Bedieningshandleiding az Pantera 4502 met Comfort Pakket 2 Zelfrijdende veldspuit
MG5004 BAG0131.2 09.15 Printed in Germany
nl
Lees deze bedieningshandleiding voor gebruik door en volg de aanwijzingen zorgvuldig op! Bewaar de bedieningshandleiding voor toekomstig gebruik!
Het mag niet onbelangrijk of overbodig voorkomen, deze gebruiksaanwijzing te lezen en zich aan de aanwijzingen te houden; het volstaat niet van anderen te horen, dat de machine goed is, ze daarom te kopen en te denken dat alles vanzelf gaat. De persoon in kwestie berokkent niet alleen zichzelf schade maar zal ook fouten maken waarbij het mislukken niet aan zichzelf doch aan de machine zal worden toegeschreven. Om zeker te zijn van een goede werking moet men zich bewust zijn van de handelingen en over het doel van de functies van de machine geïnformeerd zijn en er mee leren omgaan. Pas dan zal men over de machine en zichzelf tevreden zijn. Om dit doel te bereiken dient deze bedieningshandleiding.
Leipzig-Plagwitz 1872.
2
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Identificatiegegevens
Identificatiegegevens Vul hier de identificatiegegevens van de machine in. U vindt de identificatiegegevens op het typeplaatje. Machine-ident.nr.: Type:
Pantera 4502
Bouwjaar: Basisgewicht kg: Toelaatbaar totaalgewicht kg: Maximale belading kg: Motornummer: Adres fabrikant AMAZONEN-WERKE H. DREYER GmbH & Co. KG Postbus 51 D-49202 Hasbergen Tel.:
+ 49 (0) 5405 50 1-0
E-mail:
[email protected]
Bestellen van onderdelen De lijsten met vervangingsonderdelen zijn vrij toegankelijk via het Portaal Vervangingsonderdelen op www.amazone.de. Wij verzoeken u uw orders bij uw AMAZONE-dealers te plaatsen. Over deze bedieningshandleiding Documentnummer:
MG5004
Productiedatum:
09.15
Copyright AMAZONEN-WERKE H. DREYER GmbH & Co. KG, 2015 Alle rechten voorbehouden. Nadruk, ook gedeeltelijk, uitsluitend toegestaan na toestemming van AMAZONEN-WERKE H. DREYER GmbH & Co. KG.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
3
Voorwoord
Voorwoord Geachte klant, U heeft gekozen voor een van onze kwaliteitsproducten uit het uitgebreide programma van AMAZONEN-WERKE, H. DREYER GmbH & Co. KG. Wij bedanken u voor het in ons gestelde vertrouwen. Controleer bij ontvangst van de machine of er sprake is van transportschade en of er onderdelen ontbreken! Controleer aan de hand van het afleveringsbewijs of de machine compleet is geleverd, inclusief de bestelde toebehoren. Alleen bij directe reclamaties heeft u recht op schadevergoeding! Lees deze bedieningshandleiding, en vooral de veiligheidsinstructies, voor het inbedrijfstellen door en volg alle aanwijzingen zorgvuldig op. Door de bedieningshandleiding nauwlettend te lezen, kunt u de voordelen van uw nieuwe machine optimaal benutten. Zorg ervoor dat alle gebruikers van deze machine deze bedieningshandleiding lezen voordat zij met de machine aan het werk gaan. Raadpleeg bij eventuele vragen of problemen deze bedieningshandleiding of neem contact op met uw locale dealer. Door onderhoud regelmatig uit te voeren en versleten of beschadigde onderdelen tijdig te vervangen, verhoogt u de levensduur van uw machine. Uw suggesties Geachte lezers, Wij passen onze bedieningshandleidingen regelmatig aan. Uw suggesties helpen ons onze bedieningshandleidingen nog gebruikersvriendelijker te maken. AMAZONEN-WERKE H. DREYER GmbH & Co. KG Postbus 51 D-49202 Hasbergen
4
Tel.:
+ 49 (0) 5405 50 1-0
E-mail:
[email protected]
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Inhoud
1
Tips voor de gebruiker .............................................................................. 10
1.1 1.2 1.3
Doel van het document .......................................................................................................... 10 Plaatsaanduidingen in de bedieningshandleiding ................................................................. 10 Gebruikte beschrijvingen ....................................................................................................... 10
2
Algemene veiligheidsinstructies .............................................................. 11
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.10.1 2.11 2.12 2.13 2.13.1 2.14 2.15 2.16 2.16.1 2.16.2 2.16.3 2.16.4 2.16.5 2.16.6 2.16.7
Verplichtingen en aansprakelijkheid ...................................................................................... 11 Beschrijving van veiligheidssymbolen ................................................................................... 13 Organisatorische maatregelen ............................................................................................... 14 Veiligheids- en beschermingsvoorzieningen ......................................................................... 14 Vrijblijvende veiligheidsmaatregelen ...................................................................................... 14 Scholing van de personen ..................................................................................................... 15 Veiligheidsmaatregelen voor normaal gebruik....................................................................... 16 Gevaren door resterende energie .......................................................................................... 16 Onderhoud, service en oplossen van storingen .................................................................... 16 Bouwkundige modificaties ..................................................................................................... 16 Onderdelen, slijtageonderdelen en hulpstoffen ..................................................................... 17 Reinigen en afvalverwerking .................................................................................................. 17 Werkplek van de chauffeur .................................................................................................... 17 Waarschuwingsstickers en andere tekens op de machine .................................................... 18 Plaats van de waarschuwingsstickers en overige aanduidingen........................................... 19 Gevaren bij het negeren van de veiligheidsinstructies .......................................................... 26 Veiligheidsbewust werken...................................................................................................... 26 Veiligheidsinstructies voor de chauffeur ................................................................................ 27 Algemene veiligheidsinstructies en voorschriften ter voorkoming van ongevallen.............. 27 Hydraulisch systeem .............................................................................................................. 29 Elektrisch systeem ................................................................................................................. 30 Remsysteem .......................................................................................................................... 31 Banden ................................................................................................................................... 31 Gebruik van de veldspuit ....................................................................................................... 32 Reiniging, onderhoud en reparatie ........................................................................................ 33
3
Verladen...................................................................................................... 34
4
Beschrijving van het product ................................................................... 35
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11 4.12 4.13 4.13.1 4.13.2 4.13.3 4.13.4 4.13.5
Overzicht van bouwgroepen .................................................................................................. 36 Bedieningshandleiding en externe documentatie .................................................................. 37 Vloeistofcircuit Comfort-pakket 1 ........................................................................................... 38 Veiligheids- en beschermingsvoorzieningen ......................................................................... 40 Verkeerstechnische uitrusting ................................................................................................ 41 Gebruik volgens voorschriften ............................................................................................... 42 Machinecontrole ..................................................................................................................... 43 Gevolgen bij het gebruik van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen ................................. 43 Gevarenzone en gevaarlijke plaatsen ................................................................................... 44 Typeplaatje en CE-markering ................................................................................................ 45 Conformiteit ............................................................................................................................ 45 Maximaal toegestane spuithoeveelheid ................................................................................. 46 Technische gegevens ............................................................................................................ 47 Basisgewicht (leeg gewicht)................................................................................................... 47 Toegestane totale gewicht en nuttige belasting..................................................................... 48 Technische gegevens spuittechniek ...................................................................................... 49 Technische gegevens draagvoertuig ..................................................................................... 50 Emissiewaarden conform de geluids-trillings-arbeidsveiligheidsverordening ....................... 51
5
Opbouwen functie draagvoertuig ............................................................. 52
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
5
Inhoud
5.1 5.1.1 5.1.2 5.2 5.3 5.3.1 5.4 5.5 5.6 5.6.1 5.7 5.8 5.9 5.10 5.11 5.11.1 5.11.2 5.11.3 5.12 5.13 5.13.1 5.13.2 5.13.3 5.13.4 5.13.5 5.13.6 5.13.7 5.13.8 5.13.9 5.13.10 5.13.11 5.13.12 5.14 5.14.1 5.14.2 5.14.3 5.14.4 5.15 5.15.1 5.15.2 5.16 5.17 5.18 5.18.1 5.18.2 5.19
Aandrijving ............................................................................................................................. 52 Inrijden van de motor............................................................................................................. 52 Brandstofsysteem van de motor ........................................................................................... 53 Behandeling uitlaatgas met roetfilter ..................................................................................... 54 Onderstel ............................................................................................................................... 56 Hydraulische spoorbreedteverstelling ................................................................................... 56 Pantera-W met maximale spoorbreedte van 3 meter ........................................................... 57 Pantera H met hydraulische hoogteverstelling ..................................................................... 58 Sturing ................................................................................................................................... 59 Spoorcorrectie uitvoeren ....................................................................................................... 60 Tractiecontrole ....................................................................................................................... 60 Hydropneumatische vering ................................................................................................... 61 Remsysteem ......................................................................................................................... 62 Klapbare wielkeggen ............................................................................................................. 62 Hydraulische installatie.......................................................................................................... 63 Hydraulische pompen............................................................................................................ 64 Hydraulische wielmotoren en overbrengingen ...................................................................... 64 Hydraulische olietank ............................................................................................................ 64 Koeler .................................................................................................................................... 65 Chauffeurscabine .................................................................................................................. 66 Draaibare ladder .................................................................................................................... 67 Stuurkolom met multifunctionele schakelaar en rempedaal ................................................. 68 Instelling chauffeurstoel ........................................................................................................ 69 Bedieningsconsole ................................................................................................................ 70 Noodstopknop ....................................................................................................................... 72 Bedieningselementen comfort en licht .................................................................................. 72 Bedieningselementen veiligheid en onderhoud .................................................................... 73 In de cabine rechtsachter ...................................................................................................... 74 Armleuning ............................................................................................................................ 75 Koelvak en asbak .................................................................................................................. 75 Bedieningsterminal AMATRON 3 / AMAPAD voor bediening van de veldspuit ................... 76 Airconditioning ....................................................................................................................... 77 Cabineluchtfiltratie van de veiligheidsnorm categorie 4 ........................................................ 79 Beschrijving ........................................................................................................................... 79 Gebruik .................................................................................................................................. 81 Afdekkingen en vakken buiten de cabine.............................................................................. 82 Hoofdschakelaar ................................................................................................................... 83 Stuurhendel met multifunctionele greep................................................................................ 84 Stuurhendel ........................................................................................................................... 84 Multifunctionele greep AmaPilot ............................................................................................ 84 Camerasysteem (optie) ......................................................................................................... 86 Werkplatform met ladder ....................................................................................................... 87 Trekinrichting voor aanhanger .............................................................................................. 89 Aanhanger aankoppelen ....................................................................................................... 91 Aanhanger afkoppelen .......................................................................................................... 91 Sleepinrichting (Optie) ........................................................................................................... 91
6
Opbouw en werking van de veldspuit ..................................................... 92
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9
Werkwijze .............................................................................................................................. 92 Bedieningspaneel .................................................................................................................. 93 Verklaringen armatuurbediening ........................................................................................... 94 Roerwerken ........................................................................................................................... 96 Zuigslang voor het vullen van de spuitvloeistoftank/spoelwatertank .................................... 97 Vulaansluiting voor persvulling van de spuittank .................................................................. 98 Filter water/spuitvloeistof ....................................................................................................... 99 Spoelwatertank .................................................................................................................... 102 Inspoeltank met vulaansluiting Ecofill en fust spoelen ........................................................ 103
6
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Inhoud
6.10 6.11 6.12 6.12.1 6.13 6.14 6.15 6.16 6.17 6.18 6.18.1 6.18.2 6.18.3 6.18.4 6.18.5 6.18.6 6.19 6.19.1 6.19.2 6.20 6.20.1 6.20.2 6.21 6.22 6.23 6.24 6.25 6.26 6.27 6.28 6.29
Handwastank ....................................................................................................................... 105 Pompen ................................................................................................................................ 106 Constructie en werking van de spuitbomen ......................................................................... 107 Super-L-spuitbomen ............................................................................................................ 111 Reduceerstuk op buitenelement (optie) ............................................................................... 112 Boomreductie (optie) ............................................................................................................ 113 Boomuitbreiding (optie) ........................................................................................................ 114 Hellingsverstelling ................................................................................................................ 115 DistanceControl ................................................................................................................... 115 Spuitleidingen en spuitdoppen ............................................................................................. 116 Technische gegevens .......................................................................................................... 116 Enkelvoudige spuitdoppen ................................................................................................... 118 Meervoudige spuitdoppen (optie) ........................................................................................ 118 Grensspuitdoppen, elektrisch (optie) ................................................................................... 120 Schakeling eindspuitdop, elektrisch (optie) ......................................................................... 120 Extra-spuitdopschakeling, elektrisch (optie) ........................................................................ 120 Automatische afzonderlijke sproeierschakeling (optie) ....................................................... 121 Afzonderlijke sproeierschakeling AmaSwitch ...................................................................... 121 4-voudige afzonderlijke sproeierschakeling AmaSelect ...................................................... 121 Speciale uitrusting voor vloeibare kunstmest ...................................................................... 122 3-gaats-spuitdoppen (optie) ................................................................................................. 122 7-gaats-spuitdoppen / FD-spuitdoppen (optie) .................................................................... 123 Sleepslanguitrusting voor Super-L-spuitbomen ................................................................... 124 Spuitpistool, met 0,9 m lange spuitlans zonder slang ......................................................... 124 Schuimmarkering (optie) ...................................................................................................... 125 Drukcirculatiesysteem (DUS) ............................................................................................... 126 Leidingfilter voor spuitleidingen............................................................................................ 127 Inrichting voor buitenreiniging (optie) ................................................................................... 128 Hefmodule ............................................................................................................................ 129 Afdekking bedieningspaneel ................................................................................................ 130 Aanbouwset sensoren van het stuursysteem PSR (optie) .................................................. 131
7
Bedieningsterminal AMADRIVE ....................................................... 132
7.1 7.2 7.3 7.4 7.4.1 7.5 7.6 7.6.1 7.7 7.7.1 7.7.2 7.7.3 7.8 7.9 7.10 7.11
Controle-indicaties ............................................................................................................... 133 Aanraakgevoelige functievelden .......................................................................................... 134 Instrumentenpaneel ............................................................................................................. 135 Hoofdmenu........................................................................................................................... 136 Overzicht van de menustructuur .......................................................................................... 136 Submenu aandrijving ........................................................................................................... 137 Submenu onderstel .............................................................................................................. 138 Hoogte-instelling Pantera H ................................................................................................. 140 Submenu spuit ..................................................................................................................... 141 Roerwerk .............................................................................................................................. 143 Comfortbediening met submenu .......................................................................................... 143 Vullen ................................................................................................................................... 146 Submenu werkverlichting ..................................................................................................... 147 Bedrijfsgegevens ................................................................................................................. 148 Configuratie en diagnose ..................................................................................................... 150 Storingsmeldingen ............................................................................................................... 152
8
Terminal vullen ........................................................................................ 153
9
Inbedrijfstelling ........................................................................................ 154
9.1
Beveilig de machine tegen onbedoeld starten en wegrollen ............................................... 154
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
7
Inhoud
10
Rijden op de openbare weg .................................................................... 155
10.1
Voorwaarden voor het rijden op de openbare weg ............................................................. 157
11
Rijden met de Pantera ............................................................................. 158
11.1 11.2 11.3
Starten van de motor ........................................................................................................... 158 Rijden met de machine........................................................................................................ 158 Uitschakelen van de motor .................................................................................................. 160
12
Toepassing van de veldspuit ................................................................. 161
12.1 12.2 12.3 12.3.1 12.3.2 12.3.3 12.3.4 12.3.5 12.3.6 12.4 12.4.1 12.4.2 12.4.3 12.5 12.5.1 12.5.2 12.6 12.6.1 12.6.2 12.6.3 12.6.4 12.6.5 12.6.6 12.6.7 12.6.8
Gebruik van de machine met comfortpakket ...................................................................... 161 Spuiten voorbereiden .......................................................................................................... 162 Spuitvloeistof aanmaken ..................................................................................................... 162 Vul- en navulhoeveelheden berekenen............................................................................... 166 Vultabel voor restoppervlakken ........................................................................................... 167 Spuitvloeistoftank vullen via zuigaansluiting en tegelijkertijd doseren van het preparaat .. 168 Spuitvloeistoftank vullen via de drukaansluiting en tegelijkertijd doseren van het preparaat ............................................................................................................................. 171 Spoelwatertank vullen ......................................................................................................... 172 Doseren met Ecofill ............................................................................................................. 173 Spuiten ................................................................................................................................ 174 Spuitvloeistof spuiten .......................................................................................................... 176 Maatregelen ter vermindering van drift ............................................................................... 177 Verdunnen van de spuitvloeistof met spoelwater ............................................................... 178 Resthoeveelheden .............................................................................................................. 180 Verwijderen van resthoeveelheden ..................................................................................... 180 Leegmaken van de spuitvloeistoftank via de pomp (optie) ................................................. 181 Reinigen van de veldspuit ................................................................................................... 182 Reinigen van de spuit bij een geleegde tank ...................................................................... 183 Aftappen van de resthoeveelheid ........................................................................................ 185 Zuigfilter reinigen ................................................................................................................. 186 Drukfilter reinigen ................................................................................................................ 188 Reiniging buitenzijde ........................................................................................................... 189 Reinigen van de spuit bij kritische preparaatwisseling........................................................ 189 Contact van de machine met vloeibare meststof ................................................................ 189 Spoelen van de spuit bij een gevulde tank (werkonderbreking) ......................................... 190
13
Storingen ................................................................................................. 191
13.1 13.2 13.3
Afslepen van de machine .................................................................................................... 191 Storingen, waarschuwingen AMADRIVE ............................................................................ 192 Storingen bij het spuiten ...................................................................................................... 194
14
Reiniging, onderhoud en reparatie ........................................................ 195
14.1 14.2 14.3 14.4 14.5 14.5.1 14.6 14.6.1 14.6.2 14.6.3 14.6.4 14.6.5 14.6.6 14.6.7 14.6.8 14.6.9 14.6.10
Reiniging ............................................................................................................................. 197 Overwinteren of langere buitenbedrijfstelling ...................................................................... 198 Onderhouds- en verzorgingsschema – overzicht ............................................................... 201 Onderhoudswerkzaamheden bij draaiende motor .............................................................. 205 Smeervoorschrift ................................................................................................................. 206 Centrale smering ................................................................................................................. 208 Onderhoud van het dragervoertuig ..................................................................................... 209 Olie en bedrijfsvloeistoffen .................................................................................................. 209 Brandstoffilter ...................................................................................................................... 211 Brandstofvoorfilter (Uitlaatgasniveau III B) ......................................................................... 212 Brandstofvoorfilter (uitlaatgasniveau III A) .......................................................................... 213 Brandstofsysteem ontluchten .............................................................................................. 214 Oliepeilcontrole en olie verversen dieselmotor ................................................................... 215 Luchtinlaatsysteem van de motor ....................................................................................... 217 Koelinstallatie van de motor ................................................................................................ 219 Koeler .................................................................................................................................. 220 Klepspeling .......................................................................................................................... 221
8
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Inhoud
14.6.11 14.6.12 14.6.13 14.6.14 14.6.15 14.6.16 14.6.17 14.6.18 14.6.19 14.6.20 14.7 14.7.1 14.7.2 14.7.3 14.7.4 14.8 14.8.1 14.8.2 14.8.3 14.8.4 14.8.5 14.9 14.10 14.11 14.11.1 14.11.2 14.12
Snaaraandrijvingen .............................................................................................................. 221 Elektrische installatie van de motor ..................................................................................... 222 Wieloverbrenging ................................................................................................................. 223 Wielen/banden ..................................................................................................................... 224 Remmen............................................................................................................................... 226 Hydraulische gedeelte van het remsysteem ........................................................................ 228 Hydraulisch systeem ............................................................................................................ 233 Hydraulische olie .................................................................................................................. 237 Cabine .................................................................................................................................. 239 Airconditioning ..................................................................................................................... 243 Onderhoud van de veldspuit ................................................................................................ 246 Hydraulische smoorkleppen instellen .................................................................................. 246 Pompen ................................................................................................................................ 248 Zuig- en drukzijdige kleppen controleren en vervangen (vakwerkplaats) ........................... 249 Zuigermembranen controleren en vervangen (vakwerkplaats) ........................................... 250 Membraan drukvat controleren en vervangen (werkplaats) ................................................ 251 Doorstromingsmeter kalibreren............................................................................................ 252 Spuitdoppen ......................................................................................................................... 252 Demontage van het membraanklep bij nadruppelende spuitdoppen .................................. 253 Leidingfilter ........................................................................................................................... 253 Aanwijzingen voor de controle van de veldspuit .................................................................. 254 Hydraulische schema's ........................................................................................................ 255 Pneumatisch schema........................................................................................................... 258 Overzicht zekeringen en relais............................................................................................. 259 Zekeringen op de centrale elektronica onder de opklapbare armleuning. .......................... 260 Zekeringen en relais in het cabinedak ................................................................................. 264 Aanhaalmomenten bouten ................................................................................................... 267
15
Spuittabel ................................................................................................. 268
15.1
Spuittabellen voor spleetdoppen, antidriftdoppen, luchtinjectie- en airmixdoppen, spuithoogte 50 cm ................................................................................................................ 268 Spuitdoppen voor vloeibare bemesting ............................................................................... 272 Spuittabel voor 3-gaats-spuitdoppen, spuithoogte 120 ....................................................... 272 Spuittabel voor 7-gaats-spuitdoppen ................................................................................... 274 Spuittabel voor FD-spuitdoppen .......................................................................................... 275 Spuittabel voor sleepslangsysteem ..................................................................................... 276 Omrekentabel voor het spuiten van vloeibare meststof ammoniumnitraat-ureumoplossing (AHL) .................................................................................................................................... 279
15.2 15.2.1 15.2.2 15.2.3 15.2.4 15.3
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
9
Tips voor de gebruiker
1
Tips voor de gebruiker Het hoofdstuk Tips voor de gebruiker bevat informatie over het omgaan met de bedieningshandleiding.
1.1
Doel van het document Deze bedieningshandleiding
1.2
•
beschrijft de bediening en het onderhoud van de machine.
•
voorziet u van belangrijke informatie om veilig en efficiënt met de machine te werken.
•
hoort bij de machine en dient altijd in de machine of de tractor te liggen.
•
voor toekomstig gebruik bewaren.
Plaatsaanduidingen in de bedieningshandleiding Alle in deze bedieningshandleiding genoemde richtingen zijn altijd gezien in rijrichting.
1.3
Gebruikte beschrijvingen
Bedieningsinstructies en reacties De handelingen die de chauffeur dient uit te voeren, worden altijd genummerd weergegeven. Houd u aan de volgorde van de aangegeven bedieningsinstructies. Een pijl geeft in voorkomende gevallen de reactie op de betreffende bedieningsinstructie aan. Voorbeeld: 1. Bedieningsinstructie 1 → Reactie van de machine op de bedieningsinstructie 1 2. Bedieningsinstructie 2 Opsommingen Opsommingen zonder dwingende volgorde worden weergegeven met opsommingstekens. Voorbeeld: ( Punt 1 •
Punt 2
Positienummers in afbeeldingen Cijfers tussen ronde haakjes verwijzen naar positienummers in afbeeldingen. Het eerste cijfer verwijst naar de afbeelding, het tweede cijfer naar het positienummer in de afbeelding. Voorbeeld (afb. 3/6)
10
•
Afbeelding 3
•
Positie 6 Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Algemene veiligheidsinstructies
2
Algemene veiligheidsinstructies Dit hoofdstuk bevat belangrijke instructies om veilig met de machine te werken.
2.1
Verplichtingen en aansprakelijkheid
Instructies in de bedieningshandleiding opvolgen Kennis van de basisveiligheidsinstructies en veiligheidsvoorschriften is de eerste voorwaarde om veilig en zonder storingen met de machine te kunnen werken. Verplichtingen van de eigenaar De eigenaar is verplicht om alleen personen met/aan de machine te laten werken die •
vertrouwd zijn met de basisvoorschriften inzake veiligheid op het werk en voorkoming van ongevallen.
•
geïnstrueerd zijn in het werken met/aan de machine.
•
deze bedieningshandleiding hebben gelezen en begrijpen.
De eigenaar verplicht zich ertoe om •
alle waarschuwingsstickers op de machine in leesbare staat te houden.
•
beschadigde waarschuwingsstickers te vervangen.
Onbeantwoorde vragen kunt u richten aan de producent. Verplichtingen van de chauffeur Alle personen die met/aan de machine werken zijn verplicht om voordat zij met het werk beginnen •
de basisvoorschriften voor veiligheid op het werk en voorkoming van ongevallen op te volgen,
•
het hoofdstuk "Algemene veiligheidsinstructies" in deze bedieningshandleiding te lezen en de instructies op te volgen.
•
het hoofdstuk "Waarschuwingsstickers en andere tekens op de machine" (pagina 18) van deze bedieningshandleiding te lezen en de veiligheidsvoorschriften op de waarschuwingsstickers tijdens het gebruik van de machine in acht te nemen.
•
zich met de machine vertrouwd te maken.
•
de hoofdstukken in deze bedieningshandleiding die van belang zijn voor het uitvoeren van de opgedragen werkzaamheden te lezen.
Als de bestuurder constateert dat een voorziening veiligheidstechnisch niet in perfecte staat is, moet hij dit probleem onmiddellijk oplossen. Behoort dit niet tot de taakomschrijving van de bestuurder of beschikt de bestuurder niet over voldoende kennis daartoe, dan moet de bestuurder het probleem doorgeven aan zijn of haar meerdere (eigenaar).
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
11
Algemene veiligheidsinstructies
Gevaren bij het werken met de machine De machine is gebouwd volgens de allernieuwste techniek en de erkende veiligheidstechnische regels. Toch kunnen er zich bij het gebruik van de machine gevaren en beschadigingen voordoen •
voor het leven van de chauffeur of derden,
•
voor de machine zelf,
•
aan andere voorwerpen van waarde.
Gebruik de machine alleen •
waarvoor deze bestemd is.
•
in veiligheidstechnisch onberispelijke staat.
Storingen die de veiligheid verminderen, moeten direct worden verholpen. Garantie en aansprakelijkheid In principe zijn onze "Algemene verkoop- en levervoorwaarden" van toepassing. Deze worden de eigenaar uiterlijk bij het sluiten van het contract ter beschikking gesteld. Aanspraken op garantie en aansprakelijk in geval van letsel of schade zijn uitgesloten wanneer het letsel of de schade aan een of meerdere van de volgende oorzaken toe te schrijven is:
12
•
gebruik van de machine anders dan waarvoor deze bestemd is.
•
onvakkundig monteren, inbedrijfstellen, bedienen en onderhouden van de machine.
•
gebruik van de machine met defecte veiligheidsvoorzieningen of niet volgens de voorschriften aangebrachte of niet functionerende veiligheids- en beschermingsvoorzieningen.
•
het negeren van de instructies in de bedieningshandleiding met betrekking tot inbedrijfstelling, gebruik en onderhoud.
•
het eigenmachtig modificeren van de machine.
•
gebrekkige controle van slijtageonderdelen van de machine.
•
ondeskundig uitgevoerde reparaties.
•
catastrofes door inwerking van vreemde bestanddelen en overmacht.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Algemene veiligheidsinstructies
2.2
Beschrijving van veiligheidssymbolen Veiligheidsinstructies worden aangegeven met een driehoekig veiligheidssymbool en een signaalwoord. Het signaalwoord (GEVAAR, WAARSCHUWING, VOORZICHTIG) geeft de ernst van het dreigende gevaar aan en heeft de volgende betekenis: GEVAAR verwijst naar een direct gevaar met een hoog risico dat de dood of zwaar lichamelijk letsel (verlies van lichaamsdelen of langdurig letsel) ten gevolge kan hebben als het gevaar niet wordt vermeden. Het negeren van deze instructies kan de dood of zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
WAARSCHUWING verwijst naar een mogelijk gevaar met gemiddeld risico dat de dood of (zwaar) lichamelijk letsel ten gevolge kan hebben als het gevaar niet wordt vermeden. Het negeren van deze instructies kan onder omstandigheden de dood of zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
VOORZICHTIG verwijst naar een gevaar met gering risico dat licht of gemiddeld lichamelijk letsel of materiële schade ten gevolge kan hebben als het gevaar niet wordt vermeden.
BELANGRIJK verwijst naar een verplichting tot een bijzondere handelwijze of activiteit om vakkundig met de machine om te gaan. Het negeren van deze instructies kan storingen in de machine of in de omgeving veroorzaken.
TIP verwijst naar praktische tips en bijzonder nuttige informatie. Deze tips helpen u om alle functies van uw machine optimaal te benutten.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
13
Algemene veiligheidsinstructies
2.3
Organisatorische maatregelen De eigenaar dient de benodigde persoonlijke veiligheidsuitrustingen volgens de aanwijzingen van de fabrikant van het te verwerken gewasbeschermingsmiddel beschikbaar te stellen, zoals bv.: •
veiligheidsbril,
•
Veiligheidsschoenen
•
Beschermende kleding
•
beschermingsmiddelen voor de huid, enz.
De bedieningshandleiding •
altijd daar bewaren waar de machine wordt gebruikt!
•
dient te allen tijde voor chauffeurs en onderhoudsmedewerkers beschikbaar te zijn!
Controleer alle beschikbare veiligheidsvoorzieningen regelmatig!
2.4
Veiligheids- en beschermingsvoorzieningen Voordat u de machine gaat gebruiken, dienen alle veiligheids- en beschermingsvoorzieningen op de juiste wijze zijn aangebracht en functioneren. Controleer alle veiligheids- en beschermingsvoorzieningen regelmatig.
Defecte veiligheidsvoorzieningen Defecte of gedemonteerde veiligheids- en beschermingsvoorzieningen kunnen gevaarlijke situaties veroorzaken.
2.5
Vrijblijvende veiligheidsmaatregelen Neem naast alle veiligheidsinstructies in deze bedieningshandleiding ook de algemeen geldende nationale regelingen ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu in acht. Neem bij het rijden op openbare wegen en straten het wegenverkeersreglement in acht.
14
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Algemene veiligheidsinstructies
2.6
Scholing van de personen Alleen geschoolde en geïnstrueerde personen mogen met/aan de machine werken. De eigenaar dient de bevoegdheden voor het bedienen en onderhouden duidelijk vastleggen. Personen die nog moeten worden opgeleid, mogen alleen onder toezicht van een ervaren persoon met/aan de machine werken. Voor de activiteit speciaal opgeleide per1) soon
Geïnstrueerde 2) chauffeur
Personen met vakopleiding 3) (vakwerkplaats*)
Op- en afladen / transport
X
X
X
Inbedrijfstelling
--
X
--
Monteren, gereedmaken
--
--
X
Gebruik
--
X
--
Onderhoud
--
--
X
Opsporen en verhelpen van storingen
--
X
X
Afvalverwijdering
X
--
--
Personen Activiteit
Toelichting:
X..toegestaan
--..niet toegestaan
1)
Een persoon die een specifieke taak op zich kan nemen en deze voor een overeenkomstig gekwalificeerd bedrijf mag uitvoeren.
2)
Een geïnstrueerd persoon is iemand die over de hem opgedragen taken en mogelijke gevaren bij ondeskundig gedrag is geïnformeerd en zo nodig is ingewerkt en bovendien is geïnformeerd over de benodigde veiligheidsvoorzieningen en veiligheidsmaatregelen.
3)
Personen met vakopleiding worden beschouwd als vakman (geschoolde kracht). Door hun vakopleiding en kennis van de desbetreffende bepalingen kunnen zij de hen opgedragen werkzaamheden beoordelen en mogelijke gevaren herkennen. Opmerking: Een aan een vakopleiding gelijkwaarde kwalificatie kan ook zijn verkregen door meerdere jaren op het betreffende arbeidsterrein werkzaam te zijn.
Alleen een vakwerkplaats mag de onderhouds- en reparatiewerkzaamheden uitvoeren wanneer er bij deze werkzaamheden de toevoeging "vakwerkplaats" staat. Het personeel van een vakwerkplaats beschikt over de noodzakelijke kennis en de juiste hulpmiddelen (gereedschappen, hef- en ondersteuningsmateriaal) om de onderhoudsen reparatiewerkzaamheden aan de machine vakkundig en veilig uit te voeren.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
15
Algemene veiligheidsinstructies
2.7
Veiligheidsmaatregelen voor normaal gebruik Gebruik de machine alleen als alle veiligheids- en beschermingsvoorzieningen volledig functioneren. Controleer de machine tenminste een keer per dag op waarneembare schade en het correct functioneren van de veiligheids- en beschermingsvoorzieningen.
2.8
Gevaren door resterende energie Houd rekening met mechanische, hydraulische, pneumatische en elektrische/elektronische resterende energie in de machine. Tref hiertoe passende maatregelen als u degenen die met de machine gaan werken instrueert. Uitgebreide informatie vindt u bovendien in de betreffende hoofdstukken van deze bedieningshandleiding.
2.9
Onderhoud, service en oplossen van storingen Voer de voorgeschreven instel-, onderhouds- en inspectiewerkzaamheden binnen de gestelde termijnen door. Voorkom dat bedrijfsmiddelen zoals perslucht en hydraulische systemen per ongeluk kunnen worden ingeschakeld. Bevestig en borg grotere onderdelen bij vervanging zorgvuldig aan de hefwerktuigen. Controleer of losgemaakte schroefverbindingen weer goed zijn aangebracht. Controleer na beëindiging van de onderhoudswerkzaamheden de werking van de veiligheidsvoorzieningen.
2.10
Bouwkundige modificaties Zonder toestemming van AMAZONEN-WERKE zijn modificaties, aanof ombouw aan de machine niet toegestaan. Dit geldt ook voor laswerkzaamheden aan dragende delen. Voor alle aan- of ombouwwerkzaamheden is schriftelijke toestemming van AMAZONEN-WERKE noodzakelijk. Gebruik uitsluitend de door AMAZONEN-WERKE goedgekeurde ombouwdelen en toebehoren, zodat bijvoorbeeld de goedkeuring volgens nationale en internationale voorschriften van kracht blijft. Voertuigen met een wettelijke goedkeuring of met voorzieningen en toebehoren met een geldige goedkeuring of toelating voor de openbare weg volgens het wegenverkeersreglement dienen zich in de staat te bevinden waarin de goedkeuring of toestemming werd verleend.
WAARSCHUWING Gevaar door bekneld raken, snijden, naar binnen trekken en stoten door breuk van dragende onderdelen. Het is verboden
16
•
om te boren in frame of onderstel.
•
om bestaande gaten in frame of onderstel op te boren.
•
om aan dragende delen te lassen.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Algemene veiligheidsinstructies
2.10.1
Onderdelen, slijtageonderdelen en hulpstoffen Onderdelen van de machine die niet meer in perfecte staat zijn, dienen direct te worden vervangen. Gebruik uitsluitend AMAZONE originele -onderdelen en slijtageonderdelen of de door AMAZONEN-WERKE goedgekeurde onderdelen, zodat de goedkeuring volgens nationale en internationale voorschriften van kracht blijft. Bij onderdelen en slijtageonderdelen van derden kan niet worden gegarandeerd dat zij zijn ontworpen en geproduceerd volgens de voorgeschreven belastings- en veiligheidsnormen. AMAZONEN-WERKE is niet aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit het gebruik van onderdelen, slijtageonderdelen of hulpstoffen die niet zijn goedgekeurd.
2.11
Reinigen en afvalverwerking Ga bij het verwerken en afvoeren van gebruikte stoffen en materialen vakkundig te werk. Dit geldt vooral voor
2.12
•
werkzaamheden aan smeersystemen en smeerinrichtingen en
•
het reinigen met oplosmiddelen.
Werkplek van de chauffeur De machine mag uitsluitend vanaf de chauffeursstoel van de tractor worden bediend. Verder mag zich geen andere persoon tijdens het rijden ophouden in de cabine of op de machine. De instructeursstoel mag alleen voor instructieritten worden gebruikt. Rijdt alleen met de machine met veiligheidsgordel.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
17
Algemene veiligheidsinstructies
2.13
Waarschuwingsstickers en andere tekens op de machine Houd alle waarschuwingsstickers op de machine altijd schoon en goed leesbaar! Vervang onleesbare waarschuwingsstickers. Bestel de waarschuwingsstickers aan de hand van het bestelnummer (bv. MD 078) bij uw dealer.
Opbouw waarschuwingssticker Waarschuwingsstickers geven gevaarlijke plaatsen op de machine aan en waarschuwen voor restgevaren. Op deze plaatsen doen zich permanent of onverwacht gevaarlijke situaties voor. Een waarschuwingssticker bestaat uit 2 vlakken:
Vlak 1 beschrijft het gevaar in de vorm van een illustratie en is omringd door een driehoekig veiligheidssymbool. Vlak 2 geeft in de vorm van een illustratie instructie om het gevaar te vermijden. Waarschuwingssticker - toelichting In de kolom Bestelnummer en toelichting staat de beschrijving van de hiernaast afgebeelde waarschuwingssticker. De beschrijving van de waarschuwingssticker is altijd gelijk en vermeldt in onderstaande volgorde: 1. De beschrijving van het gevaar. Voorbeeld: Gevaar voor snijwonden of amputatie! 2. De gevolgen bij het negeren van de instructie(s) om het gevaar te voorkomen. Voorbeeld: Veroorzaakt zwaar letsel aan vingers of hand. 3. De instructie(s) ter voorkoming van het gevaar. Voorbeeld: Raak onderdelen van de machine pas aan zodra de onderdelen volledig tot stilstand zijn gekomen.
18
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Algemene veiligheidsinstructies
2.13.1
Plaats van de waarschuwingsstickers en overige aanduidingen
Waarschuwingssticker De volgende afbeeldingen geven aan waar de waarschuwingsstickers op de machine zijn aangebracht.
Afb. 1
Afb. 2 Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
19
Algemene veiligheidsinstructies
Afb. 3
20
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Algemene veiligheidsinstructies
Bestelnummer en toelichting
Waarschuwingssticker
MD 078 Gevaar voor bekneld raken van vingers of hand door bewegende, toegankelijke onderdelen in de machine! Dit gevaar veroorzaakt zwaar lichamelijk letsel met verlies van lichaamsdelen aan vingers of hand. Reik nooit met uw handen of armen in de gevaarlijke plaats zolang de tractormotor met aangesloten cardanas / hydraulisch systeem loopt.
MD 082 Gevaar voor vallen van treeplanken en platforms tijdens het meerijden op de machine! Dit gevaar veroorzaakt zwaar lichamelijk letsel aan het gehele lichaam met mogelijk dodelijke afloop. Het is verboden om personen mee te laten rijden op de machine en/of op rijdende machines te laten stappen. Dit verbod geldt ook voor machines met treeplanken of platforms. Zorg ervoor dat niemand op de machine meerijdt.
MD084 Gevaar voor bekneld raken van het gehele lichaam door de aanwezigheid in het zwenkbereik van omlaag bewegende delen van de machine! Veroorzaakt zwaar lichamelijk letsel aan het gehele lichaam met mogelijk dodelijke afloop. •
Het is verboden om zich in het zwenkbereik van omlaag bewegende delen van de machine te bevinden!
•
Stuur personen uit het zwenkbereik van omlaag bewegende delen van de machine voordat onderdelen van de machine worden neergelaten.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
21
Algemene veiligheidsinstructies
MD 089 Gevaar voor bekneld raken van het gehele lichaam als gevolg van de aanwezigheid onder zwevende lasten of opgeheven delen van de machine! Veroorzaakt zwaar lichamelijk letsel aan het gehele lichaam met mogelijk dodelijke afloop. •
Het is verboden zich onder zwevende lasten of opgeheven delen van de machine te bevinden.
•
Houd voldoende veilige afstand tot zwevende lasten of opgeheven delen van de machine.
•
Let erop dat personen voldoende veilige afstand tot zwevende lasten of opgeheven delen van de machine in acht nemen.
MD 094 Gevaar voor elektrische schok of verbrandingen door het onbedoeld aanraken van kabels die onder spanning staan of door het niettoegestane benaderen van onder hoogspanning staande kabels! Dit gevaar kan zeer ernstige verwondingen met de dood tot gevolg veroorzaken. Houd bij het naar binnen en buiten zwenken van machineonderdelen voldoende afstand naar de kabels die onder spanning staan. Nominale spanning Tot 1 kV Meer dan 1 tot 110 kV Meer dan 110 tot 220 kV Meer dan 220 tot 380 kV
Veilige afstand tot stroomkabels 1m 2m 3m 4m
MD 099 Gevaar door contact met stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid als gevolg van ondeskundig gebruik van deze stoffen! Veroorzaakt zwaar lichamelijk letsel aan het gehele lichaam met mogelijk dodelijke afloop. Trek beschermende kleding aan voordat u in contact komt met stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid. Neem de veiligheidsinstructies van de fabrikant van de te verwerken stoffen in acht.
22
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Algemene veiligheidsinstructies
MD101 Dit pictogram geeft plaatsen voor het aanbrengen van hefinrichtingen (krik) aan.
MD 108 Gevaar door explosie of onder hoge druk vrijkomende hydraulische olie, veroorzaakt door het onder gas- en oliedruk staande drukvat! Dit gevaar kan zeer ernstig lichamelijk letsel met de dood tot gevolg veroorzaken wanneer onder hoge druk naar buiten stromende hydraulische olie via de huid in het lichaam komt. •
Lees de bedieningshandleiding en volg de aanwijzingen op voordat u onderhouds- of reparatiewerkzaamheden gaat uitvoeren.
•
Raadpleeg bij wonden door hydraulische olie direct een arts.
MD 114 Dit pictogram geeft een smeerpunt aan.
MD 150 Gevaar voor snijwonden voor vingers en hand, veroorzaakt door bewegende onderdelen die aan het arbeidsproces deelnemen! Dit gevaar kan zeer ernstig letsel met verlies van lichaamsdelen tot gevolg hebben. Open of verwijder nooit beveiligingsinrichtingen van bewegende delen die aan het arbeidsproces deelnemen, zolang de motor van de tractor bij aangesloten hydraulische/elektronische installatie draait. MD 155 Dit pictogram markeert aanslagpunten voor het vastsjorren van een op een transportvoertuig geladen machine voor een veilig transport van de machine.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
23
Algemene veiligheidsinstructies
MD 173 Gevaar voor inademing van stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid als gevolg van giftige dampen in de spuitvloeistoftank! Dit gevaar kan zeer ernstige verwondingen met de dood tot gevolg veroorzaken. Ga nooit in de spuitvloeistoftank staan.
MD 174 Gevaar door onbedoelde verplaatsing van de machine! Veroorzaakt zwaar lichamelijk letsel aan het gehele lichaam met mogelijk dodelijke afloop. Beveilig de machine tegen onbedoelde verplaatsing voordat u de machine van de tractor afkoppelt. Gebruik hiervoor de handrem en/of de stopwig(gen).
MD175 Het aantrekmoment van de schroefverbinding bedraagt 510 Nm.
MD208 Gevaar door vallen van de machine bij het verlaten van de cabine, veroorzaakt doordat de ladder niet naar beneden is gedraaid! Dit gevaar kan ernstig lichamelijk letsel tot gevolg hebben. Draai voor het verlaten van de cabine de ladder naar beneden.
24
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Algemene veiligheidsinstructies
MD 210 Gevaar door onbedoeld starten en wegrollen van tractor en machine bij werkzaamheden aan de machine, zoals monteren, instellen, oplossen van storingen, reinigen, onderhoud en reparaties! Dit gevaar kan zeer ernstige verwondingen met de dood tot gevolg veroorzaken. •
Beveilig de tractor en machine voor alle handelingen aan de machine tegen onbedoeld starten en wegrollen.
•
Lees de betreffende hoofdstukken in de bedieningshandleiding en volg de aanwijzingen op.
MD 211 Lees voordat u de machine in gebruikt neemt de bedieningshandleiding en de veiligheidsinstructies goed door en volg de aanwijzingen op!
MD 212 Gevaar door onder hoge druk staande hydraulische olie als gevolg van lekkende hydraulische slangen! Dit gevaar kan zeer ernstig lichamelijk letsel met de dood tot gevolg veroorzaken wanneer onder hoge druk naar buiten stromende hydraulische olie via de huid in het lichaam komt. •
Probeer nooit lekkende hydraulische slangen met de hand of vingers af te dichten.
