Bachelor of Science in de Psychologie Horizontale coherentie van de opleiding Eerste jaar Het eerste jaar van de opleiding Bachelor in de psychologie beoogt een brede introductie in de psychologische discipline met de basisvakken Algemene psychologie, Psychologische functieleer I, Ontwikkelingspsychologie I, Sociale psychologie I, en Differentiële psychologie. Deze opleidingsonderdelen dragen bij tot de eindtermen: kunnen formuleren van de basisbegrippen van de psychologie, inzicht hebben in de processen aandacht en geheugen en kunnen aantonen hoe deze processen interageren met emotie, inzicht hebben in de normale ontwikkeling, evenals in de interpersoonlijke, sociale en culturele context waarin de mens is ingebed, de variaties aan gedragsuitingen en persoonlijke karakteristieken in relatie tot variaties in lichamelijke, groepskenmerken en culturele contexten kunnen onderkennen en situeren. Geschiedenis van de psychologie draagt bij tot het verwerven van inzicht in de geschiedenis van belangrijke theoretische modellen in de psychologie. Kennismaking met de belangrijkste principes van wetenschappelijk onderzoek wordt verkregen vanuit het opleidingsonderdeel Methodologie, terwijl aansluitend Statistiek I gericht is op het leren kennen en toepassen van elementaire statistische begrippen en methoden, als de basis voor het kunnen selecteren en correct toepassen van relevante methoden en technieken voor wetenschappelijk onderzoek. Als verbredingsvakken dragen Erfelijkheidsleer en Fysiologie bij tot het onderkennen van de biologische basis van de psychologische processen en hun uitingen in gedrag en beleving; Sociologie draagt bij tot het kunnen situeren van de mens in zijn interpersoonlijke, sociale en culturele context; en Filosofie tot het kritisch reflecteren over het vakgebied in relatie tot mensvisies. Als generieke competenties draagt het eerste jaar van de opleiding tot bachelor in de psychologie bij tot het zelfstandig en kritische kennis nemen van de vakliteratuur en van de ontwikkelingen in het vakgebied, tot het kunnen situeren en vergelijken van psychologische theorieën, en tot de gepaste kennis en attitudes op het vlak van het wetenschappelijk onderzoek.
1
Het eerste jaar van de opleiding Bachelor in de psychologie steunt enerzijds op de eindtermen secundair onderwijs, daarnaast vormt Algemene psychologie de basis voor de psychologische disciplines en Methodologie en Statistiek I voor de methodisch- technische vakken. Het tweede jaar van de opleiding bouwt onmiddellijk voort op de eindtermen van de psychologische basisvakken en van de methodisch-technische vakken. Tweede jaar Het tweede jaar van de opleiding houdt een verdieping en uitbreiding in van de basisdisciplines in de psychologie met de opleidingsonderdelen Psychologische functieleer II, Leerpsychologie, Ontwikkelingspsychologie II, Sociale cognitie en groepsprocessen. Deze opleidingsonderdelen zijn gericht op het bereiken van de volgende eindtermen: inzicht hebben in de processen taal, cognitieve representatie, redeneren, leren, persoonsperceptie, oordelen en beslissen, en kunnen aantonen hoe deze processen interageren met emotie, evenals inzicht hebben in groepsprocessen, in de normale ontwikkeling en in de ontwikkelingsproblemen. Statistiek II verdiept en verbreedt de kennis en het inzichtelijk hanteren van elementaire statistische begrippen en methoden en draagt op een verdiepende wijze bij tot het kunnen selecteren en correct toepassen van de relevante methoden en technieken voor wetenschappelijk onderzoek. In relatie tot de methodisch-technische vakken, vormen de opleidingsonderdelen Psychodiagnostiek I en Psychometrie een belangrijk inhoudsgebied: ze zijn gericht op het inzicht hebben in de theoretische grondslagen en de empirische ondersteuning van de psychodiagnostiek en het kunnen beoordelen, adapteren, indiceren en aanwenden van een psychodiagnostisch instrumentarium. Klinische psychodiagnostiek I beoogt het ontwikkelen van een kritische attitude ten opzichte van een descriptieve, categoriale psychodiagnostiek en vormt de basis voor Klinische Psychodiagnostiek II in het derde jaar van de Bachelor opleiding, afstudeerrichting klinische psychologie. Als verbredingsvak draagt Psychiatrie verder bij tot het onderkennen van de biologische basis van het gedrag en tot inzicht in de gestoorde ontwikkeling en de psychopathologie. Kennisleer draagt bij tot het kritisch leren reflecteren op de psychologie als wetenschappelijke discipline.
