TOSHIBA Barcode Printer
B-SX600 REEKS Gebruikershandleiding
Samenvatting veiligheid
Samenvatting veiligheid De veiligheid van personen tijdens het gebruik of het onderhoud van de uitrusting is van heel groot belang. Verwittigingen en voorschriften die nodig zijn voor een veilig gebruik werden opgenomen in deze handleiding. Alle verwittigingen en voorschriften die deze handleiding bevat moeten zorgvuldig gelezen en begrepen zijn alvorens deze uitrusting te gebruiken of te onderhouden. Herstel of wijzig deze uitrusting niet zelf. Indien een fout zich voordoet dat niet kan verholpen worden met behulp van de werkwijzen die in deze handleiding beschreven worden, zet dan het toestel af, haal de stekker uit het stopcontact en stel u in verbinding met een erkende TOSHIBA TEC verdeler voor bijstand.
Betekenis van de symbolen Dit symbool geeft aan dat het een waarschuwing betreft. Specifieke waarschuwingen zijn in de symbool getekend. (Het symbool links geeft een algemene waarschuwing.) Dit symbool duidt op verboden handelingen (gebruiks-voorwerpen). Specifieke verboden handelingen en voorwerpen zijn in of bij het symbool getekend. (Het symbool links betekent "verboden te demonteren".) Dit symbool geeft aan dat bepaalde handelingen moeten worden uitgevoerd. Specifieke aanwijzingen worden met een z symbool weergegeven. (Het symbool links betekent "haal de stekker uit het stopkontakt") op groot gevaar voor ernstige persoonlijke letsels en WAARSCHUWING Duidt mogelijk zelfs doodsgevaar. Verboden aan te sluiten op een andere spanning dan aangegeven
Verboden
Verboden
Haal de stekker uit het stopkontakt.
Sluit nooit aan op een andere spanning (wisselstroom) dan aangegeven op het voltage label. Een verkeerde spanning kan oorzaak zijn van brand of elektrische schokken.
Verboden
Het aansluiten van verschillende toestellen met een hoog elektrisch verbruik op éénzelfde voeding kan leiden tot spanningsverschillen en bijgevolg een slechte werking van de toestellen. Gebruik dus een afzonderlijk stopcontact voor elk toestel, zoniet is er gevaar voor brand en elektrische schokken.
Verboden
Sluit geen toestel aan en haal geen stekker uit het stopkontakt met natte handen. Dit levert een groot gevaar op voor elektrische schokken.
Plaats geen metalen voorwerpen of bakjes met water zoals bloemenbazen, planten of glazen, op de machines. Er bestaat namelijk kans op brand of een elektrische schok indien metalen voorwerpen of vocht in de machines terecht komen.
Steek geen metaal, ontvlambare of andere vreemde voorwerpen door de ventilatie-openingen. Dit kan brand of elektrische schokken teweegbrengen. Zorg er tevens voor dat zulke voorwerpen niet per ongeluk in de toestellen kunnen vallen.
Verboden
Beschadig of wijzig de netsnoeren niet. Plaats geen zware voorwerpen op de snoeren, trek er niet aan en knik de snoeren niet. Dit alles kan aanleiding geven tot elektrische schokken en brand.
Zet het toestel af en haal vervolgens de stekker uit het stopkontakt indien het toestel is gevallen of de behuizingen beschadigd zijn en stel u in verbinding met een erkende TOSHIBA TEC verdeler voor bijstand. Het gebruik van het toestel onder deze omstandigheden kan aanleiding geven tot brand of elektrische schokken.
Haal de stekker uit het stopkontakt.
Doorlopend gebruik van toestellen onder abnormale omstandigheden, zoals rook- of geurontwikkeling houdt gevaar in voor brand en elektrische schokken. Indien iets niet in orde lijkt moet u het toestel onmiddellijk afzetten en de stekker uit het stopkontakt halen. Laat u vervolgens bijstaan door een erkende TOSHIBA TEC verdeler.
(i)
Samenvatting veiligheid
Haal de stekker uit het stopkontakt.
Sluit een aarddraad aan.
