$0$=21( Bedieningshandleiding $0$6&$1
MG 980 DB 702 (NL) 04.04 Printed in Germany
a
Voor in gebruikname de bedieningshandleiding en de veiligheidsadviezen lezen en opvolgen!
2 Voorwoord
Geachte klant, de boordcomputer $0$6&$1✚ is een kwaliteitsproduct uit het omvangrijke leveringsprogramma van de AMAZONEN-WERKE, H. Dreyer GmbH & Co. KG. Om de voordelen van uw nieuw aangeschafte boordcomputer in combinatie met de $0$=21(aangehangen werktuig volledig te kunnen benutten, adviseren wij u de bedieningshandleiding zorgvuldig te lezen en de aanwijzingen nauwkeurig op te volgen. Zorg er voor, dat alle personen deze handleiding lezen voordat ze met uw machine gaan werken. Deze bedieningshandleiding is geldig voor boordcomputers van de productieversie $0$6&$1✚.
AMAZONEN-WERKE H.DREYER GmbH & Co. KG
Copyright © 2004
AMAZONEN-WERKE H. DREYER GmbH & Co. KG D-49205 Hasbergen-Gaste Germany Alle rechten voorbehouden
Inhoudsopgave
1.
Gegevens over $0$6&$1 ............................................................................................................ 4 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
2.
Toepassing ................................................................................................................................. 4 Fabrikant..................................................................................................................................... 4 Conformiteiotverklaring............................................................................................................... 4 Aanwijzingen bij vragen en bestellingen .................................................................................... 4 Identificatie.................................................................................................................................. 4 Doelgericht gebruik..................................................................................................................... 4
Veiligheid ................................................................................................................................................ 5 2.1 2.2 2.3
2.4 2.5 3.
3
Gevaren door het niet opvolgen van de veiligheidsadviezen..................................................... 5 Kwalificatie van de bedienende persoon .................................................................................... 5 Aanduiding van aanwijzingen in de bedieningshandleiding ....................................................... 5 2.3.1 Algemeen gevarensymbool........................................................................................... 5 2.3.2 Let-op symbool.............................................................................................................. 5 2.3.3 Advies-symbool ............................................................................................................. 5 Veiligheidsaanwijzingen voor het achteraf installeren van elektrische of elektronische apparaten en/ of componenten................................................................................................... 6 Veiligheidsaanwijzingen bij service- en reparatie-werkzaamheden ........................................... 6
Montage handleiding ............................................................................................................................. 7 3.1 3.2 3.3
Console en computer ................................................................................................................. 7 Accu-aansluitkabel ..................................................................................................................... 7 Aansluiting op de machine ......................................................................................................... 7
4.
Productbeschrijving$0$6&$1 ................................................................................................... 8
5.
In bedrijfstellen .................................................................................................................................... 12 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
6.
Bedieningsvolgorde en beschrijving van het toetsenbord ........................................................ 12 5.1.1 Bedieningsvolgorde..................................................................................................... 13 Weergave en functies tijdens het zaaien.................................................................................. 16 Uit – en inschakelen of controle uit- en inschakelen van de afzonderlijke zaaiaggregaten tijdens het zaaien...................................................................................................................... 19 Permanent uitschakelen (bijv. uitschakelen van de controle van de afzonderlijke aggregaten) .............................................................................................................................. 20 Service-Functie......................................................................................................................... 21
Onderhoud............................................................................................................................................ 22 6.1 6.2
Sensoren .................................................................................................................................. 22 Oplossen van storingen............................................................................................................ 22
Gegevens over AMASCAN+
4 1.
1.1
1.6
Gegevens over $0$6&$1
De computer is uitsluitend bedoeld voor de gebruikelijke toepassing in de landbouw als aflees-, controle- en besturingsapparaat in combinatie met de $0$=21( precisiezaaimachine ED.
Toepassing
De computer is een aflees- en controleapparaat voor precisiezaaimachines. De microprocessor – het hart van het apparaat - is voorzien van een werkgeheugen en een lithium batterij. Alle ingevoerde en berekende gegevens blijven, ook als de stroomvoorziening is uitgeschakeld, nog ongeveer 10 jaar in het geheugen opgeslagen. $0$6&$1 zijn geschikt voor precisiezaaimachines type ED 02 met maximaal 12 zaaiaggregaten.
1.2
Ieder ander gebruik geldt als niet doelgericht. Voor de hieruit voortvloeiende schade aan personen en zaken is de fabrikant niet aansprakelijk. Het risico hiervoor draagt alleen de gebruiker. Tot het doelgericht gebruik behoort het opvolgen van de door de fabrikant voorgeschreven bedienings-, service- en reparatievoorschriften evenals het uitsluitend gebruik van originele $0$=21( onderdelen. De apparaat mag niet door personen worden gebruikt, onderhouden of gerepareerd, die er niet mee vertrouwd zijn en over de gevaren geïnformeerd zijn. De ingeslagen veiligheidsaanwijzingen evenals de overige algemeen erkende veiligheidstechnische, ARBO- en wegenverkeersvoorschriften moeten worden opgevolgd.