2
Met de vakken Inleiding bedrijfspsychologie en Inleiding klinische psychologie verwerft de student voldoende inzicht in twee brede werkterreinen van de psychologie om een oriëntatie naar een afstudeerrichting toe te laten. Wat de generieke competenties betreft, draagt het tweede jaar van de opleiding tot Bachelor in de psychologie op een verdiepende wijze bij tot het zelfstandig en kritische kennis nemen van de vakliteratuur en van de ontwikkelingen in het vakgebied, tot het kritisch kunnen verwerken en evalueren van psychologische theorieën, evenals tot het beschikken over kennis, vaardigheden en attitudes op het vlak van wetenschappelijk onderzoek. De relevante vaardigheden in verband met observatie, diagnostiek en interpretatie kunnen adequaat worden aangewend bij het analyseren van een praktijkgerichte of onderzoeksgerichte vraag. Het tweede jaar van de opleiding Bachelor in de psychologie steunt op de eindtermen van de psychologische basisvakken en van de methodisch-technische vakken in het eerste jaar van de opleiding. Tegelijk vormen de eindtermen van deze vakken de basis voor de kern van de opleiding in het derde jaar. Derde jaar Het derde jaar van de opleiding tot Bachelor in de psychologie is met de opleidingsonderdelen Neuropsychologie, Persoonlijkheidspsychologie I, en Psychodiagnostiek II gericht op het bereiken van de volgende eindtermen: psychologische theorieën op het vlak van de neuropsychologie kunnen situeren, kunnen vergelijken, kritisch kunnen verwerken en kunnen evalueren, kennis en inzicht verwerven in de empirisch gefundeerde theorievorming over persoonlijkheid, over de vaardigheden beschikken inzake de constructie en betekenisanalyse van psychologisch diagnostisch instrumentarium, relevante vaardigheden in verband met observatie, diagnostiek en interpretatie adequaat kunnen aanwenden met het oog op het verlenen van wetenschappelijk verantwoorde adviezen. Methoden en technieken voor empirisch onderzoek en Data-analyse I dragen in het bijzonder bij tot het realiseren van de eindterm: beschikken over vaardigheden en attitudes op het vlak van wetenschappelijk onderzoek. Ze zijn meer in het bijzonder gericht op een verdere inzichtelijke kennisname van de belangrijkste kwalitatieve en kwantitatieve methoden en technieken van on-
3
derzoek en op het kunnen selecteren en correct kunnen toepassen ervan ter voorbereiding van de medewerking aan en de zelfstandige uitvoering van wetenschappelijk onderzoek. Op het vlak van de generieke competenties is de student na het derde jaar van de opleiding tot Bachelor in de psychologie gericht op en in staat tot het aanwenden van de psychologische vorming bij het analyseren van psychologisch relevante vraagstellingen, en is de student gericht op levenslang leren, d.w.z. dat hij/zij in staat is tot het op een adequate manier opzoeken, evalueren en implementeren van wetenschappelijke bronnen in functie van een praktijkgerichte of onderzoeksgerichte vraag, evenals tot het adequaat aanpakken van een probleemstelling op het vlak van de psychologie via literatuurstudie en empirisch onderzoek. Het derde jaar van de opleiding tot Bachelor in de psychologie voorziet in een keuze tussen drie afstudeerrichtingen. In de afstudeerrichting klinische psychologie verwerft de student inzicht in psychopathologie en in de psychologische theorievorming hieromtrent, inzicht in de basismechanismen van de normale ontwikkeling en van de ontwikkelingspsychopathologie, in de theoretische grondslagen en de empirische ondersteuning van de psychologische interventiemethoden, evenals in de principes en methoden van klinische oordeels- en besluitvorming, de geëigende diagnostische protocollen en instrumenten en de indicatiestelling voor psychologische interventie. Neurologie en Fysiopathologie dragen bij tot een verdiepend inzicht in de biologische basis van het gedrag en de implicaties hiervan voor de psychopathologie. Op het vlak van de generieke competenties is de Bachelor in de psychologie afstudeerrichting klinische psychologie in staat tot het op een wetenschappelijk verantwoorde wijze beluisteren en analyseren van beroepsrelevante vragen op het vlak van de psychodiagnostiek, en is hij/zij gericht op het kennis hebben en onderhouden inzake de geestelijke gezondheidszorg, en heeft hij/zij aandacht voor de ethische en juridische aspecten van het klinisch-psychologisch handelen. In de afstudeerrichting bedrijfspsychologie en personeelsbeleid verwerft de student inzicht in de persoon-arbeid-organisatie interactie door studie van de theoretische grondslagen van het personeelsbeleid, de arbeidspsychologie en de organisatiepsychologie. De student verwerft, op een inleidend niveau, inzicht in de economie als belangrijke context voor de persoon-arbeidorganisatie interactie. De student verwerft inzicht in bedrijfspsychologische processen en maakt 4