•
Lees de bedieningshandleiding en volg de aanwijzingen op voordat u onderhouds- of reparatiewerkzaamheden aan hydraulische leidingen gaat uitvoeren.
•
Raadpleeg bij wonden door hydraulische olie direct een arts.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
25
Algemene veiligheidsinstructies
MD 224 Gevaar door contact met stoffen die schadelijk zijn voor gezondheid als gevolg van ondeskundig gebruik van het heldere water uit de handwastank. Dit gevaar kan zeer ernstige verwondingen met de dood tot gevolg veroorzaken! Gebruik het heldere water uit de handwastank nooit als drinkwater.
2.14
Gevaren bij het negeren van de veiligheidsinstructies Het negeren van de veiligheidsinstructies • •
kan personen in gevaar brengen, schadelijk zijn voor het milieu en beschadigingen aan de machine veroorzaken. kan leiden tot het verlies van alle aanspraken op schadevergoeding.
Concreet kan het negeren van de veiligheidsinstructies bijvoorbeeld de volgende gevaren tot gevolg hebben:
2.15
•
In gevaar brengen van personen door onbeveiligde werkterreinen.
•
Uitval van belangrijke functies van de machine.
•
Onderhoud en reparatie dat niet op de voorgeschreven wijze wordt uitgevoerd.
•
In gevaar brengen van personen door mechanische of chemische oorzaken.
•
Verontreiniging van het milieu door lekkage van hydraulische olie.
Veiligheidsbewust werken Naast de veiligheidsinstructies in deze bedieningshandleiding dient u zich ook te houden aan de nationale, algemeen geldende wet- en regelgeving in verband met veiligheid op het werk en het voorkomen van ongevallen. Volg de instructies op de waarschuwingsstickers zorgvuldig op om gevaarlijke situaties te voorkomen. Houd u in het verkeer op de openbare weg aan de wettelijke verkeersvoorschriften.
26
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Algemene veiligheidsinstructies
2.16
Veiligheidsinstructies voor de chauffeur WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, snijden, vastgrijpen, naar binnen trekken en stoten vanwege het ontbreken van verkeers- en gebruiksveiligheid! De machine en tractor voor gebruik altijd controleren op verkeers- en gebruiksveiligheid!
2.16.1
Algemene veiligheidsinstructies en voorschriften ter voorkoming van ongevallen •
Neem behalve deze instructies ook de algemeen geldende nationale veiligheidsinstructies en voorschriften ter voorkoming van ongevallen in acht!
•
De op de machine aangebrachte waarschuwingsstickers en andere aanduidingen geven belangrijke instructies om veilig met de machine te kunnen werken. Het opvolgen van deze instructies is voor uw eigen veiligheid!
•
Controleer de omgeving (kinderen) voordat u gaat rijden en de machine in werking stelt! Zorg dat u voldoende zicht heeft!
•
Houd een rijstijl aan waarbij u de tractor met aan- of afgekoppelde machine op elk moment onder controle heeft. Houd daarbij rekening met uw persoonlijke capaciteiten, de omstandigheden op de weg, het verkeer, uw zicht, het weer en de rijeigenschappen van de tractor en de invloed van de machine.
Werken met de machine •
Waarborg voordat u de motor start, dat alle aandrijvingen zijn uitgeschakeld.
•
Maak uzelf voordat u met de werkzaamheden begint vertrouwd met de uitrusting en bedieningselementen van de machine en hun functies. Tijdens het werk is het daarvoor te laat!
•
Draag strak zittende kleding! Losse kleding verhoogt het risico op vastgrijpen of opwikkelen door aandrijfassen!
•
Gebruik de machine alleen als alle veiligheidsvoorzieningen zijn aangebracht en zich in de juiste positie bevinden!
•
Controleer voor de werkzaamheden de machine op beschadiging of slijtage en lekkage van vloei- of spuitvloeistof. Regelmatig controleren of moeren en bouten nog vast zitten en zo nodig natrekken!
•
Let op de maximale belading van de machine! Rijd eventueel alleen met gedeeltelijk gevuld reservoir.
•
Het rijgedrag van de machine wordt bepaald door het gewicht van het reservoir.
•
Het is verboden om zich binnen het werkbereik van de machine te bevinden!
•
Het is verboden om zich binnen het draai- en zwenkbereik van de machine te bevinden! • Extern bediende machineonderdelen (bv. hydraulisch) zijn voorzien van delen waar u bekneld kunt raken!
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
27
Algemene veiligheidsinstructies
•
Gebruik extern bediende machineonderdelen uitsluitend als personen zich op voldoende veilige afstand van de machine bevinden!
•
Let bij het rijden met de machine op de werkbreedte, in het bijzonder bij rijden op de wendakker met uitgeklapte spuitbomen mogen geen hindernissen aanwezig zijn.
•
Beveilig de machine tegen onbedoeld starten en wegrollen voordat u de machine verlaat. Hiertoe ο Trek de handrem aan ο Schakel de motor uit ο Verwijder de contactsleutel.
•
De machine wordt uitsluitend zittend bediend.
•
Gebruik alleen de voorgeschreven brandstoffen conform DIN / EN 590.
•
Bij het rijden op de openbare weg dient u zich aan de geldende verkeersregels te houden!
•
Pas uw rijsnelheid aan de omstandigheden ter plaatse aan!
•
Rijdt extra voorzichtig bij smalle spoorbreedte!
•
Controleer de machine vóór elke inbedrijfstelling op verkeers- en gebruiksveiligheid.
Rijden op de openbare weg
28
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Algemene veiligheidsinstructies
2.16.2
Hydraulisch systeem •
Het hydraulische systeem staat onder hoge druk!
•
Voordat u aan het hydraulische systeem gaat werken
•
ο Maak het hydraulische systeem drukloos ο Schakel de motor uit ο Trek de handrem aan ο Verwijder de contactsleutel Laat tenminste een keer per jaar door een deskundige controleren of de hydraulische slangen nog in goede staat zijn!
•
Vervang beschadigde en verouderde hydraulische slangen! Gebruik uitsluitend AMAZONE originele hydraulische slangen!
•
Gebruik hydraulische slangen niet langer dan zes jaar. Dat is inclusief een eventuele opslagtijd van maximaal twee jaar. Ook bij vakkundige opslag en toelaatbare belasting zijn slangen en slangverbindingen onderhevig aan natuurlijke veroudering, wat hun opslagtijd en gebruiksduur beperkt. In afwijking hiervan is het mogelijk om, rekening houdend met de mogelijke risico's, de gebruiksduur op basis van ervaring te bepalen. Voor slangen en slangleidingen van thermoplast kunnen andere richtwaarden doorslaggevend zijn.
•
Probeer nooit lekkende hydraulische slangen met de hand of vingers te dichten. Onder hoge druk naar buiten stromende vloeistof (hydraulische olie) kan via de huid in het lichaam komen en ernstig letsel veroorzaken! Raadpleeg bij wonden door hydraulische olie direct een arts! Infectiegevaar.
•
Door de mogelijk grote kans op infectie, dient u bij het opsporen van lekkages gebruik te maken van passende hulpmiddelen.
•
Het drukvat in de installatie staat altijd onder druk (gas en olie). Let erop, dat u deze niet beschadigt of blootstelt aan temperaturen hoger dan 150°C.
•
Na de aansluiting van de hydraulische slangen moet u altijd controleren of de werkingsrichting en daarmee de draairichting van de motor of de bewegingsrichtingen van de cilinders nog correct zijn.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
29
Algemene veiligheidsinstructies
2.16.3
30
Elektrisch systeem •
Bij werkzaamheden aan het elektrische systeem dient u altijd de accu (minpool) los te koppelen!
•
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven zekeringen. Het gebruik van te zware zekeringen veroorzaakt onherstelbare schade aan het elektrische systeem – brandgevaar!
•
Explosiegevaar! Voorkom vonkvorming en open vuur in de nabijheid van de accu!
•
Sluit de accu op de juiste wijze aan - eerst de pluspool en dan de minpool! Loskoppelen: eerst de minpool en dan de pluspool!
•
Voorzie de pluspool van de accu altijd van de daarvoor bestemde beschermkap. Bij aardfouten bestaat gevaar voor explosie!
•
De machine kan worden voorzien van elektronische componenten en onderdelen waarvan de werking door elektromagnetische straling van andere apparaten kan worden beïnvloed. Dergelijke invloeden kunnen gevaarlijk zijn voor de mens. Houd u daarom aan de volgende veiligheidsvoorschriften. ο
Als achteraf elektrische apparaten en/of componenten aan de machine worden geïnstalleerd en op het elektrische systeem worden aangesloten, dient de gebruiker zelf te controleren of de installatie storingen in de elektronica of andere componenten veroorzaakt.
ο
De achteraf geïnstalleerde elektrische en elektronische onderdelen dienen te voldoen aan EMC-richtlijn 2004/108/EG en voorzien te zijn van de CE-markering.
•
Controleer regelmatig of de kabelklemmen re goed vastzitten. Corrosie op kabelverbindingen zal spanningsverlies tot gevolg hebben. Schoonmaken en invetten met zuurvrije vaseline.
•
Het accuzuur is sterk bijtend, daarom moet u elk contact met de huid vermijden. Wanneer toch zuur in de ogen terecht is gekomen, dan moet u direct 10-15 minuten spoelen met stromend water en een arts inschakelen.
•
Vervang beschadigde kabels direct.
•
Oude accu's moeten conform de voorschriften worden afgevoerd.
•
Sla de accu's droog op bij het overwinteren (corrosie).
•
OPGELET: na gebruik de hoofdschakelaar in de nulstand zetten. Bepaalde componenten verbruiken in de standby-modus stroom.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Algemene veiligheidsinstructies
2.16.4
Remsysteem •
Alleen vakwerkplaatsen of erkende remdiensten mogen instelen reparatiewerkzaamheden aan het remsysteem uitvoeren!
•
Laat het remsysteem regelmatig grondig controleren!
•
Leg de tractor bij alle functiestoringen aan het remsysteem onmiddellijk stil. Laat de functiestoring onmiddellijk verhelpen!
•
Zet vóór werkzaamheden aan het remsysteem de machine veilig neer en zorg dat de machine niet onbedoeld kan zakken of wegrollen (stopwiggen)!
•
Wees bijzonder voorzichtig bij las-, brand- en boorwerkzaamheden in de buurt van remleidingen!
•
Voer na alle werkzaamheden voor het instellen en onderhouden van het remsysteem principieel een remtest uit!
•
U mag pas starten, wanneer het symbool voor de parkeerrem in de AMADRIVE niet meer rood oplicht.
•
Reparatiewerkzaamheden aan banden mogen uitsluitend worden uitgevoerd door bandenspecialisten met het juiste montagegereedschap!
•
Controleer de bandenspanning regelmatig!
•
Houd u aan de voorgeschreven bandenspanning! Een te hoge bandenspanning kan een explosie veroorzaken!
•
Zet vóór werkzaamheden aan de banden de machine veilig neer en zorg dat de machine niet onbedoeld kan zakken of wegrollen (parkeerrem, stopwiggen)!
•
U dient alle bevestigingsbouten en moeren volgens de instructies van AMAZONEN-WERKE aan te trekken resp. na te trekken!
Luchtdrukremsysteem
2.16.5
Banden
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
31
Algemene veiligheidsinstructies
2.16.6
Gebruik van de veldspuit •
Neem de aanbevelingen van de gewasbeschermingsmiddelfabrikant in acht met betrekking tot ο
veiligheidskleding
ο
waarschuwingen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
ο
doseer-, gebruiks- en reinigingsvoorschriften
•
Neem de aanwijzingen uit de gewasbeschermingsmiddelenwet in acht!
•
Open nooit onder druk staande leidingen!
•
U mag het nominale volume van de spuitvloeistoftank bij het vullen niet overschrijden!
•
Verminder uw snelheid bij het wenden. Aan het begin en einde van de bocht moet u het stuurwiel langzaam draaien, anders worden de bomen te veel belast.
•
Schakel het spuiten in de wendakker uit.
•
Neem altijd voldoende water mee, om in noodgevallen, spuitmiddel te kunnen afspoelen. Neem bij lichaamscontact met de spuitvloeistof direct contact op met een arts! Infectiegevaar.
•
Draag bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen correcte beschermende kleding, zoals bv. handschoenen, pak, veiligheidsbril enz.!
•
Neem de informatie voor de verdraagbaarheid van gewasbeschermingsmiddelen en materialen van de veldspuit in acht!
•
Spuit geen gewasbeschermingsmiddelen die neigen tot vastkleven of verstarren!
•
Vul veldspuiten met water uit open wateren ter bescherming van mens, dier en milieu!
•
Vul veldspuiten ο ο
32
alleen in vrije val via de waterleiding! alleen via AMAZONE originele -vulvoorzieningen!
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Algemene veiligheidsinstructies
2.16.7
Reiniging, onderhoud en reparatie •
Vanwege giftige dampen in de spuitvloeistoftank is het betreden van de spuitvloeistoftank verboden. Reparatiewerkzaamheden in de spuitvloeistoftank mogen alleen door een specialist worden uitgevoerd!
•
Voer onderhouds-, reparatie- en reinigingswerkzaamheden alleen uit bij ο
uitgeschakelde aandrijving
ο
verwijderde contactsleutel
•
Bij reparaties moet de machine stabiel staan. Op een helling moet u wielblokken gebruiken.
•
Beveilig de opgeheven machine of opgeheven machineonderdelen tegen onbedoeld zakken voordat u met de reparatie-, onderhouds- of reinigingswerkzaamheden begint!
•
Controleer regelmatig of moeren en schroeven nog goed vastzitten en draai ze indien nodig vaster aan!
•
Gebruik bij het vervangen van gereedschappen met scherpe randen daartoe geschikt gereedschap en handschoenen!
•
Voer olie, vet en filters volgens de geldende milieuvoorschriften af!
•
Bij olie verversen of demontage van de hydraulische onderdelen moeten maatregelen worden getroffen tegen gevaar van brandwonden door hete olie.
•
De koelinstallatie van de motor moet regelmatig worden gereinigd; olie- en plantenresten zijn uiterst brandgevaarlijk.
•
Draag bij laswerkzaamheden altijd beschermende kleding!
•
Opgelet: wanneer met de machine eerde met vloeibare meststof (ammoniumnitraat) werd gespoten, bestaat bij het lassen explosiegevaar! Reinig het betreffende werkgebied voor de werkzaamheden!
•
Reserve-onderdelen moeten minimaal voldoen aan de vastgelegde technische eisen van de AMAZONEN-fabriek! Dit is gegeven bij gebruik van AMAZONE originele - reserve-onderdelen!
•
Vorstbeveiliging: uit alle leidingen, pompen en reservoirs moet de vloeistof worden afgetapt.
•
Let op het volgende bij de reparatie van veldspuiten, die voor toedienen van vloeibare kunstmes met ammoniumnitraatureumoplossing werden gebruikt: Resten ammoniumnitraat-ureumoplossing kunnen door verstuiving van het water op of in de spuitvloeistoftank zout vormen. Hierdoor ontstaat zuiver ammoniumnitraat en ureum. In zuivere vorm is ammoniumnitraat in verbinding met organische stoffen, bijv. ureum, explosief, wanneer bij reparatiewerkzaamheden (bijvoorbeeld lassen, slijpen, vijlen) de kritische temperaturen worden bereikt. U voorkomt dit gevaar door grondig uitwassen van de spuitvloeistoftank resp. de te repareren componenten met water, omdat het zout van de ammoniumnitraat-ureumoplossing in water oplosbaar is. Reinig daarom de veldspuit voor een reparatie altijd grondig met water!
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
33
Verladen
3
Verladen GEVAAR Voor het borgen van de machine op een transportvoertuig moeten de 3 gemarkeerde sjorpunten worden gebruikt.
•
1 sjorpunt voor (Afb. 4/1)
Afb. 4 •
2 sjorpunten achter (Afb. 5/1) Laat bij het verladen de machine neer via de hydropneumatische vering. Voor gebruik van de machine de hydropneumatische vering weer activeren, zie pagina 61.
Afb. 5
34
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Beschrijving van het product
4
Beschrijving van het product Dit hoofdstuk •
geeft een uitgebreid overzicht van de opbouw van de machine;
•
geeft de namen van de afzonderlijke bouwgroepen en bedieningshendels.
Lees dit hoofdstuk bij voorkeur bij de machine. Zo raakt u optimaal vertrouwd met de machine. De machine bestaat uit de volgende hoofdcomponenten: •
Hydropneumatisch geveerd tandemonderstel met centrale spoorbreedteverstelling.
•
Hydraulische voorasbesturing, vierwielbesturing en hondegang
•
Voorasbesturing voor straattransport
•
Traploze hydrostatische wielaandrijving met trommelremmen en pneumatische reminstallatie (rijsnelheid 40km/h)
•
6 cilinder DEUTZ-turbodieselmotor
•
Comfortabele CLAAS-cabine, verwarming, luchtgeveerde comfortstoel, verstelbare stuurkolom, airconditioning, klok
•
3 pompen Altek P260 (spuitpomp, roerpomp en spoelwaterpomp)
•
Bedieningspaneel voor spuitfuncties
•
Super-L spuitbomen met veldspuitleiding, pendelcompensatie, hydraulische hellingaanpassing en profi-klapsysteem I (eenzijdig klapsysteem) of profi-klapsysteem II (naar boven klappen/naar beneden klappen)
•
Spuitvloeistoftank met roerwerk, niveau-indicatie, spoelwatertank
•
Spoelinrichting, spuitdoppen voor reinigen reservoir
•
Elektrische afstandsbediening van de veldspuit, opdrachtgeheugen en GPS-toepassing met bedieningsterminal en multifunctionele greep.
•
Voertuigbediening met bedieningsterminal AMADRIVE.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
35
Beschrijving van het product
4.1
Overzicht van bouwgroepen
Afb. 6 (1) Chauffeurscabine
(7) Spuitbomen
(2) Draaibare ladder
(8) Spuitvloeistoftank
(3) Werkbordes met onderhoudsklep
(9) Opklapbare afdekking voor bedieningspaneel, draaibare tank en werkschijnwerper
(4) Wielen met hydrostatische aandrijving (5) Handenwasreservoir met zeepdispenser en afvoer (6) Verlichting voor
36
(10) Klapbare afdekking spuittechniek (links en rechts) (11) Werkschijnwerper (12) Opklapbare afdekking voor opbergvak voor
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Beschrijving van het product
Afb. 7 (1) Hydraulische olietank
(6) Spuitboomarmatuur
(2) Brandstoftank voor diesel
(7) Spuitboomvergrendeling
(3) Vulpunt van de spuitvloeistoftank
(8) Werkschijnwerper
Daarachter: uitlaatgassysteem met deeltjesfilter en brander
(9) Opklapbare afdekking voor accu en hoofdschakelaar
(4) Spoelwatertank (5) Externe reiniging
4.2
Bedieningshandleiding en externe documentatie Deze bedieningshandleiding van de machine en de externe documentatie bevindt zich in de servicekoffer. Houd a.u.b. de meegeleverde externe documentatie aan!
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
37
Beschrijving van het product
4.3
Vloeistofcircuit Comfort-pakket 1
Afb. 8
38
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Beschrijving van het product
(1X) (11) (12) (13) (15) (16) (17)
Tank Hoofdtank Niveau-indicatie hoofdtank Spoelwatertank Handwastank Vulmengbak Niveausensor schoonwatertank
(2X) (21) (22) (23) (24)
Zuigzijde Extern aanzuigen Vullen spoelwater Terugslagventiel spoelwater (aansluiting) Terugslagventiel persvulling spoelwater hoofdtank Zuigkraan Aftappen hoofdtank Zuigfilter Ventiel persvulling schoon water hoofdtank met knop (optie)
(25) (26) (27) (28)
(3X) Pompen (31) Spuitpomp (32) Roerpomp (4X) Perszijde (41) Overdrukklep (45) Aansluiting snel legen (5X) (51) (52) (53) (55) (56) (57) (58)
Vulmengbak en injector Schakelkraan druk vulmengbak Spuitpistolen Schakelkraan zuigen vulmengbak Ecofill-aansluiting Injector Terugslagklep injector Spoelvoet
(6X) (62) (63) (64) (65) (66) (67)
Reiniging en roerwerken Hoofdroerwerk Kraan extra roerwerk Extra roerwerk Terugslagklep extra roerwerk Reiniging buitenzijde Inwendige reiniging
(7X) (71) (72) (73) (74) (75) (79)
Spuiten Drukregelklep Drukfilter Doorstroommeter 1 Doorstroommeter 2 Druksensor Drukniveau 0,8 bar
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
(8X) (81) (82) (83) (84) (85) (86) (87)
Spuitbomen Sectieklep Drukontlastingskanaal Bypassklep Spuitleiding DUS kraan DUS persventiel DUS terugslagklep.
(2XX) (201) (202) (205)
Comfort pakket I Motor zuigkraan Motorklep extra roerwerk Motorklep hoofdroerwerk Druksensor hoofdroerwerk
(4XX) (401) (402) (403) (404) (405) (406) (407) (5XX) (501) (502) (503) (504) (505) (506) (507) (508) (511) (10XX) (1001) (1004) (1005)
El. drukkraan Motorklep spuitbedrijf Motorklep injector Motorklep snel legen Motorklep spuitpistool Motorklep reiniging binnenzijde Motorklep reiniging buitenzijde Schakelaar drukkraan Comfort Paket II Motorklep Spülwasser Zuigfilter spoelwater Pomp spoelwater Overdrukklep Motorklep buitenzijde en vulmengbak Motorklep binnenzijde Motorklep spoelwatertank vullen Display armatuurbediening Knop injector Elektronica Elektra spuit (vereenvoudigd) Bedieningsterminal AMADRIVE
(204)
(1006) Elektra Pantera (vereenvoudigd) (1007) Niveau-indicatie
39
Beschrijving van het product
4.4
Veiligheids- en beschermingsvoorzieningen
(1) Transportvergrendeling op Super-Lspuitbomen ter voorkoming van onbedoeld uitklappen
Afb. 9 (1) Reling ter bescherming tegen vallen (2) Brandblusser achter de afdekking
Afb. 10 (3) Nooduitgang aan de rechterkant van de cabine
Afb. 11
40
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Beschrijving van het product
4.5
Verkeerstechnische uitrusting
(1) Grootlicht (2) Dimlicht (3) Richtingaanwijzer/stadslicht (4) Buitenspiegel
Afb. 12 (1) Achterlichten/ remlichten (2) richtingaanwijzers (3) Begrenzingslamp (4) Kentekenplaathouder
Afb. 13 (1) 2x 3 lampen, geel (zijdelings op een afstand van max. 3 m)
Afb. 14
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
41
Beschrijving van het product
4.6
Gebruik volgens voorschriften De zelfrijdende veldspuit Pantera •
is bedoeld voor gebruik in oppervlakteculturen en voor het transport en de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen (insecticiden, fungiciden, herbiciden e.d.) in de vorm van suspensies, emulsies en mengsels alsook van vloeibare kunstmest.
•
wordt door een persoon in de cabine bediend
•
een combinatie met andere machines, apparaten en modules is door de fabrikant niet voorzien.
De volgende liggingen op een helling kunnen worden bereden •
•
Schuinte rijrichting naar links
15 %
rijrichting naar rechts
15 %
Helling bergop
15 %
bergaf
15 %
Tot het gebruik volgens de voorschriften behoort ook: •
het opvolgen van alle aanwijzingen in deze bedieningshandleiding.
•
het in acht nemen van de inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
•
het uitsluitend gebruiken van AMAZONE originele - onderdelen.
Het op andere wijze gebruiken dan hierboven is vermeld, is verboden en geldt als gebruik in strijd met de voorschriften. Voor schade die voortvloeit uit gebruik in strijd met de voorschriften
42
•
is de gebruiker zelf verantwoordelijk,
•
is AMAZONEN-WERKE in geen geval aansprakelijk.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Beschrijving van het product
4.7
Machinecontrole
De machine is onderhavig aan de in de Europese Unie algemeen geldende regelmatige machinecontrole (gewasbeschermingsrichtlijn 2009/128/EG en EN ISO 16122). Laat de machinecontrole regelmatig uitvoeren door een erkende en gecertificeerde werkplaats. Het tijdstip van de uitvoering van een nieuwe machinecontrole is op het testtypeplaatje op de machine aangegeven. Afb. 15: Testplakaat Duitsland
Afb. 15
4.8
Gevolgen bij het gebruik van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen We wijzen erop dat bv. ons bekende gewasbeschermingsmiddelen, zoals Lasso, Betanal en Tramat, Stomp, Iloxan, Mudecan, Elancolan en Teridox bij langere inwerkingstijd (20 uur) schade aan de pompmembranen, slangen, spuitleidingen en tanks veroorzaken. De vermelde voorbeelden hoeven niet volledig te zijn. Gewaarschuwd wordt vooral voor niet-toegestane mengsels uit 2 of meer verschillende gewasbeschermingsmiddelen. Er mogen geen stoffen gebruikt worden die tot vastkleven of verstarren neigen. Bij het gebruik van zulke agressieve gewasbeschermingsmiddelen wordt het onmiddellijk spreiden na het aanmaken van de spuitvloeistof en de aansluitende reiniging met water aanbevolen. Als vervanging voor de pompen zijn vitonmembranen leverbaar. Die zijn bestendig tegen oplosmiddelhoudende gewasbeschermingsmiddelen. Hun levensduur wordt echter bij het gebruik bij lage temperaturen (bv. AHL bij vriesweer) beperkt. De voor AMAZONE -veldspuiten gebruikte materialen en bouwdelen zijn bestand tegen vloeibare kunstmest.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
43
Beschrijving van het product
4.9
Gevarenzone en gevaarlijke plaatsen De gevarenzone is de omgeving van de machine waarin personen binnen het bereik zijn van •
arbeidsbewegingen van de machine en zijn gereedschappen
•
door de machine naar buiten geslingerde materialen of voorwerpen
•
onbedoeld omlaag zakkende omhoog geheven machineelementen
•
onbedoeld wegrollen van de tractor en de machine
De gevarenzone van de machine bevat gevaarlijke plaatsen met permanente of onverwacht optredende risico's. Waarschuwingsstickers geven deze gevaarlijke plaatsen aan en waarschuwen voor restgevaar dat constructief gezien niet kan worden verholpen. Voor de gevarenzone en de gevaarlijke plaatsen gelden de speciale veiligheidsvoorschriften van de betreffende hoofdstukken. In de gevarenzone van de machine mogen geen personen aanwezig zijn •
zolang de tractormotor met aangesloten cardanas / hydraulisch systeem loopt.
•
zolang tractor en machine niet tegen onbedoeld starten en wegrollen zijn beveiligd.
De bedieningspersoon mag de machine alleen bewegen of werkgereedschappen van transport- in arbeidsstand en van arbeidsstand in transportstand zetten of in beweging brengen wanneer er geen personen in de gevarenzone van de machine aanwezig zijn. Gevaarlijke plaatsen zijn aanwezig:
44
•
in de zone van bewegende bouwdelen.
•
op de rijdende machine.
•
in het zwenkbereik van de spuitbomen.
•
in de spuitvloeistoftank door giftige dampen.
•
onder opgetilde, niet beveiligde machines of machinedelen.
•
bij het uit- en inklappen van de spuitbomen in de zone van de bovengrondse leidingen door het aanraken van bovengrondse leidingen
•
aan het hete uitlaatgassysteem op de machine, in het bijzonder bij actieve regeneratie van het roetfilter
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Beschrijving van het product
4.10
Typeplaatje en CE-markering De volgende afbeeldingen laten zien waar het typeplaatje (/1) en de CE-markering (/2) is aangebracht.
Op het typeplaatje staan: •
Voertuig / machine-identificatienr.:
•
Type
•
Basisgewicht (kg)
•
Toel. asbelasting voor kg
•
Toel. asbelasting achter kg
•
Toel. systeemdruk bar
•
Toel. totaalgewicht kg
•
Vermogen (kW)
•
Fabriek
•
Modeljaar
Afb. 16 Machines voor Frankrijk hebben een extra typeplaat.
4.11
Conformiteit Richtlijnen/normaanduiding De machine vervult de:
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
•
Machinerichtlijn
2006/42/EG
•
EMC-richtlijn
2004/108/EG
45
Beschrijving van het product
4.12
Maximaal toegestane spuithoeveelheid De toegestane hoeveelheid van de machine is begrensd door: •
de wettelijke vereiste roercapaciteit. De toegestane spuithoeveelheid is vooral bij werkzame stoffen, waarvoor een hoge roerintensiteit nodig is, van belang.
•
de technisch maximaal mogelijke spuithoeveelheid van 200 l/min (zonder HighFlow).
Toegestane spuithoeveelheid afhankelijk van de roercapaciteit bepalen Berekeningsformule voor spuithoeveelheid in l/min: (het roervermogen per minuut moet 5% van het tankvolume zijn) Toegestane spuithoeveelheid [l/min]
=
Nominaal pompvermogen - 0,05 x nominaal tankvolume [l/min]
[l]
(zie pagina 106)
(zie pagina 49)
Omrekening spuithoeveelheid naar l/ha: 1. De spuithoeveelheid per sproeier bepalen (toegestane spuithoeveelheid delen door het aantal sproeiers). 2. In de spuittabel de spuithoeveelheid per ha afhankelijk van de snelheid aflezen (zie pagina 271). Pantera 4502, pomp 2 x P 260, Super L 36 m, 72 sproeiers, 10 km/h
Voorbeeld:
Toegestane spuithoeveelheid
=
490 l/min - 0,05 x 4500 l
→ Spuithoeveelheid per sproeier
= 265 l/min = 3,7 l/min
→ toegestane spuithoeveelheid per ha = 444 l/ha
46
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Beschrijving van het product
4.13
Technische gegevens
Totale lengte
[mm]
8700
Totale hoogte
[mm]
3680-3750 (afhankelijk van de banden)
Totale breedte basisapparaat
[mm]
2550
Ruimte tot de bodem
[mm]
1100 - 1200 (afhankelijk van de banden)
4.13.1
Basisgewicht (leeg gewicht) Het basisgewicht (leeg gewicht) is de som van de afzonderlijke gewichten: •
Basismachine
•
Banden
•
Spuitbomen
•
Speciale uitvoering
Gewicht Basismachine
[kg]
8000
300/95 R52
[kg]
1200
320/90 R54
[kg]
1200
380/90 R46
[kg]
1080
380/90 R50
[kg]
1200
480/80 R42
[kg]
1264
480/80 R46
[kg]
1464
520/85 R38
[kg]
1248
520/85 R42
[kg]
1580
620/70 R38
[kg]
1440
650/65 R38
[kg]
1568
710/60 R38
[kg]
1760
[kg]
Max. 100
Banden, 4 wielen
Andere speciale uitrustingen
Gewichten spuitbomen Werkbreedte [m] 24
27
27/15
28
28/15
30/15
32
33
36
36/30/24
39
40
760
764
932
765
936
964
1008
1012
1032
1136
1136
1138
Gewicht [kg]
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
47
Beschrijving van het product
4.13.2
Toegestane totale gewicht en nuttige belasting GEVAAR Verboden is het overschrijden van de toegestane nuttige last. Gevaar voor ongevallen door instabiele rijsituaties! Bepaal zorgvuldig de nuttige last en dus de toegestane vulling van uw machine. Niet bij alle vulmedia is een complete vulling van de tank toegestaan.
Het toegestane totaalgewicht bedraag: •
15500 kg voor wielgrootte 320/90 R54 en 520/85 R38
•
15800 kg voor alle andere wielgrootten!
Nuttige last = toegestaan totaal gewicht - basisgewicht
WAARSCHUWING Uit veiligheidsoverwegingen zijn alleen rondom gelaste toegestaan.
48
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Beschrijving van het product
4.13.3
Technische gegevens spuittechniek
Spuitvloeistoftank •
Werkelijk volume
•
Nominaal volume
Volume spoelwatertank
[l]
4800 4500
[l]
500
[mm]
ca. 3300 (afhankelijk van de banden)
Vulhoogte •
van de grond
•
van het werkplatform
Volume handwastank Toegestane systeemdruk
900 [l]
18
[bar]
10
Technische resthoeveelheid incl. pomp •
in het niveau
•
Schuinte ο
15% rijrichting naar links
ο
15% rijrichting naar rechts
24
[l]
27 21
Helling
• ο
15% bergop
32
ο
15% bergaf
32
Centrale schakeling
Elektrisch, koppeling van de sectiekleppen
Spuitdrukverstelling
elektrisch
Spuitdrukinstelbereik
[bar]
Spuitdrukindicatie
0,8 – 10 digitale spuitdrukindicatie
Drukfilter
50 (80) Maschen
Hoofdroerwerk
Niveauafhankelijke regeling
Extra roerwerk
Traploos instelbaar
Doseerregeling
Snelheidsafhankelijk via jobcomputer
Spuitdophoogte
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
[mm]
500 - 2500
49
Beschrijving van het product
4.13.4
Technische gegevens draagvoertuig
Frame: Systeem
Pendelas met veren en schokdempers
Wielbasis
3100 mm
Spoorbreedte
1800 - 2250 (2400) mm
Draaicirkel
4500 mm
Sturing
Vooras
Hydraulisch via orbitrol
Achteras
Elektro-hydraulisch Hydraulische vierwielaandrijving
Aandrijving: Rijpomp
Fabrikant, type Maximale werkdruk
LINDE, HPV 210 (210 ccm/U), 420 bar
Wielmotor
Fabrikant, type Maximale werkdruk
LINDE, HMV 75 (75 ccm/U), 420 bar
Wieloverbrenging
Fabrikant, type
Bonfrigioli 6 06 W 2
Extra pomp
Fabrikant, type Werkdruk (aandrijving spuitpomp, koelerventilator)
LINDE, HPR 75 (75 ccm/U), 210 bar
Extra pomp
Fabrikant, type Werkdruk (cilinder/sturing)
LINDE, HPR 55 (55 ccm/U), 200 bar
Rijsnelheid
ο
Veldwerk
0 - 20 km/h
ο
Transport
25 / 40 / 50 km/h
Ruimte tot de bodem
1200mm (afhankelijk van de banden)
Dieselmotor: Fabrikant
DEUTZ
Motortype
TCD 6.1 L6 Viertakt dieselmotor met directe inspuiting en uitlaatgasturbocompressor met laadluchtkoeling
Emissie standaard Uitlaatgasnabehandeling Uitlaatgasnabehandeling
101 x 126 mm
Slagvolume
Elektrisch systeem
geen
6 in lijn
Cilinderboring/zuigerslag
Hoeveelheid olie bij verversen
Niveau III A
Oxidatiekatalysator/roetfilter
Oxidatiekatalysator/roetfilter
Aantal cilinders
Maximaal vermogen Koeling
Tier 4 i/niveau III B
6057 ccm 160 kW Koelvloeistof
38 l
Met filter
15,5 l 12 Volt
Accu
12 Volt 180 Ah
Generator
12 Volt 200 A
Brandstoftank
50
ca. 230 l
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Beschrijving van het product
Wiel
Spoor
Bandenspanning
Bandenspanning
bij 40 km/h
bij 50 km/h
Wielgrootte
Lastindex
[mm]
[bar]
[bar]
300/90 R52
LI156 A8
1800 - 2400
4,8
4,8
320/90 R54
LI155 B
1800 - 2400
3,6
3,6
380/90 R46
LI173D
1800 - 2400
2,2
2,2
380/90 R50
LI158A8/158B
1800 - 2400
3,3.
3,3
480/80 R42
LI156A8/156B
1800 - 2400
2,4
2,4
480/80 R46
LI158B
1800 - 2400
2,0
2,0
520/85 R38
LI155A8/158B
1800 - 2400
1,6
1,6
520/85 R42
LI162/159B
1800 - 2400
1,6
2,0
520/85 R42
LI170A8/155B
1800 - 2400
1,6
1,6
620/70 R38
LI170A8
1900 - 2500
1,6
1,6
650/65 R38
LI157D
1900 - 2500
1,4
1,4
710/60 R38
LI160D
2000 - 2600
0,8
0,8
4.13.5
Emissiewaarden conform de geluids-trillings-arbeidsveiligheidsverordening De metingen werden rekening houdend met de geluids-trillingsarbeidsveiligheidsverordening 2002/44/EG uitgevoerd. Geluidsdrukniveau: De emissiewaarde op de werkplek (geluidsniveau) bedraagt 75 dB(A), gemeten tijdens bedrijf met gesloten cabine en op oorhoogte van de bestuurder. Meetapparaat: OPTAC SLM 5. Trillingen: De emissiewaarde op de werkplek (dagelijkse trillingsblootstelling) is 2 0,44 m/s , gemeten in bedrijfstoestand op de bestuurdersstoel Meetapparaat: Pietzotronics 356B41
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
51
Opbouwen functie draagvoertuig
5
Opbouwen functie draagvoertuig
5.1
Aandrijving Als aandrijving dient een Deutz dieselmotor. De dieselmotor kan in twee toestanden worden gebruikt: Modus Eco: •
Op de behoefte gerichte aanpassing van het motortoerental voor wat betreft optimaal brandstofverbruik en maximaal vermogen.
•
Gereduceerd toerentalniveau
•
Gemiddelde voertuigdynamiek
•
Stationair toerental 800 min .
-1
Modus Standaard:
5.1.1
•
Volledige voertuigdynamiek
•
Maximale motortoerental 2000 min mogelijk.
•
Handmatige instelling van het motortoerental in de modus veld.
-1
Inrijden van de motor Wij adviseren, de motor gedurende de eerste 50 bedrijfsuren zorgvuldig te behandelen. Dat wil zeggen, dat de motor in deze periode eerst moet opwarmen, voordat deze met maximaal toerental mag draaien en niet direct met het volledige toerental. Na het werken op maximale belasting de motor enige tijd stationair laten draaien om de temperatuur van de motor tot een normale temperatuur te laten afnemen en om warmtestuwing te voorkomen, wanneer de motor direct wordt uitgeschakeld. Na de eerste 50 tot 150 bedrijfsuren moet de olie worden ververst (terwijl de motor nog warm is!), en moeten het olie- en het brandstoffilter worden vervangen. Bij onderhoudsvragen moet u zich houden aan de specificaties van de motorleverancier.
52
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouwen functie draagvoertuig
5.1.2
Brandstofsysteem van de motor
De brandstoftank bevindt zich aan de rechterkant van de machine. (1) Brandstoftank (2) Verdraaibare opstap voor vullen van de brandstoftank, omhoog geklapt in transportstand (3) Handgreep en toegang tot de vergrendeling van de omhoog geklapte opstap (4) Vulopening met deksel
Afb. 17 (5) Opstap naar beneden geklapt (6) Verdekte handgreep
Afb. 18 nieuw VOORZICHTIG •
Zet de motor uit, wanneer u de brandstoftank vult.
•
Rook niet, wanneer u de brandstoftank vult!
•
Let erop, dat er geen olie/benzine in de bodem terecht komt → milieuvervuiling!
•
Zorg er ook voor, dat er geen vervuiling in de brandstoftank terecht komt.
•
Voordat u de tank opent, moet u eerst het deksel en de opening goed schoonmaken.
→
Kleine vervuilingen kunnen het brandstofsysteem ernstig beschadigen.
•
De tank moet bij voorkeur 's avonds na de werkzaamheden direct worden afgevuld, om condenswater in de tank te vermijden.
→
Water kan schade aan het brandstofsysteem veroorzaken en veroorzaakt roestvorming.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
53
Opbouwen functie draagvoertuig
Probeer volledig leeg rijden van de brandstoftank te voorkomen. →
Lucht en verontreinigingen in de resterende benzine kunnen in de installatie terecht komen en de levensduur verkorten resp. de brandstofpomp verstoppen.
Brandstofkwaliteit De volgende brandstofspecificaties zijn toegelaten: •
Dieselbrandstof Zwavel ≤ 10 mg/kg ο
DIN 51628
ο
EN 590
Zwavel ≤15 mg/kg
•
ο
ASTM D 975 Grade 1-D S15 –
ο
ASTM D 975 Grade 2-D S15
Lichte thermische olie (EN 590 kwaliteit) Zwavel ≤10 mg/kg
Let erop, dat u de brandstof tankt die bij het jaargetijde past.
In winterbrandstof zijn additieven opgenomen, die voorkomen dat bij lage temperaturen paraffine en ijskristallen worden gevormd. Anders kan er een verstopping in het brandstofsysteem ontstaan. Vanwege het gebruik van de machine in overgangsperiodes moet u daarom brandstof conform DIN/EN 590 tanken.
5.2
Behandeling uitlaatgas met roetfilter De uitlaatgasbehandeling bestaat uit: •
Oxidatiekatalysator
•
Roetfilter met regeneratiesysteem (alleen bij Euro 3B)
Regeneratiesysteem van het roetfilter WAARSCHUWING Verbrandingsgevaar door heet roetfilter. Het roetfilter op de machine wordt bij de regeneratie 500 °C heet. Bij een draaiende machine in principe personen van de machine weghouden.
54
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouwen functie draagvoertuig
De beladingstoestand van het roetfilter wordt in AMADRIVE getoond. De regeneratie van het roetfilter kan vanaf een beladingstoestand van 100 % automatisch tijdens de rit starten. De motor moet hiervoor blijven draaien. De regeneratie duurt 30-45 minuten. Verder werken is zonder beperkingen mogelijk. Wanneer bij achterstallige regeneratie vermogensreductie optreedt: •
kan verder worden gewerkt.
•
Moet de regeneratie snel worden aangevangen.
•
Controleer, of de regeneratie in AMADRIVE is onderdrukt.
Regeneratie onderdrukken: Een actieve automatische regeneratie kan via de AMADRIVE bedrijfsdata worden onderdrukt (bijvoorbeeld kort voor het einde werk, binnen gesloten gebouwen). De automatische regeneratie mag niet permanent zijn uitgeschakeld.
WAARSCHUWING Vergiftigingsgevaar door giftige deeltjes. In gebouwen mag het roetfilter niet worden geregenereerd. Automatische regeneratie uitschakelen. Niveau van het roetfilter en regeneratie: DPF-niveau/indicatie
Voorwaarde/oorzaak
Reactie van de machine
0-100 % 100-115 %
Geen regeneratie Motor warm (> 70 °C) (Regeneratie niet in AMADRIVE onderdrukt)
> 115 % > 125 % > 130 %
Regeneratie onderdrukt Anders storing → Contact opnemen met AMAZONE service-afdeling
> 140 %
De regeneratie van het roetfilter start automatisch Reductie van het motorvermogen Uitschakeling van de spuitpomp Begrenzing van het motortoerental Permanente schade
> 160 %
Regeneratie alleen met SerDia mogelijk
1xx %
Actieve regeneratie
Het roetfilter moet na 8000 bedrijfsuren bij verschijnen van een melding in AMADRIVE worden vervangen. Dan is een asbelasting van 100 % bereikt (zie AMADRIVE bedrijfsdata). Een regeneratie is niet meer mogelijk.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
55
Opbouwen functie draagvoertuig
5.3
Onderstel
Afb. 19 (1) Vering (2) Wielmotor met schijfrem (3) Tandemonderstel (4) Pendelvork (5) Spoorbreedteverstelling
5.3.1
Hydraulische spoorbreedteverstelling De machine heeft een traploze spoorbreedteverstelling. De spoorbreedte van de machine is afhankelijk van de gemonteerde wielen tussen 1800 mm en 2250 mm tot 2400 mm instelbaar. Bij Pantera W is de spoorbreedte 2250 mm tot 3000 mm. •
De spoorbreedte wordt via de AMADRIVE ingesteld en weergegeven.
•
Voor het wegverkeer mogen de wielen niet buiten de buitenmaten van de machine steken.
Alleen voor Frankrijk: wanneer de spoorbreedte tijdens het rijden op de openbare weg niet voldoende klein is ingesteld, wordt in AMADRIVE een waarschuwingsmelding getoond en de snelheid begrensd.
De spoorbreedte wordt via de AMADRIVE ingevoerd en tijdens een automatische instellingsrit ingesteld.
56
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouwen functie draagvoertuig
5.4
Pantera-W met maximale spoorbreedte van 3 meter De transportbreedte van de Pantera-W is 2,75 m. •
Houd de nationale bepalingen aan betreffende de maximaal toegestane voertuigbreedte op de openbare weg.
