BAS JAN ADER (1942 – 1975 vermist op zee)
zijn aanwezige afwezigheid
paper / moderne en actuele kunsttheorieën / Linda Lenssen / academiejaar 2011/2012 prof. dr. Bart Vandenabeele / dr. Judith Wambacq
INLEIDING
Het werk van Bas Jan Ader intrigeert mij vanwege de spanning tussen de minimale 'no-nonsense' middelen die hij inzet en de diepgaande betekenissen die hij daarmee genereert. In zijn werk wordt een proces zichtbaar dat zich niet alleen beperkt tot een artistieke handeling, maar uitwaaiert tot een levendig palet dat de hele existentie omvat. Filosofische contemplatie, poëtische verbeelding en emotionele ervaring worden vervat in zijn tot de essentie gereduceerde werken. De kennismaking met zijn werk heeft mij geïnspireerd tot het aannemen van een soortgelijke houding, waarbij geen onderscheid bestaat tussen filosofische zoektocht en artistieke aspiraties. In deze paper zal ik het conceptuele werk van Bas Jan Ader uitleggen door te verwijzen naar de filosofie van Ludwig Wittgenstein en Georg Wilhelm Friedrich Hegel. Deze filosofen hebben een belangrijke invloed gehad op Bas Jan Ader en fungeren als mogelijke aanwijzingen om het oeuvre van Bas Jan Ader beter te kunnen begrijpen. De teksten The aesthetic Value of Ideas van Elisabeth Schellekens, Conceptual Art and Knowledge van Peter Goldie en Artistic Character, Creativity, and the Appraisal of Conceptual Art van Matthew Kieran hebben voor deze paper gefungeerd als aanzet om een aantal specifieke eigenschappen van het conceptuele werk van Ader te behandelen, zoals de dematerialisatie van het kunstwerk, de wijze waarop een esthetische ervaring mogelijk is en de specifieke wijze waarop cognitieve kennis wordt gegenereerd. Ik beperk mij in deze paper tot de benoeming van de volgende vier werken van Bas Jan Ader, omdat een volledige opsomming van zijn werken te ver zou voeren voor de omvang van deze paper. Een keuze uit één werk zou echter geen recht doen aan Aders' opvatting dat zijn oeuvre gezien moet worden als één totaalwerk. De videowerken zijn allen te bezichtigen via: www.basjanader.com
WERKEN
Bas Jan Ader, Fall 1, Los Angeles, 1970, 16 mm video, 24 sec Bas Jan Ader, Fall 2, Amsterdam, 1970, 16 mm video, 19 sec Bas Jan Ader, Broken Fall (organic), Amsterdamse Bos, 1971, 16 mm video, 1 min 44 sec Bas Jan Ader, In search of the miraculous, 1975
FALL AND FAIL
Het belangrijkste deel van het oeuvre van de Nederlandse kunstenaar Bas Jan Ader bestaat uit geënsceneerde valpartijen die hij heeft vastgelegd op foto en video. De eerste, Fall1, Los Angeles, 1970 toont Bas Jan Ader terwijl hij op een stoel op de nok van het dak van zijn huis zit. Vervolgens tuimelt hij met stoel en al omlaag. De val wordt even vertraagd door het minder schuine dak van de veranda, waarna hij in de tuin smakt. In Fall 2, Amsterdam, 1970 komt Bas Jan Ader op een oude fiets een gracht oprijden met twee handen aan het stuur – in één hand klemt hij een bosje bloemen, wat het sturen bemoeilijkt –, neemt de bocht te ruim en plonst met fiets en al in het water. De film Broken Fall (organic), Amsterdamse Bos, 1971 begint op het moment dat Bas Jan Ader aan een boomtak hangt boven een sloot net zolang tot hij moet loslaten en dicht bij de kant in het water valt. Zijn werken spelen onmiddellijk in op de lachspieren door de penibele situatie waarin hij zich bewust terecht brengt. Dit onherroepelijke falen herkennen we van klassieke slapstickkomieken als Charlie Chaplin en Buster Keaton. Aders' werken zijn in wezen onzinnige acties. De gevolgen zijn vooraf bekend en er is niemand die daarover een andere verwachting heeft. Toch speelt er ook ernst. Het is nou net deze onzinnigheid die het wezen van het bestaan tekent.