Fabrikant
$0$=21(1:(5.(
H. DREYER GmbH & Co. KG
Ondanks de grote zorgvuldigheid tijdens de fabricage van onze machines, kan ook bij doelgericht gebruik, afwijkingen tijdens het zaaien niet worden uitgesloten. Deze kunnen bijvoorbeeld worden veroorzaakt door:
Postfach 51, D-49202 Hasbergen-Gaste
1.3
Conformiteiotverklaring
-
Verstopping (Bijv door vreemde voorwerpen, zoals verpakkingsresten, aankoeken, etc).
-
Versleten slijtdelen .
-
Beschadiging door inwerking van buitenaf.
-
Verkeerde aandrijftoerentallen en rijsnelheden.
-
Verkeerde instelling van de machine (niet correcte aanbouw)
Het apparaat voldoen aan de eisen van de EMVrichtlijnen 89/336/EWG.
1.4
Aanwijzingen bestellingen
bij
vragen
en
Bij het bestellen van onderdelen het serienummer van de opgeven.
F 1.5
De veiligheidstechnische eisen worden pas dan vervuld, indien bij reparatie uitsluitend originele AMAZONE- onderdelen worden gebruik. Bij het gebruik van imitatieonderdelen en daaruit volgende schade, vervalt iedere aanspraak op garantie
Identificatie
Typeplaatje op het apparaat.
F
Doelgericht gebruik
De volledige typeaanduiding is uniek en mag niet worden veranderd of onherkenbaar worden gemaakt!
Controleer voor ieder gebruik en ook tijdens de werkzaamheden of uw apparaat op de juiste wijze functioneert. Eigenmachtige veranderingen aan de apparaat sluiten iedere aanspraak op garantie door de fabrikant voor de hieruit voortvloeiende schade uit. Aanspraak op schadevergoeding, die aan de apparaat zelf is ontstaan, is uitgesloten. Hiertoe behoort ook, dat aanspraak op schadevergoeding voor gevolgschade veroorzaakt door zaaifouten is uitgesloten.
5
Veiligheid
2.
Veiligheid
Deze bedieningshandleiding bevat belangrijke aanwijzingen, die bij de montage, bediening en onderhoud moeten worden opgevolgd. Daarom moet deze handleiding beslist voor het gebruik door degene die met de machine gaat werken worden gelezen en hij dient zich met de inhoud vertrouwd te maken. Alle veiligheidsadviezen in deze handleiding nauwkeurig in acht nemen en opvolgen.
2.1
2.3
Aanduiding van aanwijzingen in de bedieningshandleiding
2.3.1
Algemeen gevarensymbool
In deze bedieningshandleiding genoemde veiligheidsaanwijzingen, die door het niet opvolgen gevaar voor personen kunnen opleveren, zijn gekenmerkt met het algemene gevarensymbool (veiligheidsteken volgens DIN 4844-W9)
Gevaren door het niet opvolgen van de veiligheidsadviezen
a
Het negeren van de veiligheidsaanwijzingen •
kan zowel gevaar opleveren voor personen als het milieu en de machine.
•
kan tot verlies van elke schadevergoeding leiden.
aanspraak
op
Concreet kan het negeren van de veiligheidsaanwijzingen bijvoorbeeld de volgende gevaren veroorzaken: •
In gevaar brengen van personen door niet afgeschermde werkbreedte.
•
Onwerkzaamheid functies.
•
Niet toepassen van de voorgeschreven methoden voor onderhoud en afstelling.
•
Het in gevaar brengen van personen door mechanische en chemische invloeden.
•
Het verontreinigen van het milieu door lekkage van hydraulische olie.
van
belangrijke
machine-
2.3.2
Let-op symbool
Veiligheidsaanwijzingen, die door ze niet in acht te nemen kunnen leiden beschadiging en niet goed functioneren van de machine, zijn met het let-opsymbool gekenmerkt.
I 2.3.3
Advies-symbool
Aanwijzingen over de specifieke eigenschappen van de machine, die voor een storingvrije werking van de machine moeten worden opgevolgd, worden het het advies-symbool
F gekenmerkt.
2.2
Kwalificatie van de bedienende persoon
De apparaat mag uitsluitend door personen worden bediend, die er mee vertrouwd zijn en op de hoogte zijn van de daaraan verbonden mogelijke gevaren.