•
Verminder de spoorbreedte bij rijden op de weg, zodat de transportbreedte van 2,75 m wordt aangehouden.
De maximale machinebreedte is 3,46 m.
Spoorbreedte voor rijden op de weg
Spoorbreedte 3,0 m
Afb. 20
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
57
Opbouwen functie draagvoertuig
5.5
Pantera H met hydraulische hoogteverstelling De hydraulische hoogteverstelling is bedoeld voor het optillen van de machine op het veld en om de vrije doorgang onder de machine te vergroten. •
De machinehoogte wordt via de AMADRIVE ingesteld en weergegeven.
•
Machine altijd compleet optillen/neerlaten.
•
Voor rijden op de weg machine weer neerlaten.
GEVAAR Gevaar voor ongevallen door kantelen van de opgetilde machine vanwege het hogere zwaartepunt. Op hellingen altijd uiterst voorzichtig rijden.
Wanneer tijdens de hoogteverstelling vanwege een storing een zijwaartse helling van de machine herkenbaar is, dan moet de procedure worden afgebroken en moet de machine weer worden neergelaten. Machine neergelaten (standaardstand)
Machine opgetild (alleen bij rijden op het veld)
Afb. 21
58
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouwen functie draagvoertuig
5.6
Sturing De besturing wordt afhankelijk van de behoefte via de AMADRIVE of de multifunctionele greep geschakeld, zie pagina 138.
2-wielbesturing (Afb. 22): In de modus straat en veld mogelijk! •
Sturen alleen met de voorwielen via orbitrol in de stuurkolom.
•
Het automatische stuursysteem houdt de achterwielen parallel aan de langsas. Afb. 22
Handmatige achterwiel besturing (Afb. 23): Alleen in de modus veld mogelijk! •
Voor handmatige besturing van de achterwielen (bijv. "Hondegang").
•
Sturen alleen met de voorwielen via orbitrol in de stuurkolom. Afb. 23
4-wielbesturing (Afb. 24): Alleen in de modus veld mogelijk! •
Het sturen van alle 4 wielen wordt met het stuurwiel uitgevoerd.
→
Vanaf 10 km/h wordt de 4-wielbesturing beperkt.
→
Vanaf 16 km/h wordt de 4-wielbesturing uitgeschakeld.
Afb. 24
Na het starten van de motor: →
2-wielbesturing is ingeschakeld.
•
De achterwielen richten zich automatisch op de rijrichting.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
59
Opbouwen functie draagvoertuig
5.6.1
Spoorcorrectie uitvoeren •
De spoorcorrectie dagelijks uitvoeren
•
Spoorcorrectie onder volgende omstandigheden uitvoeren: ο
Motor draait
ο
Machine staat stil
ο
4-wielbesturing ingeschakeld.
Spoorcorrectie voor uitvoeren 1. Het stuurwiel naar links maximaal verdraaien en tegen de aanslag houden. 2.
Knop gedurende minimaal drie seconden naar voren gedrukt houden.
3. Knop loslaten en aansluitend het stuurwiel maximaal naar rechts draaien en tegen de aanslag houden. 4.
Knop gedurende minimaal drie seconden naar voren gedrukt houden.
5. Knop loslaten en het stuurwiel daarna weer terugdraaien. Spoorcorrectie achter uitvoeren
1.
De handmatige achterwielbesturing (via AMADRIVE of multifunctionele greep) naar links maximaal uitsturen en tegen de aanslag houden.
Knop gedurende minimaal drie seconden naar achteren gedrukt houden. 3. Knop loslaten en 2.
4.
daarna de handmatige achterwielbesturing (via de multifunctionele greep) maximaal naar rechts draaien en tegen de aanslag houden.
Knop gedurende minimaal drie seconden naar achteren gedrukt houden. 6. Knop loslaten en het stuurwiel daarna weer terugdraaien. 5.
Na de spoorcorrectie een korte afstand rechtdoor rijden en de vlucht van alle wielen controleren. Eventueel de spoorcorrectie herhalen.
5.7
Tractiecontrole De machine is uitgevoerd met een automatische tractiecontrole. De elektronische tractiecontrole bewaakt continu elk wiel en regelt het aandrijfmoment van de wielmotoren.
60
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouwen functie draagvoertuig
5.8
Hydropneumatische vering
De hydropneumatische vering omvat een automatische niveauregeling onafhankelijk van de beladingstoestand. Afb. 25/... (1) Hydraulische cilinder (2) Drukvat (3) Ventieleenheid
Afb. 25 Bij het verladen van de machine kan de olie uit de cilinders van de vering worden afgetapt. →
Dit voorkomt open draaien van de vastgesjorde machine.
GEVAAR Beknellingsgevaar voor lichaamsdelen tussen onderstel en opbouw bij neerlaten van de machine! Stuur personen weg uit de gevarenzone van de machine voordat u de machine heft of laat zakken.
VOORZICHTIG Botsingsgevaar van machinedelen bij het neerlaten van de machine. Eerst moet de spoorbreedte op een minimale waarde worden ingesteld: Pantera: 1,95 m / Pantera-W: 2,40 m. • → • →
Afsluitkranen op het hydraulicablok openen (Fehler! Verweisquelle konnte nicht gefunden werden./1). Machine zakt. Afsluitkranen sluiten (Fehler! Verweisquelle konnte nicht gefunden werden./2): Bij draaiende motor komt de machine weer omhoog naar de standaard hoogte.
De afsluitkranen zitten achter de rechter afdekking onder de cabine. Afb. 26 Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
61
Opbouwen functie draagvoertuig
5.9
Remsysteem De hydraulische schijfremmen worden pneumatisch via membraancilinders bediend. Bediening via het voetpedaal in de cabine. Een hydraulische parkeerrem in de wielaandrijvingen wordt via de tuimelschakelaar in de cabine bediend. Beide assen zijn uitgerust met een automatische lastafhankelijke remkrachtregelaar (ALB). Instelgegevens afhankelijk van de asbelasting: Vooras
Achteras
Ingangsdruk: 8 bar
Ingangsdruk: 3,5 bar
Asbelasting
Balgdruk
[kg]
[bar]
[bar]
Leeg
6200
85
Beladen
8000
120
5.10
Uitgangsdruk Asbelasting
Balgdruk
Uitgangsdruk
[kg]
[bar]
[bar]
4.0
4600
45
1.8
8.0
7800
115
3.5
Klapbare wielkeggen
De wielkeggen zijn met een vleugelbout in het voorste opbergvak onder de cabine bevestigd. De klapbare wielkeggen door bedienen van de drukknop in de bedrijfsstand zetten en voor het afkoppelen direct op de wielen plaatsen.
Afb. 27
62
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouwen functie draagvoertuig
5.11
Hydraulische installatie De machine heeft •
een hydrostatische wielaandrijving,
•
een hydraulische spuitpompaandrijving,
•
een hydraulische stuurinrichting,
•
hydraulische cilinders voor spoorinstelling, voor spuitboomhoogteverstelling en voor het inklappen van de spuitbomen
•
een hydropneumatische vering.
De machine heeft 3 hydraulische pompen, die direct op de dieselmotor zijn geflensd. De hydraulische componenten zijn op verschillende plaatsen op de machine gemonteerd.
Afb. 28 (1) Ventielblok 1
(11) Spuitpomp aandrijving
(2) Prioriteitsventiel
(12) Wielmotor
(3) Constante druk pomp
(13) Stuurorbitrol
(4) Load Sensing pomp
(14) Stuurinrichting voor
(5) Rijpomp
(15) Stuurinrichting achter
(6) Ventielblok 2
(16) Vering
(7) Retarder-rem
(17) Spoor
(8) Dieselmotor
(18) Spuitbomen
(9) Koeler ventilator 1 (10) Koeler ventilator 2
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
63
Opbouwen functie draagvoertuig
5.11.1
Hydraulische pompen •
De rijpomp drijft de 4 parallel geschakelde wielmotoren aan in een gesloten systeem.
•
De voedingspomp voedt het systeem met lekolie en spoelolie.
•
De pomp voor de aandrijving van de spuitpompen en de ventilatormotoren is een regelpomp Load Sensing regelaar. Afhankelijk van het benodigde vermogen wordt de werkdruk van de pomp automatisch ingesteld.
•
De regelpomp met constante drukregelaar voedt de stuurinrichting en de hydraulische cilinder met olie.
Het instellen en controleren van de installatie is in de fabriek uitgevoerd. Normaal gesproken hoeven de instellingen niet te worden gecorrigeerd. Voor het instellen van de maximale druk, de werkdruk en de toerentallen zijn speciale gereedschappen nodig en speciale kennis van de systemen. Daarom mogen de instellingen alleen af fabriek worden uitgevoerd.
5.11.2
5.11.3 (1) (2) (3) (4)
Hydraulische wielmotoren en overbrengingen •
De 4 motoren en de rijpomp moeten exact op elkaar zijn afgestemd.
•
Reparaties of instellingen alleen door een gespecialiseerde bedrijf laten uitvoeren.
Hydraulische olietank
Hydraulische olietank Kijkglas Vulopening met geïntegreerd oliefilter Elektrische sensor voor oliepeilmeting
Afb. 29
64
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouwen functie draagvoertuig
5.12
Koeler
De machine is aan beide zijden achter de cabine met in totaal vier koelers uitgerust. Rechts: •
Koeler voor koelwater van de motor
•
Condensator van de airconditioning
Links: •
Koeler voor hydraulische olie
•
Koeler voor laadlucht van de turbocompressor Afb. 30
De luchtstroom door de koeler mag niet worden gehinderd. De koelers moeten daarom regelmatig worden gecontroleerd en met perslucht worden gereinigd.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
65
Opbouwen functie draagvoertuig
5.13
Afb. 31
Chauffeurscabine
(1) Stuurkolom met multifunctionele schakelaar (2) Rempedaal (3) Bediening veldspuit (4) Bedieningselementen comfort en licht (5) Bedieningselementen veiligheid en onderhoud (6) Bedieningsterminal AMADRIVE (7) Ontsteking (8) Chauffeurstoel (9) Veiligheidsgordel bestuurdersstoel (10) Sluiting veiligheidsgordel (11) Opklapbare instructeursstoel met daaronder koelvak (12) In hoogte verstelbare en opklapbare armleuning en bedieningseenheid (13) Zonnescherm (14) Ventilatieopeningen (15) Luidspreker
66
•
De instructeursstoel mag alleen voor instructieritten worden gebruikt.
•
Rijdt alleen met de machine met veiligheidsgordel. Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouwen functie draagvoertuig
5.13.1
Draaibare ladder Via de draaibare ladder wordt de cabine betreden en verlaten. •
De ladder wordt via een schakelaar in de cabine neergelaten en opgetild.
•
De AMADRIVE geeft de positie van de ladder aan.
De ladder kan ook bij uitgeschakelde dieselmotor worden neergelaten.
Afb. 32
WAARSCHUWING Gevaar voor lichamelijk letsel door vallen van de cabine. Let erop bij het verlaten van de cabine, dat de ladder volledig is neergelaten. De neergelaten ladder is vanuit de cabine niet zichtbaar.
Er klinkt een waarschuwingssignaal, zodra de chauffeur bij niet volledig neergelaten ladder opstaat uit zijn stoel.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
67
Opbouwen functie draagvoertuig
5.13.2
Stuurkolom met multifunctionele schakelaar en rempedaal
Op de stuurkolom zijn de volgende functies aanwezig: (1) Stuurwiel (2) Schakelaar claxon, verlichting, rijrichting, ruitenwasinstallatie en ruitenwisser ο Indrukken: Claxon ο Naar boven: groot licht ο Naar beneden: dimlicht richtingaanwijzer ο Naar voren: rechts (in modus veld: Side Viewschijnwerper rechts) richtingaanwijzer ο Naar achteren: links (in modus veld: Side Viewschijnwerper links) ο Ring indrukken: →Ruitenwasinstallatie ο Ring draaien: →Ruitenwisser inschakelen/snel (3) Verstelling stuurkolom vooruit/achteruit
Afb. 33
(4) Verstelling stuurwiel vooruit/achteruit (5) Verstelling stuurwiel hoger/lager (6) Rempedaal (7) Verlichtingsmodule Rempedaal •
Gebruik voor een noodstop altijd het rempedaal.
•
Al eenmalig, kort bedienen van het rempedaal doet de machine stilstaan, ondanks bediende stuurhendel.
•
De machine kan worden geremd door ο
het rempedaal
ο
de stuurhendel
→
Afhankelijk van de rijsituatie kan de vertraging via de stuurhendel voldoende zijn.
•
Bij het remmen met het rempedaal wordt de vertraging via de persluchtreminstallatie en de hydrostatische aandrijving gerealiseerd.
Na remmen met het rempedaal moet voor het verder rijden de stuurhendel kort in de neutrale stand worden gebracht.
68
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouwen functie draagvoertuig
Verlichtingsmodule
(1) Geen functie (2) Accu-oplaadlamp (3) Richtingaanwijzer van de machine (4) Grootlichtindicatie (5) Geen functie (6) Geen functie
Afb. 34
5.13.3
Instelling chauffeurstoel De chauffeurstoel is geveerd en heeft verschillende instelmogelijkheden.
Afb. 35 Instellingen: (1) hoek van het zitvlak (2) zitvlak naar voren/achteren verschuiven (3) stoel naar voren/achteren verschuiven (4) stoelhoogte (5) rugleuning (6) hoek van de armleuningen (7) hoek van de rugleuning
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
69
Opbouwen functie draagvoertuig
5.13.4
Bedieningsconsole
Afb. 36 (1) Stuurhendel met multifunctionele greep (2) Bedieningsterminal ISOBUS (3) Bedieningsterminal AMADRIVE (4) Noodstop (5) Lijmfolie met de functies van de AMAPILOT Houd voor de bediening van de multifunctionele greep de handleiding software ISOBUS aan!
70
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouwen functie draagvoertuig
Schakelaars en knoppen in de bedieningsconsole
Afb. 37
Knop voor de bedienen van de ladder naar de cabine
•
•
ο
Positie +: optillen van de ladder.
ο
Positie -: neerlaten van de ladder
stand.
Schakelaar parkeerrem met vergrendeling in parkeer-
•
Knop voor uitrichten van het spoor
•
Schakelaar hefmodule (optie) bedienen.
•
knop voor draaien van de standaardsensoren (PSRbesturing)
•
, Schakelaar elektrische boomreductie (links/rechts) aan de buitenarm, zie pagina 113
•
, Schakelaar elektrische boomreductie (links/rechts) aan de tweede arm, zie pagina 113
Bij niet via de schakelaar bediende parkeerrem: De parkeerrem wordt automatisch bij het uitschakelen van de ontsteking geactiveerd en bij het inschakelen van de ontsteking weer ontgrendeld.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
71
Opbouwen functie draagvoertuig
5.13.5
Noodstopknop
•
Door indrukken van de noodstopknop wordt de rijaandrijving onderbroken en de dieselmotor uitgeschakeld.
•
Door tegelijkertijd indrukken van de noodstopknop en trekken aan de zwarte kunststof ring wordt de noodstopblokkering weer ontgrendeld.
Na het bedienen van de noodstopknop: 1. Motor uitschakelen. 2. 20 seconden wachten. 3. Noodstop ontgrendelen Afb. 38
4. Motor starten.
5.13.6
Bedieningselementen comfort en licht
Afb. 39 Aan het binnendak vindt u de schakelaars voor de ventilator, de verwarming, de airconditioning, de rijverlichting, de spiegelinstelling en de radio. (1) Airco-automaat (2) Schakelaar spiegelinstelling (3) CD-radio met Bluetooth-handsfree installatie (4) Draaischakelaar voor parkeerlicht en rijverlichting (5) Ventilatieopeningen (6) Koelvak
72
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouwen functie draagvoertuig
5.13.7
Bedieningselementen veiligheid en onderhoud
Afb. 40 (1) (2)
(3)
Schakelaar alarmlicht Schakelaar wegverkeer// veldrit met vergrendeling in positie rijden op de weg
(optie)
Knop voor handmatige smering door smeerinrichting
(4)
Schakelaar spiegelverwarming
(5)
Schakelaar rondomverlichting (optie)
5.13.7.1 Rijden over de openbare weg / veldrijden
Modus openbare weg: tuimelschakelaar ken.
naar beneden druk-
•
Alleen 2-wielbesturing mogelijk.
•
Geen tempomat-functie.
•
Waarschuwing bij rijden met neergelaten ladder.
•
Waarschuwing: spoorbreedte conform de typegoedkeuring instellen.
Modus veld: tuimelschakelaar drukken.
ontgrendelen en naar boven
•
Snelheid op 20 km/h begrensd.
•
Waarschuwing bij rijden met neergelaten ladder.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
73
Opbouwen functie draagvoertuig
5.13.8
In de cabine rechtsachter
Afb. 41 (1) Ontsteking (a) Motor uit (b) Voeding aan (c) Motor starten (2) Sigarettenaansteker (3) Bekerhouder (4) Ontgrendeling voor nooduitgang (5) Knop override Knop override Bij laag koelwaterpeil stopt de machine automatisch. Na het bedienen van de knop override kan de motor weer worden gestart en kan de machine 30 seconden worden gebruikt. De knop kan meerdere keren worden bediend. Wanneer er een storing in de motorbesturing aanwezig is, dan knippert de knop override, zie ook AMADRIVE.
74
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouwen functie draagvoertuig
5.13.9
Armleuning
Afb. 42 (1) Verschuiven van de armleuning (2) Verdraaien van de armleuning (3) Opbergvak onder de armleuning
5.13.10 Koelvak en asbak
Afb. 43 Onder de instructeurstoel: (1) Koelvak (2) Schakelaar voor koelvak (3) Asbak
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
75
Opbouwen functie draagvoertuig
5.13.11 Bedieningsterminal AMATRON 3 / AMAPAD voor bediening van de veldspuit
AMATRON 3
AMAPAD
Afb. 44 Basisfuncties •
de gegevens van de spuittechniek invoeren.
•
de gegevens van de opdracht invoeren;
•
de aansturing van de veldspuit voor het veranderen van de dosering bij het spuiten.
•
de bediening van alle functies aan de spuitbomen.
•
de bewaking van de veldspuit tijdens het spuiten.
GPS-opties
76
•
automatische sectieschakeling
•
parallelrijhulpmiddel
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouwen functie draagvoertuig
5.13.12 Airconditioning
Afb. 45 (1) Aan- en uitschakelen/REHEAT-functie (2) Omschakelen aanwijzing gewenste temperatuur/buitentemperatuur (3) Lichtdiode brandt, wanneer REHEAT is ingeschakeld. (4) Lichtdiode: brandt, wanneer de buitentemperatuur op het display wordt getoond. (5) Instellen van de gewenste cabinetemperatuur naar beneden toe resp. ventilatortoerental. (6) Lichtdiode-bargraph, toont de verdamper ventilatortoerental van 0 - 100%. (7) Instellen van de gewenste cabinetemperatuur naar boven toe resp. ventilatortoerental, indien handmatige ventilatortoerentalinstelling is gekozen.
(8) 3-cijferig zevensegmentdisplay voor het weergeven van de gewenste cabinetemperatuur/buitentemperatuur/foutcodes bij storingen. (9) Aanwijzing van de eenheid in Celsius of Fahrenheit (10) Lichtdiode: geeft volautomatisch bedrijf aan. (11) Lichtdiode: brandt, wanneer het verdamperventilatortoerental handmatig is ingesteld. (12) Lichtdiode, brandt wanneer ECON-bedrijf actief is. (13) Omschakelknop verdamperventilatortoerental handmatig/automatisch (14) Inschakelen van het ECON-bedrijf (compressor uit)
Airconditioningautomaat in bedrijf nemen Bij stilstand van de motor en ingeschakelde ontsteking wordt het verdamper-ventilatortoerental na 10 minuten tot 30% van het nominale toerental gereduceerd. Dit gebeurt om te veel ontladen van de accu te voorkomen. Na het inschakelen van de ontsteking wordt gedurende 3 seconden de softwareversie getoond. Het besturingsapparaat voert een zelftest uit. De zelftest duurt ca. 20 seconden. Om verkeerde temperatuurregelingen van de automaat te voorkomen, de klep van het koelvak na gebruik direct weer sluiten. Cabinetemperatuur instellen In het aanwijsveld 8 wordt de cabinetemperatuur getoond. Door indrukken van de knoppen 5 en 7 kan de cabinetemperatuur worden ingesteld. •
Temperatuur verlagen:
•
Temperatuur verhogen:
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
- 1 x indrukken → -1° C + 1 x indrukken → +1°C 77
Opbouwen functie draagvoertuig
Verdamper-ventilatortoerental instellen •
Automatisch: toets 13; lichtdiode 10 brandt.
•
Handmatig: omschakelknop 13 indrukken; de lichtdiode 11 brandt. Het handmatige ventilatortoerental wordt getoond. Met de toets 5 (-) en 7 (+) kunt u het gewenste toerental instellen.
ECON-bedrijf inschakelen In het ECON-bedrijf is de compressor van de airconditioning uitgeschakeld. •
Inschakelen ECON-bedrijf: toets 14 indrukken; lichtdiode 12 brandt. Het verdamper-ventilatortoerental wordt voor 40% op de bargraph (6) weergegeven. De verdamperventilator en de verwarming worden ook bij ECON-bedrijf automatisch geregeld.
•
Uitschakelen ECON-bedrijf: toets 14 kiezen.
REHEAT-bedrijf (cabineramen ontwasemen) •
Inschakelen REHEAT-bedrijf: toets 1; lichtdiode 3 brandt. REHEAT-bedrijf is geactiveerd. Het ventilatortoerental is 100% en kan na omschakelen van de toets 13 handmatig met de toetsen 5 (-) en 7 (+) worden geregeld. In REHEAT-bedrijf is de compressor permanent ingeschakeld, om de kamerlucht te ontvochtigen.
•
Uitschakelen REHEAT-bedrijf: toets 1 nogmaals indrukken.
•
Toetsen 2 en 5 tegelijkertijd ca.
Omschakelen °C/ °F
Door nogmaals bedienen van de toetsen 2 en 5 schakelt de aanwijzing weer om naar Celsius. Storingen/fouten (knipperend getoond) F0 →
Storing ruimtetemperatuursensor Blauw Schakeluitgangen worden uitgeschakeld.
F1 →
Storing uitblaastemperatuursensor. Geel
F2 →
78
Schakeluitgangen worden uitgeschakeld Storing uitblaastemperatuursensor.
Rood
Schakeluitgangen verder bedrijfsgereed
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouwen functie draagvoertuig
Belangrijke instructies airconditioning VOORZICHTIG 1. Ieder contact met koelmiddel vermijden. Handschoenen en veiligheidsbril dragen! 2. Bij spatten in de ogen direct uitspoelen met water. Arts consulteren! 3. Onderhouds- en reparatiewerkzaamheden alleen door specialisten laten uitvoeren. 4. Aan de onderdelen van het koelmiddelcircuit en in de directe nabijheid daarvan mag niet worden gelast - vergiftigingsgevaar! 5. Maximale omgevingstemperatuur voor koelmiddel: 80° C
5.14
Cabineluchtfiltratie van de veiligheidsnorm categorie 4 Cabineluchtfiltratie met overdrukregeling en actief koolstoffilter tegen stof, aërosol en dampen (gas) conform DIN EN 15695-1. Dit is voorschrift bij het uitbrengen van bepaalde spuitmiddelen.
5.14.1
Beschrijving
Werking Buitenlucht wordt door meerdere filtertrappen gereinigd en van schadelijke stoffen ontdaan, voordat dit aan de cabine wordt toegevoerd. Een minimale luchttoevoer wordt gewaarborgd, doordat een afzonderlijke luchtventilator in een externe behuizing wordt ingezet. De werking van de luchtventilator is onafhankelijk van de instelling van de airco. De beschermende werking is ook gegeven, wanneer de airco is uitgeschakeld. Afhankelijk van de uitrusting wordt een gebruikersbeveiliging conform categorie 3 of 4 volgens DIN EN 15695-1 bereikt. In de cabine is een systeem voor drukbewaking geïnstalleerd. Opbouw In het cabinedak rechts (1) Waarschuwingslamp Wanneer de druk in de cabine afneemt tot onder 20 Pascal dan gaat de waarschuwingslamp branden. (2) 3-trapsschakelaar voor instelling van de ventilatorcapaciteit.
Afb. 46
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
79
Opbouwen functie draagvoertuig
Luchtgeleiding in het dak (1) Aansluitingen (2) Luchtkanaal (3) Afsluitplaat, achter (4) Afsluitplaat, voor
Afb. 47 Filterhuis op de machine
Afb. 48 Filterhuis (1) Bevestigingspunt (2) Ventilatorruimte met elektronica (3) Actief koolstoffilter (4) Aërosolfilter (5) Stoffilter (6) Luchtinlaat (7) Beschermzeef (8) Greep (9) Centrale stekker (10) Luchtuitlaat
80
Afb. 49
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouwen functie draagvoertuig
Drukbewaking In de cabine bevindt zich een verschildrukschakelaar, die de minimale druk in de cabine bewaakt. De verschildrukschakelaar is aan de rechter cabinezijde achter op de vloer gemonteerd.
Afb. 50
5.14.2
Gebruik Voor aanvang van het werken: •
Filterzeef op de luchtinlaat van de filterbox controleren en eventueel reinigen.
•
Toevoerslang optisch op lekdichtheid en beschadiging controleren.
•
Kabelinstallatie op schuurplekken controleren.
Tijdens gebruik: •
Bij gebruik met nieuwe filters de laagste ventilatorstand kiezen. Zo wordt gewaarborgd, dat met een minimale buitenluchtvolumestroom wordt gereden. De standtijd van het filter wordt positief beïnvloed.
•
Met een toenemende vervuiling verhoogt de luchtweerstand van de filtercassettes. De binnendruk in de cabine neemt permanent af en de waarschuwingslamp gaat branden.
→
Zet de ventilatorstand handmatig een niveau hoger. De ventilatorstand kan tweemaal worden verhoogd.
Onafhankelijk van het aantal bedrijfsuren met het actief koolstoffilter elke 3 maanden worden vervangen.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
81
Opbouwen functie draagvoertuig
5.14.3
Afdekkingen en vakken buiten de cabine
Linkerzijde:
Afb. 51 (1) Zeepdispenser (2) Schoonwatertank (3) Brandblusser (4) Opbergbox (5) Container ruitenwisservloeistof Voor:
Afb. 52 (1) Afneembare beschermstrips (2) Wielblok (3) Schakelaar voor verlichting
82
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouwen functie draagvoertuig
Rechterzijde:
Afb. 53 (1) Hoofdschakelaar (2) Accu (3) Remsysteem (4) Afsluitkranen vering
5.14.4
Hoofdschakelaar
De hoofdschakelaar (Afb. 54/1) bevindt zich onder de afdekking aan de rechter cabinezijde. •
Schakel voor de inbedrijfstelling van de machine de hoofdschakelaar in, positie A.
•
Schakel na het stoppen van de machine de hoofdschakelaar uit, positie B. In deze positie kan de hendel van de hoofdschakelaar worden weggenomen. De hoofdschakelaar ten vroegste 18 seconden na het stoppen van de motor uitschakelen, omdat de bedrijfsgegevens nog moeten worden opgeslagen.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Afb. 54
83
Opbouwen functie draagvoertuig
5.15
Stuurhendel met multifunctionele greep
5.15.1
Stuurhendel
De stuurhendel is bedoeld voor ο
traploos versnellen en remmen van het voertuig,
ο
vooruit en achteruit te rijden.
(1) maximale snelheid vooruit rijden, versnellen (2) neutraal, stilstand, remmen (3) maximale snelheid achteruit rijden, →
De snelheid is afhankelijk van de verplaatsing van de stuurhendel Een getrokken aanhanger wordt ook via de stuurhendel met de persluchtreminstallatie geremd. Afb. 55
5.15.2
Multifunctionele greep AmaPilot
De AmaPilot maakt de bediening mogelijk van alle belangrijke spuitfuncties en de 4wielbesturing. 30 functies kunnen met een druk van de duim worden gekozen. Daarbij kunnen nog twee extra niveaus worden bijgeschakeld. •
Standaardniveau
•
Niveau 2 bij ingedrukte trigger aan de achterzijde
Afb. 56 •
Niveau 3 na schakelen van de lichtknop
Afb. 57
84
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouwen functie draagvoertuig
Bezetting AmaPilot Standaardniveau: Sectiebreedten links bijschakelen/uitschakelen
Sectiebreedten rechts inschakelen/uitschakelen
Spuiten in-/uitschakelen
Strooihoeveelheid verminderen/verhogen
Randsproeiers links/rechts
Niveau 2: Zijarm links naar boven/beneden klappen
Zijarm rechts naar boven/beneden klappen
DistanceControl Boom spiegelen
Boom optillen/neerlaten
Hoek spuitbomen
Niveau 3: Stangen links uitklappen/inklappen
Spuitbomen rechts uitklappen/inklappen
Trillingsdemping ver/ontgrendelen
Boom optillen/neerlaten
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Boom uitklappen/inklappen
85
Opbouwen functie draagvoertuig
Functies op alle niveaus: Achterwielbesturing naar links
Achterwielbesturing naar rechts
Omschakeling 2 <-> 4-wielbesturing
5.16
Camerasysteem (optie) De machine kan met twee camera's worden uitgerust. •
Naar keuze kan de achteruitrijdcamera of de camera voor het rechter voorwiel worden getoond.
•
Bij het achteruitrijden schakelt de achteruitrijdcamera automatisch in.
Eigenschappen: •
Kijkhoek van 135°
•
Verwarming en Lotus-coating
•
Infrarood nachtzichttechniek
•
Automatische tegenlichtfunctie
(1) Achteruitrijdcamera voor veilig achteruit rijden. (2) Camera voor het rechter voorwiel voor correct sturen door het spoor.
Afb. 58
Het camerasysteem is niet bedoeld voor het compenseren van zichtbeperkingen bij rijden op de openbare weg.
86
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouwen functie draagvoertuig
5.17
Werkplatform met ladder Werkplatform met naar onderen zwenkbare klimladder voor het bereiken van de cabine en de vulopening. •
De ladder wordt via het bedieningspaneel in de cabine neergelaten of opgetild.
GEVAAR Gevaar voor ongelukken door neergelaten ladder tijdens het rijden. Til de ladder tijdens het rijden in de transportstand.
GEVAAR Valgevaar bij het verlaten van de cabine. Laar voor het verlaten van de cabine de ladder naar beneden neer.
GEVAAR Ga nooit in de spuitvloeistoftank staan. →
Gevaar voor lichamelijk letsel door giftige dampen!
•
Principieel verboden is het meerijden op de veldspuit!
→
Valgevaar bij het meerijden!
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
87
Opbouwen functie draagvoertuig
Afb. 59 (1) Werkplatform
(5) Onderhoudsklep
(2) Reling ter bescherming tegen vallen
(6) Hydraulisch draaibare ladder met schakelaar in bedieningspaneel
(3) Draaibare reling ter bescherming tegen vallen De draaibare reling botst met de 40-meter spuitboom. →
(7) Navulopening voor handwastank (8) Navulopening voor ruitenwisser voorruit
De reling alleen voor het betreden van het platform naar buiten draaien.
(4) Vergrendeling draaibare reling De onderhoudsklep (Afb. 60/1) op het werkplatform kan met vierkante sleutel (Afb. 60/2) open worden gemaakt. De vierkante sleutel bevindt zich in de bewaarbox in de cabine.
Afb. 60
88
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouwen functie draagvoertuig
5.18
Trekinrichting voor aanhanger
De automatische trekinrichting dient voor het trekken van geremde aanhangwagens •
met een toelaatbaar totaalgewicht van 16000 kg en luchtdrukrem;
•
met een toelaatbaar totaalgewicht van 8000 kg en oplooprem;
•
zonder oplegdruk
•
met trekoog 40 DIN 74054.
(1) Trekinrichting (2) Aansluiting voor verlichting van de aanhanger (3) Aansluiting voor de rem van de aanhanger
Afb. 61
Voor het ontgrendelen van de trekinrichting moet de draaiknop (Afb. 62/1) worden uitgetrokken en gedraaid totdat deze in de bovenste groef (Afb. 62/2) vergrendeld. Dan de hendel (Afb. 62/3) naar boven draaien tot de bout ontgrendeld.
Afb. 62 De aanhanger moet een voldoende lange dissel hebben, om in bochten een botsing met de spuitbomen te vermijden.
De aanhanger kan worden geremd door bedienen van het voetpedaal en door bedienen van de stuurhendel.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
89
Opbouwen functie draagvoertuig
WAARSCHUWING Gevaar door bekneld raken, snijden, vastgrijpen, naar binnen trekken en stoten door onbedoeld gaan rijden van de machine als de bedrijfsrem is losgezet! •
Sluit altijd eerst de koppelmof van de remleiding (geel) en daarna de koppelmof van de voorraadleiding (rood) aan.
•
De bedrijfsrem van de machine wordt direct losgezet zodra u de rode koppelmof aansluit.
•
Koppel altijd eerst de koppelmof van de voorraadleiding (rood) en daarna de koppelmof van de remleiding (geel) los.
•
De bedrijfsrem van de machine remt pas af wanneer de rode koppelmof is losgekoppeld.
•
Houd deze volgorde aan! Anders wordt de bedrijfsrem losgezet en kan de ongeremde machine in beweging komen.
WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken door onbedoeld starten en wegrollen van de machine en de aanhanger bij het aan- of afkoppelen! Beveilig de machine en aanhanger tegen onbedoeld starten en wegrollen voordat u voor het aan- of afkoppelen in de gevarenzone tussen tractor en machine gaat staan.
WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken tussen machine en aanhanger bij het aankoppelen! Stuur personen weg uit de gevarenzone tussen machine en aanhanger voordat u naar de aanhanger rijdt. Het aankoppelen van een aanhanger via de automatische trekinrichting kan door één persoon worden uitgevoerd. Een helper voor het geven van aanwijzingen is niet nodig.
90
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouwen functie draagvoertuig
5.18.1
Aanhanger aankoppelen 1. Geef de trekinrichting vrij. 2. Stuur personen weg uit de gevarenzone tussen machine en aanhanger voordat u naar de aanhanger rijdt. 3. De machine achteruit naar de aanhanger rijden, zodat de koppelinrichting automatisch koppelt. 4. Beveilig de machine tegen onbedoeld starten en wegrollen. 5. Sluit de voedingsleidingen aan op de aanhanger. 5.1 Bevestig de koppelmof van de remleiding (geel) volgens voorschrift aan de geel gemarkeerde koppeling van de machine. 5.2 Bevestig de koppelmof van de voorraadleiding (rood) volgens voorschrift aan de rood gemarkeerde koppeling van de machine. 5.3 Sluit de stekker van de verlichting van de aanhanger aan op de contactdoos van de machine. 6. Aanhanger in transportstand zetten
5.18.2
Aanhanger afkoppelen 1. Zet de aanhanger altijd op een vlakke en stevige ondergrond. 2. Beveilig de machine tegen onbedoeld starten en wegrollen. 3. Aanhanger in de parkeerstand zetten 4. Ontkoppel de voedingsleidingen. 4.1 De koppelingskop van de voorraadleiding (rood) losmaken. 4.2 Maak deze koppelingskop van de remleiding (geel) los. 4.3 Trek de stekker van de verlichting van de aanhanger los. 5. Ontkoppel de verbindingsinrichting
5.19
Sleepinrichting (Optie)
De sleepinrichting is bedoeld voor het wegslepen van de vastgelopen machine op het veld. Procedure, zie pagina 191. Monteer voor het afslepen de sleepinrichting voor onder de machine. (1) Sleepinrichting (2) Pennen voor montage van de sleepinrichting met 2 schroeven geborgd. (3) Pennen voor het bevestigen van de sleepstang met 2 schroeven geborgd. Afb. 63
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
91
Opbouw en werking van de veldspuit
6
Opbouw en werking van de veldspuit
6.1
Werkwijze
Afb. 64 De spuitpomp (4) zuigt via de zuigarmatuur (14), de zuigleiding (5) en het zuigfilter (6) • • •
de spuitvloeistof uit de spuitvloeistoftank (1); Spoelwater uit de spoelwatertank (2). Het spoelwater uit de spoelwatertank (2) is bedoeld voor het reinigen van het spuitsysteem. vers water via de externe zuigaansluiting (3).
De aangezogen vloeistof wordt via de drukleiding (7) naar de omschakelkraan drukarmatuur (13) geleid en komt zo •
•
• •
via het zelfreinigend drukfilter bij de sectiekleppen (8). De sectiekleppen zorgen voor de verdeling naar de spuitleidingen. Via de instelkraan extra roerwerk (15) van het drukfilter kan de roercapaciteit bij het mengen van spuitvloeistof worden verhoogd. naar injector en vulmengbak (9). Voor het aanmaken van de spuitvloeistof de voor een spuitvloeistoftankvulling benodigde hoeveelheid preparaat in de vulmengbak gieten en in de spuitvloeistoftank zuigen. direct in de spuitvloeistoftank (18) bij de reiniging binnenzijde (17) of reiniging buitenzijde (16).
De roerwerkpomp (10) voorziet het hoofdroerwerk (11) in de spuitvloeistoftank van vloeistof. De automatische niveauafhankelijke regeling (12) van het hoofdroerwerk zorgt voor een homogene spuitvloeistof in de spuitvloeistoftank.
92
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouw en werking van de veldspuit
6.2
Bedieningspaneel
Afb. 65 (1) Zuigfilter
(11) Aanwijzing stand van de aanzuigarmatuur
(2) Drukfilter
(12) Knop spoeltank optillen/neerlaten
(3) Vulaansluiting spoelwatertank
(13) Spoelvl. ECO – Fill
(4) Vulaansluiting voor aanzuigslang
(14) Functiekeuzeschakelaar
(5) Uitloop drukfilter
(15) Omschakelkraan extra roerwerk/resthoeveelheid aftappen
(6) Snel legen via pomp (7) Uitloop zuigfilter / spuitvloeistof (8) Werkverlichting (9) Pomp aan/uit (10) Vulterminal
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
(16) Aftapkraan zuigarmatuur (17) Schakelkraan ringleiding spuitvloeistof/water (18) Knop injector inschakelen (19) Omschakelkraan vulmengbak afzuigen / Ecofilll.
93
Opbouw en werking van de veldspuit
6.3 •
Verklaringen armatuurbediening Functiekeuzeschakelaar
•
Functie spuiten
•
Functie doseren
•
Functie spuitvloeistoftank leeg maken met knop
voor activeren
Afb. 66 •
Vulterminal/aansturing zuigkraan
Afb. 67 •
Weergave van de stand van de zuigkraan: ο
Zuigen via zuigslang
ο
Zuigen uit spuittank
ο
Zuigen uit spoelwatertank
Afb. 68
94
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouw en werking van de veldspuit
•
Omschakelkraan extra roerwerk
ο
ο
Resthoeveelheid in het drukfilter aftappen
werk
Intensiteit van het extra roer-
Afb. 69 •
Aftapkraan zuigkraan
Afb. 70
•
Omschakelkraan vulmengbak afzuigen / ECOFILL
ο
•
0 Nulstand
ο
Vulmengbak afzuigen
ο
ECOFILL vulaansluiting voor spuitvloeistoftank
Afb. 71
Schakelkraan ringleiding spuitvloeistof/water ο
0 Nulstand
ο
Ringleiding water
ο
Ringleiding spuitvloeistof
Afb. 72 Alle afsluitkranen zijn •
geopend bij stand van hendel in stroomrichting;
•
gesloten bij stand van hendel haaks op stroomrichting.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
95
Opbouw en werking van de veldspuit
6.4
Roerwerken
De veldspuit heeft een hoofdroerwerk en een hulproerwerk. Beide roerwerken zijn uitgevoerd als hydraulische roerwerk. Het hulproerwerk is tegelijkertijd gecombineerd met de drukfilterspoeling voor het zelfreinigend drukfilter. Een eigen roerwerkpomp voedt het hoofdroerwerk. De voeding van het hulproerwerk wordt geregeld via de werkpomp. De ingeschakelde roerwerken mengen de spuitvloeistof in de spuitvloeistoftank en zorgen voor een homogene spuitvloeistof. De roercapaciteit kan traploos worden ingesteld. •
Het hoofdroerwerk wordt afhankelijk van het niveau van de spuitvloeistoftank automatisch geregeld.
•
Het extra roerwerk moet op de omschakelkraan (Afb. 73/1) worden ingesteld.
Afb. 73
Het extra roerwerk is uitgesteld bij de omschakelkraan in positie 0. De grootste roercapaciteit is voorhanden in stand 1 (Afb. 73/2). Beveiliging voor de aftapfunctie van het drukfilter (Afb. 73/3).
96
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouw en werking van de veldspuit
6.5
Zuigslang voor het vullen van de spuitvloeistoftank/spoelwatertank
(optie) Aanzuigslang 3" (2 x 4 m) in parkeerpositie •
Links en rechts op het spatbord
•
In de houder met spanbanden bevestigd
Afb. 74 Zuigfilter •
Met terugslagventiel voor filteren van het aangezogen water.
•
Met handhendel om de resterende waterhoeveelheid uit de slang te laten stromen.
Aanzuigfilter in opbergvak onder de cabine vervoeren. Voor het vullen de beide aanzuigslangen en aanzuigfilter via Camlock-koppeling verbinden en aan de aanzuigaansluiting koppelen.
Afb. 75
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
97
Opbouw en werking van de veldspuit
6.6
Vulaansluiting voor persvulling van de spuittank
Indien de meststof meer in het wortelbereik dan over het blad moet worden uitgebracht, dan biedt de 3-gaats-spuitdop meer voordelen. •
Vulaansluiting met vrije stromingstraject en zwenkuitloop (Afb. 76).
•
Terugstroomveilig direct vullen
Afb. 76 (optie) Fehler! Verweisquelle konnte nicht gefunden werden./… (1) Vulaansluiting met omschakelkraan. (2) Vulaansluiting met vulstop.
Afb. 77
98
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouw en werking van de veldspuit
6.7
Filter water/spuitvloeistof •
Gebruik alle aanwezige filters van de filteruitrusting. Reinig de filters regelmatig (zie hiervoor hoofdstuk "Reiniging", pagina 188). Een storingvrije werking van de veldspuit wordt alleen door een perfecte filtrering van de spuitvloeistof bereikt. Een perfecte filtrering beïnvloedt in aanzienlijke mate het behandelingssucces van de gewasbeschermingsmaatregel.
•
Neem de toegestane combinaties van de filters resp. de maaswijdtes in acht. De maaswijdtes van het zelfreinigend drukfilter en de spuitdopfilters moeten altijd kleiner zijn dan de spuitdopopening van de gebruikte spuitdoppen.
•
Houd er rekening mee dat het gebruik van de drukfilterelementen met 80 resp. 100 gaatjes/inch bij sommige gewasbeschermingsmiddelen voor het uitfilteren van stoffen kan zorgen. Vraag om informatie bij de fabrikant van het gewasbeschermingsmiddel.
Vulzeef De vulzeef (/1) voorkomt dat de spuitvloeistof vervuild raakt bij het vullen van de spuitvloeistoftank via de vulopening. Maaswijdte:
1,00 mm
Afb. 78 Zuigfilter Het zuigfilter filtert •
de spuitvloeistof in de spuitmodus.
•
het water bij het vullen van de spuitvloeistoftank via de zuigslang.
Maaswijdte:
0,60 mm
Afb. 79
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
99
Opbouw en werking van de veldspuit
Zelfreinigend drukfilter Het zelfreinigende drukfilter •
verhindert het verstoppen van het spuitdopfilter voor de spuitdoppen.
•
heeft een groter aantal gaatjes/inch dan het zuigfilter.
Is een extra roerwerk ingeschakeld, dan wordt het binnenvlak van het drukfilterelement permanent uitgespoeld en niet opgeloste spuitvloeistofen vuildeeltjes worden naar de spuitvloeistoftank teruggeleid. Afb. 80 Overzicht drukfilterelementen
100
•
Drukfilterelement met 50 gaatjes/inch (standaard), blauw vanaf spuitdopgrootte ‚03’ en groter filteroppervlak: 216 mm² maaswijdte: 0,35 mm
•
Drukfilterelement met 80 gaatjes/inch, geel voor spuitdopgrootte ‚02’ filteroppervlak: 216 mm² maaswijdte: 0,20 mm
•
Drukfilterelement met 100 gaatjes/inch, groen voor spuitdopgrootte ‚015’en kleiner filteroppervlak: 216 mm² maaswijdte: 0,15 mm
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouw en werking van de veldspuit
Spuitdopfilters De spuitdopfilters (Afb. 81/1) verhinderen het verstoppen van de spuitdoppen.