Zet het toestel af en haal vervolgens de stekker uit het stopkontakt indien vreemde voorwerpen (metalen voorwerpen, vloeistoffen) in het toestel zijn gevallen en stel u in verbinding met een erkende TOSHIBA TEC verdeler voor bijstand. Het gebruik van het toestel onder deze omstandigheden kan aanleiding geven tot brand of elektrische schokken.
Haal de stekker uit het stopkontakt.
Trek niet aan het snoer om een stekker uit een stopkontakt te halen. Dit kan het snoer beschadigen en de kerndraden blootleggen zodat gevaar voor brand en elektrische schokken ontstaat.
Sluit steeds aan op een aarding. Verlengsnoeren moeten geaard zijn. Verlies van stroom kan aanleiding geven tot brand of elektrische schokken.
Niet demonterenl
Verwijder geen kappen, herstel of wijzig het toestel niet zelf. U loopt gevaar op elektrische schokken of verwondingen t.g.v, een hoog voltage, hete onderdelen, scherpe randen die voorkomen in het toestel.
LET OP
Duidt op groot gevaar voor persoonlijke letsels en beschadiging van de apparatuur.
Voorzorgen Onderstaande voorschriften dragen bij tot een duurzame en goede werking van het toestel. • Vermijd plaatsen die blootgesteld zijn aan volgende omstandigheden: * Temperaturen zoals opgegeven (gespecifieerd) * Rechtstreeks zonlicht * Hoge vochtigheid * Gemeenschappelijke elektrische voeding * Trillingen * Stof/gas • Reinig de kappen met een doek die ondergedompeld werd in een zacht detergent en vervolgens goed uitgewrongen werd. Gebruik geen thinner of andere vluchtige middelen op de plastiek kappen. • Gebruik enkel door TOSHIBA TEC aanbevolen papier en linten. • Bewaar geen papier of linten op plaatsen met rechtstreeks zonlicht, hoge temperaturen, vochtigheid, stof of gassen. • De drukker moet gebruikt worden op een effen oppervlak. • Gegevens opgeslagen in het geheugen van de drukker kunnen n.a.v. een fout verloren gaan. • Sluit de drukker niet aan op dezelfde voeding als andere elektrische apparatuur, de spanning kan hierdoor wijzigen en aanleiding geven tot een verkeerde werking van het toestel. • Haal de stekker uit het stopcontact voor elke handeling aan de binnenzijde van het toestel of wanneer u het toestel reinigt. • Schakel de machine uit voor elke handeling aan de binnenzijde van de machine. • Plaats geen zware vorwerpen op de machines daar deze voorwerpen mogelijk uit baalans zouden kunnen raken, omvallen en ongelukken veroorzaken. • Voorkom oververhitting en mogelijk brand en blokkeer derhalve de ventilatie-openingen van de machines niet. • Leun niet tegen het toestel. Het toestel kan op u vallen of kantelen en u verwonden. Leun niet tegen het toestel. Het kan op u vallen en u verwonden en/of defekt worden. • Let op het mes voor verwondingen. • Haal de stekker uit het stopcontact wanneer het toestel lang niet gebruikt wordt. Raadgeving betreffende het onderhoud •
•
•
Maak gebruik van onze onderhoudsdiensten. Doe minstens éénmaal per jaar beroep op een TOSHIBA TEC verantwoordelijke om de binnenzijde van het toestel te laten reinigen. Een overdadige ophoping van stof in het toestel kan aanleiding geven tot brand of een verkeerde werking van het toestel. De onderhouddienst controleert en voert regelmatig de nodige werken uit teneinde een goede werking van het toestel te verzekeren en ongevallen te voorkomen. Voor meer inlichtingen kunt u zich wenden tot een TOSHIBA TEC verantwoordelijke. Gebruik van insecticiden en andere chemicaliën. Stel de drukker niet bloot aan insecticiden of andere vluchtige middelen. Deze producten kunnen de behuizing beschadigen of de verf aantasten.
( ii )
INHOUDSTAFEL Page 1.
PRODUCTOVERZICHT ........................................................................................................................... 1- 1 1.1 1.2 1.3
1.4
1.5
2.
PRINTERINSTELLING............................................................................................................................. 2- 1 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
3.
