Krist Tack
1
Basiscursus NME - Natuurbeelden Beelden van en omgang met natuur. Over het algemeen bestaat er een grote diversiteit aan natuurbeelden. Het is een complex geheel van opvattingen, kennis, functies, belangen, gevoelens, belevingen en waarden van, over en bij natuur. Het natuurbeeld van elk individu is anders en wordt bepaald door de woonomgeving, het gezin, de vrienden, culturele achtergrond, de persoonlijke interesses, de gemoedstoestand … Het natuurbeeld verandert met de leeftijd, verandert door nieuwe ervaringen, door nieuwe vrienden … Over wat natuur is bestaan verschillende opvattingen. Die verscheidenheid beperkt zich niet alleen tot een verschil in interpretatie tussen de leek en de deskundige, maar evenzeer tussen deskundigen onderling. Zo zijn er voorstanders van 'echte' natuur, van natuur in het door mensen onderhouden en historisch gegroeide cultuurlandschap en van natuur in het moderne stadslandschap. Al met al: 'de' natuur bestaat niet: het gaat om verschillende beelden en interpretaties van de natuur die afhangen van het ingenomen standpunt. Wat je als natuur ervaart, is afhankelijk van je perspectief, van je persoonlijke geschiedenis en opvatting. Natuurbeelden staan niet op zich maar worden gevormd in wisselwerking met de concrete, alledaagse woon- en werkomgeving van mensen. Mensen construeren als het ware steeds hun 'ideale' natuur vanuit hun dagelijkse leven.
Theoretische natuurbeelden. Met ‘natuurbeeld’ wordt verwezen naar de invulling die mensen geven aan natuur. Een verschil in natuurbeelden bij diverse bij het natuurbeleid betrokken actoren kan een belangrijk element zijn in het ontstaan van draagvlakproblemen. In 1993 besloot de Nederlandse Natuurbeschermingsraad een overzicht van natuurbeelden te ontwerpen omdat men had vastgesteld dat de bespreekbaarheid van natuur tussen diverse sectoren (landbouw, natuur, recreatie, bosbouw, jacht) heel moeilijk was. Op deze wijze hoopte men inzichten te verwerven die het optreden van draagvlakproblemen zouden kunnen reduceren. Op deze wijze kwam men tot een lijst van 11 theoretisch veronderstelde natuurbeelden. Deze indeling werd binnen het Nederlandse project EENDD (Evaluatie Ex ante van Natuurbeleid: Draagvlak en Doeltreffendheid) uitgewerkt en verder aangevuld met achterliggende drijfveren of met functies die de natuur vervult voor de mens. ‘Volgende natuur’ en ‘wilde natuur’ worden hier eerder als kwalificaties van een toestand beschouwd waarop de natuurbeelden betrekking hebben.
Basiscursus Natuur- en Milieueducatie - Natuurbeelden
Krist Tack
2
Lijst van 11 theoretische natuurbeelden en drijfveren Natuurbeeld 1. Productie-natuur • leverancier van energie, grondstoffen • leverancier van cultuurgewassen, vee 2. Gebruiksnatuur • natuur waaruit niet-cultuurgewassen en dieren kunnen worden geoogst • natuur als voorraadschuur en genenreservoir • natuur als leverancier van fysieke uitdaging voor de sportieve recreant 3. Gemodificeerde natuur • basis voor gefokte, gedomesticeerde dieren, gekweekte planten • basis voor genetisch gemodificeerde organismen 4. Bedreigende/hinderlijke natuur • natuur als bron van overlast en schade • natuur als bron van gevoel van wanorde, onveiligheid en bedreiging • natuur als bron van ergernis 5. Regulerende natuur • stabilisering (klimaat, water, bodem) • zuivering (lucht: afbraak/immobilisatie [afval]stoffen) • terug opnemen stoffen in kringlopen
Drijfveer • menselijk (over)leven • economische bedrijvigheid
• oogst ( bv. land- en bosbouw), vangst of jacht • beleving en (ont)spanning (bv. mountainbike …) • recreatie
• ervaring mens- dier/plant-relatie • beheersing economische afhankelijkheid • menselijk welzijn
• (belemmering) bedrijfsvoering • gevoel van onveiligheid, overlast
• leven van mens, dier en plant • economie
6. Informatieve natuur • indicatorfunctie toestand/verandering milieu
• wetenschappelijke belangstelling • (menselijk) leven en welzijn
7. Heilzame natuur • natuur als bron van gezondheid
• menselijke gezondheid en recreatie
Basiscursus Natuur- en Milieueducatie - Natuurbeelden
Krist Tack