In Bas Jan Aders' werken staat het vallen, de eigen fysieke en mentale kwetsbaarheid en vergankelijkheid centraal. Hij wil zich los maken van de grenzen van het bestaan die worden bepaald door natuurwetten. Hij poogt in zijn 'Fall'-werken los te komen van de wet van de zwaartekracht, een poging die telkens leidt tot een onherroepelijk falen; de beperktheid van het bestaan. Hij kan onmogelijk los geraken van deze natuurlijke wetten, hij kan er enkel mee samenvallen door de controle uit handen te geven en zich er volledig aan over te leveren. De
directheid van zijn werk middels de humoristische lading, maakt nu plaats voor een contemplatieve benadering waarin een existentiële ernst schuilt. “Zwaartekracht is een vervorming van het fenomeen dat het universum als een geheel vormt, een vervorming van tijd en ruimte. Op zichzelf is deze vervorming te subtiel om direct waarneembaar te zijn. Maar het is duidelijk aanwezig in alles dat ons omringt dat de natuurlijke aard heeft om te vallen of gewicht te hebben.”1. De zwaartekracht is een kracht die de condities van ons fysieke bestaan bepaalt. Het houdt ons – het hele universum – voortdurend in zijn greep. Bas Jan Ader speelt met de begrippen fall and fail: vallen en falen. Beide begrippen confronteren ons met de menselijke eindigheid en het nietige wezen dat de mens is die machteloos staat ten opzichte van de krachten van de natuur. Ader was geboeid door de tragiek. Dat zit ook in het vallen, de val is de mislukking. “Alles is tragisch omdat de mens altijd zijn controle verliest over processen, over de materie, over zijn eigen gevoelens.“2 Dat is een universele tragiek. Waar Isaac Newton geïnteresseerd was in het samenbrengen van een fysisch verschijnsel in een formule, poogt Ader te achterhalen wat zwaartekracht daadwerkelijk ís. Niet het analyseren of benoemen van een fenomeen vormt de focus van Aders' werk, zijn aandacht gaat naar de fysieke ervaring van zo'n wet. Bas Jan Ader werkt niet met een representatie van iets uit de werkelijkheid, maar hij zet effectief zijn eigen lichaam in om via een persoonlijke ervaring iets te zeggen dat algemeen geldend is en op ieder mens betrekking heeft. Op de formulieren bestemd voor de catalogus van Sonsbeek buiten de perken schreef hij: “Het lichaam van de kunstenaar als zwaartekracht, maakt zich tot meester van zichzelf.”3 De inzet van zijn lichaam is niet doel op zichzelf, zoals bij Body Art het geval is, het lichaam dient enkel als middel. De registraties van zijn acties beklemtonen het feit dat de mens beperkt wordt door natuurwetten. De natuurlijke krachten die het lichaam naar beneden 'trekt' zijn sterker dan de mens 1 Martijn van Calmhout, To fall is to understand the universe, essay, 2005 2 Erik Beenker, Tacita Dean, Rein Wolfs e.a, Bas Jan Ader, Please don't leave me, catalogus, Boijmans van Beuningen, 2006, blz. 14 3 Erik Beenker, Tacita Dean, Rein Wolfs e.a, Bas Jan Ader, Please don't leave me, catalogus, Boijmans van Beuningen, 2006, blz. 16
zelf en de uitvoering van deze overgave aan natuurwetten vormen zijn kunstwerk. Ader valt niet, maar laat zich vallen. Door zich niet tegen de wet van de zwaartekracht te verzetten, maar door haar te bevestigen maakt Ader zichzelf meester van die wet: Aders' lichaam en de wet worden één, zolang de val duurt althans. De ervaring met het vallen zelf vormt het kunstwerk, een kortstondig moment, waarvan fotografie en film de enige middelen zijn om deze gebeurtenis te registreren. Het kunstwerk staat in feite één op één met de fysische ervaring van het bestaan zelf. Het onderscheid tussen kunst en leven is zowaar nihil.