Inleiding........................................................................................................................................... 1- 1 Toebehoren .................................................................................................................................... 1- 2 Nomenclatuur Onderdelen en Functies.......................................................................................... 1- 3 1.3.1 Voorzijde............................................................................................................................... 1- 3 1.3.2 Achterzijde (model met een USB interface) .........................................................................1- 4 1.3.3 Achterzijde (model met een LAN interface).......................................................................... 1- 5 1.3.4 Binnenzijde ........................................................................................................................... 1- 6 1.3.5 Bedieningsbord..................................................................................................................... 1- 8 Snijeenheid ..................................................................................................................................... 1- 9 1.4.1 Snijpositie ............................................................................................................................. 1- 9 1.4.2 Voorzorgen bij het gebruik van de snijeeheid...................................................................... 1-10 Afpeleenheid .................................................................................................................................. 1-11 1.5.1 Onderdelen .......................................................................................................................... 1-11 1.5.2 Voorzorgen bij het gebruik van de afpeleenheid ................................................................. 1-12
Verwijdering van de beschermingsmaterialen................................................................................2- 1 Opstellingsplaats ............................................................................................................................ 2- 4 Aansluiting van het voedingsnoer................................................................................................... 2- 5 Aansluiting van de printer (met USB Interface) met uw computer ................................................. 2- 6 Aansluiting van de printer (met LAN Interface) met uw computer.................................................. 2- 7
MEDIA EN LINTEN................................................................................................................................... 3- 1 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Kenmerken van linten en media ..................................................................................................... 3- 1 Zelfklevende etiketten..................................................................................................................... 3- 2 Ingekeepte media ........................................................................................................................... 3- 3 Zwarte stip etiketten........................................................................................................................ 3- 4 Gewaarborgde printzone ................................................................................................................ 3- 5 Het opbergen van media en linten.................................................................................................. 3- 6 Onaanvaardbare media en linten ................................................................................................... 3- 6
4.
HET LADEN VAN LINTEN....................................................................................................................... 4- 1
5.
HET LADEN VAN MEDIA ........................................................................................................................ 5- 1 5.1 5.2 5.3
Het laden van media....................................................................................................................... 5- 1 Het laden van media met een afpeleenheid ................................................................................... 5- 5 Het herladen van kettingpapier...................................................................................................... 5-11
6.
PRINTEN VANAF EEN COMPUTER....................................................................................................... 6- 1 6.1 6.2
7.
HET GEBRUIK VAN DE PRINTER.......................................................................................................... 7- 1 7.1 7.2 7.3 7.4
8.
Media uitvoermode ......................................................................................................................... 7- 1 Afpelmode....................................................................................................................................... 7- 4 Alignatie van het blad ..................................................................................................................... 7- 5 Mediacalibratie................................................................................................................................ 7- 8
BEDIENINGSBORD ................................................................................................................................. 8- 1
8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 9.
Printtest vanaf de printerdriver........................................................................................................ 6- 1 Voorzorgen bij het gebruik van het model met LAN Interface........................................................ 6- 4
Bedieningsbord................................................................................................................8- 1 Meldingen die getoond worden op bedieningsborg .........................................................8- 2 Aansturing van de printer d.m.v. het bedieningsbord ......................................................8- 6 Menuopties ......................................................................................................................8- 7 Annulatie van een printopdracht.....................................................................................8-12