6 2.4
Veiligheid
Veiligheidsaanwijzingen voor het achteraf installeren van elektrische of elektronische apparaten en/ of componenten
De machine is met elektronische componenten en onderdelen uitgerust, waarvan de functie kan worden beïnvloed door elektromagnetische straling van andere apparaten. Door dergelijke invloeden kunnen personen in gevaar komen, wanneer de navolgende veiligheidsaanwijzingen niet worden opgevolgd. Bij installatie van elektrische en elektronische apparaten en / of componenten in de machine, die aan het elektrische systeem worden aangesloten, moet de gebruiker zelf vastellen of de installatie storingen veroorzaakt in de elektronica of andere componenten van het voertuig. Men moet er vooral op letten, dat de achteraf geïnstalleerde elektrische en elektronische componenten voldoen aan de EG machinerichtlijn EMV89/336/EWG en voorzien zijn van het CE-teken. Voor het achteraf inbouwen van mobile communicatiesystemen (b.v. GSM of mobilofoon) moeten in het bijzonder aan de volgende eisen worden voldaan: Alleen goedgekeurde zendapparatuur inbouwen. Het bedienen van draagbare of mobile apparatuur in de cabine van het voertuig is alleen toegestaan in verbinding met een vast geïnstalleerde buitenantenne. De zender zover mogelijk van de machine elektronica inbouwen. Bij het monteren van de antenne er voor zorgen, dat er een goede massaverbinding met de antenne en het voertuig bestaat. Let bij het aanleggen van de kabels het installeren op de maximaal toegestane stroomafname volgens de inbouwhandleiding van de machinefabrikant.
2.5
I
Veiligheidsaanwijzingen bij serviceen reparatiewerkzaamheden Bij werkzaamheden aan de elektrische installatie evenals bij alle laswerkzaamheden aan de trekker of aangekoppelde machine alle stekker aansluitingen naar de $0$6&$1
7 3.
Montage handleiding
3.1
Console en computer
F
Basisconsole (Fig. 1/2) binnen handbereik en gezichtsveld rechts van de bestuurder trillingsvrij en elektrisch geleidend in de cabine monteren. (Extra uitvoering) De afstand van de $0$6&$1 tot een eventueel aanwezig zendapparaat en antenne moet minstens 1 m bedragen.
De houder met computer (Fig. 1/1) wordt op de pijp van basisconsole (Fig. 1/2) (extra uitvoering) bevestigd. Bij montage van de basisconsole er rekening mee houden, dat de optimale gezichtshoek op het display tussen 45° en 90° ligt.
3.2
-
Accu-aansluitkabel Aansluiten $0$6&$1 (Fig. 1/3).
Voor het aansluiten van de elektrische uitschakeling van het zaaiaggregaat (Fig. 1/4) bij machines met elektrische uitschakeling van de zaaiaggregaten, moet vanaf de accu van de tractor een aparte voedingskabel worden aangelegd.
De werkspanning bedraagt 12 V en moet rechtstreeks vanaf de accu of van de 12Volt startmotor worden afgenomen. De kabel zorgvuldig aanleggen en indien nodig inkorten. Het kabeloog voor de massakabel (blauw) en het kabelschoentje voor de + draad met een kabelschoenperstang zorgvuldig monteren. De kabelschoen voor de + draad bevindt zich op de aansluitklem van de zekeninghouder. bruin = + 12 Volt blauw = massa
3.3
Aansluiting op de machine
De precisiezaaimachine ED, die aan de trekker is gekoppeld, wordt met een of twee machinestekkers aangesloten (Fig. 1/5). Via de 39- polige machinestekker “Elektrik“ ontvangt de computer informatie van de sensoren en sectieschakelaars.
Fig. 1
8 4.
Productbeschrijving AMASCAN+
Productbeschrijving$0$6&$1
$0$6&$1 is een aflees- en controlecomputer voor precisiezaaimachines met maximaal 12 zaaiaggregaten.
De microprocessor – het hart van het apparaat - is voorzien van een werkgeheugen en een lithium batterij. Alle ingevoerde en berekende gegevens blijven, ook als de stroomvoorziening is uitgeschakeld. Bij het opnieuw inschakelen staan deze gegevens weer tot beschikking. $0$6&$1 (Fig. 2/...) bestaat uit:
1. $0$6&$1
F
+
AMASCAN worden met houder en console (Fig. 2/2) in zicht van de bestuurder in de trekkercabine geplaatst.
De 2. Console met accu-aansluitkabel. voedingskabel rechtstreeks op de accu van de trekker aansluiten. 3. Optische sensor. Op ieder zaaiaggregaat is een optische sensor gemonteerd. 4. Bewegingssensor (Sensor X) voor berekenen van de afgelegde weg en bewerkte oppervlakte. Deze sensor geeft tevens een referentiesignaal voor de werkstand (machine in werk “ja” / “nee” ). De sensor die aan de instelbare aandrijfkast is gemonteerd geeft impulsen (Imp./100m) zodra de ingaande as van de aandrijfkast door de loopwielen wordt aangedreven. 5. Machinestekker met 39 polen. De $0$6&$1 wordt met de machinestekker op de stekkerdoos van de ED aangesloten. 6. Kabelboom van $0$6&$1 voor maximaal 12 rijen inclusief de bewegingssensor. 7. Het niveau in de kunstmesttank wordt met twee sensoren bewaakt (voor een optisch en akoestische melding op de $0$6&$1 ). voor de elektrische 8. Optie: Kabelboom uitschakeling. 9. Blinde koppeling. Noodzakelijk bij reductie van het aantal rijen, bijv. van 8 rijen zonnebloemen naar 6 rijen maïs.