8. Intrigerende natuur • natuur als bron van verwondering, onderzoek, onderwijs en educatie • natuur als uitdaging voor activiteiten (avontuur, het onverwachte)
9. Decor(atieve)-natuur • natuur als bron van ontspanning (stilte) • esthetische natuur, als bron van inspiratie (schoonheid)
10. Volgende natuur • half-natuurlijke natuur • aan huidige menselijke cultuur gebonden natuurnatuur in agrarisch cultuurlandschap, of in stedelijke omgeving 11. Wilde natuur • oernatuur, wilde fauna en flora in oorspronkelijke vrije staat; natuur zonder de mens(elijke beïnvloeding)
3
• bevrediging (wetenschappelijke) belangstelling • beleving van immateriële vreugden
• ontspanning • inspiratie • economie (recreatie en toerisme) • woon- en werkomgeving
• natuurbeleving • cultuurhistorie • eigenheid/identiteit van het landschap • zekere mate economische productie
• erkenning intrinsieke waarde van de natuur (los van de gebruikswaarde) • existentiële beleving
Naast deze lijst geven ook andere auteurs overzichten van natuurbeelden met een min of meer afwijkende indeling. Gemeenschappelijk aan deze indelingen is dat het telkens gaat om een veelheid aan natuurbeelden. Die veelheid aan natuurbeelden is van toepassing voor mensen onderling, maar zeker ook binnen één individu. In de praktijk gaat het vaak om een mix van bovengenoemde natuurbeelden bij één persoon en overlappende natuurbeelden tussen diverse personen. De samengestelde natuurbeelden impliceren dat er tussen personen die vaak als tegenpolen worden beschouwd, zoals landbouwers en natuurbeschermers, niet alleen sprake kan zijn van uiteenlopende natuurbeelden, maar evenzeer van (gedeeltelijk) overlappende natuurbeelden. Bovendien evolueert het natuurbeeld. Natuurbeelden zijn immers niet statisch. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat natuurbeelden evolueren naargelang de leeftijd en naargelang kennis, kunde, ervaring, afstand tot en (on)afhankelijkheid van de natuur enzovoort. (o.a. Margadant, 1990,1994),
Basiscursus Natuur- en Milieueducatie - Natuurbeelden
Krist Tack
4
Empirische natuurbeelden. In Nederland is veel kwalitatief proefondervindelijk onderzoek verricht naar natuurbeelden. De resultaten verschillen nogal wat met de theoretische natuurbeelden. Zo peilde men verschillende meningen over wat natuur is. Uiteindelijk kwamen de onderzoekers tot 6 nieuwe natuurbeelden (Buijs, 1998) • wildernis-natuurbeeld (natuur als grootschalige ongerepte gebieden) • autonomie-natuurbeeld (natuur onafhankelijk van de mens, zowel klein- als grootschalig) • decoratief natuurbeeld (natuur als recreatief groen) • breed natuurbeeld (natuur is alles wat groeit en bloeit, inclusief de mens); • functioneel natuurbeeld (natuur heeft primair functie voor de mens); • diffuus natuurbeeld (geen duidelijk uitgekristalliseerd beeld van de natuur). In het onderzoek naar natuurbeelden in Nederland is ook een evolutie te zien van natuurbeeld als een loutere definitiekwestie (wat is natuur?) tot natuurbeeld als ideaalbeeld van de natuur. Op deze basis onderscheidt men opnieuw 6 verschillende natuurbeelden bij inwoners van Nederland. (de Boer, 2002) • grootse natuur • agrarische natuur • stedelijke natuur • mensarme natuur • nette natuur • ongewenste natuur In Vlaanderen werd door een studiegroep onderzoek verricht (Mens en Ruimte,1999). Aan 1.500 personen werd de vraag gesteld ‘wat is natuur?’ Via analyse kwam men tot volgende natuurbeelden die mensen hanteren: • elementen en spontane natuur: weidevogels, wild, wilde planten, grazende koeien, wind, heuvels en duinen, mossen, heidevelden, beken en rivieren, rietvelden, meren en vijvers, weiland, zee, landschap, bosjes, zon, moerassen, bossen, akkers/velden • stedelijke natuur: volkstuinen, parken in steden, bomen in de straat, stadsvogels, parktuinen, beplanting • gedomesticeerde natuur: stallen met varkens, speelterreinen en honden en katten • insecten • verstoorde natuur: verwilderd braakland, zandpaden, akker-onkruiden, onkruid in de tuin • gebouwen: oude landhuizen, ruïnes • schimmels. Uit dit onderzoek blijkt dat ook de Vlaamse bevolking een gevarieerd natuurbeeld hanteert.
