Bedieningshandleiding
0112567
Onderdeelnummer 0112622D Augustus 2005
GEVAAR De hoogwerker is niet elektrisch geïsoleerd. Het in aanraking komen met, of het onvoldoende afstand houden van onder spanning staande elektrische onderdelen en draden zal leiden tot ernstig letsel of de dood. Kom niet dichterbij dan de minimale te bewaren afstand, welke staat beschreven in het onderdeel ‘Minimale te bewaren afstand’ in Hoofdstuk 3 – Veiligheid. Ga er vanuit dat alle elektrische onderdelen en draden onder stroom staan. Houd rekening met het doorbuigen en zwaaien van de draden en de hoogwerker. Indien het platform, de schaarconstructie of enig ander onderdeel van de hoogwerker in aanraking komt met een elektrische hoogspanningsgeleider, kan de hele machine onder spanning komen te staan. In dat geval moet u op de machine blijven en niet met andere constructies of voorwerpen in aanraking komen. Dit omvat de grond, aangrenzende gebouwen, palen en alle andere constructies en voorwerpen die geen deel uit maken van de hoogwerker. Door dergelijk contact functioneert uw lichaam als geleider naar het andere voorwerp, waardoor gevaar voor elektrische schokken ontstaat met de kans op ernstig of dodelijk letsel. Indien de hoogwerker in aanraking komt met een onder spanning staande geleider, moet de bestuurder van het platform het nabije personeel op de grond waarschuwen uit de buurt te blijven. Hun lichamen kunnen elektriciteit naar de grond geleiden waardoor gevaar voor elektrische schokken met de kans op ernstig of dodelijk letsel optreedt. De hoogwerker dient niet te worden verlaten of te worden betreden totdat de elektriciteit is uitgezet. Tracht niet de bedieningselementen op de onderwagen te bedienen wanneer het platform, de schaarconstructie of een ander onderdeel van de hoogwerker in contact is met een elektrische hoogspanningsgeleider of wanneer er onmiddellijk gevaar bestaat dat dit zal gebeuren. Personen die op of in de buurt van de hoogwerker werken, moeten voortdurend op hun hoede zijn voor elektrische gevaren en zich ervan bewust zijn dat ernstig of dodelijk letsel kan optreden bij aanraking van een elektrische geleider.
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 – Inleiding
Hoofdstuk 5 – Meters en schermen
Gebruiksmogelijkheden van de hoogwerker................................1 Opties................................................................................................1 Bedieningshandleiding....................................................................1 Veiligheidssymbolen........................................................................1 Bediening..........................................................................................1 Onderhoud.......................................................................................2 Verantwoordelijkheden van de eigenaar/gebruiker.....................2 Aanvullende Informatie...................................................................2
Urenteller........................................................................................ 19 Temperatuurmeter van de koelvloeistof..................................... 19 Ampèremeter................................................................................ 19 Luchtfiltermeter.............................................................................. 19 Brandstof........................................................................................ 19 Motorolie........................................................................................20 Meter van het Hydrauliekoliefilter................................................ 20 Meter van hydrauliekolietemperatuur en -niveau...................... 20
Hoofdstuk 2 – Specificaties
Hoofdstuk 6 – Bedieningselementen
Benoeming van de onderdelen – TB80........................................3 Benoeming van de onderdelen – TB85J......................................4 Werkruimte – TB80.........................................................................5 Werkruimte – TB85J.......................................................................6 Algemene specificaties – TB80.....................................................7 Algemene specificaties – TB85J...................................................8 Specificaties van de motor.............................................................9 Viscositeit van de motorolie......................................................... 10 Cummins B3.3...........................................................................10 Deutz F4L‑2011F.......................................................................10
Accuschakelaar............................................................................. 21 Asbediening................................................................................... 21 Knop voor hoog snelheidsbereik – 4x4...................................... 21 Bedieningspaneel op onderwagen............................................ 21 Startschakelaar..........................................................................22 Noodstopschakelaar.................................................................22 Bedieningspaneelschakelaar...................................................22 Schakelaar voor bediening vanaf de onderwagen................22 Giek/as schakelaar....................................................................22 Draaischakelaar.........................................................................22 Schakelaar voor het opheffen en neerlaten van de giek......22 Schakelaar voor het in- en uitschuiven van de giek..............22 Knop voor het instellen van de gieksnelheid..........................22 Hulpgiekschakelaar – alleen TB85J........................................22 Schakelaar voor het horizontaal maken van het platform....22 Schakelaar voor het ronddraaien van het platform................23 Noodvoedingsschakelaar.........................................................23 Schakelaar voor het instellen van de motorsnelheid.............23 Ether-injectieschakelaar – alleen bij Cummins motoren.......23 Verwarmer van het luchttoevoerspruitstuk – alleen bij Deutz motoren.......................................................................................23 Schakelaar voor het opwarmen van het hydraulisch systeem.......................................................................................23 Herstelknoppen voor het opheffen van de stroomonderbreking.....................................................................23 Bedieningspaneel op platform.................................................... 24 Startschakelaar..........................................................................24 Noodstopschakelaar.................................................................24 Rijden/heffen schakelaar..........................................................24 Bedieningsknuppel voor het besturen van de giek................24 Bedieningsknuppel voor het rijden..........................................24 Rijbereikschakelaar...................................................................25 Hulpgiekschakelaar – alleen TB85J........................................25 Schakelaar voor het horizontaal maken van het platform....25 Schakelaar voor het ronddraaien van het platform................25 Bedieningsknuppel voor het in- en uitschuiven van de giek 25 Noodvoedingsschakelaar.........................................................25 Gasklepschakelaar....................................................................25 Claxonknop................................................................................25 Voetschakelaar op het platform...............................................26 Machine/generator schakelaar.................................................... 26 Werklampen voor bij het rijden en werken................................. 26
Hoofdstuk 3 – Veiligheid Elektrocutiegevaar.........................................................................11 Minimale te bewaren afstand.......................................................11 Dagelijkse Inspectie...................................................................... 12 Inspectie en het gereed maken van de werkomgeving........... 12 Bediening....................................................................................... 12 Val- en kantelgevaar..................................................................... 12 Elektrisch systeem........................................................................ 13 Hydraulisch systeem.................................................................... 13 Voorzorgsmaatregelen bij werkzaamheden met de motor en brandstof........................................................................................ 13 Veiligheidsplaatjes en -stickers.................................................... 14
Hoofdstuk 4 – Veiligheidsvoorzieningen Noodstopschakelaars.................................................................. 15 Noodvoedingssysteem................................................................ 15 Knop voor het dalen bij nood....................................................... 15 As/giek vergrendeling................................................................... 16 Schakelaar voor bediening vanaf de onderwagen................... 16 Voetschakelaar op het platform.................................................. 16 Leuningen...................................................................................... 16 Koordankerpunten........................................................................ 16 Kantelalarm................................................................................... 16 Systeem voor het signaleren van platformoverbelasting..........17 Beschermingssysteem voor de motor........................................17 Alarm bij hoge motortemperatuur............................................17 Alarm bij lage oliedruk...............................................................17 Claxon............................................................................................ 18 Bewegingsalarm........................................................................... 18 Waarschuwingslicht...................................................................... 18 Rijlichten......................................................................................... 18 Werklampen op platform............................................................. 18
TB80/TB85J – 0112622D
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 7 – Dagelijkse inspectie
Hoofdstuk 8 – Bediening
Bedieningshandleiding................................................................. 27 Motor.............................................................................................. 27 Oliepeil........................................................................................27 Koelvloeistof...............................................................................27 Radiateur....................................................................................27 Brandstoftank.............................................................................28 Brandstoftoevoer.......................................................................28 Luchtfilter.....................................................................................28 Laadsysteem..............................................................................28 Startset voor koud weer — Motorblokverwarmer.................28 Elektrisch systeem........................................................................ 28 Accu voor noodvoeding............................................................28 Accuvloeistofpeil........................................................................29 Accupolen...................................................................................29 Afscherming van kabels en draden............................................29 Hydraulisch systeem....................................................................29 Hydrauliekoliepeil.......................................................................29 Hydrauliekoliefilter......................................................................29 Slangen, buizen en bevestigingspunten.................................30 Banden en wielen.........................................................................30 As/giek vergrendeling...................................................................30 Bedieningspaneel op onderwagen............................................ 31 Bedieningselementen...............................................................31 Noodstop....................................................................................31 Noodvoeding..............................................................................31 Dalen bij nood............................................................................... 31 Scheefstandsensor....................................................................... 32 Waarschuwingslicht...................................................................... 32 Beschermset tegen zandstralen................................................. 32 Constructies.................................................................................. 32 Laspunten...................................................................................32 Glijplaten.....................................................................................32 Staalkabels.................................................................................33 Bevestigingsmiddelen...............................................................33 Bedieningspaneel op platform....................................................34 Leuningsysteem........................................................................ 34 Koordankerpunten.................................................................... 34 Bedieningselementen.............................................................. 34 Noodstop....................................................................................35 Noodvoeding..............................................................................35 Claxon.........................................................................................35 Elektrisch aansluitpunt..............................................................35 Bewegingsalarm........................................................................35 Werklampen voor bij het rijden en werken.............................35 Beschermkap van het bedieningspaneel op het platform....35 Sleepset.........................................................................................35 Veiligheidsplaatjes en -stickers....................................................35 Checklist voor dagelijkse inspectie.............................................40
Starten bij koud weer.....................................................................41 Motor-startset voor koud weer......................................................41 Cummins — Motorblokverwarmer..........................................41 Cummins — Etherinjectie.........................................................41 Deutz — Spruitstukverwarmer................................................42 Opwarmen van het hydraulisch systeem bij koud weer........... 42 Schakelaar voor het opwarmen van het hydraulisch systeem.......................................................................................42 Handmatig het hydraulisch systeem opwarmen...................42 Gereedmaken voor gebruik......................................................... 42 Bedieningspaneel op onderwagen............................................ 42 Asbediening...................................................................................43 Uitschuiven van de achterassen..............................................43 Inschuiven van de achterassen.............................................. 44 Bedieningspaneel op platform....................................................44 Bediening van de giek.............................................................. 44 Systeem voor het signaleren van platformoverbelasting......45 Rijden en sturen.........................................................................45 Rijsnelheden...............................................................................46 Bewegingsalarm........................................................................46 Vierwielaandrijving........................................................................46 Knop voor hoog snelheidsbereik.............................................46 Wisselstroomgenerator................................................................ 47 Luchtleiding.................................................................................... 47 Rijlichten......................................................................................... 47 Werklampen op platform............................................................. 47
Hoofdstuk 9 – Opslag en Vervoer Opslag............................................................................................49 Transportstand – TB85J...........................................................49 Vervoer...........................................................................................49 Rijden..........................................................................................50 Gebruik van de lier.....................................................................50 Hijsen..........................................................................................51 Vastzetten voor vervoer............................................................52
Hoofdstuk 10 – Bediening in noodgevallen Noodvoedingssysteem................................................................53 Bedieningspaneel op onderwagen.........................................53 Bedieningspaneel op platform.................................................53 Dalen bij nood...............................................................................54 Slepen............................................................................................54
Hoofdstuk 11 – Oplossen van problemen Lijst van mogelijke problemen..................................................... 57 Aanhangsel A – Verklarende woordenlijst Beperkte Garantie
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 1 – Inleiding Gebruiksmogelijkheden van de hoogwerker
Deze hoogwerker is een door een giek verplaatsbaar werkplat‑ form, ontworpen voor het optillen van personeel en gereedschap naar hoger gelegen werkplekken. De gieken worden op- en neergelaten met hydraulische cilinders. Aan de aandrijfwielen zitten hydraulische motors die kracht genereren voor het bewe‑ gen van het platform. De standaard uitvoering van de machine heeft de volgende kenmerken. • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Proportionele rijbesturing Tweewielaandrijving Met schuimrubber gevulde banden Uitschuifbare achterassen Uitschakeling bij hoge motortemperatuur Uitschakeling bij lage oliedruk Urenteller Ampèremeter Temperatuurmeter van de koelvloeistof Hydrauliekoliepeil en -temperatuurmeter Door accu gevoed noodvoedingssysteem Handmatig daalventiel Claxon 3.5 graden kantelalarm 360 graden continu roteerbare draaischijf 165 graden platformrotatie Vastbindogen Hijsogen Stalen platform, 76 cm x 243 cm, met een capaciteit van 226 kg – TB80 • Stalen platform, 76 cm x 243 cm, met een capaciteit van 226 kg – TB85J • Valhek • 5 jaar beperkte garantie De machine is uitgevoerd met één van onderstaande motoren. • Cummins B3.3 – Diesel • Deutz F4L‑2011F – Diesel Deze hoogwerker is gefabriceerd conform Europese Instructie 98/37/EC en Europese Richtlijn EN280.
Opties
De machine kan met onderstaande opties worden uitgevoerd. • • • • • • • • • • • • •
Vierwielaandrijving Profielbanden Bewegingsalarm Waarschuwingslicht Rijlichten Werklampen op platform – strijk- of halogeen licht Beschermkap van het bedieningspaneel op het platform Zelfsluitend platformhekje Stalen platform, 76 cm x 243 cm, met een capaciteit van 272 kg – TB80 Beschermset tegen zandstralen Startset voor koud weer Vonkenvangende uitlaat – Deutz motoren Sleepset
• Luchtleiding naar het platform • Wisselstroomgenerator – hydraulisch gevoed, 220 V wis‑ selstroom, 50 Hz
Bedieningshandleiding
Deze handleiding biedt informatie voor het correct en veilig gebruiken van de hoogwerker. Zorg dat u de inhoud van deze Bedieningshandleiding leest en begrijpt voordat u de hoogwer‑ ker gaat bedienen. Aanvullende exemplaren van deze handleiding kunnen worden besteld bij Snorkel. Geef bij het bestellen het type hoogwerker en het onderdeelnummer van de handleiding door, zodat de juiste handleiding kan worden verstuurd. Alle informatie in deze handleiding is gebaseerd op de laatste productinformatie ten tijde van publicatie. Snorkel behoudt, zonder enige verplichting en ten alle tijde, het recht voor pro‑ ductwijzigingen door te voeren.
Veiligheidssymbolen
Overal in deze handleiding staan veiligheidssymbolen die dui‑ den op gevaar, waarschuwingen, of veiligheidsinstructies. Volg deze instructies op om de kans op persoonlijk letsel of materiële schade te verkleinen. De begrippen gevaar, waarschuwing en opgelet duiden op variërende maten van persoonlijk letsel of materiële schade die veroorzaakt kan worden door het niet opvolgen van de instructie.
A Gevaar
Betekent een onmiddellijk gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden, zal leiden tot ernstig letsel of de dood. Dit herkenningswoord dient in de meest extreme situaties te worden gebruikt.
A Waarschuwing
Betekent een potentieel gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden, kan leiden tot ernstig letsel of de dood.
A Opgelet
Betekent een potentieel gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden, kan leiden tot lichte of matige verwondingen. Dit teken kan tevens wijzen op onveilige handelingen. Opmerkingen Opmerkingen geven informatie of tips voor het gebruik van de hoogwerker en duiden niet op gevaarlijke situaties.
Bediening
De hoogwerker is voorzien van ingebouwde veiligheidsvoorzie‑ ningen en is in de fabriek getest op de specificaties van Snorkel en marktrichtlijnen. Het optillen van personeel met de hoogwer‑ ker blijft echter potentieel gevaarlijk indien de machine wordt bestuurd door onopgeleide of onzorgvuldige bestuurders.
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 1 – Inleiding
A Waarschuwing
De kans op ongelukken neemt toe wanneer de hoogwerker wordt bestuurd door onopgeleid of onbevoegd personeel. Dergelijke ongelukken kunnen leiden tot ernstig letsel of de dood. Zorg dat u de inhoud van de plaatjes en stickers op de machine en van deze handleiding leest en begrijpt voordat u de hoogwerker gaat bedienen. Training is essentieel en dient te worden gegeven door een bevoegd persoon. Zorg dat u zich bekwaamt in bediening en kennis van de hoogwerker voordat u deze gaat gebruiken op de werkplek. U moet getraind en worden bevoegd om iedere functie van de hoogwerker te bedienen. Bediening van de hoogwerker dient binnen het bereik van de gebruiksspecificaties van de machine te liggen. De bestuurder draagt de eindverantwoordelijkheid om alle instructies en waarschuwingen van de fabrikant en de bepa‑ lingen en veiligheidsregels van de werkgever en/of de lokale of nationale wet op te volgen.
Onderhoud
Iedere persoon die de hoogwerker onderhoudt, inspecteert, test of repareert, dient hiertoe bevoegd te zijn. Het uitvoeren van de in deze handleiding beschreven dagelijkse inspectie zal helpen de hoogwerker in optimaal gebruiksklare conditie te houden. Andere onderhoudswerkzaamheden dienen uitgevoerd te worden door onderhoudspersoneel dat is bevoegd om te werken op de hoogwerker.
Maak geen aanpassingen aan de hoogwerker zonder vooraf‑ gaande schriftelijke toestemming van Snorkel’s afdeling Tech‑ nische Dienst. Het aanpassen van de hoogwerker kan leiden tot een ongeldige garantie, de stabiliteit ongunstig beïnvloeden, of de bedieningsmogelijkheden aantasten.
Verantwoordelijkheden van de eigenaar/gebruiker
Alle eigenaren en gebruikers van de hoogwerker moeten alle toepasselijke bepalingen lezen, begrijpen en opvolgen. Het opvolgen van nationale veiligheidsreguleringen is de verant‑ woordelijkheid van de gebruiker en diens werkgever.
Aanvullende Informatie
Neem voor aanvullende informatie contact op met uw lokale dealer of met Snorkel via: Snorkel International P.O. Box 1160 St. Joseph, MO 64502-1160 Verenigde Staten van Amerika +1-785-989-3000 http://www.snorkelusa.com
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 2 – Specificaties Benoeming van de onderdelen – TB80
Bedieningshandleiding Kast met bedrading
LPG Brandstoftank Bedieningspaneel op platform
Bedieningspaneel op onderwagen
Brandstoftank
Chassis
Aandrijfwielen (Tweewielaandrijving)
Bestuurbare wielen
Rechterkant
Motor
Tank en filter voor de hydrauliekolie
Accuschakelaar Accu’s
Hoofdgiek
Platform Bovenste gieksegment
Bestuurbare Aandrijfwielen wielen (Tweewielaandrijving) Ontluchtingsventiel voor het dalen bij nood
Middelste gieksegment
Voetschakelaar op het platform
Linkerkant
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 2 – Specificaties
Benoeming van de onderdelen – TB85J
Bedieningshandleiding LPG Brandstoftank
Kast met bedrading Bedieningspaneel op onderwagen
Brandstoftank
Bedieningspaneel op platform
Aandrijfwielen (Tweewielaandrijving)
Chassis
Bestuurbare wielen
Rechterkant
Motor
Tank en filter voor de hydrauliekolie Accuschakelaar Accu’s
Hoofdgiek
Middelste gieksegment
Bovenste gieksegment Platform
Hulpgiek Bestuurbare wielen
Aandrijfwielen (Tweewielaandrijving)
Ontluchtingsventiel voor het dalen bij nood
Voetschakelaar op het platform
Linkerkant
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 2 – Specificaties
Werkruimte – TB80 Meter 27,4
24,4
21,3
18,3
15,2
12,2
70° 70°
9,1
6,1
3,0
13.5° 13½°
0
3,0 24,4
21,3
18,3
15,2
12,2
9,1
6,1
3,0
0
3,0
6,1
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 2 – Specificaties
Werkruimte – TB85J Meter 27,4
24,4
21,3
18,3
15,2
12,2 70° 9,1
6,1
3,0
13.5° 13 ½° 0
3,0
6,1 24,4
21,3
18,3
15,2
12,2
9,1
6,1
3,0
0
3,0
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 2 – Specificaties
Algemene specificaties – TB80 Hoogwerker Werkhoogte 26,2 m Maximale platformhoogte 24,4 m Horizontaal bereik 21,7 m Hoofdgiek Draaibereik -13,5° tot +70° Verlenging 12,1 m Draaitafel rotatie 360° (continu) Binnenste draaicirkel Met uitgeschoven assen 5,3 m Wielbasis 3,6 m Afstand tot de grond 33 cm Maximale wielbelasting 6985 kg Maximale vloer- of grondoppervlakdruk 5,9 kg/cm2 Gewicht (onbelast) Ongeveer 13.644 kg Breedte Met ingeschoven assen 2,5 m Met uitgeschoven assen 3,8 m Lengte in transportstand 11,8 m Hoogte in transportstand 2,9 m
Rijden – vierwielaandrijving Snel, met de giek in transportstand Matig Langzaam, met de giek opgeheven Rijden – tweewielaandrijving Snel Langzaam
Platform Afmetingen Standaard (staal) Aluminium (optioneel) Maximaal toelaatbare laadvermogen 76 cm x 243 cm (staal) 76 cm x 243 cm (aluminium) Rotatie Maximaal toelaatbaar aantal personen Optionele wisselstroomgenerator
Hydraulisch systeem Maximale druk 19.305 kPa Reservoircapaciteit 151 l Systeemcapaciteit 246 l Maximale gebruikstemperatuur 93 °C Aanbevolen hydrauliekolie Boven -13 °C Mobil DTE–13M (ISO VG32) Onder -13 °C Mobil DTE–11M (ISO VG15)
Functiesnelheden Draaitafel rotatie Met ingeschoven gieken Met uitgeschoven gieken Hoofdgiek Omhoog Met ingeschoven gieken Met uitgeschoven gieken Omlaag Met ingeschoven gieken Met uitgeschoven gieken Uitschuiven Inschuiven Draaien van het platform
76 cm x 243 cm 76 cm x 243 cm 227 kg 272 kg 170 graden 2 personen 220 V
Minimaal 142 seconden Minimaal 195 seconden 65 tot 75 seconden 100 tot 120 seconden 60 tot 70 seconden 80 tot 95 seconden 80 tot 90 seconden 60 tot 70 seconden 16 tot 20 seconden
Aandrijfsysteem Standaard Klimvermogen Optioneel Klimvermogen Banden Met schuimrubber gevuld
4,8 km/u 2,4 km/u 1,2 km/u 4,8 km/u 1,2 km/u Vierwielaandrijving 30 % Tweewielaandrijving 25 %
38 cm x 50 cm, 16 laags
Elektrisch systeem Voltage 12 V gelijkstroom negatieve chassisaarde Bron Twee – 12 V 550 CCA (koude start Ampère) accu’s Aanbevolen accuvloeistof gedestilleerd water
Motor Diesel Capaciteit van de brandstoftank Diesel
Cummins B3.3 Deutz F4L‑2011F 204 l
Bereik omgevingstemperatuur bij gebruik Celsius -18 °C tot 43 °C Fahrenheit 0 °F tot 110 °F Maximale windsnelheid Constante wind of windvlaag
45 km/u
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 2 – Specificaties
Algemene specificaties – TB85J Hoogwerker Werkhoogte 27,8 m Maximale platformhoogte 26,0 m Horizontaal bereik 23,5 m Hoofdgiek Draaibereik -13,5° tot +70° Verlenging 12,1 m Draaitafel rotatie 360° (continu) Binnenste draaicirkel Met uitgeschoven assen 5,3 m Wielbasis 3,6 m Afstand tot de grond 33 cm Maximale wielbelasting 6985 kg Maximale vloer- of grondoppervlakdruk 5,9 kg/cm2 Gewicht (onbelast) Ongeveer 13.680 kg Breedte Met ingeschoven assen 2,5 m Met uitgeschoven assen 3,9 m Lengte in transportstand 11,2 m Hoogte in transportstand 2,9 m
Rijden – vierwielaandrijving Snel Matig Langzaam Rijden – tweewielaandrijving Snel Langzaam
Platform Afmetingen Standaard (staal) Maximaal toelaatbare laadvermogen 76 cm x 243 cm (aluminium) Rotatie Maximaal toelaatbaar aantal personen Optionele wisselstroomgenerator
Hydraulisch systeem Maximale druk 19.305 kPa Reservoircapaciteit 151 l Systeemcapaciteit 246 l Maximale gebruikstemperatuur 93 °C Aanbevolen hydrauliekolie Boven -13 °C Mobil DTE–13M (ISO VG32) Onder -13 °C Mobil DTE–11M (ISO VG15)
Functiesnelheden Draaitafel rotatie Met ingeschoven gieken Met uitgeschoven gieken Hoofdgiek Omhoog Met ingeschoven gieken Met uitgeschoven gieken Omlaag Met ingeschoven gieken Met uitgeschoven gieken Uitschuiven Inschuiven Hulpgiek Omhoog Omlaag Draaien van het platform
76 cm x 243 cm 272 kg 170 graden 2 personen 220 V
Minimaal 168 seconden Minimaal 228 seconden Minimaal 80 seconden Minimaal 105 seconden Minimaal 80 seconden Minimaal 105 seconden 80 tot 90 seconden 60 tot 70 seconden
Aandrijfsysteem Standaard Klimvermogen Optioneel Klimvermogen Banden Met schuimrubber gevuld
4,8 km/u 2,4 km/u 1,2 km/u 4,8 km/u 1,2 km/u Vierwielaandrijving 30 % Tweewielaandrijving 25 % 38 cm x 50 cm. 16 laags
Elektrisch systeem Voltage 12 V gelijkstroom negatieve chassisaarde Bron Twee – 12 V 550 CCA (koude start Ampère) accu’s Aanbevolen accuvloeistof gedestilleerd water
Motor Diesel Diesel Capaciteit van de brandstoftank Diesel
Cummins B3.3 Deutz F4L‑2011F 204 l
Bereik omgevingstemperatuur bij gebruik Celsius -18 °C tot 43 °C Fahrenheit 0 °F tot 110 °F Maximale windsnelheid Constante wind of windvlaag
45 km/u
25 tot 35 seconden 25 tot 35 seconden 16 tot 20 seconden
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 2 – Specificaties
Specificaties van de motor Motor
Cummins B3.3
Deutz F4L‑2011F
Motor -inhoud
Brandstofklasse
Koelvloeistof
3,26 liter
Diesel Brandstof ASTM nr. 2D met een minimaal cetaangetal van 40.1 Gebruik winterklas‑ se nr. 2D bij een gebruiks‑ temperatuur onder 0 °C.