Afb. 81
Overzicht spuitdopfilters •
spuitdopfilter met 24 gaatjes/inch, vanaf spuitdopgrootte ‚06’ en groter filteroppervlak: 5,00 mm² maaswijdte: 0,50 mm
•
spuitdopfilter met 50 gaatjes/inch (standaard), voor spuitdopgrootte ‚02’ tot ‚05’ filteroppervlak: 5,07 mm² maaswijdte: 0,35 mm
•
spuitdopfilter met 100 gaatjes/inch, vanaf spuitdopgrootte ‚5,07’ en groter filteroppervlak: 0,15 mm² maaswijdte: 015 mm
Bodemzeef in de vulmengbak De bodemzeef (Afb. 82/1) in de vulmengbak verhindert het aanzuigen van klompen en vreemde partikels.
Afb. 82
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
101
Opbouw en werking van de veldspuit
6.8
Spoelwatertank
In de spoelwater-tank wordt helder water meegenomen. Dit water dient voor het •
verdunnen van de resthoeveelheid in de spuitvloeistoftank als u klaar bent met spuiten.
•
reinigen (spoelen) van de volledige veldspuit op het veld.
•
reinigen van de zuigarmatuur alsook van de spuitleidingen bij een gevulde tank.
Doe enkel helder water in de spoelwatertank.
Afb. 83 Vullen via de vulaansluiting: 1. Vulslang aansluiten. 2.Spoelwatertank vullen via het waterleidingnet →
Vulpeilindicatie in de gaten houden (Fehler! Verweisquelle konnte nicht gefunden werden./1).
3. Sluitdop op de vulaansluiting monteren.
Afb. 84
102
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouw en werking van de veldspuit
6.9
Inspoeltank met vulaansluiting Ecofill en fust spoelen
Afb. 85/... (1) Zwenkbare inspoeltank voor het ingieten, oplossen en inzuigen van gewasbeschermingsmiddelen en ureum. (2) Klapdeksel. (3) Handgreep voor het wegdraaien van de vulmengbak. (4) Parallellogramarm voor het wegdraaien van de inspoeltank van transport- in vulpositie. (5) Omschakelkraan ringleiding / fust spoelen. (6) Vergrendeling voor transportstand. (7) Toets voor het afzuigen van de vulmengbak Transportbeveiliging voor het borgen van de vulmengbak in de transportstand tegen onbedoeld omlaag draaien. •
Voor het wegdraaien van de vulmengbak in vulstand: 1. De handgreep van de inspoeltank vastpakken.
Afb. 85
2. De transportbeveiliging ontgrendelen. 3. De inspoeltank naar onderen zwenken. Afb. 86/... (1) De bodemzeef in de vulmengbak verhindert het aanzuigen van klompen en vreemde partikels. (2) Roterende fustspoelsproeier voor het uitspoelen van fusten. (3) Drukplaat. (4) Ringleiding voor het oplossen en aanmaken van gewasbeschermingsmiddel en ureum. (5) Schaal Afb. 86 Water lekt uit de fustspoelsproeier als •
de drukplaat door het vat naar onderen gedrukt wordt.
•
het gesloten klapdeksel naar beneden wordt gedrukt.
Afb. 87 Spuitpistool voor het uitspoelen van de spoeltank Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
103
Opbouw en werking van de veldspuit
Het spuitpistool is bedoeld voor het uitspoelen van de vulmengbak met spoelwater tijdens of na het spoelen. Beveilig het spuitpistool met de vergrendeling (Afb. 88/1) tegen onbedoeld spuiten •
voor iedere sproeifase
•
voordat het spuitpistool na de reinigingswerkzaamheden in de houder wordt geplaatst.
Afb. 88
Spoeltank hydraulisch bediend Indien de meststof meer in het wortelbereik dan over het blad moet worden uitgebracht, dan biedt de 3-gaats-spuitdop meer voordelen.
Knop vulmengbak optillen. Knop vulmengbak neerlaten. Til de spoeltank altijd op tot de eindstand, zodat de toegestane transportbreedte niet wordt overschreden.
Afb. 89
104
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouw en werking van de veldspuit
Vulaansluiting Ecofill (Optie) Ecofill -aansluiting voor het afzuigen van spuitmiddelen uit Ecofill -tanks. (1) Vulaansluiting Ecofill (optie). (2) Spoelaansluiting voor Ecofill -meetklok. (3) Omschakelkraan Ecofill
Afb. 90
6.10
Handwastank
Handwastank (20 l) voor schoon water voor het reinigen van de handen en de spuitdoppen. (1) Handwastank achter de afdekking (2) Vulaansluiting (3) Afsluitkraan (4) Uitloop (5) Zeepdispenser WAARSCHUWING Vergiftigingsgevaar door onzuiver water in de schoonwatertank
Afb. 91
Gebruik het water in de handwastank nooit als drinkwater! De materialen van de handwastank zijn niet geschikt voor levensmiddelen.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
105
Opbouw en werking van de veldspuit
6.11
Pompen
Afb. 92 – onder de linker zijmantel •
Spuitpomp
•
Pomp roerwerk
De spuitpompen worden via de AMADRIVE of via de knop op het bedieningspaneel aan- en uitgeschakeld. Het pomptoerental is op de AMADRIVE instelbaar (bedrijfstoerental 400 tot 540 tpm).
Afb. 92
Afb. 93 Technische gegevens pompuitrusting Pompuitrusting
2 x P260
1 x P150 (Spoelwaterpomp)
Opbrengst bij nominaal toerental
Benodigd vermogen Type Pulsatiedemping
106
bij 0 bar [l/min]
[kW]
bij 10 bar
520
150
490
120
12,6
4,0
4- cilinder zuigermembraan-pomp Drukvat
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouw en werking van de veldspuit
6.12
Constructie en werking van de spuitbomen De reglementaire toestand van de spuitbomen alsook de ophanging beïnvloeden de verdeelnauwkeurigheid van de spuitvloeistof aanzienlijk. Een volledige overlapping wordt bereikt bij een juist ingestelde spuithoogte van de spuitbomen op het gewas. De spuitdoppen zijn op een afstand van 50 cm aan de spuitbomen aangebracht. •
Stel de spuithoogte (afstand tussen spuitdoppen en veld) conform de spuittabel.
•
Richt de spuitbomen altijd parallel aan de bodem, want alleen dan wordt de voorgeschreven spuithoogte bij elke spuitdop bereikt.
•
Voer alle instelwerkzaamheden aan de spuitbomen uit.
De bediening van de spuitbomen gebeurt via de bedieningsterminal of de multifunctionele greep.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
107
Opbouw en werking van de veldspuit
Profi-klapsysteem Het profi-klapsysteem omvat de volgende functies: •
Spuitbomen in- en uitklappen,
•
Hydraulische hoogteverstelling,
•
Hydraulische hellingverstelling,
•
Eénzijdig spuitboomklapsysteem,
•
Eénzijdige, onafhankelijke in- en uitklapvoorziening van de spuitboomarm (alleen Profi-klapsysteem II).
zie bedieningshandleiding bedieningsterminal!
Buitenarmbeveiliging De buitenarmbeveiligingen beschermen de spuitbomen tegen beschadigingen als de buitenarmen vaste hindernissen raken. De zekering maakt het uitwijken van de buitenarm rond de scharnieras in en tegen rijrichting mogelijk – met automatisch terugbrengen naar de werkstand.
Afb. 94 Spuithoogte instellen WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken en stoten voor personen kan ontstaan als deze bij het optillen of neerlaten via de hoogteverstelling door de spuitbomen worden gegrepen! Stuur personen uit de gevarenzone van de machine voordat de spuitbomen via de hoogteverstelling worden opgelicht of neergelaten.
Richt de spuitbomen altijd parallel aan de bodem, want alleen dan wordt de voorgeschreven spuithoogte bij elke spuitdop bereikt.
108
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouw en werking van de veldspuit
Uit- en inklappen VOORZICHTIG Het is verboden om de spuitbomen tijdens het rijden in en uit te klappen! GEVAAR Houd bij het uit- en inklappen van de spuitbomen altijd voldoende afstand tot de bovengrondse leidingen! Contact met de bovengrondse leidingen kan dodelijke verwondingen veroorzaken.
WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken en stoten van het gehele lichaam kan ontstaan wanneer personen door zijwaarts zwenkende delen van de machine worden gegrepen! Dit gevaar kan zeer ernstige verwondingen met de dood tot gevolg veroorzaken. Houd voldoende veilige afstand tot bewegende delen van de machine zolang de motor van de tractor loopt. Let erop dat personen voldoende veilige afstand tot bewegende delen van de machine in acht nemen. Stuur personen uit het zwenkbereik van bewegende delen van de machine voordat onderdelen van de machine worden verzet. WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, naar binnen trekken, vastgrijpen of stoten kan ontstaan als derden bij het uit- en inklappen van de spuitbomen in het zwenkbereik ervan aanwezig zijn en door bewegende delen van de spuitbomen worden gegrepen! •
Stuur personen uit het zwenkbereik van de spuitbomen voordat deze worden uit- of ingeklapt.
•
Laat het bedieningselement voor het uit- en inklappen van de spuitbomen direct los als een persoon het zwenkbereik van de spuitbomen betreedt.
In in- en uitgeklapte toestand van de spuitbomen houden de hydraulische cilinders voor het spuitboomklapsysteem de betreffende eindposities (transport- en werkstand).
Werken met uitgeklapte spuitboom aan één zijde Toegestaan is het werken met uitgeklapte spuitboom aan één zijde •
alleen met vergrendelde trillingsdemping.
•
alleen voor het kortstondig passeren van hindernissen (boom, stroommast etc.).
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
109
Opbouw en werking van de veldspuit
Trillingsdemping (Afb. 95/1) ontgrendelen: Geef de trillingsdemping vrij via het functieveld . →
In het menu Werk verschijnt het geopende slotsymbool.
→
De trillingsdemping (Afb. 95/1) ontgrendelt en de uitgeklapte spuitboom kan ten opzichte van de spuitboomdrager vrij bewegen. De veiligheidsinrichting van de trillingsdemping is hier voor de duidelijkheid verwijderd.
Afb. 95 Een gelijkmatige dwarsverdeling wordt alleen bij een ontgrendelde trillingsdemping bereikt.
Trillingsdemping (Afb. 95/2) vergrendelen: VOORZICHTIG •
Vergrendel de trillingsdemping in principe in de transportstand ο
Bij rijden op de openbare weg!
ο
Bij het uit- en inklappen van de spuitbomen!
Vergrendel de trillingsdemping via het functieveld
110
.
→
In het menu Werk verschijnt het gesloten slotsymbool.
→
Wanneer de trillingsdemping is vergrendeld kunnen de spuitbomen niet vrij bewegen ten opzichte van de spuitboomdragers.
•
De trillingsdemping is vergrendeld (Afb. 95/2), wanneer op het display van de bedieningsterminal het gesloten slotsymbool verschijnt.
•
Houd voor het vergrendelen van de trillingscompensatie de knop ingedrukt!
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouw en werking van de veldspuit
6.12.1
Super-L-spuitbomen
Afb. 96 (1) Spuitbomen met spuitleidingen (hier samengevouwen pakket) (2) Transportbeveiligingsbeugel De transportbeveiligingsbeugels dienen voor het vergrendelen van de ingeklapte spuitbomen in transportstand tegen onbedoeld uitklappen. (3) Parallellogramframe voor de hoogteverstelling van de spuitboom.
(4) Spuitdopbeschermbuis (5) Afstandhouder (6) Buitenarmbeveiliging, zie op pagina 108 (7) Trillingsdemping, zie pagina op pagina 110 (8) Klep en omschakelkraan van DCS-systeem (9) Spuitboomarmatuur, zie Afb. 97 (10) Uitwendige wasinrichting
Spuitboomarmatuur (1) Drukaansluiting voor spuitdrukmanometer (2) Doorstromingsmeter voor het bepalen van de dosering [l/ha] (3) Terugstroommeter voor het bepalen van de naar de spuitvloeistoftank teruggevoerde spuitvloeistof (4) Motorkleppen voor het in- en uitschakelen van de secties (5) Bypassklep (6) Drukontlasting (7) Druksensor Afb. 97
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
111
Opbouw en werking van de veldspuit
6.13
Reduceerstuk op buitenelement (optie) Via het reduceerstuk kan het buitenste element handmatig worden ingeklapt om de werkbreedte te verminderen. Situatie 1: Aantal spuitdoppen buitenste deelbreedte →
=
Aantal spuitdoppen op klapbare buitenelement
Bij het spuiten met verminderde werkbreedte de buitenste deelbreedten uitgeschakeld houden.
Situatie 2: Aantal spuitdoppen buitenste deelbreedte
≠
Aantal spuitdoppen op klapbare buitenelement
→
Buitenste spuitdoppen handmatig sluiten (drievoudige spuitkop).
→
Veranderingen op de bedieningsterminal uitvoeren. ο
Gewijzigde werkbreedte invoeren
ο
Gewijzigde aantal spuitdoppen op buitenste deelbreedten invoeren.
Afb 98 2 schroeven borgen het ingeklapte en uitgeklapte buitenste element in de betreffende instellingen.
VOORZICHTIG Klep voor transportritten de buitenste elementenweer uit, zodat de transportvergrendeling bij ingeklapte spuitbomen actief is.
112
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouw en werking van de veldspuit
6.14
Boomreductie (optie) Met de boomreductie kunnen afhankelijk van de uitvoering één of twee armen tijdens gebruik ingeklapt blijven. Bovendien de hydrauliektank (optie) als startbeveiliging inschakelen. Op de boordcomputer moeten de betreffende deelbreedten worden uitgeschakeld.
Afb. 99 (1) Boomreductie (2) Boomdemping (A) Afsluitkraan geopend (B) Afsluitkraan gesloten
Gebruik met gereduceerde werkbreedte 1. Boombreedte hydraulisch reduceren. 2. Afsluitkranen voor boomreductie sluiten. 3. Afsluitkraan voor boomdemping openen. 4. Op de boordcomputer de betreffende deelbreedten uitschakelen. 5. Toepassing met gereduceerde werkbreedte uitvoeren.
Afsluitkraan voor boomdemping sluiten: •
Bij transportritten!
•
Voor toepassing met volle werkbreedte
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
113
Opbouw en werking van de veldspuit
Machines met DistanceControl plus: Bij gereduceerde werkbreedte altijd de buitenste sensor met 180° verdraaid inbouwen en de binnenste losmaken.
Afb. 100
6.15
Boomuitbreiding (optie) De boomuitbreiding vergroot de werkbreedte traploos tot 1,20 meter.
Afb. 101 (1) Boomuitbreiding in de transportstand (2) Boomuitbreiding in de werkpositie (3) Afsluitkraan voor buitenste sproeier (A)
Afsluitkraan geopend
(B)
Afsluitkraan gesloten
(4) Vleugelbout voor borging van de boomuitbreiding in de transport- of werkstand
114
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouw en werking van de veldspuit
6.16
Hellingsverstelling De spuitbomen kunnen evenwijdig met de grond of de te bewerken oppervlakte worden gezet met de hydraulische hellingverstelling bij ongunstige terreinomstandigheden, zoals diepte spuitsporen of met een wiel in de voor. Instelling via bedieningsterminal.
6.17
DistanceControl
(optie) Het spuitboomregelsysteem DistanceControl houdt de spuitbomen automatisch parallel op de gewenste afstand van het te bespuiten oppervlak. •
DistanceControl met 2 sensoren
•
DistanceControl plus met 4 sensoren
Ultrasone sensoren (Afb. 102/1) meten de afstand tot de bodem of het plantenbestand. Bij een éénzijdige afwijking van de gewenste hoogte stuur de DistanceControl de hellingverstelling voor de hoogteaanpassing aan. Gaat het terrein aan beide zijden omhoog, dan brengt de hoogteverstelling bei spuitbomen omhoog.
Afb. 102
Bij het uitschakelen van de spuitbomen aan de wendakker worden de spuitbomen automatisch ca. 50 cm opgetild. Bij het inschakelen worden de spuitbomen tot op de gekalibreerde hoogte teruggebracht. Zie de handleiding van de software ISOBUS.
• →
Instelling van de ultrasone sensoren: Zie Afb. 102
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
115
Opbouw en werking van de veldspuit
6.18
Spuitleidingen en spuitdoppen De spuitbomen kunnen met verschillende spuitleidingen uitgerust worden. De spuitleidingen op hun beurt kunnen met enkelvoudige of meervoudige spuitdoppen uitgerust worden, afhankelijk van de werkomstandigheden.
Afb. 103
6.18.1
Technische gegevens Houd er rekening mee dat de resthoeveelheid in de spuitleiding nog in onverdunde concentratie uitgespoten wordt. Spuit deze resthoeveelheid absoluut op een onbehandeld oppervlak uit. De resthoeveelheid van de spuitleiding is afhankelijk van de werkbreedte van de spuitbomen.
Formule voor berekening van het benodigde traject in [m] voor het uitspuiten van de onverdunde resthoeveelheid in de spuitleiding.
2
Resthoeveelheid onverdunbaar [l] x 10.000 [m /ha] Benodigde traject [m] =
116
Dosering [l/ha] x werkbreedte [m]
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouw en werking van de veldspuit
10.5
15.5
17.0
1.0
18.0
19,0
5.5
16.0
21.5
23.0
1.5
24.5
20,0
11
3-3-4-5-4-4-4-5-4-3-3
5.5
22.0
27.5
28.5
1.5
30.0
20,0
24
27
28
30
32
33
36
36/24
39
40
•
[l]
Gewicht
5.0
6-4-5-4-4-4-5-4-6
totaal
6-6-7-4-7-6-6
9
niet verdunbaar
7
•
19,0
verdunbaar
15.5
•
1.0
[m]
21
Resthoeveelheid bij drukcirculatiesysteem (DCS)
14.5
totaal 13.5
•
9.0
niet verdunbaar
4.5
•
8-9-8-9-8
verdunbaar
5
•
Aantal spuitdoppen per sectie
Resthoeveelheid
Aantal secties
Werkbreedte
Spuitleiding Super-L-spuitbomen met enkelvoudige of meervoudige spuitdoppen
[kg]
5
9-10-10-10-9
5.0
10.0
15.0
16.0
1.5
17.5
20,0
7
6-6-8-8-8-6-6
5,0
11,5
16,5
17,5
1,5
19,0
22,0
9
6-5-5-5-6-5-5-5-6
5.5
17.0
22.5
23.5
2.0
25.5
28,0
11
5-4-5-4-4-4-4-4-5-4-5
5.5
22.5
28.0
29.0
2.0
31.0
30,0
13
3-4-4-3-4-4-4-4-4-3-4-4-3
6.0
25.0
31.0
33.0
2.0
35.0
32,0
7
8-7-8-8-8-7-8
5,0
12,5
17,5
18,5
2,0
20,5
27,0
9
6-6-6-6-6-6-6-6-6
5,5
17,5
23,0
24,0
2,0
26,0
29,0
11
4-4-4-5-7-6-7-5-4-4-4
5.5
23.0
28.5
29.0
2.0
31.0
35,0
13
4-4-4-5-4-4-4-4-4-5-4-4-4
6.0
25.5
31.5
33.5
2.0
35.5
38,0
7
9-7-8-8-8-7-9
5,0
13,0
18,0
19,0
2,0
21,0
28,0
9
7-6-6-6-6-6-6-6-7
5,5
17,5
23,0
24,0
2,0
26,0
30,0
11
4-4-5-5-7-6-7-5-5-4-4
5.5
23.0
28.5
29.0
2.0
31.0
36,0
13
4-4-5-4-4-5-4-5-4-4-5-4-4
6.0
25.5
31.5
33.5
2.5
36.0
28,0
9
8-7-6-6-6-6-6-7-8
5,5
18,0
23,5
24,0
2,5
26,5
32,0
11
5-5-5-6-6-6-6-6-5-5-5
6.0
22.5
28.5
29.0
2.5
31.5
39,0
13
3-3-4-5-5-7-6-7-5-5-4-3-3
6.0
26.0
32.0
34.0
2.5
36.5
41,0
9
8-6-7-7-8-7-7-6-8
5,5
18,5
24,0
24,0
2,5
27,0
34,0
11
5-6-6-6-6-6-6-6-6-6-5
6.0
22.5
28.5
28.5
2.5
31.0
41,0
13
5-5-5-5-5-5-4-5-5-5-5-5-5
6.0
26.5
32.5
34.0
2.5
36.5
43,0
9
7-8-7-7-8-7-7-8-7
5,5
19,0
24,5
25,0
2,5
27,5
35,0
11
6-6-6-6-6-6-6-6-6-6-6
6,0
23,0
29,0
29,5
2,5
32,0
37,0
13
5-5-5-5-5-5-6-5-5-5-5-5-5
6.0
27.0
33.0
34.0
3.0
37.0
44,0
7
10-10-10-12-10-10-10
5,0
16,0
21,0
21,5
3,0
24,5
36,0
9
9-9-7-7-8-7-7-9-9
5,5
19,5
25,0
25,5
3,0
28,5
38,0
11
8-7-6-6-6-6-6-6-6-7-8
6.0
23.0
29.0
29.5
3.0
32.5
45,0
13
6-6-6-5-5-5-5-5-5-6-6-6-6
6.5
27.0
33.5
34.0
3.0
37.0
47,0
9
6-7-(9+1)-9-10-9-(9+1)-7-6
5.5
19.5
25.0
25.5
3.0
28.5
43,0
11
6-7-(5+1)-6-8-8-8-6-(5+1)-7-6
6.0
23.0
29.0
29.5
3.0
32.5
42,0
13
6-7-6-5-5-5-6-5-5-5-6-7-6
6.5
27.0
33.5
34.0
3.0
37.0
47,0
9
7-9-9-9-10-9-9-9-7
5,5
20,5
26,0
26,5
3,0
29,5
41,0
11
7-6-7-7-8-8-8-7-7-6-7
6.0
24.0
30.0
30.5
3.0
33.5
44.0
13
6-6-6-6-6-6-6-6-6-6-6-6-6
6,5
28,0
34,5
35,0
3,0
38,0
47,0
9
8-9-9-9-10-9-9-9-8
5,5
21,0
26,5
27,0
3,0
30,0
42,0
11
8-6-7-7-8-8-8-7-7-6-8
6.0
24.0
30.0
30.5
3.0
33.5
45,0
13
7-6-6-6-6-6-6-6-6-6-6-6-7
6.5
28.0
34.5
35.0
3.0
38.0
48,0
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
117
Opbouw en werking van de veldspuit
6.18.2
Enkelvoudige spuitdoppen
Afb. 104/... (1) Spuitdophouder met bajonetaansluiting (standaard). (2) Membraan. Daalt de druk in de spuitleiding onder ca. 0,5 bar, dan drukt het veerelement (3) het membraan op de membraanzitting (4) in de spuitdophouder. Hierdoor wordt het nadruppelen bij het uitschakelen van de spuitdoppen bij een uitgeschakelde spuitboom vermeden. (3) Veerelement. (4) Membraanzitting. (5) Schuif; houdt het complete membraanklep in de spuitdophouder. (6) Spuitdopfilter; standaard 50 gaatjes/inch, is van onderen in de spuitdophouder geplaatst. Zie hiervoor hoofdstuk "Spuitdopfilter".
Afb. 104
(7) Rubber afdichting. (8) Spuitdop. (9) Bajonetaansluiting. (10) Bajonetkap gekleurd. (11) Veerelementbehuizing.
6.18.3
Meervoudige spuitdoppen (optie)
Gunstig is het gebruik van de meervoudige spuitdopkoppen (Afb. 105) bij het gebruik van verschillende spuitdoptypen. Gevoed wordt telkens de verticaal staande spuitdop.. Door het linksom verdraaien van de meervoudige spuitdopkop (Afb. 105/1) wordt een andere spuitdop gebruikt. Uitgeschakeld is de meervoudige spuitdopkop in de tussenposities. Hierdoor is het mogelijk om de werkbreedte van de spuitbomen te verkleinen. Spoel de spuitleidingen voor het verdraaien van de meervoudige spuitdopkop op een andere spuitdoptype.
Afb. 105
118
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouw en werking van de veldspuit
Afb. 106/... (1) Spuitdophouder. (2) Drievoudige spuitdopkop. (3) Membraan. Daalt de druk in de spuitleiding onder ca. 0,5 bar, dan drukt het veerelement (4) het membraan op de membraanzitting (5) in de 3-weg spuitdophouder. Hierdoor wordt het nadruppelen bij het uitschakelen van de spuitdoppen bij een uitgeschakelde spuitboom vermeden. (4) Veerelement. (5) Membraanzitting. (6) Wartelmoer, houdt het complete membraanklep in de 3-weg spuitdophouder. (7) Spuitdopfilter; standaard 50 gaatjes/inch. (8) Rubber afdichting. (9) Bajonetaansluiting. (10) Bajonetkap rood. (11) Bajonetkap groen. (12) Bajonetkap zwart. (13) Bajonetkap geel.
Afb. 106
(14) O-ring. (15) O-ring.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
119
Opbouw en werking van de veldspuit
6.18.4
Grensspuitdoppen, elektrisch (optie) Met de schakeling voor de grensspuitdoppen wordt vanuit de tractor de laatste spuitdop uitgeschakeld en een randspuitdop 25 cm verder naar buiten (precies op de perceelgrens) elektrisch ingeschakeld.
Afb. 107
6.18.5
Schakeling eindspuitdop, elektrisch (optie) Met de schakeling voor de eindspuitdop worden maximaal drie van de buitenste spuitdoppen aan de perceelranden bij de slootkant vanuit de tractor elektrisch uitgeschakeld.
Afb. 108
6.18.6
Extra-spuitdopschakeling, elektrisch (optie) Met de extra-spuitdopschakeling wordt vanuit de tractor nog een spuitdop aan de buitenkant ingeschakeld en wordt de werkbreedte één meter groter.
Afb. 109
120
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouw en werking van de veldspuit
6.19
Automatische afzonderlijke sproeierschakeling (optie) Door de elektrische afzonderlijke sproeierschakeling kunnen 50 cm deelbreedten afzonderlijk worden geschakeld. In combinatie met de automatische deelbreedteschakeling Section Control kunnen de overlappingen tot een minimum worden beperkt.
6.19.1
Afzonderlijke sproeierschakeling AmaSwitch Elke sproeier kan via Section Control afzonderlijk worden in- en uitgeschakeld.
6.19.2
4-voudige afzonderlijke sproeierschakeling AmaSelect •
De boom is met 4-voudige sproeierbodies uitgevoerd. Deze worden via een elektromotor bediend.
•
Sproeiers kunnen willekeurig worden uit- en ingeschakeld (afhankelijk van de Section Control).
•
Via de 4-voudige sproeierbodies kunnen meerdere sproeiers tegelijkertijd in één sproeierbody actief zijn.
•
Als alternatief kunnen de sproeiers handmatig worden gekozen.
•
Voor de randbehandeling kan een extra sproeierbody afzonderlijk worden geconfigureerd.
•
LED-sproeierverlichting in sproeierbody geïntegreerd.
•
Sproeierafstand 25 cm mogelijk (optie)
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
121
Opbouw en werking van de veldspuit
6.20
Speciale uitrusting voor vloeibare kunstmest Voor de toediening van vloeibare kunstmest staan er momenteel twee verschillende soorten vloeibare kunstmest ter beschikking: •
Ammoniumnitraat-ureumoplossing (AHL) met 28 kg N per 100 kg AHL.
•
Een NP-oplossing 10-34-0 met 10 kg N en 34 kg P2O5 per 100 kg NP-oplossing.
Wordt de toediening van vloeibare meststof met spleetdoppen uitgevoerd, dan moeten de opgegeven waarden uit de spuittabel voor de dosering l/ha bij AHL met 0,88 en bij NP-oplossing met 0,85 worden vermenigvuldigd, omdat de opgegeven doseringen in l/ha alleen voor watergelden.
Principieel geldt: Vloeibare meststoffen worden met grove druppels uitgebracht om het verbranden van de planten te vermijden. Te grote druppels rollen van het blad en te kleine druppels versterken het brandglaseffect. Te hoge dosering leidt tot het verbranden van de bladeren wegens de hoge zoutconcentratie van de meststof. In de regel geen hogere afgifte van ongeveer 40 kg N per hectare uitbrengen (zie hiervoor ook "Omrekeningstabel voor het spuiten van vloeibare kunstmest"). Bij het bemesten van AHL met spuitdoppen in elk geval met het EC-stadium 39 afsluiten, omdat verbranding van de aren verstrekkende gevolgen kan hebben.
6.20.1
3-gaats-spuitdoppen (optie) Indien de meststof meer in het wortelbereik dan over het blad moet worden uitgebracht, dan biedt de 3-gaats-spuitdop meer voordelen. Het gebruik van 3-straals spuitdoppen voor het toedienen van vloeibare mest is gunstig, wanneer de vloeibare kunstmest meer via de wortels dan via het blad in de plant terecht moet komen. De in de spuitdop geïntegreerde doseerplaat zorgt via de drie openingen voor een praktisch druklozen, grofdruppelige verdeling van de vloeibare kunstmest. Hierdoor wordt de niet gewenste spuitnevel en het vormen van kleine druppels verhinderd. De door de 3-straals spuitdop gevormde grove druppels botsen met lage energie op de planten en rollen dan naar beneden. Gebruik, ondanks dat hier verregaand schade wordt vermeden, bij het spatmesten geen 3straals spuitdoppen maar sleepslangen. Voor alle hierna genoemde 3-gaats-spuitdoppen uitsluitend de zwarte bajonetmoeren gebruiken. Verschillende 3-gaats-spuitdoppen en de toepassingsgebieden ervan (bij 8 km/h)
122
•
geel
50 - 80l AHL / ha
•
rood
80 - 126l AHL / ha
•
blauw
115 - 180l AHL / ha
•
wit 155 - 267l AHL / ha Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouw en werking van de veldspuit
6.20.2
7-gaats-spuitdoppen / FD-spuitdoppen (optie)
Voor het gebruik van de 7-gaats-spuitdoppen / FD-spuitdoppen gelden dezelfde voorwaarden als voor de 3-gaats-spuitdoppen. In tegenstelling tot bij de 3-gaats-spuitdop zijn bij de 7-gaatsspuitdop / FD-spuitdop de uitlaatopeningen niet naar onderen gericht, maar zijwaarts. Hierdoor kunnen heel grote druppels met geringe uitstroomkracht op de planten terechtkomen. Afb. 110
→
Afb. 111:→
FD-spuitdop
7-gaats-spuitdop
Afb. 110
Afb. 111
De volgende 7-gaats-spuitdoppen zijn leverbaar •
SJ7-02-CE
74 – 120l AHL
•
SJ7-03-CE
110 – 180l AHL
•
SJ7-04-CE
148 – 240l AHL
•
SJ7-05-CE
184 – 300l AHL
•
SJ7-06-CE
222 – 411l AHL
•
SJ7-08-CE
295 – 480l AHL
(bij 8 km/h)
De volgende spuitdoppen FD zijn leverbaar •
FD 04
150 - 240 l AHL/ha
•
FD 05
190 - 300 l AHL/ha
•
FD 06
230 - 360 l AHL/ha
•
FD 08
300 - 480 l AHL/ha
•
FD 10
370 - 600 l AHL/ha*
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
(bij 8 km/h)
123
Opbouw en werking van de veldspuit
6.21
Sleepslanguitrusting voor Super-L-spuitbomen
(optie) met doseerschijven voor de bijbemesting met vloeibare meststof Afb. 112/... (1) Sleepslangen met 25 cm slangafstand door montage van de 2e spuitleiding. (2) Bajonetaansluiting met doseerschijven. (3) Metalen gewichten; stabiliseren de positie van de slangen tijdens het werken.
Afb. 112 Afb. 113/... (1) Beschermbeugel voor transportstand. (2) Verhoogde transportstand voor lager plaatsen van de transporthaak (3) Afstandhouder Bij het gebruik van de sleepslangen beide afstandshouders (Afb. 113/3) demonteren! Afb. 113 Afb. 114/... (1) een instelkraan voor elke sectie: a Spuiten via beide spuitleidingen met sleepslangen b Spuiten via standaard spuitleiding c Spuiten alleen via 2e spuitleiding Voor het normale spuiten de sleepslangen demonteren. Na de demontage van de sleepslangen moeten de spuitdophouders met blinde doppen afgesloten worden!
6.22
Afb. 114
Spuitpistool, met 0,9 m lange spuitlans zonder slang
(optie) Gebruik het spuitpistool alleen voor reinigen. Een exacte verdeling van bestrijdingsmiddelen is vanwege het individuele gebruik niet mogelijk.
124
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouw en werking van de veldspuit
6.23
Schuimmarkering (optie)
(optie) Met de naderhand leverbare schuimmarkering kan exact aansluitend worden gereden bij het spuiten op akkers zonder gemarkeerde rijpaden. De markering gebeurt via schuimvlokken. De schuimvlokken worden op instelbare afstanden van ca. 10 – 15 meter afgelegd, zodat een duidelijke oriënteringslijn herkenbaar is. De schuimvlokken lossen na een bepaalde tijd op zonder restanten achter te laten.
Afb. 115
De afstand van de verschillende schuimvlokken t.o.v. elkaar aan de sleufschroef (Afb. 115/2) als volgt instellen:
•
ο
rechtsom draaien - de afstand wordt groter.
ο
linksom draaien - de afstand wordt kleiner.
Super-L-spuitbomen Afb. 115/...
Afb. 116
(1) Reservoir (2) Sleufschroef
•
Compressor (Afb. 116/1)
Afb. 117/... (1) Lucht- en vloeistofmenger (2) Flexibele kunststof spuitdop
Zie ook bedieningshandleiding bedieningsterminal.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Afb. 117
125
Opbouw en werking van de veldspuit
6.24
Drukcirculatiesysteem (DUS) • Σχηακελ ηετ δρυκχιρχυλατιεσψστεεµ ιν νορµαλε σπυιτοµστ ανδιγηεδεν αλτιϕδ ιν. •
Schakel het drukcirculatiesysteem bij het gebruik van sleepslangen altijd uit.
Indien de meststof meer in het wortelbereik dan over het blad moet worden uitgebracht, dan biedt de 3-gaats-spuitdop meer voordelen. Het drukcirculatiesysteem •
maakt bij een ingeschakeld drukcirculatiesysteem een permanente vloeistofcirculatie in de spuitleiding. Hiervoor is aan elke sectie een spoelaansluitslang (Afb. 118/1) toegewezen.
•
kan naar keuze met spuitvloeistof of spoelmiddel gebruikt worden.
reduceert de onverdunde resthoeveelheid tot 2 l voor alle spuitleidingen. De permanente vloeistofcirculatie •
•
Afb. 118
maakt een gelijkmatig spuitbeeld vanaf het begin mogelijk, omdat onmiddellijk na het inschakelen van de spuitbomen zonder vertraging aan alle spuitdoppen spuitvloeistof voorhanden is.
verhindert het dichtslibben van de spuitleiding. Hoofdbestanddelen van het drukcirculatiesysteem zijn:
•
•
een spoelaansluitslang (Afb. 118/1) per sectie.
•
de DCS-omschakelkraan (Afb. 119/1).
•
het DCS-drukbegrenzingsklep (Afb. 119/2). Het DCS-drukbegrenzingsklep is af fabriek vast ingesteld en reduceert de druk in het drukcirculatiesysteem tot 1 bar.
→
Staat de DCS-omschakelkraan in stand (Afb. 119/A), dan is het drukcirculatiesysteem ingeschakeld.
→
Staat de DCS-omschakelkraan in stand (Afb. 119/B), dan is het drukcirculatiesysteem uitgeschakeld.
→
Staat de DCS-omschakelkraan in stand (Afb. 119/C), dan kan er vloeistof uit de veldspuit worden afgetapt.
126
Afb. 119
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouw en werking van de veldspuit
Overzicht – drukcirculatiesysteem (DCS)
(1) Drukcirculatiesysteem DCS (2) DCS-omschakelkraan (3) DCS-drukbegrenzingsklep (4) DCS-terugslagklep
6.25
Leidingfilter voor spuitleidingen
Het leidingfilter (Afb. 120/1) •
wordt per sectie in de spuitleidingen gemonteerd.
•
is een bijkomende maatregelen om vervuiling aan de spuitdoppen te vermijden.
Overzicht filterelement •
Filterelement met 50 gaatjes/inch (blauw)
•
Filterelement met 80 gaatjes/inch (grijs)
•
Filterelement met 100 gaatjes/inch (rood)
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Afb. 120
127
Opbouw en werking van de veldspuit
6.26
Inrichting voor buitenreiniging (optie)
Inrichting voor buitenreiniging van de veldspuit inclusief •
Slanghaspel,
•
20 m drukslang,
•
spuitpistool
Bedrijfsdruk: 10 bar Wateropbrengst: 18 l/min (1) Knop voor activeren van de uitwendige wasinrichting.
Afb. 121
Beveilig het spuitpistool met de vergrendeling (Afb. 122/1) tegen onbedoeld spuiten •
vóór elke spuitpauze.
•
voordat het spuitpistool na de reinigingswerkzaamheden in de houder wordt geplaatst.
Afb. 122
128
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouw en werking van de veldspuit
6.27
Hefmodule (optie) Met de hefmodule is optillen van de spuitboom mogelijk met 70 cm extra tot 3,20 m hoogte van de spuitdoppen.
Afb. 123
De hefmodule wordt bediend met een schakelaar in de cabine.
+ Spuitboom via hefmodule extra optillen. - Spuitboom via hefmodule extra neerlate. GEVAAR Gevaar voor ongevallen en gevaar voor beschadiging van de machine. •
Bij rijden op de openbare weg mag de spuitboom niet via de hefmodule worden opgetild.
→
De totale hoogte van de machine met hefmodule kan duidelijk hoger zijn dan 4 m.
•
Gebruik de hefmodule alleen bij uitgeklapte spuitboom.
•
Laat voor het inklappen van de spuitboom de hefmodule weer neer. Anders kan de spuitboom niet in de transportborging worden vastgezet.
•
De hefmodule altijd tot in de eindstand optillen of neerlaten.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
129
Opbouw en werking van de veldspuit
6.28
Afdekking bedieningspaneel De afdekking houdt het bedieningspaneel schoon. (1) Afdekking bedieningspaneel (2) Sluiting (3) Handgreep (4) Verlichting bedieningspaneel (5) Schakelaar voor verlichting
Afb. 124
130
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Opbouw en werking van de veldspuit
6.29
Aanbouwset sensoren van het stuursysteem PSR (optie) Met de aanbouwset is de machine voorbereid voor de installatie van het stuursysteem Reichhardt. Het PSR-stuursysteem kan via de firma Reichhardt worden aangeschaft.
De aanbouwset bestaat uit een houder met versteleenheid voor sensoren voor de rijregistratie. De aanbouwset bij transportritten omhoog zwenken. Aanbouwset in transportstand
Aanbouwset in werkpositie
Afb. 125 De aanbouwset wordt bediend met een schakelaar in de cabine. De stand van de aanbouwset wordt in de Amadrive getoond •
PSR 0 - transportstand
•
PSR 10 - werkstand
Afb. 126
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
131
Bedieningsterminal AMADRIVE
Bedieningsterminal AMADRIVE
7
De AMADRIVE is bedoeld voor het instellen en bewaken van praktisch alle functies van het voertuig en enkele functies van de veldspuit. Bediening via de aanraakgevoelige functievelden van de 10,4"touchscreen terminal. Aanraakgevoelige functievelden: • •
ECO-modus
geel grijs
Functievelden WendakkerBesturingstype management
Spuitpomp
Camera
Controle-indicaties
Tempomat
actief → niet actief →
Hoofdmenu met functievelden
Submenu aandrijving
Submenu onderstel
Submenu spuit
Submenu licht
Brandstofvoorraad 132
Temperatuur koelwater
Temperatuur hydraulische olie
Inhoud spoelwater
Inhoud spuitvloeistof
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Bedieningsterminal AMADRIVE
7.1
Controle-indicaties
parkeerrem,
• •
parkeerrem actief (rood)
Positie van de ladder Opgetild: tijdens het rijden (grijs), bij stilstand (geel)
ο ο
ο
(grijs)
Neergelaten: tijdens het rijden (rood), bij stilstand
,
Tijdens het optillen/neerlaten
•
Modus veld
Modus straat
•
groen – normale toestand peil roetfilter (0-100% blauw – tijdens de regeneratie (100%-120%) rood - systeemfout/temperatuur koelwater <70°C / regeneratieblokkering actief
•
hefmodule neergelaten, hefmodule opgetild
•
Comfort-reiniging
•
Stand zuigkraan
•
ο
uit spuitvloeistoftank zuigen
ο
via de zuigslang zuigen
ο
uit spoelwatertank zuigen
geen storingsmeldingen aanwezig / storingsmeldingen
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
133
Bedieningsterminal AMADRIVE
7.2
Aanraakgevoelige functievelden Door het bedienen van de softkeys wordt de betreffende functie ingeschakeld en op het display gemarkeerd.
Tempomat/Tempmat+ in- en uitschakelen (Tempomat+ voor extra capaciteit) Voor het omschakelen het veld 5 seconden ingedrukt houden. ECO-modus in- en uitschakelen →
Na het starten van de motor en de omschakeling van weg naar veld is de ECO-modus actief.
Besturingstype kiezen 2-wielbesturing - aanwijzing geel 4-wielbesturing automatisch - aanwijzing geel 4-wielbesturing handmatig (hondegang) - aanwijzing groen Wendakker-management ingeschakeld: •
In wendakker rijden met 4-wielbesturing.
•
In het spoor rijden met 2-wielbesturing.
→
Met of de multifunctionele greep kan het wendakkermanagement worden overruled.
Spuitpomp in- en uitschakelen
Camerasystemen met nachtzichttechniek
10:34
Menu configuratie en diagnose oproepen
(tijd)
009443 km
Menu statistiek, roetfilter en verbruik
(totale actieradius) Waarschuwing/storing Softkey indrukken voor meer informatie!
134
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Bedieningsterminal AMADRIVE
7.3
Instrumentenpaneel
Weergaven: •
Snelheid met weergavebereik van ο
0-45 / 60 km/h in de modus straat
ο
0-20 km/h in de modus veld
•
Motortoerental met weergavebereik van 0-2400 min
•
Totale actieradius in km /
•
Tijd
•
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
-1
Tempomat-instelling
135
Bedieningsterminal AMADRIVE
7.4
Hoofdmenu Functievelden
Sneltoets
Submenu aandrijving met weergave en instelling van de Tempomat. Submenu onderstel met weergave van de actuele spoorbreedte. Submenu spuiten met weergave en instelling van de pompcapaciteit. Submenu licht met bediening van de werkverlichting
Terug naar het hoofdmenu: functieveld submenu bedienen
De sneltoets in het hoofdmenu maakt spontaan schakelen van bepaalde functies mogelijk zonder het betreffende submenu te hoeven openen.
7.4.1
Overzicht van de menustructuur
Aandrijving
Spuitgegevens
Onderstel
Pompen
Roerwerk
Spuit
Comfort
• • • •
136
Verlichting
Vullen
Comfortreiniging Verdunnen Standaardreiniging Spoelen
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Bedieningsterminal AMADRIVE
7.5
Submenu aandrijving
Tempomat-functie in de modus veld
/
Eerst de tempomat activeren. ,
.
•
Instelling van de gewenste snelheid via
→
De ingestelde gewenste snelheid wordt getoond.
•
Wanneer de chauffeur de multifunctionele greep in de voorste stand beweegt, versnelt de Pantera tot de gewenste snelheid.
•
Tegelijkertijd kan de snelheid aan de situatie worden aangepast – de Tempomat blijft actief.
•
De Tempomat kan in de modus weg niet worden ingeschakeld.
Directe keuze van het motortoerental (alleen wanneer ECO-modus is uit- en modus veld is ingeschakeld): •
Directe keuze van het motortoerental door bedienen door een van de vier voorbezette functievelden.