PRINTTEST .............................................................................................................................................. 9- 1 9.1 9.2
Het uitvoeren van een printtest....................................................................................................... 9- 1 Printtest patroon ............................................................................................................................. 9- 1
10. VERWIJDERING VAN OPGESTOPTE MEDIA....................................................................................... 10- 1 10.1 Verwijdering van opgestopte media uit de snijeenheid ................................................................ 10- 1 10.2 Verwijdering van opgestopte media uit de afpeleenheid.............................................................. 10- 2 11. DAGELIJKS ONDERHOUD..................................................................................................................... 11- 1 11.1 11.2 11.3 11.4 11.5 11.6
Reiniging van de mediasensor ..................................................................................................... 11- 2 Reiniging van de drukrol ............................................................................................................... 11- 3 Reiniging van de lintscheidingsplaat ............................................................................................ 11- 4 Reiniging van de lintleiderstaaf..................................................................................................... 11- 4 Reiniging van de printkop ............................................................................................................. 11- 5 Reiniging van de afpeleenheid ..................................................................................................... 11- 6
12. HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN..................................................................................................... 12- 1 12.1 12.2 12.3 12.4 12.5
Problemen bij het opstarten van de printer................................................................................... 12- 1 Problemen tijdens het printen ....................................................................................................... 12- 1 Printfouten..................................................................................................................................... 12- 4 Problemen met het netwerk (model met LAN iterface)................................................................. 12- 8 Oplossingen wanneer een foutmelding op het bedieningsscherm verschijnt .............................. 12- 9
13. VEEL GESTELDE VRAGEN.................................................................................................................... 13- 1
14. KENMERKEN........................................................................................................................................... 14- 1 14.1 14.2 14.3 14.4
Printer (model met USB Interface) ............................................................................................... 14- 1 Printer (model met LAN Interface) ................................................................................................ 14- 2 Snijeenheid ................................................................................................................................... 14- 4 Apeleenheid .................................................................................................................................. 14- 4
15. VOEDINGSNOER .................................................................................................................................... 15- 1
VERWITTIGING! Dit is een product van de categorie A. Het gebruik van dit product in een huishoudelijke omgeving kan aanleiding geven tot radio interferenties die de gebruiker kunnen dwingen tot het nemen van de nodige maatregelen. VERWITTIGING! 1. Het is verboden deze handleiding, geheel of gedeeltelijk te kopieren zonder voorafgaande schriftelijke toelating van TOSHIBA TEC. 2. De inhoud van deze handleiding kan gewijzigd worden zonder verwittiging. 3. Stel u in verbinding met uw locale erkende verdeler indien u vragen heeft over deze handleiding.
1. PRODUCTOVERZICHT 1.1 Inleiding Wij danken u voor uw keuze van een TOSHIBA barcode printer uit de reeks B-SX600. In deze gebruikershandleiding vindt u instructies en voorschriften over het gebruik van deze printer. Lees deze handleiding aandachtig om alle mogelijkheden van dit toestel te benutten en een lange levensduur van de printer te verzekeren. Let vooral op de “Veiligheidsvoorschriften” voordat u deze printer gebruikt of onderhoudt. Raadpleeg deze handleiding indien u vragen heeft en bewaar het als referentie. Stel u in verbinding met uw dichtstbijzijnde TOSHIBA TEC verdeler voor meer informatie over deze handleiding.
1- 1
1. PRODUCTOVERZICHT
1.2 Toebehoren Ga na of onderstaand toebehoren volledig met de printer werd geleverd. Stel u in verbinding met uw dichtstbijzijnde erkende TOSHIBA TEC verdeler indien één van onderstaande elementen zou ontbreken. • CD-ROM
• Gebruikershandleiding (dit document)
• Ferrietkern (model met LAN interface) • Terugstellingspin (model met LAN interface)
• Uitpakkingsinstructies • Waarborgdocument (enkel VS) • Reinigingsdoek
1- 2
1. PRODUCTOVERZICHT
1.3 Nomenclatuur Onderdelen en Functies 1.3.1 Voorzijde
1
2 8 3 4
7
6
5
5. Mediauitvoer
1. Side Cover
Geprinte stukken worden via de mediauitvoer uitgestulpt 6. Voorkap
Open wanneer media of een lint geladen wordt. 2. Voorraadvenster
Te openen om media te laden en/of te vervangen.
Om de nog aanwezige voorraad media en/of lint na te gaan.
7. Voedingschakelaar 3. Openingsknop voorkap
Om de printer aan/uit te doen.
Om de voorkap te openen.
8. Bedieningsbord Raadpleeg Deel 8. BEDIENINGSBORD voor meer inlichtingen.
4. Zijkapgreep Om de zijkap te openen.
1- 3
1. PRODUCTOVERZICHT
1.3.2 Achterzijde (model met een USB interface)
1
2 5 3
4
1.
3.
USB Interfaceaansluiting
Om een interface met een externe eenheid te bewerkstellingen.
Om de printer aan te sluiten met een PC d.m.v. een USB kabel. . 2.
Expansion I/O Interfaceaansluiting
Ventilatieplaat Om de hitte uit de printer te laten ontsnappen.
4.
Elektrische aanvoer
5.
Invoeropening kettingpapier Om kettingpapier aan de achterzijde van de printer in te voeren.