50 % water 50 % Anti‑ vries 2
2,0 liter
Diesel • DIN 51 601 (februari 1986).1 • BS 2869: A1 en A2 (met A2: raadpleeg de Deutz handleiding voor zwavelgehalte)1 • ASTM D 975-88: 1-D en 2-D • CEN EN 590 or DIN EN 590 • NATO Code F-54 en F-75 • Gebruik winterdiesel bij gebruikstemperaturen onder 0 °C.
Lucht
Gebruikstemperatuur
Olie-capaciteit
Olieklasse
60 °C tot 100 °C
7,5 liter totaal 1,5 liter Laag tot Hoog
SAE 15W-403 API: CH4/SG
78 °C tot 95 °C
6,0 l
API: CD of hoger3
Opmerking 1: Raadpleeg de handleiding van de motorfabrikant voor specifieke brandstofaanbevelingen en – specificaties, Opmerking 2: Ethyleen glycol of Propyleen glycol worden mogelijk gebruikt, Raadpleeg de Cummins® Bedienings- en Onderhoudshandleiding voor Serie B3.3 Motoren voor specifieke brandstofaanbevelingen en – specificaties, Opmerking 3: Raadpleeg de handleiding van de motorfabrikant voor specifieke smeerolieaanbevelingen en –specificaties,
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 2 – Specificaties
Viscositeit van de motorolie Cummins B3.3
Alle seizoenen Winteromstandigheden Zeer koude omstandigheden
Deutz F4L‑2011F
(synthetisch)
Alleen met het voorverwarmen van de motorolie.
10
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 3 – Veiligheid Kennis van de informatie in deze handleiding geeft, evenals de juiste training, een goede basis voor het veilig besturen van de hoogwerker. Zorg ervoor dat u weet waar zich alle bedienings‑ elementen bevinden en hoe zij werken, zodat u in geval van nood snel en verantwoordelijk kunt handelen. De veiligheidsvoorzieningen verminderen de kans op een ongeluk. Zorg dat u een veiligheidsvoorziening nooit aanpast, negeert of onklaar maakt. De veiligheidssymbolen in deze handleiding duiden op situaties waarbij zich ongelukken kun‑ nen voordoen. Wanneer wordt verwacht dat een defect, gevaar of mogelijk onveilige omstandigheid wat betreft capaciteit, voorgenomen gebruik of veilig gebruik op zal treden, stop dan met het bedienen van de hoogwerker en vraag om assistentie. De bestuurder draagt de eindverantwoordelijkheid om alle instructies en waarschuwingen van de fabrikant en de bepa‑ lingen en veiligheidsregels van de werkgever en/of de lokale of nationale wet op te volgen.
Elektrocutiegevaar
De hoogwerker is gemaakt van metalen onderdelen en is niet elektrisch geïsoleerd. Ga er vanuit dat alle elektrische onder‑ delen en draden onder stroom staan. Bedien de hoogwerker niet in de buitenlucht tijdens onweer.
Minimale te bewaren afstand
Tijdens het gebruik van de hoogwerker dient de minimale te bewaren afstand tot onder spanning staande elektriciteitskabels en hun aanverwante onderdelen goed in de gaten te worden gehouden.
A Gevaar
De hoogwerker is niet elektrisch geïsoleerd. Het in aanraking komen met, of het onvoldoende afstand houden van onder spanning staande elektrische onderdelen en draden zal leiden tot ernstig letsel of de dood. Kom niet dichterbij dan de minimale te bewaren afstand, zoals gedefinieerd door ANSI. De publicaties van ANSI geven aan welke minimale afstanden in acht moeten worden genomen wanneer er wordt gewerkt in de nabijheid van kabelgoten en onder spanning staande stroomkabels. Tabel 1 en Afbeelding 3 zijn gereproduceerd met toestemming van Scaffold Industry Association, ANSI/SIA A92.5. Voltagebereik Fase-fase 0 t/m 300 V
Minimale te bewaren afstand (m) Kontakt vermeiden
Meer dan 300 V t/m 50 kV
3,05
Meer dan 50 kV t/m 200 kV
4,60
Meer dan 200 kV t/m 350 kV
6,10
Meer dan 350 kV t/m 500 kV
7,62
Meer dan 500kV t/m 750kV
10,67
Meer dan 750kV t/m 1000kV
13,72
Tabel 1 – Minimale te bewaren afstand
Afbeelding 3 – Minimale te bewaren afstand (M.T.B.A.)
TB80/TB85J – 0112622D
11
Hoofdstuk 3 – Veiligheid
Dagelijkse Inspectie
Voer aan het begin van iedere dienst een dagelijkse inspectie uit, welke staat beschreven in Hoofdstuk 7. Het gebruik van de hoogwerker op de werkplek is alleen toegestaan voor hiertoe opgeleide en bevoegde personen.
Inspectie en het gereed maken van de werkomgeving
Gebruik de hoogwerker niet als aardverbinding tijdens las‑ werkzaamheden. De lasklem moet worden vastgezet aan het onderdeel dat wordt gelast. Het wegvloeien van elektrische stroom kan zeer heftig zijn, waarbij sommige onderdelen intern zeer zwaar beschadigd kunnen raken. Inspecteer de werkomgeving vóór en tijdens het gebruik van de hoogwerker. Hieronder staan enkele potentiële gevaren die in de werkomgeving aanwezig kunnen zijn. • • • • • • • • •
Puin, afvalresten Hellingen Afdalingen of gaten Drempels en vloerobstakels Bovenhoofdse obstakels Onbevoegde personen Hoogspanningsgeleiders Wind en weersomstandigheden Onvoldoende oppervlak en ondersteuning om de werk‑ krachten van de hoogwerker in alle mogelijke omstandig‑ heden te kunnen weerstaan
Zorg, voordat u de hoogwerker op een gevaarlijke (geclassifi‑ ceerde) locatie gaat gebruiken, dat type hoogwerker/uitvoering in overeenstemming/goedgekeurd zijn volgens ANSI/NFPA 505 voor die specifieke locatie. Zorg dat u de verkeersstromen op de werkplek goed kent en begrijpt en gehoorzaam de vlaggenmannen en de verkeers‑ borden en –signalen. Tijdens het gebruik van de hoogwerker is het een goede veiligheids‑ maatregel om bevoegd personeel in de buurt te hebben voor: • Het bieden van hulp tijdens noodgevallen. • Het bedienen van noodknoppen. • Het in de gaten houden van de gesteldheid van de platformbestuurder. • Het waarschuwen van de bestuurder voor obstakels of gevaar waarvan de bestuurder mogelijk niet op de hoogte is. • Het opmerken van zacht terrein, hellende of dalende op‑ pervlaktes of andere zaken waardoor de stabiliteit in gevaar gebracht kan worden. • Het in de gaten houden van omstanders, zorgen dat nie‑ mand zich ooit onder het platform bevindt en dat niemand ooit zijn of haar armen tijdens het gebruik van de hoogwer‑ ker tussen de gieken houdt.
A Gevaar
Tussen de bewegende onderdelen bevinden zich mogelijk knelpunten. Het bekneld raken tussen onderdelen, gebouwen, constructies of andere obstakels zal leiden tot ernstig letsel of de dood. Zorg dat er voldoende vrije ruimte rond de machine is voordat het chassis, de giek of het platform wordt bewogen. Zorg voor voldoende ruimte en tijd voor het stopzetten van de machine om zo contact met andere constructies en gevaren te voorkomen. 12
Kijk altijd in de richting waarin wordt bewogen. Rijd altijd voorzichtig en met een snelheid die in overeenstemming is met de omgevings‑ omstandigheden. Wees voorzichtig bij het rijden over ruwe grond, hellingen en tijdens het maken van bochten. Speel geen (ruwe) spelletjes met de machine en zorg dat alle meerijdende personen zich tijdens het rijden op het platform bevinden. Zorg dat alle accessoires, containers, gereedschap en andere voorwerpen en materialen veilig zijn vastgemaakt of opgebor‑ gen om te voorkomen dat deze per ongeluk van het platform afvallen of getrapt worden. Verwijder alle voorwerpen die niet op het platform thuishoren. Stabiliseer het platform nooit door het tegen een ander platform te plaatsen. Bedien de hoogwerker nooit wanneer deze is beschadigd of niet naar behoren functioneert. Een defect of probleem moet eerst door bevoegd personeel worden verholpen voordat de hoogwerker weer in gebruik kan worden genomen.
Bediening
Gebruik drie steunpunten voor het betreden of verlaten van het platform. Gebruik bijvoorbeeld twee handen en één voet wan‑ neer u het platform opklimt. Bedek nooit het traliewerk van de platformbodem en zorg dat u het zicht naar beneden nooit verhindert. Zorg dat de omgeving onder het platform vrij is van personeel voordat het platform wordt neergelaten. Houd beide voeten stevig op de vloer van het platform. Bedien de bedieningselementen langzaam en doelbewust om zo schokkende en verkeerde bewegingen te voorkomen. Zet de bedieningselementen altijd eerst in de neutraalstand, voordat u in tegenovergestelde richting gaat bewegen. Verlaat het platform nooit wanneer de hoogwerker in beweging is. Spring er ook niet vanaf. Sla de hoogwerker op de juiste wijze op en zorg dat de machine aan het eind van iedere werkdag, bij het klaarmaken voor ver‑ voer en op onbewaakte momenten, is afgesloten voor gebruik door onbevoegden.
Val- en kantelgevaar
Gebruik de hoogwerker uitsluitend op een harde, vlakke en waterpasse ondergrond die alle mogelijke werkkrachten van de machine kan weerstaan. Raadpleeg het Algemene Speci‑ ficatie-overzicht voor de maximale wielbelasting en vloerdruk. Breng de gieken alleen omhoog wanneer de hoogwerker op een waterpasse ondergrond staat.
A Gevaar
De hoogwerker kan bij instabiliteit mogelijk kantelen. Een kantelongeluk leidt tot ernstig letsel of de dood. Verplaats of parkeer de hoogwerker nooit in de buurt van een afgrond, gat, helling, zachte of ongelijkmatige grond of een anderszins kantelgevoelige plek voor gebruik met opgeheven platform. Hef de giek niet op bij windsnelheden boven 45 km/u. Iedereen die zich op het platform bevindt moet valbescherming dragen, welke is bevestigd aan een koordankerpunt. TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 3 – Veiligheid
Het is niet aan te bevelen om van het platform naar een andere constructie over te stappen, of andersom, tenzij dit de veiligste manier is om het werk uit te voeren. Beoordeel iedere situatie afzonderlijk, met inachtneming van de werkomgeving. De vol‑ gende richtlijnen gelden indien het noodzakelijk is om van het platform op een andere constructie over te stappen: 1. Plaats het platform, indien mogelijk, vóór het overstappen boven een dak of een constructie waarop gelopen kan worden. 2. Verplaats vóór het overstappen uw ankerpunt van de ene naar de andere constructie. 3. Onthoud dat u mogelijk overstapt naar een constructie waarvoor valbescherming is vereist. 4. Gebruik de platformingang, klim niet op of door de leuningen. Maak geen gebruik van de hoogwerker onder winderige of stormachtige omstandigheden. Bevestig niets aan de hoog‑ werker waardoor de windgevoeligheid wordt vergroot, zoals aanplakborden, vaandels, vlaggen, etc. Bedien de hoogwerker nooit zonder dat alle onderdelen van de leuningen op hun juiste plek zitten en het toegangshek gesloten is. Zorg dat alle beschermkappen en deuren goed zijn vastgezet. Overschrijd niet de maximaal toelaatbare platformbelasting, welke staat aangegeven op het bevestigingsplaatje op het platform. Vervoer zonder voorafgaande schriftelijke toestem‑ ming van Snorkel geen lading die boven de leuningen van het platform uitsteekt. Gebruik de hoogwerker niet op vrachtwagens, aanhangwagens, treinstellen, drijvende vaartuigen, steigers en dergelijke tenzij hiervoor schriftelijke goedkeuring is verleend door Snorkel. Gebruik de hoogwerker niet als kraan, hijstoestel, krik of voor enig ander doel dan het positioneren van personeel, gereed‑ schap en materialen. Klim niet op de leuningen en gebruik geen ladders, planken of andere middelen om de reikwijdte vanaf het platform te vergroten. Zorg dat er geen touwen, elektrische snoeren, slangen en dergelijke in of op de hoogwerker verstrikt raken. Wanneer het platform of de giek vastloopt tegen een aangrenzende construc‑ tie of tegen een ander obstakel en zijn normale bewegingen niet kan uitvoeren, rij dan in tegenovergestelde richting om de hoogwerker los te maken. Indien het rijden in tegenovergestelde richting het platform niet losmaakt, evacueer dan het platform voordat andere manieren worden geprobeerd.
Elektrisch systeem
Laad de accu’s op in een goed geventileerde ruimte die vrij is van open vuur, vonken en andere gevaren die vuur of explosies kunnen veroorzaken.
TB80/TB85J – 0112622D
Gebruik geen van de hoogwerkerfuncties indien de acculader is ingeplugd.
A Waarschuwing
Accu’s geven water- en zuurstof af die explosief kunnen combineren. Een chemische explosie kan leiden tot ernstig letsel of de dood. Sta geen vonken toe en rook niet tijdens het controleren van de accu’s. Accuzuur kan de ogen en huid beschadigen. Een serieuze infectie of reactie kan het gevolg zijn van het uitblijven van onmiddellijke medische verzorging. Draag oog- en gezichtsbescherming bij het uitvoeren van werkzaamheden in de buurt van de accu’s. De accu’s bevatten zwavelzuur dat de huid of ogen bij contact kan beschadigen. Draag een gezichtskap, rubberen hand‑ schoenen en beschermende kleding bij het uitvoeren van werkzaamheden in de buurt van de accu’s. Indien het zuur in contact komt met uw ogen, dient u uw ogen onmiddellijk te spoelen met schoon water en medische hulp in te schakelen. Indien het zuur in contact komt met uw huid, spoel het dan onmiddellijk af met schoon water.
Hydraulisch systeem
Het hydraulische systeem bevat slangen met onder druk staande hydrauliekolie.
A Gevaar
Het ontsnappen van onder druk staande hydrauliekolie kan met genoeg kracht gepaard gaan om de olie direct in de huid te injecteren. Een serieuze infectie of reactie zal het gevolg zijn van het uitblijven van onmiddellijke medische verzorging. Zoek direct medische hulp bij ongelukken door vrijkomende hydrauliekolie. Probeer ontsnappende hydrauliekolie niet tegen te houden met uw handen of andere lichaamsdelen. Gebruik een stuk karton of hout voor het zoeken naar lekken in het hydraulische systeem.
Voorzorgsmaatregelen bij werkzaamheden met de motor en brandstof
Raadpleeg de handleiding van de motorfabrikant voor volledige informatie over het gebruik en onderhoud van de motor, alsmede over diens specificaties.
A Gevaar
De uitstoot van de motor bevat koolmonoxide, een giftig, onzichtbaar en reukloos gas. Het inademen van uitlaatgassen zal leiden tot ernstige ziekte of de dood. Laat de motor niet lopen in een afgesloten ruimte of binnenskamers zonder voldoende ventilatie. Laat de motor niet lopen totdat de dieseltank leeg is. Ontlucht het brandstofsysteem wanneer er lucht in de leidingen tussen de tank en de injectiepomp is gekomen. Laat de motor vóór het uitschakelen eerst stationair lopen. Sta geen open vuur toe en rook niet tijdens het tanken of in de buurt van handelingen met brandstof.
13
Hoofdstuk 3 – Veiligheid
Verwijder nooit de brandstofdop en ga ook nooit tanken wanneer de motor loopt of heet is. Zorg dat er nooit brandstofvlekken op onderdelen van de machine terechtkomen.
Gebruik voor dieselmotoren de brandstofklasse die bij het seizoen hoort.
Houd het vulpistool tijdens het vullen van de tank goed onder controle. Gemorste brandstof is een potentieel brandgevaar.
Het onder druk ontsnappen van koelvloeistof kan leiden tot ernstige brandwonden. Zet de motor uit en laat deze afkoelen voordat u de radiateurdop verwijdert.
Maak de brandstoftank niet te vol. Laat ruimte vrij voor uitzetting. Ruim gemorste brandstof onmiddellijk op. Draai de dop van de brandstoftank stevig dicht. Vervang een kwijtgeraakte brandstofdop met een goedgekeurd exemplaar van Snorkel. Het gebruik van een niet-goedgekeurde dop zonder adequate ventilatie kan ertoe leiden dat de tank onder druk komt te staan.
A Opgelet
Laat de motor en de radiateur afkoelen voordat u de koelvloei‑ stof bijvult.
Veiligheidsplaatjes en -stickers
De hoogwerker is voorzien van veiligheidsplaatjes en -stickers die instructies geven voor de bediening en het voorkomen van ongelukken. Gebruik de hoogwerker niet wanneer er plaatjes of stickers ontbreken of wanneer deze onleesbaar zijn.
Gebruik nooit brandstof voor schoonmaakdoeleinden.
14
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 4 – Veiligheidsvoorzieningen Deze hoogwerker is voorzien van veiligheidsvoorzieningen, -plaatjes en –stickers voor het verkleinen van de kans op een ongeluk. Om de veiligheid van al het personeel te waarbor‑ gen, mogen de veiligheidsvoorzieningen niet onklaar worden gemaakt of worden veranderd of genegeerd. Het controleren van de veiligheidsvoorzieningen is inbegrepen bij de dagelijkse inspectie.
Noodstopschakelaar
Noodvoedingsschakelaar
A Waarschuwing
De kans op een ongeluk wordt groter wanneer de veiligheidsvoorzieningen niet naar behoren functioneren. Dergelijke ongelukken kunnen leiden tot ernstig letsel of de dood. U mag de veiligheidsvoorzieningen niet veranderen, onklaar maken of met voeten treden. Neem, wanneer een veiligheidsvoorziening defect is, de hoog‑ werker uit gebruik totdat deze door bevoegd onderhoudsper‑ soneel gerepareerd is.
Noodstopschakelaars
Zowel het bedieningspaneel op het platform als het bedienings‑ paneel op de onderwagen hebben een noodstopschakelaar. De noodstopschakelaar op het bedieningspaneel op de on‑ derwagen is een drukknop met twee standen (zie Afbeelding 4.1). Druk de noodstopschakelaar in om de stroom naar alle bedieningselementen uit te zetten. Trek aan de knop om de stroom weer aan te zetten.
Afbeelding 4.2 – Bedieningspaneel op het platform Druk de noodstopschakelaar in om de stroom naar de bedie‑ ningselementen op het platform uit te zetten. Trek aan de knop om de stroom weer aan te zetten.
Noodvoedingssysteem
Het noodvoedingssysteem omvat een motor, accu en reserve pomp. Gebruik dit systeem om de giek- en draaischijffuncties te bedienen voor het neerlaten van het platform wanneer het normale voedingssysteem door motor- of pompproblemen niet functioneert. Houd de noodvoedingsschakelaar (zie Afbeeldingen 4.1 en 4.2) naar beneden om het noodvoedingssysteem te activeren. Het hangt van de capaciteit van de accu af hoelang de pomp gebruikt kan worden.
Knop voor het dalen bij nood
Noodstopschakelaar Noodvoedingsschakelaar
Schakelaar voor bediening vanaf de onderwagen
De knop voor het dalen bij nood kan worden gebruikt voor het neerlaten van de giek wanneer de motor niet start en het nood‑ voedingssysteem niet functioneert. De knop bevindt zich aan de onderkant op de hefcilinder van de hoofdgiek (zie Afbeelding 4.3), onder de linkerkant van de draaischijf.
Knop voor het dalen bij nood
Afbeelding 4.1 – Bedieningspaneel op onderwagen Opmerking Het bedieningspaneel op de onderwagen herroept het bedieningspaneel op het platform. Wanneer de noodstopschakelaar op het platform is ingedrukt kan de hoogwerker nog altijd door het bedieningspaneel op de onderwagen worden bestuurd.
Afbeelding 4.3 – Knop voor het dalen bij nood Door aan de knop te draaien wordt het ontluchtingsventiel van de cilinder voor het dalen bij nood geopend.
De noodstopschakelaar op het platform is een drukknop met twee standen (zie Afbeelding 4.2).
TB80/TB85J – 0112622D
15
Hoofdstuk 4 – Veiligheidsvoorzieningen
As/giek vergrendeling
De achterassen aan het chassis schuiven uit wanneer de giek opgeheven of uitgeschoven is, om zo de machine te stabiliseren.
Zelfsluitend hek
De as/giek vergrendeling voorkomt dat de giek uit kan schuiven of hoger dan horizontaal kan worden opgeheven wanneer de assen niet op de juiste manier zijn uitgeschoven en in positie zijn vergrendeld.
Schakelaar voor bediening vanaf de onderwagen
De schakelaar voor bediening vanaf de onderwagen (zie Afbeel‑ ding 4.1) voorkomt beweging van de giek en het platform indien per ongeluk een van de schakelaars op het bedieningspaneel op de onderwagen wordt bewogen. Houd de schakelaar omhoog om de machine met het bedie‑ ningspaneel op de onderwagen te bedienen.
Voetschakelaar op het platform
Door de voetschakelaar op het platform (zie Afbeelding 4.4) in te trappen wordt het bedieningspaneel op het platform geactiveerd.
Bovenleuning Valhek
Koordankers
Voetschakelaar op het platform
Middenleuning
De toegangshekken sluiten automatisch na het betreden of verlaten van het platform. Het toegangshek is onderdeel van het leuningsysteem en moet na het betreden van het platform worden vastgezet.
Koordankerpunten
Onder het bedieningspaneel aan de voorkant van het platform (zie Afbeelding 4.4) bevinden zich twee koordankerpunten voor het bevestigen van de valbeschermingskoorden. Opmerking De koordankerpunten zijn niet bedoeld voor het opheffen of vastbinden van de machine. Iedereen die zich op het platform bevindt moet zijn valbescher‑ ming vóór het stijgen van het platform aan een koordankerpunt bevestigen. Gebruik geen andere onderdelen van de hoogwer‑ ker als ankerpunt voor persoonlijke valbescherming.
Kantelalarm Voetlijst
Afbeelding 4.4 – Platform Voor het besturen van de giek, het platform en de aandrijving met het besturingspaneel op het platform moet naast het bewegen van de relevante schakelaar ook de voetschakelaar worden ingedrukt.
Leuningen
Het leuningsysteem bestaat uit een bovenleuning, een mid‑ denleuning en voetlijsten langs de kanten van het platform (zie Afbeelding 4.4). Het platform kan worden betreden via een valhek (zie Afbeelding 4.4) of een optioneel zelfsluitend hek (zie Afbeelding 4.5).
16
Afbeelding 4.5 – Platform
Een alarm zal afgaan wanneer het chassis meer dan 3,5 graden schuin staat en de giek opgeheven of uitgeschoven is. Het kantelalarm bevindt zich op het bedieningspaneel op het platform.
A Gevaar
De hoogwerker kan bij instabiliteit mogelijk kantelen. Een kantelongeluk kan leiden tot ernstig letsel of de dood. Verplaats of parkeer de hoogwerker nooit in de buurt van een afgrond, gat, helling, zachte of ongelijkmatige grond of een anderszins kantelgevoelige plek voor gebruik met opgeheven platform. Wanneer het kantelalarm afgaat moet u de hoofdgiek volledig inschuiven en laten dalen en vervolgens naar een waterpasse ondergrond rijden. Het kantelalarm is bedoeld voor extra bescherming, niet voor het rechtvaardigen van werken op ondergronden die niet stevig, vlak en waterpas zijn.