Basiscursus Natuur- en Milieueducatie - Natuurbeelden
Krist Tack
5
Een overzicht van empirische natuurbeelden leert dus dat hét natuurbeeld niet bestaat. Het begrip natuur blijkt heel verscheiden natuurbeelden te dekken die, naargelang het onderzoek, op heel uiteenlopende wijze worden gecategoriseerd. Net zoals bij de theoretisch ontwikkelde natuurbeelden, bestaat ook hier een veelheid aan natuurbeelden.
Archetypische natuurbeelden. Het hiervoor besproken theoretisch en empirisch natuurbeeldenonderzoek krijgt als kritiek ‘te functionalistisch’ te zijn (Keulartz, 2000). Het gevaar dat hierin schuilt is een te sterke koppeling aan cognitieve elementen van natuurbeelden, ten koste van normatieve (ethische) en expressieve (esthetische) elementen. Natuurbeelden leggen uiteraard vast hoe we de natuur in cognitief opzicht beoordelen, maar evenzeer welke waarden we aan de natuur geven (normatief) en welke natuur we al dan niet mooi vinden (expressief). Een functionalistische benadering versterkt bovendien de neiging van de overheid burgers aan te spreken vanuit hun specifiek belang (landbouwer, natuurbeschermer…), waardoor men vrij gauw vastzit in bepaalde rolpatronen. Vanuit een historisch perspectief worden de natuurbeelden verdicht tot drie archetypen : • de wilde natuur • de arcadische natuur • de functionele natuur De auteur praat over natuurarrangementen. Het wildernis-arrangement (wilde natuur) wordt gekenmerkt door het streven natuurlijke processen zoveel mogelijk ongestoord te laten verlopen. In deze visie ligt de blik op het vinden van het sublieme in de natuur, op emoties als verbazing, angst, ruwheid en duisternis. Ontzagwekkende aspecten van bergen, jungles, woestijnen en vulkanen staan centraal. Het arcadische arrangement (arcadische natuur) gericht is op het handhaven van patronen die in de loop van de menselijke ontstaansgeschiedenis zijn ontstaan en die dus een zekere cultuurhistorische betekenis hebben. Deze visie is gebaseerd op de idealisering van de natuur en het landelijke leven waarbij de nadruk ligt op de harmonie tussen mens en natuur. Deze visie omvat ook een aantal specifieke elementen. Allereerst legt het de nadruk op het ervaren van de schoonheid van de natuur en de emoties die door de natuur worden opgeroepen. Daarnaast benadrukt deze visie de intrinsieke waarde van de natuur, dat wil zeggen het belang van het beschermen van de natuur als doel op zich, los van de waarde van de natuur voor de mens. In het functionele arrangement (functionele natuur) wordt de natuur grotendeels ondergeschikt gemaakt aan de cultuur. Natuur wordt gezien als een bron voor economische
Basiscursus Natuur- en Milieueducatie - Natuurbeelden
Krist Tack
6
ontwikkeling, bijvoorbeeld voor landbouw of de mijnbouw. In zijn meest extreme vorm is de natuur niets meer dan een voorraad grondstoffen die dient om de behoeften van de mens te vervullen. De bescherming van de natuur is niet superieur aan het menselijk gebruik van de natuur, maar er wordt naar een evenwicht gezocht tussen menselijke behoeften en ecologische behoeften. Deze drie natuurbeelden bevinden zich op een schaal van afnemende natuurlijkheid en toenemende menselijke beïnvloeding en worden niet alleen gekenmerkt door cognitieve, maar evenzeer door ethische en esthetische perspectieven.