Fig. 2
Productbeschrijving AMASCAN+
$0$6&$1 en zijn functies: Functiecontrole van de afzonderlijke zaaiaggregaten.
-
-
-
-
Voor controle van de zaaiaggregaten levert iedere zaadkorrel een impuls, nadat deze is losgekomen van de zaaischijf en de optische sensor (Fig. 3/6) (Infraroodlichtbundel) is gepasseerd. Het actuele geregistreerde aantal korrels wordt omgerekend naar aantal korrels/ha en op het display weergegeven en vergeleken met het ingevoerde gewenste aantal. Bij afwijking van de opgegeven waarde met meer dan 15% klinkt een claxonsignaal en boven het symbool „Waarschuwingsdriehoek” knippert een pijl. Gelijktijdig verschijnt op het display het nummer van het defecte zaaiaggregaat met het werkelijk uitgebrachte aantal korrels (korrels/ha)/1000.
-
Berekening van de bewerkte oppervlakte per opdracht [ha].
-
Berekening van de totale bewerkte oppervlakte per seizoen in [ha].
-
Weergave van de momentane capaciteit in [ha/h].
-
Weergave van de afgelegde weg in [km].
-
Weergave van de actuele rijsnelheid in [km/h].
Fig. 3
9
10
Productbeschrijving AMASCAN+
In de werkstand van de precisiezaaimachine worden op het 6-cijferig display (Fig. 4/1) aangegeven: •
rechts – het momentane aantal [korrels/ha]/1000 (Fig. 4/2).
•
links (Fig. 4/3) verspringt het display (cijfers 1, 2, 3, enz.) automatisch na 5 seconden. Het nummer van het betreffende te controleren zaaiaggregaat wordt aangegeven.
•
de verticale pijl (Fig. 4/4 en het daaronder liggende cirkeltje (Fig. 4/5), ), beginnen te knipperen zodra de bewegingssensor (sensor-X), impulsen aan de $0$6&$1 levert.
Signaleert de computer aan een van de aggregaten een defect of een afwijking van de opgegeven waarde, dan knippert een pijl boven het symbool van het „Waarschuwingsdriehoek“. Gelijktijdig verschijnt op het display het nummer van het defecte aggregaat (bijv. nr. 3) met de werkelijke waarde (bijv. 96) (korrels/ha) en er klinkt een akoestisch signaal (claxon). Onder het display bevindt zich een rand met 12 genummerde controlelampjes. Elk controlelampje behoort bij een zaai-element. Zaaiaggregaat ingeschakeld: -
Controlelampje geeft groen licht.
Zaaiaggregaat uitgeschakeld: Controlelampje brandt niet. Zaaiaggregaat uitgeschakeld:: -
F
(Aandrijving
of
bewaking)
is
Controlelampje geeft rood licht. De nummering van de zaaiaggregaten geschiedt, in rijrichting gezien, van de linker buitenzijde naar rechts. D.w.z. dat in rijrichting gezien begint het meest linkse zaaiaggregaat nummer 1 en vervolgens worden de anderen oplopend genummerd.
Weergave bij defect zaaiaggregaat
Fig. 4
Productbeschrijving AMASCAN+
11
Het folietoetsenbord (Fig. 4) is als volgt ingedeeld: •
blauw
= Functietoetsen (weergave van de berekende gegevens).
•
geel
= Invoertoetsen (invoer machinegegevens).
•
oranje
= -
aan / uit Besturingstoetsen (controlefunctie voor een of meerdere aggregaten tijdelijk in- of uitschakelen).
Fig. 5
Toetsenbord Toets
Functie
Toets
$0$6&$1
aan en uit
- Weergave na uitvoeren van de startfunctie van bewerkte oppervlakte in [ha] - Weergave van de bewerkte totale oppervlakte b.v. na een seizoen in [ha]
Functie Controlefuncties vanaf de rechter buitenzijde in-/uitschakelen
Controlefuncties vanaf de linker buitenzijde in-/uitschakelen
Weergave van de capaciteit in [ha/h]
Controlefuncties weer volledig inschakelen
Weergave na uitvoeren van de „startfunctie“ van de afgelegde weg in [km]
Testen van de controlefuncties
Weergave van de werksnelheid in [km/h]
Invoertoets voor verhogen van de aangegeven waarde
Werkbreedte in [m] – weergeven en invoeren
Invoertoets voor verlagen van de ingevoerde waarde
Aantal zaaiaggregaten invoeren
Met deze toets alle ingevoerde gegevens opslaan
Imp/100 m – weergeven en invoeren (direct of door kalibreren)
Correctietoets
Gewenste waarde [(Korrels/ha)/1000] weergeven en invoeren
startfunctie
12 5. -
In bedrijfstellen
In bedrijfstellen De machinestekker van de aan de trekker gekoppelde precisiezaaimachine aan $0$6&$1 koppelen.