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 4 – Veiligheidsvoorzieningen
Systeem voor het signaleren van platformoverbelasting
De rij- en giekfuncties worden gestopt wanneer de lading op het platform het maximale laadgewicht nadert of overschrijdt. Wanneer het maximale laadgewicht wordt overschreden zal de claxon met tussenpozen gaan luiden en de rode lamp (zie Afbeelding 4.6) gaan branden.
Waarschuwingslamp bij platformoverbelasting
De claxon blijft luiden en de lamp knipperen totdat de bovenma‑ tige lading van het platform is verwijderd en de startschakelaar uit- en aangezet is, waarbij het systeem teruggezet wordt. Zodra dit is uitgevoerd zijn de rij- en giekfuncties weer operationeel.
A Gevaar
De hoogwerker kan bij instabiliteit mogelijk kantelen. Een kantelongeluk leidt tot ernstig letsel of de dood. Overschrijd niet de capaciteitswaarden, welke staan vermeld op het plaatje met maximale waarden op het platform. Het systeem voor het signaleren van overbelasting is niet actief wanneer de machine aan het rijden is met een volledig ingetrokken giek die lager dan horizontaal staat. Hierdoor kan de machine rijden over een ruige ondergrond zonder dat het systeem overbelasting signaleert. Om te voorkomen dat het systeem voortdurend in werking wordt gesteld, treedt er een vertraging van vijf seconden op na: • het starten van de motor.
Afbeelding 4.6 – Bedieningspaneel op het platform De claxon blijft luiden en de lamp knipperen totdat de boven‑ matige lading van het platform is verwijderd en de startscha‑ kelaar uit- en aangezet is, waardoor het systeem teruggezet wordt. Zodra dit is uitgevoerd zijn de rij- en giekfuncties weer operationeel. Wanneer het maximale laadvermogen met meer dan 20 procent wordt overschreden gaat het systeem op tilt, waarbij alle rij- en giekfuncties uitgeschakeld worden. In dit geval luidt de claxon continu en gaan de rode lampen op beide bedieningspanelen ononderbroken branden (zie Afbeelding 4.7). Temperatuurmeter van de koelvloeistof
• het in de hefstand plaatsen van de rijden/heffen schakelaar wanneer de giek lager dan horizontaal staat en volledig is ingetrokken. • het verwijderen van bovenmatige lading van het platform.
Beschermingssysteem voor de motor
Bij hoge motortemperatuur of lage oliedruk zal een continu waarschuwingsalarm gaan luiden. De motor slaat af wanneer diens temperatuur het vooraf in‑ gestelde niveau overschrijdt of wanneer de oliedruk te laag is voor veilig gebruik. De temperatuurmeter van de koelvloeistof bevindt zich op de bovenkant van het bedieningspaneel op de onderwagen (zie Afbeelding 4.7).
Alarm bij hoge motortemperatuur
Wanneer de koelvloeistof in een Cummins motor de normale temperatuur overschrijdt zal een alarm gaan luiden en de motor afslaan. Wanneer de olie in een Deutz motor 110 °C overschrijdt zal een alarm gaan luiden en de motor afslaan. Vanaf het moment dat er geen dynamostroom wordt gegenereerd, zal een alarm gaan luiden en de motor afslaan. Dit voorkomt hoge motortemperatuur wanneer de ventilatorriem breekt. Herstart de motor niet totdat de afwijking die de oververhitting veroorzaakt is verholpen.
Alarm bij lage oliedruk Waarschuwingslamp bij platformoverbelasting
Het oliedrukalarm gaat luiden wanneer de motoroliedruk in de buurt van de ondergrens van veilig gebruik komt. Wanneer het alarm luidt, laat dan het platform volledig neer en zet de motor uit. Maak geen gebruik van de machine totdat de afwijking die de lage oliedruk veroorzaakt is verholpen.
Afbeelding 4.7 – Bedieningspaneel op onderwagen
TB80/TB85J – 0112622D
17
Hoofdstuk 4 – Veiligheidsvoorzieningen
De motor zal afslaan wanneer de oliedruk onder de ondergrens van veilig gebruik komt. Het is mogelijk om bij lage oliedruk de motor opnieuw te starten, maar hij zal slechts een aantal seconden lopen voordat hij weer afslaat.
Claxon
De claxon kan worden gebruikt om personeel op de grond te waarschuwen. De claxon bevindt zich aan de rechterkant van het bedieningspaneel op het platform (zie Afbeelding 4.8). De claxon is operationeel wanneer de machine is ingesteld op besturing door het paneel op het platform.
Rijlichten
De machine is mogelijk uitgevoerd met de optionele koplampen en knipperende achterlampen. De koplampen bevinden zich op de bovenkant van de voorbeplating. De achterlichten zijn bevestigd op de zijkanten van de achterbeplating. De rijlichten bevorderen het zicht tijdens het rijden en helpen anderen de hoogwerker te zien. De rijlichten zijn niet bedoeld voor het rijden op de openbare weg.
Werklampen op platform
Op de bovenleuning van het platform bevinden zich mogelijk twee werklampen; één aan elke kant van het bedieningspaneel (zie Afbeelding 4.10).
Claxonknop
Afbeelding 4.8 – Rechterkant van het bedieningspaneel op het platform
Bewegingsalarm
De machine is mogelijk uitgevoerd met het optionele bewe‑ gingsalarm. Wanneer de rij-/stuurknuppel uit de neutrale stand wordt bewogen, zal het bewegingsalarm – korte, piepende geluiden – afgaan om zo het personeel in de werkomgeving te waarschuwen.
Waarschuwingslicht
Afbeelding 4.10 – Werklamp op het platform Gebruik deze lampen om het zicht te bevorderen tijdens werkzaamheden in slecht verlichte omgevingen. Gebruik de werklampen niet om te rijden op de openbare weg.
Een optioneel rood of oranje knipperlicht bevindt zich mogelijk op de bovenkant van de giek, dichtbij de basis (zie Afbeelding 4.9). Het knipperende waarschuwingslicht waarschuwt het personeel dat de hoogwerker in de omgeving is. Waarschuwingslicht
Afbeelding 4.9 – Waarschuwingslicht Het licht knippert ongeveer één keer per seconde wanneer de motor aanstaat.
18
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 5 – Meters en schermen De hoogwerker is voorzien van een aantal meters waarmee u de conditie van de machine voor en tijdens gebruik in de gaten kan houden.
Urenteller
De urenteller bevindt zich op de kast met bedrading aan de linkerkant van het bedieningspaneel op de onderwagen (zie Afbeelding 5.1). De meter geeft het geaccumuleerde aantal bedrijfsuren van de motor aan.
Urenteller
Ampèremeter
De ampèremeter bevindt zich op het bedieningspaneel op de onderwagen (zie Afbeelding 5.2). De ampèremeter geeft de sterkte van de stroom van de dynamo naar de accu aan. Nadat de motor enkele minuten heeft gelopen onder normale werkomstandigheden dient de ampèremeter “0” aan te geven.
Luchtfiltermeter
De luchtfiltermeter (zie Afbeelding 5.3) bevindt zich op het bedie‑ ningspaneel op de onderwagen. Deze meter geeft de luchtdruk tussen het inlaatspruitstuk en het luchtfilter aan.
Luchtfiltermeter
Afbeelding 5.1 – Kast met bedrading
Temperatuurmeter van de koelvloeistof
De temperatuurmeter bevindt zich op het bedieningspaneel op de onderwagen (zie Afbeelding 5.2).
Afbeelding 5.3 – Luchtfiltermeter Het gele indicatieschijfje onder het meterglas staat op het hoog‑ ste niveau wanneer de motor uitstaat. Het is tijd om het filterelement te vervangen zodra het gele indi‑ catieschijfje het rode gebied bereikt. Druk na het vervangen van het filter op de herstelknop aan de onderkant van het meterglas om het gele indicatieschijfje te herzetten.
Temperatuurmeter van de koelvloeistof
Brandstof Ampèremeter
De brandstoftank is doorschijnend. De hoeveelheid brandstof in de tank kan worden gemeten door de deur aan de rechter achterkant van de machine (zie Afbeelding 5.4) op te heffen en naar de tank te kijken.
Afbeelding 5.2 – Bedieningspaneel op onderwagen Op een door vloeistof gekoelde motor geeft deze meter de tem‑ peratuur van het mengsel van water en antivries aan. Een meter op een door lucht gekoelde motor geeft de temperatuur van de motorolie aan, op het moment dat deze het filter verlaat. TB80/TB85J – 0112622D
19
Hoofdstuk 5 – Meters en schermen
Filtermeter Brandstofpeil
Afbeelding 5.4 – Brandstoftank Opmerking Gebruik een dieseltank nooit helemaal op. Het is moeilijk om de motor te starten wanneer er lucht in de brandstofleiding zit.
Motorolie
Het niveau van de motorolie wordt gemeten met een peilstok. Dit is de enige manier om het motoroliepeil nauwkeurig te meten. Het motoroliepeil moet tussen de ijkpunten 'Add' en 'Full' op de peilstok liggen.
Afbeelding 5.5 – Meter van het Hydrauliekoliefilter
Meter van hydrauliekolietemperatuur en -niveau
Een meter op de rechterkant van het reservoir geeft het niveau en de temperatuur van de hydrauliekolie aan (zie Afbeelding 5.6).
Meter van het Hydrauliekoliefilter
De meter van het hydrauliekoliefilter (zie Afbeelding 5.5) bevindt zich op de terugvloeileiding op de bovenkant van het reservoir. Het reservoir bevindt zich achter de deur aan de linkerkant van de draaischijf. De meter geeft de staat van het filter aan tijdens situaties met hoge olieomloopsnelheden. Het is tijd om het filter te vervangen wanneer de meternaald zich in het rode gebied begeeft.
Meter van hydrauliekolietemperatuur en -niveau
Afbeelding 5.6 – Hydrauliekoliemeter Wanneer de temperatuur boven 93 °C uitkomt moet het gebruik van de machine worden gestaakt en kan er pas weer gebruik van de machine worden gemaakt nadat de hydrauliekolie is afgekoeld.
20
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 6 – Bedieningselementen
A Gevaar
Tussen de bewegende onderdelen bevinden zich mogelijk knelpunten. Het bekneld raken tussen onderdelen, gebouwen, constructies of andere obstakels kan leiden tot ernstig letsel of de dood. Zorg dat al het personeel tijdens het gebruik van de hoogwerker voldoende afstand houdt.
Ashendel
Krikhendel
De bedieningselementen voor het besturen van het platform bevinden zich op het bedieningspaneel op de onderwagen en op het bedieningspaneel op het platform. De bedieningselementen voor het rijden bevinden zich uitsluitend op het bedieningspaneel op het platform.
Accuschakelaar
De accuschakelaar bevindt zich achter de deur aan de linkerkant van de draaischijf, boven de accu’s (zie Afbeelding 6.1).
Afbeelding 6.2 – Asbediening
Knop voor hoog snelheidsbereik – 4x4
De knop voor hoog snelheidsbereik (zie Afbeelding 6.3) bevindt zich op de bovenkant van het chassis, dicht bij de voorkant van de machine.
Accuschakelaar
Knop voor het instellen van de klep voor hoog snelheidsbereik
Afbeelding 6.1 – Accuschakelaar Wanneer de accuschakelaar niet in de accustand staat zijn alle elektrische functies uitgeschakeld. Zet de schakelaar in de ac‑ custand om een elektrische verbinding tussen de accu en het elektrische systeem te maken.
A Opgelet
De hoogwerker dient uitsluitend door bevoegd personeel bestuurd te worden. Ongekwalificeerd personeel kan mogelijk schade aan materieel of letsel aan collega’s berokkenen. Vergrendel de accuschakelaar in de uitpositie voordat de hoogwerker wordt verlaten. Zet de accuschakelaar uit om gebruik van de hoogwerker door onbevoegd personeel te voorkomen.
Asbediening
De asbediening (zie Afbeelding 6.2) bevindt zich op de boven‑ kant van het chassis aan de achterkant van de machine. De ene hendel is voor het bedienen van de krik om het chassis op en neer te laten, met de andere wordt het uit- en inschuiven van de as bediend.
Afbeelding 6.3 – Bovenkant van het chassis Deze klep werkt in combinatie met de rijbereikschakelaar op het bedieningspaneel op het platform, voor het bepalen van de maximale rijsnelheid van machines met vierwielaandrijving. Zet de knop omhoog voor maximale rijsnelheid.
Bedieningspaneel op onderwagen
Het bedieningspaneel op de onderwagen (zie Afbeelding 6.4) bevindt zich aan de rechterkant van de draaischijf. Met het be‑ dieningspaneel op de onderwagen kunnen de giek- en platform‑ functies worden bediend. Onderstaande bedieningselementen bevinden zich op het bedieningspaneel op de onderwagen. • • • • • • • • • • • •
TB80/TB85J – 0112622D
Startschakelaar Noodstopschakelaar Bedieningspaneelschakelaar Schakelaar voor bediening vanaf de onderwagen Schakelaar voor het draaien van de draaischijf Schakelaar voor het opheffen en neerlaten van de hoofdgiek Schakelaar voor het in- en uitschuiven van de giek Knop voor het instellen van de gieksnelheid Hulpgiekschakelaar – alleen TB85J Schakelaar voor het horizontaal maken van het platform Schakelaar voor het ronddraaien van het platform Noodvoedingsschakelaar 21
Hoofdstuk 6 – Bedieningselementen
• • • •
Schakelaar voor het instellen van de motorsnelheid Ether-injectieschakelaar (optie bij Cummins motoren) Luchttoevoerverwarmer (optie bij Deutz motoren) Schakelaar voor het opwarmen van het hydraulisch sy‑ steem (optioneel)
Giek/as schakelaar
De giek/as schakelaar moet omhoog staan, in de giekstand, voor het bedienen van de giekfuncties. Zet de schakelaar naar beneden, in de asstand, voor het bedie‑ nen van de krik en de in- uitschuiffuncties van de as.
Draaischakelaar
De draaischakelaar wordt gebruikt voor het draaien van de draaischijf in beide richtingen. Door een veer gaat de schakelaar automatisch terug naar de uitstand in het midden. Houd de schakelaar naar rechts om de draaischijf tegen de klok in te draaien. Houd de schakelaar naar links om de draaischijf met de klok mee te draaien.
Schakelaar voor het opheffen en neerlaten van de giek
De schakelaar voor het opheffen en neerlaten van de giek wordt gebruikt voor het opheffen en neerlaten van de hoofdgiek. Door een veer gaat de schakelaar automatisch terug naar de uitstand in het midden. Houd de schakelaar omhoog om de hoofdgiek op te heffen. Houd de schakelaar omlaag om de hoofdgiek neer te laten.
Schakelaar voor het in- en uitschuiven van de giek
De schakelaar voor het in- en uitschuiven van de giek wordt gebruikt voor het in- en uitschuiven van de gieken. Door een veer gaat de schakelaar automatisch terug naar de uitstand in het midden. Afbeelding 6.4 – Bedieningspaneel op onderwagen
Startschakelaar
De startschakelaar werkt net als een ontstekingsinrichting van een auto. Houd de knop ingedrukt totdat de motor start en laat hem vervolgens los. Wanneer de motor afslaat dient de bedie‑ ningspaneelschakelaar eerst uit te worden gezet, voordat de motor opnieuw gestart kan worden. Een alarm gaat luiden wanneer de schakelaar aangezet wordt, om zo de anderen te waarschuwen dat de motor van de machine wordt gestart.
Noodstopschakelaar
De noodstopschakelaar is een rode drukknop met twee standen. Druk de schakelaar in om de stroom naar alle bedieningsele‑ menten uit te zetten. Trek aan de knop om de stroom weer aan te zetten.
Bedieningspaneelschakelaar
Met de bedieningspaneelschakelaar kunt u schakelen tussen de platform-, onderwagen en uitstand. Steek de sleutel in de schakelaar en zet hem in de platformstand om de hoogwerker te besturen met het bedieningspaneel op het platform en in de onderwagenstand voor besturing vanaf de onderwagen.
Schakelaar voor bediening vanaf de onderwagen
Houd de schakelaar ononderbroken omhoog om de machine met het bedieningspaneel op de onderwagen te bedienen. De motorsnelheid wordt verhoogd wanneer de schakelaar omhoog wordt gehouden. Door een veer gaat de schakelaar automatisch terug naar de uitstand.
22
Houd de schakelaar naar links om de gieken uit te schuiven. Houd de schakelaar naar rechts om de gieken in te schuiven.
Knop voor het instellen van de gieksnelheid
Gebruik de snelheidsknop voor het bepalen van de snelheid van de volgende giekfuncties. • Schakelaar voor het opheffen en neerlaten van de hoofdgiek • Het in- en uitschuiven van de giek • Het ronddraaien van de draaischijf in beide richtingen Zet de knop op langzaam bij het beginnen van een giekbewe‑ ging. De snelheid kan verhoogd worden door de knop langzaam naar hoog te draaien. Draai de knop aan het eind van een giek‑ beweging naar langzaam om alles soepel te laten verlopen.
Hulpgiekschakelaar – alleen TB85J
De hulpgiekschakelaar wordt gebruikt voor het opheffen en neerlaten van de hulpgiek. Door een veer gaat de schakelaar automatisch terug naar de uitstand in het midden. Houd de schakelaar omhoog om de hulpgiek op te heffen. Houd de schakelaar omlaag om de hulpgiek neer te laten.
Schakelaar voor het horizontaal maken van het platform
De schakelaar voor het horizontaal maken van het platform wordt gebruikt voor het evenwijdig maken van de platformbodem en de grond. Door een veer gaat de schakelaar automatisch terug naar de uitstand in het midden. Houd de schakelaar omhoog om de platformbodem omhoog of van de grond af te bewegen. Houd de schakelaar omlaag om de platformbodem omlaag of naar de grond toe te bewegen. TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 6 – Bedieningselementen
Schakelaar voor het ronddraaien van het platform
De schakelaar voor het ronddraaien van het platform wordt ge‑ bruikt om het platform te draaien ten opzichte van het bovenste gieksegment. Door een veer gaat de schakelaar automatisch terug naar de uitstand in het midden. Houd de schakelaar naar rechts om het platform tegen de klok in te draaien. Houd de schakelaar naar links om het platform met de klok mee te draaien.
Noodvoedingsschakelaar
Houd de noodvoedingsschakelaar naar beneden om de hoog‑ werkerfuncties uit te voeren met gebruik van het noodvoedings‑ systeem. Laat de schakelaar los om het noodvoedingssysteem te deactiveren. Opmerking Het noodvoedingssysteem is voor het neerlaten van het platform tijdens een noodsituatie en is niet bedoeld voor gebruik bij normale omstandigheden. Het aanzetten van het noodvoedingssyteem terwijl de motor loopt leidt tot het afslaan van de motor.
De motor moet lopen en de schakelaar waarmee het systeem wordt aangezet dient zich op dezelfde locatie te bevinden als de schakelaar waarmee de motor is aangezet. Een voorbeeld: wanneer de motor wordt gestart met het bedieningspaneel op de onderwagen, dan moet de schakelaar voor het verwarmen op het bedieningspaneel op de onderwagen worden gebruikt om de verwarmfunctie te activeren. De andere functies van de machine zijn tijdens het opwarmen van het hydraulische systeem niet operationeel.
Herstelknoppen voor het opheffen van de stroomonderbreking
Het elektrische systeem van het bedieningspaneel op de onder‑ wagen heeft een stroomonderbreker van de stroomkring van de hef- en draaifuncties (zie Afbeelding 6.4). Aan de onderkant van het bedieningspaneel op de onderwagen bevindt zich een herstelknop voor de stroomonderbreker. De kast met bedrading (zie Afbeelding 6.5) heeft stroomonder‑ brekers van de stroomkringen van de hoofd-, bedienings- en gasklepfuncties. Aan de voorkant van de kast met bedrading be‑ vinden zich herstelknoppen, één voor elke stroomonderbreker.
Schakelaar voor het instellen van de motorsnelheid
De schakelaar voor het instellen van de motorsnelheid wordt gebruikt om het stationair lopen van de motor in te stellen op een laag of hoog toerental. Zet de schakelaar in de lage stand bij normaal gebruik van de machine en in de hoge stand voor het gebruik van de motor en voor het opwarmen van het hydraulische systeem.
Herstelknoppen voor het opheffen van de stroomonderbreking
Ether-injectieschakelaar – alleen bij Cummins motoren
Sommige Cummins motoren hebben een ether-injectieschake‑ laar in plaats van een motorblokverwarmer. Het injecteren van ether dient alleen te gebeuren bij het starten van een koude mo‑ tor bij een omgevingstemperatuur onder het vriespunt (0 °C). Activeer de tuimelschakelaar terwijl de startschakelaar in de startstand staat om zo een afgemeten hoeveelheid ether in het invoerspruitstuk te injecteren.
Verwarmer van het luchttoevoerspruitstuk – alleen bij Deutz motoren
Afbeelding 6.5 – Kast met bedrading Het bedieningspaneel op het platform (zie Afbeelding 6.6) heeft stroomonderbrekers van de stroomkringen van de hoofd- en rijfunc‑ ties. De herstelknoppen van deze stroomonderbrekers bevinden zich op de voorkant van het bedieningspaneel op het platform.
Sommige Deutz motoren hebben een spruitstuk met gloeibougie of een verwarmer van de luchttoevoer. De luchttoevoerverwarmer dient alleen gebruikt te worden voor het starten van een koude motor bij een omgevingstemperatuur onder het vriespunt (0 °C). Houd de tuimelschakelaar ongeveer 60 seconden omhoog voordat wordt geprobeerd om de motor te starten.
Herstelknoppen voor het opheffen van de stroomonderbreking
Schakelaar voor het opwarmen van het hydraulisch systeem
Sommige machines hebben systeem voor het opwarmen van de hydrauliekolie. Dit systeem kan worden gebruikt voor het verwarmen van de hydrauliekolie wanneer de omgevingstem‑ peratuur onder het vriespunt (0 °C) ligt of wanneer de giek traag beweegt vanwege koude hydrauliekolie. Er zit een tuimelschakelaar voor het verwarmsysteem op het bedieningspaneel op de onderwagen en een aan de linkerkant van het bedieningspaneel op het platform. TB80/TB85J – 0112622D
Startschakelaar Afbeelding 6.6 – Voorkant van het bedieningspaneel op het platform
23
Hoofdstuk 6 – Bedieningselementen
De stroomonderbrekers beschermen de elektrische bedrading en onderdelen voor elektrische overbelasting in het geval van kortsluiting of een andere fout.
Een alarm gaat luiden wanneer de schakelaar aangezet wordt, om zo de anderen te waarschuwen dat de motor van de machine wordt gestart.
A Opgelet
Opmerking Bij sommige machines is het noodzakelijk om de schakelaar vóór het starten drie seconden lang op ‘aan’ te zetten.
Het afgaan van een stroomonderbreker duidt op een defect aan het elektrische systeem. Een niet verholpen defect kan leiden tot schade aan onderdelen. Gebruik de hoogwerker niet indien de stroomonderbreker voortdurend afgaat. Druk op de knop om de stroomonderbreker te herstellen.
Draai de schakelaar uit om de motor uit te zetten en om brandstof uit te sparen indien de machine voor langere tijd op dezelfde plaats blijft.
Bedieningspaneel op platform
Noodstopschakelaar
Het bedieningspaneel op het platform (zie Afbeelding 6.7) bevindt zich op de bedieningsbak op het platform. Met het be‑ dieningspaneel op het platform kunnen de giek-, platform- en rijfuncties worden bediend. Onderstaande bedieningselementen bevinden zich op het bedieningspaneel op het platform. • • • • • • • • • •
Startschakelaar Noodstopschakelaar Rijden/heffen schakelaar Bedieningsknuppel voor het besturen van de giek Bedieningsknuppel voor het rijden Rijbereikschakelaar Hulpgiekschakelaar – alleen TB85J Schakelaar voor het horizontaal maken van het platform Schakelaar voor het ronddraaien van het platform Bedieningsknuppel voor het in- en uitschuiven van de giek • Noodvoedingsschakelaar • Gasklepschakelaar Platform horizontaal
Noodvoeding
Noodstop Gasklepschakelaar
Rijbereik Hulpgiekschakelaar Giekbedieningsknuppel
Rijden/heffen schakelaar
Platform draaien Rijbedieningsknuppel Bedieningsknuppel voor het in- en uitschuiven van de giek
Afbeelding 6.7 – Bovenkant van het bedieningspaneel op het platform
Startschakelaar
De motor kan vanaf het platform worden gestart met de antidoorstart hoofdschakelaar op de voorkant van het bedienings‑ paneel op het platform (zie Afbeelding 6.6). Deze schakelaar is vergelijkbaar met een ontstekingsinrichting van een auto. Draai de schakelaar totdat de motor start en laat hem vervolgens los. Wanneer de motor afslaat dient de schakelaar eerst uit te worden gezet, voordat hij kan worden teruggedraaid om te starten.