1- 4
1. PRODUCTOVERZICHT
1.3.3 Achterzijde (model met een LAN interface)
1
2 5 3
4
1.
3.
LAN Interfaceaansluiting
Om een interface met een externe eenheid te bewerkstellingen.
Om de printer aan te sluiten met een PC d.m.v. een LAN kabel.
2.
Expansion I/O Interfaceaansluiting
Ventilatieplaat Om de hitte uit de printer te laten ontsnappen.
4.
Elektrische aanvoer
5.
Invoeropening kettingpapier Om kettingpapier aan de achterzijde van de printer in te voeren
1- 5
1. PRODUCTOVERZICHT
1.3.4 Binnenzijde ■ Lager deel 10
1
2 9 3 8
7
4
6 5
1. Media-einde sensor
6.
Reflectie sensor media
2. Mediahouder
7.
Transmissieve mediarandsensor
3. Mediarolhouder
8.
Drukrol
4. Mediarolleider
9.
Transmissieve mediacentrumsensor
5. Medialeid
10. Printkop
er
VERWITTIGING! 1. Raak de printkop of de zone errond niet aan na het printen. De printkop wordt zeer heet tijden het printen en u zou zich kunnen verbranden. 2. Raak geen bewegende delen aan. Laad media pas wanneer de printer zich in stilstand bevindt om het risico dat uw vingers, juwelen, kleding, enz. gevat worden te beperken. 3. Let op kwetsuren. Zorg ervoor dat uw vingers niet gekneld worden bij het openen of sluiten van de kappen.
1- 6
1. PRODUCTOVERZICHT
■ Hoger deel
1 2 7
3
4 6
5
1. Hendel hoger deel
5.
Lintspanner
2. Openingshendel hoger deel
6.
Print kopdruk keuzehendel
3. Lintstopper
7.
Lintas (opvangzijde)
4. Lintas (aanvoerzijde)
1- 7
1. PRODUCTOVERZICHT
1.3.5 Bedieningsbord 1
2
11 10
3
9
4
5 8
6
7
1. LCD berichtenscherm
7.
[Enter] toets
2. Foutverklikker (rood)
8.
Pijltjesknoppen
3. Gegevensverklikker (groen)
9.
[Pause] toets
4. [Feed] toets
10. Voedingsverklikker (groen)
5. [Menu] toets
11. Gereedheidsverklikker (groen)
6. [Cancel] toets
Raadpleeg deel 8. Bedieningsbord voor meer informatie over het bedieningsbord.
1- 8
1. PRODUCTOVERZICHT
1.4 Snijeenheid In dit deel vindt u een beschrijving van het model met een snijeenheid. Het model met snijeenheid is ontworpen om geprinte media door te snijden.
De mediauitvoer is uitgerust met een mes.
1.4.1 Snijpositie De snijpositie hangt af van de gekozen mediauitvoermode. . Snijdpositie
• Strikte uitvoermode
In de strikte uitvoermode, wordt de media in het centrum van de aanvoeropening,perforatie of zwarte stip doorgesneden.
Snijdpositie
• Losse uitvoermode In de losse uitvoermode, wordt de media op + 1 mm na het uiteinde van het etiket dat zich achter het mes bevindt doorgesneden.
Doorvoerrichting
Tussenruimte ingesteld in printerdriver
• Vaste lengte uitvoermode In de vaste lente uitvoermode, wordt de media telkens na éénzelfde tussenruimte zoals dit in de printerdriver werd ingesteld doorgesneden.
Doorvoerrichtin Snijdpositie
1- 9
1. PRODUCTOVERZICHT
1.4.2 Voorzorgen bij het gebruik van de snijeeheid Neem onderstaande voorzorgen wanneer u de snijeenheid gebruikt:
・
De dikte van de media die kan gesneden worden ligt tussen 0.08 mm en 0.26 mm. Het doorsnijden van media die Snijpositie
カット位置
hieraan niet voldoen kan printproblemen veroorzaken.
・
Zorg ervoor wanneer u etiketten
Etiket ラベル
gebruikt dat de ruimte tussen twee etiketten wordt doorgesneden. Tijdens het
Papier台紙 drager
snijden van etiketten kan lijm zich op het mes hechten Dit zal de doeltreffendheid en de levensduur van het mes aantasten.