•
Keuze van het motortoerental via
→
Het ingestelde gewenste motortoerental wordt getoond.
→
Maximale motortoerental 2000 tpm.
,
Functievelden met gewenste motortoerental bezetten: 1. Keuze van het motortoerental via
,
2. Een willekeurig functieveld voor directe keuze 3 seconden indrukken. →
Het functieveld is met de getoonde waarde opgeslagen.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
137
Bedieningsterminal AMADRIVE
7.6
Submenu onderstel
Spoorbreedte wijzigen (1) Weergave gewenste spoorbreedte (2) Weergave momentele spoorbreedte (3) Opgeslagen spoorbreedten voor direct kiezen Instelling wordt tijdens een korte instelrit uitgevoerd.
bedienen.
1. →
Machine schakelt naar de modus voor spoorbreedteverandering.
→
Verhoogde stationaire toerental wordt ingesteld. ,
2. Of
Invoeren van de gewenste spoorbreedte. direct kiezen
3. Stuurhendel naar voren drukken. →
Machine rijdt met 2 km/h vooruit tot de gewenste spoorbreedte is bereikt en blijft dan automatisch stilstaan.
4. Stuurhendel naar achteren in de neutrale positie zetten. 5.
Terug naar het hoofdmenu
De spoorbreedte kan afhankelijk van de banden binnen de volgende bereiken worden ingesteld:
138
•
Pantera: 1,80 m – 2,40 m
•
Pantera W: 2,25 m – 3,00 m
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Bedieningsterminal AMADRIVE
Maximale spoorbreedte instellen De maximale spoorbreedte kan tijdens het rijden in de modus veld worden ingesteld om een extreme helling te berijden. tijdens het rijden bedienen.
1. →
Maximale spoorbreedte wordt ingesteld.
2. →
nogmaals tijdens het rijden bedienen. Oude spoorbreedte wordt weer ingesteld.
Wanneer het voertuig wordt gestopt, omdat de spoorbreedte op maximale positie staat, dan worde de maximale spoorbreedte als gewenste spoorbreedte overgenomen.
Functievelden voor direct kiezen bezetten: Door het bezetten van een functieveld kan de spoorbreedte (alle Pantera) en hoogte (Pantera H) worden opgeslagen.
,
1. 2.
Invoeren van de gewenste spoorbreedte.
, Opgetilde of neergelaten machine kiezen (alleen Pantera H).
3.
Een willekeurig functieveld voor direct kiezen 3 seconden indrukken.
→
Het functieveld is met de getoonde waarde opgeslagen.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Spoorbreedte
Spoorbreedte
Machine neergelaten
Machine opgetild (alleen Pantera H)
139
Bedieningsterminal AMADRIVE
7.6.1
Hoogte-instelling Pantera H De machine kan alleen in de eindstanden boven en onder worden ingesteld. De minimale spoorbreedte in de bovenste positie is 2,10 m.
• •
De hoogte-instelling volgt samen met de spoorbreedte-instelling tijdens een korte instelrit (eerst hoogte, dan spoorbreedte).
1.
bedienen.
→
Machine schakelt naar de modus onderstel instellen.
→
Verhoogde stationaire toerental wordt ingesteld.
2.
,
Invoeren van de gewenste spoorbreedte.
3.
,
Opgetilde of neergelaten machine kiezen.
Of
direct kiezen
4. Stuurhendel naar voren drukken. →
Machine rijdt met 3 km/h vooruit tot de gewenste spoorbreedte is bereikt en blijft dan automatisch stilstaan.
5. Stuurhendel naar achteren in de neutrale positie zetten. 6.
Terug naar het hoofdmenu
Wanneer het verstellen door terugtrekken van de rijhendel wordt onderbroken, dan wordt het onderstel bij het starten weer neergelaten. De verstelprocedure moet opnieuw worden gestart. Wanneer de verstelprocedure langer duurt dan 120 seconden, wordt het onderstel ook automatisch weer neergelaten.
140
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Bedieningsterminal AMADRIVE
7.7
Submenu spuit
Spuitgegevens
Weergave van de actuele bedrijfsgegevens •
Strooihoeveelheid
•
Spuitdruk
•
Spuitpomptoerental
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
141
Bedieningsterminal AMADRIVE
Pomp
Instellen van het spuitpomptoerental •
Directe keuze van het spuitpomptoerental door bedienen van een van de 5 voorbezette functievelden.
•
Instellen van het spuitpomptoerental via
→
Het ingestelde spuitpomptoerental wordt getoond.
,
.
Pomptoerental instellen tussen 380 tpm en 580 tpm: •
Snel vullen: 580 tpm (alleen bij stilstand mogelijk)
•
Voor standaardtoepassingen (~200 l/ha en ~10 km/h) zonder granulaten en meststoffen: 420 – 460 tpm.
•
Bij hoge eisen aan roervermogen en opbrenghoeveelheden: 480 – 540 tpm.
Functievelden voor direct kiezen bezetten
1. Keuze van het spuitpomptoerental via
142
,
2.
Een willekeurig functieveld voor directe keuze 3 seconden indrukken.
→
Het functieveld is met de getoonde waarde opgeslagen.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Bedieningsterminal AMADRIVE
7.7.1
Roerwerk
•
geregeld.
Roerwerkintensiteit wordt afhankelijk van het niveau
• , Roerwerkintensiteit handmatig aan bijzondere omstandigheden aanpassen
7.7.2
Comfortbediening met submenu
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
143
Bedieningsterminal AMADRIVE
Comfortreiniging Bij het doorlopen van de comfortreiniging wordt in meerdere stappen de complete machine gereinigd. •
Het uitbreingen van verdunde spuitvloeistof/reinigingswater tijdens de comfortreiniging wordt automatisch uitgevoerd.
•
De spoelwatertank moet met minimaal 150 l zijn gevuld. 1.
, Waterhoeveelheid voor reinigen invoeren. De waterhoeveelheid voor reinigen (blauw) wordt in vergelijking met de aanwezige spoelwaterhoeveelheid (groen) weergegeven.
•
2.
Comfortreiniging starten.
Verdunnen Bij het verdunnen wordt spoelwater in de spuitvloeistoftank gepompt. 1.
, Waterhoeveelheid voor verdunnen invoeren. De waterhoeveelheid voor het verdunnen (blauw) wordt in vergelijking met de aanwezige spoelwaterhoeveelheid (groen) weergegeven.
•
2.
144
Verdunnen starten.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Bedieningsterminal AMADRIVE
Standaardreiniging •
Spuitvloeistoftank moet leeg zijn!
•
160 l spoelwater is nodig.
•
Roerwerk en tank worden gereinigd. 1.
→
Standaard reiniging starten. 160 l reinigingswater aanwezig in de spuitvloeistoftank dat kan worden uitgebracht.
2. Inhoud van de spuitvloeistoftank op al behandeld oppervlak uitbrengen.
Spoelen Het spoelen is bedoeld voor reiniging van de spuiten bij gevulde tank tijdens een werkonderbreking. 1. • → •
2.
3.
, Waterhoeveelheid voor het spoelen invoeren. Spuitvloeistof uitbrengen tot water uit de spuitdoppen komt. Machines met DUS: alleen kortstondig spuiten inschakelen, omdat via DUS de spuitvloeistofconcentratie wordt verminderd. De waterhoeveelheid voor spoelen (blauw) wordt in vergelijking met de aanwezige spoelwaterhoeveelheid (groen) weergegeven. Spoelen starten en tegelijkertijd spuiten inschakelen. Spoelen beëindigen.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
145
Bedieningsterminal AMADRIVE
7.7.3
Vullen
Spuitvloeistoftank en spoelwatertank kunnen tegelijkertijd en afzonderlijk via de zuigslang worden gevuld. 1. Gewenste niveau in stappen +/- 50, 500 / +/- 10, 100 invoeren. 2. →
Vulprocedure starten. Het vullen wordt automatisch onderbroken bij het bereiken van het gewenste niveau
Het vullen van de spuitvloeistoftank en de spoelwatertank kan als alternatief ook op het bedieningspaneel van de aanwezige terminal worden uitgevoerd.
146
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Bedieningsterminal AMADRIVE
7.8
Submenu werkverlichting
Instelling van de voertuig-, werk- en spuitboomverlichting De schijnwerpers kunnen afzonderlijk worden geschakeld: •
,
Werkverlichting in het cabinedak.
•
Spuitboomverlichting voor.
•
Werkverlichting op inspoelkoepel, bedieningscentrum en.
•
Sproeidopverlichting van achteren.
•
schakelt de werkverlichting als geheel (1, 2, 3).
•
schakelt de werkverlichting uit.
De werkverlichting kan alleen bij ingeschakeld dimlicht worden ingeschakeld.
De side-view schijnwerpers worden in de modus veld via de bedieningshendel voor de richtingaanwijzing geschakeld.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
147
Bedieningsterminal AMADRIVE
7.9
Bedrijfsgegevens
Functieveld
009443 km
•
Pagina vooruit bladeren
•
Pagina achteruit bladeren
•
Bedrijfsgegevens verlaten
•
Geheugen wissen (3 seconden ingedrukt houden)
•
Automatische regeneratie van het roetfilter REG ON – automatische regeneratie start bij DPF-niveau < 100 %
(totale actieradius)
REG OFF – automatische regeneratie onderdrukt tot opnieuw starten van de motor. 148
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Bedieningsterminal AMADRIVE
•
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Geheugen wissen (3 seconden ingedrukt houden)
149
Bedieningsterminal AMADRIVE
7.10
Configuratie en diagnose
Functieveld
•
Het menu configuratie bestaat uit de submenu's:
10:34 ο
(tijd)
ο ο ο •
Onderste gebied in ieder submenu:
Invoer niet overnemen
Invoer bevestigen
1
2
3
4
5.
(1) Instelling tijd: uren minuten (2) Instelling van de helderheid van het display: instelbereik van 1 t/m 5 (3) Stapgrootte bij de snelheidsinstelling van de Tempomat in het menu aandrijving: instelbereik van 0,1 km/h tot 0,5 km/h (4) Stapgrootte bij de instelling van de spoorbreedte in het menu onderstel: Instelbereik van 5 cm tot 10 cm (5) Aanrakingsgevoeligheid van het touchscreen-display. Instelbereik 0% tot 100% 150
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Bedieningsterminal AMADRIVE
1
2
(1) Taalkeuze (2) Invoer van de gemonteerde banden De bandenmaat moet correct worden gekozen, zodat de ingestelde spoorbreedte overeenkomt met de werkelijke spoorbreedte.
Alleen voor de servicedienst, wachtwoord nodig
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
151
Bedieningsterminal AMADRIVE
1.
2.
3.
1.
,
Invoer van het aantal gemonteerde camera's
Camera-aanzicht gespiegeld (grijs)/normaal (geel) weergeven 2.
3.
7.11
Ontwater de spoelwaterkleppen (Kleppen neerlaten tot verlaten voor het menu)) Informatie software
Storingsmeldingen Alle oplopende storingsmeldingen kunnen worden getoond.
152
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Terminal vullen
8
Terminal vullen
Weergaven op de terminal (1) Inhoud spuitvloeistoftank (2) Inhoud spoelwatertank MAX: ingestelde gewenste niveau IST: actuele niveau
Toetsen op de terminal
•
Spoelwatertank vullen, vullen onderbreken. Spoelwaterpomp wordt automatisch geschakeld. Spuitvloeistoftank vullen.
• •
uit spuitvloeistoftank zuigen/vullen onderbreken.
•
uit spoelwatertank zuigen.
•
, Gewenste niveau voor gekozen tank invoeren. Spuitvloeistoftank kiezen (symbool
•
boven knippert). Spoelwatertank kiezen (sym-
• bool
onder knippert).
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
153
Inbedrijfstelling
9
9.1
Inbedrijfstelling •
Voor het inbedrijfstellen van de machine moet de gebruiker deze handleiding hebben gelezen en begrepen.
•
Machine dienen te voldoen aan de wettelijke verkeersvoorschriften.
•
Zowel de eigenaar als bestuurder zijn ervoor verantwoordelijk dat de machine voldoet aan de nationale verkeersvoorschriften.
Beveilig de machine tegen onbedoeld starten en wegrollen WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, scharen, snijden, afsnijden, vastgrijpen, opwikkelen, naar binnen trekken, vastgrijpen en stoten bij handelingen aan de machine door •
onbedoeld zakken van opgeheven, onbeveiligde onderdelen.
•
onbedoeld starten en wegrollen van de tractor/machine combinatie.
•
Beveilig de machine tegen onbedoeld starten en wegrollen voordat u handelingen aan de machine uitvoert.
•
Alle handelingen aan de machine, zoals montagewerkzaamheden, instellen, verhelpen van storingen, reinigen, uitvoeren van service- en onderhoudswerkzaamheden, zijn verboden ο
Bij draaiende machine.
ο
Wanneer de sleutel in de ontsteking zit.
Wanneer de machine niet met de handrem tegen onbedoeld wegrollen is beveiligd; Vooral bij deze werkzaamheden bestaat er gevaar door contact met onbeveiligde onderdelen. ο
154
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Rijden op de openbare weg
10
Rijden op de openbare weg •
Let bij het rijden op de openbare weg op het hoofdstuk "Veiligheidsinstructies voor de chauffeur", pagina 28.
•
Controleer voor rijden op de openbare weg ο
of de verlichting werkt, schadevrij en schoon is.
ο
het remsysteem en hydraulische systeem op in het oog lopende gebreken.
ο
de werking van het remsysteem.
WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, snijden, vastgrijpen, naar binnen trekken of stoten door onvoldoende stabiliteit en omkantelen! •
Houd een rijstijl aan waarbij u de tractor met aan- of afgekoppelde machine op elk moment onder controle heeft. Houd daarbij rekening met uw persoonlijke capaciteiten, de omstandigheden op de weg, het verkeer, uw zicht, het weer en de rijeigenschappen van de tractor en de invloed van de machine.
WAARSCHUWING Het zonder toestemming meerijden op de machine kan ertoe leiden dat de machine omkantelt! Het is verboden om personen mee te laten rijden op de machine en/of op rijdende machines te laten stappen. Stuur personen van het laadterrein voordat u met de machine gaat rijden.
WAARSCHUWING Het negeren van de gebruiksvoorschriften kan leiden tot gevaar voor breuk, onvoldoende stabiliteit en onvoldoende stuur- en remvermogen van de machine! Houd rekening met de maximale belading van de machine en de toelaatbare asbelasting en oplegdruk van de machine! Rijd eventueel alleen met gedeeltelijk gevulde tank.
GEVAAR Gevaar voor ongevallen door te brede machine. Bij het rijden op de openbare weg mag de toegestane totale breedte van de machine niet worden overschreden. Verminder eventueel de spoorbreedte om de toegestane totale breedte van 2550 mm aan te houden.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
155
Rijden op de openbare weg
In te stellen spoorbreedte bij rijden op de weg afhankelijk van de banden: Banden
Spoorbreedte voor rijden op de openbare weg bij een toegestane totale breedte van 2,55 m.
300/95
2100
320/90
2100
380/90
2100
480/80
2000
520/85
2000
620/70
1900
650/65
1900
710/60
Een minimale spoorbreedte van 2000 mm resulteert in een transportbreedte van 2710 mm.
Tabel 1
De spatborden vormen de buitenste begrenzing van de machine. De wielen mogen niet uitsteken.
156
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Rijden op de openbare weg
10.1
Voorwaarden voor het rijden op de openbare weg GEVAAR Gevaar voor ongevallen, wanneer de volgende maatregelen niet worden uitgevoerd. •
De modus straat kiezen.
→
2-wielbesturing ingeschakeld.
→
Geen tempomat-functie
•
Bij driedelige bomen de extra lampen en het extra rode achterlicht op bedrijfsgereedheid controleren.
•
De spuitbomen in de transportstand zetten en mechanisch borgen.
→
Wanneer een werkbreedtereducering van de buitenste elementen is gemonteerd, klapt u deze voor het transport uit.
•
De cabineladder moet omhoog zijn geklapt.
•
De spoorbreedte moet zodanig worden ingesteld, dat de breedte van 2550 mm niet wordt overschreden.
•
Pantera H: voor rijden op de weg machine weer neerlaten.
•
Bij het vullen van de spuitvloeistoftank moet op het toegestane totaalgewicht, resp. de toegestane wiel- en asbelastingen worden gelet.
•
De inspoeltank moet in de transportpositie zijn gedraaid en mechanisch zijn geborgd.
•
De ladder op de brandstoftank moet in de transportpositie zijn gedraaid en mechanisch zijn geborgd.
•
Wanneer een boomuitbreiding (optie) is gemonteerd, brengt u deze in de transportstand.
•
Houdt de werkverlichting bij transportritten uitgeschakeld, om andere verkeersdeelnemers niet te verblinden.
•
Laat de hefmodule neer bij transportritten, zodat de maximale transporthoogte van 4 m wordt aangehouden.
•
De rijensensorn van het stuursysteem PSR met de aanbouwset (optie) moeten in de transportpositie worden gezet.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
157
Rijden met de Pantera
11
Rijden met de Pantera
11.1
Starten van de motor 1. Hoofdschakelaar plaatsen en op aan instellen. 2. Controleer de neutrale stand van de rijhendel. 3. Draai de ontstekingsleutel in de startpositie. Wanneer de motor start, laat u de sleutel weer los. →
Na een langere stilstandtijd heeft de AMADRIVE 90 seconden nodig tot de aanwijzing op het display verschijnt. Er kan echter wel al worden gereden.
4. Laat de motor warmlopen, voordat u wegrijdt, niet moet maximaal toerental wegrijden. De dieselmotor heeft geen voorgloeifunctie.
VOORZICHTIG Het is niet mogelijk, de motor door aanslepen te starten. Daarmee kan de aandrijving beschadigd raken! Gebruik altijd een hulpaccu, wanneer de accu van de machine leeg is.
11.2
Rijden met de machine GEVAAR Gevaar voor ongevallen bij rijden op de openbare weg in de modus veld. Kies voor het rijden op de openbare weg de modus weg. GEVAAR Gevaar voor ongevallen door te brede machine. Bij het rijden op de openbare weg mag de toegestane totale breedte van de machine niet worden overschreden, zie pagina Fehler! Textmarke nicht definiert.. GEVAAR Gevaar voor ongevallen door oververmoeidheid en te lage concentratie. Zorg voor voldoende rusttijden. Gereduceerde besturingstijden zijn nodig door de invloed van geluid en trillingen.
158
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Rijden met de Pantera
1. Start de motor. Na het starten van de motor: 2. Eventueel de handrem losmaken. 3. Tuimelschakelaar houden.
in positie + indrukken en ingedrukt
→
De ladder draait in de transportpositie.
→
Aanwijzing op de AMADRIVE bewaken.
4. Tuimelschakelaar →
naar beneden drukken.
Kies de modus weg voor rijden op de openbare weg of de modus veld voor rijden in het veld.
5. Stel de spoorbreedte in. →
Voor het wegverkeer mogen de wielen niet buiten de buitenmaten van de machine steken.
6. Start het rijden met de rijbediening 7. Gebruik voor het remmen de rijbediening of indien nodig tegelijkertijd het rempedaal. VOORZICHTIG Spoorcorrectie uitvoeren! Anders bestaat gevaar voor ongevallen door niet correct ingesteld spoor, zie pagina 60.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
159
Rijden met de Pantera
11.3
Uitschakelen van de motor Zet de machine altijd op een vlakke en stevige ondergrond.
1. Laat de motor afhankelijk van de voorgaande belasting enkele minuten stationair draaien. 2. Zet de stuurhendel in de neutrale stand. 3. Bedien de handrem via de schakelaar. 4. Tuimelschakelaar houden.
in positie - indrukken en ingedrukt
→
De ladder draait in de parkeerpositie.
→
Aanwijzing op de AMADRIVE bewaken.
5. Draai de sleutel terug in het contactslot en trek deze uit. →
De motor is uitgeschakeld.
6. Wacht na het uitschakelen van de motor minimaal 18 seconden, schakel daarna de hoofdschakelaar uit. Het afkoelen bij een draaiende motor is belangrijk voor de lagers van de turbocompressor. Zolang de motor draait, wordt de turbocompressor met olie gekoeld. Direct uitschakelen van de motor na het werken kan zeer hoge temperaturen in de turbocompressor tot gevolg hebben. Dat zou de levensduur van de turbocompressors aanmerkelijk bekorten.
WAARSCHUWING Gevaar voor lichamelijk letsel door vallen van de cabine. Let erop bij het verlaten van de cabine, dat de ladder volledig is neergelaten. De neergelaten ladder is vanuit de cabine niet zichtbaar.
Om kalkafzettingen te vermijden, moet de hardheid van het water niet hoger worden dan 14 °dH (graden Duitse hardheid)!
160
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Toepassing van de veldspuit
12
Toepassing van de veldspuit Houd u bij het werken met de machine aan de aanwijzingen van hoofdstukken •
"Waarschuwingsstickers en andere tekens op de machine", vanaf pagina 18 en
•
"Veiligheidsvoorschriften voor de bediener", vanaf pagina 27
Het opvolgen van deze aanwijzingen is voor uw eigen veiligheid.
WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, naar binnen trekken en vastgrijpen bij gebruik van de machine zonder daartoe bestemde veiligheidsvoorzieningen. Stel de machine alleen in bedrijf als alle veiligheidsvoorzieningen zijn aangebracht.
12.1
Gebruik van de machine met comfortpakket De functies van Comfort pakket 2 worden bediend via •
de AMADRIVE
•
de terminal vullen.
Voor het spuiten: •
Vul de spuitvloeistoftank en de spoelwatertank via de zuigkoppeling met automatische vulstop.
Tijdens het spuiten: •
Automatische niveauafhankelijke regeling van het hoofdroerwerk.
Na het spuiten: •
Op afstand bedienbaar verdunnen van de resthoeveelheden.
•
Op afstand bedienbare reiniging van de machine bij gevulde of lege machine.
•
Reiniging van het aanzuigfilter bij gevulde machine.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
161
Toepassing van de veldspuit
12.2
Spuiten voorbereiden •
Voor het nauwkeurig toedienen van gewasbeschermingsmiddelen moet de veldspuit in goede staat zijn. Laat de veldspuit regelmatig op de testbank testen. Verhelp eventuele storingen meteen.
•
Let op de juiste filteruitrusting, zie pagina 99
•
Reinig de veldspuit altijd voor u een ander gewasbeschermingsmiddel gebruikt.
•
Spoel de spuitdopleiding ο
bij elke spuitdopwissel.
ο
voor het verdraaien van de drievoudige spuitdopkop op een andere spuitdop. Zie hiervoor hoofdstuk "Reiniging", pagina 197
•
12.3
Vul de spoelwatertank en de verswatertank.
Spuitvloeistof aanmaken WAARSCHUWING Gevaar door onbedoeld contact met gewasbeschermingsmiddelen en / of spuitvloeistof!
162
•
Spoel gewasbeschermingsmiddelen altijd via de vulmengbak in de spuitvloeistoftank in.
•
Zet de vulmengbak in de vulstand voordat gewasbeschermingsmiddel in de vulmengbak wordt gegoten.
•
Neem de voorschriften met betrekking tot lichaams- en ademhalingsbescherming in de gebruiksaanwijzing van het gewasbeschermingsmiddel in acht bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en bij het aanmaken van de spuitvloeistof.
•
Plaats de spuitvloeistof niet in de buurt van waterbronnen of oppervlaktewater.
•
Vermijd lekkages en verontreiniging met gewasbeschermingsmiddelen en / of spuitvloeistof door een correcte handelwijze en een adequate lichaamsbescherming.
•
Laat de aangemaakte spuitvloeistof, niet-verbruikte gewasbeschermingsmiddelen alsmede ongereinigde vaten voor gewasbeschermingsmiddelen en de ongereinigde veldspuit niet onbeheerd achter opdat gevaar voor derden wordt vermeden.
•
Bescherm verontreinigde vaten voor gewasbeschermingsmiddelen en de verontreinigde veldspuit tegen neerslag.
•
Let op voldoende reinheid bij en na beëindiging van de werkzaamheden voor het aanmaken van de spuitvloeistof zodat de risico's tot een minimum worden beperkt (bv. was gebruikte veiligheidshandschoenen vóór het uittrekken en verwijder het waswater alsmede de reinigingsvloeistof op de voorgeschreven wijze).
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Toepassing van de veldspuit
•
De voorgeschreven water- en preparaatdoseringen vindt u in de gebruiksaanwijzing van het gewasbeschermingsmiddel.
•
Lees de gebruiksaanwijzing van het preparaat en neem de daarin beschreven voorzorgsmaatregelen in acht!
WAARSCHUWING Gevaar voor personen / dieren door onbedoeld contact met spuitvloeistof bij het vullen van de spuitvloeistoftank! •
Draag een persoonlijke beschermingsuitrusting wanneer u gewasbeschermingsmiddelen verwerkt / spuitvloeistof uit de spuitvloeistoftank aftapt. De benodigde persoonlijke beschermingsuitrusting is afhankelijk van de voorschriften van de fabrikant, de productinformatie, de gebruiksaanwijzing, het veiligheidsgegevensblad of de gebruiksaanwijzing van het te gebruiken gewasbeschermingsmiddel.
•
Laat de veldspuit bij het vullen nooit onbeheerd achter. ο Vul de spuitvloeistoftank nooit boven het nominale volume. ο Overschrijd bij het vullen van de spuitvloeistoftank nooit de toegestane belasting van de veldspuit. Houd rekening met het soortelijke gewicht van de te gebruiken vloeistof. ο Houd bij het vullen de vulpeilindicatie constant in de gaten om te voorkomen dat de spuitvloeistoftank overvol raakt.. ο Let er bij het vullen van de spuitvloeistoftank op een verharde ondergrond op, dat geen spuitvloeistof in het riool terecht kan komen.
•
Controleer de veldspuit telkens voor het vullen op schade, bv. op lekkende tanks en slangen en op correcte positie van alle bedieningselementen.
Neem bij het vullen de toegestane nuttige belasting van uw veldspuit in acht! Neem bij het vullen van uw veldspuit absoluut de verschillende specifieke gewichten [kg/l] van de verschillende vloeistoffen in acht. Specifieke gewichten van verschillende vloeistoffen Vloeistof
Water
Ureum
AHL
NP-oplossing
Dichtheid [kg/l]
1
1,11
1,28
1,38
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
163
Toepassing van de veldspuit
•
Bereken zorgvuldig de benodigde hoeveelheid spuitvloeistof of de navulhoeveelheid om de restvloeistof na het spuiten te beperken, omdat een milieuvriendelijke verwerking van de restvloeistof erg moeilijk is. ο
Gebruik voor de berekening van de benodigde navulhoeveelheid voor de laatst spuitvloeistoftankvulling de "Vultabel voor resterende oppervlakken". Trek hierbij de technische, onverdunde resthoeveelheid uit de spuitbomen van de berekende navulhoeveelheid af. Zie hiervoor hoofdstuk "Vultabel voor resterende oppervlakken".
Werkwijze 1. .Bepaal de vereiste water- en preparaatdosering aan de hand van de gebruiksaanwijzing van het gewasbeschermingsmiddel. 2. .Bereken de vul- en navulhoeveelheden voor het te behandelen oppervlak. 3. Vul de machine en spoel het preparaat in. 4. Roer de spuitvloeistof voor het spuiten conform de aanwijzingen van de fabrikant van de spuitvloeistof. Vul de machine bij voorkeur met de zuigslang en spoel tijdens het vullen het preparaat in. Zo wordt de doseringszone permanent met water gespoeld.
•
Begin tijdens het vullen met het doseren van het preparaat wanneer 20% van het tankniveau is bereikt.
•
Bij gebruik van meerdere preparaten:
•
ο
Reinig de containers telkens direct na het doseren van een preparaat.
ο
Spoel de doseersluis telkens na het doseren van een preparaat.
Bij het vullen mag geen schuim uit de spuitvloeistoftank ontsnappen. De toevoeging van een antischuim-preparaat voorkomt eveneens dat de spuitvloeistoftank schuimend overloopt.
De roerwerken blijven normaal gezien vanaf het vullen tot u klaar bent met spuiten ingeschakeld. Doorslaggevend zijn hierbij de aanwijzingen van de fabrikant van het preparaat.
164
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Toepassing van de veldspuit
•
Doe wateroplosbare foliezakjes bij een lopend roerwerk direct in de spuitvloeistoftank.
•
Los het ureum voor het spuiten door rondpompen van vloeistof volledig op. Bij het oplossen van grotere hoeveelheden ureum komt het tot een sterke temperatuurdaling van de spuitvloeistof, hierdoor lost het ureum slechts langzaam op. Hoe warmer het water is, hoe sneller en beter het ureum oplost.
•
Lege preparaatvaten zorgvuldig spoelen, onbruikbaar maken, verzamelen en reglementair afvoeren. Niet voor andere doeleinden opnieuw gebruiken.
•
Staat voor het spoelen van de preparaatvaten alleen spuitvloeistof ter beschikking, dan hiermee eerst een voorreiniging uitvoeren. Een zorgvuldige spoeling uitvoeren als helder water beschikbaar is, bv. voor het aanmaken van de volgende spuitvloeistoftankvulling of bij het verdunnen van de resthoeveelheid van de laatste spuitvloeistoftankvulling.
•
Geleegd preparaatvat zorgvuldig uitspoelen (bv. met vatspoeling) en het spoelwater aan het spuitmiddel toevoegen!
Om kalkafzettingen te vermijden, moet de hardheid van het water niet hoger worden dan 14 °dH (graden Duitse hardheid).
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
165
Toepassing van de veldspuit
12.3.1
Vul- en navulhoeveelheden berekenen Gebruik voor de berekening van de benodigde navulhoeveelheid voor de laatst spuitvloeistoftankvulling de "Vultabel voor resterende oppervlakken", pagina Fehler! Textmarke nicht definiert.. Voorbeeld 1: Gegeven zijn: Nominaal volume tank
1000 l
Resthoeveelheid in de tank
0l
Benodigde hoeveelheid water
400 l/ha
Benodigde hoeveelheid preparaat per ha Middel A
1,5 kg
Middel B
1,0 l
Vraag: Hoeveel liter water, hoeveel kg middel A en hoeveel liter van middel B zijn nodig voor 2,5 ha spuitoppervlakte? Antwoord: Water:
400 l/ha
x
2,5 ha
= 1000 l
Middel A:
1,5 kg/ha
x
2,5 ha
=
3,75 kg
Middel B:
1,0 l/ha
x
2,5 ha
=
2,5 l
Voorbeeld 2: Gegeven zijn: Nominaal volume tank
1000 l
Resthoeveelheid in de tank
200 l
Benodigde hoeveelheid water
500 l/ha
Aanbevolen concentratie
0,15 %
Vraag 1: Hoeveel liter resp. kg preparaat is nodig voor een tankvulling? Vraag 2: Hoeveel ha kan met een tankvulling gespoten worden als de resthoeveelheid 20 liter bedraagt? Berekeningsformule en antwoord op vraag 1: Benodigde hoeveelh. water [l] x concentratie [%] 100 (1000 – 200) [l] x 0,15 [%] 100
166
=
Hoeveelheid preparaat [l of kg]
=
1,2 [l of kg]
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Toepassing van de veldspuit
Berekeningsformule en antwoord op vraag 2: Beschikbare spuitvloeistof [l] – resthoeveelheid [l] Benodigde hoeveelheid water [l/ha] 1000 [l] (nominaal volume tank) – 20 [l] (resthoeveelheid) 500 [l/ha] benodigde hoeveelheid water
12.3.2
=
te behandelen oppervlak [ha]
=
1,96 [ha]
Vultabel voor restoppervlakken Gebruik voor de berekening van de benodigde navulhoeveelheid voor de laatst spuitvloeistoftankvulling de "Vultabel voor resterende oppervlakken", pagina . Trek van de berekende navulhoeveelheid de resthoeveelheid van de spuitleiding af! Zie hoervoor het hoofdstuk "Spuitleidingen", pagina 116. De aangegeven navulhoeveelheden gelden voor een dosering van 100 l/ha. Voor andere hoeveelheden wordt de navulhoeveelheid met een meervoud vergroot.
Traject
Werkbreedte [m] 20 m
21 m
24 m
27m
28m
30m
32m
33m
36m
40m
10
2
2
2
3
3
3
3
3
4
4
20
4
4
5
5
6
6
6
7
7
8
30
6
6
7
8
8
9
10
10
11
12
40
8
8
10
11
11
12
13
13
14
16
50
10
11
12
14
14
15
16
17
18
20
60
12
13
14
16
17
18
19
20
22
24
70
14
15
17
19
20
21
22
23
25
28
80
16
17
19
22
22
24
26
26
29
32
90
18
19
22
24
25
27
29
30
32
36
100
20
21
24
27
28
30
32
33
36
40
200
40
42
48
54
56
60
64
66
72
80
300
60
63
72
81
84
90
96
99
108
120
400
80
84
96
108
112
120
128
132
144
160
500
100
105
120
135
140
150
160
165
180
200
Afb. 127 Voorbeeld: Resterend traject: Dosering: Werkbreedte: Aantal secties: Resthoeveelheid spuitleiding:
100 m 100 l/ha 21 m 5 5,2 l
1. Bereken de navulhoeveelheid aan de hand van de vultabel. Voor het voorbeeld bedraagt de navulhoeveelheid 21 l. 2. Trek van de berekende navulhoeveelheid de resthoeveelheid van de spuitleiding af. Vereiste navulhoeveelheid: 21 l – 5,2 l = 9,8 l Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
167
Toepassing van de veldspuit
12.3.3
Spuitvloeistoftank vullen via zuigaansluiting en tegelijkertijd doseren van het preparaat Vul bij voorkeur vanuit een geschikte container en niet vanuit openbare wateraftappunten.
Doseer bij het vullen de preparaten. Bij naderhand doseren kan overvulling van de spuitvloeistoftank optreden.
1. Koppel de zuigslang aan de vulaansluiting en het wateraftappunt. 2. Aandrijfmotor van de machine starten en de machine beveiligen tegen onbedoeld starten. 3. Vulmengbak neerlaten. → 4.
Spoelwaterpompen starten automatisch.
zetten.
Functiekeuzeschakelaar op doseren
Injectorfunctie inschakelen.
5.
Het vullen wordt uitgevoerd via:
ο
AMADRIVE →
ο
Vulterminal →
→
6. Gewenste niveau invoeren +/-.
Afb. 128
7. Vullen starten. ο
AMADRIVE →
ο
Vulterminal →
→
Pompen starten automatisch.
→
De tanks wordt automatisch tot het ingestelde gewenste niveau gevuld.
•
Het vullen kan te allen tijde worden onderbroken.
168
Afb. 129
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Toepassing van de veldspuit
Voor tegelijkertijd vullen van de spoelwatertank: ο
AMADRIVE →
ο
Vulterminal →
(spoelwater)
8. Begin met het doseren van het preparaat, wanneer de tank 20% is gevuld. Preparaat doseren: GEVAAR Contact met spuitmiddelen en spuitvloeistof. Draag beschermende uitrusting. (preparaat via Ecofill doseren, zie pagina 173.)
9. Omschakelkraan
in positie
.
10. De voor de tankvulling berekende en afgemeten preparaatdosering in de vulmengbak doen (max. 60 l).→ Het preparaat wordt direct opgelost en afgezogen.
Afb. 130
Vaten spoelen: 11. Omschakelkraan
in positie
.
12. Het vat over de vatspoeling stulpen.. 13. Vat minstens 30 sec. naar onderen drukken en spoelen. →
Vat wordt met spoelwater gespoeld.
14. Omschakelkraan
in positie 0.
15. Vulmengbak met het spuitpistool uitspoelen.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
169
Toepassing van de veldspuit
Wanneer de tank het gewenste niveau heeft bereikt: →
Wanneer het ingestelde niveau is bereikt, dan wordt het vullen automatisch beëindigd.
16. → 17.
Injectorfunctie uitschakelen. Injectorfunctie uitschakelen.
zetten.
Functiekeuzeschakelaar op spuiten
Afb. 131
18. Deksel vulmengbak sluiten. 19. Vulmengbak in transportstand tillen en mechanische borging controleren. 20. Zuigslang van vulaansluiting loskoppelen. →
De zuigslang is nog met water gevuld Na het vullen: •
Spuitvloeistoftank: pompen draaien verder (roerfunctie), maar kunnen handmatig worden uitgeschakeld.
Vullen vanuit open wateraftappunten Houd de voorschriften aan bij het vullen van de spuitvloeistoftank via de aanzuigslang uit open water.
170
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Toepassing van de veldspuit
12.3.4
Spuitvloeistoftank vullen via de drukaansluiting en tegelijkertijd doseren van het preparaat
1. Eerst de spoelwatertank vullen. 2. De persleiding up de vulaansluiting van het bedieningspaneel aansluiten. 3. Afsluitkraan op vulaansluiting openen. 4. Begin met het doseren van het preparaat, wanneer de tank 20% is gevuld. Preparaat doseren: GEVAAR Contact met spuitmiddelen en spuitvloeistof. Draag beschermende uitrusting. (preparaat via Ecofill doseren, zie pagina 173.) 5.
/
Pompen inschakelen
6. Vulmengbak neerlaten →
Spoelwaterpompen starten automatisch.
7. Vulmengbakdeksel openen. 8.
9.
zetten.
Functiekeuzeschakelaar op doseren
Injectorfunctie inschakelen.
10.Omschakelkraan
in positie
.
11. De voor de tankvulling berekende en afgemeten preparaatdosering in de vulmengbak doen (max. 60 l).→ Het preparaat wordt direct opgelost en afgezogen.
Afb. 132
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
171
Toepassing van de veldspuit
Vaten spoelen: 12. Het vat over de vatspoeling stulpen.. 13. Vat minstens 30 sec. naar onderen drukken en spoelen. →
Vat wordt met spoelwater gespoeld.
14. Omschakelkraan
in positie 0.
15. Vulmengbak met het spuitpistool uitspoelen. Afb. 133
16. 17.
Injectorfunctie uitschakelen.
zetten.
Functiekeuzeschakelaar op spuiten
18. Deksel spuittank sluiten. 19. Vulmengbak in transportstand tillen en mechanische borging controleren. Wanneer de tank het gewenste niveau heeft bereikt: 20. Afsluitkraan op vulaansluiting sluiten. 21. Persleiding afkoppelen.
Sluit om overvullen te voorkomen ten laatste bij bereiken van 80% van het niveau de afsluitkraan op de vulaansluiting. →
12.3.5
Zo kunt u in alle rust de vaten spoelen.
Spoelwatertank vullen Voor het doseren van preparaten moet de spoelwatertank worden gevuld, zodat spoelwater voor de vulmengbak beschikbaar is. Vullen via zuigslang: De spoelwatertank kan bij voorkeur tegelijkertijd met de spuitvloeistoftank worden gevuld, zie pagina 168. Voor afzonderlijk vullen van de spoelwatertank zie pagina 146, 153.
172
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Toepassing van de veldspuit
12.3.6
Doseren met Ecofill
1. Aandrijfmotor van de machine starten en de machine beveiligen tegen onbedoeld wegrijden. 2. Vulmengbak neerlaten. →
Spoelwaterpompen starten automatisch
3. Ecofill-verpakking op Ecofill aansluiting aansluiten. 4.
zetten.
2.
Afb. 134
Injectorfunctie inschakelen.
5. 1.
Functiekeuzeschakelaar op doseren
Ecofill-vullen inschakelen. Ecofill-vullen uitschakelen, wanneer de gewenste heoveelheid uit de Ecofillverpakking is afgezogen.
Ecofill-meetklok uitspoelen: 1. Slang van de ECOFILL-bak ontkoppelen en op de spoelvoet aansluiten. Ecofill-vullen inschakelen
2. → 3.
De meetklok wordt gespoeld. Ecofilll-vullen na het spoelen uitschakelen. Injectorfunctie uitschakelen.
4. 5.
zetten.
Functiekeuzeschakelaar op spuiten Afb. 135
6. Meetklok afkoppelen.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
173
Toepassing van de veldspuit
12.4
Spuiten
Bijzondere aanwijzingen voor het spuiten •
ο
voor de begin van het seizoen
ο
bij afwijkingen tussen de werkelijk weergegeven spuitdruk en de volgens de spuittabel vereiste spuitdruk.
•
Bepaal voor het spuiten de vereiste dosering exact aan de hand van de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het gewasbeschermingsmiddel.
→
Voer de vereiste dosering (gewenste hoeveelheid) voor het spuiten in de bedieningsterminal in.
•
Neem de vereiste dosering [l/ha] bij het spuiten exact in acht,
•
174
Controleer de veldspuit door de afgifte te meten
ο
zodat u een optimaal behandelingssucces bereikt.
ο
om onnodige milieubelastingen te vermijden.
Kies het vereiste spuitdoptype voor het spuiten uit de spuittabel – rekening houdende ο
met de gewenste rijsnelheid
ο
de vereiste dosering en
ο
het vereiste druppelspectrum (fijn, middel of grof) voor het uitvoeren van de bespuiting met het in te zetten gewasbeschermingsmiddel.
→
Zie hiervoor hoofdstuk "Spuittabellen voor spleetdoppen, antidriftdoppen, luchtinjectie- en airmixdoppen", op pagina 268.
•
Kies het vereiste spuitdopformaat voor het spuiten uit de spuittabel – rekening houdende ο
met de gewenste rijsnelheid
ο
de vereiste dosering en
ο
de gewenste spuitdruk.
→
Zie hiervoor hoofdstuk "Spuittabellen voor spleetdoppen, antidriftdoppen, luchtinjectie- en airmixdoppen", op pagina 268.
•
Kies een lage rijsnelheid en een lage spuitdruk om drift te voorkomen!
→
Zie hiervoor hoofdstuk "Spuittabellen voor spleetdoppen, antidriftdoppen, luchtinjectie- en airmixdoppen", op pagina 268.
•
Neem bijkomende maatregelen voor het verminderen van de drift bij windsnelheden van 3 m/s (zie hiervoor hoofdstuk "Maatregelen ter vermindering van drift", pagina op pagina 177)!
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Toepassing van de veldspuit
•
Bij gemiddelde windsnelheden van meer dan 5 m/sec. (bladeren en takjes bewegen) niet meer spuiten.
•
Schakel de spuitbomen alleen tijdens het rijden in en uit om overdoseringen te vermijden.
•
Vermijd overdoseringen door overlappingen bij niet exact aansluitend rijden van het ene spuitspoor naar het andere en/of bij het keren op de wendakker met ingeschakelde spuitbomen!
•
Controleer bij het spuiten permanent het werkelijke spuitvloeistofverbruik in verhouding tot het te behandelen oppervlak.
•
Kalibreer de doorstromingsmeter bij afwijkingen tussen de werkelijke en de weergegeven dosering.
•
Kalibreer de trajectsensor (impulsen per 100 m) bij afwijkingen tussen het werkelijke en het aangegeven traject, zie bedieningshandleiding bedieningsterminal .
•
Reinig absoluut het zuigfilter, de pomp, de armatuur en de spuitleidingen bij onderbreking van het spuiten door slechte weersomstandigheden. Zie hiervoor pagina 190.
•
Spuitdruk en spuitdopgrootte beïnvloeden de druppelgrootte en het uitgespoten vloeistofvolume. Hoe hoger de spuitdruk, hoe kleiner de druppeldiameter van de uitgespoten spuitvloeistof. De kleinere druppeltjes zijn aan een versterkte, ongewenste drift onderhevig!
•
Het roerwerk blijft normaal gezien vanaf het vullen tot u klaar bent met spuiten ingeschakeld. Doorslaggevend zijn hierbij de aanwijzingen van de fabrikant van het preparaat.
•
De spuitvloeistoftank is leeg, wanneer de spuitdruk plotseling duidelijk afneemt.
•
Zuig- of drukfilter zijn verstopt als de spuitdruk bij onveranderde omstandigheden afneemt.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
175
Toepassing van de veldspuit
12.4.1
Spuitvloeistof spuiten
Voorbeeld: Benodigde dosering:
200 l/ha
Ingestelde rijsnelheid:
8 km/h
Spuitdoptype:
LU/XR
Spuitdopgrootte:
'03'
Toegestaan drukbereik van de ingebouwde spuitdoppen
min. druk 1 bar max. druk 5 bar
Nagestreefde spuitdruk:
3,7 bar
Toegestane spuitdruk: 3,7 bar ±25%
min. 2,8 bar en max. 4,6 bar
1. Spuitvloeistof volgens de voorschriften conform de aanwijzingen van de fabrikant van het gewasbeschermingsmiddel aanmaken en mengen. 2.