zich essentiële bedrijfspsychologische vaardigheden eigen. Op het vlak van de generieke competenties is de Bachelor in de psychologie afstudeerrichting bedrijfspsychologie en personeelsbeleid in staat problemen uit de beroepspraktijk te herkennen, deze op een wetenschappelijk verantwoorde wijze te analyseren, en rekening te houden met de ethische en juridische aspecten ervan. In de afstudeerrichting theoretische en experimentele psychologie verwerft de student kennis met betrekking tot de neuronale basis van cognitieve en aan cognitie gerelateerde processen en een verdiepend inzicht in de theoretische basis van cognitie en van emotieve processen in relatie tot cognitie. Dit wordt verbreed naar de problematiek van gezondheidspsychologie. Daarnaast verwerft de student ook een aantal vaardigheden die fundamenteel zijn voor het plannen en opzetten van experimenteel-psychologisch onderzoek. Op het vlak van de generieke competenties is de Bachelor in de psychologie afstudeerrichting theoretische en experimentele psychologie in staat om op een wetenschappelijke vraagstelling met betrekking tot problematieken uit de cognitieve psychologie en cognitiewetenschap uit te werken op basis van een gerichte literatuuropzoeking en een onderzoeksopzet te ontwerpen om deze vraagstelling te toetsen. Hij/zij heeft ook aandacht voor de ethische en juridische aspecten van het handelen in de psychologie in het bijzonder in het wetenschappelijk onderzoek. Verticale coherentie Het eerste jaar van de opleiding beoogt een brede basis te geven in de psychologische disciplines, een kennismaking met de belangrijkste principes van wetenschappelijk onderzoek, ondersteund door een aantal selectief gekozen verbredingsvakken. Meer specifiek geeft Algemene psychologie een breed overzicht van de themata, met inbegrip van de belangrijke theoretische modellen, die in de psychologie aan bod komen en vormt aldus een basis voor het ganse opleidingsprogramma (uitzondering gemaakt voor de vakken die gelijktijdig opstarten: Ontwikkelingspsychologie I en Sociale psychologie I). Voortbouwend op de basiskennis aangereikt in Algemene psychologie wordt in het tweede semester in Psychologische functieleer I dieper ingegaan op de processen die betrokken zijn in automatische en gecontroleerde aandacht en in korte- en langetermijngeheugen. In Differentiële psychologie wordt verder gegaan op de constructen en modellen voor het beschrijven van verschillen tussen individuen en groepen, 5
waarbij gebruik wordt gemaakt van genetische, culturele en evolutionaire verklaringsmodellen. In Geschiedenis van de psychologie worden de belangrijke psychologische modellen in hun historische context gesitueerd. Ontwikkelingspsychologie I situeert klassieke en recente theorieën inzake psychische ontwikkeling en vormt een basis voor de verdere uitwerking die gerealiseerd wordt in tweede en derde jaar. Op een gelijkaardige wijze vormt Sociale psychologie I, met de theorievorming omtrent sociale perceptie en sociale beïnvloeding een basis voor de verdere verdieping Sociale cognitie en groepsprocessen in het tweede jaar van de opleiding. In Methodologie maakt de student kennis met de belangrijkste principes van wetenschappelijk onderzoek in de gedragswetenschappen en verwerft hij/zij een referentiekader nodig om wetenschappelijke onderzoeksmethodes te situeren en te evalueren. Dit gebeurt in wisselwerking met Statistiek I waar de student kennis verwerft van elementaire statistische begrippen en methoden. Methodologie vormt een basis voor Psychologische functieleer II (inschatten van de gehanteerde methodes, in het bijzonder de experimenteel-psychologische benadering) en Psychodiagnostiek I; Statistiek I vormt de basis voor Statistiek II, Psychometrie en Psychodiagnostiek I, alle opleidingsonderdelen in het tweede jaar van de opleiding tot Bachelor in de psychologie. De verbredingsvakken zijn selectief gekozen in functie van de eindtermen en van het principe van de cumulatieve opbouw van het programma. Sociologie draagt complementair met Sociale psychologie bij tot het situeren van de mens in zijn interpersoonlijke, sociale en culturele context met nadruk op de maatschappelijke processen. Fysiologie en Erfelijkheidsleer leggen de basis voor het verwerven van inzicht in de biologische basis van de psychologische processen in het algemeen en vormt een basis voor de opleidingsonderdelen Psychiatrie, Fysiopathologie en Neurologie in het derde jaar van de opleiding tot Bachelor in de psychologie. Filosofie draagt bij tot het verwerven van kennis, vaardigheden en attitudes op het vlak van kritisch onderzoek en is inhoudelijk complementair met Geschiedenis van de psychologie. Het tweede jaar van opleiding tot Bachelor in de psychologie is gericht op de verdieping van de psychologische basisdisciplines, en van de methodisch-technische opleidingsonderdelen. Daarnaast wordt voorzien in een introductie in twee brede werkvelden. De opleidingsonderdelen Psychologische functieleer II en Leerpsychologie bouwen verder op Psychologische functieleer I. In Psychologische functieleer II worden themata zoals taal (lezen, 6