24
De noodstopschakelaar is een rode drukknop met twee stan‑ den, aanwezig op de bovenkant van het bedieningspaneel op het platform (zie Afbeelding 6.6). Druk de schakelaar in om de stroom naar alle bedieningselementen op het bedieningspaneel op het platform uit te zetten. Trek aan de knop om de stroom weer aan te zetten. Opmerking Het bedieningspaneel op de onderwagen herroept het bedieningspaneel op het platform. Wanneer de noodstopschakelaar op het platform is ingedrukt kan de hoogwerker nog altijd door het bedieningspaneel op de onderwagen worden bestuurd. Druk de noodstopschakelaar in wanneer het bedieningspaneel op het platform niet in gebruik is om onbedoelde besturing van het platform te voorkomen.
Rijden/heffen schakelaar
Zet de rijden/heffen schakelaar (zie Afbeelding 6.7) in de rijstand om de hoogwerker te laten rijden. Zet de rijden/heffen schakelaar in de hefstand om de giekfunc‑ ties uit te voeren. Opmerking Het is niet mogelijk om tegelijkertijd de rij- en giekfuncties uit te voeren.
Bedieningsknuppel voor het besturen van de giek
De bedieningsknuppel voor het besturen van de giek wordt gebruikt voor het opheffen en neerlaten van de hoofdgiek en om de draaischijf te draaien. De giek- en draaischijffuncties kunnen gelijktijdig uitgevoerd worden. Opmerking De afstand waarover de besturingsknuppel wordt bewogen is proportioneel aan de snelheid van de functie. Houd de knuppel naar voren om de hoofdgiek op te heffen en naar achteren om hem neer te laten. Houd de knuppel naar rechts om de draaischijf tegen de klok in te draaien en naar links om de draaischijf met de klok mee te draaien.
Bedieningsknuppel voor het rijden
De bedieningsknuppel voor het rijden wordt gebruikt om de hoogwerker naar voren en naar achteren te laten rijden. Hij wordt tevens gebruikt voor het sturen van de machine. De stuur- en rijfuncties kunnen gelijktijdig uitgevoerd worden.
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 6 – Bedieningselementen
Opmerking De afstand waarover de besturingsknuppel wordt bewogen is proportioneel aan de snelheid van de functie. Houd de besturingsknuppel naar voren om de hoogwerker naar voren te bewegen en naar achteren om achteruit te rijden, zoals aangegeven door de richtingspijlen op het chassis. Houd de besturingsknuppel naar rechts om de hoogwerker naar rechts te sturen en naar links om naar links te sturen, zoals aangegeven door de richtingspijlen op het chassis. Opmerking De bestuurbare voorwielen gaan niet automatisch weer naar het midden. Zet de bestuurbare voorwielen na het maken van een bocht weer recht naar voren.
Rijbereikschakelaar
De rijbereikschakelaar heeft twee standen voor het selecteren van de besturingsmodus: • Hoog – hoge snelheid en laag aanhaalmoment. • Laag – lage snelheid en hoog aanhaalmoment.
Hulpgiekschakelaar – alleen TB85J
De hulpgiekschakelaar wordt gebruikt voor het opheffen en neerlaten van de hulpgiek. Door een veer gaat de schakelaar automatisch terug naar de uitstand in het midden. Houd de schakelaar omhoog om de hulpgiek op te heffen. Houd de schakelaar omlaag om de hulpgiek neer te laten.
Schakelaar voor het horizontaal maken van het platform
De schakelaar voor het horizontaal maken van het platform wordt gebruikt voor het evenwijdig maken van de platformbodem en de grond. Door een veer gaat de schakelaar automatisch terug naar de uitstand in het midden.
Noodvoedingsschakelaar
De noodvoedingsschakelaar gaat door een veer automa‑ tisch terug naar de motorpositie, voor het bedienen van de hoogwerker. Houd de noodvoedingsschakelaar in de noodvoedingsstand om de hoogwerker te besturen met het noodvoedingssysteem. Opmerking Het noodvoedingssysteem is voor het neerlaten van het platform tijdens een noodsituatie en is niet bedoeld voor gebruik bij normale omstandigheden. Het aanzetten van het noodvoedingssyteem terwijl de motor loopt leidt tot het afslaan van de motor.
Gasklepschakelaar
De gasklepschakelaar wordt gebruikt om het stationair lopen van de motor in te stellen op een laag of hoog toerental. Zet de schakelaar in de lage stand voor normaal gebruik van de ma‑ chine en in de hoge stand om te rijden met maximale snelheid. Met het bedieningspaneel op het platform kan een Cummins motor op drie snelheden worden gezet. Door het indrukken van de voetschakelaar op het platform kan de snelheid, onafhankelijk van de gasklepschakelaar, worden verhoogd van langzaam naar het middensegment. Hoge snelheid wordt verkregen wanneer de hoofdgiek horizon‑ taal is, de voetschakelaar ingedrukt is, de gasklepschakelaar in de hoge stand staat en de bedieningsknuppel voor het rijden in de voor- of achteruitpositie verkeert. De machine kan met een matige snelheid worden gereden wanneer de gasklepschakelaar in de lage stand staat.
Houd de schakelaar omhoog om de platformbodem omhoog of van de grond af te bewegen. Houd de schakelaar omlaag om de platformbodem omlaag of naar de grond toe te bewegen.
Met het bedieningspaneel op het platform kan een Deutz motor op twee snelheden worden gezet. De motor draait langzaam stationair wanneer de gasklepschakelaar in de lage stand staat. Door de schakelaar in de hoge stand te zetten gaat de motor sneller stationair lopen.
Schakelaar voor het ronddraaien van het platform
Claxonknop
De schakelaar voor het ronddraaien van het platform wordt ge‑ bruikt om het platform te draaien ten opzichte van het bovenste gieksegment. Door een veer gaat de schakelaar automatisch terug naar de uitstand in het midden.
De claxon bevindt zich aan de rechterkant van het bedienings‑ paneel op het platform. Druk op de knop om het alarm af te laten gaan.
Houd de schakelaar naar rechts om de draaischijf tegen de klok in te draaien. Houd de schakelaar naar links om de draaischijf met de klok mee te draaien.
Bedieningsknuppel voor het in- en uitschuiven van de giek
De schakelaar voor het in- en uitschuiven van de giek wordt gebruikt voor het in- en uitschuiven van de gieken. Door een veer gaat de bedieningsknuppel automatisch terug naar de uitstand in het midden.
Claxonknop
Houd de knuppel naar voren om de gieken in te schuiven en naar achteren om ze uit te schuiven. Afbeelding 6.8 – Rechterkant van het bedieningspaneel op het platform TB80/TB85J – 0112622D
25
Hoofdstuk 6 – Bedieningselementen
Voetschakelaar op het platform
Voetschakelaar op het platformDe bedieningselementen op het platform worden vergrendeld door de voetschakelaar op het platform (zie Afbeelding 6.9). Door de voetschakelaar op het platform in te trappen en deze ingedrukt te houden worden de rij- en giekfuncties op het bedieningspaneel op het platform geactiveerd.
De machinefuncties zullen niet werken wanneer de schakelaar in de generatorpositie staat.
Werklampen voor bij het rijden en werken
De schakelaars van de optionele werklampen bevinden zich individueel op de achterkant van iedere lamp. Zet de schakelaars aan om de werklampen aan te zetten. De schakelaars van de optionele werklampen bevinden zich individueel op de achterkant van iedere lamp.
Voetschakelaar op het platform
Afbeelding 6.9 – Platform
Machine/generator schakelaar
De schakelaar voor de optionele wisselstroomgenerator be‑ vindt zich op de voorkant van het bedieningspaneel op het platform. Zet de schakelaar, terwijl de motor loopt, in de generatorposi‑ tie om elektrische stroom naar het stroomaansluitpunt op het platform te genereren. Zet de schakelaar in de machinepositie om de generator uit te zetten en het gebruik van de machine te vervolgen.
26
Afbeelding 6.10 – Werklamp op het platform
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 7 – Dagelijkse inspectie Potentiële onderhouds- en veiligheidsproblemen kunnen worden ontdekt tijdens het inspecteren van de hoogwerker. Dit hoofdstuk geeft informatie over het grondig inspecteren van de hoogwerker en bevat aan het eind een checklist voor het uitvoeren van een alomvattende dagelijkse inspectie.
Koelvloeistof
Cummins motoren worden gekoeld door koelvloeistof. Er dient, wanneer de motor in afgekoelde toestand verkeert, ongeveer 2,5 cm koelvloeistof op de bodem van het reservoir te zijn (zie Afbeelding 7.2).
A Waarschuwing
Het gebruik van een beschadigde of haperende hoogwerker verhoogt de kans op een ongeluk. Dergelijke ongelukken kunnen leiden tot ernstig letsel of de dood. Maak geen gebruik van een beschadigde of haperende hoogwerker.
Koelvloeistofreservoir
Voer aan het begin van iedere dienst een dagelijkse inspectie uit, vóórdat u de hoogwerker gaat gebruiken op de werkplek. De inspectielocatie moet een glad en waterpas oppervlak hebben.
Bedieningshandleiding
De houder van de bedieningshandleiding bevindt zich achter de rechterdeur in de achterbeplating (zie Afbeelding 7.1). Zorg dat de handleiding goed op haar plaats blijft zitten.
Afbeelding 7.2 – Koelvloeistofreservoir
A Opgelet
Houder van de bedieningshandleiding
Het onder druk ontsnappen van koelvloeistof kan leiden tot ernstige brandwonden. Zet de motor uit en laat deze afkoelen voordat u de radiateurdop verwijdert. Voeg, indien nodig, koelvloeistof toe wanneer de motor is afge‑ koeld en niet loopt. De koelvloeistof dient op het hete niveau te zijn wanneer de motor loopt en de normale gebruikstempera‑ tuur heeft.
Afbeelding 7.1 – Houder van de Bedieningshandleiding Controleer of de juiste bedieningshandleiding in de houder zit. De handleiding dient compleet, intact en met alle pagina’s in leesbare toestand te zijn.
Motor
Deutz motoren worden gekoeld door lucht. Inspecteer visueel de luchtingang en de ventilator (zie Afbeelding 7.3), om u ervan te verzekeren dat deze vrij zijn van obstructies die de luchtdoor‑ voer kunnen hinderen of stoppen. Inspecteer de ventilatorriem om te controleren dat deze op zijn plek zit en geen scheurtjes vertoont.
Ventilator
Open de deuren van het motorcompartiment aan weerszijden van de machine en inspecteer, terwijl de motor uitstaat, visueel de motor en diens onderdelen.
Oliepeil
Controleer het oliepeil vóór het starten van de motor, zodat de olie kans heeft gehad naar de bodem te zakken. Het juiste mo‑ toroliepeil ligt tussen de ijkpunten 'Add' en 'Full' op de peilstok. The afstand tussen de twee markeringen op de peilstok cor‑ respondeert met circa 1 l. Voeg, indien nodig, olie toe voordat de motor wordt gestart.
Ventilatorriem
Afbeelding 7.3 – Luchtingang van Deutz motor
Radiateur
Controleer de slangen en klemmen van de radiateur op slijtage, lekken of schade. Controleer dat de slangen niet verhard, gebarsten of sponzig zijn. Controleer dat de dop stevig op zijn plaats zit.
TB80/TB85J – 0112622D
27
Hoofdstuk 7 – Dagelijkse inspectie
Koelvloeistoflekken zijn goed zichtbaar op de grond. Controleer onder het chassis voor gelekte koelvloeistof.
3. Steek de sleutel in de bedieningspaneelschakelaar en druk de startknop in voor het starten van de motor.
Zorg ervoor dat het hart van de radiateur en de ventilatieopenin‑ gen op de kap vrij zijn van ongedierte, vuil en andere materialen die de luchtcirculatie mogelijk kunnen verhinderen.
4. Bekijk de luchtfiltermeter zodra de motor 30 seconden heeft gelopen.
Brandstoftank
Controleer het brandstofniveau (zie Afbeelding 7.4) en voeg, indien nodig, brandstof toe. Controleer dat de dop stevig op zijn plaats zit.
• Vervang het filter wanneer de wijzer in het rode gebied staat. • Het filter is OK wanneer de wijzer in het kleurloze gebied staat. 5. Zet de motor uit.
Laadsysteem
De wijzer van de ampèremeter (zie Afbeelding 7.5) dient tijdens het lopen van de motor rechts van “0” te staan. Links van “0” betekent dat accu aan het ontladen is.
Startset voor koud weer — Motorblokverwarmer
Brandstofpeil
Indien de machine is voorzien van een optioneel motorblok‑ verwarmer, dienen verwarmer en bijbehorend stroomsnoer visueel geïnspecteerd te worden. Controleer op lekken rond de verwarmer en op schade aan het stroomsnoer.
Elektrisch systeem Afbeelding 7.4 – Brandstoftank
Brandstoftoevoer
Inspecteer visueel de gehele lengte van de brandstofleiding. Begin bij de brandstoftank en volg de leiding tot aan de motor, hierbij lettend op lekken en schade.
Luchtfilter
De luchtfiltermeter (zie Afbeelding 7.5) heeft een wijzer om aan te geven wanneer het filter vervangen dient te worden.
A Waarschuwing
Accu's geven water- en zuurstof af die explosief kunnen combineren. Een chemische explosie kan leiden tot ernstig letsel of de dood. Sta geen open vlammen of vonken toe en rook niet tijdens het controleren van de accu’s.
A Opgelet
Zelfs bij elektrische systemen met lage voltages kan het voorkomen dat vonken heftig overspringen. Het in contact komen met een onder spanning staande geleider kan leiden tot elektrische schokken of schade aan onderdelen. Wees voorzichtig tijdens het werken met elektrische apparaten.
Luchtfiltermeter
Terugzetknop
De elektrische stroom wordt geleverd door één of twee 550 CCA (koude start Ampère), 12 volt accu’s. Deze accu’s leveren 12 volt wisselstroom voor het bedienen van de elektrische en elektro-hydraulische componenten van de hoogwerker.
Ampèremeter
De accu’s bevinden zich achter de deur aan de linkerkant van de draaischijf.
Accu voor noodvoeding
De accu voor noodvoeding (zie Afbeelding 7.6) bevindt zich achter de deur aan de rechterkant van het chassis. De accu wordt tijdens het lopen van de motor automatisch geladen. Afbeelding 7.5 – Luchtfilter Voor het inspecteren van het luchtfilter:
Neem tijdens het inspecteren van en uitvoeren van onderhouds‑ werkzaamheden aan het elektrische systeem ook de accu voor noodvoeding mee.
1. Draai de accuschakelaar aan en sluit de beplatingsdeur. 2. Trek aan de noodstopschakelaar op het bedieningspaneel op de onderwagen.
28
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 7 – Dagelijkse inspectie
Hydraulisch systeem
De hydraulische kracht wordt geleverd door een motorge‑ stuurde, variabele verdringings-zuigerpomp.
A Gevaar
Doppen Accupolen
Het ontsnappen van onder druk staande hydrauliekolie kan met genoeg kracht gepaard gaan om de olie direct in de huid te injecteren. Een serieuze infectie of reactie kan het gevolg zijn van het uitblijven van onmiddellijke medische verzorging. Zoek direct medische hulp bij ongelukken door vrijkomende hydrauliekolie. Het hydraulische reservoir bevindt zich achter de deur aan de lin‑ kerkant van de draaischijf. De pomp is bevestigd op de motor.
Afbeelding 7.6 – Accu voor noodvoeding
Accuvloeistofpeil
Verwijder van elke accu de doppen. Controleer visueel het niveau van de accuvloeistof. Voeg gedestilleerd water toe indien het niveau niet minder dan 6 mm onder de vulhals van een gat ligt.
Hydrauliekoliepeil
Controleer het hydrauliekoliepeil in het reservoir terwijl de hoogwerker op een waterpasse ondergrond staat en het plat‑ form volledig neergelaten is. Het hydrauliekoliepeil moet tussen de ijkpunten ‘Add’ en ‘Full’ op het kijkglas (zie Afbeelding 7.8) staan.
Vervang de accudoppen. De accudoppen moeten tijdens het gebruik van de machine stevig op hun plaats zitten.
Accupolen
Controleer de bovenkant van de accu’s, de accupolen en de kabeleinden. Zij dienen schoon en vrij van corrosie te zijn. Maak, indien nodig, de bovenkanten van de accu’s schoon. Maak de accupolen en de kabeleinden schoon met een staalborstel of speciaal hiervoor bedoeld gereedschap. Alle kabeleinden moeten stevig aan de accupolen worden bevestigd.
Full
Afscherming van kabels en draden
Add
Controleer alle kabels en draden op slijtage en fysieke schade zoals losse aansluitingen, gebroken draden en geknakte draad‑ bekleding. Controleer de bedrading op plekken waar beweging kan leiden tot beknelling (zie Afbeelding 7.7). Zorg dat de kabels en draden op een goede manier worden geleid, waarbij scherpe randen, beknelling en schuring worden voorkomen.
Afbeelding 7.8 – Meter van het Hydrauliekoliepeil
A Opgelet
Niet alle typen hydrauliekolie zijn geschikt voor gebruik in het hydraulische systeem. Sommige soorten hebben matige smeereigenschappen en versnellen slijtage van de verschillende onderdelen. Gebruik alleen de aanbevolen hydrauliekolie. Indien nodig, kunt u de olie bijvullen door de vuldop te verwijde‑ ren en het juiste type hydrauliekolie toe te voegen. Raadpleeg Hoofdstuk 2 voor het te gebruiken type en kwaliteit hydrauliek‑ olie. De noodzaak vaak olie bij te vullen wijst op een lek dat dient te worden gerepareerd. Het kijkglas op het reservoir heeft een ingebouwde thermometer voor het meten van de temperatuur van de hydrauliekolie. De temperatuur dient onder 93 °C te liggen.
Afbeelding 7.7 – Afscherming van kabels en draden
TB80/TB85J – 0112622D
Hydrauliekoliefilter
Het controleren van de conditie van het hydrauliekoliefilter is een onderdeel van het onderhoudsschema en dient niet door de bestuurder te worden uitgevoerd.
29
Hoofdstuk 7 – Dagelijkse inspectie
Slangen, buizen en bevestigingspunten
Controleer alle hydraulische slangen, buizen en bevestigings‑ punten op slijtage, lekken en schade (zie Afbeelding 7.9). Zorg dat de slangen op een goede manier worden geleid, waarbij scherpe randen, kinken en schuring worden voorkomen. Contro‑ leer de buizen op deuken en andere schade die de oliecirculatie mogelijk kunnen hinderen. Zorg dat alle slangen en buizen goed vastzitten tussen hun bevestigingshaakjes.
Gaten die worden veroorzaakt door bouten, schroeven of spij‑ kers vormen geen probleem voor met schuimrubber gevulde banden.
As/giek vergrendeling
Test, zonder personeel en materieel op het platform, de as/giek vergrendeling met het bedieningspaneel op de onderwagen. Bedien de hef- en uitschuiffuncties van de giek terwijl de as‑ sen zijn ingeschoven en de borgpin in het bovenste gat (zie Afbeelding 7.11) is vergrendeld. De giek dient slechts enkele graden boven horizontaal omhoog te gaan en ongeveer 30 cm uit te schuiven.
Borgpin vergrendeld in bovenste gat
Afbeelding 7.9 – Slangen, buizen en bevestigingspunten Hydrauliekolielekken zijn goed zichtbaar op de grond. Controleer onder het chassis voor gelekte hydrauliekolie.
Banden en wielen
Maak een visuele inspectie van de banden (zie Afbeelding 7.10), om u ervan te verzekeren dat ze geschikt zijn voor ge‑ bruik. Controleer dat er geen wielmoeren ontbreken, loszitten of beschadigd zijn.
Afbeelding 7.11 – Ingeschoven achterassen Volg de instructies uit Hoofdstuk 8 – Bediening: schuif de ach‑ terassen uit, maar plaats de borgpin niet. Bedien de hef- en uitschuiffuncties van de giek terwijl de as‑ sen zijn uitgeschoven en de borgpin uit het bovenste gat (zie Afbeelding 7.12) is gehaald. De giek dient slechts enkele graden boven horizontaal omhoog te gaan en ongeveer 30 cm uit te schuiven.
As
Afbeelding 7.10 – Banden en wielen De hoogwerker heeft met schuimrubber gevulde banden. Met schuimrubber gevulde banden hebben geen drukvoorschriften of binnenventiel. Controleer op grote gaten en sneden op plekken waar schuim‑ rubber uit de banden komt. Kijk voor grote, ingesloten voorwer‑ pen die de band kunnen beschadigen, zoals hoekijzers.
30
Borgpin Afbeelding 7.12 – Uitgeschoven achterassen Vergrendel de borgpin in het onderste gat (zie Afbeelding 7.13) en verleng de giek van 3 m naar 6 m.
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 7 – Dagelijkse inspectie
3. Houd de startknop ingedrukt totdat de motor start en laat hem vervolgens los. 4. Laat de motor warm worden totdat de gebruikstemperatuur is bereikt. 5. Houd de schakelaar voor bediening vanaf de onderwagen omhoog.
A Gevaar
Borgpin vergrendeld in onderste gat
Afbeelding 7.13 – Uitgeschoven en vergrendelde achterassen
Tussen de bewegende onderdelen bevinden zich mogelijk knelpunten. Het bekneld raken tussen onderdelen, gebouwen, constructies of andere obstakels kan leiden tot ernstig letsel of de dood. Zorg dat al het personeel tijdens het uitvoeren van de dagelijkse inspectie voldoende afstand houdt tot de hoogwerker. 6. Test de functionaliteit van alle functies in beide richtingen.
Verwijder de borgpin (zie Afbeelding 7.13) en controleer dat het met de borgpin uit het gat niet mogelijk is de achterassen op te krikken door het laten zakken van de krik. Vergrendel de borgpin in het onderste gat.
Opmerking Bij het controleren van het met de klok mee draaien van de draaischijf zal deze naar u toe bewegen.
Bedieningspaneel op onderwagen
Noodstop
Test, zonder personeel op het platform, alle bedieningselemen‑ ten op het bedieningspaneel op de onderwagen (zie Afbeelding 7.14).
Druk de noodstopschakelaar in om de motor uit te zetten. Het dient niet mogelijk te zijn de bedieningselementen op het bedieningspaneel op de onderwagen te gebruiken met de noodstopschakelaar in deze stand.
Noodvoeding
Zet de accuschakelaar, de noodstopschakelaar en de hoofd‑ schakelaar aan. Bedieningspaneelschakelaar
Noodstopschakelaar
Noodvoedingsschakelaar
Houd de noodvoedingsschakelaar op de noodvoedingsstand en de schakelaar voor bediening vanaf de onderwagen ingescha‑ keld om de hoogwerker te besturen met het bedieningspaneel op de onderwagen met gebruik van het noodvoedingssysteem.
Dalen bij nood
De hoofdgiek kan in noodgevallen worden neergelaten met de knop voor het dalen bij nood. De knop voor het dalen bij nood bevindt zich aan de onderkant van de hefcilinder van de hoofdgiek. Volg volgende procedure voor het testen van het noodvoedingssysteem.
Startschakelaar
Schakelaar voor bediening vanaf de onderwagen
Afbeelding 7.14 – Bedieningspaneel op onderwagen
Bedieningselementen
Volg de volgende procedure voor het bedienen van de machine met het bedieningspaneel op de onderwagen. 1. Zet de accuschakelaar aan. 2. Trek aan de noodstopschakelaar op het bedieningspaneel op de onderwagen. Steek de sleutel in de bedieningspa‑ neelschakelaar en draai deze naar de onderwagenstand. TB80/TB85J – 0112622D
1. Gebruik het bedieningspaneel op de onderwagen voor het opheffen van de hoofdgiek. 2. Zet de motor uit.
A Gevaar
Tussen de bewegende onderdelen bevinden zich mogelijk knelpunten. Het bekneld raken tussen de onderdelen zal leiden tot ernstig letsel of de dood. Houd bij het testen van de machine voldoende afstand tot de bewegende onderdelen. 3. Draai langzaam aan de knop (zie Afbeelding 7.15) om het ontluchtingsventiel te openen. Door de zwaartekracht zal de giek langzaam zakken.
31
Hoofdstuk 7 – Dagelijkse inspectie
5. Trek de scheefstandsensor zover mogelijk naar de zijkant om zo het kantelalarm te activeren. Knop voor het dalen bij nood
A Waarschuwing
De kans op een ongeluk wordt groter wanneer de veiligheidsvoorzieningen niet naar behoren functioneren. Dergelijke ongelukken kunnen leiden tot ernstig letsel of de dood. U moet de veiligheidsvoorzieningen niet veranderen, onklaar maken of met voeten treden. 6. Wanneer het alarm niet afgaat moet u de machine uit ge‑ bruik nemen en haar niet gebruiken totdat het probleem is verholpen.