Bas Jan Ader construeert niet iets nieuws dat hij vervolgens in de werkelijkheid plaatst, maar zet het reeds bestaande in om iets over die werkelijkheid te zeggen. Hij wil iets zeggen over de ervaring met het leven en staat zodoende zeer dicht bij het bestaan, zo niet op gelijke voet met het bestaan. Hij maakt geen werk óver het bestaan. Zijn werk ís het bestaan. De volledige afwezigheid van het kunstwerk als object wordt hier tot het uiterste gebracht. Zijn werk bestaat volledig uit elementen die allen verwijzen naar het kunstwerk als geheel. Er is niets tastbaars dat werkelijk het kunstwerk is. Dat is ingevolge immaterieel, efemeer en temporeel. Deze dematerialisatie van het kunstwerk zorgt ervoor dat de inhoudelijke intenties van Aders' werk krachtiger tot uitdrukking komen. Het gaat hier namelijk niet om een afbeelding dat iets vertelt over de werkelijkheid – zoals vaak het geval is bij traditionele kunst – maar het gaat om de ervaring met de werkelijkheid. Daarom heeft Ader het creëren van representaties ingewisseld voor 'live performances'. Deze vorm brengt kunst 'dichter' bij het bestaan. Via documentaties op video en foto, ansichtkaarten, aantekeningen, schetsen, briefwisselingen en anekdotes - en ook de boeken die hij las – krijgen we toegang tot zijn werk dat hij zag als één geheel, dat pas zijn volle betekenis zou krijgen als het af was, en waarvan elk afzonderlijk deel naar het geheel verwijst. Elk deel fungeert in feite als relict van een totaalperformance. Geraken aan het eigenlijke kunstwerk is onmogelijk. Net zoals we het zijn enkel kunnen leren kennen via zijnden, kunnen we Aders' werk enkel kennen via de verscheidene
onderdelen die tezamen zijn werk uitmaken. Die delen zijn telkens middel om tot zijn eigenlijke werk te komen. Zoals we het zijn nooit kunnen aanschouwen, maar altijd verborgen blijft, zo kunnen we ook nooit het volledige werk aanschouwen. Ook dat is de tragiek van het bestaan en van Aders' werk.
WITTGENSTEIN & HEGEL
Om tot een beter verstaan van zijn werk te komen moeten we zijn denken beter leren kennen. Bas Jan Ader raakte tijdens zijn korte studie filosofie onder de indruk van de Oostenrijkse taalfilosoof Ludwig Wittgenstein (1889 – 1951). In diens Tractatus Logico-Philosophicus (1921) neemt hij een radicaal standpunt in. Hij beweert dat de fundamentele problemen van de filosofie – het bestaan, kennis, waarheid, waarden – schijnproblemen zijn die voortkomen uit verkeerde ideeën over taal. Hij acht het als enige juiste taak van de filosofie om de aard van het denken en de taal te verhelderen en te verduidelijken. Wittgenstein maakt daarbij een scherp onderscheid tussen hetgeen dat gedacht en daarmee uitgesproken kan worden en zaken waarover men niet spreken kan en waarover men dientengevolge dient te zwijgen. Wanneer men eenmaal de onderliggende logische structuur van de taal heeft begrepen, volgt het inzicht naar de grenzen van wat duidelijk en zinvol gezegd kan worden. De filosofie moet het denkbare afgrenzen, en daarmee ook het ondenkbare: “Wat gezegd kan worden, kan duidelijk gezegd worden, en waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen”.4 Hij beweert daarmee alle problemen van zaken waarover men niet spreken kan – religie, ethiek, esthetiek – opgelost te hebben. Hij schuift deze zaken echter niet als onzinnig terzijde, maar beweert enkel dat het onzinnig is iets over deze zaken te zeggen. Wittgenstein heeft het na de publicatie soms over 'de belangrijkere, ongeschreven tweede helft' van de Tractatus. Waar het hem werkelijk om gaat – het mystieke – is onmogelijk te beschrijven. Hij aanvaardt de beperktheid van de taal en de complexiteit van de werkelijkheid. Paradoxaal genoeg gebruikt hij de formele logica om middels een scherpe afbakening van hetgeen dat kenbaar is het onbekende te tonen. Deze grens benadrukt beide polen des te sterker. De aanwezigheid van hetgeen dat benoemd kan worden, versterkt de afwezigheid van hetgeen waarover niet gesproken kan worden.