Voor begin van de werkzaamheden de specifieke machinegegevens met de betreffende toetsen controleren of opnieuw invoeren: 1. $0$6&$1 inschakelen. 2. Sensor voor afgelegde weg aantal "Imp./100m" controleren of eventueel corrigeren (door directe invoer of kalibratierit). 3. De werkbreedte [m] controleren en eventueel corrigeren. 4. Gewenste zaaidichtheid [korrels/ha/1000] invoeren. 5. Aantal zaaiaggregaten controleren en eventueel corrigeren. 6. Startfunctie uitvoeren en met zaaien beginnen.
5.1
Bedieningsvolgorde en beschrijving van het toetsenbord
Voor controle van de aangesloten precisiezaaimachine heeft $0$6&$1 voor aanvang van de werkzaamheden de specifieke machinegegevens nodig (waarden):
,
,
en
.
Deze data (waarden) kunnen na het indrukken van
de betreffende toetsen
of
of
of en
en vervolgens indrukken van de toetsen of
I F
direct op het display oproepen. Na het oproepen van de gewenste waarden met de toetsen
of
altijd
de toets indrukken en hierdoor de gekozen waarden in het geheugen opslaan. Met één druk op de toets of springt het getal op het display in de gewenste richting met een cijfer verder.
13
In bedrijfstellen
5.1.1
Weergave van de gekozen kalibratiewaarde
Bedieningsvolgorde
1. Apparaat IN / UIT schakelen Door indrukken van toets en uitschakelen.
$0$6&$1 in
Bij het inschakelen voert de computer een zelfdiagnose uit. Daarna wordt automatisch de functie gekozen, die voor het uitschakelen werd gebruikt. Treedt er een fout in de elektronica op dan verschijnt: HALP 00 play
of
HALP 88
indrukken en daarmee de ingevoerde ijkwaarde opslaan.
-
nogmaals indrukken en de opgeslagen ijkwaarde controleren. Op het display moet nu de ingevoerde ijkwaarde verschijnen.
op het dis-
In dit geval de computer ter reparatie aanbieden.
I
-
Daalt de verzorgingsspanning onder 10 Volt, bijv. door het starten van de trekker, dan schakelt de computer zich automatisch uit. De computer zoals hierboven beschreven weer opnieuw inschakelen.
I
2. Sensor voor afgelegde weg kalibreren Voor het vaststellen van de werkelijke rijsnelheid heeft $0$6&$1 de kalibratiewaarde "Imp./100m" nodig , die door de sensor "X" door het afrijden van een meettraject van 100 m aan $0$6&$1wordt afgegeven.
Indien afwijkingen ontstaan tussen • de gezaaide hoeveelheid en de werkelijk bewerkte oppervlakte + • door $0$6&$1 berekende en weergegeven, bewerkte oppervlakte en de werkelijke bewerkte oppervlakte • moet de ijkwaarde door het afrijden van een 100 m lang meettraject opnieuw worden berekend (zie hiervoor punt 2b).
Voor het invoeren van de ijkwaarde "Imp./100m" zijn er twee mogelijkheden:
b) De waarde "Imp./100 m" is onbekend:
•
-
Op het perceel een meettraject van exact 100 m uitzetten en het begin en eindpunt duidelijk markeren.
-
Trekker in startpositie brengen en de precisiezaaimachine in de werkstand zetten (eventueel de zaaiaggregaten omhoog om zodoende de aandrijving naar de elementen te onderbreken).
-
indrukken, vasthouden en gelijktijdig
de waarde "Imp./100m" is bekend en wordt met het toetsenbord ingevoerd.
• de waarde "Imp./100m" is niet bekend en wordt door het afrijden van een meettraject berekend.
I
Omdat de ijkwaarde "Imp./100m" beïnvloed wordt door de bodemgesteldheid, is het aan te bevelen, bij sterk wisselende grondsoorten, deze ijkwaarde telkens door het afrijden van een meettraject opnieuw vast te stellen.
a) De ijkwaarde "Imp./100 m" is bekend:
-
Bij stilstaande trekker toets
indrukken.
De bekende ijkwaarde "Imp./100m" met de toetsen of
invoeren.
indrukken. Meettraject van begin- tot eindpunt exact afrijden (bij het wegrijden springt de teller op "0"). Op het display verschijnt doorlopend het aantal verkregen impulsen.
14
In bedrijfstellen
Meettraject van begin tot eindpunt afrijden (bij het wegrijden springt de teller op „0“). Op het display wordt oplopend de ontvangen impulsen aangegeven.
I
Tijdens de kalibratierit geen enkele toets indrukken!
3. Werkbreedte Voor het berekenen van de bewerkte oppervlakte heeft de $0$6&$1 die gegevens nodig over de werkbreedte. De werkbreedte als volgt invoeren:
-
indrukken
Weergave tijdens de kalibratierit
-
Met de toetsen of de gewenste werkbreedte [m] op het display oproepen, bijv. “3.00” voor 3 m werkbreedte.
Weergave van de werkbreedte
-
Na 100 m stoppen. Op het display wordt nu het aantal verkregen impulsen getoond.
-
indrukken, de weergegeven en berekende ijkwaarde (Imp./100 m) wordt opgeslagen.
