voor een aantal jaren samen. In het eerste geval spreekt men van een duurlijnbundel (als een tijdreeks over 5 jaar loopt, zal de duurlijnbundel bestaan uit 5 duurlijnen), in het tweede geval spreekt men van een samenvattende duurlijn (waarbij 100% = 365*5 = 1695 dagen).
EN (elektroneutraliteit) de EN-waarde of elektroneutraliteit wordt berekend op basis van de kationensom en anionensom en is een maat voor de betrouwbaarheid van de staalname. Deze is in een ideale situatie gelijk aan 0. De kans dat dit voorkomt is zuiver theoretisch. Er treden grotere en kleinere afwijkingen op. Doorgaans wordt een afwijking van +/- 5% getolereerd.
Flume is een speciaal soort van peilschaal; oppervlaktewaterpeilen worden gemeten in een gestandaardiseerde meetgoot om het debiet te berekenen in waterlopen.
Gebied een geografisch identificeerbare zone met een zekere begrenzing, die niet noodzakelijk precies afgebakend is. Vaak betreft het zones die door dezelfde organisatie worden beheerd of bemeten. Een gebied kan in deze context een natuurreservaat zijn, maar ook een valleigebied, een studiegebied of zelfs een gemeente. In de databank is geen precieze afbakening opgenomen voor zo’n gebied, maar wordt gebruik gemaakt van (benaderende) coördinaten om het “zwaartepunt” aan te geven. Alle hydrologische informatie in WATINA is gekoppeld aan een gebied. Elk gebied wordt aangeduid met een unieke drielettercode, zo staat “WAL” voor “Walenbos”. Verder wordt voor elk gebied de beherende organisatie en een contactpersoon vermeld.
Gebiedgroep verschillende gebieden kunnen samengenomen worden in een gebiedgroep. Dit maakt het mogelijk om deze gebieden samen te behandelen in de verschillende toepassingen van de databank. Zo kan er dan bijvoorbeeld 1 rapport opgevraagd worden voor de ganse gebiedgroep, i.p.v. voor alle gebieden apart.
GG gemiddelde grondwaterstand; van de gevraagde periode wordt het (gewogen) gemiddelde van alle metingen genomen.
GHG gemiddelde hoogste grondwaterstand; van de gevraagde periode wordt per hydrologisch jaar het gemiddelde van de drie hoogst gemeten grondwaterstanden van dat jaar genomen (= HG3). GHG voor die periode is het gemiddelde van deze HG3’s.
GLG gemiddelde laagste grondwaterstand; van de gevraagde periode wordt per hydrologisch jaar het gemiddelde van de drie laagst gemeten grondwaterstanden van dat jaar genomen (= LG3). GLG voor die periode is het gemiddelde van deze LG3’s.
GVG gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand; van de gevraagde periode wordt het gemiddelde van de drie metingen genomen die het dichtst bij 1 april liggen (= VG3). GVG voor die periode is het gemiddelde van deze VG3’s.
GXG karakteristieke waterstanden; dit zijn beschrijvende variabelen die per meetpunt een aantal kenmerkende grondwaterpeilen over een langere periode weergeven. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen: GHG (gemiddelde hoogste grondwaterstand) GLG (gemiddelde laagste grondwaterstand) GVG (gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand) GG (gemiddelde grondwaterstand) MIN (absoluut minimum) MAX (absoluut maximum) AMP (amplitude)
Hydrologisch jaar karakteristieke grondwaterstanden worden niet berekend op basis van kalenderjaren, maar op basis van hydrologische jaren die lopen van 1 april tot 31 maart. Het hydrologisch jaar van 1994 bijvoorbeeld loopt van 1/4/1994 tot 31/3/1995.
IR/EC-diagram toont de ionenratio (Y) ten opzichte van de elektrische geleidbaarheid (X). Binnen het diagram zijn er ijkpunten voor atmoclien (EC 42.7 µS/m, IR 20%), lithoclien (EC 658 µS/m, IR 94.9%) en thalassoclien (EC 47820 µS/m, IR 3.7%) water. De waardes van
deze ijkpunten worden altijd getoond naast de eigenlijke stalen. Voor de duidelijkheid worden deze drie ijkpunten met een driehoek verbonden.