4 Wittgenstein, A.C. Grayling (1988), Nederlandse vertaling Tjalling Bos, 1999, Lemniscaat b.v. Rotterdam, blz. 30
Ook het werk van de Duitse filosoof Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770 – 1831) en diens Phänomenologie des Geistes (1807) krijgt zijn aandacht. Hegel wilde tot een systematische filosofie komen dat het gehele weten omvat. Zijn werk kan opgevat worden als een doorlopend proces, waarbinnen elke fase zijn eigen plaats en betekenis heeft, een gegeven dat ook in het werk van Bas Jan Ader aanwezig is. Hij beschrijft in zijn Phänomenologie des Geistes het proces waarin de geest zichzelf begrijpt en zodoende tot een algemene, universele waarheid komt. Globaal gezien behandelt de Fenomenologie een wisselwerking tussen het bewustzijn en het zelfbewustzijn. Het bewustzijn kan gezien worden als de houding van de geest waar iets 'tegenover' staat dat als vreemd ervaren kan worden. Het zelfbewustzijn is de houding die het 'tegenover' als eigen beschouwt. In een laatste fase komen beide tot een synthese van het absolute weten waarin het onderscheid wordt opgeheven. In deze fase kent de geest volledig zichzelf en zijn wereld: “De waarheid is er pas voor wie alles kan overzien, dat wil zeggen; de waarheid is er wanneer alle ontwikkelingen afgelopen zouden zijn.”5 Er zijn telkens twee processen van kracht: het immanente proces vanuit de momenten zelf en het externe proces van degene die het proces beschouwt. Dit complexe proces – dat zich niet eenvoudigweg in een vaststaande volgorde voltrekt – heeft als doel om via de ervaring tot het 'absolute weten' te komen, de volkomen zelfkennis waarbinnen geen onderscheid is tussen beschrijver en beschrevene.