Snijd geen ander materiaal (vb. aanleiding geven tot printproblemen.
・
Het mes is een verbruiksartikel. De snijrand stompt af na verloop van tijd en het mes wordt bot.
Vraag hulp aan uw
dichtst bijzijnde TOSHIBA TEC verdeler om het mes te vervangen.
・
Houd + 1 mm snijafstand van de perforaties wanneer u geperforeerde media gebruikt of u loopt het risico op papieropstopping ter hoogte van de snijeenheid.
1- 10
±1 mm
weefsels en folies) dan papier. Dit kan
カット禁止領域 Zone waarbinnen niet mag gesneden worden.
・
Perforatie ミシン目
1. PRODUCTOVERZICHT
1.5 Afpeleenheid In dit deel vindt u een beschrijving van het model met een afpeleenheid.
1.5.1 Onderdelen Mediadraagrol Voorkapr
Afpelsensor Openingsknop voorkap
Afpeleenheid
Mediarolklem (wit)
Afpelsensor
Rubberrol (zwart)
Mediadraagrol
1- 11
1. PRODUCTOVERZICHT
1.5.2 Voorzorgen bij het gebruik van de afpeleenheid Neem onderstaande voorzorgen wanneer u de afpeleenheid gebruikt.
・ ・ ・ ・ ・
Beperk de printsnelheid tot 101.6 mm/seconde (4 ips) of minder. Gebruik geen geperforeerde media. Dit kan de aanvoer van de media belemmeren. Sommige gepreegde etiketten kunnen niet goed gepeld worden. Verwijder een etiket na het afpellen en wanneer de mediauitvoer volledig stilligt. Wanneer de printer niet in afpelmode wordt gebruikt, moeten media en mediadrager over de meadraagrol getrokken worden tot het uiteinde van de media uit de mediauitvoer tevoorschijnkomt.
De media moet ver genoeg uit de mediauitvoer
getrokken worden zodat de mediaklemrol de media blijft klemmen ook wanneer de media achterwaarts gevoed wordt nadat media afgescheurd werd. Zoniet is er gevaar op een mediavoedingsfout.
・
De goede werking van afpelsensor kan door blootstelling aan een drieband fluorescentielamp belemmerd worden.
Verminder desgevallend de lichtintensiteit of
verplaats de printer.
・
Gebruik de rand van de afpelplaat niet om media af te scheuren. Dit kan aanleiding geven tot kwetsuren en/of printfouten.
・
Wanneer de printer in afpelmode gebruikt wordt, moet dit ingesteld worden in de printerdriver.
Raadpleeg “Help for the printer driver”..
Aanvullende pmerking ・ De rubberrol van de afpeleenheid is een verbruiksgoed die slijt na verloop van tijd en zo de goede werking van de afpeleenheid kan belemmeren. vervangen worden na een printafstand van 20 km. TOSHIBA TEC verdeler om deze rol te vervangen.
1- 12
In de regel, moet deze rol
Vraag hulp aan uw dichtst bijzijnde
2. PRINTERINSTELLING 2.1 Verwijdering van de beschermingsmaterialen Let op voor kwetsuren aan uw vingers indien deze geklemd worden bij het
Waarschuwing openen en sluiten van de kappen.
Voorzorgen •
Sluit het voedingsnoer niet aan zolang de printer niet volledig opgesteld is.
1.
Neem de zijkapgreep van en draai de zijkap volledig open.
Zijkapgreep 2.
Hef de hefboom (onder de hendel van het hoger deel) op om het deel te bevrijden.
3.
Hou en hef de hendel van het hoger deel tot dit vastgeklemd is. Hendel hoger deel
Bevrijdingshendel hoger deel
2- 1
2. PRINTERINSTELLING
4.
Verwijder de plastiek band waarmee de Lintspanner
lintspanner aan het hoger deel vastgemaakt werd.
Plastiek band
5.
Druk op de openingsknop van de voorkap om de voorkap voorwaarts open te zwaaien.
Voorkap
Openingsknop voorkap 6.
Hef de mediahoudersplaat. Verwijder het beschermblad van de printkop.
Beschermblad printkop
Mediahoudersplaat 7.
Hef de openingshendel van het hoger deel om het vrij te maken.