Weergave van het berekende ijkgetal
-
nogmaals indrukken en de opgeslagen waarde controleren. Het display moet nu de berekende waarde (Imp./100 m) weergeven.
-
De berekenende ijkwaarde in Tabele 11.2 invullen.
Tabel 11.2:
Grondsoortafhankelijke ijkwaarde "Imp./100m“
Grondsoort zachte grond gemiddelde grond harde grond
Imp./100m
-
indrukken en daarmee de gekozen waarde opslaan.
-
nogmaals indrukken en de opgeslagen waarde controleren. Op het display moet nu de gekozen waarde verschijnen, bijv. "3.00".
15
In bedrijfstellen
4. Gezaaide hoeveelheid
5. Aantal zaaiaggregaten invoeren
I
I
De waarde voor de gewenste hoeveelheid zaad bij stilstaand voertuig invoeren.
De ingevoerde waarde mag niet groter zijn dan het getal "12" (maximaal 12 zaaiaggregaten).
Voorbeeld: Gewenst: hectare
95.000 korrels per
-
Rijenafstand R:
0,75 m
-
Precisiezaaischijf:
30 gaten.
Berekende korrelafstand a:
14,04 cm
indrukken. Met de toetsen of het getal voor het aantal zaaiaggregaten kiezen (bijv. "6" voor 6 zaaiaggregaten).
Weergave aantal zaaiaggregaten
(zie hiervoor hfdst. 7.5) gebruikte zaaischijf: -
-
-
-
30 gaten
Uit de insteltabel voor de aandrijfkast – rekening houdend met aantal gaten in de zaaischijf – een korrelafstand opzoeken, die het dichtst bij de berekende korrelafstand ligt. afgelezen korrelafstand a: 13,9 cm In de overzichtstabel korrels / ha – zaaischijf met 30 gaten" de korrelafstand 13,9 cm opzoeken. In deze regel onder rijenafstand R = 75 cm het aantal 95923 korrels/ha aflezen (95923 korrels/ha komt overeen met 96000 korrels/ha).
-
indrukken. Het gekozen getal "6" wordt opgeslagen.
-
nogmaals indrukken en de opgeslagen waarde controleren. Op het display moet dan het cijfer "6" verschijnen.
indrukken. Met de toetsen of de gewenste zaaihoeveelheid [korrels/ha/1000] op het display kiezen, bijv. "96" voor 96000 korrels/ha.
6. Met zaaien beginnen Voor begin van de werkzaamheden de “startfunctie”
uitvoeren. Hiervoor
Weergave van de gewenste zaaihoeveelheid -
de toets tijdig toets
F -
indrukken. De gekozen waarde "96" wordt opgeslagen.
-
nogmaals indrukken en de opgeslagen waarde controleren. Op het display moet het getal "96" verschijnen.
indrukken, vasthouden en gelijkindrukken
Hierdoor worden de geheugens van de functietoetsen (op nul gezet).
en
gereset
16 5.2
In bedrijfstellen
Weergave en functies tijdens het zaaien Bewaking van de kunstmesttank (Optie):
Werkstand
Alarmsignaal „Kunstmesttank“ (knipperende driehoek boven het symbool van de kunstmesttank en een waarschuwingstoon gedurende 5 seconden) bij: -
te laag niveau in de kunstmesttank
-
doseeras in de kunstmesttank draait niet
Weergave storing in de kunstmesttank
Verklaring van de weergave van de werkstand
De verticale pijl met daaronder liggend knipperend cirkeltje verschijnt, wanneer de wielsensor (Sensor X) + impulsen aan de AMASCAN doorgeeft
Deze weergave (cijfers 1, 2, 3, enz.) wisselt automatisch na 5 seconden. Het nummer van het momentane gecontroleerde zaaiaggregaat wordt aangegeven.
Tijdens het zaaien geeft het display de actuele zaaihoeveelheid aan, bijv. "96" voor 96000 korrels/ha.
F
Wijkt de momentane afgifte met meer of minder dan 15% van de ingestelde waarde af, dan klinkt een claxonsignaal. Er verschijnt een pijl boven het symbool van het zaaiaggregaat en het aggregaat dat de zaaiafwijking vertoont, wordt aangegeven.
In bedrijfstellen
Beschrijving van de functietoetsen
, , , Met de functietoetsen kunnen de berekende gegevens tijdens het zaaien te allen tijde op het display worden opgeroepen. Door het indrukken van een van de volgende functietoetsen verschijnt de gewenste waarde (bijv. 9.50 voor 9,5 km/h ) gedurende ca. 10 seconden. Weergave na het indrukken van de functietoets km/h
Op de onderste rand van het display wijst de pijlpunt op het symbool van op dat moment ingedrukte functietoets. Vervolgens schakelt de computer automatisch terug naar de “werkstand.