Afbeelding 7.15 – Knop voor het dalen bij nood
A Waarschuwing
De kans op een ongeluk wordt groter wanneer de veiligheidsvoorzieningen niet naar behoren functioneren. Dergelijke ongelukken kunnen leiden tot ernstig letsel of de dood. Draai de knop voor het dalen bij nood stevig dicht voordat u de hoogwerker gaat bedienen. 4. Draai aan de knop om het ontluchtingsventiel van de cilinder te sluiten.
Scheefstandsensor
Volg de volgende procedure voor het testen van de scheefstandsensor. 1. Plaats de hoogwerker op een stevig, vlak en waterpas oppervlak. 2. Verwijder al het personeel en materiaal van het platform. 3. Start de motor en hef de hoofdgiek op totdat deze net boven horizontaal staat. 4. Open de achterdeur aan de linkerkant van de machine om bij de scheefstandsensor te kunnen (zie Afbeelding 7.16).
Scheefstandsensor
7. Laat de hoofdgiek neer.
Waarschuwingslicht
Controleer visueel dat het optionele waarschuwingslicht, indien aanwezig op uw model hoogwerker, knippert. Het licht dient te knipperen wanneer de motor loopt.
Beschermset tegen zandstralen
De optionele beschermset tegen zandstralen beschermt de cilinders tegen schuring en verfspatten tijdens zandstraal- of verfwerkzaamheden. Rubberen beschermhulzen beschermen de cilinderstaven tijdens het in- en uitschuiven. De bescherm‑ hulzen voorkomen dat zand en verf de cilinderstaven en –dich‑ tingen beschadigen. Controleer tijdens gebruik van de machine dat de beschermhul‑ zen stevig vastzitten en zij de cilinderstaven volledig bedekken. Controleer dat er geen gaten in de beschermhulzen zitten.
Constructies
Inspecteer visueel alle laspunten en bijbehorende onderdelen. Het is belangrijk de bevestigingsmiddelen van alle onderdelen te inspecteren.
Laspunten
Inspecteer visueel alle laspunten op abnormale slijtage, schuring of misvorming, welke mogelijk kunnen leiden tot interferentie tussen bewegende onderdelen. Inspecteer de laspunten op de onderdelen van de constructie. Let vooral op de gieklaspunten. De te inspecteren omgeving dient schoon en vrij van vuil en corrosie te zijn. Zoek naar zichtbare barsten in de lasnaden en tussen de lasnaden en het moedermateriaal. Gebruik zonodig een felle lamp om voldoende zicht te krijgen op de te inspecteren omgeving.
Glijplaten
De hoofdgiek heeft glijplaten (zie Afbeelding 7.17) tussen de afzonderlijke gieksegmenten.
Afbeelding 7.16 – Scheefstandsensor
32
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 7 – Dagelijkse inspectie
Staalkabels
Inspecteer visueel de staalkabels op de punten waar zij op de buitenkant van de hoofdgiek bevestigd zijn. Aan de onderkant van het bovenste gieksegment (zie Afbeelding 7.19) bevinden zich twee staalkabelbevestigingspunten.
Glijplaten
Glijplaten Staalkabels
Afbeelding 7.17 – Glijplaten aan de uiteinden van de gieksegmenten Gebruik het bedieningspaneel op de onderwagen om de hoofdgiek in de horizontale stand te plaatsen. Schuif het bo‑ venste gieksegment ongeveer 30 cm uit. Inspecteer visueel de glijplaten om u ervan te verzekeren dat deze op hun plek zitten en niet los zitten. Inspecteer de oppervlakte waar de platen in contact komen met het middelste en bovenste gieksegment. De verflaag dient intact te zijn en geen metaal zichtbaar.
Afbeelding 7.19 – Onderkant van het bovenste gieksegment Aan beide zijkanten van het onderste gedeelte van de hoofdgiek (zie Afbeelding 7.20) bevindt zich een staalkabelbevestigingspunt.
In de steunbeugel van de uitschuifcilinder zitten glijplaten (zie Afbeelding 7.18), die kunnen worden nagekeken door in de onderkant van de hoofdgiek te kijken. Glijplaten
Staalkabel
Staalkabels
Afbeelding 7.20 – Chassiskant van de hoofdgiek Inspecteer tevens de staalkabels aan de binnenkant van hoofd‑ giekgedeelte aan de chassiskant (zie Afbeelding 7.18).
Bevestigingsmiddelen Afbeelding 7.18 – Steunbeugel van de uitschuifcilinder Inspecteer de oppervlakte waar de platen in contact komen met de hoofdgiek. De verflaag dient intact te zijn en geen metaal zichtbaar.
Controleer visueel dat er geen bevestigingsmiddelen ontbreken of loszitten. Let vooral op de bouten, moeren, spanstiften, askragen en borgringen die de gieken aan de cilinders bevestigen. Zij dienen allen aanwezig te zijn, stevig vast te zitten en op geen enkele manier beschadigd te zijn. Hef de hoofdgiek op om bij de bouten van het rotatielager van de draaischijf (zie Afbeelding 7.21) te kunnen.
TB80/TB85J – 0112622D
33
Hoofdstuk 7 – Dagelijkse inspectie
Koordankerpunten
Bouten van het rotatielager
Er bevinden zich twee koordankerpunten onder het bedienings‑ paneel op het platform (zie Afbeelding 7.22). Inspecteer visueel de koordankerpunten om u ervan te verze‑ keren dat deze op hun plek zitten, niet misvormd zijn en stevig vastzitten aan het platform.
Bedieningselementen
Volg de volgende procedure voor het bedienen van de machine met het bedieningspaneel op het platform. 1. Zet de accuschakelaar aan. Afbeelding 7.21 – Bouten van het rotatielager Controleer dat er geen bouten van het rotatielager ontbreken, loszitten of beschadigd zijn.
Bedieningspaneel op platform
Inspecteer de bedieningselementen van het bedieningspaneel op het platform uitsluitend nadat is gebleken dat alle bedie‑ ningselementen van het bedieningspaneel op de onderwagen juist functioneren. Het leuningsysteem (zie Afbeelding 7.22) bestaat uit een boven‑ leuning, een middenleuning, voetlijsten en valhek of optioneel zelfsluitend hek. Bovenleuning
Voetschakelaar op het platform
Platform horizontaal
Noodvoeding
Noodstop Rijden/heffen schakelaar
Rijbereik
Koordankers
Middenleuning
Platform draaien
Hulpgiekschakelaar Giekbedieningsknuppel
Rijbedieningsknuppel Bedieningsknuppel voor het in- en uitschuiven van de giek
Afbeelding 7.23 – Bedieningspaneel op het platform 4. Draai de hoofd-startschakelaar op de voorkant van het bedieningspaneel op het platform naar start en houd hem in deze positie totdat de motor start; laat hem vervolgens los.
Voetlijst
Afbeelding 7.22 – Leuningsysteem Inspecteer alle onderdelen van het leuningsysteem. Alle leu‑ ningen en voetlijsten moeten op hun plaats zitten en vrij zijn van misvorming. Inspecteer visueel de lasverbindingen van de leuningen en voetlijsten. Alle bouten en moeren die het platform bij elkaar houden moeten aanwezig zijn en geen enkele vorm van beschadiging vertonen. Inspecteer het valhek om er zeker van te zijn dat deze aanwezig en onbeschadigd is en soepel kan bewegen. Inspecteer het optionele zelfsluitende hek om te zien dat deze soepel kan bewegen, goed sluit en op geen enkele manier is misvormd. Controleer dat de veer het hek sluit en het hek in dichte stand goed vergrendelt.
34
3. Trek aan de noodstopschakelaar op het bedieningspaneel op het platform (zie Afbeelding 7.23).
Gasklepschakelaar
Leuningsysteem
Valhek
2. Trek aan de noodstopschakelaar op het bedieningspaneel op de onderwagen. Steek de sleutel in de bedieningspa‑ neelschakelaar en draai deze naar de platformstand.
5. Laat de motor warm worden totdat de gebruikstemperatuur is bereikt.
A Gevaar
Tussen de bewegende onderdelen bevinden zich mogelijk knelpunten. Het bekneld raken tussen onderdelen, gebouwen, constructies of andere obstakels kan leiden tot ernstig letsel of de dood. Zorg dat al het personeel tijdens het uitvoeren van de dagelijkse inspectie voldoende afstand houdt tot de hoogwerker. 6. Zet de rijden/heffen schakelaar in hefstand. 7. Test de voetschakelaar op het platform door een giekfunctie te besturen zonder de schakelaar in te trappen. De ver‑ grendeling door de voetschakelaar functioneert niet naar behoren indien beweging mogelijk is. Maak geen gebruik van de machine totdat het probleem is verholpen.
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 7 – Dagelijkse inspectie
8. Test de functionaliteit van alle functies op het bedienings‑ paneel op het platform in beide richtingen. 9. De rijbereikschakelaar en de maximale rijsnelheden zijn vergrendeld door een limietschakelaar op de draaischijf die de positie van de hoofdgiek meet. Wanneer de hoofdgiek ongeveer 2,4 m is opgeheven, dient het alleen mogelijk te zijn om langzaam te rijden. De gieken moeten volledig ingeschoven en neergelaten zijn om met hoge snelheid te kunnen rijden.
Machine/Generator schakelaar
Noodstop
Druk de noodstopschakelaar in om de motor uit te zetten. Het dient niet mogelijk te zijn de bedieningselementen op het bedieningspaneel op het platform te gebruiken met de nood‑ stopschakelaar in deze stand.
Noodvoeding
Trek de noodstopschakelaar omhoog en zet de anti-doorstart hoofdschakelaar op aan. Houd de noodvoedingsschakelaar op de noodvoedingsstand en trap de voetschakelaar op het platform in om de hoogwerker te besturen met het bedieningspaneel op het platform met gebruik van het noodvoedingssysteem.
Claxon
Druk op de claxonknop (zie Afbeelding 7.24) om te controleren dat deze luidt voor het waarschuwen van het personeel in de omgeving.
Afbeelding 7.25 – Voorkant van het bedieningspaneel op het platform Plug een stuk elektrisch gereedschap in de stopcontacten van het platform en de generator en probeer het gereedschap aan te zetten om te kijken of de aansluitpunten goed functioneren.
Bewegingsalarm
De machine is mogelijk uitgevoerd met een optioneel beweging‑ salarm. Rij zowel naar voren als naar achteren om er zeker van te zijn dat het bewegingsalarm – voor het waarschuwen van nabij personeel – afgaat wanneer de hoogwerker in beweging is.
Werklampen voor bij het rijden en werken
De machine is mogelijk uitgevoerd met optionele rijlichten en/of werklampen op het platform. Zet de motor aan en gebruik de schakelaars op de achterkanten van de afzonderlijke lampen om de lampen tijdelijk aan te zetten om te controleren of zij functioneren.
Beschermkap van het bedieningspaneel op het platform Claxonknop
De machine is mogelijk uitgevoerd met een optionele bescherm‑ kap voor het bedieningspaneel op het platform. Controleer dat de kap goed op het bedieningspaneel past.
Sleepset
De machine is mogelijk uitgevoerd met een optionele sleepset. Inspecteer de sleepstang en de stuurarm om u ervan te verze‑ keren dat deze aanwezig zijn en in goede staat verkeren. Afbeelding 7.24 – Rechterkant van het bedieningspaneel op het platform
Elektrisch aansluitpunt
Zet de machine/generator schakelaar (zie Afbeelding 7.25), ter‑ wijl de motor loopt, in de generatorpositie om elektrische stroom naar de twee stroomaansluitpunten op het platform en het stroomaansluitpunt op de generatorbehuizing te genereren.
Veiligheidsplaatjes en -stickers
Controleer alle veiligheidsplaatjes en -stickers. Verzeker u ervan dat zij op de goede plek zitten, in goede staat verkeren en leesbaar zijn. De veiligheidsplaatjes en –stickers kunnen, indien de woorden en afbeeldingen niet goed zichtbaar zijn, worden schoonge‑ maakt met water, zeep en een zachte doek.
A Opgelet
Oplosmiddelen kunnen gevaarlijke ingrediënten bevatten. Volg de instructies op het etiket voor het correct gebruik en de juiste manier van verwijderen. Draag tijdens het gebruik van oplosmiddelen een spatbestendige veiligheidsbril en veiligheidshandschoenen.
TB80/TB85J – 0112622D
35
Hoofdstuk 7 – Dagelijkse inspectie
Natte verfspatten kunnen meestal worden verwijderd met een biologisch afbreekbaar oplosmiddel en een zachte doek. Vervang ontbrekende of onleesbare veiligheidsplaatjes en –stickers vóór het gebruik van de hoogwerker. Sets met veilig‑ heidsplaatjes- en stickers zijn verkrijgbaar bij Snorkel. Op de volgende pagina’s staan de veiligheidsplaatjes- en stic‑ kers afgebeeld.
0074311 (Eén per cilinder) 0070901
0074311
0162366 0162336E
Rechterkant
0070901
0162366 0162336E
TB85J Rechterkant 0162366
0162366
This machine is not electrically insulated. Do not operate in proximity to high voltage power lines and parts!
0162336E
0162336E
36
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 7 – Dagelijkse inspectie
0190989E
0190989E
CRUSHING HAZARD
DEATH OR SERIOUS INJURY CAN RESULT FROM BEING CRUSHED BETWEEN COUNTERWEIGHT AND TOW VEHICLE. DO NOT ATTEMPT TO ATTACH TOW BAR TO TOW VEHICLE UNLESS SNORKELIFT COUNTERWEIGHT IS TO SIDE OF CHASSIS.
0190989E
0082203
0073298
0082203 (Alleen bij de sleepuitvoering)
0082203
0082160 (Alleen bij de sleepuitvoering)
Rechterkant
0082160
MACHINE TIPOVER HAZARD
DEATH or serious injury can result if machine tips over. This machine is equipped with foam filled or solid tires, wheel weight is critical for stability.
To prevent machine tip over, replace tires with factory approved foam filled or solid tires ONLY. DO NOT attempt to inflate foam filled or solid tires.
0073298
0073298
TB80/TB85J – 0112622D
37
Hoofdstuk 7 – Dagelijkse inspectie
0082164 (Alleen bij de sleepuitvoering)
0082164
0162366 0162336E
0073298
Linkerkant
MACHINE TIPOVER HAZARD
DEATH or serious injury can result if machine tips over. This machine is equipped with foam filled or solid tires, wheel weight is critical for stability.
To prevent machine tip over, replace tires with factory approved foam filled or solid tires ONLY. DO NOT attempt to inflate foam filled or solid tires.
EXTEND Achterkant
0073298
0073298
0110708E
Voorkant
RAISE
AXLES
Bovenaanzicht van het chassis
RETRACT 0151410
LOWER
CRUSHING HAZARD Be certain area under jack shoe plate is unobstructed and can support rear axle weight. 0110708E
0110708E
0151410
Radiateur
38
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 7 – Dagelijkse inspectie
0072531
0072531
Platform
DANGER
ELECTROCUTION HAZARD THIS MACHINE IS NOT ELECTRICALLY INSULATED
0072530
TB80/TB85J – 0112622D
Maintain 10 feet minimum clearance from electrical power lines and apparatus. You must allow for platform sway, rock, or sag. This aerial device does not provide protection from contact with or proximity to an electrically charged conductor. Death or serious injury will result from such contact or inadequate clearance. 0072530
0072530
39
Hoofdstuk 7 – Dagelijkse inspectie
Checklist voor dagelijkse inspectie Onderdeel
Controleer op
Bedieningshandleiding Motor Oliepeil Koelvloeistof
In handleidingshouder
Radiateur Brandstoftank en leiding Luchtfilter Laadsysteem Startset voor koud weer Elektrisch systeem Accu voor noodvoeding Accuvloeistofpeil en accupolen Afscherming van kabels en draden Hydraulisch systeem Hydrauliekoliepeil Hydrauliekoliefilter Slangen, buizen en bevestigingspunten Opwarmset voor koud weer Banden en wielen Bedieningspaneel op onderwagen As/giek vergrendeling Bedieningselementen Noodstopschakelaar en noodvoeding Dalen bij nood Scheefstandsensor Waarschuwingslicht Beschermset tegen zandstralen Constructies Laspunten Draaischarnieren Bevestigingsmiddelen Staalkabels Bedieningspaneel op platform Leuningsysteem en koordankerpunten Bedieningselementen Noodstopschakelaar en noodvoeding Claxon Elektrisch aansluitpunt Bewegingsalarm Werklampen voor bij het rijden en werken Beschermkap van het bedieningspaneel op het platform Sleepset Veiligheidsplaatjes en -stickers
40
OK
Tussen de markeringen ‘Full’ en ‘Add’ Door koelvloeistof gekoelde motoren – correct koelvloeistofniveau. Luchttoevoer en ventilator vrij van obstructies/riem in goede staat Dop goed dicht, goede staat en schoon Volle tank, dop stevig op zijn plaats/geen lekken Groene indicator Goed functioneren Geen schade of misvorming Staat en opgeladen voor gebruik Goed niveau/schoon, klemmen goed vast Geen slijtage of fysieke schade Tussen de markeringen ‘Full’ en ‘Add’ Groene stand tijdens gebruik Geen lekken Goed functioneren Goede staat Goed functioneren Goed functioneren Het uitzetten van het bedieningspaneel op onderwagen/goed functioneren Goed functioneren Het luiden van het kantelalarm Goed functioneren Op zijn plaats en goed functionerend Laspunten intact, geen schade of misvorming Op hun goede plek, geen schade of misvorming Op hun plaats en solide Geen misvorming of gebroken strengen Laspunten intact, geen schade of misvorming Goed functioneren Het uitzetten van het bedieningspaneel op het platform/goed functioneren Klinken wanneer geactiveerd Goed functioneren Afgaan bij het bewegen van de hoogwerker Goed functioneren Op zijn plaats en goed functionerend Op hun goede plek, geen schade of misvorming Op hun plaats en leesbaar
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 8 – Bediening De hoogwerker kan ofwel met het bedieningspaneel op de onderwagen of met het bedieningspaneel op het platform bestuurd worden.
A Gevaar
De hoogwerker is niet elektrisch geïsoleerd. Het in aanraking komen met, of het onvoldoende afstand houden van onder spanning staande elektrische onderdelen en draden kan leiden tot ernstig letsel of de dood. Kom niet dichterbij dan de minimale te bewaren afstand, zoals gedefinieerd door ANSI of de nationale veiligheidsreguleringen. Tussen de bewegende onderdelen bevinden zich mogelijk knelpunten. Het bekneld raken tussen onderdelen, gebouwen, constructies of andere obstakels kan leiden tot ernstig letsel of de dood. Zorg dat er voldoende vrije ruimte rond de machine is voordat het chassis, de giek of het platform wordt bewogen. Zorg voor voldoende ruimte en tijd voor het stopzetten van de machine om zo contact met andere constructies en gevaren te voorkomen. De hoogwerker kan bij instabiliteit mogelijk kantelen. Een kantelongeluk kan leiden tot ernstig letsel of de dood. Gebruik de hoogwerker op een stevig, vlak en waterpas oppervlak. Vermijd hoge snelheden en/of ruwe ondergronden waardoor de hoogwerker plotseling van positie kan worden veranderd. Verplaats of parkeer de hoogwerker nooit in de buurt van een afgrond, gat, helling, zachte of ongelijkmatige grond of een anderszins kantelgevoelige plek voor gebruik met opgeheven platform. Het maximaal toelaatbare laadvermogen is het totaalgewicht van het personeel en materiaal dat met het platform opgeheven kan worden. De maximale laadvermogens staan aangegeven op het plaatje dat op de achterkant van het platform is bevestigd.
A Gevaar
De hoogwerker kan bij instabiliteit mogelijk kantelen. Een kantelongeluk kan leiden tot ernstig letsel of de dood. Overschrijd niet de capaciteitswaarden, welke staan vermeld op het plaatje met maximale waarden op het platform. De maximale capaciteitswaarden geven het maximale hefver‑ mogen aan en niet de stabiliteit van de hoogwerker.
Motor-startset voor koud weer
De optionele motor-startset voor koud weer is ofwel een motor‑ blokverwarmer of een spruitstukverwarmer. Het type startset is afhankelijk van het type motor en diens fabrikant. De laatste twee letters van het modelnummer, gegraveerd op het plaatje met de serienummers, geven aan wie de motorfa‑ brikant is (zie Afbeelding 8.1). Het plaatje met het serienummer is bevestigd op de voorkant van de draaischijf. Laatste twee letters van het modelnummer
Motor Fabrikant
Koud weer Startsysteem
CU
Cummins
Motorblokverwarmer of etherinjectie
DZ
Deutz
Spruitstukverwarmer
Afbeelding 8.1 – Motorfabrikant/Startsysteem Hieronder vindt u specifieke informatie over het starten van uw motor bij koud weer, gerangschikt op motorfabrikant en startsysteem.
Cummins — Motorblokverwarmer
Steek de stekker van de motorblokverwarmer acht uur vóór het starten van de motor in het stopcontact. Het apparaat ver‑ warmt het motorblok waardoor u bij koud weer gemakkelijker kunt starten. Haal de stekker vóór het starten van de motor uit het stopcontact.
Cummins — Etherinjectie
Sommige Cummins motoren hebben een ether-injectieschake‑ laar in plaats van een motorblokverwarmer. Het injecteren van ether dient alleen te gebeuren bij het starten van een koude mo‑ tor bij een omgevingstemperatuur onder het vriespunt (0 °C). Zorg dat er in de bushouder, in het motorcompartiment aan de rechterkant van de machine, altijd een bus met ether aanwezig is. Volg de volgende procedure voor het plaatsen van een bus met ether: 1. Zet de accuschakelaar uit.
De bestuurder draagt de eindverantwoordelijkheid om de hoogwerker op de juiste manier gereed te maken voor de uit te voeren werkzaamheden.
2. Draai de bushouder open.
Starten bij koud weer
4. Draai de bushouder stevig dicht.
De motor en het hydraulische systeem moeten mogelijk opge‑ warmd worden wanneer de omgevingstemperatuur op of onder het vriespunt (0 °C) ligt. Laat de motor niet harder draaien dan in de snelle stationairstand totdat de motor- en hydrauliekolie de kans hebben gehad om op te warmen. De motor is mogelijk uitgevoerd met een optionele startset voor koud weer. Koele en dikke hydrauliekolie vloeit moeizaam en kan ertoe leiden dat de machine traag reageert op de besturing en dat de wisselstroomgenerator een onjuist voltage genereert. Koude hydrauliekolie kan leiden tot holtevorming en schade aan de pomp. Het hydraulische systeem is mogelijk uitgevoerd met een optionele opwarmset voor koud weer.
TB80/TB85J – 0112622D
3. Plaats een nieuwe bus in de bushouder.
5. Zet de accuschakelaar aan. Activeer de tuimelschakelaar terwijl de startschakelaar in de startstand staat om zo een afgemeten hoeveelheid ether in het invoerspruitstuk te injecteren. Opmerking Zwengel de motor niet langer dan 20 seconden aan. Wanneer de motor niet wil starten, dient u twee minuten te wachten alvorens u het opnieuw probeert.
41
Hoofdstuk 8 – Bediening
Deutz — Spruitstukverwarmer
Houd de schakelaar voor het warmen van het spruitstuk, te vinden op het bedieningspaneel op de onderwagen, ongeveer één minuut ingedrukt voordat de motor wordt gestart. Een gloei‑ bougie in het spruitstuk verwarmt de lucht om het starten van de motor te vergemakkelijken. Houd de schakelaar ingedrukt terwijl de motor wordt gestart. Laat de schakelaar niet los totdat de motor is gestart. Indien de motor niet binnen 20 seconden start moet u de scha‑ kelaar voor het verwarmen van het spruitstuk ingedrukt houden en de startschakelaar uitzetten. Wacht een minuut voordat u de motor opnieuw probeert te starten.
Opwarmen van het hydraulisch systeem bij koud weer
Sommige motoren zijn uitgevoerd met een systeem voor het opwarmen van de hydrauliekolie, welke in werking wordt gezet wanneer de opwarmschakelaar wordt aangezet. De hydrauliek‑ olie kan ook handmatig worden opgewarmd indien de machine niet is uitgevoerd met het optionele opwarmsysteem.
A Opgelet
Niet alle typen hydrauliekolie zijn geschikt voor gebruik in het hydraulische systeem. Sommige soorten hebben matige smeereigenschappen en versnellen slijtage van de verschillende onderdelen. Gebruik alleen de aanbevolen hydrauliekolie. Gebruik bij temperaturen op of onder het vriespunt (0 °C) de in het gedeelte ‘Algemene Specificaties’ aanbevolen hydrauliekolie voor koud weer.