begrijpen, spreken), cognitieve representatie (conceptleren, categorisatie, mathematische concepten), en redeneren (deductie, inductie en probleem-oplossing) verder worden uitgewerkt. Op dit geheel bouwt Leerpsychologie voort met een verdere uitwerking van de psychologische processen die een rol spelen bij conditionering en instrumenteel leren. In Ontwikkelingspsychologie II worden de psychologische theorieën omtrent ontwikkeling toegepast bij de analyse van de onderscheiden ontwikkelingsfasen. Bij Sociale cognitie en groepsprocessen bouwt de sociaal-cognitieve theorievorming verder op de theorieën omtrent sociale perceptie en sociale beïnvloeding in Sociale psychologie I. Statistiek II bouwt verder op Statistiek I dat ook de nodige voorkennis levert voor Psychometrie. Psychodiagnostiek I steunt voor wat betreft de wetenschappelijke verantwoording van het psychodiagnostisch instrumentarium op de kennis, inzichten en vaardigheden uit Methodologie (principes van onderzoeksopzet in het kader van validering), Statistiek I (descriptieve statistiek en sleutelnoties inductieve statistiek) en Psychometrie (testleer en schaalmethoden) en Differentiële psychologie (verschillen tussen individuen en groepen). Klinische psychodiagnostiek I beoogt het ontwikkelen van een kritische attitude ten opzichte van een descriptieve, categoriale psychodiagnostiek en vormt de basis voor Klinische psychodiagnostiek II in het derde jaar van de Bachelor opleiding, afstudeerrichting klinische psychologie. De opleidingsonderdelen Inleiding bedrijfspsychologie en Inleiding klinische psychologie bouwen verder op de themata uit de Algemene psychologie. De Inleiding bedrijfspsychologie beoogt een kennismaking met de theoretische basisconcepten en de werkvelden voor de arbeidspsychologie, de organisatiepsychologie, het personeelsbeleid en de consumentenpsychologie; de grote zuilen in de afstudeerrichting bedrijfspsychologie en personeelsbeleid op het niveau van het derde jaar van de Bachelor opleiding en op het niveau van de Master opleiding. Bij Inleiding klinische Psychologie vormt met de inzichten in de relatie psycholoog-cliënt en in het proces van verandering en acceptatie de basis voor een evidence-based benadering in het klinisch psychologisch werkveld. Kennisleer en Psychiatrie vormen samen de verbredingsvakken in het tweede jaar van de opleiding. Psychiatrie draagt bij tot het verwerven van de vereiste inzichten in de psychopathologie (descriptieve en biologische basis). Hierop bouwen Klinische psychologie en Klinische ontwikke7
lingspsychologie in het derde jaar van de opleiding verder. Kennisleer bouwt verder op de basisvakken uit het eerste jaar van de opleiding en draagt met het inzicht verwerven in de kennistheoretische vooronderstellingen van de psychologische theorieën bij tot een meer generieke eindterm: kritisch kunnen reflecteren over de psychologie als wetenschappelijke discipline. In het derde jaar van de Bachelor opleiding in de psychologie wordt de verdieping van de basisdisciplines voortgezet met Neuropsychologie en met Persoonlijkheidspsychologie I, en van de methodisch-technische vakken met Data-analyse I en met Methoden en technieken voor empirisch onderzoek. Neuropsychologie bouwt verder op het geheel van de psychologische functies (zie Psychologische functieleer I, Psychologische functieleer II en Leerpsychologie) door de interactie tussen de neurofysiologische basis en de psychologische- en gedragsmatige aspecten uit te werken. Persoonlijkheidspsychologie I steunt op Differentiële psychologie uit het eerste jaar van de Bachelor opleiding. Data-analyse I bouwt verder op Statistiek I en II. Psychodiagnostiek II bouwt verder op Psychodiagnostiek I, op Statistiek II en Data-analyse I (vooral factor-analyse). Methoden en technieken voor empirisch onderzoek dient te worden gezien in samenhang met Statistiek I en II, Methodologie, Psychometrie en Data-analyse I. Samen met Data-analyse II of Toegepaste data-analyse in het eerste jaar van de Master opleiding, biedt dit cluster de methodisch-technische basis voor de Scriptieseminaries en de Scriptie in de Master opleiding.. De kern van de opleidingsonderdelen uit het derde jaar van de Bachelor in de psychologie afstudeerrichting klinische psychologie steunt rechtstreeks op de basisvakken uit de twee eerste jaren van de opleiding. Klinische psychologie focust op de theoretische bevindingen uit de experimentele psychopathologie en steunt hiervoor op het geheel van de psychologische functies in Psychologische functieleer I en Psychologische functieleer II, en op Neuropsychologie. Klinische ontwikkelingspsychologie steunt op Ontwikkelingspsychologie I en op Ontwikkelingspsychologie II. Zowel Klinische psychologie als Klinische ontwikkelingspsychologie doen beroep op de inzichten uit Psychiatrie. Klinische psychodiagnostiek II steunt op recente empirische bevindingen in combinatie met een kadertheorie inzake de verwerving van psychologische identiteit, voorbereid in Klinische psychodiagnostiek I. Hiervoor wordt beroep gedaan op inzichten uit Psychiatrie en 8