17
2. Hectareteller voor totaal bewerkte oppervlakte, bijv. per seizoen
Na de toets voor tweede keer indrukken wordt de bewerkte totale oppervlakte [ha] weergegeven (bijv 1051.0 voor 1051 ha), die na de laatste keer wissen van de opgeslagen totaal bewerkte oppervlakte nadien werden bewerkt (bijv in een seizoen). Weergave na indrukken van de toets „Σ ha“
3. Capaciteit
Na indrukken van de toets wordt de actuele capaciteit in [ha/h] weergegeven (bijv 1.800 voor 1,8 ha/h). Weergave na indrukken van de toets „ha/h“
1. Hectareteller perceeloppervlakte na bedienen van de “startfunctie“
Na indrukken van toets wordt de bewerkte oppervlakte in [ha] weergegeven (bijv. 10.5110 voor 10,5110 ha), welke na activeren van de "startfunctie" werd bewerkt.
I
Er wordt alleen de bewerkte oppervlakte berekend, gedurende de tijd dat de machine was ingeschakeld.
Weergave na het indrukken van de toets "ha"
4. Afgelegde weg
Na indrukken van toets wordt de afgelegde weg in [km] aangegeven (bijv. 4.8000 voor 4,8 km), die na het uitvoeren van de "startfunctie" werd gereden. Weergave na indrukken van de toets „km“
18
In bedrijfstellen
5. Rijsnelheid
Na indrukken van de toets wordt de momentane rijsnelheid in [km/h] aangegeven (bijv. 6.500 voor 6,5 km/h /h). Weergave na indrukken van toets „km/h“
19
In bedrijfstellen
5.3
Uit – en inschakelen of controle uit- en inschakelen van de afzonderlijke zaaiaggregaten tijdens het zaaien
F F
Bevoor afzonderlijke zaaiaggregaten kunnen worden uitgeschakeld, omdat de bewegingssensor impulsen in ontvangst nemen (Machines mogen over korte afstanden worden gereden). Zaaiagregaten voorzien van een trekmagneet Bij zaaiagregaten zonder trekmagneet wordt alleen de functiecontrole uitgeschakeld
Met de witte bedieningstoetsen kunnen de afzonderlijke zaaiaggregaten (bijv. van de controlefunctie) tijdens het zaaien worden in- of uitgeschakeld ,
en
.
of één keer in te drukken Door de toets wordt een keuze gemaakt vanaf welke zijde (links of rechts) de aggregaten moeten worden uitgeschakeld. Op het display wordt de gekozen kant door een knipperend minteken aangegeven. Met de min-toets kan beginnend vanaf de buitenzijde per druk op de toets telkens één aggregaat worden uitgeschakeld. worden de aggregaten van Met de plus-toets binnen naar buiten weer ingeschakeld.
Weergave na uitschakelen van 2 linker zaaiaggregaten:
Controlelampen 1 en 2 geven rood licht!
zijn alle aggregaten Na indrukken van toets weer ingeschakeld en schakelt het display weer naar de werkstand.
F
Alle aggregaten worden weer automatisch ingeschakeld, wanneer $0$6&$1 een onderbreking in de werkstand vaststelt, omdat de bewegingssensor geen impulsen meer af geeft. Dit is bij voorbeeld het geval wanneer de machine op de kopakker wordt opgeheven of midden op het perceel wordt gestopt.
20 5.4
In bedrijfstellen
Permanent uitschakelen (bijv. uitschakelen van de controle van de afzonderlijke aggregaten)
Alle zaaiaggregaten moeten een voor een worden inof uitgeschakeld. Nadat de invoer van het laatste aggregaat is bevestigd, wordt de volgende informatie getoond.
Behalve het in- of uitschakelen van de aggregaten van buiten naar binnen kan ook ieder willekeurig aggregaat permanent worden uitgeschakeld.
F
Deze instelling blijft ook na het in- of uitschakelen van de $0$6&$1 en na het opheffen van de machine geactiveerd..
Zij kan worden opgeheven met de toets aggregaten zijn dan weer ingeschakeld!
. Alle • Links: aantal aggregaten
Om controle van de permanente uitschakeling mogelijk te maken, worden de uitgeschakelde aggregaten in de werkstandmodule eveneens op het display weergegeven. (De afgifte moet bij de uitgeschakelde aggregaten 0 zijn).
Toets „aantal aggregaten /Permanent“
5
5
seconden indrukken tot het display
verschijnt. Het linker getal geeft het zaaiaggregaat aan [ 1 voor het zaaiaggregaat geheel links ]. Het rechter getal kan met de toetsen schaken) en derd.
(1- uit-
(0- inschakelen ) worden veran-
• 1 = zaaiaggregaat permanent uitgeschakeld (of functiecontrole uitgeschakeld) • 0 = zaaiaggregaat permanent ingeschakeld (of functiecontrole ingeschakeld) Toets „„Invoer“ indrukken en het volgende aggregaat in of uitschakelen.
• Rechts: Aantal niet uitgeschakelde aggregaten • Zaaiaggregaten 3 en 6 permanent uitgeschakeld: Controlelampjes van 3 en 6 branden rood
In bedrijfstellen
5.5
Service-Functie
Servicetoets voor controle van de werking van de optische sensoren -
Toets indrukken en de servicefunctie voor controle van de optische sensoren kiezen.