2- 2
2. PRINTERINSTELLING
8.
Trek uw vinger weg van de hefboom van het hoger deel. Hou de hendel van het hoger deel vast en druk hem naar beneden om hem te sluiten. Vergewis u ervan dat het hoger deel goed gesloten is.
9.
Sluit zowel de voorkap als de zijkappen.
2- 3
2. PRINTERINSTELLING
2.2 Opstellingsplaats Zet de printer op een plaats met voldoende bewegingsruimte. Zet de printer op een effen stabiel oppervlak die voor hem geschikt is en waar voldoende ventilatie is.
Zorg ervoor dat de 4 voetjes in
volledig contact zijn met het oppervlak waarop de printer rust. Zorg voor voldoende ruimte rond de printer, zoals hieronder afgebeeld. %RH
5 °C 90%
29 °C 90%
80 18 °C 60%
60 40
28 °C 60%
5 °C 55%
18 °C 40%
20
Achter: min. 5 cm
28 °C 40%
40 °C 39% Links: min. 10
40 °C 10%
10 20 Aanvaardbare werkingstoestand
30
°C 40 Aanbevolen werkingstoestand
Voor: min. 15 cm
Rechts: min. 30 cm
Vermijd plaatsen met onderstaande kenmerken of u loopt gevaar op kwetsuren of printproblemen. ・ Rechtstreeks zonlicht ・ Hoge temperaturen en vochtigheid of lage temperaturen en vochtigheid ・ Snelle temperatuurswisselingen Verwittiging ・ Rechtstreekse koude lucht ・ Overdreven trillingen ・ Stof/gassen ・Nabijheid van magnetische of elektromagnetische uitrustingen ・ Nabijheid van vlammen of vochtige plaatsen ・ Plaatsing/berging op een onstabiel oppervlak Voorzorgen ・ Zorg voor een wandcontact in de nabijheid van de opstellingsplaats van de printer. Het voedingsnoer moet gemakkelijk aan- en afgesloten kunnen worden. Zet geen obstakels rond het wandcontact. ・ In afpelmode wordt de papierdrager doorlopend uitgevoerd aan de onderzijde van de afpeleenheid. Let op, in het bijzonder wanneer lange etiketten gebruikt worden dat de etiketten niet kunnen kleven op het tafelblad of de papierdrager.
2- 4
2. PRINTERINSTELLING
2.3 Aansluiting van het voedingsnoer In dit deel vindt u uitleg over de aansluiting van het voedingsnoer en het aan en/afafzetten van de printer.
Voorzorgen • Aangezien het voedingsnoer niet met de printer geleverd wordt moet u voor een snoer zorgen dat beantwoordt aan de veiligheidsnormen van elk land. Raadpleeg deel 15. HET VOEDINGSNOER. • Zorg voor een wandcontact in de nabijheid van de opstellingsplaats van de printer. Het voedingsnoer moet gemakkelijk aan- en afgesloten kunnen worden. Zet geen obstakels rond het wandcontact. • Zorg ervoor dat de printer aangesloten is met een reine alternatieve stroomtoevoer en dat andere uitrustingen met een hoog voltage die aanleiding geven tot ruis of interferenties niet op dezelfde hoofdvoeding aangesloten zijn want dit kan de goede werking van de printer belemmeren. 1.
Vergewis u ervan dat de voedingschakelaar op de uit positie ( ) staat. AAN
2.
UIT
Duw de stekker van het voedingsnoer diep genoeg in de stroomingang aan de achterzijde van de printer.
3.
Duw de stekker van het voedingsnoer zo diep mogelijk in een wandcontact met aarding.
[Vb.: VS type]
2- 5
[Vb.: EU type]
2. PRINTERINSTELLING
2.4 Aansluiting van de printer (met USB Interface) met uw computer 1.
Sluit het smalle uiteinde van de USB kabel aan met de USB connectie aan de achterzijde van de printer.
2.
Sluit het andere uiteinde van de USB kabel aan met de USB poort van uw computer.
Aanvullende opmerkingen ・ Indien een USB kabel of uitrusting gebruikt wordt die niet met de printer geleverd werd, kies dan een USB 2.0 compatibel product. ・ Let op de oriëntatie van de connector wanneer u de USB kabel aansluit. ・ Het is niet verzekerd dat de printer werkt in aansluiting met ander USB uitrustingen (vb. USB flash geheugen).