Ontwikkelingspsychologie I. Psychodynamisch consultatie steunt op Inleiding klinische psychologie en Klinische psychodiagnostiek I, en biedt een basis voor eerste interventies binnen het klinische veld. Relatie- en gezinsstudies bouwt verder op de sociaal-cognitieve theorievorming in Sociale psychologie I en op Sociale cognitie en groepprocessen. De verbredingsvakken Neurologie en Neuropsychologie, evenals Fysiopathologie verdiepen de inzichten in de biologische basis van de psychologische processen. Dit gebeurt voor de neurobiologische aspecten in wisselwerking met Neuropsychologie en Klinische psychologie enerzijds, terwijl inzichten in de pathofysiologische processen worden benut, zowel bij Klinische psychologie, als bij de klinische aspecten van de gezondheidspsychologie in de Master opleiding. De kern van de opleidingsonderdelen uit het derde jaar van de Bachelor in de psychologie afstudeerrichting bedrijfspsychologie en personeelsbeleid is gericht op het verwerven van inzichten in de drie optievakken: Personeelsbeleid I, Organisatiepsychologie I en Arbeidspsychologie I. Hiervoor wordt gesteund op basisvakken uit de twee eerste jaren van de opleiding zoals Algemene Psychologie, Differentiële psychologie, Sociale psychologie I, Persoonlijkheidspsychologie, Neuropsychologie. Een bijzondere ondersteuning komt van het vak Inleiding bedrijfspsychologie. Daarnaast wordt de theoretische basis gelegd omtrent bedrijfspsychologische processen en worden bedrijfspsychologische vaardigheden aangeleerd. Tevens vindt een introductie in de Economie plaats. Op deze manier verwerft de student enerzijds een theoretische basiskennis omtrent persoon-arbeid-organisatie interactie en anderzijds een initiatie in vaardigheden essentieel voor zijn/haar rol als latere expert/facilitator. De verworven theoretische basiskennis en bedrijfspsychologische vaardigheden kunnen getoetst worden aan de realiteit van de werkvelden van de bedrijfspsycholoog tijdens een eerste stage in het eerste jaar van de Master opleiding. De theoretische basiskennis wordt verder verdiept en de vaardigheden worden uitgebreider aangeleerd tijdens die Master opleiding. De kern van de opleidingsonderdelen uit het derde jaar van de bachelor in de psychologie, afstudeerrichting theoretische en experimentele psychologie is gericht op het verwerven van kennis en vaardigheden die nodig zijn bij het plannen en opzetten van wetenschappelijk onderzoek. De kern steunt rechtstreeks op basisvakken uit de eerste twee jaren van de opleiding. Gezondheidspsychologie I steunt op Psychologische functieleer I en II, op Sociale psychologie en op Leerpsychologie. Cognitie en emotie steunt op Algemene psychologie, Psycholohgische functieleer I, 9
Psychologische functieleer II, Leerpsychologie en Cognitie en groepsprocessen. Ook Cognitieve psychologie I bouwt voort op Psychologische functieleer I en II en Leerpsychologie. Neurologie steunt op Fysiologie en Neuropsychologie. Paradigmata en instrumenten van de experimentele psychologie steunt enerzijds op inhoudelijk gerelateerde vakken zoals Psychologische functieleer I en II, Neuropsychologie, en anderzijds op methodische vakken zoals Methodologie, Statistiek I en II. Doorstroomprogramma’s De doorstroomprogramma’s zijn zo opgevat dat ze de studenten voorzien van de vereiste kennis en vaardigheden teneinde de specifieke eindtermen van de afstudeerrichtingen te helpen realiseren. Voor de afstudeerrichting klinische psychologie betekent dit de opleidingsonderdelen Klinische psychodiagnostiek II, Klinische psychologie, Klinische ontwikkelingspsychologie en Relatieen gezinsstudies. Ze dragen bij tot de volgende eindtermen: •
inzicht hebben in de psychopathologie en in de psychologische theorievorming hieromtrent;
•
inzicht hebben in de principes en methodes van klinische oordeels- en besluitvorming, de geëigende diagnostische protocollen en instrumenten, de indicatiestelling voor klinisch psychologische interventie;
•
inzicht hebben in de theoretische grondslagen en de empirische ondersteuning van de klinische psychologie.