3.
zetten.
Functiekeuzeschakelaar op spuiten
Extra roerwerk H instellen. De roercapaciteit kan traploos worden ingesteld. Voor het realiseren van de maximale uitbrenghoeveelheid het extra roerwerk uitschakelen, positie 0.
Het hoofdroerwerk wordt automatisch afhankelijk van het niveau geregeld.
4. AMADRIVE: eventueel pompen inschakelen en met het pompbedrijfstoerental aansturen.
Afb. 136
5. · de bedieningsterminal inschakelen 6. Klap de spuitbomen uit. 7. De werkhoogte van de spuitboom (afstand tussen doppen en gewas) afhankelijk van gebruikte doppen volgens de spuittabel instellen. 8. Voer de waarde voor de benodigde dosering op de bedieningsterminal in. 9. Bij het starten spuiten via de bedieningsterminal
176
inschakelen.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Toepassing van de veldspuit
Naar het veld rijden met ingeschakeld roerwerk Bedieningsterminal uitschakelen. →
12.4.2
Het roerwerk werkt met een niveau-afhankelijke intensiteit.
Maatregelen ter vermindering van drift •
Het spuiten naar 's morgens vroeg of 's avonds laat verleggen (over het algemeen waait het dan minder).
•
Grotere doppen en hogere waterdoseringen gebruiken.
•
Boomwerkhoogte exact in acht nemen, omdat met toenemende afstand tot de grond het driftgevaar sterk stijgt.
•
Rijsnelheid verlagen (tot minder dan 8 km/h).
•
Gebruik van zogenaamde antidrift (AD)-doppen of injectie (ID)-doppen (doppen met groter aandeel grove druppels).
•
Rekening houden met de spuitafstand van het betreffende middel.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
177
Toepassing van de veldspuit
12.4.3
Verdunnen van de spuitvloeistof met spoelwater De spuitvloeistof kan om 2 redenen worden verdund: •
Voor het verwijderen van overtollige resthoeveelheden. Overtollige resthoeveelheden in de spuitvloeistoftank worden eerste met een 10-voudige hoeveelheid spoelwater verdund om deze daarna over het al behandelde veld uit te spuiten.
•
Vergroting van de voorraad spuitvloeistof, om een restoppervlak te behandelen.
Let bij het uitbrengen van resthoeveelheden op al behandelde oppervlakken op de maximaal toegestane dosering van de preparaten.
Via de comfortbediening op de bedieningsterminal wordt de spuitvloeistof verdund. →
→ Verdunnen
Bij machines met DUS wordt de sproeileiding gespoeld. Bij het opnieuw starten van het sproeien duurt het twee tot vijf minuten voordat de geconcentreerde sproeioplossing kan worden verspreid. Bij het verdunnen wordt spoelwater in de spuitvloeistoftank gepompt. 1. Bedieningsterminal: kelen.
spuiten uitscha-
2. AMADRIVE: verdunnen kiezen. 3. →
, Waterhoeveelheid voor verdunnen invoeren. De waterhoeveelheid voor verdunnen (blauw) wordt in vergelijking met de aanwezige spoelwaterhoeveelheid (groen) weergegeven. Afb. 137
4. →
178
Verdunnen starten. Het verdunnen stopt automatisch.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Toepassing van de veldspuit
5.
Behandel het restoppervlak, respectievelijk spuit de overtollige resthoeveelheid over het al behandelde oppervlak. Net zolang verdunde resthoeveelheid uitbrengen tot er lucht uit de spuitdop komt.
6. Bedieningsterminal: kelen.
spuiten uitscha-
7. Reinigen van de veldspuit.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
179
Toepassing van de veldspuit
12.5
Resthoeveelheden Er zijn drie soorten resthoeveelheden: •
In de spuitvloeistoftank resterende, overtollige resthoeveelheid als u klaar bent met spuiten.
→
De overtollige resthoeveelheid wordt verdund verwerkt of afgepompt en afgevoerd.
•
Technische resthoeveelheid die bij een drukdaling van 25% nog in de spuitvloeistoftank, de zuigarmatuur en de spuitleiding blijft. De zuigarmatuur bestaat uit de bouwgroepen zuigfilter, pompen en drukregelaar. Houdt de waarden voor de technische resthoeveelheden aan op pagina 116.
12.5.1
→
De technische resthoeveelheid wordt verdund tijdens de reiniging van de veldspuit op het veld gebracht.
•
Uiteindelijke resthoeveelheid, die na de reiniging bij luchtafvoer uit de sproeidoppen nog in de spuitvloeistoftank, de zuigarmatuur en de spuitleiding achterblijft.
→
De uiteindelijke verdunde resthoeveelheid wordt na de reiniging afgetapt.
Verwijderen van resthoeveelheden • Ηουδ ερ ρεκενινγ µεε δατ δε ρεστηοεϖεεληειδ ιν δε σπυιτλειδι νγ νογ ιν ονϖερδυνδε χονχεντρατιε υιτγεσποτεν ωορδτ. Spuit deze resthoeveelheid absoluut op een onbehandeld oppervlak uit. In het hoofdstuk "Technische gegevens - spuitleidingen", pagina 116 vindt u het nodige traject voor het uitspuiten van deze onverdunde resthoeveelheid. De resthoeveelheid van de spuitleiding is afhankelijk van de werkbreedte van de spuitbomen.
180
•
Maatregelen ter bescherming van de gebruiker gelden bij het legen van resthoeveelheden. Neem de aanwijzingen van de fabrikant van het gewasbeschermingsmiddel in acht en draag passende veiligheidskleding.
•
Voer de opgevangen resthoeveelheid spuitvloeistof volgens de betreffende, wettelijke voorschriften af. Verzamel de resthoeveelheden spuitvloeistof in geschikte fusten. Laat de resthoeveelheden spuitvloeistof indrogen. Voer de resthoeveelheden via de voorgeschreven afvalverwerking.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Toepassing van de veldspuit
12.5.2
Leegmaken van de spuitvloeistoftank via de pomp (optie)
1. Aftapslang met 2-inch-Cam-Lock-koppeling op de aftapaansluiting aan machinezijde aansluiten. 2. 3.
4. →
Pompen inschakelen.
zetten.
Functiekeuzeschakelaar op aftappen
Aftappen starten (doorgaan tot klep is geopend). Spuitvloeistoftank wordt afgetapt.
Na het aftappen: 5. 6.
Pompen uitschakelen.
zetten.
Functiekeuzeschakelaar op spuiten
7. Slang losmaken.
Afb. 138
Voor onderbreken van het aftappen: Functiekeuzeschakelaar op spuiten zetten.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
181
Toepassing van de veldspuit
12.6
Reinigen van de veldspuit •
Houd de inwerkingsduur zo kort mogelijk, bv. door het dagelijks reinigen na het spuiten. Laat de spuitvloeistof niet onnodig lang in de spuitvloeistoftank, bijvoorbeeld niet gedurende de nacht. Levensduur en betrouwbaarheid van de veldspuit hangen in hoofdzaak van de inwerkingsduur van het gewasbeschermingsmiddel op de materialen van de veldspuit af.
•
Reinig de veldspuit altijd voor u een ander gewasbeschermingsmiddel gebruikt.
•
Voer de reiniging uit op het veld, waar u de laatste behandeling heeft uitgevoerd.
•
Voer de reiniging uit met water uit de spoelwatertank.
•
U kunt de reiniging op het erf uitvoeren, wanneer u een opvanginrichting (bv. een biobed) heeft. Houd hierbij de nationale voorschriften aan.
•
182
Let bij het uitbrengen van resthoeveelheden op al behandelde oppervlakken op de maximaal toegestane hoeveelheid preparaat.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Toepassing van de veldspuit
12.6.1
Reinigen van de spuit bij een geleegde tank •
Spuitvloeistoftank direct na het spuiten reinigen!
•
De spoelwatertank moet volledig zijn gevuld.
•
De reiniging moet als volgt worden uitgevoerd.
Comfortreiniging De comfortreiniging wordt via de comfortbediening op de AMADRIVE uitgevoerd. →
→ Comfortreiniging
Bij het doorlopen van de comfortreiniging wordt in meerdere stappen de complete machine gereinigd. •
De machine moet in de werkstand staan.
→
Het uitbrengen van verdunde spuitvloeistof/reinigingswater tijdens de comfortreiniging wordt automatisch uitgevoerd.
•
De spoelwatertank moet met minimaal 150 l zijn gevuld.
Voorwaarden: •
Voorwaarde vulpeil in de tank < 1% (bij voorkeur tank leeg).
•
Functiekeuzeschakelaar staat op spuiten. Pompen draaien.
•
1. AMADRIVE: comfortreiniging kiezen. 2.
Comfortreiniging starten.
Afb. 139
3. Bij het starten van het automatisch uitbrengen van verdunde spuitvloeistof/reinigingswater: →
Op behandelde oppervlak uitrijden.
Afb. 140
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
183
Toepassing van de veldspuit
4. Laatste resthoeveelheid aftappen, zie pagina 185. 5. Zuigfilter en drukfilter reinigen, zie pagina 186, 188. Standaardreiniging •
Spuitvloeistoftank moet leeg zijn!
•
160 l spoelwater is nodig.
•
Roerwerk en tank worden gereinigd. 1.
→
Standaard reiniging starten. 160 l reinigingswater aanwezig in de spuitvloeistoftank dat kan worden uitgebracht.
2. Inhoud van de spuitvloeistoftank op al behandeld oppervlak uitbrengen.
184
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Toepassing van de veldspuit
12.6.2
Aftappen van de resthoeveelheid •
Op het veld: laatste resthoeveelheid op het veld aflaten.
•
Op het erf: ο
Geschikt opvangvat onder de uitlaatopening van de zuigarmatuur en de aftapslang voor het drukfilter plaatsen en de laatste resthoeveelheid opvangen.
ο
Voer de opgevangen resthoeveelheid spuitvloeistof volgens de geldende, wettelijke voorschriften af.
ο
Verzamel de resthoeveelheden spuitvloeistof in geschikte fusten.
1. Stop de pomp. 2.
3.
zetten.
Functiekeuzeschakelaar op aftappen
Knop indrukken (vasthouden tot klep open is).
4. Omschakelkraan drukfilter in stand
.
5. Afsluitkraan aftappen openen. →
De uiteindelijke resthoeveelheid aftappen.
6. Afsluitkraan aftappen weer sluiten. 7. Schakelkraan drukfilter in positie 8.
zetten.
.
Functiekeuzeschakelaar op spuiten
Afb. 141
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
185
Toepassing van de veldspuit
12.6.3
Zuigfilter reinigen • •
Reinig het zuigfilter (Afb. 142) dagelijks na het reinigen van de veldspuit. Smeer de O-ring onder aan het zuigfilter in (Afb. 142/4). Let op een correcte inbouw van de O-ringen.
Zuigfilter reinigen bij lege tank 1. Maak het deksel van het zuigfilter los (Afb. 142/2). 2. Verwijder het deksel met zuigfilter (Afb. 142/3) en reinig het met water 3. Controleer de O-ringen op beschadigingen. 4. Lekdichtheid van het filterhuis controleren.
Afb. 142 Zuigfilter reinigen bij gevulde tank
1. AMADRIVE: eventueel pompen inschakelen en met het pompbedrijfstoerental aansturen. 2. Plaats de sluitkap op de zuigkoppeling. 3.
4.
zetten.
Functiekeuzeschakelaar op doseren
Vulterminal: vullen spuitvloeistoftank kiezen.
Een →De filterbeker wordt leeggezogen. minimaal 200 l grotere gewenste hoeveelheid invoeren. →
Zo kan geen spuitvloeistof ongewild uit het open zuigfilter ontsnappen.
5. Maak het deksel van het zuigfilter los (Afb. 142/2). 6. Ontlastingsklep op zuigfilter bedienen (Afb. 142/1). 7. Verwijder het deksel met zuigfilter (Afb. 142/3) en reinig het met water
Afb. 143
8. Controleer de O-ringen op beschadigingen.
186
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Toepassing van de veldspuit
9. Zuigfilter in de omgekeerde volgorde opnieuw monteren. 10. 11.
12.
Pompen uitschakelen.
zetten.
ren.
Functiekeuzeschakelaar op spuiten
Gewenste hoeveelheid weer reduce-
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
187
Toepassing van de veldspuit
12.6.4
Drukfilter reinigen
Drukfilter reinigen bij lege tank 1. Wartelmoer losmaken. 2. Drukfilter (Afb. 144/1) wegnemen en met water reinigen. 3. Drukfilter weer monteren. 4. Lekdichtheid van de koppeling controleren.
Afb. 144 Drukfilter reinigen bij gevulde tank
1.
2.
Vulterminal: vullen spuitvloeistoftank kiezen.
zetten.
Functiekeuzeschakelaar op doseren
3. Extra roerwerk in positie →
.
De resthoeveelheid in het drukfilter aftappen.
4. Wartelmoer losmaken. 5. Drukfilter (Afb. 144/1) wegnemen en met water reinigen. 6. Drukfilter weer monteren. 7. Lekdichtheid van de koppeling controleren. 8. Extra roerwerk in positie
.
Afb. 145
188
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Toepassing van de veldspuit
12.6.5
Reiniging buitenzijde
1. AMADRIVE: schakelen. 2.
zetten.
eventueel pompen in-
Functiekeuzeschakelaar op spuiten
3. De veldspuit en de spuitbomen met het spuitpistool reinigen 4.
zetten.
Functiekeuzeschakelaar op spuiten Afb. 146
12.6.6
Reinigen van de spuit bij kritische preparaatwisseling 1. Spuit zoals gewend in drie stappen reinigen, zie pagina 183 2. Spoelwatertank vullen. 3. Spuit reinigen, twee stappen, zie pagina 183. 4. Werd vooraf met drukaansluiting gevuld: Doseervat met spuitpistool reinigen en inhoud van het vat afzuigen. 5. Laatste resthoeveelheid aftappen, zie pagina 185. 6. Absoluut zuigfilter en drukfilter reinigen, zie pagina 186, 188. 7. Spuit reinigen, een stap, zie pagina 183. 8. Laatste resthoeveelheid aftappen, zie pagina 185
12.6.7
Contact van de machine met vloeibare meststof Overstromende of ontsnappende vloeibare mest veroorzaakt corrosieschade aan de machine, in het bijzonder aan de motor en de naastliggende componenten. Maak deze plaatsen grondig schoon met water!
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
189
Toepassing van de veldspuit
12.6.8
Spoelen van de spuit bij een gevulde tank (werkonderbreking) •
Reinig absoluut de zuigarmatuur (zuigfilter, pompen, drukregelaar) en de spuitleiding bij een onderbreking tijdens het spuiten door de weersomstandigheden.
•
Het spoelen wordt uitgevoerd via de comfortbediening op de bedieningsterminal. →
→ Spoelen
1. Pomp starten. 2.
, Waterhoeveelheid voor het spoelen invoeren.
•
Spuitvloeistof uitbrengen tot water uit de spuitdoppen komt.
→
Machines met DUS: alleen kortstondig spuiten inschakelen, omdat via DUS de spuitvloeistofconcentratie wordt verminderd.
•
De waterhoeveelheid voor spoelen (blauw) wordt in vergelijking met de aanwezige spoelwaterhoeveelheid (groen) weergegeven.
+ Spoelen starten en tegelijkertijd spuiten inschakelen. Minimaal 50 liter spoelwater tijdens de rit op een onbehandeld oppervlak brengen. 3.
+
4.
Afb. 147
Spoelen beëindigen.
Met DUS: →
Spuit wordt met spoelwater gereinigd. Hiervoor twee liter spoelwater per meter werkbreedte gebruiken (niveau bewaken).
→
Sproeidoppen worden gespoeld.
5. Direct pomp uitschakelen omdat de preparaatconcentratie afneemt. • •
Tank, roerwerken zijn niet gereinigd! De concentratie van de spuitvloeistof in de tanks is veranderd.
Spuiten vervolgen Voor het doorgaan met het spuiten gedurende vijf minuten de pomp -1 met 540 min laten draaien en de roerwerken inschakelen.
190
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Storingen
13
Storingen WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, schuren, snijden, afsnijden, vastgrijpen, opwikkelen, naar binnen trekken, vastgrijpen en stoten door •
onbedoeld zakken van opgeheven, onbeveiligde onderdelen van de machine.
•
onbedoeld starten en wegrollen.
Beveilig tractor en machine tegen onbedoeld starten en wegrollen voordat u storingen aan de machine verhelpt, zie hiervoor pagina 154. Wacht tot de machine stilstaat voordat u in de gevarenzone van de machine komt.
13.1
Afslepen van de machine GEVAAR Gevaar voor lichamelijk of dodelijk letsel door wegrollen van de machine. De machine mag alleen op een horizontaal vlak voor afslepen worden voorbereid, omdat de wielen vrij kunnen draaien en de rem niet werkt. Het slepen van de machine op de openbare weg is verboden. Na demontage van de as op alle wielen mag de machine worden weggesleept. 1. De centrale schroefsluiting verwijderen. 2. Met een M6-bout de as uit de wielaandrijving trekken. 3. Schroefsluiting weer met 90 Nm vastdraaien. 4. Na het afslepen de as weer monteren.
Afb. 148 • • • • •
Sleepinrichting (optie) monteren Bij een motor- en/of hydraulische storing is er geen oliedruk om te sturen. Het sturen zal daarom heel zwaar gaan. Maximale snelheid bij het slepen: 5 km/h. Maak de spuitvloeistoftank leeg voor het slepen. Bij stilstaande motor is in iedere geval afslepen van de machine met een trekstang nodig.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
191
Storingen
13.2
Storingen, waarschuwingen AMADRIVE
Benaming
Sensortype
Stuurapparaat
ESB boven Automatische sturing
Schakelaar Schakelaar
MMC1 MMC2
Luchtdruk rem circuit 1
Schakelaar
MMC2
Voorraaddruk te laag
Luchtdruk rem circuit 2
Schakelaar
MMC2
Voorraaddruk te laag
Hydraulisch oliefilter
Schakelaar
MMC2
! - Hydraulic oil filter polluted
Hydraulische olietemperatuur
Schakelaar
MMC2
! - Hydraulic oil temp high
Peil hydraulische olie laag
Schakelaar
MMC2
! - Hydraulic oil level low
Storing centrale smering Handremschakelaar Stuurhendel Hefmodule Stuurinrichting voor Stuurinrichting achter Niveau voor Niveau achter Spoor links Spoor rechts Trap Diesel Temperatuur hydrauliek Temperatuur water Besturing voorwaarts Besturing achteruit Toerental voor links Toerental voor rechts Toerental achter rechts Toerental achter links
Schakelaar Schakelaar Potentiometer Potentiometer Potentiometer Potentiometer Potentiometer Potentiometer Potentiometer Potentiometer Potentiometer Potentiometer Temperatuursensor Temperatuursensor Druksensor Druksensor Toerentalsensor Toerentalsensor Toerentalsensor Toerentalsensor
MMC2 MMC2 MMC1 MMC1 MMC2 MMC2 MMC2 MMC2 MMC2 MMC2 MMC2 MMC2 MMC2 MMC2 MMC1 MMC1 MMC1 MMC1 MMC1 MMC1
! - Central lube system error ! - Parking brake AE Pin 38 AE Pin 40 AE Pin 38 AE Pin 39 AE Pin 42 AE Pin 43 AE Pin 40 AE Pin 41 AE Pin 5 AE Pin 4 AE Pin 45 AE Pin 44 AE Pin 44 AE Pin 45 FQ Pin 62 FQ Pin 63 FQ Pin 64 FQ Pin 65
192
Waarschuwing ! Verkeerde invoer PIN ! - Induction bowl is not above
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Storingen
Benaming Pomp voorwaarts Pomp terug Motor voor links Motor voor rechts Motor achter links Motor achter rechts Motor spuitpomp Retarder El. ABV Stuurinrichting links Stuurinrichting rechts Ventilatormotor water Ventilatormotor olie/lucht Spoorbreedte links groter Spoorbreedte links kleiner Spoorbreedte rechts groter Spoorbreedte rechts kleiner Niveau voor omhoog Niveau voor omlaag Niveau achter omhoog Niveau achter omlaag
Ventiel type Proportionele ventielen Proportionele ventielen Proportionele ventielen Proportionele ventielen Proportionele ventielen Proportionele ventielen Proportionele ventielen Proportionele ventielen Proportionele ventielen Proportionele ventielen Proportionele ventielen Proportionele ventielen Proportionele ventielen Schakelventielen Schakelventielen Schakelventielen Schakelventielen Schakelventielen Schakelventielen Schakelventielen Schakelventielen
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
SG
Verkeerde invoer PIN
MMC1
PV Pin 6
MMC1
PV Pin 7
MMC1
PV Pin 8
MMC1
PV Pin 9
MMC1
PV Pin 11
MMC1
PV Pin 10
MMC1
PV Pin 12
MMC1
PV Pin 13
MMC2
PV Pin 10
MMC2
PV Pin 6
MMC2
PV Pin 7
MMC2
PV Pin 8
MMC2 MMC2 MMC2 MMC2 MMC2 MMC2 MMC2 MMC2 MMC2
PV Pin 9 SA Pin 14 SA Pin 15 SA Pin 16 SA Pin 17 SA Pin 18 SA Pin 19 SA Pin 20 SA Pin 21
193
Storingen
13.3
Storingen bij het spuiten
Storing
Oorzaak
Oplossing
Pomp zuigt niet aan
Verstopping aan de zuigzijde (zuigfilter, filterelement, zuigslang).
Verhelp de verstopping.
Pomp zuigt lucht aan.
Controleer de slangverbinding voor de zuigslang (speciale uitrusting) aan de zuigaansluiting op dichtheid.
Zuigfilter, filterelement vervuild.
Zuigfilter, filterelement reinigen.
Vastgeklemde of beschadigde kleppen.
Vervang de kleppen.
Pomp heeft geen capaciteit
Fladderen van de spuitkegel
Olie-spuitvloeistofmengsel in olievulopening resp. duidelijk vaststelbaar olieverbruik
Pomp zuigt lucht aan, herkenbaar Controleer de slangverbindingen aan luchtbellen in de spuitvloei- aan de zuigslang op dichtheid. stoftank. Onregelmatige transportstroom Kleppen aan zuig- en drukzijde controleren resp. vervangen (zie van de pomp. hiervoor op pagina 249). Pompmembraan defect.
Vervang de 6 zuigermembranen (zie hiervoor pagina 250).
Hoge rijsnelheid, lage pompaan- Verlaag de rijsnelheid en verhoog het pompaandrijftoerental tot de De vereiste, ingevoerde dose- drijftoerental. foutmelding en het akoestisch ring wordt niet bereikt alarmsignaal verdwijnen. Bedieningsterminal:
Opgegeven rijsnelheid verandert, Verander de rijsnelheid, zodat u opnieuw naar het opgegeven Het toegestane spuitdrukbereik wat gevolgen heeft voor de spuitrijsnelheidsbereik terugkeert, dat van de in de spuitbomen inge- druk u voor het spuiten had vastgebouwde spuitdoppen wordt legd verlaten Bedieningsterminal:
194
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14
Reiniging, onderhoud en reparatie WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, schuren, snijden, afsnijden, vastgrijpen, opwikkelen, naar binnen trekken, vastgrijpen en stoten door •
onbedoeld zakken van opgeheven, onbeveiligde onderdelen van de machine.
•
onbedoeld starten en wegrollen van de tractor/machine combinatie.
Beveilig de tractor en de machine tegen onbedoeld starten en wegrollen voordat u reinigings-, service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. Zie hiervoor pagina 154.
WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, schuren, snijden, afsnijden, vastgrijpen, opwikkelen, naar binnen trekken en vastgrijpen door gevaarlijke plaatsen die niet beveiligd zijn! •
Monteer de veiligheidsvoorzieningen die u vóór de reinigings-, service en onderhoudswerkzaamheden heeft verwijderd.
•
Vervang defecte veiligheidsvoorzieningen door nieuwe.
GEVAAR •
Neem bij het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden de veiligheidsvoorschriften, vooral hoofdstuk "Gebruik van de veldspuit" in acht, op pagina 32!
•
U mag onderhouds- en reparatiewerkzaamheden onder bewegende machinedelen, die opgetild zijn, alleen uitvoeren als die machinedelen tegen het per ongeluk naar beneden komen met geschikte vormgesloten beveiligingen geborgd zijn.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
195
Reiniging, onderhoud en reparatie
•
• • • • •
• •
•
Een regelmatig en deskundig onderhoud houdt uw veldspuit in topconditie en voorkomt vroegtijdige slijtage. Een regelmatig en deskundig onderhoud is een voorwaarde voor onze garantiebepalingen. Gebruik alleen AMAZONE originele-reserveonderdelen (zie hiervoor hoofdstuk "Reserveonderdelen, slijtdelen en hulpmaterialen", pagina 17). Gebruik alleen AMAZONE originele-reserveslangen en bij de montage alleen slangklemmen van V2A. Speciale vakkennis is de voorwaarde voor het uitvoeren van controle- en onderhoudswerkzaamheden. Deze vakkennis wordt in het kader van deze gebruiksaanwijzing niet overgedragen. Neem de nodige maatregelen ter bescherming van het milieu bij het uitvoeren van reinigings- en onderhoudswerkzaamheden in acht. Neem de wettelijke voorschriften bij het afvoeren van bedrijfsstoffen in acht, zoals bv. oliën en vetten. Eveneens van deze wettelijke voorschriften betroffen, zijn delen die met deze bedrijfsstoffen in aanraking komen. Een doorsmeerdruk van 400 bar mag bij het doorsmeren met hogedruksvetspuiten niet overschreden worden. Principieel verboden is ο
het boren aan het chassis.
ο
het openboren van bestaande gaten aan het rijwerk.
ο
het lassen aan dragende bouwdelen.
Nodig zijn veiligheidsmaatregelen, zoals het afdekken van de leidingen of het demonteren van leidingen op bijzonder kritieke plaatsen ο
bij las-, boor- en slijpwerkzaamheden;
ο
bij werkzaamheden met slijpschijven in de buurt van kunststofleidingen en elektrische leidingen.
•
Reinig de veldspuit voor elke reparatie grondig met water!
•
Voer reparatiewerkzaamheden aan de veldspuit principieel bij een niet-aangedreven pomp uit.
•
Alleen na grondige reiniging mogen reparatiewerkzaamheden in de binnenruimte van de spuitvloeistoftank uitgevoerd worden! Ga niet in de spuitvloeistoftank staan!
Bij laswerkzaamheden aan de machine: •
Ontkoppel altijd de voeding van de boordcomputer.
•
Schakel de hoofdschakelaar uit.
•
Maak de klemmen van de accu los.
•
Trek de EMR-stekker (Afb. 149/1) op de besturing in de centrale elektrische installatie in de cabine onder de armleuning rechts naast de cabine los.
Afb. 149
196
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.1
Reiniging •
Controleer rem-, lucht- en hydraulische slangleidingen zeer zorgvuldig!
•
Behandel rem-, lucht- en hydraulische slangleidingen nooit met benzine, benzeen, petroleum of minerale oliën.
•
Smeer de veldspuit na het reinigen, vooral na het reinigen met een hogedrukreiniger/stoomstraal of vetoplosbare middelen.
•
Neem de wettelijke voorschriften voor het gebruiken en opruimen van reinigingsmiddelen in acht.
Reinigen met hogedrukreiniger/stoomstraal •
U dient de volgende aanwijzingen bij het reinigen met een hogedrukreiniger/stoomstraal beslist op te volgen: ο ο ο ο ο
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reinig geen elektrische onderdelen. Reinig geen verchroomde onderdelen. Richt de straal van de hogedrukreiniger of de stoomstraal nooit rechtstreeks op smeerpunten en lagers. Houd altijd een afstand van minimaal 300 mm tussen hogedrukreiniger/stoomstraal en machine aan. Neem de veiligheidsvoorschriften voor het gebruik van hogedrukreinigers in acht.
197
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.2
Overwinteren of langere buitenbedrijfstelling 1. Reinig de machine grondig voor het overwinteren. ο
Reinigen van de spuit bij een geleegde tank, zie pagina 183.
ο
Aftappen van de resthoeveelheid.
2. De pompen met laag toerental aandrijven en "lucht laten pompen" als de spoelwerkzaamheden afgesloten zijn en er geen vloeistof meer uit de spuitdoppen komt. 3. Schakel op de bedieningsterminal om tussen de posities
,
en bij geopende aftapkraan. 4. Schakel op de functiekeuzeschakelaar meerdere keren tussen alle standen
5. Spuitpompaandrijving uitschakelen, wanneer na meerdere keren omschakelen van de positie aan de zuigarmatuur en de drukarmatuur nergens meer vloeistof uit de spuitdopleidingen komt. 6. Spuitbomen neerlaten en dieselmotor uitschakelen. 7.Demonteer per spuitboomsectie een membraanventiel uit een spuitdop, zodat de spuitleidingen leeglopen. 8. Demonteer en reinig het zuigfilter en het drukfilter. 9. Demonteer de drukslang van de pompen, zodat resterende hoeveelheden water uit de drukslang en de drukarmatuur kunnen stromen. 10. Maak de slangen op de kleppen en het extra roerwerk onder de linker zijafdekking los.
Afb. 150 11. Zet de drukarmatuur nog eenmaal in alle standen op de functiekeuzeschakelaar. 12. Spuitpomp inschakelen en de pomp circa ½ minuut aandrijven tot uit de aansluiting van de pomp aan de drukzijde geen vloeistof meer naar buiten komt. Resthoeveelheden kunnen met hoge druk uit de persaansluiting ontsnappen. 13. Dieselmotor uitschakelen. 198
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14. Drukaansluiting van de pomp tegen vervuiling afdekken. 15. Tap de spoelwatertank af door de wartelmoer aan de afvoer los te maken. 16. Tap af en reinig het zuigfilter voor het spoelwater.
Afb. 151 17. Ontwater de spoelwaterpomp en de spoelwaterkleppen onder de rechter zijmantel 17.1 Slangen op ventielen en pomp losmaken. 17.2 Inspoeltank neerlaten → spoelwaterpomp draait. 17.3 Spoelwater aftappen: AMADRIVE → configuratie → pagina 152. 17.4 Dieselmotor uitschakelen.
Afb. 152 18. Ontwater de druksensor van de boomarmatuur bij neergelaten boom, door de slang van de druksensor los te maken.
Afb. 153 Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
199
Reiniging, onderhoud en reparatie
19. Ontwater de druksensor aan het hoofdroerwerk, door de slang van de druksensor los te maken.
Afb. 154 Voor het opnieuw in bedrijf stellen:
200
•
Alle gedemonteerde delen monteren.
•
Aftapkraan zuigarmatuur sluiten.
•
De zuigermembraanpompen moeten voor ingebruikneming bij temperaturen onder 0°C geheel ijsvrij zijn om te verhinderen dat ijsresten zuiger en zuigermembraan beschadigen.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.3
Onderhouds- en verzorgingsschema – overzicht •
Voer de onderhoudswerkzaamheden uit zodra de eerste termijn is bereikt.
•
Tijdsintervallen, loopuren van de motor of service-intervallen van de eventueel bijgeleverde documenten van derden hebben voorrang.
•
Houd het onderhoudsboek aan.
Na de eerste 10 bedrijfsuren Onderdeel
Onderhoudswerkzaamheid
Wielen
•
Wielbouten natrekken
•
Slangleidingen controle op gebreken
•
Op lekkage controleren
•
Smering uitvoeren
Hydraulisch systeem Gehele machine
Zie blz. Vakwerkplaats 224 233 206
Na de eerste 50 bedrijfsuren Indien nodig eerste onderhoudskit bestellen Onderdeel
Onderhoudswerkzaamheid
Wieloverbrenging
•
Olie verversen
223
X
•
Voorste en achterste dempingslagers controleren en eventueel de bouten natrekken.
242
X
•
Hydraulisch retourfilter vervangen
237
X
•
Hydraulisch persfilter vervangen
237
X
•
Olie verversen
215
X
•
Motoroliefilter vervangen
215
X
Cabine Hydraulisch systeem
Deutz-motor
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Zie blz. Vakwerkplaats
201
Reiniging, onderhoud en reparatie
Dagelijks Onderdeel
Onderhoudswerkzaamheid
Zie blz. Vakwerkplaats
•
Motoroliepeil controleren
215
•
Uitlaatgasniveau III A: brandstofvoorfilter op waterafscheiding controleren, eventueel ontwateren
213
•
Oliepeil controleren
237
•
Slangleidingen controle op gebreken
233
•
Op lekkage controleren
Verlichting
•
Werking controleren
-
Remmen
•
Werking controleren
-
Stuurinrichting
•
Spoorcorrectie
60
Spuitpompen
•
Oliepeil controleren
248
Deutz-motor
Hydraulisch systeem
Spuitvloeistoftank Zuigfilter
182 •
Zelfreinigend drukfilter
Reinigen resp. spoelen
Spuitdoppen Machine Luchtinlaatsysteem van de motor
186 100 252
•
Op lekkage controleren
•
Onderhoudsindicatie op luchtfilter controleren
217
Elk kwartaal / Elke 100 bedrijfsuren Onderdeel
Onderhoudswerkzaamheid
Luchtinlaatsysteem van de motor •
Zie VakwerkPagina plaats
Reinigen
217
Spuitdoppen
•
Controleren
252
Persluchtinstallatie
•
Luchttank ontwateren
227
Gehele machine
•
Smering uitvoeren
206
Rem
•
Remvloeistofpeil controleren
226
Cabine categorie 4
•
Filter vervangen voor actief koolstoffilter
240
202
X
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
Elk half jaar / elke 250 bedrijfsuren Onderdeel
Spuitbomen
Onderhoudswerkzaamheid
•
Leidingfilter reinigen
•
Beschadigde filterpatronen vervangen
•
Uitlaatgasniveau III B: Koelmiddelpeil en vorstbescherming controleren
219
•
Brandstofvoorfilter ontwateren
212
•
Filter vervangen voor stof en aërosol
240
Deutz-motor Cabine categorie 4
Zie blz. Vakwerkplaats 253
X
Jaarlijks/500 bedrijfsuren (Omvang onderhoud A) →
Indien nodig eerste onderhoudskit A bestellen
Onderdeel
Onderhoudswerkzaamheden
Zie blz. Vakwerkplaats
•
Olie verversen
215
X
•
Motoroliefilter vervangen
215
X
Wieloverbrenging
•
Oliepeil controleren
223
Koeler hydrauliek, motor, airco
•
Met perslucht reinigen
220
Airconditioning
•
V-snaren compressor controleren
222
X
Hydraulisch systeem
•
Retourfilter vervangen
237
X
Spuitpompen
•
Olie verversen
248
X
Deutz-motor
Jaarlijks/1000 bedrijfsuren (Omvang onderhoud B) →
Indien nodig eerste onderhoudskit B bestellen (bevat onderhoudskit A)
Onderdeel
Cabine
Deutz-motor
Onderhoudswerkzaamheden
•
Onderhoudsomvang A uitvoeren
•
Luchtfilter buiten vervangen
•
Circulatieluchtfilter reinigen
•
Zie blz. Vakwerkplaats
239
X
Brandstofhoofdfilter, patroon vervangen
211
X
•
Brandstofvoorfilter vervangen
212
X
•
V-snaren en spanrollen controleren, evt. vervangen
221
X
•
Motorophanging natrekken, eventueel vervangen
•
Accu en kabelaansluitingen controleren
•
Bevestigingen, slangkoppelingen, klemmen controleren, eventueel vervangen.
•
Laadluchtkoeler inlaatoppervlak (smeerolie, condenswater aftappen)
•
Luchtfilter reinigen
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
X
203
Reiniging, onderhoud en reparatie
Hydraulisch systeem Wieloverbrenging
Spuitpompen
Remmen Spuitbomen Doorstromings/terugstroommeter
•
Verversen hydraulische olie
237
X
•
Hydraulisch drukfilter vervangen
237
X
•
Olie verversen
223
X
•
Olie verversen
248
X
•
Ventielen controleren, evt. vervangen
249
X
•
Zuigermembranen controleren, evt. vervangen
250
X
•
Remvoeringen / Remschijven controleren
226
X
•
Afgifte van de veldspuit meten en de dwarsverdeling controleren, evt. versleten spuitdoppen vervangen
252
Kalibreren
252
Luchtfilters binnen en buiten vervangen
217
•
Luchtinlaatsysteem van de motor • Spoelwater
•
X
Zuigfilter spoelwater reinigen
Elke 2 jaar/2000 bedrijfsuren (Omvang onderhoud C) →
Indien nodig eerste onderhoudskit C bestellen (bevat onderhoudskit B)
Onderdeel
Onderhoudswerkzaamheid
Zie blz. Vakwerkplaats
•
Klepspeling controleren, eventueel instellen
221
X
•
Koelvloeistof vervangen
219
X
•
Aircocompressor, V-snaren vervangen
222
X
•
Verdamper en warmwaterradiator reinigen
245
X
•
Filterdroger vervangen
244
X
Rem
•
Remvloeistof verversen
Brandblusser
•
Controle door Gloria-klantenservice
Rem
•
Luchtdrogerpatroon vervangen
•
V-snaren vervangen
•
Spanrol vervangen
•
Bougie van het roetfilter
X
•
Flatter-klep vervangen
X
Deutz-motor
Airconditioning
X 226
X
221
X
Elke 5 jaar/4500 bedrijfsuren
Deutz-motor
204
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
Indien nodig Onderdeel
Onderhoudswerkzaamheid
Hydraulica spuitbomen
•
Smoorkleppen instellen
246
•
Wielbouten natrekken (na eerste rit na vervangen van een wiel)
224
•
Bandenspanning controleren
224
Luchtfilter extern reinigen
217
X X
Wielen Luchtinlaatsysteem van de motor •
Zie blz. Vakwerkplaats
Brandstofsysteem
•
Ontluchten
214
Airconditioning
•
Inbedrijfstelling na langere stilstandtijd
243
Accu
•
Vervangen
222
Koeler hydrauliek, motor, airco
•
Met perslucht reinigen
220
14.4
Onderhoudswerkzaamheden bij draaiende motor GEVAAR Gevaar voor ongevallen bij onderhoudswerkzaamheden door ongewild starten van de machine. Bedien schakelaar S03 voordat u met het onderhoud begint.
De schakelaar S003 •
voorkomt het rijden bij draaiende motor.
•
onder de opklapbare armleuning
•
brandt na bediening.
Afb. 155
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
205
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.5
Smeervoorschrift • • •
Na 10 bedrijfsuren eerste keer afsmeren van alle smeerpunten! Smeer alle smeernippels (afdichtingen schoon houden). Alle bewegende delen zoals bouten, schroeven en lagers regelmatig met olie of vet insmeren.
De machine in de opgegeven intervallen smeren/vetten. De smeerpunten aan de machine zijn met de folie (Afb. 156) gemarkeerd. Smeerpunten en vetspuit voor het smeren zorgvuldig reinigen, zodat er geen vuil in de lagers geperst wordt. Het vervuilde vet in de lagers volledig uitspuiten en door nieuw vet vervangen!
Afb. 156
Smeermiddelen Lithiumzeep met EP-additief, Mark NLGI-klasse 2 (ook voor de centrale smeerin- Agip stallatie geschikt) Aral
206
Naam GR MU EP 2 Aralub HLP 2
Avia
Avialith 2 EP
BP
Energrease LS 2 - EP 2
Castrol
Spheerol AP 2
Esso
Beacon EP 2
Fina
Marson EPL2A
Fuchs
Renolit FLM 2
Shell
Alvania EP 2
Mobil
Mobilux EP 2
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
Overzicht van smeerpunten Afb. 157/...
Smeerpunt
Interval [h]
Aantal smeerpunte n
Soort smering
(1)
Stuurcilinder
100
4x2
Smeernippel
(2)
Pendelvork
100
2x2
Smeernippel
(3)
Spoorbreedtecilinder
100
2x2
Smeernippel
(4)
Pendelas
100
2x2
Smeernippel
(5)
Astap
100
4x4
Smeernippel
(6)
Hydropneumatische vering
100
4x2
Smeernippel
100
4
Smeernippel
(bovenste Houder spuitbomen afb.)
(7)
Hoofdas spoorbreedteverstelling met penseel invetten, corrosiebescherming (elke 100 bedrijfsuren en extra voor lange stilstandtijden
Afb. 157 Als extra corrosiebescherming de spoorbreedte elke 20 bedrijfsuren op de minimale en maximale waarde brengen.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
207
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.5.1
Centrale smering
(optie) Functie van de centrale smering: •
Overzicht van smeerpunten (56 stuk)
•
Automatische dosering
•
Indien nodig extra handmatige dosering via de knop in de cabine.
Afb. 158/... (1) Reservoir smeermiddel (2) Aansluiting voor bijvullen (3) Maximaal niveau (4) Bedieningseenheid Vul het reservoir van de centrale smering op tijd bij.
Afb. 158 Bedieningseenheid (1) Instelling van de duur van een smeerprocedure ((een stap = één minuut , standaard instelling 6 minuten) (2) Instelling van de tijdsinterval tussen de smeerprocedures (een stap = 0,5 uur, standaard instelling 2,0 uur) (3) Indicatie storing - rood (4) Indicatie smeren actief - groen (5) Bus, aansluiting voor service
208
Afb. 159
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.6
14.6.1
Onderhoud van het dragervoertuig •
Bij iedere machine worden zelfklevende onderhoudsplaten voor de dieselmotor meegeleverd. Plak deze goed zichtbaar op de machine.
•
Houd ook de gebruiksaanwijzing van de Deutz-motor type TCD6.1 L6.
•
Laat de onderhoudswerkzaamheden aan de motor door een Deutz-dealer uitvoeren.
Olie en bedrijfsvloeistoffen Andere merken altijd mengen op aanvraag. Een schriftelijke bevestiging van de leverancier bij gebruik van andere olie is noodzakelijk, om te waarborgen, dat er geen storingen optreden. Bij gebruik van andere olie dan voorgeschreven, vervalt de garantie van de machine direct!
Vulhoeveelheden van de bedrijfsvloeistoffen Onderdeel Deutz-motor
Naam
Vulhoeveelheid
Motorolie
ca. 15,5 l
Koelvloeistof
ca. 38 l Tank
ca. 120 l
Totaalsysteem
ca. 180 l
Hydraulisch systeem
Hydraulische olie
Wieloverbrenging
Olie wielaandrijving
ca. 1,2 l
Koelmiddel
1900 g
Airconditioning Spuitpompen
Contrastmiddel
10 g
Compressorolie
5g
Motorolie 15W40
elk 1,7 l
Toegestane hydraulische olie Alleen gereinigde hydraulische olie bijvullen. Benodigde reinheidsklasse: •
Reinheidsklasse 9 conform NAS 1638
•
Reinheidsklasse 18/16/13 conform ISO 4406/1999
Merk
Naam
BP Castrol ELF ESSO FINA Mobil OK Q8 Shell Texaco Total Valvoline
Batran HV 68 (HPVL Öl nach DIN 51524) Hyspin AWH 68 Hydrelf 68 Univis N+ ISO VG68 Hydran HV 68 DTE 10M / DTE 30 Hovis 68 Handel 68 Tellus T68 Rando HD-Z 68 Equivis ZS 68 Ultramax HVLP 68
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
209
Reiniging, onderhoud en reparatie
Toegestane motorolie Deutz-kwaliteitsklasse: Voor de dieselmotor zijn motoroliën uit de volgende kwaliteitsklassen toegestaan: •
DQC III LA
•
DQC IV LA
(LA = Low Ash) Viscositeitsklasse Afhankelijk van de omgevingstemperatuur de viscositeitsklasse kiezen. Standaard:SAE 10W/40 (omgevingstemperatuur van -20°C tot 40 °C) Toegestane olie voor wielaandrijving Omgevingstemperatuur •
van -20°C tot 30 °C: SAE 80 W/90
•
van 10°C tot 45 °C: SAE 85 W/140
Shell Spirax HD Agip Rotra MP Aral transmissieolie HYP BP-Mach Hydrogear EP Castrol Hypoy Elf Tranself B Mobil Mobilupe HD Total Transmission TM Toegestane beschermingsmiddelen voor koelsysteem
210
Merk
Naam
Deutz AG
TN 0101 1490 (5 Liter liter, litres) TN 0101 1490 (20 Liter, liter, litres)
ARAL
Antifreeze Extra
AVIA
Antifreeze APN
BASF
Glysantin G48 Protect Plus
BP
BP anti-frost Code No. X 2270 A
ESSO
ESSO Antifreeze Extra
Mobil
Mobil Antifreez Extra
Shell
GlycoShell
Castrol
Castrol Antifreeze NF
TOTAL
Glacelf MDX
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.6.2
Brandstoffilter
De motor heeft een brandstoffilter (Afb. 160/1). Het brandstoffilter heeft een vervangbaar filterelement. Filter vervangen 1. Brandstoffilterelement met standaard gereedschap losmaken en afschroeven. 2. Ontsnappende brandstof opvangen. 3. Afdichtingsvlak van de filterhouder eventueel schoonmaken. 4. Rubberen afdichting van het nieuwe brandstoffilterelement licht insmeren resp. met diesel bevochtigen. 5. Patroon met de hand opschroeven tot de afdichting aanligt.