Ader was zich erg bewust van het gegeven dat denken over de wereld onlosmakelijk is verbonden met die wereld. De ervaring met de wereld zette hem tot denken over die wereld en zijn denken over die wereld bracht hij tot uiting in zijn artistieke praktijk. Zijn werk is eerst en vooral een zelfonderzoek. Hij fungeerde zelf zowel als subject als object. Het vertrouwde onderscheid tussen het ene en het andere is hierin plots opgeheven. Deze ongewone en in feite abstracte situatie komt in
5 Georg Wilhelm Friedrich Hegel, Fenomenologie van de geest (1807), keuze, vertaling, inleiding en aantekeningen van Willem van Dooren, derde druk, 2003, Uitgeverij Boom, Amsterdam, blz. 9
het werk van Ader in eerste instantie geenszins vreemd over. De directe no-nonsense taal waarmee hij zijn werken maakt, lijkt vooral eenvoudig en 'snel'. Maar als we gaan nadenken over het waarom van de situaties waarin hij zich terecht bracht, blijken deze veel complexer in elkaar te zitten. Hij onderzoekt het existentiële en emotionele met een artistieke benadering die even conceptueel, poëtisch als persoonlijk is. Bas Jan Aders' 'Fall'-werken kunnen gezien worden als een verlangen om tot een volledig verstaan van het bestaan te komen waarin het onderscheid tussen zelf en wereld is opgeheven. In feite kan zijn werk gezien worden als het in de praktijk brengen – het in de fenomenologische werkelijkheid halen - van de filosofie van Wittgenstein en Hegel. Hij zette de abstractie van het filosofische denken om naar een directe ervaring van het bestaan. Dit gebeurt geheel via de zintuiglijke ervaring, zowel voor Bas Jan Ader zelf, als voor de toeschouwer die middels het vermogen tot herkenning en inleving wel degelijk zijn werk 'ervaart'. De cognitieve waarde van zijn werk zit dan ook in de specifieke artistieke wijze waarop hij de ervaring van de beperking van het bestaan verbeeldt en zodoende de toeschouwer met filosofische problemen van metafysische aard in aanraking brengt. Ader brengt ons op deze wijze 'dichter' bij de filosofie dan een theoretisch werk kan doen. Hoewel men het werk niet kan beleven in termen van esthetisch genot, kan de wijze waarop de toeschouwer in aanraking wordt gebracht met filosofische ideeën – middels de toegankelijkheid van het slapstick-effect – wel degelijk een esthetische ervaring tot stand brengen. Dit komt mede doordat het komische hand in hand gaat met filosofische ernst. De stunteligheid en absurditeit van Aders' acties kunnen onmogelijk sterker contrasteren met zijn inhoudelijke intenties. Tegelijkertijd zorgt deze paradox ook voor relativering. Hoewel het inzichten oplevert geconfronteerd te worden met de grenzen van het bestaan, wordt ook het besef opgeroepen dat het onzinnig is zich te verzetten tegen deze beperking. De mens is nu eenmaal beperkt. Dat is zowel tragisch als komisch.
IN SEARCH OF THE MIRACULOUS
Het laatste werk dat Bas Jan Ader maakte, vormt een veelluik waarvan het tweede deel In search of the miraculous de belangrijkste was. Op 9 juli 1975 vertrekt Bas Jan Ader vanuit de VS om solo de Atlantische Oceaan over te steken in zijn zeilboot de 'Ocean Wave' van nog geen vier meter. De overtocht maakt onderdeel uit van een trilogie waarvan het eerste deel had plaatsgevonden in een galerie in Los Angeles waarbij een koor zeemansliederen zong en er foto's hingen van een nachtelijke speurtocht. Na aankomst in Nederland – hij dacht 60 tot 90 dagen nodig te hebben – zou het derde deel plaatsvinden in het Groninger Museum. De tentoonstelling heeft nooit plaatsgevonden. Zijn boot werd negen maanden later voor de Ierse kust gevonden door Spaanse vissers. Forensisch onderzoek naar algenaanslag heeft uitgewezen dat de boot reeds een half jaar had rondgedobberd. Zijn lichaam is nooit teruggevonden. Heeft hij deze verdwijning bewust geïntendeerd? Was het zelfmoord? Of roekeloosheid? Was hij overtuigd de Atlantische Oceaan te kunnen oversteken in een bootje dat amper twee keer zijn eigen lengte mat? Was hij overtuigd van zijn eigen kunnen en heeft hij een inschattingsfout gemaakt? Was het een persoonlijke tragiek? Of heeft hij zijn leven – en verdwijning – bewust geregisseerd? Waarnaar was hij op zoek? Wilde hij zo tot het 'absolute weten' komen, door zichzelf volledig op te heffen? Waarom noemde hij deze trilogie anders 'In search of the miraculous'? Vond hij de dood terwijl hij op zoek was naar het mystieke? Of wilde hij van zijn leven een mythe maken? Is zijn leven in zijn geheel een artistieke opzet? Wanneer werd hij zich bewust dat elk detail van zijn leven ging meespelen in de ontwikkeling van zijn leven als mythe? Heeft hij zich bewust in de ambigue positie van zowel regisseur als acteur geplaatst? Speelde hij de rol van de tragische romantische held? Of was het een grote grap en verblijft hij ergens op een 'onbewoond' eiland? De inzet van zijn lichaam vormde een essentieel onderdeel van zijn werk, maar krijgt door zijn verdwijning paradoxaal genoeg een dominantere positie dan voorheen, juist door de afwezigheid ervan.