-
De lichtbundel van een optische sensor onderbreken door een buigzaam voorwerp langs de onderzijde in het zaaikouter te steken. • Op het display verschijnt nu het nummer van het zaaiaggregaat waarin het voorwerp is gestoken (bijv. "1" voor het buitenste linker zaaiaggregaat) en • gelijktijdig klinkt een claxonsignaal.
Weergave na indrukken van de toets "Service“
F I
Deze melding verschijnt slechts gedurende een seconde.. Geen harde voorwerpen in het zaaikouter schuiven, deze kunnen de optische sensor beschadigen.
21
22 6.
Onderhoud
Onderhoud
De computer is onderhoudsvrij. De computer gedurende de winter in een verwarmde ruimte opslaan en beschermen tegen vocht.
6.1
Sensoren
De optische sensoren regelmatig met een zacht borsteltje schoonmaken. Indien het vuil in droge toestand niet verwijderd kan worden, de optische sensor met schoon water reinigen. Aansluitend met een vetvrije lap droog maken. De reiniging heeft betrekking op het inwendige gedeelte van de optische sensor (infrarooddiode en fotocel).
I
Sensoren voor het seizoen met schoonmaakmiddel en zacht borsteltje afwassen. Vervolgens goed afdrogen.
De bewegingssensor (Sensor "X") is onderhoudsvrij.
6.2
Oplossen van storingen
F
Bij het zoeken naar de fout, de voorgeschreven volgorde aanhouden!
Storing
Oorzaak
Oplossing
De computer schakelt niet in
Verkeerde aansluiting van de stroomdraden
Polariteit controleren
Onderbreking in de spanningsverzorging
Zwevende zekering in de accukabel controleren; accuklemmen en zekering controleren
Totale uitval
Computer opsturen
De computer geeft HALP 88 of Geheugenfout HALP 00 aan
Computer opsturen
De rijsnelheid wordt niet aangege- Invoer "Impulse/100 m" ontbreekt ven Sensor "X" geeft geen impulsen aan de computer door, het cirkeltje op het display knippert niet tijdens het rijden
Aantal "Impulse/100 m" invoeren Afstand tussen sensor "X" en de impulsmagneet op 3 tot 4 mm afstellen. Kabel in de verdeler op juiste wijze aansluiten zwart
=
sw
= Signaal
bruin
=
br
= +12 Volt
blauw
=
bl
= - Massa
Sensor "X" is defect, vervangen
23
Onderhoud
Storing De rijsnelheid aangegeven.
Oorzaak wordt
Oplossing
niet Aandrijving onderbroken (ketting ge- Ketting repareren broken)
De oppervlakte wordt niet weer- Werkbreedte is niet ingevoerd gegeven
Werkbreedte invoeren
De ingestelde te zaaien hoeveelheid Stand van de afstrijker niet correct Stand van de afstrijker controleren wordt niet op het display aangege- ingesteld ven (Weergave 0 korrels/ha)
Optische sensor geeft geen impulsen Zaadbakje is leeg aan de computer door Aggregaat defect. Met de servicetoets het betreffende aggregaat traceren en dan de volgende stappen uitvoeren: Testen, of de optische sensor of de kabel naar de aansluitdoos defect is. De blokstekker losmaken en op de contrastekker van het naastgelegen aggregaat vastmaken. Is de storing verholpen, dan is de kabel stuk. Is de storing niet verholpen, dan is de optische sensor defect.
Aansluitingen van de stekkers op de kabelboom controleren. groen = gn = signaal bruin = br = + 12 Volt wit = ws = 0 Volt Sensor is defect, vervangen Computer is defect, vervangen Verdeler is defect, vervangen De weergave van het aantal kor- Optische sensoren geven onregelma- Onnauwkeurig zaaien – aggregaten rels/ha schommelt sterk tige impulsen aan de computer door goed instellen Optische sensoren zijn vervuild – grondig schoonmaken Kabelbreuk
Er worden b.v. slechts 4 aggregaten Invoer “aantal aggregaten”is niet juist gecontroleerd in plaats van 8
Het betroffen zaaiaggregaat traceren. De blokstekker losmaken en op de volgende contrastekker steken. Is de storing verholpen, dan is het defecte aggregaat vastgesteld. Is de storing niet verholpen, alle aggregaten op dezelfde wijze testen. “aantal aggregaten” invoeren
H. DREYER GmbH & Co. KG Postfach 51 D-49202 Hasbergen-Gaste Germany
Tel.: Telefax: e-mail: http://
++49 (0) 54 05 50 1-0 ++49 (0) 54 05 50 11 47
[email protected] www.amazone.de
Nevenbedrijven: D-27794 Hude • D-04249 Leipzig • F-57602 Forbach Fabrieksvestigingen in Engeland en Frankrijk Fabrieken voor minerale kunstmeststrooiers, veldspuiten, zaaimachines, grondbewerkingsmachines, universele opslaghallen en tuin & park machines