Karakteristieke waterstanden Zie GXG
Maucha-diagram visualiseert de ionenverhoudingen in een staal. Een Maucha-diagram is een radiaalplot waar de anion-concentraties (in meq/l) links en de kation-concentraties rechts staan.
MAX absoluut maximum; de hoogste grondwaterstand van de gevraagde periode.
Meetpunt een meetplaats, een plaats waar bepaalde metingen worden uitgevoerd. Een meetpunt heeft een unieke code die bestaat uit 7 karakters, bvb. WALP001, waarbij de eerste 3 verwijzen naar de naam van het gebied waar het meetpunt gelegen is, het vierde naar het instrument waarmee het waterpeil gemeten wordt (hier een P voor piëzometer of peilbuis) en karakters 5 tot 7 het volgnummer van het meetpunt weergeven.
Meetpuntgroep meetpunten kunnen worden gegroepeerd in meetpuntgroepen om efficiënt met de data om te gaan, zowel op vlak van invoer van gegevens, als op vlak van het maken van rapporten en het opzoeken van gegevens.
Metingtype Calibratiemeting
handmatige meting die bedoeld is om de automatische druksondes te calibreren. Ze zijn onregelmatig in de tijd en meestal met grote intervallen. Druksondemeting
meting die geselecteerd is uit meetreeksen van automatische druksondes. Handmatige meting
standaardmeting door een medewerker op het terrein.
MIN absoluut minimum; de laagste grondwaterstand van de gevraagde periode.
Peilbuis instrument om grondwaterstand te meten; geperforeerd over de volledige lengte van de buis.
Peilpunt kan beschouwd worden als een versie van een meetpunt. Meetpunten worden soms beschadigd of verdwijnen, door uiteenlopende oorzaken zoals vorstwerking,
vandalisme, beheer- en maaiwerkzaamheden,… Bij herstelling laat de aard van een meetpunt niet altijd toe om het originele meetpunt perfect te reconstrueren. Gezien de topografische en ruimtelijke context en de opstelling van cruciaal belang zijn voor de verwerking van de meetgegevens, wordt dan gekozen om een nieuwe versie van het meetpunt te maken, “peilpunt” genoemd. De code van een peilpunt bestaat uit 8 karakters, bvb. WALP001X. De eerste 7 karakters vormen de stam van het meetpunt, waarbij de eerste 3 verwijzen naar de naam van het gebied waar het peilpunt gelegen is, het vierde naar het instrument waarmee het waterpeil gemeten wordt (hier een P voor piëzometer of peilbuis) en karakters 5 tot 7 het volgnummer van het peilpunt weergeven. Het laatste karakter verwijst naar de versie: het origineel wordt aangeduid met X, vanaf de eerste vervanging wordt in het alfabet opgeklommen vanaf A.
Peilschaal wordt gebruikt voor het meten van oppervlaktewaterpeilen (vijvers, waterlopen)
Piëzometer instrument om stijghoogte van grondwater te meten; enkel filter is geperforeerd.
Referentieniveau het waterpeil wordt gemeten t.o.v. het maaiveld (= uitgedrukt in meter; negatieve waarden betekenen peilen onder het maaiveld, positieve waarden betekenen peilen boven het maaiveld) of t.o.v. het zeeniveau (= uitgedrukt in meter T.A.W.)
Stiff-diagram visualiseert de ionenverhoudingen in een staal. De kationen (Ca, Mg, Na en K, uitgedrukt in meq/l) worden links van de nullijn geplaatst (als negatieve waardes) en de anionen (CO3, SO4 en Cl) rechts van de nullijn (positieve waardes). De datapunten worden met een lijn verbonden.
TAW staat voor “Tweede Algemene Waterpassing”; referentieniveau waarbij het waterpeil uitgedrukt wordt in meter t.o.v. het zeeniveau, d.w.z. het gemiddelde laagwaterpeil in Oostende.
Tijdreeks weergave van de evoluties van het grond- of oppervlaktewaterpeil doorheen de tijd en dit ten opzichte van het maaiveld of het zeeniveau.
Transect (raai) Dit zijn bijzondere meetpuntgroepen. Worden gebruikt om een ruimtelijk inzicht te verkrijgen in het al dan niet voorkomen van een waterpeilverhang (bvb. om het drainerend effect van een beek in een vallei te tonen) en het verloop daarvan in de tijd.