In tegenstelling tot de eerste verwachtingen die horen bij een klein en bescheiden oeuvre krijgt zijn werk meer de lengte van een verhaal zonder einde. Sinds zijn verdwijning wordt al zijn eerder handelen – het dragen van marineblauwe zeevaartkleding, de vondst van The Strange Last Voyage of Donald Crowhurst in zijn locker, het verbod dat zijn vrouw, Mary Sue Andersen, kreeg om een boek te lezen over de gevaren van het zeilen – bekeken in het licht van deze laatste performance. Ook biografische gegevens – als de fussilatie van zijn vader, de spirituele aspiraties van zijn moeder, het verlangen van zijn vader om het liefst zo ver mogelijk van hier te willen zijn – worden aangegrepen met het doel om te begrijpen wat er op het eind van zijn leven is gebeurd. Of Bas Jan Ader een vooropgezet plan uitvoerde of dat dit toevallige omstandigheden zijn die plots als aanwijzingen voor zijn verdwijnen worden gezien, blijft een raadsel. In welke mate er ook gespeculeerd wordt, de intentie van de kunstenaar blijft onbekend. Hierdoor blijft onduidelijk wat het vehiculaire medium van het kunstwerk is en dientengevolge hoe zijn werk geïnterpreteerd dient te worden. Maakt Ader van zijn leven – en dood – één totaalkunstwerk of moeten we zijn oeuvre als ‘onaf’ beschouwen? Is het een grap of dubieuze opzet? Een samenvallen met het bestaan of een onherroepelijk falen? De vraag blijft. Het feit dat hij er niet meer is impliceert dat er geen antwoorden zullen komen op deze vragen. Eén ding is echter zeker: het zijn nu niet meer de acties die hij middels zijn lichaam uitvoerde die centraal staan, maar de verhalen rondom zijn leven en werk. Vanaf hier gaat zijn werk verder als mythe. De afwezigheid van een richting is mogelijk bewust geïntendeerd. De afwezigheid van zijn bestaan en de afwezigheid van zijn intenties aangaande zijn artistieke en filosofische aspiraties zorgen er in elk geval voor dat – net als in Wittgensteins' Tractatus – hetgeen dat aan de andere zijde van de grens ligt des te nadrukkelijker wordt. Zijn afwezigheid maakt hem aanweziger dan ooit.
BRONNENLIJST
–
Martijn van Calmhout, To fall is to understand the universe, essay, 2005
–
Erik Beenker, Tacita Dean, Rein Wolfs e.a, Bas Jan Ader, Please don't leave me, catalogus, Boijmans van Beuningen, 2006
–
A.C. Grayling, Wittgenstein (1988), Nederlandse vertaling Tjalling Bos, 1999, Lemniscaat b.v. Rotterdam
–
Georg Wilhelm Friedrich Hegel, Fenomenologie van de geest (1807), keuze, vertaling, inleiding en aantekeningen van Willem van Dooren, derde druk, 2003, Uitgeverij Boom, Amsterdam
–
Peter Goldie en Elisabeth Schellekens, Philosophy & Conceptual Art, 2007, Oxford University Press
–
www.basjanader.com
Bas Jan Ader, Bulletin 89-Bas Jan Ader In Search of the Miraculous (Songs for the North Atlantic), 1975 / Broadsheet periodical / 11 x 17 inches / Courtesy Bas Jan Ader Estate, Patrick Painter Editions, Vancouver and Perry Rubenstein Gallery, New York