Schakelaar voor het opwarmen van het hydraulisch systeem
Dit systeem kan worden gebruikt voor het verwarmen van de hydrauliekolie wanneer de omgevingstemperatuur onder het vriespunt (0 °C) ligt of wanneer de giek traag beweegt vanwege koude hydrauliekolie. Er zit een tuimelschakelaar voor het verwarmsysteem op het bedieningspaneel op de onderwagen en een aan de linkerkant van het bedieningspaneel op het platform. De motor moet lopen en de schakelaar waarmee het systeem wordt aangezet dient zich op dezelfde locatie te bevinden als de schakelaar waarmee de motor is aangezet. Een voorbeeld: wanneer de motor wordt gestart met het bedieningspaneel op de onderwagen, dan moet de schakelaar voor het verwarmen op het bedieningspaneel op de onderwagen worden gebruikt om de verwarmfunctie te activeren. De andere functies van de machine zijn tijdens het opwarmen van het hydraulische systeem niet operationeel. Bedien het opwarmsysteem als volgt: 1. Zet de gasklepschakelaar op laag. 2. Zet de bedieningspaneelschakelaar in de onderwagenstand. 3. Zet de opwarmschakelaar aan.
42
4. Zet de opwarmschakelaar uit zodra de hydrauliekolie een temperatuur van 10 °C bereikt, zoals af te lezen op de thermometer.
Handmatig het hydraulisch systeem opwarmen
De hydrauliekolie kan worden verwarmd door de cilinder voor het uitschuiven van de giek op het laagste punt te zetten. Hef de hoofdgiek op zodat deze horizontaal komt te staan en bedien de functie voor het inschuiven terwijl de machine in de transportstand staat. Met de cilinder op het laagste punt zal de oliecirculatie warmte genereren voor het opwarmen van de hydrauliekolie.
A Opgelet
Niet alle typen hydrauliekolie zijn geschikt voor gebruik in het hydraulische systeem. Sommige soorten hebben matige smeereigenschappen en versnellen slijtage van de verschillende onderdelen. Gebruik alleen de aanbevolen hydrauliekolie. Gebruik bij temperaturen op of onder het vriespunt (0 °C) de in het gedeelte ‘Algemene Specificaties’ aanbevolen hydrauliekolie voor koud weer.
Gereedmaken voor gebruik
Volg de volgende procedure voor gebruiksklaar maken van de hoogwerker. 1. Voer een dagelijkse inspectie uit, zoals beschreven in Hoofdstuk 7. 2. Zet de accuschakelaar aan. 3. Sluit en vergrendel de deuren. 4. Zorg dat de beschermkit tegen zandstralen en de be‑ schermkap voor het bedieningspaneel op het platform goed geïnstalleerd zijn voordat er wordt geverfd of gezandstraald. Door goed gebruik van deze beschermopties worden de bedieningsplaatjes en de cilinderstaven tijdens verf- en zandstraalwerkzaamheden beschermd tegen verfspatten en schuring.
Bedieningspaneel op onderwagen
Het bedieningspaneel op de onderwagen herroept het bedie‑ ningspaneel op het platform. Dit betekent dat het platform altijd kan worden bediend met het bedieningspaneel op de onder‑ wagen, ongeacht de positie van de noodstopschakelaar op het bedieningspaneel op het platform. Met het bedieningspaneel op de onderwagen kunnen de giek-, draaischijf- en platformfuncties worden bediend. Wanneer de achterassen zijn ingeschoven kan de giek maar gedeeltelijk opgeheven en uitgeschoven worden. Het bedieningspaneel op de onderwagen kan worden gebruikt voor het maken van een beginopstelling en bij testen en inspecties. Volg de volgende procedure voor het bedienen van de giek-, draaischijf- of platformfuncties met het bedieningspaneel op de onderwagen. 1. Trek aan de noodstopschakelaar (zie Afbeelding 8.2). Steek de sleutel in de bedieningspaneelschakelaar en draai deze naar de onderwagenstand. TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 8 – Bediening
Uitschuiven van de achterassen
Giek/as schakelaar Noodstopschakelaar
Noodvoedingsschakelaar
1. Zet de giek/as schakelaar (zie Afbeelding 8.2), met de ma‑ chine ingesteld op bediening vanaf het bedieningspaneel op de onderwagen, in de asstand.
A Gevaar
Zorg dat het oppervlak onder de krikschoen vrij is van obstakels en stevig genoeg is voor het dragen van de assen. Plaats indien nodig een steunplaat onder de krikschoen om het draagvlak te vergroten. 2. Houd de krikhendel (zie Afbeelding 8.3) in de hefstand totdat de achterwielen van de grond af komen en de krik stopt met het opheffen van het chassis.
Startschakelaar
Schakelaar voor bediening vanaf de onderwagen
Ashendel
Krikhendel
Afbeelding 8.2 – Bedieningspaneel op onderwagen 2. Houd de startknop ingedrukt totdat de motor start en laat hem vervolgens los. De motor zal niet starten wanneer de bedieningspaneelschakelaar 30 seconden of langer in de onderwagenstand staat voordat de motor wordt gestart. De bedieningspaneelschakelaar moet eerst opnieuw uit worden gezet voordat de motor zal starten. 3. Laat de motor warm worden totdat de gebruikstemperatuur is bereikt. 4. Zet de giek/as schakelaar in de asstand voor het bedienen van de achterassen en in de giekstand voor het bedienen van de giek- en draaischijffuncties.
Afbeelding 8.3 – Asbediening 3. Verwijder de borgpinvergrendeling en borgpin (zie Afbeel‑ ding 8.4) uit het bovenste gat in het chassis.
5. Houd de schakelaar voor bediening vanaf de onderwagen tijdens het bedienen van een van de giek- of draaischijfscha‑ kelaars in de onderwagenstand. 6. Houd de toepasselijke tuimelschakelaar in de gewenste richting.
Borgpinvergrendeling Borgpin
7. Laat de tuimelschakelaar los om beweging te stoppen. 8. Zet de schakelaar voor bediening vanaf de onderwagen uit wanneer er geen functies worden bediend.
Asbediening
De achterassen moeten uitgeschoven en in hun positie vergrendeld zijn om de giek met gebruik van een willekeurig bedieningspaneel hoger dan horizontaal op te heffen en/of volledig uit te schuiven. De machine kan met het bedieningspaneel op het platform worden gereden met zowel in- als uitgeschoven assen.
TB80/TB85J – 0112622D
Afbeelding 8.4 – Achterkant van het chassis Opmerking Het kan voor het verwijderen van de borgpin nodig zijn om de ashendel een aantal keer heen en weer te bewegen (om zo de druk op de borgpin te verkleinen) en de borgpin rond te draaien. 4. Houd de ashendel (zie Afbeelding 8.3) in de uitschuifstand totdat de assen stoppen met uitschuiven.
43
Hoofdstuk 8 – Bediening
Opmerking De assen schuiven een voor een uit. Zij kunnen niet tegelijkertijd uitschuiven. 5. Steek de borgpin volledig in het onderste gat in het chassis (zie Afbeelding 8.5) en steek de borgpinvergrendeling door de borgpin en de rand rond het gat. Opmerking Het kan voor het vergrendelen van de borgpin nodig zijn om, terwijl de borgpin op zijn plek wordt geduwd, de ashendel een aantal keer heen en weer te bewegen (om zo de gaten boven elkaar te brengen).
3. Bevestig het koord van de valbescherming aan een van de ankerpunten. 4. Trek aan de noodstopschakelaar (zie Afbeelding 8.6).
Noodstopschakelaar
Borgpin Bovenkant
Borgpinvergrendeling
Afbeelding 8.5 – Uitgeschoven en vergrendelde achterassen
Hoofd-startschakelaar
6. Houd de krikhendel in de daalstand totdat de achterwielen de grond raken en de krik stopt met inschuiven.
Inschuiven van de achterassen
De assen kunnen worden ingeschoven door bovenstaande procedure achterstevoren uit te voeren.
Voorkant
A Gevaar
Afbeelding 8.6 – Bedieningspaneel op het platform
De hoogwerker kan bij instabiliteit mogelijk kantelen. Een kantelongeluk kan leiden tot ernstig letsel of de dood. De assen mogen niet worden ingeschoven wanneer er een storing of defect optreedt en de gieken zijn opgeheven. De gieken moeten volledig ingeschoven en neergelaten zijn voordat de achterassen mogen worden ingeschoven.
Bedieningspaneel op platform
Het bedieningspaneel op het platform kan worden gebruikt voor het rijden van de hoogwerker en het positioneren van de gieken en het platform. Volg de volgende procedure voor het bedienen van de machine met het bedieningspaneel op het platform. 1. Trek aan de noodstopschakelaar op het bedieningspaneel op de onderwagen. Steek de sleutel in de bedieningspa‑ neelschakelaar en draai deze naar de platformstand. 2. Ga het platform op en sluit het klaphekje.
44
5. Zet de anti-doorstart hoofdschakelaar aan en wacht een aantal seconden terwijl het alarm luidt om omstanders te waarschuwen dat de machine gaat starten. Draai de scha‑ kelaar naar de startpositie en laat hem vervolgens los. De motor zal niet starten wanneer de schakelaar 30 seconden of langer aan heeft gestaan voordat de schakelaar naar de startstand wordt gedraaid. De schakelaar moet eerst uit worden gezet voordat de motor zal starten. 6. Laat de motor warm worden totdat de gebruikstemperatuur is bereikt.
Bediening van de giek
Volg de volgende procedure voor het bedienen van de draai‑ schijf-, giek- of platformfuncties. 1. Draai de snelheidsknop van de giek naar langzaam. 2. Trap de voetschakelaar op het platform (zie Afbeelding 8.7) in. Deze schakelaar moet naar beneden worden gehou‑ den om het bedieningspaneel op het platform te kunnen bedienen.
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 8 – Bediening
Om te voorkomen dat het systeem voortdurend in werking wordt gesteld, treedt er een vertraging van vijf seconden op na: • het starten van de motor. Koordankerpunten Voetschakelaar
• het in de hefstand plaatsen van de rijden/heffen schakelaar wanneer de giek lager dan horizontaal staat en volledig is ingetrokken. • het verwijderen van bovenmatige lading van het platform.
Rijden en sturen
A Gevaar
Afbeelding 8.7 – Platform 3. Houd de toepasselijke schakelaar in de gewenste richting. Kijk altijd in de richting waarin wordt bewogen. 4. De beweging wordt gestopt door het loslaten van de scha‑ kelaar of door uw voet van de voetschakelaar te halen.
Systeem voor het signaleren van platformoverbelasting
De rij- en giekfuncties worden gestopt wanneer de lading op het platform het maximale laadgewicht nadert of overschrijdt. Wanneer het maximale laadgewicht wordt overschreden zal de claxon met tussenpozen gaan luiden en de rode lamp (zie Afbeelding 8.6) gaan branden. De claxon blijft luiden en de lamp knipperen totdat de bovenma‑ tige lading van het platform is verwijderd. Zodra dit is uitgevoerd zijn de rij- en giekfuncties weer operationeel. Wanneer het maximale laadvermogen met meer dan 20 procent wordt overschreden gaat het systeem op tilt, waarbij alle rij- en giekfuncties uitgeschakeld worden. In dit geval luidt de claxon continu en gaan de rode lampen op beide bedieningspanelen ononderbroken branden (zie Afbeelding 8.2). De claxon blijft luiden en de lamp knipperen totdat de boven‑ matige lading van het platform is verwijderd en de startscha‑ kelaar uit- en aangezet is, waardoor het systeem teruggezet wordt. Zodra dit is uitgevoerd zijn de rij- en giekfuncties weer operationeel.
A Gevaar
De hoogwerker kan bij instabiliteit mogelijk kantelen. Een kantelongeluk leidt tot ernstig letsel of de dood. Overschrijd niet de capaciteitswaarden, welke staan vermeld op het plaatje met maximale waarden op het platform. Het systeem voor het signaleren van overbelasting is niet actief wanneer de machine aan het rijden is met een volledig ingetrokken giek die lager dan horizontaal staat. Hierdoor kan de machine rijden over een ruige ondergrond zonder dat het systeem overbelasting signaleert.
TB80/TB85J – 0112622D
De hoogwerker kan bij instabiliteit mogelijk kantelen. Een kantelongeluk kan leiden tot ernstig letsel of de dood. Rijd niet met opgeheven platform over zachte, ongelijke of hellende oppervlaktes. Een machine met vierwielaandrijving kan op hellingen van maximaal 30 procent rijden; bij machines met tweewielaandrijving is dit maximaal 25 procent. Bij gebruik van een machine met vierwielaandrijving op hellingen tot 30 procent, of van een machine met tweewielaandrijving op hellingen tot 25 procent, is het aan te bevelen om de hoofdgiek nagenoeg horizontaal te houden en de hulpgiek, bij TB85J machines, net genoeg op te heffen zodat voldoende afstand tot de grond wordt bewaard. Een hoek van 30 procent betekent een stijging van 0,91 m over een horizontale lengte van 3,05 m. Een hoek van 25 procent betekent een stijging van 0,76 m over een horizontale lengte van 3,05 m. Het rijden met het platform over de voorkant (stuurkant) van het chassis moet worden vermeden. Het is moeilijk om de machine in deze positie onder controle te houden omdat: • de rij- en stuurfuncties en bijbehorende bewegingen van de machine omgekeerd zijn. • het plotseling draaien of stoppen tijdens het rijden met hoge snelheid in deze positie meer invloed heeft op personen op het platform. • er meer draairuimte nodig is om te voorkomen dat de hoogwerker in botsing komt met obstakels op tientallen centimeters afstand van de weg die de wielen afleggen.
A Waarschuwing
Het incorrect rijden of sturen van de hoogwerker kan leiden tot ernstig letsel of de dood. Zorg dat u de inhoud van de plaatjes en stickers op de machine en van deze handleiding leest en begrijpt voordat u de hoogwerker gaat bedienen. De blauwe en gele pijlen op het chassis geven aan in welke richting het chassis zal bewegen wanneer de rij- of stuurknuppel in de richting van de corresponderende kleur wordt bewogen.
45
Hoofdstuk 8 – Bediening
De richting waarin de rij- en stuurknuppel wordt bewogen cor‑ respondeert met de richting waarin het chassis beweegt indien de machine in de transportstand staat, met de gieken in het midden tussen de achterwielen.
Rijsnelheden
De richting waarin de rij- of stuurknuppel wordt bewogen cor‑ respondeert niet met de richting waarin het chassis zal bewegen indien de draaischijf is bewogen vanuit de transportstand en de hoofdgiek dus naar een van de zijkanten of de voorkant wijst.
Verminder vóór het rijden over ruw terrein of een hellende onder‑ grond altijd uw snelheid en schakel terug naar de lage stand.
Rijd om verwarring te voorkomen altijd met de giek en de draai‑ schijf in de transportstand naar de werkplek. De gieken kunnen na het bereiken van de werkplek naar de zij- of voorkant van het chassis worden verplaatst. Kijk altijd in de richting waarin wordt bewogen, zoals aangegeven door de richtingspijlen op het chassis. Volg de onderstaande procedure voor het bedienen van de rij- en stuurfuncties. 1. Bepaal het gewenste rijbereik voor de specifieke rijomstandigheden. • Gebruik de hoge stand voor het rijden op stevige, vlakke en waterpasse ondergronden. De hoge stand kan alleen worden geactiveerd wanneer de gieken in de transport‑ stand staan. De hoge stand is voor hoge snelheid en een laag aanhaalmoment. • Gebruik de lage stand voor het rijden op laadbruggen of andere steile hellingen en wanneer het uit veilig‑ heidsoverwegingen beter is om langzaam te rijden. De lage stand is voor lage snelheid en een hoog aanhaalmoment.
De rijsnelheid is proportioneel aan de positie van de besturings‑ knuppel. Hoe verder de besturingsknuppel wordt bewogen, hoe sneller de machine zal gaan.
De maximale rijsnelheden zijn vergrendeld door een begrenzer die positie van de hoofdgiek meet. Wanneer de giek is opgehe‑ ven werkt alleen de langzaamste rijsnelheid, ongeacht de positie van de rijbereikschakelaar.
A Waarschuwing
De kans op een ongeluk wordt groter wanneer de veiligheidsvoorzieningen niet naar behoren functioneren. Dergelijke ongelukken kunnen leiden tot ernstig letsel of de dood. U mag de veiligheidsvoorzieningen niet veranderen, onklaar maken of met voeten treden. Gebruik de hoogwerker niet wanneer deze sneller gaat dan 1,2 km/u (10 m in 30 seconden) wanneer de gieken hoger zijn opgeheven dan in de transportstand.
Bewegingsalarm
Het bewegingsalarm laat luide, onderbroken piepen horen wan‑ neer de bedieningsknuppel naar voren of achteren staat.
Vierwielaandrijving
De machine is mogelijk uitgevoerd met een vierwielaandrijvings‑ systeem. Dit systeem staat altijd aan en vergt geen handeling van de bestuurder.
2. Zet de rijden/heffen schakelaar in de rijstand.
Machines met vierwielaandrijving hebben een “4x4” sticker aan iedere kant van de machine en alle vier wielnaven en aandrijf‑ naven zien er hetzelfde uit.
3. Trap de voetschakelaar op het platform in.
Knop voor hoog snelheidsbereik
4. Duw de bedieningsknuppel voor het rijden naar voren om het chassis naar voren te laten bewegen, de richting van de blauwe pijl. Trek de bedieningsknuppel voor het rijden naar achteren om het chassis naar achteren te laten bewegen, de richting van de gele pijl. De rijsnelheid is proportioneel aan de positie van de besturingsknuppel. 5. Plaats de bedieningsknuppel terug naar neutraal om het rijden te stoppen.
De knop voor hoog snelheidsbereik (zie Afbeelding 8.8), op met machines met vierwielaandrijving, werkt in combinatie met de rijbereikschakelaar voor het bepalen van de maximale rijsnel‑ heid wanneer de rijbereikschakelaar in de hoge stand staat. De lage rijbereikstand wordt niet beïnvloed door de knop voor hoog snelheidsbereik. Knop voor hoog snelheidsbereik
6. Duw de bedieningsknuppel voor het rijden naar rechts om naar rechts te sturen, de richting van de gele pijl. Duw de bedieningsknuppel voor het rijden naar links om naar links te sturen, de richting van de blauwe pijl. Opmerking De bestuurbare voorwielen gaan niet automatisch weer naar het midden. Zet de bestuurbare voorwielen na het maken van een bocht weer recht naar voren. 7. Laat de voetschakelaar los zodra u op de gewenste locatie bent aangekomen, of druk de noodstopschakelaar om de parkeerremmen te gebruiken.
46
Afbeelding 8.8 – Bovenkant van het chassis
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 8 – Bediening
Duw de knop omhoog en draai hem 90 graden om, in de stand voor laag klimvermogen, met een maximale snelheid van 4,8 km/u te kunnen rijden. Duw de knop omhoog en draai hem 90 graden om, in de stand voor hoger klimvermogen, met een lagere snelheid van 2,4 km/u te kunnen rijden.
Wisselstroomgenerator
De generator levert alleen stroom aan het elektrische aansluit‑ punt wanneer de motor loopt en de machine stilstaat. Het is niet mogelijk de functies van de machine te gebruiken wanneer de machine/generator schakelaar in de generatorstand staat.
A Opgelet
De optionele luchtleiding kan worden gebruikt voor het gelei‑ den van vloeistoffen zoals water of antivries. Neem contact op met Snorkel voor informatie over compatibiliteit voordat u de luchtleiding gaat gebruiken voor het geleiden van andere vloeistoffen.
A Opgelet
Vloeistof in de luchtleiding kan schade veroorzaken aan luchtgereedschap of de leiding doen opvriezen en dientengevolge beschadigen. Laat de leiding na het geleiden van vloeistoffen goed uitlekken en drogen. Volg de volgende procedure voor het draineren van de luchtleiding.
Koele hydrauliekolie vloeit moeizaam en kan ertoe leiden dat de wisselstroomgenerator een onjuist voltage genereert. Een onjuist voltage kan sommige soorten elektrisch gereedschap beschadigen. Verwarm de hydrauliekolie voordat u de generator gaat gebruiken.
1. Sluit het invoerpunt op het chassis.
Gebruik de generator alleen wanneer de temperatuur van de hydrauliekolie minimaal 38 °C is. Raadpleeg het onderdeel 'Starten bij koud weer' voor de procedure voor het opwarmen van de hydrauliekolie.
4. Open het invoerpunt op het chassis.
Start de motor en zet de machine/generator schakelaar (zie Afbeelding 8.9) in de generatorstand.
Machine/Generator schakelaar
Afbeelding 8.9 – Voorkant van het bedieningspaneel op het platform De motor loopt in de hoge stationairstand wanneer de generator actief is. De generator blijft aan zolang de motor blijft lopen en de schakelaar in de generatorstand staat.
Luchtleiding
De optionele luchtleiding kan worden aangesloten op gereed‑ schap voor gebruik op het platform. Het toevoerpunt bevindt zich op de achterkant van het chassis en het uitvoerpunt op de draaiafscherming op het platform. De maximale werkdruk van de leiding is 1723 kPa.
TB80/TB85J – 0112622D
2. Open het uitvoerpunt op het platform. 3. Hef de giek op zodat deze net boven horizontaal staat.
5. Laat de vloeistof uit de leiding lopen. 6. Laat de giek neer en sluit het in- en uitvoerpunt.
Rijlichten
De optionele rijlichten zijn bedoeld voor gebruik in slecht ver‑ lichte omgevingen en niet voor het rijden op de openbare weg. Er bevinden zich twee koplampen aan de voorkant van het chassis en twee knipperende achterlichten aan de achterkant van het chassis. De lichten zijn operationeel wanneer de accuschakelaar en de hoofdschakelaar aanstaan. Opmerking Het werken met de motor uit en de rijlichten of werklampen aan, kan de accu's dusdanig ontladen dat de motor niet meer zal starten en het noodvoedingssysteem niet in werking zal treden. Indien het niet mogelijk is om de motor te laten lopen terwijl de lampen aanstaan, dient u de motor te starten en minimaal 15 minuten per uur te laten lopen voor het opladen van de accu.
Werklampen op platform
De optionele werklampen op het platform bevinden zich op de bovenleuning van het platform, naast het bedieningspaneel (zie Afbeelding 8.10). De klem onder de lamp kan met twee ½" steeksleutels worden losgedraaid om zo de richting waarin de lamp schijnt aan te passen. De lichten zijn operationeel wanneer de noodstopschakelaar van het bedieningspaneel op het platform uitgetrokken is en de anti-herstart hoofdschakelaar aanstaat. Wanneer de werklampen aan worden gezet, wordt de motor‑ snelheid verhoogd naar de hoge stationairstand.
47
Hoofdstuk 8 – Bediening
Afbeelding 8.10 – Bedieningspaneel op het platform
48
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 9 – Opslag en Vervoer Berg de hoogwerker aan het eind van iedere werkdag goed op om schade en gebruik door onbevoegden te voorkomen. De hoogwerker dient ook tijdens vervoer goed opgeborgen te zijn.
Opslag
De juiste ruststand staat afgebeeld op Afbeelding 9.1.
Afbeelding 9.2 – Transportstand Volg de volgende procedure om de hoogwerker in de transport‑ stand te zetten met het bedieningspaneel op de onderwagen. TB80
1. Draai het platform totdat deze haaks op het giekeinde staat. 2. Schuif het bovenste gieksegment volledig in en hef vervol‑ gens de hoofdgiek op totdat deze net boven horizontaal staat.
TB85J Afbeelding 9.1 – Ruststand Volg de volgende procedure voor het in de ruststand brengen van de hoogwerker. 1. Draai het platform totdat deze haaks op het giekeinde staat. 2. Schuif de hoofdgiek volledig in en laat hem geheel neer. 3. Plaats de gieken precies tussen de achterwielen. 4. Zet, wanneer de motor op volle toeren heeft gedraaid en nog heet is, de gasklepschakelaar in de lage stand en laat de motor vijf minuten stationair lopen. 5. Zet de motor uit en plaats de beschermkap voor het bedie‑ ningspaneel op het platform, indien de machine is voorzien van deze optie. 6. Druk de noodstopschakelaar op het bedieningspaneel op de onderwagen in. Zet de bedieningspaneelschakelaar uit en haal de sleutel uit het contact. 7. Zet de accuschakelaar uit.
3. Zet de schakelaar voor het horizontaal maken van het platform in de neerstand om het platform onder de hoofd‑ giek te klappen. Houd het platform goed in de gaten zodat het niet in aanraking komt met het grondoppervlak. Het is misschien nodig om de hoofdgiek een beetje op te heffen om te voorkomen dat het platform in aanraking komt met de grond. 4. Plaats de gieken precies tussen de achterwielen. 5. Zet, wanneer de motor op volle toeren heeft gedraaid en nog heet is, de gasklepschakelaar in de lage stand en laat de motor vijf minuten stationair lopen. 6. Druk de noodstopschakelaar op het bedieningspaneel op de onderwagen in. Zet de bedieningspaneelschakelaar uit en haal de sleutel uit het contact. 7. Zet de accuschakelaar uit. 8. Sluit en vergrendel de beplatingsdeuren.