Afb. 160
6. Brandstoffilterelement met een extra halve slag vastdraaien. 7. Controleren op lekdichtheid.
GEVAAR Geen open vuur bij werkzaamheden aan de brandstofinstallatie! Niet roken! •
Afdichting van het smeeroliefilterelement na 30 minuten gebruik nogmaals op lekdichtheid controleren.
•
Filterpatronen zijn wegwerpartikelen en chemisch afval!
•
Het brandstoffilter moet na de eerste 50 tot 150 uur worden vervangen en daarna ieder jaar.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
211
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.6.3
Brandstofvoorfilter (Uitlaatgasniveau III B)
(1) Brandstoftoevoer naar de pomp (2) Brandstofretour van besturingsblok FCU (3) Brandstofhandpomp met bajonetsluiting voor vergrendelen en vrijgeven (4) Thermostaatventiel met uitschakelhendel (optie) (5) Filterelement (6) Elektrische waterstandsensor (7) Aftapkraan (8) Wateropvangbak (Bowle) (9) Brandstofinlaat van brandstoftank (10) Brandstofretour naar brandstof tank
Afb. 161
(11) Aansluitstekker voor waterstandsensor Ontwateren 1. Aftapkraan onder het filter zolang openen, tot er schone brandstof uitstroomt. 2. Wegstromend brandstof-watermengsel opvangen en milieuvriendelijk afvoeren. Brandstoffilter ten laatste ontwateren, wanneer de AMADRIVE de bijbehorende melding geeft. Filter vervangen 1. Brandstofopvangbak onder het brandstofvoorfilter plaatsen. 2. Aftapkraan losmaken en water en brandstof helemaal aftappen. 3. Filterelement samen met de wateropvangbak linksom uitdraaien en wegnemen. 4. Brandstofkraan (bij hoogliggende tank) sluiten. 5. Wateropvangbak linksom van het ouder filterelement draaien en wegnemen. 6. Resterende brandstof in de brandstofopvangbak aftappen en wateropvangbak schoonmaken. 7. Wateropvangbak rechtsom op nieuwe filterelement schroeven. 8. Afdichtoppervlak van het nieuwe filterelement en de tegenoverliggende zijde van de filterkop schoonmaken. 9. Afdichtoppervlakken van het filterelement iets met brandstof bevochtigen en rechtsom weer op de filterkop schroeven (17-18 Nm). 10. Systeem ontluchten, zie brandstofsysteem ontluchten. 11. Opgevangen brandstof en oude filterelement afvoeren.
212
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.6.4
Brandstofvoorfilter (uitlaatgasniveau III A)
(1) Schroefdeksel (2) Wateraftapschroef (3) Transparante wateropvangbak Ontwateren 1. Wateraftapschroef losdraaien tot schone brandstof uitstroomt. 2. Wegstromend brandstof-watermengsel opvangen en milieuvriendelijk afvoeren. Filter vervangen 1. Schroefdeksel losdraaien. 2. Deksel met filterelement afnemen. 3. Filterelement van deksel aftrekken. 4. O-ring op schroefdeksel plaatsen. 5. Alle O-ringen bevochtigen met brandstof. 6. Nieuw filterelement in het deksel drukken tot deze vastklikt. 7. Schroefdeksel met filterelement inschroeven (aandraaimoment 50 Nm).
Afb. 162
8. Systeem ontluchten, zie brandstofsysteem ontluchten. 9. Opgevangen brandstof en oude filterelement afvoeren.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
213
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.6.5
Brandstofsysteem ontluchten 1. Bajonetsluiting van de brandstofhandpomp door indrukken en tegelijkertijd linksom draaien ontgrendelen. De pompzuiger wordt nu door de veer naar buiten gedrukt. 2. Net zolang pompen tot een zeer sterke weerstand merkbaar is en het pompen nog slechts heel langzaam gaat. 3. Nu nog enkele keren doorpompen. (de retourleiding moet worden gevuld). 4. Bajonetsluiting van de brandstofhandpomp door indrukken en tegelijkertijd rechtsom draaien ontgrendelen. 5. Motor starten en ca. 5 minuten stationair of bij lage belasting laten draaien. Hierbij het voorfilter controleren op lekdichtheid.
GEVAAR Geen open vuur bij werkzaamheden aan de brandstofinstallatie! Niet roken!
Oude brandstof milieuvriendelijk afvoeren!
214
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.6.6
Oliepeilcontrole en olie verversen dieselmotor
Het oliepeil moet dagelijks worden gecontroleerd met de oliepeilstok. U vindt de oliepeilstok aan de rechterkant van de motor. Het beste kunt u het oliepeil 's ochtends controleren, voordat de motor heeft gedraaid. 1. De machine moet op een vlak oppervlak staan. 2. Trek de oliepeilstok (Afb. 163/1) uit en maak deze schoon met een schone doek. 3. Steek de oliepeilstok nogmaals in de opening en trek deze er weer uit. → Het juiste oliepeil ligt tussen de markeringen. 4. Indien nodig, moet het oliepeil met de voorgeschreven olie via de vulopening (Afb. 163/2,3) worden bijgevuld. → Eerst de vulopening goed reinigen.
Afb. 163
5. Controleer het oliepeil en sluit het deksel weer. Niet bij een draaiende motor olie bijvullen!
Olie verversen 1. Motor warm laten lopen. 2. Voertuig horizontaal parkeren. Smeerolietemperatuur ca. 80°C. 3. Motor uitschakelen. 4. Olieopvangbak onder de motor plaatsen. 5. Olieaftapschroef (Afb. 163/4) uitdraaien. 6. Olie aftappen en evt. inhoud oliekoeler aftappen. 7. Olieaftapschroef met nieuwe afdichtring indraaien en vasttrekken. 8. Smeerolie bijvullen. ο
Kwaliteits-/viscositeitsspecificaties, zie op pagina 210.
ο
Eerste vulhoeveelheid 26,5 liter.
ο
Maatgevend voor de vulhoeveelheid is de maximum markering op de oliepeilstok.
9. Oliepeil controleren.
VOORZICHTIG Verbrandingsgevaar bij het aftappen van hete olie!
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
215
Reiniging, onderhoud en reparatie
•
Zet de machine altijd zodanig neer, dat alle olie kan uitstromen.
•
Sla de afgewerkte olie altijd op een speciale locatie op, het is chemisch afval!
•
Voer de olie af conform de nationale regelgeving.
•
Het oliefilter is een wegwerpartikel. Let erop, dat oliefilters chemisch afval zijn! Houd ook de geldende regelgeving aan.
•
Afdichting van het smeeroliefilterelement na 30 minuten gebruik nogmaals op lekdichtheid controleren.
Oliefilter vervangen 1. Motor uitschakelen. 2. Smeeroliepatroon (Afb. 164/5) met standaard gereedschap losmaken en afschroeven. 3. Eventueel wegstromende olie opvangen. 4. Afdichtingsvlak van de filterhouder eventueel schoonmaken. 5. Rubberen afdichting van het nieuwe smeeroliefilterelement iets insmeren. 6. Patroon met de hand opschroeven tot de afdichting aanligt. 7. Smeeroliefilterelement met een extra halve slag vastdraaien. 8.· Oliepeil en oliedruk controleren 9.· Afdichting van het smeeroliefilterelement op lekdichtheid controleren.
Afb. 164
VOORZICHTIG Voorzichtig bij hete olie: verbrandingsgevaar!
216
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.6.7
Luchtinlaatsysteem van de motor
Het luchtfilter moet regelmatig worden gereinigd. De tijdsperiode tussen de reinigingen is afhankelijk van de werkomstandigheden. (1) Drogeluchtfilter (2) Stofafvoerventiel •
Stofafvoerventiel door samendrukken van de afvoersleuf leegmaken.
•
Van tijd tot tijd de afvoersleuf schoonmaken. Afb. 165
Luchtfilter met onderhoudsindicatie Het luchtfilter is met een onderhoudsindicatie uitgerust. Luchtfilter controleren. 1. Dieselmotor starten. 2. Machine tegen onbedoeld starten beveiligen. 3. Onderhoudsindicatie controleren. →
Wanneer de rode markering in de onderhoudsindicatie verschijnt, het luchtfilter vervangen/schoonmaken.
Afb. 166
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
217
Reiniging, onderhoud en reparatie
Filterpatronen 1. Vleugelmoer van de filterkap (Afb. 167/1) losmaken. 2. Filterkap afnemen en filterbuitenelement (Afb. 167/2) uittrekken. 3. Filterelement reinigen, ten laatste na een jaar vervangen. 4. Filterbuitenelement reinigen: ο ο ο
Met droge perslucht (max. 5 bar) van binnen naar buiten uitblazen, Uitkloppen (alleen in noodgevallen). Patroon daarbij niet beschadigen, of Uitwassen conform de voorschriften van de leverancier.
5. Filterbuitenelement controleren op beschadiging van het filterpapier (doorschijnen) en de afdichtingen controleren. Eventueel vervangen.
Afb. 167
6. Jaarlijks, filterbinnenelement (Afb. 167/3) vervangen (nooit reinigen). Hiertoe: ο Zeskantmoer (Afb. 167/4) losmaken en filterbinnenelement uittrekken. ο Nieuw filterbinnenelement plaatsen. ο Zeskantmoer weer monteren en aantrekken. 7. Filterbuitenelement plaatsen, filterkap sluiten en met vleugelmoer borgen. VOORZICHTIG Filterbinnenelement in geen geval met benzine of hete vloeistof reinigen!
218
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.6.8
Koelinstallatie van de motor
(1) Expansievat voor koelvloeistof
Afb. 168 Koelsysteem dieselmotor aftappen:
Afb. 169 1. Opvangbak onder afsluitschroef (Afb. 169/1) plaatsen. 2. Afsluitschroef verwijderen. 3. Koelvloeistof aftappen. 4. Afsluitschroef weer vastdraaien. 5. Koelsysteem vullen/ontluchten.
VOORZICHTIG Bij het aftappen van hete koelvloeistof: verbrandingsgevaar! Koelvloeistof bij het aftappen opvangen! Afvoeren conform de voorschriften!
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
219
Reiniging, onderhoud en reparatie
Koelsysteem dieselmotor vullen/ontluchten. Koelmiddelpeil bij koude motor controleren. En eventueel bijvullen. 1. Deksel van het expansievat openen. 2. Koelvloeistof via het expansievat tot aan de maximum markering vullen. 3. Deksel van het expansievat sluiten. 4. Voor het ontluchten de motor laten draaien tot de thermostaat opent. 5. Eventueel in koude toestand water bijvullen. Koelmiddel Bij vloeistofgekoelde motoren moet speciaal worden gelet op de behandeling en controle van de koelvloeistof, omdat anders door corrosie, cavitatie en bevriezing schade aan de motor kan ontstaan. De koelvloeistof wordt behandeld door een koelsysteembeschermmiddel bij het koelwater te mengen. Daarvoor moet zowel het koelmiddelpeil als ook de concentratie van het koelmiddelbeschermingsmiddel regelmatig worden gecontroleerd.
14.6.9
•
Koelsysteembeschermingsmiddelen moeten milieuvriendelijk worden afgevoerd.
•
Alleen vrijgegeven koelvloeistoffen gebruiken, omdat anders schade ontstaat en de garantie kan komen te vervallen.
•
Koelvloeistoffen niet met elkaar mengen.
Koeler
De koeler en de condensator links en rechts van de cabine met perslucht reinigen. 1. Zijafdekking wegnemen. 2. Rooster naar buiten trekken. 3. De koeler en de condensator links en rechts van de cabine met perslucht reinigen. 4. Eventueel het rooster separaat reinigen Perslucht maximaal 5 bar!
Afb. 170
220
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.6.10 Klepspeling De instelling van de klepspeling mag alleen door een geautoriseerde Deutz-werkplaats worden uitgevoerd.
14.6.11 Snaaraandrijvingen 14.6.11.1 Vlakke riemen en spanrollen vervangen 1. Spanrol (Afb. 171/1) met steeksleutel (Afb. 171/3) in de richting van de pijl drukken tot een borgstift Ø6mm (Afb. 171/4) in het montagegat kan worden gefixeerd. De snaar (Afb. 171/2) is nu spanningsloos. 2. Snaren (Afb. 171/2) eerst van de kleinste rol resp. van de spanrol aftrekken. 3. Nieuwe spanrol monteren. 4. Nieuwe snaren (Afb. 171/2) plaatsen. 5. Spanrol met een steeksleutel tegenhouden en de borgstift uitnemen. 6. Snaren met spanrol en steeksleutel (Afb. 171/3) opnieuw spannen. Controleer of de riem correct in de geleiding ligt. Afb. 171
Vlakke riemen en spanrollen altijd samen vervangen
Snaarlengte controleren
Afb. 172 Afstand tussen de neus van de beweegbare spanarm en de aanslag van het vaste spanhuis meten. Wanneer de afstand "a" kleiner is dan 3 mm, dan moeten de snaren worden vervangen.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
221
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.6.11.2 V-snaar aircocompressor V-snaren indien nodig of na het vervangen via de moer (Afb. 175/1) van de spaninrichting spannen.
Afb. 173
Werkzaamheden/controles aan de snaaraandrijving alleen bij motorstilstand uitvoeren.
14.6.12 Elektrische installatie van de motor Tussen de motor en de massa-aansluiting van de accu moet altijd een goed geleidende verbinding aanwezig zijn. Alle onderdelen van de installatie zoals de kabel, de stekkers enz. moeten goed zijn bevestigd. De isolatie van de kabel mag niet zijn beschadigd. VOORZICHTIG Beschadigde kabels moeten direct worden gerepareerd.
Accu De accu bevindt zich onder de cabine achter de rechter onderhoudsklep (Afb. 174/1). •
De accu is onderhoudsvrij.
•
Wanneer de accu met een snellader moet worden opgeladen, dan moet u eerst de poolklemmen losmaken.
Afb. 174
222
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.6.13 Wieloverbrenging De tandwielreductor is via een koppelingsdeel op de wielmotoren gekoppeld. Het onderhoud beperkt zich tot olie verversen na 100 bedrijfsuren en daarna na iedere 1000 bedrijfsuren! (1) Vulopening (2) Oliepeilopening (3) Aftapopening Oliepeilcontrole: 1. Machine zodanig plaatsen, dat de aftapscchroef onder ligt. 2. Oliepeilschroef verwijderen. →
Afb. 175
Het oliepeil moet tot de oliepeilcontroleopening staan.
Olie verversen: •
Benodigde oliehoeveelheid: ~ 1,2 l
•
Olieverversen alleen uitvoeren met warme olie! 1. Machine zodanig plaatsen, dat de aftapscchroef onder ligt. 2. Vulschroef, oliepeilschroef en aftapschroef verwijderen.
→
Uitstromende olie opvangen.
3. Aftapschroef weer monteren. 4. Olie tot aan de oliepeilcontrole-opening via de vulopening bijvullen. 5. Bouten weer indraaien. 6. Enkele slagen van de overbrenging uitvoeren en het peil nogmaals controleren.
Bij storingen in de wielaandrijvingen moet u altijd contact opnemen met een vakspecialist.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
223
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.6.14 Wielen/banden •
Vereist aanhaalmoment van de wielmoeren/-bouten: 510 Nm
•
Bandenspanning, op pagina 48
Monteer na het vastdraaien van de wielmoeren de beschermkappen weer.
Afb. 176
•
Controleer regelmatig de ο
of de wielmoeren goed vastzitten.
ο
bandenspanning.
•
Gebruik alleen de door ons voorgeschreven banden en velgen, zie pagina op pagina 48.
•
Reparatiewerkzaamheden aan banden mogen alleen door vaklui met daarvoor geschikt montagegereedschap uitgevoerd worden!
•
Het monteren van banden veronderstelt voldoende kennis en reglementair montagegereedschap!
•
Bij werkzaamheden aan het onderstel mag de krik alleen op de gemarkeerde punten (MD101) worden aangezet.
•
De minimale draagkracht moet 5 ton zijn.
•
Er moet op worden gelet dat de krik goed in de huls (Afb. 177/1) zit.
Afb. 177
224
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
Vervangen van de wielen met andere inpersdiepte De inpersdiepte beïnvloedt de spoorbreedte van de machine. De gebruikte wielen moeten voor de correcte weergave van de spoorbreedte op de AMADRIVE worden ingevoerd. →
De minimale spoorbreedte van 1800 mm mag niet worden onderschreden. Anders botsen de wielen met het onderstel en bestaat er gevaar voor kantelen.
•
De vereiste bandenspanning is afhankelijk van ο bandenmaat. ο draagvermogen van de band. ο rijsnelheid.
•
Het loopvermogen van de banden wordt verminderd door ο overbelasting. ο te lage bandenspanning. ο te hoge bandenspanning.
•
Controleer de bandenspanning regelmatig bij koude banden, dus voor het rijden, zie pagina .
•
Het luchtdrukverschil in de banden van een as mag niet groter zijn dan 0,1 bar.
•
De bandenspanning kan maximaal 1 bar hoger worden door snel rijden of warm weer. In geen geval de bandenspanning verlagen, omdat de bandenspanning anders bij het afkoelen te laag is.
•
Voordat u een nieuwe band of een andere band monteert, eerst de roestplekken op de velgrand verwijderen. Tijdens het rijden kan corrosie schade aan de velgen veroorzaken.
•
Gebruik bij de montage van nieuwe banden altijd nieuwe binnenbandloze ventielen of slangen.
•
Schroef altijd ventieldoppen met dichting op de ventielen.
Bandenspanning
Banden monteren
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
225
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.6.15 Remmen WAARSCHUWING •
Reparatie- en afstelwerkzaamheden aan het bedrijfsremsysteem mogen uitsluitend door geschoold personeel worden uitgevoerd.
•
Ga bijzonder voorzichtig te werk bij las-, snij- en boorwerkzaamheden in de nabijheid van remleidingen.
•
Voer na alle instel- en reparatiewerkzaamheden aan het remsysteem altijd een remmentest uit.
WAARSCHUWING •
De luchtketel mag ο
niet in de spanbanden bewegen.
ο
niet beschadigd zijn.
ο
geen uitwendige corrosieschade vertonen.
Luchtdrogerpatroon Het luchtdrogerpatroon bevindt zich onder de cabine achter de rechter onderhoudsklep. Voor het vervangen van de luchtdrogerpatroon alle luchtdrukketels via de condensaftap drukloos maken.
Afb. 178
226
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
Luchtketel ontwateren De luchtketels zijn aanwezig onder de cabine achter de rechter onderhoudsklep (1) Luchtketel luchtdroger (2) 2 luchtketels remsysteem (3) Ontwateringsventiel 1. Trek het ontwateringsventiel aan de ring naar de zijkant tot er geen water meer uit de luchtdrukketel komt. →
Er komt water uit het ontwateringsventiel.
2. .Schroef het ontwateringsventiel uit het luchtvat en reinig het luchtvat als u verontreiniging vaststelt.
Afb. 179
Gebruiksaanwijzing voor het controleren van het tweekrings-bedrijfsremsysteem (vakwerkplaats) 1.
Controle op lekkage 1. Controleer alle aansluitingen, buis-, slang- en schroefverbindingen op lekkage. 2. Repareer lekkages. 3. Verhelp schuurplekken van buizen en slangen. 4. Vervang poreuze en defecte slangen. 5. Het tweekrings-bedrijfsremsysteem lekt niet, als in 10 minuten de drukdaling niet meer dan 0,15 bar bedraagt. 6. Dicht ondichte plaatsen af resp. vervang lekkende kleppen.
2.
Druk in de luchtketel controleren 1. Sluit een manometer op de testaansluiting van de luchtketel aan. Voorgeschreven waarde 8,0 bis 9,5 + 0,2 bar
3.
Remcilinderdruk controleren 1. Sluit een manometer op de controleaansluiting van de remcilinder aan. Voorgeschreven waarden:bij onbediende rem 0,0 bar
4.
Visuele controle remcilinder 1. Controleer de stofkappen resp. de hoezen op beschadiging. 2. Vervang beschadigde onderdelen.
5.
Scharnierpunten van remkleppen, remcilinders en stangenstelsel De scharnierpunten van remkleppen, remcilinders en het stangenstelsel moeten licht bewegen; zo nodig smeren of voorzien van een beetje olie.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
227
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.6.16 Hydraulische gedeelte van het remsysteem Remvloeistofpeil controleren Remvloeistofpeil controleren: Het expansievat is tot aan de markering "max." gevuld met remvloeistof DOT 4. Het remvloeistofpeil dient zich tussen de markeringen "max." en "min." te bevinden.
Ga bij lekkage van remvloeistof direct naar een vakwerkplaats!
Afb. 180 Remvloeistof Neem bij het werken met remvloeistof het volgende in acht: •
Remvloeistof is bijtend en mag daarom niet in aanraking komen met de lak van de machine. Veeg remvloeistof indien nodig direct weg en spoel met veel water na.
•
Remvloeistof is hygroscopisch, dit betekent dat de vloeistof vocht uit de lucht opneemt. Remvloeistof daarom alleen in gesloten containers bewaren.
•
Remvloeistof die al in het remsysteem is gebruikt, mag niet opnieuw worden gebruikt. Ook bij het ontluchten van het remsysteem moet nieuwe remvloeistof worden gebruikt.
•
Op remvloeistof zijn de hoge eisen van de norm SAE J 1703 of de Amerikaanse veiligheidsnormen DOT 3 of DOT 4 van toepassing. Uitsluitende remvloeistoffen conform DOT 4 gebruiken.
Remvloeistof mag nooit in aanraking komen met minerale olie. Zelfs het geringste spoortje van minerale olie is al voldoende om de remvloeistof onbruikbaar te maken of storingen in het remsysteem te veroorzaken. Afdichtstoppen en manchetten van het remsysteem worden beschadigd als zij in aanraking komen met middelen die minerale olie bevatten. Gebruik voor het reinigen geen poetslappen die minerale olie bevatten. WAARSCHUWING Afgetapte remvloeistof mag nooit opnieuw worden gebruikt. Afgetapte remvloeistof mag nooit worden weggegooid of bij het huisvuil worden gedaan; voer de afgetapte remvloeistof gescheiden af van afgewerkte olie en lever het in bij de erkende afvalverwerkingsbedrijven.
228
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
Controle van het hydraulische gedeelte van het remsysteem (vakwerkplaats) Controle van het hydraulische gedeelte van het remsysteem: •
controleer alle flexibele remslangen op slijtage
•
controleer alle remleidingen op beschadiging
•
controleer alle schroefverbindingen op lekkage
•
vervang versleten of beschadigde onderdelen.
Remvloeistof vervangen (vakwerkplaats) Vervang de remvloeistof indien mogelijk na het koude jaargetijde. Vervangen remvoering Het vervangen van de remvoeringen mag alleen door een geautoriseerde vakgarage worden uitgevoerd. Na alle werkzaamheden aan de remmen moet een remtest worden uitgevoerd. •
De remweg bij een snelheid van 40 km/h moet tussen 18 m en 24 m liggen.
•
De machine mag bij her remmen niet naar één kant trekken.
•
Minimale dikte van de remvoering: 3 mm.
•
Telkens alle remvoeringen van een as vervangen.
•
Bij vervangen vn de remvoering ook de remschijven controleren op groeven en dikte.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
229
Reiniging, onderhoud en reparatie
Afb. 181 (1) Remschijfhelft (2) Zuigers (3) Afdichtring (4) Stofkap (5) Remvoering (6) Kruisveer (7) Borgpen met spanhuls (8) Afdekplaat (9) Isolatieplaat
WAARSCHUWING Zadelkoppeling mag niet worden losgemaakt!
1. Borgpennen losmaken. 2. Indien aanwezig: spanhuls uitdrijven. 3. Borgclip verwijderen. →
Opgelet: veerplaat kan uitspringen.
4. Remvoeringen en tussenplaat verwijderen. 5. Remzadel met spiritus reinigen (oliehoudende reinigingsmiddelen zijn verboden). 6. Remzuigers in de behuizing terugdrukken. 7. De montage in omgekeerde volgorde uitvoeren. →
Opgelet:
•
Uitsparingen op de tussenplaten moeten zich aan de inloopzijde van de schijf bevinden.
•
Spanhulzen op de borgpennen met de sleuf naar beneden monteren. 8. Remproef uitvoeren, vooraf enkele malen het rempedaal in stilstand bedienen.
230
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
(1) Draairichting (2) Uitsparing
Afb. 182 Vervangen afdichting Bij lekkage complete afdichtingsset/reparatieset gebruiken. Eventueel ook stofkappen vervangen.
Reminstallatie ontluchting (vakwerkplaats) Na elke reparatie aan het remsysteem waarbij de installatie is geopend, dient u het remsysteem te ontluchten omdat er lucht in de drukleidingen kan zijn gekomen. In de vakwerkplaats wordt de rem met een speciaal vul- en ontluchtingsapparaat ontlucht: 1. Verwijder de schroefkoppeling van het remvloeistofreservoir 2. Vul het remvloeistofreservoir tot aan de bovenste rand 3. Bevestig de ontluchtingspijp op het remvloeistofreservoir 4. Sluit de vulslang aan 5. Open de afsluitkraan van de vulopening 6. Ontlucht de hoofdcilinder 7. Tap net zolang remvloeistof aan de ontluchtingsbouten van het systeem af tot de remvloeistof helder en zonder luchtbellen naar buiten stroomt. Hiertoe sluit u de transparante ontluchtingsslang, die in een voor een derde met remvloeistof gevulde bus is gestoken, op het te ontluchten ontluchtingsventiel aan. →
Opeenvolgend en eerst aan de achter- en dan de vooras via de bovenst ontluchtingsschroeven ontluchten.
8. Sluit de afsluitkraan in de vulaansluiting zodra het volledige remsysteem is ontlucht 9. Laat de restdruk uit het vulapparaat ontsnappen 10. Sluit het laatste ontluchtingsventiel zodra de restdruk uit het vulapparaat is verwijderd en het remvloeistofpeil in het reservoir de markering "MAX" heeft bereikt 11. Verwijder de vulaansluiting. 12. Sluit het reservoir.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
231
Reiniging, onderhoud en reparatie
Open de ontluchtingsventielen voorzichtig, zodat u ze niet losdraait. Wij adviseren om de ventielen ongeveer 2 uur voor het ontluchten in te spuiten met een roestoplosmiddel.
Veiligheidscontrole uitvoeren: •
Zijn de ontluchtingsbouten vastgedraaid?
•
Is er voldoende remvloeistof bijgevuld?
•
Controleer alle aansluitingen op lekkage.
Voer na elke reparatie een remmentest uit op een weg met weinig verkeer. Bij deze test moet minimaal een keer hard worden geremd. Let op: houd het achteropkomende verkeer goed in de gaten!
232
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.6.17 Hydraulisch systeem WAARSCHUWING Gevaar voor infectie door onder hoge druk staande hydraulische olie die in het lichaam dringt! •
Werkzaamheden aan het hydraulische systeem mogen uitsluitend door een vakwerkplaats worden uitgevoerd!
•
Laat alle druk uit het hydraulische systeem ontsnappen voordat u met de werkzaamheden aan het hydraulische systeem begint!
•
Spoor lekkages altijd op met daartoe geschikte hulpmiddelen!
•
Probeer nooit lekkende hydraulische slangen met de hand of vingers te dichten. Onder hoge druk naar buiten stromende vloeistof (hydraulische olie) kan via de huid in het lichaam komen en ernstig letsel veroorzaken! Raadpleeg bij wonden door hydraulische olie direct een arts! Gevaar voor infectie!
•
Bij het aansluiten van de hydraulische slangen op het hydraulische systeem van de tractor moet de hydraulica van zowel de tractor als van de machine drukloos zijn!
•
Sluit de hydraulische slangen op de correcte wijze aan.
•
Controleer alle hydraulische slangen en koppelingen regelmatig op beschadigingen en verontreiniging.
•
Laat tenminste een keer per jaar door een deskundige controleren of de hydraulische slangen nog in goede staat zijn!
•
Vervang beschadigde en verouderde hydraulische slangen! Gebruik uitsluitend AMAZONE originele hydraulische slangen!
•
Gebruik hydraulische slangen niet langer dan zes jaar. Dat is inclusief een eventuele opslagtijd van maximaal twee jaar. Ook bij vakkundige opslag en toelaatbare belasting zijn slangen en slangverbindingen onderhevig aan natuurlijke veroudering, wat hun opslagtijd en gebruiksduur beperkt. In afwijking hiervan is het mogelijk om, rekening houdend met de mogelijke risico's, de gebruiksduur op basis van ervaring te bepalen. Voor slangen en slangleidingen van thermoplast kunnen andere richtwaarden doorslaggevend zijn.
•
Voer oude olie volgens de milieuvoorschriften af. Neem bij problemen met betrekking tot het afvoeren contact op met uw leverancier van de olie!
•
Bewaar hydraulische olie buiten bereik van kinderen!
•
Zorg dat er geen hydraulische olie in de grond of in het water komt!
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
233
Reiniging, onderhoud en reparatie
Aanduidingen op hydraulische slangen De aanduidingen op de slangen hebben de volgende betekenis: Afb. 183/... (1) Type-aanduiding van de fabrikant van de hydraulische slangleiding (A1HF) (2) Productiedatum van de hydraulische slang (02 04 = februari 2004) (3) Maximaal toelaatbare bedrijfsdruk (210 BAR).
Afb. 183
Service-intervallen Na de eerste 10 bedrijfsuren en daarna om de 50 bedrijfsuren 1. Controleer alle componenten van het hydraulische systeem op lekkage. 2. Trek schroefverbindingen eventueel na. Voor elke inbedrijfstelling 1. Controleer de hydraulische slangen op in het oog lopende gebreken. 2. Verhelp schuurplekken van hydraulische slangen en buizen. 3. Vervang versleten of beschadigde hydraulische slangen direct.
234
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
Inspectiecriteria voor hydraulische slangen Hanteer de volgende inspectiecriteria voor uw eigen veiligheid en voor de beperking van de belasting van het milieu!
Vervang slangen wanneer deze aan ten minste één criterium uit de volgende lijst voldoen: •
Beschadiging van de buitenste laag tot op de staalmantel (bv. schuurplekken, scheurtjes, insnijdingen).
•
Bros worden van de buitenste laag (scheurtjes in het materiaal van de slang).
•
Vervormingen die niet in overeenstemming zijn met de natuurlijke vorm van de slang. Zowel drukloos als onder druk of bij buiging (bv. loslaten van de lagen, blaasvorming, platdrukken of knikken).
•
Lekkage.
•
Beschadiging of vervorming van de slangarmaturen (verhoogde kans op lekkage); een geringe beschadiging aan de buitenkant is geen reden voor vervanging.
•
Het loskomen van de slang uit de armatuur.
•
Corrosie van de armatuur, hetgeen de werking en sterkte vermindert.
•
Montagevoorschriften niet nagekomen.
•
De gebruiksduur van 6 jaar is overschreden. Doorslaggevend hiervoor is de datum waarop de hydraulische slangleiding op de armatuur is bevestigd plus 6 jaar. Staat op de armatuur de productiedatum "2004", dan eindigt de gebruiksduur in februari 2010. Zie ook "Aanduidingen op hydraulische slangen".
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
235
Reiniging, onderhoud en reparatie
Monteren en demonteren van hydraulische slangen Neem bij het monteren en demonteren van hydraulische slangleidingen de volgende aanwijzingen in acht:
236
•
Gebruik alleen AMAZONE originele -reserveslangen.
•
Zorg voor een schone werkplek.
•
Monteer hydraulische slangleidingen zodanig dat onder alle bedrijfsomstandigheden ο
geen trekbelasting optreedt, behalve door het eigengewicht.
ο
er bij korte slangen geen stuikbelasting optreedt.
ο
van buiten komende mechanische inwerkingen op de hydraulische slangen worden vermeden. Voorkom dat de slangen langs elkaar of langs componenten schuren door ze in overeenstemming met de voorschriften te leggen en te bevestigen. Bescherm de hydraulische slangleidingen indien nodig met beschermhulzen. Dek componenten met scherpe randen af.
ο
de buigradius niet kleiner wordt dan is toegestaan.
•
Als u de hydraulische slangleiding aansluit op bewegende onderdelen, dient de slangleiding een dusdanige lengte te hebben dat de buiging over het gehele bewegingstraject niet kleiner is dan de minimaal toegestane buigradius en/of de hydraulische slangleiding bovendien niet op trek wordt belast.
•
Sluit de hydraulische slangleidingen uitsluitend aan op de voorgeschreven bevestigingspunten. Gebruik geen slanghouders op plaatsen waar zij de natuurlijke beweging en lengteverandering van de slangen belemmeren.
•
Het overlakken van hydraulische slangen is verboden !
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.6.18 Hydraulische olie Correcte oliepeil bij olietemperatuur •
60°C – midden kijkglas
•
20° C – onderste derde deel kijkglas
De oliehoeveelheid is in orde, wanneer het oliepeil •
in het onderste derde deel (koude olie),
•
tot de helft
van het kijkglas ligt. Indien nodig kan door een vulopening aan de bovenzijde olie worden bijgevuld.
Afb. 184
Wanneer het oliepeil afneemt tot onder een minimum of wanneer de olietemperatuur te hoog wordt, wordt in de cabine een waarschuwingssignaal gegeven. Olie verversen: 1. Motor uitschakelen, hydraulische olie zover laten afkoelen, dat er geen verbrandingsgevaar bestaat. 2. Olieopvangbak onder het hydraulicavat plaatsen. 3. Olieaftapschroef aan de onderzijde van het vat uitdraaien. 4. Olie aftappen. 5. Olieaftapschroef met nieuwe afdichtring indraaien en vasttrekken. 6. Smeerolie bijvullen. ο
Kwaliteits-/viscositeitsspecificaties, zie op pagina 210.
ο
Vulhoeveelheid 120 liter.
ο
Maatgevend voor de vulhoeveelheid is het kijkglas.
7. Oliepeil controleren.
VOORZICHTIG Verbrandingsgevaar bij het aftappen van hete olie!
Hydraulisch oliefilter •
Het hydraulische oliefilter kan worden vervangen bij gevulde hydraulische olietank.
•
Eventueel wegstromende olie opvangen.
•
Voorzichtig bij hete olie!
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
237
Reiniging, onderhoud en reparatie
Retourfilter in olietank Het retourfilter bevindt zich in de vulopening van de hydraulische olietank. Filter vervangen: 1. Deksel (Afb. 185/1) van het huis (Afb. 185/3) afnemen. 2. Retourfilter (Afb. 185/2) vervangen. 3. Deksel weer monteren. Afb. 185 Drukfilter hydraulische pomp Het drukfilter bevindt zich rechts aan de hydraulische pomp (Afb. 186/1). Filter vervangen: 1. Motor uitschakelen. 2. Smeeroliepatroon met standaard gereedschap losmaken en afschroeven. 3. Eventueel wegstromende olie opvangen. 4. Afdichtingsvlak van de filterhouder eventueel schoonmaken. 5. Rubberen afdichting van het nieuwe smeeroliefilterelement iets insmeren.
Afb. 186
6. Patroon met de hand opschroeven tot de afdichting aanligt. 7. Smeeroliefilterelement met een extra halve slag vastdraaien. 8.· Afdichting van het smeeroliefilterelement op lekdichtheid controleren.
238
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.6.19 Cabine
WAARSCHUWING Verkeerd ingebouwd of defect luchtfilter. Stof komt in de cabine. Stof wordt ingeademd en is schadelijk voor de gezondheid. • Let op een goede plaatsing van het filter. •
Defecte luchtfilters direct vervangen.
14.6.19.1 Cabineluchtfilter reinigen/vervangen 1. Afdekking (Afb. 187/1) op cabinedak links openen. 2. Filter (Afb. 187/2) ontgrendelen, uitnemen en vervangen. 3. Beschadigde filters en afdichtprofielen absoluut vervangen.
Bij gebruik van actief-koolstoffilters alleen het filterpatroon vervangen! Afb. 187 14.6.19.2 Cabine circulatieluchtfilter reinigen 1. Circulatierooster (Afb. 188/1) demonteren. 2. Oppervlakkig vervuilde filters schoonzuigen, afkloppen of met perslucht uitblazen. 3. Beschadigde filters vervangen. 4. Circulatierooster inbouwen.
Afb. 188 1. Circulatierooster (Afb. 189/1) demonteren. 2. Oppervlakkig vervuilde filters schoonzuigen, afkloppen of met perslucht uitblazen. 3. Beschadigde filters vervangen. 4. Circulatierooster inbouwen.
Afb. 189
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
239
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.6.19.3 Cabineluchtfiltratie van de veiligheidsnorm categorie 4 •
Draag bij werkzaamheden aan een geopend filterhuis ademhalingsbescherming, handschoenen en geschikte beschermende kleding!
•
Voor inbouw van het nieuwe filter het filterhuis inwendig reinigen!
•
Gebruik voor het reinigen van het filterhuis geen hogedrukreiniger!
•
Plaats geen beschadigde filters!
•
Filter in stromingsrichting inbouwen!
De pijlrichting geeft de doorstroomrichting aan. Correcte werking alleen bij het aanhouden van de getoonde volgorde!
Afb. 190 •
Voor de toepassing conform categorie 4 is het noodzakelijk, het frame door het actief koolstoffilter 00 0536 555 0 te vervangen, die bij de eerste uitlevering afzonderlijk in een luchtdichte verpakking wordt geleverd.
•
Verpakking van het actief koolstoffilter pas openen, wanneer deze moet worden gebruikt.
•
Actief koolstoffilter niet gebruiken, wanneer de verpakking is beschadigd of de openingsdatum niet bekend is.
(1)
Actief koolstoffilter
(2)
Aërosolfilter
(3)
Stoffilter
Pijl = doorstroomrichting Actief koolstoffilter op laatste positie voor de ventilatorruimte plaatsen. Uitgeleverd wordt een verpakte filterset, bestaande uit het huis met geplaatste filters en een gelast actief koolstoffilter conform DIN EN 15695-2 voor categorie 4 bedrijf.
240
Afb. 191
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
•
Wanneer de waarschuwingslamp gaat branden bij maximale ventilatorstand, dan zijn de buitenluchtfilters volledig beladen.
•
Wanneer de drukindicatie permanent onvoldoende overdruk in de cabine blijft signaleren, plaats dan nieuwe filterelementen.
•
Wanneer de waarschuwingslamp ondanks nieuwe filterelementen continu blijft branden, controleer dan de cabine en luchtkanalen op lekkage.
Filter vervangen Draag bij werkzaamheden aan een geopend filterhuis ademhalingsbescherming, handschoenen en geschikte beschermende kleding! Onafhankelijk van het aantal bedrijfsuren van de machine gelden de volgende service-intervallen: •
Filter vervangen voor actief koolstoffilter elke 3 maanden (categorie 4 bedrijf)
•
Filter vervangen voor stof en aërosol elke 6 maanden
Controles en vervangen van filters alleen buiten het gecontamineerde gebied en bij uitgeschakeld contact uitvoeren. Draag handschoenen. 1. Centrale stekker op de behuizing lostrekken, om de voeding te onderbreken. 2. Filterhuis na uitnemen van het verbruikte filter schoonmaken met een vochtige doek. 3. Behuizing en afdichtingen controleren op beschadigingen. 4. Nieuwe filters plaatsen. 5. Waarborg, dat de geplaatste filters goed zijn gepositioneerd, zodat een volledige afdichting is gewaarborgd. 6. Waarborg, dat het deksel van het huis goed vastzit. 7. Waarborg, dat de volgorde van de filterelementen wordt aangehouden. 8. Na vervangen van het filter, de cabineluchtfiltering op de laagste stand gebruiken.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
241
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.6.19.4 Dempingslagers van de cabine controleren op goed vastzitten. (1) Vier dempingslagers (2) Koppeling dempingslager
Afb. 192
242
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.6.20 Airconditioning 14.6.20.1 Airconditioning in bedrijf nemen Om schade aan de compressor bij machines met airconditioning te voorkomen, moet na een langere stilstandtijd de airconditioning weer in bedrijf worden genomen. Deze inbedrijfname zorgt ervoor, dat de olie in het systeem wordt verdeeld. 1. Dieselmotor inschakelen en stationair laten draaien. 2. Alle ventilatiegaten geheel openen.
Afb. 193
3. Beide deuren openen. 4. Airconditioning inschakelen. 5. Temperatuurregelaar (1) op de laagste temperatuur instellen. 6. Ventilator op stand 3 of automatisch bedrijf. 7. Machine minimaal 5 minuten stationair laten draaien. De airconditioning kan nu weer zoals gewend worden gebruikt. 14.6.20.2 Werken met koelmiddel GEVAAR Dodelijk of ernstig letsel door koelmiddel. Werkzaamheden aan de airconditioning mogen alleen door geautoriseerde vakgarages worden uitgevoerd. •
Ieder contact met koelmiddel vermijden.
•
Draag veiligheidshandschoenen en een veiligheidsbril.
•
Aan de onderdelen van het koelmiddelcircuit en in de directe nabijheid daarvan mag niet worden gelast.
•
Maximale omgevingstemperatuur voor koelmiddel: 80° C.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
243
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.6.20.3 Filterdroger vervangen •
De filterdroger bevindt zich tussen de voorwielen.
•
Bij inbouw van een nieuwe filterdroger moet 10 cm³ koelmiddelolie worden bijgevuld.
•
Afdichtingen bij iedere montage vervangen.
Demonteren 1. Koelmiddel aftappen. 2. Stekker van schakelaar ontgrendelen en lostrekken. 3. Slangleidingen afschroeven. Openingen afsluiten. 4. Filterdroger afnemen. Inbouwen Afb. 194 1. Filterdroger monteren 2. Slangleidingen opschroeven. 3. Stekker op de schakelaar aansluiten. 4. Koelmiddel bijvullen. 5. Functiecontrole uitvoeren. 6. Lekdichtheidscontrole uitvoeren. 14.6.20.4 Vulhoeveelheden van de airconditioning •
Koelmiddel: 1900 g
•
Contrastmiddel: 10 g
•
Compressorolie: 5 g
Alle vervangen componenten van de airconditioning conform de voorschriften afvoeren.
244
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.6.20.5 Klimaataggregaten in het cabinedak Vervuilde aggregaten veroorzaken verminderd verwarmings- en koelvermogen. Inefficiënt gebruik van de machine. •
Voorgeschreven onderhoudsintervallen aanhouden.
•
Bij veel stof de aggregaten vaker reinigen.
VOORZICHTIG Reiniging van gevoelige onderdelen met te krachtige perslucht of andere reinigingstoestellen. Componenten raken beschadigd. •
Persluchtstraal niet direct op gevoelige onderdelen richten zoals bijv. koelribben of filterpatronen.
•
In geen geval een stoomapparaat gebruiken voor de reiniging.
1. Kap (Afb. 195/1) van het cabinedak schroeven. 2. Verdamper (Afb. 196/2) en warmwaterradiator (Afb. 196/3) met perslucht (max. 5 bar) uitblazen. 3. Beschadigde afdichtingen (Afb. 196/1) onder het deksel vervangen. 4. Kap weer monteren.