Natuurbeelden bij Kinderen Kleuters Kleuters houden er hun eigen natuurbeelden op na, ze denken en handelen volgens een voor ons soms onverwachte logica. Zo gebruiken ze de begrippen leven en dood op een eigen wijze: wat niet beweegt is dood, wat wel beweegt leeft. Een stilzittende sprinkhaan roept meteen de vraag op ’Is hij dood?’ Bomen bewegen niet uit zichzelf, althans niet voor ongeduldige kinderogen. Voor jonge kinderen is de ‘groene’ natuur dus niet levend. Daartegenover staat dat kleuters vaak menselijke eigenschappen toekennen aan niet levende dingen. Een kastanjebolster is een ‘prikkeding’, en wanneer ze zich verwonden aan een tak, dan is die tak ‘stout’. Kleurrijke objecten krijgen hun aandacht: een kastanje of een bloem kan mooi zijn, een panorama vanop een heuveltop nog niet. Een mooie vijver is pas interessant als er eenden op zitten of als ze erin kunnen ploeteren uiteraard… Kleuters zijn verzot op dieren; contact met dieren is belangrijk in deze levensfase.
Kinderen van 6 tot 8 jaar Bij kinderen van 6 tot 8 jaar gaan fantasie en werkelijkheid steeds meer in elkaar lopen. De eigen beleving staat nog steeds centraal. Kinderen zijn daardoor meer geïnteresseerd in verklaringen die bij de eigen beleving aansluiten dan in werkelijke oorzaken van iets. Oorzaak en gevolg zien ze vanuit hun eigen logica. Fantasieverklaringen zullen voor hen soms meer ‘waar’ zijn dan echte. Zo kan het bijvoorbeeld heel moeilijk zijn zo’n kind ervan te overtuigen dat een witte kip ook bruine eieren kan leggen. De kinderen krijgen interesse voor wetmatigheden en zoeken naar de regelmaat van dingen. Ze zijn volop bezig hun nabije omgeving te verkennen en te ontdekken. Kinderen moeten op deze leeftijd de kans krijgen om buiten in de natuur te spelen en van alles te beleven. Het verkennen van de wereld dichtbij en verderop, het ontdekken van de samenhangerin en zelf ervaringen opdoen.
Basiscursus Natuur- en Milieueducatie - Natuurbeelden
Krist Tack
7
Kinderen van 8 tot 10 jaar Deze kinderen zijn behoorlijk nieuwsgierig De nadruk komt te liggen op het ontdekken van samenhang, het zoeken naar wetmatigheden en het geven van verklaringen. Ze gaan zelf verklaringen zoeken voor de dingen die ze om zich heen zien, toch blijft de eigen ervaring centraal staan. De kinderen kunnen nog geen algemene zaken naar concrete situaties vertalen. Zo zal een uitleg over de werking van een composthoop waarschijnlijk aan hen voorbijgaan als ze zich er niets bij kunnen voorstellen. Nadat ze zelf in potjes hebben gezien hoe verschillende soorten afval worden afgebroken, zullen ze het veel beter begrijpen. De individuele verschillen tussen de kinderen komt steeds duidelijker naar voor. Dit is de leeftijd waarop kinderen vaak zeer uiteenlopende hobby’s ontwikkelen. Het aanbieden van ‘de natuur’ of een aspect uit de natuur als mogelijk interessepunt, is dan ook zinvol. In het algemeen zijn deze kinderen erg begaan met het lot van de natuur. Meer dan op het ontdekken van de natuur ligt de nadruk nu op het verklaren van verschijnselen en het belang van de natuur voor de mens. Vooral dieren zijn populair. Kenmerkend is ook dat ieder kind wel iets verzamelt op deze leeftijd. Deze verzamelwoede is een uiting van de behoefte aan systematiek, de wil om de wereld te ordenen en de grenzen van de werkelijkheid te ontdekken. De werkelijkheid wordt veel interessanter dan de fantasie. Fantasieverhalen boeien hen nog wel, zolang de schijn maar opgehouden kan worden dat het vertelde toch waar zou kunnen zijn.