Voor de afstudeerrichting bedrijfspsychologie en personeelsbeleid houdt dit in de opleidingsonderdelen Personeelsbeleid I, Organisatiepsychologie I, Arbeidspsychologie I en Bedrijfspsychologische processen en -vaardigheden. Op deze manier verwerft de student de basiskennis omtrent de interactie persoon, arbeid en organisatie evenals een initiatie in vaardigheden gerelateerd aan de rol van expert/facilitator. Deze opleidingsonderdelen dragen bij tot de volgende eindtermen: •
theoretische kennis verwerven van de psychologie van personeel, organisatie, arbeid en consumenten;
•
theoretische kennis verwerven van de psychologie van de organisatie; 10
•
onderliggende principes en technieken van personeelsbeleid kennen en inzien;
•
beschikken over communicatieve vaardigheden om samen te werken met personeel, collega’s en opdrachtgevers.
Voor de afstudeerrichting theoretische en experimentele psychologie betreft het de opleidingsonderdelen Paradigmata en instrumenten van de experimentele psychologie, en Cognitie en emotie. Deze opleidingsonderdelen dragen bij tot de eindtermen: •
vertrouwd zijn met de verschillende deelgebieden en paradigmata binnen de cognitieve wetenschappen;
•
in overleg met opdrachtgevers en teamgenoten, een optimaal onderzoeksplan kunnen opstellen en uitvoeren;
•
kunnen aantonen hoe cognitieve processen interageren met emotie.
In de doorstroomprogramma’s voor de afstudeerrichtingen klinische psychologie en bedrijfspsychologie en personeelsbeleid werden de uren en studiepunten van de opleidingsonderdelen verminderd in relatie tot dezelfde opleidingsonderdelen in het reguliere programma derde jaar Bachelor of science in de psychologie. Deze reductie wordt gemotiveerd vanuit de in het kader van de Bachelor opleiding verworven kennis en vaardigheden.
11
Afstudeerprofielen en eindtermen De opleiding Bachelor of science in de psychologie beoogt onderstaande algemene eindtermen: Beschikken over kennis, vaardigheden en attitudes op het vlak van wetenschappelijk onderzoek. In staat zijn om zelfstandig en kritisch kennis te nemen van de vakliteratuur en van ontwikkelingen in het vakgebied. Gericht zijn op levenslang leren. Relevante vaardigheden in verband met observatie, diagnostiek en interpretatie adequaat kunnen aanwenden met het oog op het verlenen van wetenschappelijk verantwoorde adviezen, interventies of hulp. In staat zijn via literatuurstudie en empirisch onderzoek een probleemstelling op het gebied van de psychologie zelfstandig aan te pakken. De basisbegrippen van de psychologie kunnen formuleren. Inzicht hebben in de waarneming. Inzicht hebben in de principes van geheugen en cognitieve representatie. Inzicht hebben in de representaties en processen betrokken bij hogere cognitie. Inzicht hebben in aandachts- en controleprocessen. Kunnen aantonen hoe cognitieve processen interageren met emotie. Psychologische theorieën kunnen situeren en kunnen vergelijken. Psychologische theorieën kritisch kunnen verwerken en evalueren. Inzicht hebben in de normale ontwikkeling. De mens kunnen situeren in zijn interpersoonlijke, sociale en culturele context (b.v. familie, werk, maatschappelijk kader) en deze informatie gepast kunnen hanteren. De biologische basis van de psychologische processen en hun uitingen in gedrag en beleving kunnen onderkennen. Kritisch kunnen reflecteren over de psychologie als wetenschappelijke discipline. De variaties aan gedragsuitingen en persoonlijke karakteristieken in relatie tot variaties in lichamelijke, groepskenmerken en culturele contexten kunnen situeren. Inzicht hebben in de theoretische grondslagen en in de empirische ondersteuning van de psychodiagnostiek. De relevante methoden en technieken voor wetenschappelijk onderzoek en data-analyse