Afb. 195
Afb. 196
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
245
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.7
Onderhoud van de veldspuit
14.7.1
Hydraulische smoorkleppen instellen Af fabriek ingesteld zijn de bedieningssnelheden van de verschillende hydraulische functies aan de betreffende hydraulische smoorkleppen van het klepblok (spuitbomen in- en uitvouwen, trillingsdemping ver- en ontgrendelen etc.). Naargelang het tractortype kan het echter nodig zijn om deze ingestelde snelheden te corrigeren. Instelbaar is de bedieningssnelheid van de aan een smoorkleppaar toegewezen hydraulische functie door het in- of uitdraaien van de binnenzeskantschroef van de betreffende smoorkleppen. •
Verlagen van de bedieningssnelheid = binnenzeskantschroef indraaien.
•
Verhogen van de bedieningssnelheid = binnenzeskantschroef uitdraaien.
Verstel altijd beide smoorkleppen van een paar smoorkleppen gelijkmatig als u de bedieningssnelheden van een hydraulische functie corrigeert. Profi-klapsysteem I Afb. 197/... (1) Smoorklep – rechter arm inklappen. (2) Smoorklep – rechter arm uitklappen. (3) Smoorklep – trillingsdemping vergrendelen. (4) Transportbeveiliging smoorklep. (5) Hydraulische aansluitingen – hellingverstelling (de smoorkleppen bevinden zich aan de hydraulische cilinder van de hellingverstelling). (6) Smoorklep – linker arm inklappen. (7) Smoorklep – linker arm uitklappen.
Afb. 197
246
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
Profi-klapsysteem II Afb. 198/... (1) Smoorklep – rechter arm naar onderen klappen. (2) Smoorklep – rechter arm naar boven klappen. (3) Smoorklep – rechter arm inklappen. (4) Smoorklep – rechter arm uitklappen. (5) Smoorklep – trillingsdemping vergrendelen. (6) Transportbeveiliging smoorklep. (7) Hydraulische aansluitingen – hellingverstelling (de smoorkleppen bevinden zich aan de hydraulische cilinder van de hellingverstelling). (8) Smoorklep – linker arm inklappen. (9) Smoorklep – linker arm uitklappen. (10) Smoorklep – linker arm naar beneden klappen. (11) Smoorklep – linker arm naar boven klappen.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Afb. 198
247
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.7.2
Pompen
14.7.2.1 Oliepeil controleren •
Gebruik alleen merkolie 20W30 of multifunctionele olie 15W40!
•
Schuimvorming en troebele olie duiden op een defect pompmembraan.
1. Controleer, of het oliepeil in het kijkglas bij draaiende pomp zichtbaar is. 2. Eventueel bij niet draaiende pomp olie bijvullen (maximaal tot markering (Afb. 199/1). Afb. 199
14.7.2.2 Olie verversen •
Controleer het oliepeil na enkele bedrijfsuren; indien nodig olie bijvullen.
1. Pomp demonteren. 2. Deksel afnemen. 3. Olie aftappen. 3.1 Pomp op z'n kop zetten. 3.2 Aandrijfas met de hand draaien tot de oude olie volledig uitgelopen is. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de olie aan de aftapplug af te tappen. Hierbij blijft echter een geringe hoeveelheid olie in de pomp, daarom raden we u de eerste methode aan. 4. Pomp op een vlakke ondergrond zetten. 5. Aandrijfas afwisselend naar rechts en links draaien en nieuwe olie langzaam bijvullen. De correcte hoeveelheid olie is bijgevuld als de olie aan de markering (Afb. 199/1) zichtbaar is.
248
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.7.3
Zuig- en drukzijdige kleppen controleren en vervangen (vakwerkplaats) •
Let op de inbouwpositie van de zuig- en drukzijdige kleppen voor u de klepgroepen uitneemt.
•
Let er bij het monteren op dat de klepgeleiding niet beschadigd wordt. Beschadigingen kunnen de kleppen doen blokkeren.
Afb. 200 1. 2. 3. 4. 5.
Pomp demonteren indien nodig. Bouten (Afb. 200/1) verwijderen. Ventieldeksel (Afb. 200/2) afnemen. Klepgroepen (Afb. 200/3) uitnemen. Klepafdichtring (Afb. 200/4) en O-ring (Afb. 200/5) uitnemen.
6. Controleer de klepzitting, klep, klepveer en klepgeleiding op schade of slijtage. 7. Beschadigde delen vervangen. 8. Klepgroepen na controle en reiniging monteren. 9. Nieuwe O-ringen inzetten. 10. Ventieldeksel weer monteren, bouten met een draaimoment van 70 Nm aantrekken.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
249
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.7.4
Zuigermembranen controleren en vervangen (vakwerkplaats) •
Controleer de zuigermembraan minstens één keer per jaar door demontage op perfecte staat.
•
Let op de inbouwpositie van de zuig- en drukzijdige kleppen voor u de klepgroepen uitneemt.
•
Voer de controle en het vervangen van de zuigermembraan voor elke zuiger afzonderlijk uit. Begin pas met de demontage van de volgende zuiger als de gecontroleerde zuiger opnieuw compleet gemonteerd is.
•
Zwenk de te controleren zuiger altijd naar boven, zodat in de olie in de pompbehuizing niet uitloopt.
•
Vervang principieel alle zuigermembranen, ook als slecht een zuigermembraan gezwollen, gebroken of poreus is.
Afb. 201 Zuigermembranen controleren 1. 2. 3. 4.
Pomp demonteren indien nodig. Draai de bouten (Afb. 201/1) los. Ventieldeksel (Afb. 201/2) afnemen. Controleer de zuigermembranen (Afb. 201/4) en de wigring (Afb. 201/5).
5. Vervang beschadigde onderdelen. Zuigermembranen vervangen 1. Bout (Afb. 201/3) losdraaien en zuigermembranen (Afb. 201/4) samen met de bevestigingsring van de zuiger afnemen. 2. Laat het olie-spuitvloeistofmengsel uit de pompbehuizing af als de zuigermembraan gebroken is. 3. Spoel de pompbehuizing grondig met dieselolie of petroleum uit. 4. Reinig alle afdichtingsvlakken. 5. Zuigermembraan en wigring correct plaatsen en monteren. Gebruik voor de koppeling lijm voor middelsterke verbindingen! 6. Ventieldeksel weer monteren, bouten met een draaimoment van 70 Nm aantrekken.
250
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.8
Membraan drukvat controleren en vervangen (werkplaats) Controleer de membranen in het drukvat minimaal eenmaal per jaar op goede toestand door deze te demonteren.
Afb. 202 1. Ventiel (Afb. 202/1) en ring (Afb. 202/2) demonteren. →
Luchtdruk ontsnapt.
2. Hulpgereedschap in de dekseluitsparingen plaatsen en deksel (Afb. 202/3) afschroeven. 3. Membraan (Afb. 202/4) controleren en defect membraan vervangen. 4. Eventueel de deksel schoonmaken. 5. Deksel, ring en ventiel weer monteren. 6. Drukvat vullen met 3 bar luchtdruk.
Bij onrustig lopen van de pomp kan de luchtdruk in het drukvat worden gevarieerd. De luchtdruk moet in het gebied van de spuitdruk liggen.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
251
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.8.1
Doorstromingsmeter kalibreren •
Kalibreer de doorstromingsmeter minimaal eenmaal per jaar.
•
Kalibreer de doorstromingsmeter: ο
Na demontage van de doorstromingsmeter.
ο
Na langer gebruik, omdat spuitmiddelresten zich in de doorstromingsmeter kunnen afzetten.
ο
Bij verschillen tussen gewenste en werkelijk verspreide dosering.
•
Noteer de weergegeven waarde "Impulsen", wanneer u de veldspuit voor het bepalen van de uitgebrachte hoeveelheid water wegrijdt. De getoonde impulswaarde verdwijnt bij het transporteren van de veldspuit.
•
Kalibreer de terugstroommeter minimaal eenmaal per jaar met de doorstromingsmeter.
•
Stel de terugstroommeter met de doorstromingsmeter af:
•
ο
Na het kalibreren van de doorstromingsmeter.
•
Na demontage van de terugstroommeter.
In het werkmenu "Spuiten" uitstellen. De kalibratie kan alleen plaatsvinden, wanneer er geen vloeistof via de spuitbomen wordt uitgebracht.
Houd hiervoor de bedieningshandleiding bedieningsterminal aan; hoofdstuk impulsen per liter.
14.8.2
Spuitdoppen
Controleer af en toe de zitting van de schuif (Afb. 203/7). •
Hiervoor de schuif zo ver in de spuitdophouder (Afb. 203/2) schuiven, als het met matige duimkracht mogelijk is.
De schuif in nieuwe toestand in geen geval tot aan de aanslag inschuiven.
Afb. 203
252
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.8.2.1 Montage van de spuitdop 1. Het spuitdopfilter (Afb. 203/1) van onderen in de spuitdophouder (Afb. 203/2) zetten. 2. De spuitdop (Afb. 203/3) in de bajonetmoer (Afb. 203/4) leggen. Voor de verschillende spuitdoppen worden bajonetmoeren in verschillende kleuren aangeboden.
3. 4. 5. 6.
14.8.3
Rubber dichting (Afb. 203/5) boven de spuitdop inleggen. Rubber dichting in de zitting van de bajonetmoer drukken. Bajonetmoer op bajonetaansluiting zetten. Bajonetmoer tot aan de aanslag verdraaien.
Demontage van het membraanklep bij nadruppelende spuitdoppen Afzettingen aan de membraanzitting (Afb. 203/6) zijn de oorzaak voor een niet-nadruppelvrij uitschakelen van de spuitdoppen bij uitgeschakelde spuitbomen. Dan de betreffende membraan als volgt reinigen: 1. De schuif (Afb. 203/7) uit de spuitdophouder (Afb. 203/2) in de richting van de bajonetmoer uittrekken. 2. Het veerelement (Afb. 203/8) en de membraan (Afb. 203/9) uitnemen. 3. De membraanzitting (Afb. 203/6) reinigen. 4. De montage gebeurt in de omgekeerde volgorde. Op de juiste inbouwrichting van het veerelement letten. De rechts en links aangebrachte, stijgende randen aan de behuizing van het veerelement (Afb. 203/10) moeten bij de inbouw in de richting van het stangenprofiel stijgen.
14.8.4
Leidingfilter
•
Reinig het leidingfilter (Afb. 204/1) naargelang het gebruik om de 3-4 maanden.
•
Vervang de beschadigde filterelementen. 1. Het sluitstuk aan de beide strips samendrukken. 2. Het sluitstuk met O-ring, drukveer en filterelement uitnemen. 3. Het filterelement met benzine of verdunning reinigen (uitwassen) en met perslucht droogblazen.
Afb. 204
4. Let er bij het monteren in omgekeerde volgorde op dat de O-ring niet schuin in de geleidesleuf wordt geplaatst.
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
253
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.8.5
Aanwijzingen voor de controle van de veldspuit •
Alleen geautoriseerde instanties mogen de veldspuit inspecteren.
•
De controle van de veldspuit is wettelijk voorgeschreven: ο
ten laatste 6 maanden na ingebruikneming (indien bij aankoop nog niet uitgevoerd), dan
ο
verder om de 4 halve jaren.
Testen van de pomp - testen van de pompcapaciteit (opbrengst, druk) Controleset aan drukaansluiting van de pomp aansluiten. Testen van de doorstromingsmeter 1. Alle spuitleidingen uit de sectiekleppen trekken. 2. De aansluiting van de doorstromingsmeter met een sectieklep verbinden en op het controleapparaat aansluiten. 3. De aansluitingen van de resterende sectiekleppen met blinde doppen afsluiten. 4. Spuiten inschakelen. Testen van de manometer 1. Een spuitleiding uit een sectieklep trekken. 2. De manometeraansluiting met behulp van de stulpsok met een sectieklep verbinden. 3. Testmanometer in de binnendraad 1/4 inch schroeven.
254
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.9
Hydraulische schema's
Hydraulisch schema 1
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
255
Reiniging, onderhoud en reparatie
Hydraulisch schema 2
256
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
Hydraulisch schema 3
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
257
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.10
258
Pneumatisch schema
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.11
Overzicht zekeringen en relais De zekeringen en relais bevinden zich in de cabine •
linksboven in het cabinedak,
•
onder de opklapbare armleuning,
Afb. 205 •
Zekering op de voertuigaccu
Afb. 206
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
259
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.11.1 Zekeringen op de centrale elektronica onder de opklapbare armleuning.
260
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
Lijst met zekeringen onder de armleuning
Nummer Sterkte F050 F051 F052 F053 F054 F055 F056
10A 3A 10A 10A 15A 3A 10A
F057
15A
F058 F059 F060 F061 F062
5A 10A 10A 10A 10A
F063
10A
F064 F065 F066 F067 F068 F069
15A 10A 10A 3A 7,5A 7,5A
F070
7,5A
F071 F072 F073 F074 F075 F076 F077 F078 F079 F080 F081 F082 F083 F084 F085 F086 F087 F088 F089 F090
7,5A 10A 7,5A 15A 20A 25A 15A 10A 25A 25A 7,5A 10A 10A 30A 5A 3A 3A 10A 20A 15A
Toepassing 12V-contactdoos Alarmlichtmodule Sturen achteras NOOD-UIT-EMR, NOOD-UIT-MOTOR Ontstekingsbesturing KL.4 EMR-diagnose (X.DIA.2) AGR/Waste Gate KL.1 Achteruitrijdlichten rechts/links, uitrijdwaarschuwing, achteruitrijdsignaal X3 KL15 30s verlengd (SG1, SG2, SG3, NOOD-UIT, Modem (Patch_14) ) Luchtdroger, centrale smeerinstallatie Potmeter serieknopverstelling Koelbox Hydr.ESB Remdruksensoren, dieselpeil, hydraulische oliepeil, hogedruksensoren A/B, sensor tanktrap, vervuilingssensor hydraulische olietank, temperatuursensor hydraulische olietank Stoelverstelling 12VDC versie GPS-antenne, stuursysteemstekker L1 Inschakelsignaal AMADRIVE, ECU brander-gloeien kl.2 Stuurhendelbediening Sensor handremdruk Schakelaar spuitpomp "aan" (vloeistofarmatuur), schakelaar werkbelasting ESB "aan" (vloeistofarmatuur) KL15 modem (Patch_14) Basisuitrusting Elektrische bediening vloeistofarmatuur Vrij Ontsteking (KL15, KL50) 12V-contactdoos Sigarettenaansteker Stuursysteemstekker L1 Bougiebrander Generator S/B+ Verlichting compartiment Elektrische aanhangerremklep (PRV) Sensor trap, potmeter zuigkraan, sensor roerdruk, sensor peil H2O 12V-voeding AMADRIVE Voetschakelaar, trap, hefmodule, spoorcorrectie voor/achter S025 Zwaailicht, centrale smering Stoelbezettingscontact Laadcontrolesignaal KL50 K043
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
261
Reiniging, onderhoud en reparatie
Nummer
Sterkte
F091 F092 F093 F094 F095 F096 F097 F098 F099 F100 F101 F102 F103 F104
20A 25A 15A 10A 10A 25A 20A 25A 20A 30A 5A 10A 15A 15A
F105
15A
F106
15A
F107 F108 F109 F110 F111 F112 F113
10A 15A 25A 10A 10A 50A 60A
Vering hard/zacht 12V voeding SG3 KL15 30s verlengd (SG1, SG2, SG3, MODEM (Patch_14) 12V-voeding SG1, K038, K040, nood-uit Motor zuigkraan, hoofdroerwerk Spuitboomverl. Zwaailichten EMR Wielsensor 1, wielsensor 2, wielsensor 3, wielsensor 4 Boomreductie Vrij NOX, ECU luchtpomp Potmeter sturing voor/achter, potmeter niveau voor/achter, potmeter spoorbreedte rechts/links, potmeter hefmodule Knop buitenreiniging, display vloeistofarmatuur, sensoren hoogteverstelling Sturing achteras (aansturing K038) Signaal "veld actief" voor coming home Vrij Vrij Vrij Basisuitrusting Secundaire luchtpomp
F115 F116
125A 125A
12V-voeding dak-ZE 544.2 12V-voeding centrale elektra PANTERA NK020
262
Toepassing 12V-voeding SG2 Motor serieknopverstelling
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
Nieuw relais onder de armleuning
Nummer Toepassing K015
KL15
K020 K021
KL15x (KL15 bij start uitgeschakeld) "VELD actief"
K031 K032 K033 K034 K035
Vering hard/zacht Achteruitrijsignaal Vrijgave hefmodule Besturing HA links Besturing HA rechts
K037 K038 K039 K040 K041 K042 K043 K044
Spuitboomverl. Tijdrelais besturing HA (signaal "VELD actief" 30 s verlengd) Zwaailichten (accu) Tijdrelais KL15 (KL15 30 s verlengd) SG1, SG3, NOOD-UIT SG2 Vrij vrij (KL15)
K050 K051
Start KL50 SG3
K061
Tijdrelais signaal "laadcontrole" 1,6 s vertraagd
Extra relais (alleen bij CP-II)
Nummer
Sterkte
Werking
K300 K301
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Zuigkraan CP-II Hoofdroerwerk CP-II
Plaats E-BOX achter de stoel
263
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.11.2 Zekeringen en relais in het cabinedak
264
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
Lijst met zekeringen dak
Nummer Sterkte Toepassing F001 F002 F003 F004 F005 F006 F007 F008 F009 F010 F011 F012 F013 F014 F015 F016 F017 F018 F019 F020 F021 F022 F023 F024 F025 F026 F027 F028 F029
15A 15A 7.5A 7.5A 7.5A 15A 15A 10A 15A 15A 15A 15A 15A 15A 15A 15A 15A 15A 20A 20A 20A 15A 20A 20A 20A 20A 10A 30A 10A
F030
20A
F031 F032 F033 F034 F035 F036 F037
3A 10A 10A 7.5A 15A 15A 15A
Aircocompressor Vrij Signaal "DIMLICHT aan" voor coming home Parkeer-/achterlicht links Parkeer-/achterlicht rechts, 3e achterlicht Ruitenwasinstallatie Remlicht rechts/links, 3e remlicht, Vrij Dimlicht rechts/links, grootlicht rechts/links, paneel-/schakelaarverlichting Sidefinder rechts/links Werkverlichting bordes rechts (LICHT 3 rechts) Vrij Vrij Signaal "DIMLICHT aan" voor SG1 Dimlicht rechts Dimlicht links Grootlicht links Grootlicht rechts Vrij Vrij Werkverlichting bordes links (LICHT 3 links) Werkverlichting cabinedak buiten rechts/links Werkverlichting cabinedak links midden (xenon verlichting links) Werkverlichting cabinedak rechts (xenon verlichting rechts) Werkverlichting bordes links Werkverlichting bordes rechts Vrij Klimaatbediening, ventilator Buitenspiegelverwarming rechts/links, buitenspiegelverstelling rechts/links Werkverlichting ESB, werkverlichting hydraulische tank, werkverlichting cabinedak achter Signaal "veld actief" voor coming home Vrij Vrij Radio Alarmlichten, knipperlichtinstallatie Leeslamp, radio Alarmlichten
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
265
Reiniging, onderhoud en reparatie
Nieuwe relais dak
Nummer
Sterkte
K001 K002 K003 K004 K005 K006 K007 K008 K009 K010
10 / 20 A 20 / 40 A 20 / 40 A 10 / 20 A 20 / 40 A 10 / 20 A 20 / 40 A 10 / 20 A 10 / 20 A 20 / 40 A
K011
20 / 40 A
K012 K013 K014 K015D K015DD K016 K017
10 / 20 A 20 / 40 A 20 / 40 A 20 / 40 A 20 / 40 A 10 / 20 A 10 / 20 A
K047 K048
266
Toepassing Grootlicht links/rechts Werkverlichting reling links/rechts Reserve (KL58) Werkverlichting coming home functie Werkverlichting bordes links Werkverlichting bordes rechts Werkverlichting cabinedak voor Vrij Vrij Vrij Werkverlichting ESB, cabinedak achter, ESB, hydraulische tank Remlichtsignaal Aircocompressor Dimlicht links/rechts Kl 15D (KL15 voor dak-ZE 544.2) Kl 15DD (KL15 voor dak-ZE) Werkverlichting reling links/rechts Vrij vrij (knipperrelais USA) vrij (knipperrelais USA)
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Reiniging, onderhoud en reparatie
14.12
Aanhaalmomenten bouten
M
S
M8
13
M 8x1 M 10
16 (17)
M 10x1 M 12
18 (19)
M 12x1,5 M 14
22
M 14x1,5 M 16
24
M 16x1,5 M 18
27
M 18x1,5 M 20
30
M 20x1,5 M 22
32
M 22x1,5 M 24
36
M 24x2 M 27
41
M 27x2 M 30
46
M 30x2
M
8.8
10.9
12.9
25
35
41
27
38
41
49
69
83
52
73
88
86
120
145
90
125
150
135
190
230
150
210
250
210
300
355
225
315
380
290
405
485
325
460
550
410
580
690
460
640
770
550
780
930
610
860
1050
710
1000
1200
780
1100
1300
1050
1500
1800
1150
1600
1950
1450
2000
2400
1600
2250
2700
M4
M5
M6
M8
M10
M12
M14
M16
M18
M20
M22
M24
2,3
4,6
7,9
19,3
39
66
106
162
232
326
247
314
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
267
Spuittabel
15
Spuittabel
15.1
Spuittabellen voor spleetdoppen, antidriftdoppen, luchtinjectie- en airmixdoppen, spuithoogte 50 cm •
Alle in de spuittabellen vermelde doseringen [l/ha] gelden voor water. Vermenigvuldig de opgegeven doseringen voor de omrekening in AHL met 0,88 en voor de omrekening in NPoplossingen met 0,85.
•
De Afb. 207 dient voor de selectie van het geschikte spuitdoptype. Het spuitdoptype wordt bepaald door
•
ο
de gewenste rijsnelheid,
ο
de vereiste dosering en
ο
het vereiste druppelspectrum (fijn, middel of grof) voor het uitvoeren van de bespuiting met het in te zetten gewasbeschermingsmiddel.
De Afb. 208 dient voor ο
het bepalen van de dopgrootte.
ο
het bepalen van de vereiste spuitdruk.
ο
het bepalen van de vereiste afgifte per dop voor het bepalen van de afgifte van de veldspuit.
Toegestane drukbereiken van de verschillende doptypes en dopgroottes Spuitdoptype
Fabrikant
Toegestaan drukbereik [bar] min. druk min. druk
XRC
TeeJet
1
5
AD
Lechler
1,5
5
Air Mix
agrotop
1
6
1
6
3
8
2
8
2
8
1
7
IDK / IDKN ID3
0,1-0,15
ID3
0,2-0,8
Lechler
AI TeeJet TTI AVI Twin
agrotop
2
8
TD Hi Speed
agrotop
2
10
Ga voor meer informatie over de spuitdopkarakteristiek naar de website van de spuitdopfabrikant. www.agrotop.com / www.lechler-agri.de / www.teejet.com
268
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Spuittabel
Spuitdoptype selecteren
Afb. 207
Voorbeeld: Benodigde dosering:
200 l/ha
Ingestelde rijsnelheid:
8 km/h
Vereist druppelspectrum voor het uitvoegrof (fijne drift) ren van de bespuiting: Vereist spuitdoptype:
?
Vereiste dopgrootte:
?
Vereiste spuitdruk:
? bar
Vereiste afgifte per dop voor het bepalen van de afgifte van de veldspuit: ? l/min
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
269
Spuittabel
Bepalen van spuitdoptype, spuitdopgrootte, spuitdruk en afgifte per dop 1. Bepaal het bedrijfspunt voor de vereiste dosering (200 l/ha) en de gewenste rijsnelheid (8 km/h). 2. Trek aan het bedrijfspunt een verticale lijn naar onderen. Afhankelijk van de positie van het bedrijfspunt loopt deze lijn door het karakteristieke bereik van verschillende spuitdoptypes. 3. Kies het optimale spuitdoptype aan de hand van het vereiste druppelspectrum (fijn, middel of grof) voor de uit te voeren bespuiting. →
Gekozen voor het hierboven genoemde voorbeeld:
→
Spuitdoptype:
AI of ID
4. Ga naar de spuittabel (Afb. 208). 5. . Zoek in de kolom met de gewenste rijsnelheid (8 km/h) de vereiste dosering (200 l/ha) of een dosering die het dichtst bij de vereiste dosering komt (hier bijv. 195 l/ha). 6. In de regel met de vereiste dosering (195 l/ha) ο
de betreffende spuitdopformaten aflezen. Kies een geschikte spuitdopgrootte (bv.'03').
ο
In het snijpunt met de gekozen dopgrootte de vereiste spuitdruk aflezen (bv. 3,7 bar).
ο
De vereiste afgifte per dop (1,3 l/min) voor het bepalen van de afgifte van de veldspuit aflezen.
Vereist spuitdoptype:
AI /ID
Vereiste dopgrootte:
'03'
Vereiste spuitdruk:
3,7 bar
Vereiste afgifte per dop voor het bepalen 1,3 l/min van de afgifte van de veldspuit:
270
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Spuittabel
Afb. 208
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
271
Spuittabel
15.2
Spuitdoppen voor vloeibare bemesting Spuitdoptype
Fabrikant
Toegestaan drukbereik [bar] min. druk min. druk
3- gaats
agrotop
2
8
7- gaats
TeeJet
1,5
4
FD
Lechler
1,5
4
AMAZONE
1
4
Sleepslang
15.2.1
Spuittabel voor 3-gaats-spuitdoppen, spuithoogte 120
AMAZONE - spuittabel voor 3-gaats-spuitdoppen (geel) Druk
Dopafgifte Water
(bar) 1,0 1,2 1,5 1,8 2,0 2,2 2,5 2,8 3,0
Dosering AHL (l/ha) / km/h
AHL
6
7
8
9
10
11
12
14
16
64 69 78 85 88 92 98 103 106
55 60 67 73 75 78 84 88 91
48 52 59 64 66 69 74 77 80
43 47 53 57 59 62 66 69 71
39 42 47 51 53 55 57 62 64
35 38 43 47 48 50 54 56 58
32 35 39 43 44 46 49 52 53
28 30 34 37 38 39 52 44 46
24 26 30 32 33 35 37 39 40
Dosering AHL (l/ha) / km/h 9 10 11
12
14
16
72 78 88 92 95 98 104 109 112
54 59 66 69 71 74 78 82 84
47 51 57 60 61 63 67 70 72
41 44 50 52 54 56 59 61 63
(l/min) 0,36 0,39 0,44 0,48 0,50 0,52 0,55 0,58 0,60
0,32 0,35 0,39 0,42 0,44 0,46 0,49 0,52 0,53
AMAZONE - spuittabel voor 3-gaats-spuitdoppen (rood) Druk
Dopafgifte Water
(bar) 1,0 1,2 1,5 1,8 2,0 2,2 2,5 2,8 3,0
272
AHL
6
7
8
108 118 132 138 142 147 155 163 168
93 101 114 119 122 126 133 140 144
81 88 99 104 107 111 117 122 126
(l/min) 0,61 0,67 0,75 0,79 0,81 0,84 0,89 0,93 0,96
0,54 0,59 0,66 0,69 0,71 0,74 0,78 0,82 0,84
65 70 79 83 85 88 93 98 101
59 64 72 76 78 80 84 87 92
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Spuittabel
AMAZONE - spuittabel voor 3-gaats-spuitdoppen (blauw) Druk
Dopafgifte Water
(bar) 1,0 1,2 1,5 1,8 2,0 2,2 2,5 2,8 3,0
AHL
6
7
8
152 166 186 196 202 212 224 234 240
130 142 159 167 173 182 192 201 206
114 124 140 147 152 159 168 176 180
Dosering AHL (l/ha) / km/h 9 10 11
12
14
16
101 110 124 131 135 141 149 156 160
83 91 102 107 110 116 122 128 131
76 83 93 98 101 106 112 117 120
65 71 80 84 87 91 96 101 103
57 62 70 74 76 80 84 88 90
Dosering AHL (l/ha) / km/h 9 10 11
12
14
16
137 149 168 184 193 204 216 228 237
103 112 126 139 145 154 163 171 178
89 96 109 119 125 132 140 147 153
78 84 95 104 109 115 122 128 134
(l/min) 0,86 0,94 1,05 1,11 1,15 1,20 1,26 1,32 1,36
0,76 0,83 0,93 0,98 1,01 1,06 1,12 1,17 1,20
91 99 112 117 121 127 135 141 144
AMAZONE - spuittabel voor 3-gaats-spuitdoppen (wit) Druk
Dopafgifte Water
(bar) 1,0 1,2 1,5 1,8 2,0 2,2 2,5 2,8 3,0
AHL
6
7
8
206 224 252 277 290 307 325 342 356
177 192 217 237 249 263 279 293 305
155 168 190 207 217 230 244 256 267
(l/min) 1,16 1,27 1,42 1,56 1,64 1,73 1,84 1,93 2,01
1,03 1,12 1,26 1,38 1,45 1,54 1,62 1,71 1,78
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
124 134 151 166 174 185 195 205 214
213 222 138 151 158 168 178 187 194
273
Spuittabel
15.2.2
Spuittabel voor 7-gaats-spuitdoppen
AMAZONE-spuittabel voor 7-gaats-spuitdop SJ7-02VP (geel) Druk
Dopafgifte
Dosering AHL (l/ha) / km/h
per spuitdop Water (bar) 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0
AHL
6
7
8
9
10
11
12
14
16
98 114 128 142 150 164
84 98 110 122 129 141
74 86 96 107 113 123
65 76 85 95 100 109
59 68 77 85 90 98
53 62 70 77 82 89
49 57 64 71 75 82
42 49 55 61 64 70
37 43 48 53 56 62
(l/min) 0,55 0,64 0,72 0,80 0,85 0,93
0,49 0,57 0,64 0,71 0,75 0,82
AMAZONE-spuittabel voor 7-gaats-spuitdop SJ7-03VP (blauw) Druk
Dopafgifte
Dosering AHL (l/ha) / km/h
per spuitdop Water (bar) 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0
AHL
6
7
8
9
10
11
12
14
16
154 176 194 208 224 232
132 151 166 178 192 199
116 132 146 156 168 174
103 117 129 139 149 155
92 106 116 125 134 139
84 96 106 113 122 127
77 88 97 104 112 116
66 75 83 89 96 99
58 66 73 78 84 87
(l/min) 0,87 1,00 1,10 1,18 1,27 1,31
0,77 0,88 0,97 1,04 1,12 1,16
AMAZONE-spuittabel voor 7-gaats-spuitdop SJ7-04VP (rood) Druk
Dopafgifte
Dosering AHL (l/ha) / km/h
per spuitdop Water (bar) 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0
AHL
6
7
8
9
10
11
12
14
16
208 236 256 274 295 304
178 202 219 235 253 261
156 177 192 206 221 228
139 157 171 183 196 203
125 142 154 164 177 182
113 129 140 149 161 166
104 118 128 137 147 152
89 101 110 117 126 130
78 89 96 103 110 114
(l/min) 1,17 1,33 1,45 1,55 1,66 1,72
1,04 1,18 1,28 1,37 1,47 1,52
AMAZONE-spuittabel voor 7-gaats-spuitdop SJ7-05VP (bruin) Druk
Dopafgifte
Dosering AHL (l/ha) / km/h
per spuitdop Water (bar) 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0
274
AHL
6
7
8
9
10
11
12
14
16
264 298 324 346 374 382
226 255 278 297 321 327
198 224 243 260 281 287
176 199 216 231 249 255
158 179 194 208 224 229
144 163 177 189 204 208
132 149 162 173 187 191
113 128 139 148 160 164
99 112 122 130 140 143
(l/min) 1,49 1,68 1,83 1,95 2,11 2,16
1,32 1,49 1,62 1,73 1,87 1,91
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Spuittabel
AMAZONE-spuittabel voor 7-gaats-spuitdop SJ7-06VP (grijs) Druk
Dopafgifte
Dosering AHL (l/ha) / km/h
per spuitdop Water (bar) 1,5 2,0 2,5 3,0 4,0
AHL
6
7
8
9
10
11
12
14
16
314 356 388 416 562
269 305 333 357 396
236 267 291 312 347
209 237 259 277 308
188 214 233 250 277
171 194 212 227 252
157 178 194 208 231
135 153 166 178 198
118 134 146 156 173
(l/min) 1,77 2,01 2,19 2,35 2,61
1,57 1,78 1,94 2,08 2,31
AMAZONE-spuittabel voor 7-gaats-spuitdop SJ7-08VP (wit) Druk
Dopafgifte
Dosering AHL (l/ha) / km/h
per spuitdop Water (bar) 1,5 2,0 2,5 3,0 4,0
15.2.3
AHL
6
7
8
9
10
11
12
14
16
404 470 520 558 612
346 403 446 478 525
303 353 390 419 459
269 313 347 372 408
242 282 312 335 367
220 256 284 304 334
202 235 260 279 306
173 201 223 239 262
152 176 195 209 230
(l/min) 2,28 2,66 2,94 3,15 3,46
2,02 2,35 2,60 2,79 3,06
Spuittabel voor FD-spuitdoppen
AMAZONE-spuittabel voor FD-04- spuitdop Druk
Dopafgifte
Dosering AHL (l/ha) / km/h
per spuitdop Water (bar) 1,5 2,0 2,5 3,0 4,0
AHL
6
7
8
9
10
11
12
14
16
200 230 258 282 326
171 197 221 241 279
150 173 194 211 245
133 153 172 188 217
120 138 155 169 196
109 125 141 154 178
100 115 129 141 163
86 99 111 121 140
75 86 97 106 122
(l/min) 1,13 1,31 1,46 1,60 1,85
1,00 1,15 1,29 1,41 1,63
AMAZONE-spuittabel voor FD-05-spuitdop Druk
Dopafgifte
Dosering AHL (l/ha) / km/h
per spuitdop Water (bar) 1,5 2,0 2,5 3,0 4,0
AHL
6
7
8
9
10
11
12
14
16
248 288 322 352 406
213 247 276 302 348
186 216 242 264 305
165 192 215 235 271
149 173 193 211 244
135 157 176 192 221
124 144 161 176 203
106 123 138 151 174
93 108 121 132 152
(l/min) 1,41 1,63 1,83 2,00 2,31
1,24 1,44 1,61 1,76 2,03
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
275
Spuittabel
AMAZONE-spuittabel voor FD-06-spuitdop Druk
Dopafgifte
Dosering AHL (l/ha) / km/h
per spuitdop Water (bar) 1,5 2,0 2,5 3,0 4,0
AHL
6
7
8
9
10
11
12
14
16
298 344 386 422 488
255 295 331 362 418
224 258 290 317 366
199 229 257 282 325
179 206 232 253 293
163 188 211 230 266
149 172 193 211 244
128 147 165 181 209
112 129 145 158 183
(l/min) 1,70 1,96 2,19 2,40 2,77
1,49 1,72 1,93 2,11 2,44
AMAZONE-spuittabel voor FD-08-spuitdop Druk
Dopafgifte
Dosering AHL (l/ha) / km/h
per spuitdop Water (bar) 1,5 2,0 2,5 3,0 4,0
AHL
6
7
8
9
10
11
12
14
16
398 460 514 563 650
341 394 441 483 557
299 345 386 422 488
265 307 343 375 433
239 276 308 338 390
217 251 280 307 355
199 230 257 282 325
171 197 220 241 279
149 173 193 211 244
(l/min) 2,26 2,61 2,92 3,20 3,70
1,99 2,30 2,57 2,82 3,25
AMAZONE-spuittabel voor FD-10-spuitdop Druk
Dopafgifte
Dosering AHL (l/ha) / km/h
per spuitdop Water (bar) 1,5 2,0 2,5 3,0 4,0
15.2.4
AHL
6
7
8
9
10
11
12
14
16
498 576 642 704 813
427 494 551 604 697
374 432 482 528 610
332 384 429 469 542
299 345 385 422 488
272 314 350 384 444
249 288 321 352 407
214 246 275 302 348
187 216 241 264 305
(l/min) 2,83 3,27 3,65 4,00 4,62
2,49 2,88 3,21 3,52 4,07
Spuittabel voor sleepslangsysteem
AMAZONE Spuittabel voor doseerschijf 4916-26, (ø 0,65 mm) Druk
Dopafgifte
Dosering AHL (l/ha) / km/h
per doseerschijf
Water (bar) 1,0 1,2 1,5 1,8 2,0 2,2 2,5 2,8 3,0 3,5 4,0 276
AHL
(l/min) 0,20 0,18 0,22 0,19 0,24 0,21 0,26 0,23 0,28 0,25 0,29 0,26 0,31 0,27 0,32 0,28 0,34 0,30 0,36 0,32 0,39 0,35
6
7
8
9
10
11
12
14
16
71 78 85 92 99 103 110 113 120 127 138
61 67 73 79 85 88 94 97 103 109 118
53 58 64 69 74 77 82 85 90 96 104
47 52 57 61 66 68 73 76 80 85 92
43 47 51 55 60 62 66 68 72 77 83
37 43 47 50 54 56 60 62 66 70 76
36 39 43 46 50 52 55 57 60 64 69
31 34 37 40 43 44 47 49 52 55 59
27 29 32 35 37 39 41 43 45 48 52
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Spuittabel
AMAZONE Spuittabel voor doseerschijf 4916-32, (ø 0,8 mm) Druk
Dopafgifte
Dosering AHL (l/ha) / km/h
per doseerschijf
Water (bar) 1,0 1,2 1,5 1,8 2,0 2,2 2,5 2,8 3,0 3,5 4,0
AHL
6
7
8
9
10
11
12
14
16
110 120 135 145 152 159 170 181 188 202 216
94 103 115 124 130 137 146 155 161 173 185
82 90 101 109 114 119 127 135 141 151 162
73 80 90 97 101 106 113 120 125 135 144
66 72 81 87 92 96 102 109 113 121 130
60 66 74 79 83 87 93 98 103 110 118
55 60 68 73 76 80 85 91 94 101 108
47 52 58 62 65 69 73 78 81 87 93
41 45 51 55 57 60 64 68 71 76 81
(l/min) 0,31 0,34 0,38 0,41 0,43 0,45 0,48 0,51 0,53 0,57 0,61
0,27 0,30 0,34 0,36 0,38 0,40 0,42 0,45 0,47 0,50 0,54
AMAZONE Spuittabel voor doseerschijf 4916-39, (ø 1,0 mm) (standaard) Druk
Dopafgifte
Dosering AHL (l/ha) / km/h
per doseerschijf
Water (bar) 1,0 1,2 1,5 1,8 2,0 2,2 2,5 2,8 3,0 3,5 4,0
AHL
(l/min) 0,43 0,38 0,47 0,41 0,53 0,47 0,58 0,51 0,61 0,53 0,64 0,56 0,68 0,59 0,71 0,62 0,74 0,64 0,79 0,69 0,85 0,74
6
7
8
9
10
11
12
14
16
153 167 187 204 216 227 240 251 262 280 302
131 143 160 175 185 194 206 215 224 236 259
114 124 141 154 162 170 180 189 197 210 226
101 110 126 137 144 151 160 168 175 186 201
92 100 112 122 130 136 142 151 158 168 181
84 91 102 112 118 124 132 137 143 153 165
77 84 94 102 108 114 120 126 131 140 151
66 72 80 88 93 97 103 108 112 118 130
57 62 71 77 81 85 90 95 99 105 113
AMAZONE Spuittabel voor doseerschijf 4916-45, (ø 1,2 mm) Druk
Dopafgifte
Dosering AHL (l/ha) / km/h
per doseerschijf
Water (bar) 1,0 1,2 1,5 1,8 2,0 2,2 2,5 2,8 3,0 3,5 4,0
AHL
(l/min) 0,57 0,50 0,62 0,55 0,70 0,62 0,77 0,68 0,81 0,72 0,86 0,76 0,92 0,81 0,96 0,85 1,00 0,89 1,10 0,97 1,16 1,03
6
7
8
9
10
11
12
14
16
202 219 248 273 287 304 326 340 354 389 411
173 188 212 234 246 261 279 291 303 334 352
151 165 186 204 215 228 244 255 266 292 308
135 146 165 182 192 203 217 227 236 260 274
121 132 149 164 172 183 196 204 213 234 246
110 120 135 148 157 166 178 186 193 213 224
101 110 124 137 144 152 163 170 177 195 206
87 94 106 117 123 131 140 146 152 167 176
76 83 93 102 108 114 122 128 133 146 154
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
277
Spuittabel
AMAZONE Spuittabel voor doseerschijf 4916-55, (ø 1,4 mm) Druk
Dopafgifte
Dosering AHL (l/ha) / km/h
per doseerschijf
Water (bar) 1,0 1,2 1,5 1,8 2,0 2,2 2,5 2,8 3,0 3,5 4,0
278
AHL
6
7
8
9
10
11
12
14
16
304 329 372 407 432 450 478 506 520 563 598
261 282 319 349 370 385 410 434 446 482 513
228 247 278 305 324 337 358 380 390 422 449
203 219 248 271 288 300 319 337 347 375 399
183 198 223 245 259 270 287 304 312 338 359
166 180 203 222 236 245 261 276 284 307 327
152 165 186 204 216 225 239 253 260 282 299
131 141 160 175 185 163 205 217 223 241 257
114 124 139 153 162 168 179 190 195 211 225
(l/min) 0,86 0,93 1,05 1,15 1,22 1,27 1,35 1,43 1,47 1,59 1,69
0,76 0,82 0,93 1,02 1,08 1,12 1,19 1,27 1,30 1,41 1,50
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
Pantera 4502 CP2 BAG0131.2 09.15
33,3
38,9
44,5
50,0
55,5
61,6
66,7
75,0
77,8
83,4
89,0
94,5
100,0
105,6
111,0
116,8
122,2
127,9
133,3
12
14
16
18
20
22
24
26
28
30
32
34
36
38
40
42
44
46
48
139,0
27,8
10
178,6
171,5
164,3
157,1
150,0
143,0
135,9
128,7
121,4
114,2
107,1
100,0
92,9
85,6
78,5
71,5
64,3
57,1
50,0
42,9
35,8
Gew.N kg
92
90
88
86
84
82
80
78
76
74
72
70
68
66
64
62
60
58
56
54
52
N kg
255,7
250,0
242,2
238,6
233,3
227,9
222,1
216,5
211,6
204,9
200,0
194,5
188,9
183,4
177,9
172,3
166,7
161,1
155,7
150,0
144,6
Gew. N l
328,3
321,7
314,1
307,5
300,0
292,8
285,8
278,3
271,8
264,2
257,2
250,0
243,0
235,9
228,3
221,7
214,2
207,3
200,0
193,0
186,0
Gew.N kg
134
132
130
128
126
124
122
120
118
116
114
112
110
108
106
104
102
100
98
96
94
N kg
372,0
367,0
361,0
356,0
350,0
344,0
339,0
333,0
328,0
322,1
316,5
311,1
305,6
300,0
294,2
285,5
283,7
278,0
272,0
266,7
261,2
Gew. N l
478,0
471,0
465,0
457,0
450,0
443,0
436,0
428,0
421,0
414,3
407,5
400,0
393,0
386,0
378,3
371,8
364,2
357,4
350,0
342,7
335,8
Gew.N kg
200
195
190
185
180
175
170
165
160
155
150
148
146
144
142
140
138
136
N kg
556,0
541,0
527,0
514,0
500,0
486,0
472,0
458,0
445,0
431,0
417,0
411,0
406,0
400,0
394,0
389,0
384,0
378,0
Gew. N l
714,0
696,0
679,0
660,0
643,0
625,0
607,0
589,0
572,0
554,0
535,0
529,0
521,0
515,0
507,0
500,0
493,0
485,0
Gew.N kg
15.3
50
l
kg
bij 5N 10 °C) Gew. N
(Dichtheid 1,28 kg/l, d.w.z. ca. 28 kg N op 100 kg vloeibare meststof resp. 36 kg N op 100 liter vloeibare meststof
Spuittabel
Omrekentabel voor het spuiten van vloeibare meststof ammoniumnitraat-ureumoplossing (AHL)
279
H. DREYER GmbH & Co. KG Postfach 51 Tel.: D-49202 Hasbergen-Gaste e-mail: Germany http://
+ 49 (0) 5405 501-0
[email protected] www.amazone.de
Overige vestigingen: D-27794 Hude • D-04249 Leipzig • F-57602 Forbach Fabrieksvestigingen in Engeland en Frankrijk Fabrieken voor strooiers van minerale kunstmest, veldspuiten, zaaimachines, grondbewerkingsmachines en tuin- en parkmachines