Kinderen van 10 tot 12 jaar Kinderen van deze leeftijd willen graag meedoen in de volwassen wereld. Het abstracte denkvermogen ontwikkelt zich. Het kind raakt geïnteresseerd in dingen waar het in het dagelijks leven weinig mee te maken heeft, zoals bijvoorbeeld tropische dieren en de Noordpool. Daarvoor moet het kind zich kunnen verplaatsen in een andere situatie en moet het een beetje kunnen filosoferen. De kinderen willen de ‘pas ontdekte wereld’ begrijpen. Ze worden zich ervan bewust dat alles met elkaar samenhangt ook als dat niet onmiddellijk zichtbaar is. Deze kinderen willen graag tonen hoeveel ze al weten. De kinderen zijn volop bezig met het vormen van eigen waarden en langzamerhand verdwijnt het zwart-witte beeld van goed en slecht. Met de interesse voor de problemen van de volwassen wereld en het begrijpen van de oorzaken van die problemen komt ook de kritiek op de volwassenen. Oudere kinderen vragen om meer avontuur en spanning. Naast individuele competitie speelt ook het groepsgevoel een belangrijke rol.
Basiscursus Natuur- en Milieueducatie - Natuurbeelden
Krist Tack
8
Natuurbeelden bij allochtonen In Nederland heeft men een verkennend onderzoek gevoerd om een zicht te krijgen op de beelden van allochtonen over natuur en hun omgang met natuur. Door een beter begrip van natuurbeelden van allochtonen krijgen natuurorganisaties mogelijk handvatten om deze mensen bij de organisatie te betrekken. Het resultaat zou enerzijds kunnen bijdragen tot een dialoog tussen de natuurverenigingen en de allochtone gemeenschap. Anderzijds kan de overheid een beleidskader ontwikkelen om tegemoet te komen aan de ‘natuurwensen’ die er leven bij de allochtonen. Uit de literatuurstudie en diepte-interviews met allochtonen uit verschillende groepen blijkt dat deze mensen vooral de natuur opzoeken om er met vrienden en familie samen te zijn. Het sociale aspect staat centraal niet de natuur zelf. De natuur is een gebruiksruimte voor de mens. Stadsparken en overig stedelijk groen worden druk bezocht. Voor sommigen blijkt dat de natuur een economische waarde heeft. Voorbeelden hiervan zijn het bos voor de houtproductie, de openbare ruimte voor voedselproductie en geneeskrachtige planten. Voor een aantal deelnemers van het onderzoek geldt dat zij zelden of nooit in verder gelegen natuurgebieden komen. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat men vooral wil overleven in de samenleving, natuur beleven is daar ondergeschikt aan. Alle energie gaat naar het zich thuis voelen, het werken en zorgen voor het gezin. Uit interviews blijkt dat niet alle respondenten zelf natuurervaringen hadden in hun geboorteland. Anderen refereren aan natuur als onderdeel van vaak prettige jeugdherinneringen, waarbij natuur niet altijd bewust beleefd werd. Door de zorg voor de natuur in Nederland, ontdekken sommigen de natuur in hun geboorteland tijdens vakanties. Er ontstaat zo een nieuwe waardering voor de natuur in het geboorteland. De natuur in Nederland komt op veel mensen kunstmatig over ten opzichte van de ‘wilde’ natuur in het land van herkomst. Ondanks dit beeld wordt de natuur in veel gevallen wel gewaardeerd, omdat zij georganiseerd en toegankelijk is. Samenvattend ontstaat de indruk dat het migratieproces een belangrijke rol speelt in de waardering en beleving van natuur in Nederland. Men heeft niet alleen een vertrouwde sociale omgeving achter zich gelaten maar ook een natuurlijke omgeving die belangrijker wordt naarmate de afstand toeneemt. Een ander gevolg van het migratieproces voor natuurbeleving is dat de kennis en het vertrouwd zijn met natuur niet langer van de oudere op de jongere generatie wordt overgedragen. Er is een breuk in de overdracht van natuurbeleving. Omdat veel Turkse en Marokkaanse migranten kiezen voor een partner uit het land van herkomst blijven deze verschillen bestaan. Daarom moet natuur- en milieu-educatie niet alleen gericht zijn op kinderen maar ook op hun ouders. Omdat in bepaalde grote steden heel veel kinderen van allochtone afkomst zijn, moet de basisschool een plaats zijn waar daadwerkelijke ervaringen met de natuur kunnen gebeuren. Andere aanbevelingen die uit de studie komen zijn erop gericht om het draagvlak voor natuur en de participatie van allochtonen daarin te vergroten.