Vervoer
De machine kan worden vervoerd met een transportvoertuig. De hoogwerker kan, afhankelijk van de situatie, worden ge‑ sleept, gereden of geheven op een transportvoertuig zoals een vrachtwagen of oplegger. Het rijden op een transportvoertuig heeft de voorkeur.
A Gevaar
Transportstand – TB85J
De hoogwerker kan bij instabiliteit mogelijk kantelen. Een kantelongeluk kan leiden tot ernstig letsel of de dood. Rij niet op opritten met een hoek van meer dan 25 graden, of wanneer conditie van de oprit rijgevaar op kan leveren.
De juiste transportstand staat afgebeeld op Afbeelding 9.2.
Rij de hoogwerker op het transportvoertuig indien de hellings‑ hoek van de oprit kleiner is dan 30 graden bij machines met vierwielaandrijving of kleiner dan 25 graden bij machines met tweewielaandrijving.
8. Sluit en vergrendel de beplatingsdeuren. Het platform kan onder de hoofdgiek worden geklapt, om zo de totale lengte van de machine te verminderen wanneer zij voor langere tijd wordt opgeborgen of vervoerd gaat worden.
TB80/TB85J – 0112622D
49
Hoofdstuk 9 – Opslag en Vervoer
Een hoek van 30 procent betekent een stijging van 0,91 m over een horizontale lengte van 3,05 m. Een hoek van 25 procent betekent een stijging van 0,76 m over een horizontale lengte van 3,05 m. Gebruik een lier voor het op- en afrijden van de hoogwerker op opritten die de maximaal toelaatbare hellingshoek overschrijden. Een lier kan tevens worden gebruikt wanneer het rijden op de oprit tot gevaarlijke situaties kan leiden. De uitrusting waarmee de hoogwerker wordt ingeladen, ver‑ voerd en uitgeladen moet een voldoende capaciteit hebben. Raadpleeg Hoofdstuk 2 om het gewicht van de hoogwerker te bepalen. De gebruiker aanvaardt alle verantwoordelijkheid wat betreft het kiezen van de correcte transportmethode, het kiezen van de correcte vervoers- en bevestigingsmiddelen, het controleren dat de vervoers- en bevestigingsmiddelen toereikend zijn voor het transporteren van de hoogwerker en dat alle instructies en waarschuwingen van de fabrikant en de gebruiksbepalingen en veiligheidsregels van de werkgever, de vervoersbond en de lokale en nationale wetten opgevolgd worden.
Rijden
Volg de volgende procedure voor rijden van de hoogwerker op een transportvoertuig. 1. Positioneer het transportvoertuig zodanig dat de hoogwer‑ ker in een rechte lijn met de laadbrug staat. 2. Plaats wielblokken voor de wielen van het transportvoer‑ tuig zodat deze niet wegrolt wanneer de machine de oprit oprijdt. 3. Verwijder al het overbodige gereedschap, materiaal en andere losse voorwerpen van het platform.
A Gevaar
De hoogwerker kan bij instabiliteit mogelijk kantelen. Een kantelongeluk kan leiden tot ernstig letsel of de dood. Zet het rijbereik in de lage stand voordat u de snelheid een tandje opvoert of lager zet. 9. Zet de rijbereikschakelaar in de lage stand. 10. Rij de hoogwerker in een zo recht mogelijke lijn op het transportvoertuig. 11. Draai de draaischijf om de hoofdgiek tussen de achterwie‑ len uit te lijnen. 12. Rijd de hoogwerker altijd in bergafwaartse richting van de laadbrug, met de platformkant eerst.
Gebruik van de lier
Volg de volgende procedure voor het plaatsen van de hoogwer‑ ker op een transportvoertuig met gebruik van de lier. 1. Positioneer het transportvoertuig zodanig dat de hoogwer‑ ker na het inladen niet wegrolt. 2. Verwijder al het overbodige gereedschap, materiaal en andere losse voorwerpen van het platform. 3. Rij de hoogwerker naar de voet van de oprit, met de voor‑ wielen aan de kant van de oprit. Zorg dat de hoogwerker goed gecentreerd voor de oprit staat met de bestuurbare wielen recht naar voren. 4. Berg de hoogwerker goed op. 5. Maak de lierkabel vast aan de vastbindogen (zie Afbeelding 9.3) aan de voorkant van het chassis.
4. Rij de hoogwerker naar de voet van de oprit, met de voor‑ wielen aan de kant van de oprit. Zorg dat de hoogwerker goed gecentreerd voor de oprit staat met de bestuurbare wielen recht naar voren. 5. Draai het platform totdat deze haaks op de giek staat. 6. Schuif het bovenste gieksegment in en hef de hoofd- of hulpgiek op totdat deze horizontaal staat. 7. Draai de draaischijf een beetje naar de zijkant zodat u de voorwielen kunt zien. 8. Controleer dat de wielen van de machine, de oprijplaten en het transportvoertuig zich op één lijn bevinden.
Vastbindogen/ hijsogen
Afbeelding 9.3 – Vastbindogen/hijsogen 6. Verwijder, bij elk aandrijfwiel, de twee bouten van de ont‑ koppelplaat (zie Afbeelding 9.4). Zet de plaat om zodat de nippel naar binnen wijst. Plaats de twee bouten terug.
50
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 9 – Opslag en Vervoer
Volg de volgende procedure voor het plaatsen van de hoogwer‑ ker op een transportvoertuig met gebruik van een (hijs)kraan. 1. Berg de hoogwerker goed op. Bout Ontkoppelplaat
Afbeelding 9.4 – Aandrijfwiel 7. Gebruik de lier om de hoogwerker op het transportvoertuig te positioneren.
Opmerking De twee hijsogen op de achterkant van het chassis staan verder uit elkaar dan de twee op de voorkant. Door de draaischijf 180° te draaien wordt het tegengewicht aan de achterkant van het chassis geplaatst. Hierdoor wordt het aantal benodigde verdeelbalken verminderd met één en soms twee. 2. Inspecteer de hijsogen op de voorkant (zie Afbeelding 9.3) en de hijsogen op de achterkant (zie afbeelding 9.5), om er zeker van te zijn dat deze barstvrij zijn en in goede staat verkeren. Zorg dat eventuele schade door een bevoegde onderhoudsmedewerker is gerepareerd voordat de ma‑ chine wordt opgehesen.
A Waarschuwing
De hoogwerker kan vrij bewegen wanneer aandrijfnaven gedeactiveerd zijn. Ernstig letsel of de dood kan het gevolg zijn. Heractiveer de aandrijfnaven voordat u de hoogwerker gaat bedienen. 8. Verwijder, bij elk aandrijfwiel, de twee bouten en plaats de plaat terug op diens originele positie, zoals afgebeeld op Afbeelding 9.3. 9. Start de motor en beweeg de besturingsknuppel voor het rijden een aantal maal naar voren en achteren om zo de aandrijfnaven te activeren.
Hijsen
Bevestig een vierpuntshijsriem aan de hijsogen voor het ophij‑ sen van de hoogwerker. Het bevestigen van de hijsriem aan de giek, de draaischijf of het platform kan leiden tot schade aan de machine.
A Waarschuwing
De kans op een ongeluk neemt toe wanneer de hoogwerker wordt opgehesen met ongepast materieel en/of onjuiste hijsmethoden. Dergelijke ongelukken kunnen leiden tot ernstig letsel of de dood. Gebruik het gepaste materieel en de juiste hijsmethoden voor het ophijsen van de hoogwerker. Wees vóór het ophijsen op de hoogte van het gewicht van de hoogwerker en de maximale hijskracht van de hijsmachine. De (hijs)kraan, kettingen, riemen, kabels, haken, poelies, schakels en andere onderdelen die de machine dragen, behoren al‑ len tot de hijsmiddelen. Het totaal gewicht van de machine is gegraveerd in het serienummerplaatje en staat vermeld in Hoofdstuk 2. De gebruiker aanvaardt alle verantwoordelijkheid voor het con‑ troleren dat de gebruikte uitrusting toereikend is voor het dragen van de hoogwerker en dat alle instructies en waarschuwingen van de fabrikant en de gebruiksbepalingen en veiligheidsregels van de werkgever en de lokale en nationale wetten opgevolgd worden.
TB80/TB85J – 0112622D
Vastbindogen/ hijsogen
Afbeelding 9.5 – Vastbindogen aan de achterkant/hijsogen 3. Verwijder al het personeel, gereedschap, materiaal en andere losse voorwerpen van het platform. 4. Bevestig de kettingen of riemen aan de hijsogen met harpbouten. De juiste maat haken met veiligheidssluitingen (zodat ze niet losgaan wanneer de lijn slap staat) kunnen te‑ vens worden gebruikt voor bevestiging aan de hijsogen. Haal niet de hijsriem door de hijsogen. De hijskabel kan kapot gaan of beschadigd raken wanneer deze in aanraking komt met de scherpe randen van het hijsoog. Het heeft geen nut om een hoekbescherming in het gat van het hijsoog te plaatsen. 5. Gebruik verdeelbalken met voldoende lengte om kettin‑ gen, riemen of kabels uit de buurt van de draaischijf en de gieken te houden. Plaats, indien u kabels gebruikt, stugge hoekbeschermers op plekken waar de kabel met scherpe hoeken in aanraking komt, om zo beschadiging van de kabel te voorkomen. Tuig de verdeelbalken voorzichtig op om schade aan de machine te voorkomen.
51
Hoofdstuk 9 – Opslag en Vervoer
6. Stel de lengte van elke ketting of riem zodanig in dat de hoogwerker waterpas blijft zodra hij van de grond wordt opgetild. 7. Gebruik de hefbrug of hijskraan om de hoogwerker voorzichtig op te heffen en op een transportvoertuig te plaatsen.
Vastzetten voor vervoer
Volg de volgende procedure voor vastzetten van de hoogwerker op het transportvoertuig. 1. Zet de wielen vast met wielblokken. 2. Hef de hoofdgiek ongeveer 0,3 m op. 3. Plaats een groot houten blok onder het uiteinde van de hoofdgiek of de voet van de hulpgiek (TB85J). Laat het platform neer zodat de giek of de voet op het houtenblok rust. 4. Verwijder al het personeel, gereedschap, materiaal en andere losse voorwerpen van het platform. 5. Zet de startschakelaar uit en plaats de beschermkap voor het bedieningspaneel op het platform, indien de machine is voorzien van deze optie. 6. Zet de noodstopschakelaar van het bedieningspaneel op de onderwagen uit. Zet de startschakelaar uit en haal de sleutel uit het contact. 7. Zet de accuschakelaar uit. 8. Sluit en vergrendel de beplatingsdeuren.
10. Bepaal of het platform is gemaakt van staal of aluminium. Stalen platforms hebben voetlijsten met ronde randen en aluminium platforms hebben voetlijsten met rechte randen.
A Opgelet
De aluminium voetlijsten zijn niet sterk genoeg om te gebruiken bij het vastmaken van het platform aan het transportvoertuig. Het plaatsen van de nylon band over de voetlijsten leidt tot schade aan het platform. Wanneer u een aluminium platform gaat vastzetten, dient u de band door de bevestigingsbeugel van het platform te leiden of over de middelste platformleuning. 11. Gebruik een nylon band om het platform stevig tegen het houten blok te bevestigen. Bij stalen platforms dient u de band over de voetlijst te voeren, zoals afgebeeld op Afbeelding 9.6. 12. Bij aluminium platforms dient u de band door de bevesti‑ gingsbeugel van het platform of over de middelste platform‑ leuning te voeren, zoals afgebeeld op Afbeelding 9.6.
A Opgelet
Tandraderen en lieren zijn zwaar en kunnen de machine beschadigen. Maak de riemen of kettingen bij het vastzetten van de hoogwerker op het transportvoertuig niet overmatig strak vast. 13. Maak de hoogwerker met kettingen of banden stevig vast aan het transportvoertuig, hierbij gebruik makend van de vastbindogen. De vervoerder heeft de verantwoordelijk‑ heid de hoogwerker op de juiste wijze vast te zetten en te vervoeren.
9. Gebruik dichtbinders om het platformhek vast te maken aan de leuning om klapperen te voorkomen. Gebruik ook een dichtbinder om de voetschakelaar vast te maken aan de platformvloer.
Staal
Aluminium Afbeelding 9.6 – Platform
52
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 10 – Bediening in noodgevallen De hoogwerker kan, wanneer het hydraulische systeem uitvalt, met het noodvoedingsssyteem in de transportstand worden gezet. De hoofdgiek kan worden neergelaten met de knop voor het dalen bij nood. De machine kan worden gesleept wanneer het aandrijfsysteem uitvalt. Zie ook ‘Noodvoedingssysteem’, ‘Dalen bij nood’ en ‘Slepen’ voor de juiste procedure.
Bedieningspaneelschakelaar
Noodvoedingssysteem
Het noodvoedingssysteem kan worden gebruikt voor het bedie‑ nen van de machine met beide bedieningspanelen.
Noodstopschakelaar
Noodvoedingsschakelaar
A Opgelet
Het noodvoedingssysteem is alleen voor het dalen bij nood en het in de transportstand brengen van de machine. Het hangt van de capaciteit van de accu af hoelang de pomp gebruikt kan worden. Gebruik dit systeem niet voor normaal gebruik. Gebruik het noodvoedingssysteem alleen wanneer het normale stroomsysteem uitvalt.
Startschakelaar
Schakelaar voor bediening vanaf de onderwagen
Bedieningspaneel op onderwagen
Volg de volgende procedure voor het bedienen van de machine met het bedieningspaneel op de onderwagen, gebruikmakend van het noodvoedingssysteem. 1. Zet de accuschakelaar aan (zie Afbeelding 10.1). Accuschakelaar
Afbeelding 10.2 – Bedieningspaneel op onderwagen 5. Houd de schakelaar voor bediening vanaf de onderwagen in de onderwagenstand terwijl u de noodvoedingsschake‑ laar op de noodvoedingsstand houdt. 6. Houd de toepasselijke tuimelschakelaar in de gewenste richting.
Bedieningspaneel op platform
Om het bedieningspaneel op het platform in werking te laten zijn dient: • de accuschakelaar aan te staan. • de startschakelaar op het bedieningspaneel op de onder‑ wagen aan te staan. Afbeelding 10.1 – Accuschakelaar 2. Steek de sleutel in de bedieningspaneelschakelaar (zie Afbeelding 10.2) en draai de schakelaar naar de onderwagenstand. 3. Trek aan de noodstopschakelaar. 4. Z e t d e b e d i e n i n g s p a n e e l s c h a k e l a a r i n d e onderwagenstand.
• de noodstopschakelaar op het bedieningspaneel op de onderwagen aan te staan. • de bedieningspaneelschakelaar op het bedieningspaneel op de onderwagen in de platformstand te staan. Volg de volgende procedure voor het bedienen van de machine met het bedieningspaneel op het platform, gebruikmakend van het noodvoedingssysteem. 1. Trek aan de noodstopschakelaar (zie Afbeelding 10.3). 2. Zet de startschakelaar aan. 3. Zet de rijden/heffen schakelaar in toepasselijke stand.
TB80/TB85J – 0112622D
53
Hoofdstuk 10 – Bediening in noodgevallen
Noodstopschakelaar
Noodvoedingsschakelaar
Rijden/heffen schakelaar
Hoofd-startschakelaar
Bovenkant
Voorkant Figure 10.3 – Bedieningspaneel op platform
4. Trap de voetschakelaar op het platform (zie Afbeelding 10.4) in.
1. Draai langzaam aan de knop (zie Afbeelding 10.5) om het ontluchtingsventiel te openen. Houd de mate van dalen door het draaien van de knop goed in de gaten. Knop voor het dalen bij nood
Voetschakelaar op het platform
Afbeelding 10.4 – Voetschakelaar op het platform 5. H o u d d e n o o d v o e d i n g s s c h a k e l a a r i n d e noodvoedingsstand. 6. Houd de toepasselijke tuimelschakelaar in de gewenste richting.
Dalen bij nood
De hoofdgiek kan in noodgevallen worden neergelaten met de knop voor het dalen bij nood aan de onderkant van de hefcilinder. De knop voor het dalen bij nood kan de hoofdgiek alleen neer‑ laten. Gebruik deze methode alleen wanneer de motor weigert te starten en het noodvoedingssysteem niet functioneert.
A Gevaar
Tussen de giekcomponenten en de gieken en draaischijf bevinden zich knelpunten. Het bekneld raken onder het platform of de gieken kan leiden tot ernstig letsel of de dood. Zorg dat al het personeel tijdens het neerlaten van de gieken voldoende afstand houdt.
Afbeelding 10.5 – Knop voor het dalen bij nood
A Waarschuwing
De kans op een ongeluk wordt groter wanneer de veiligheidsvoorzieningen niet naar behoren functioneren. Dergelijke ongelukken kunnen leiden tot ernstig letsel of de dood. Draai de knop voor het dalen bij nood stevig dicht voordat u de hoogwerker gaat bedienen. 2. Draai aan de knop om het ontluchtingsventiel van de cilinder te sluiten.
Slepen
De hoogwerker kan worden gesleept met een lage snelheid en met behulp van de optionele sleepset. Het sleepvoertuig moet voldoende capaciteit hebben om de hoogwerker veilig te kunnen slepen en zichzelf en de hoogwerker te kunnen stop‑ pen op de steilste helling en ruwste ondergrond die mogelijk worden bereden. Raadpleeg Hoofdstuk 2 voor het gewicht van de hoogwerker.
Volg de onderstaande procedure voor het handmatig laten dalen van de gieken.
54
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 10 – Bediening in noodgevallen
A Waarschuwing
De hoogwerker kan vrij bewegen wanneer aandrijfnaven gedeactiveerd zijn. Ernstig letsel of de dood kan het gevolg zijn. Koppel vóór het deactiveren van de aandrijfnaven het sleepvoertuig stevig vast aan de hoogwerker. Volg de onderstaande procedure voor het handmatig deactive‑ ren van de aandrijfnaven en het slepen van de machine. 1. Haal, terwijl de machine in de transportstand staat, de sleepstang uit de opbergbakken aan de achterkant van het chassis en leg de sleepstang in de buurt van de voorkant van het chassis.
A Gevaar
6. Bevestig de kant van de sleepstang met de ring aan het sleepvoertuig. 7. Draai de draaischijf om het tegengewicht terug aan de voorkant van het chassis te plaatsen. Hef het platform op tot ongeveer 1 m boven de grond. 8. Zet de motor en de accuschakelaar uit. 9. Trek aan de knop voor het vrij sturen en draai deze naar de vergrendelde stand. De knop bevindt zich op de bovenkant van het chassis, onder de cilinder voor het opheffen van de giek (zie Afbeelding 10.7), achter de achterdeur aan de rechterkant van de draaischijf, naast de brandstoftank.
Tussen de machineonderdelen bevinden zich mogelijk knelpunten. Het bekneld raken tussen de onderdelen zal leiden tot ernstig letsel of de dood. Bevestig de sleepstang pas aan het sleepvoertuig zodra het tegengewicht aan de zijkant van het chassis is geplaatst. 2. Draai de draaischijf, totdat het tegengewicht zich aan de zijkant van het chassis bevindt, om ruimte vrij te maken voor het bevestigen van de sleepstang. 3. Bevestig de sleepstang (zie Afbeelding 10.6) met de sleep‑ pin en de borgpin aan het trekoog.
Knop voor het vrij sturen
Afbeelding 10.7 – Bovenkant van het chassis Sleeppin
Stuurarm
Sleepoog
Sleepstang
10. Verwijder, bij elk aandrijfwiel, de twee bouten van de ont‑ koppelplaat (zie Afbeelding 10.8). Zet de plaat om zodat de nippel naar binnen wijst. Plaats de twee bouten terug.
Borgpin Bout Ontkoppelplaat Afbeelding 10.6 – Bevestiging van de sleepstang 4. Bevestig de stuurarm aan de sleepstang en aan de rechter stuurbeugel.
A Opgelet
Indien de sleepkettingen niet correct zijn bevestigd kan er maar beperkt naar links worden gestuurd. Dit kan leiden tot schade aan de stuurarm. Zorg dat de sleepketting aan de rechterkant van de machine over de stuurarm gaat en niet eronder. 5. Bevestig de twee sleepkettingen aan de vastbindogen. Zorg dat de ketting over de stuurarm gaat, zoals afgebeeld op Afbeelding 10.6.
TB80/TB85J – 0112622D
Afbeelding 10.8 – Aandrijfwiel 11. Ga tijdens het slepen niet harder dan 16 km/u. Wees voorzichtig bij het om de hoek gaan en het nemen van bochten. Wanneer de sleepstang het chassis raakt kan het stuurmechanisme worden beschadigd en kunnen het sleepvoertuig en de hoogwerker scharen.
55
Hoofdstuk 10 – Bediening in noodgevallen
A Waarschuwing
De hoogwerker kan vrij bewegen wanneer aandrijfnaven gedeactiveerd zijn. Ernstig letsel of de dood kan het gevolg zijn. Heractiveer de aandrijfnaven voordat u de hoogwerker gaat bedienen. 12. Duw na het slepen de knop voor het vrij sturen in.
56
13. Verwijder, bij elk aandrijfwiel, de twee bouten en plaats de plaat terug op diens originele positie, zoals afgebeeld op Afbeelding 10.8. 14. Koppel het sleepvoertuig los van de machine en berg de sleepstang op. 15. Controleer dat het aandrijfsysteem goed functioneert.
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 11 – Oplossen van problemen Gebruik het overzicht van problemen en oplossingen voor het herkennen en oplossen van problemen in het gebruik van de ma‑ chine. Indien de beschreven acties geen soelaas bieden, dient
u de machine op te bergen en uit gebruik te nemen. Reparaties moeten worden uitgevoerd door bevoegd personeel.
Lijst van mogelijke problemen Symptoom
Mogelijke Oorzaak
Corrigerende Actie
Het is niet mogelijk de motor te starten met de bedieningspanelen op het platform en de onderwagen.
Brandstoftank is leeg. De krukas draait rond, maar de motor start niet.
Voeg het juiste type brandstof toe. Pro‑ beer gedurende 20 seconden te starten en laat de motor gedurende 60 seconden afkoelen. Herhaal indien nodig.
De motor is koud.
Cummins motor – steek de stekker van de motorblokverwarmer acht uur vóór het starten van de motor in het stopcontact. Deutz motor – houd de schakelaar voor het warmen van het spruitstuk ongeveer één minuut ingedrukt voordat de motor wordt gestart. Houd de schakelaar inge‑ drukt totdat de motor start.
Het is niet mogelijk de motor te star‑ ten met het bedieningspaneel op de onderwagen.
Hoge motortemperatuur.
Laat de motor afkoelen. Herstart de motor niet totdat de afwijking die de oververhit‑ ting veroorzaakt is verholpen.
Lage oliedruk
Probeer de motor niet te starten totdat de oorzaak van de lage oliedruk is verholpen. Het is mogelijk om bij lage oliedruk de mo‑ tor opnieuw te starten, maar hij zal slechts een aantal seconden lopen voordat hij weer afslaat.
De schakelaars staan in de verkeerde stand. De motor zwengelt niet aan.
Zet de accuschakelaar aan en voer de volgende handelingen uit op het bedie‑ ningspaneel op de onderwagen: • Zet de bedieningspaneelschakelaar uit. • Trek aan de noodstopschakelaar. • Zet de bedieningspaneelschakelaar in de onderwagenstand. • Wacht 5 seconden en druk vervol‑ gens op de startschakelaar om te starten.
TB80/TB85J – 0112622D
De bedieningspaneelschakelaar heeft 30 seconden of langer in de onderwagen‑ stand gestaan voordat de motor wordt gestart.
Druk, nadat de bedieningspaneelscha‑ kelaar in de onderwagenstand is gezet, binnen 30 seconden op de startknop.
De stroomonderbreker van het hoofdsy‑ steem op de kast met bedrading is afge‑ gaan. De motor zwengelt niet aan.
Druk de stroomonderbreker van het hoofdsysteem terug in. Indien de knop gelijk terugspringt, moet het probleem aan een bevoegde elektricien voorgelegd worden.
57
Hoofdstuk 11 – Oplossen van problemen
Symptoom
Mogelijke Oorzaak
Corrigerende Actie
Het is niet mogelijk de motor te starten met het bedieningspaneel op het platform.
De schakelaars staan in de verkeerde stand. De motor zwengelt niet aan.
Zet de accuschakelaar aan en voer de volgende handelingen uit op het bedie‑ ningspaneel op de onderwagen: • Zet de bedieningspaneelschakelaar uit. • Trek aan de noodstopschakelaar. • Zet de bedieningspaneelschakelaar in de onderwagenstand. • Wacht 5 seconden en druk vervol‑ gens op de startschakelaar om te starten. Vanaf het bedieningspaneel op het platform: • Zet de hoofd-startschakelaar uit. • Trek aan de noodstopschakelaar. Zet de hoofd-startschakelaar 5 seconden aan en draai daarna aan de schakelaar om te starten.
De voetschakelaar op het platform is geactiveerd.