correct kunnen selecteren en correct kunnen aanwenden in het kader van toegepast en fundamenteel onderzoek. Inzichtelijke kennis hebben van de relevante methoden en technieken voor wetenschappelijk onderzoek en data-analyse. Wetenschappelijke bronnen op een adequate manier kunnen opzoeken, evalueren en implementeren in functie van een praktijkgerichte of onderzoeksgerichte vraag. Probleemstellingen of casussen op een multi-theoretische en multidisciplinaire wijze kunnen bekijken en bespreken. Psychologisch diagnostisch instrumentarium kunnen beoordelen, adapteren, indiceren en aanwenden. Wetenschappelijk geverifieerde psychologische interventiemethoden kunnen indiceren. De effecten van de toegepaste psychologische interventies kunnen evalueren. Psychologische theorieën op het gebied van de neuropsychologie kunnen situeren, kunnen vergelijken, kritisch kunnen verwerken en evalueren. Psychologische theorieën op het gebied van de gezondheidspsychologie kunnen situeren, kunnen vergelijken, kritisch kunnen verwerken en evalueren.
12
Inzicht hebben in de empirisch gefundeerde theorievorming over persoonlijkheid. Problemen op het gebied van ziekte en gezondheid kunnen analyseren, structureren en concretiseren. Op een ethisch verantwoorde manier psychologische diagnostiek kunnen uitvoeren. In team kunnen samenwerken met professionelen uit dezelfde en uit andere disciplines. Communicatieve vaardigheden in de omgang met cliënten en/of met professionelen uit dezelfde of uit andere disciplines gepast kunnen aanwenden. Kennis verwerven van de regulering van de beroepsuitoefening. Inzicht hebben in de psychopathologie en in de psychologische theorievorming hieromtrent. Beschikken over goede mondelinge en schriftelijke communicatievaardigheden.
Van de Bachelors of science in de psychologie, afstudeerrichting klinische psychologie wordt verwacht dat ze werkzaamheden kunnen plannen, uitvoeren en opvolgen op het brede terrein van de (geestelijke) gezondheidszorg en de welzijnszorg. In hun afstudeerprofiel wordt een scientistpractitioner model nagestreefd. Dit betekent dat ze, met het oog op het vervullen van de middle management functies in de (geestelijke) gezondheidszorg en in de welzijnszorg -vanuit een evidence-based benadering- de verworven algemene en wetenschappelijke competenties en de verworven algemeen disciplinaire kennis kunnen aanwenden in confrontatie met problemen in het eerder genoemde veld. Bij dit alles dient men in rekening te brengen dat studenten in de driejarige opleiding tot Bachelor of science in de psychologie, aan de Universiteit Gent in eerste instantie zullen worden opgeleid om door te stromen naar de Masteropleiding in de psychologie. Functioneren op het niveau van een zelfstandig onderzoeker of zelfstandige beoefenaar van de psychologie wordt van de Master of science in de psychologie verwacht. De afstudeerrichting klinische psychologie beoogt onderstaande specifieke eindtermen: Inzicht hebben in de principes en methodes van klinische oordeels- en besluitvorming, de geëigende diagnostische protocollen en instrumenten, de indicatiestelling voor klinisch psychologische interventie. Psychodiagnostisch onderzoek ten aanzien van specifieke disfuncties en klachten gepast kunnen uitvoeren. Aandacht hebben voor de ethische aspecten van het klinisch-psychologisch handelen en zich de ethische regels van de discipline eigen maken. Inzicht hebben in de theoretische grondslagen en de empirische ondersteuning van de klinisch psychologische interventiemethoden. Beroepsrelevante vragen op een wetenschappelijk verantwoorde wijze kunnen beluisteren en analyseren. Methoden en technieken van het wetenschappelijk onderzoek op het domein van de klinische psychologie adequaat kunnen hanteren.