Basiscursus Natuur- en Milieueducatie - Natuurbeelden
Krist Tack
9
Natuur kan ook op het terrein van inburgering een sterkere rol spelen, zeker in het beleid voor duurzaamheid en onderwijs. In het onderzoek was de overheersende vraag wat autochtonen kunnen doen om allochtonen bij de natuur te betrekken. Toch wil men ook de mogelijkheid laten om vanuit de andere richting te denken. Autochtonen moeten zich openstellen voor de manieren waarop allochtonen naar de natuur in Nederland kijken. Wanneer allochtonen vanuit een ander perspectief naar de natuur kijken, biedt dat wellicht een contrast met de wijze waarop autochtonen de natuur benaderen. Mogelijk legt het contrast leemten in het eigen blikveld bloot. Als allochtonen hun visie zouden geven hoe zij met natuur kunnen omgaan, dan zou er een rijk geschakeerd beeld naar voren kunnen komen met ongedachte en creatieve oplossingen.
Natuurbeelden als draagvlak voor natuur Bewustwording van de verschillende natuurbeelden en interpretaties van de natuur kunnen deskundigen helpen om meer aansluiting te vinden bij de wensen van burgers. De natuurbeelden fungeren dan als een soort prisma, een ‘denkmodel’ om verschillende visies op tafel te krijgen en te benoemen. Door het aanbieden van een gemeenschappelijk discussiekader kunnen natuurbeelden helpen de verschillende visies te benoemen. Op basis van de diversiteit van natuurbeelden kan discussie gevoerd worden. Deze methodiek kan aangewend worden om bepaalde natuurgebieden te beheren volgens een bepaald natuurbeeld. Een dergelijke aanpak kan ook nuttig zijn voor het bespreekbaar maken van milieuproblemen. Daarnaast kunnen natuurbeelden ook behulpzaam zijn in de communicatie en educatie. Succesvolle communicatie is immers afhankelijk van kennis over de doelgroepen waarop de communicatie gericht is. De diversiteit in natuurbeelden suggereert hierbij ook een diversiteit in communicatie en educatie. Zo zullen sommige mensen geraakt worden door de schoonheid van de zonnedauw. Anderen kunnen beter benaderd worden door een historisch verhaal over een oude eik of door een schildercursus op een mooi plekje. Op termijn is het essentieel dat het natuurbeleid nog nauwer verbonden wordt met de visies van het publiek. De natuurlijke leefomgeving wordt gewaarborgd als grotere groepen in de samenleving zich het belang van de natuur aantrekken en er misschien een steentje aan bijdragen. In Nederland merkt men dat het draagvlak op nationaal niveau nog groot is maar het natuurbeleid op lokaal niveau kan verbeterd worden. De negatieve reacties worden niet veroorzaakt door een ontkenning van het belang van natuurbehoud of door een gebrek aan kennis. Protest ontstaat vaker door afwijkende visies op het natuurbeheer, waarbij leken een andere visie hebben dan professionals. De nieuwe uitdaging voor beleidsmakers en terreinbeheerders is dan ook niet alleen de kennis van de fysieke plaatsen maar ook de
Basiscursus Natuur- en Milieueducatie - Natuurbeelden
Krist Tack
10
kennis van de sociale aspecten. Het komt er op neer dat de natuurbeheerders in de toekomst veel meer rekening zullen moeten houden met de mening van de gewone burgers.
Bronnen
Margadant-van Arcken, M. (1994), Natuur en milieu uit de eerste hand. Den Haag Buijs, A. (2009), Natuurbeelden. Publieke visies op natuur en de consequenties voor het natuurbeheer. Samenvatting PhD Thesis Wageningen Universiteit. ISBN 978-90-327-0369-1 Buijs, AE. (1998), Natuurbeelden in de praktijk. De invloed van natuurbeelden en natuurvisies op gedrag en mening over het beleid. DLO-IBN/DLO-SC, rapport 623, Wageningen. Buijs, A.E. (1997), Publiek draagvlak voor natuur en natuurbeleid. SC-DLO rapport 546, Wageningen Bogaert, D. (2004), Natuurbeleid in Vlaanderen. Natuurontwikkeling en draagvlak als vernieuwingen. Instituut voor Natuurbehoud, Brussel. ISBN90-403-0207-3 Somers, N. (2004), Hoe vreemd is natuur in Nederland? Natuurbeelden van allochtonen. Den Haag, Lei. Rapport 7.04.02
Basiscursus Natuur- en Milieueducatie - Natuurbeelden