Trap de voetschakelaar niet in terwijl de motor wordt gestart.
De hoofd-startschakelaar heeft 30 secon‑ den of langer aangestaan voordat hij naar start werd gedraaid.
Draai de hoofd-startschakelaar terug naar uit en start binnen 30 seconden.
De stroomonderbreker van het hoofdsy‑ steem op het bedieningspaneel op het platform of op de kast met bedrading is afgegaan. De motor zwengelt niet aan.
Druk de stroomonderbreker van het hoofd‑ systeem terug in. Indien de knop gelijk terugspringt, moet het probleem aan een bevoegde elektricien voorgelegd worden.
De motor start vanaf de platformbediening maar de giekfuncties werken niet – al‑ leen van toepassing op machines met wisselstroomgenerator.
De machine/generator schakelaar staat in de generatorstand.
Zet de schakelaar in de machineposi‑ tie om de machinefuncties te kunnen bedienen.
De motor slaat af wanneer de bedienings‑ paneelschakelaar van de onderwagen in de platformstand staat.
Het bedieningselementen op het bedie‑ ningspaneel op het platform staan niet juist ingesteld.
Trek aan de noodstopschakelaar op het bedieningspaneel op het platform en zet de anti-doorstart hoofdschakelaar aan.
Er luidt een ononderbroken alarm wan‑ neer de motor loopt.
Hoge motortemperatuur.
Laat het platform neer en verlaag de motorsnelheid voor vijf minuten naar laag stationair. Zet de motor uit en laat hem afkoelen. Herstart de motor niet totdat de afwijking die de oververhitting veroorzaakt is verholpen.
Lage oliedruk.
Laat het platform neer en zet de motor uit. Herstart de motor niet totdat de oorzaak van de lage oliedruk is verholpen.
Er is geen dynamostroom/kapotte ventilatorriem.
Zet de motor uit. Herstart de motor niet totdat de afwijking die het ontbreken van dynamostroom veroorzaakt is verholpen of tot de ventilatorriem is vervangen.
Er luidt een ononderbroken alarm wan‑ neer de motor loopt.
58
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 11 – Oplossen van problemen
Symptoom
Mogelijke Oorzaak
Corrigerende Actie
Er luidt een ononderbroken alarm en de motor slaat af.
Hoge motortemperatuur.
Laat de motor afkoelen. Herstart de motor niet totdat de afwijking die de oververhit‑ ting veroorzaakt is verholpen.
Lage oliedruk.
Herstart de motor niet totdat de oorzaak van de lage oliedruk is verholpen. Het is mogelijk om bij lage oliedruk de motor opnieuw te starten, maar hij zal slechts een aantal seconden lopen voordat hij weer afslaat.
De claxon klinkt met tussenpozen en de waarschuwingslamp bij overbelasting knippert.
Het gewicht op het platform is hoger dan het maximale laadvermogen.
Verwijder de lading van het platform totdat het alarm stopt.
De claxon klinkt onafgebroken en de waarschuwingslamp bij overbelasting staat aan.
Er is een fout opgetreden in het systeem voor platformoverbelasting.
Verwijder de lading tot het maximale laad‑ vermogen of een lagere waarde is bereikt. Zet machine uit en daarna weer aan. Het systeem moet mogelijk gereviseerd wor‑ den indien het alarm blijft klinken.
De sensor voor het meten van platfor‑ moverbelasting werkt niet wanneer het bedieningspaneel op het platform wordt bediend.
De rijden/heffen schakelaar staat in de rijstand en de hoofdgiek staat lager dan horizontaal.
Dit is normaal. Het systeem voor het me‑ ten van platformoverbelasting is inactief wanneer er wordt gereden met een lager dan horizontaal staande giek om te voor‑ komen dat het systeem per ongeluk in werking wordt gesteld door ruw terrein.
Het systeem moet worden gereviseerd.
Laat het probleem oplossen door een bevoegde onderhoudsmedewerker.
De giekfuncties kunnen niet meteen worden gebruikt na het overschakelen van de rijfuncties naar de giekfuncties. Er is een vertraging in de giekfuncties na het overschakelen van de rijden/heffen schakelaar naar de giekpositie nadat de machine heeft gereden met de giek lager dan horizontaal.
Het systeem voor het signaleren van over‑ belasting van het platform is vertraagd.
Dit is normaal. Het systeem heeft een in‑ gebouwde vertraging van 5 seconden om te voorkomen dat machinebewegingen abrupt stoppen of hervat worden indien het systeem tijdens gebruik in werking wordt gesteld.
Alle functies stoppen met functioneren.
Laag olieniveau in het reservoir.
Controleer het hydrauliekoliepeil. Voeg indien nodig het juiste type hydrauliekolie toe.
Het haperen/niet functioneren van de motor of pomp.
Breng de machine handmatig in de trans‑ portstand met het noodvoedingssyteem of de knop voor het dalen bij nood.
De stroomonderbreker is afgegaan.
Druk op de knop om de stroomonderbre‑ ker te herstellen.
Storing in het elektrisch systeem.
Laat de giek handmatig neer met de knop voor het dalen bij nood.
Het systeem voor het signaleren van overbelasting van het platform is in wer‑ king getreden.
Verwijder, wanneer de claxon klinkt en het rode waarschuwingslicht knippert of aanstaat, de lading van het platform tot het maximale laadvermogen of een kleinere waarde is bereikt.
De accuschakelaar staat op uit.
Zet de accuschakelaar aan.
Het bedieningspaneel op de onderwagen functioneert niet.
TB80/TB85J – 0112622D
59
Hoofdstuk 11 – Oplossen van problemen
Symptoom
Mogelijke Oorzaak
Corrigerende Actie
De noodstopschakelaar op het be‑ dieningspaneel op de onderwagen is ingedrukt.
Trek aan de noodstopschakelaar.
De bedieningspaneelschakelaar staat in de platformstand.
Zet de schakelaar onderwagenstand.
De schakelaar voor bediening vanaf de onderwagen staat niet aan.
Houd de schakelaar voor bediening vanaf de onderwagen tijdens het bedienen van een van de tuimelschakelaars in de onderwagenstand.
De accuschakelaar staat op uit.
Zet de accuschakelaar aan.
De noodstopschakelaars op beide bedie‑ ningspanelen zijn ingedrukt.
Trek aan de noodstopschakelaars.
De bedieningspaneelschakelaar op het bedieningspaneel op de onderwagen staat in de onderwagenstand.
Zet de bedieningspaneelschakelaar in de platformstand.
De voetschakelaar op het platform wordt niet ingetrapt.
Trap tijdens het gebruiken van de bedie‑ ningselementen de voetschakelaar op het platform in.
Het systeem voor het signaleren van overbelasting van het platform is in wer‑ king getreden.
Verwijder, wanneer de claxon klinkt en het rode waarschuwingslicht knippert of aanstaat, de lading van het platform tot het maximale laadvermogen of een kleinere waarde is bereikt.
De giekfuncties werken niet.
De rijden/heffen schakelaar staat in de rijstand.
Zet de schakelaar in de hefstand.
Het is niet mogelijk de giek uit te schuiven of hoger dan horizontaal op te heffen.
De achterassen zijn niet correct uitgeschoven.
Schuif de achterassen uit en vergrendel met de borgpin.
De rij- en giekfuncties lijken traag.
De hydrauliekolie is koud en dik.
Gebruik speciaal voor koude werkom‑ standigheden aanbevolen hydrauliekolie. Verwarm de hydrauliekolie voordat u de machine gaat besturen.
De giek maakt in uitgeschoven toestand schokkende bewegingen.
De staalkabels zitten los.
Laat het probleem oplossen door een bevoegde onderhoudsmedewerker.
De gieken zakken naar beneden.
Het ventiel voor het dalen bij nood staat open.
Draai aan de knop voor het dalen bij nood om het ventiel te sluiten.
Storing in het hydraulische systeem.
Berg de machine op en bedien haar niet totdat het probleem is verholpen.
De machine bevindt zich op een te steile helling.
Laat de gieken neer en rij naar een water‑ passe ondergrond.
De aandrijfnaven zijn gedeactiveerd.
Zet de ontkoppelplaten om zodat de nip‑ pels naar buiten wijzen.
De druk in het hydraulische systeem is te laag.
Berg de machine op en bedien haar niet totdat het probleem is verholpen.
Het systeem voor het signaleren van overbelasting van het platform is in wer‑ king getreden.
Verwijder, wanneer de claxon klinkt en het rode waarschuwingslicht knippert of aanstaat, de lading van het platform tot het maximale laadvermogen of een kleinere waarde is bereikt.
Het bedieningspaneel op het platform functioneert niet.
De rijfuncties werken niet.
De rijfuncties werken niet.
60
in
de
TB80/TB85J – 0112622D
Hoofdstuk 11 – Oplossen van problemen
Symptoom
Mogelijke Oorzaak
Corrigerende Actie
Het is niet mogelijk om met de maximale snelheid van 4,8 km/u te rijden.
De gieken zijn niet ingeschoven en neergelaten.
Schuif de hoofdgiek volledig in en laat hem geheel dalen.
De rijbereikschakelaar staat op LAAG.
Zet de schakelaar op HOOG.
De knop voor hoog snelheidsbereik staat in de lage stand (naar beneden) – alleen bij machines met vierwielaandrijving.
Zet de schakelaar in de hoge stand (omhoog).
De wielen draaien niet tijdens het gebruik van de lier.
De aandrijfnaven zijn geactiveerd.
Zet de ontkoppelplaten om zodat de nip‑ pels naar binnen wijzen.
De bestuurbare wielen draaien niet wan‑ neer de besturingsknuppel naar links of rechts wordt bewogen.
De besturingsknuppel voor het rijden moet naar voren of achteren staan wil men de bestuurbare wielen kunnen draaien.
Duw de besturingsknuppel voor het rijden tijdens het naar links of rechts sturen licht‑ jes naar voren of achteren.
De bestuurbare wielen sturen niet naar links of rechts – bij machines met sleepuitbreiding.
Het ventiel voor het vrij sturen staat open.
Sluit het ventiel voor het vrij sturen.
Het kantelalarm functioneert niet.
De gieken staan in de transportstand.
Dit is normaal. Het kantelalarm is ope‑ rationeel wanneer de gieken nagenoeg horizontaal staan.
Het is niet mogelijk de stroomonderbreker te herstellen.
De stroomkring heeft geen tijd gehad om af te koelen.
Wacht een aantal minuten tot de stroom‑ kring af heeft kunnen koelen, en druk de knop van de stroomonderbreker opnieuw in.
Storing in het elektrisch systeem.
Bedien de machine niet totdat het pro‑ bleem is verholpen.
De stroom is niet ingeschakeld.
Steek de stekker in het stroompunt op de generator.
De machine/generator schakelaar staat niet in de generatorstand.
Zet de machine/generator scha‑ kelaar, terwijl de motor loopt, in de generatorstand.
Het uitvoervoltage van de wisselstroom‑ generator is niet correct.
De hydrauliekolie is koud en dik.
Gebruik speciaal voor koude werkom‑ standigheden aanbevolen hydrauliekolie. Verwarm de hydrauliekolie voordat u de machine gaat besturen.
De temperatuur van de hydrauliekolie is 93 °C of hoger.
Langdurig gebruik van de rij- en heffunc‑ ties van de hoogwerker.
Stop het gebruik totdat de hydrauliekolie is afgekoeld.
Het terugvloeien van hydrauliekolie onder hoge druk naar het reservoir vanwege een gekinkte of gedraaide slang.
Ontdoe de slang van kinken en draaiin‑ gen. Laat de hydrauliekolie afkoelen voor het werk wordt hervat.
Een onderdeel van het hydraulische sy‑ steem hapert.
Berg de machine op en bedien haar niet totdat het probleem is verholpen.
Een slang, buis, bevestigingsmiddel, zegel, etc. is kapot.
Bedien de machine niet totdat het pro‑ bleem is verholpen.
Het elektrische aansluitpunt functioneert niet.
Een ernstig lek in het hydraulische systeem.
TB80/TB85J – 0112622D
61
Hoofdstuk 11 – Oplossen van problemen
62
TB80/TB85J – 0112622D
Aanhangsel A – Verklarende woordenlijst ampèremeter – een instrument voor het meten van de stroomsterkte van een elektrische spanning in ampères.
maximaal laadvermogen – het door de fabrikant gespecificeerde maxi‑ male gewicht dat door de hoogwerker vervoerd kan worden.
basis – de relevante contactpunten van de hoogwerker die tezamen het draagvlak vormen (bijvoorbeeld wielen, wielhouders, uitzetpoten, stabilisators).
maximale rijhoogte – de maximaal toelaatbare hoogte van het platform of de meest ongunstige configuratie van de hoogwerker wat betreft stabiliteit, die voor het rijden door de fabrikant wordt goedgekeurd.
bediening – de prestatie van alle functies van de hoogwerker binnen het bereik van diens specificaties en in overeenstemming met de instruc‑ ties van de fabrikant, de regels van de werkgever en alle toepasselijke overheidsbepalingen.
maximale wielbelasting – de maximale lading/gewicht dat door één wiel naar de vloer of grond doorgegeven kan worden.
bedieningspaneel op de onderwagen – het bedieningspaneel op de onderwagen voor het bedienen van sommige of alle functies van de hoogwerker. bedieningspaneel op het platform – het bedieningspaneel op of naast het platform voor het bedienen van sommige of alle functies van de hoogwerker. bestuurder – een bevoegd persoon die de bewegingen van een hoog‑ werker uitvoert. bevoegd personeel – personeel dat opdracht is gegeven om bepaalde werkzaamheden op bepaalde locaties uit te voeren. bevoegd persoon – een persoon, die middels kennis, ervaring of trai‑ ning bekend is met de bediening van de hoogwerker en bijbehorende gevaren. bovenste gieksegment – een telescopisch gieksegment dat in- en uitschuifbaar is vanuit de hoofdgiek. Het bovenste gieksegment is het dichtstbij het platform. chassis – het integrale deel van de hoogwerker dat mobiliteit en draag‑ kracht levert voor de gieken. dagelijkse inspectie – een voorgeschreven veiligheidsinspectie die da‑ gelijks vóór het bedienen van de hoogwerker wordt uitgevoerd. draaicirkel – de straal van de cirkel die de hoogwerker maakt tijdens een draai van 360°, terwijl er maximaal gestuurd wordt. Het binnenste wiel bepaalt de binnenste draaicirkel en het buitenste wiel de buitenste draaicirkel. Draaischijf – het onderdeel boven het steunpunt dat de hoofdgiek onder‑ steunt. De draaischijf draait om de draaimiddenlijn. fabrikant – een persoon of entiteit die hoogwerkers maakt, bouwt of produceert. gevaarlijke locatie – iedere locatie die een explosieve of brandbare atmosfeer bevat, of deze potentieel kan bevatten, zoals beschreven door ANSI/NFPA 505. giek – een beweegbare cantileverarm die het platform ondersteunt. hoofdgiek – een verzameling gieken die zich tussen de draaischijf en het platform bevindt.
middelste gieksegment – een telescopisch gieksegment dat in- en uitschuifbaar is vanuit de hoofdgiek. Het middelste gieksegment be‑ vindt zich tussen de basis, of onderste gieksegment, en het bovenste gieksegment. Minimale te bewaren afstand – de minimale te bewaren afstand tot onder spanning staande geleiders tijdens het gebruik van de hoogwerker. Afgekort als M.T.B.A. omgevingstemperatuur – de luchttemperatuur van de directe omgeving. ongelimiteerd maximaal laadvermogen – het door de fabrikant gespe‑ cificeerde maximale gewicht dat bij alle mogelijk configuraties door de hoogwerker vervoerd kan worden. opbergen – het in de ruststand plaatsen van een component, zoals de hoogwerker. platform – het gedeelte van de hoogwerker dat is bedoeld voor het dragen van personeel en hun gereedschap en materialen. platformhoogte – de verticale afstand tussen de platformbodem en het oppervlak waar het chassis zich op bevindt. scheefstandsensor – een apparaat voor het detecteren van een vooraf ingestelde afwijking van de uitgangshoek. De scheefstandsensor wordt gebruikt om een alarm te laten luiden indien de hellingshoek groter is dan de ingestelde waarde. systeem van persoonlijke valbescherming – een valbeschermings‑ systeem dat wordt gebruikt bij werkzaamheden op een onbeschermde rand (zoals een dak zonder leuningen). Dit systeem bevat een zes‑ puntsveiligheidsgordel, een koord of gelijksoortig bevestigingsmiddel, een valbeschermer, energie-absorberend of -vertragend materiaal, een ankerbevestigingspunt en een veilig ankerpunt zoals een steiger, steunbalk of dakstijl. De hoogwerker zelf is geen veilig ankerpunt. valbescherming – een systeem dat wordt gebruikt tijdens het werk op een hoogwerker (binnen de grenzen van de platformleuningen) om te voorkomen dat iemand van het platform wordt geworpen. Dit systeem bestaat uit een zespuntsveiligheidsgordel, een koord en een koordanker. De Occupational Safety and Health Administration (OSHA, in de VS) en Snorkel schrijven het gebruik voor van aanvullende valbescherming bij het werken buiten de platformleuningen op een door een giek ondersteunde hoogwerker. vloer- of grondoppervlakbelastingdruk – de maximale druk, uitgedrukt in kilogrammen per vierkante centimeter, die elk van de wielen uitoefent op de vloer of de grond.
hoogwerker – een mobiel apparaat met een in hoogte verstelbaar platform dat wordt gedragen door een constructie op de grond.
werkhoogte – de hoogte van het platform, vermeerderd met 1,82 m.
hulpgiek – een aan het bovenste gieksegment bevestigde, scharnierende giek die het bereik van de gezamenlijke gieken vergroot.
werkruimte – de ruimte die wordt bepaald door de horizontale en verticale grenzen van boombeweging waarin het platform zich kan verplaatsen.
klimvermogen – de maximale helling waarop de hoogwerker zelfstandig kan rijden.
wielbasis – de afstand hart op hart vooras tot achteras.
leuningsysteem – een verticale leuning rondom het platform om het vallen van personeel te voorkomen. TB80/TB85J – 0112622D
zwaartepunt – het punt in de hoogwerker waaromheen zijn gewicht gelijkmatig is verdeeld.
Aanhangsel A – Verklarende woordenlijst
TB80/TB85J – 0112622D
Beperkte Garantie Snorkel garandeert dat elke nieuwe machine die door haar gefabriceerd en verkocht is, gedurende een periode van één (1) jaar vanaf de datum van aflevering aan een Klant of gedurende één (1) jaar nadat de machine voor het eerst in dienst is geplaatst als huurvoertuig van een Dealer (afhankelijk van welke datum het eerste komt), geen defecten in materialen en vakmanschap zal vertonen. Onderdelen of delen daarvan die na inspectie door de Onderhoudsafdeling van Snorkel defect worden bevonden, worden naar goeddunken van Snorkel kosteloos vervangen of gerepareerd via een lokale Officiële Dealer. Snorkel garandeert verder dat de structurele onderdelen, met name het chassis van de onderwagen, de draaischijf, de draaiarmen en schaararmen, van elke nieuwe machine die door haar gefabriceerd is, gedurende een extra periode van vier (4)jaar geen defecten in ma‑ terialen en vakmanschap zullen vertonen. Onderdelen of delen daarvan die na inspectie door de Onderhoudsafdeling van Snorkel defect worden bevonden, worden naar goeddunken van Snorkel kosteloos vervangen of gerepareerd via een lokale Officiële Dealer; eventuele arbeidskosten als gevolg van een dergelijke vervanging of reparatie vallen echter onder de verantwoordelijkheid van de Klant of Dealer. De Serviceafdeling van Snorkel moet gedurende de betreffende garantieperiode binnen achtenveertig (48) uur op de hoogte worden ge‑ steld van een eventuele garantiesituatie. Personeel dat reparaties of vervanging onder de garantie verricht, moet specifiek toestemming verkrijgen van de Serviceafdeling van Snorkel alvorens reparaties of vervanging onder de garantie te verrichten. De Klant en de Dealer kunnen geen aanspraak doen op de voordelen van deze garantie en Snorkel is niet aansprakelijk tenzij het “PreDelivery and Inspection Report” (Rapport vóór levering en inspectie) naar behoren is ingevuld en geretourneerd aan de Serviceafdeling van Snorkel binnen tien (10) dagen na levering van het Snorkel product aan de Klant of het verhuurbedrijf van de Dealer. Snorkel moet binnen schriftelijk op de hoogte worden gesteld, binnen tien (10) dagen van machines die tijdens de garantieperiode aan een Klant worden doorverkocht uit het verhuurbedrijf van de Dealer. Naar goeddunken van de Serviceafdeling van Snorkel moeten onderdelen van Snorkel producten die onder dit garantieprogramma ver‑ vangen of gerepareerd moeten worden, gefrankeerd aan de Serviceafdeling van Snorkel worden geretourneerd om daar geïnspecteerd te worden. Alle vervangingsonderdelen onder de garantie worden gefrankeerd van de Serviceafdeling van Snorkel of van de leveranciers van Snorkel verzonden naar de Dealer of de Klant.
GARANTIE VOOR VERVANGINGSONDERDELEN Voor vervangings- of onderhoudsonderdelen die door Snorkel gefabriceerd of verkocht zijn, geldt de voorafgaande Beperkte Garantie niet langer dan de normale garantieperiode van de machine waarop het onderdeel is geïnstalleerd.
VAN DEZE SNORKEL GARANTIE UITGESLOTEN ONDERDELEN EN NIET DOOR SNORKEL GEGARANDEERDE ONDERDELEN: 1. Motoren, elektromotoren, banden en accu’s die gefabriceerd zijn door leveranciers van Snorkel, die hun eigen garantie bieden. Snorkel zal echter voor zover mogelijk een dergelijke garantiebescherming doorgeven aan de Klant of de Dealer. 2. Snorkel producten die zonder de schriftelijke toestemming van Snorkel buiten de Snorkel fabriek zijn gewijzigd of veranderd, indien een dergelijke wijziging of verandering naar goeddunken van de Engineering en/of Serviceafdeling van Snorkel de stabiliteit, betrouw‑ baarheid of levensduur van het Snorkel product of onderdelen daarvan ongunstig beïnvloedt. 3. Snorkel producten die onderworpen zijn aan wanbehandeling, verkeerd onderhoud of ongelukken. “Wanbehandeling”houdt in, maar is niet beperkt tot, bediening op andere dan de door de fabriek vastgestelde nominale belastingen en snelheden. “Verkeerd onderhoud” houdt in, maar is niet beperkt tot, nalating de aanbevelingen te volgen die gegeven zijn in de Bedienings-, Onderhouds-, Reparatieonderdelenhandleidingen van Snorkel. Snorkel is niet verantwoordelijk voor normaal onderhoud, onderhoudsbijstellingen en vervangingen, met inbegrip van maar niet beperkt tot hydrauliekvloeistof, filters en smering. 4. Normale slijtage van Snorkel onderdelen. Normale slijtage van onderdelen kan variëren afhankelijk van het soort toepassing of het soort omgeving waarin de machine kan worden gebruikt, zoals, maar niet beperkt tot, zandstraaltoepassingen. 5. Snorkel producten die rechtstreeks in aanraking zijn gekomen met chemische of etsende stoffen. 6. Incidentele of bijkomende kosten, verliezen of schade die verband houden met het defect raken van onderdelen of apparatuur, met inbegrip van maar niet beperkt tot vrachtkosten om de machine naar een reparatiecentrum te vervoeren, stilstandtijd van de machine, verlies van werktijd van werknemers, verlies van orders, verlies van verhuurinkomsten, winstderving of verhoogde kosten. Deze garantie wordt uitdrukkelijk gegeven in plaats van alle andere garanties, verklaringen of aansprakelijkheid van Snorkel, expliciet of impliciet, tenzij anderszins bij amendement schriftelijk gewijzigd door de President, Vice-President Engineering, Vice-President Verkoop of Vice-President Marketing van Snorkel. SNORKEL GEEFT GEEN ANDERE GARANTIES DAN DIE WELKE ZIJN OPGENOMEN IN DEZE BEPERKTE GARANTIE. SNOR‑ KEL BIEDT GEEN IMPLICIETE WAARBORGEN VAN VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL EN IS GEENSZINS AANSPRAKELIJK VOOR INCIDENTELE OF BIJKOMENDE SCHADE, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT LICHAMELIJK LETSEL EN MATERIËLE SCHADE. De Klant zal alle garantieclaims indienen via de officiële Dealer ter plaatse en moet voor onderhoud onder de garantie contact opnemen met de Dealer bij wie het Snorkel product is gekocht. Indien het onmogelijk blijkt contact op te nemen met de Dealer, moet de Klant voor verdere bijstand contact opnemen met de Serviceafdeling van Snorkel. Geldig vanaf juli 1995
© Snorkel International, Inc. – Alle rechten voorbehouden
Gedrukt in de Verenigde Staten van Amerika