13
Bereid zijn tot en kunnen gemeenschapsgericht denken en handelen. Gericht zijn op actief opzoeken van wetenschappelijke literatuur bij confrontatie met praktijkproblemen. Gericht zijn op het opzoeken en implementeren van empirisch ondersteunde psychologische interventiemethoden.
Van de Bachelors of science in de psychologie, afstudeerrichting bedrijfspsychologie en personeelsbeleid wordt verwacht dat ze werkzaamheden kunnen plannen, uitvoeren en opvolgen op het brede terrein van de interactie mens-arbeid en organisatie. In hun afstudeerprofiel wordt een scientist-practitioner model nagestreefd. Dit betekent dat ze, met het oog op het vervullen van de middle management functies in voornoemd gebied, vanuit een evidence-based benadering de verworven algemene en wetenschappelijke competenties en de verworven algemeen disciplinaire kennis kunnen aanwenden in confrontatie met problemen op dit gebied. Bij dit alles dient men in rekening te brengen dat studenten in de driejarige opleiding tot Bachelor of science in de psychologie, aan de Universiteit Gent in eerste instantie zullen worden opgeleid om door te stromen naar de Masteropleiding in de psychologie. Functioneren op het niveau van een zelfstandig onderzoeker of zelfstandige beoefenaar van de psychologie wordt van de Master of science in de psychologie verwacht. De afstudeerrichting bedrijfspsychologie en personeelsbeleid beoogt onderstaande specifieke: Onderliggende principes en technieken van personeelsbeleid kennen en inzien. Theoretische kennis verwerven van de psychologie van de organisatie. Theoretische kennis verwerven van de psychologie van personeel, organisatie, arbeid en consumenten. Communicatieve vaardigheden beheersen om samen te werken met partners op de arbeidsmarkt en binnen het industriële relaties-systeem. Theoretische kennis verwerven van bedrijfseconomie en sociaal recht. De arbeidsmarkt kunnen analyseren en inzicht hebben in de industriële relaties. Beschikken over vaardigheden inzake methoden en technieken van wetenschappelijk onderzoek in organisaties. Beschikken over diagnostische vaardigheden inzake de persoon-arbeid-organisatie interactie (bijvoorbeeld selectiemethoden). Beschikken over interventievaardigheden inzake de persoon-arbeid-organisatie interactie (bijvoorbeeld training). Beschikken over communicatieve vaardigheden om samen te werken met personeel, collega’s en opdrachtgevers (bijvoorbeeld gespreks- en vergadertechnieken, mondelinge en schriftelijke rapporteringstechnieken).
14
Van de Bachelors of science in de psychologie, afstudeerrichting theoretische en experimentele psychologie wordt verwacht dat ze werkzaamheden kunnen plannen, uitvoeren en opvolgen op het brede terrein van het wetenschappelijk onderzoek. In hun afstudeerprofiel wordt een scientistpractitioner model nagestreefd. Dit betekent dat ze, met het oog op het vervullen van de middle management functies in voornoemd gebied, vanuit een evidence-based benadering de verworven algemene en wetenschappelijke competenties en de verworven algemeen disciplinaire kennis kunnen aanwenden in confrontatie met problemen op dit gebied. Bij dit alles dient men in rekening te brengen dat studenten in de driejarige opleiding tot Bachelor of science in de psychologie, aan de Universiteit Gent in eerste instantie zullen worden opgeleid om door te stromen naar de Masteropleiding in de psychologie. Functioneren op het niveau van een zelfstandig onderzoeker of zelfstandige beoefenaar van de psychologie wordt van de Master of science in de psychologie verwacht. De afstudeerrichting theoretische en experimentele psychologie beoogt onderstaande specifieke eindtermen: Beschikken over een brede kennisachtergrond. Beschikken over een degelijke kennis van de onderzoeksmethodologie in al zijn aspecten en onderdelen gesteund op ervaring ermee. Technieken beheersen om op een snelle en efficiënte manier relevante literatuur op te sporen. Beschikken over een een voldoende basis om zich snel in te werken in de literatuur van elke psychologische deeldiscipline. In overleg met opdrachtgevers en teamgenoten, een optimaal onderzoeksplan kunnen opstellen en uitvoeren. Gegevens op de best passende wijze kunnen analyseren en interpreteren. De onderzoeksprocedure met inbegrip van resultaten en implicaties kunnen neerschrijven in een technisch rapport. Vertrouwd zijn met de verschillende deelgebieden en paradigmata binnen de cognitieve wetenschappen. Een objectief-kritische houding kunnen innemen tegenover het eigen onderzoek en dat van anderen. Experimenteel-psychologisch onderzoek kunnen kaderen in een breder wetenschappelijk en filosofisch kader.
15