Indien een USB uitrusting tegelijkertijd met de printer gebruikt wordt, zal die
afhankelijk van de combinatie van de USB uitrusting en de gebruikte PC misschien niet goed gedetecteerd worden.
In dat geval is een aangeraden om een USB hub te gebruiken tussen de
USB uitrusting en de PC. ・ Kies een volledig afgeschermde USB kabel die het best overeenstemt met uw noden of omgeving.
2- 6
2. PRINTERINSTELLING
2.5 Aansluiting van de printer (met LAN Interface) met uw computer 1.
Bevestig de meegeleverde ferrietbobijn kort tegen de aansluiting van de LAN kabel. (Zie foto rechts).
2.
Duw het uiteinde van de LAN kabel met ferrietbobijn in de LAN interface aansluiting aan de achterzijde van de printer.
3.
Sluit het andere uiteinde van de LAN kabel aan met een externe netwerkuitrusting zoals een hub.
Voorzorgen ・ Laat niet na de bijgeleverde ferrietbobijn te bevestigen op de LAN kabel. Het gebruik van een andere ferrietbobijn kan de communicatie met de computer belemmeren. ・ Let op de oriiëntatie van de connector wanneer u de LAN kabel aansluit. ・ Kies een LAN kabel die het best overeenstemt met uw noden of omgeving.
2- 7
3. MEDIA EN LINTEN 3.1 Kenmerken van linten en media Artikel Mediabreedte (breedte papierdrager) Dikte media (totaal) Media pitch Etiket lengte Mediabreedte Dikte etiket Dikte papierdrager Materiaal papierdrager Mediatype (Wikkelrichting)
Sequentiële/Afpel mode
Afpelmode
Sijmode
15 mm to 120 mm
5 mm to 1,000 mm -
0.08 mm to 0.26 mm 12 mm to 1,000 mm 10 mm to 998 mm ∗1 10 mm or more 0.05 mm or more 0.1 mm or less Glassine papier
Rol (Binnenzijde) Rol (Binnenzijde/buitenzijde) Kettingpapier ∗2
10 mm to 1,000 mm Rol (Binnenzijde/buitenzijde) Kettingpapier
Max. outside roll ∅200 mm diameter Inner core diameter ∅76.2 mm Lintbreedte 30 to 120 mm (het lint moet min. 10 mm breder zijn dat de gebruikte media.) Wikkelrichting inktlint Inkt aan de buitenzijde Diameter interne ∅25.4 mm to ∅ 26.4 mm lintkern Linteinde Het lint eindigt op een zilvergrijze film die min. 200 mm lang is. Externe roldiameter ∅70 mm of minder (Lintlengte : ongeveer 300 m of minder) ∗
1 Wanneer u lange etiketten gebruikt moet de printer op een oppervlak geplaatst worden waar de uitgevoerde etiketten onmogelijk op de printer of de vloer kunnen kleven. ∗ 2 Voer kettingpapier aan langs de achterzijde van de printer. (→ 5.3 Het laden van kettingpapier) ∗ 3 Gebruik een lint dat minstens 10 mm breder is dan de media. Aanvullende opmerkingen ・ In afpelmode is het gebruik van geperforeerde etiketten verboden. ・ Voed kettingpapier langs de aanvoeropening voor kettingpapier die zich op de achterzijde van de printer bevindt.
3- 1
3. MEDIA EN LINTEN
3.2 Zelfklevende etiketten Bij “zelfklevende etiketten” wordt de rand van elke etiket doorgesneden terwijl het overschot van de papierdrager weggehaald wordt (zoals in onderstaande figuur). Wanneer zelfklevende etiketten geprint worden, wordt ofwel de transmissieve mediarandsensor of de transmissieve mediacentrumsensor gebruikt om de printpositie te detecteren. De transmissieve mediacentrumsensor bevindt zich in het centrum van de aanvoerbaan van het etiket. (→ 1.3 Nomenclatuur Onderdelen en Functies) Voorzorgen ・ De transmissieve mediarandsensor mag niet in contact kunnen treden met de media.
15 tot 120 mm
Min. 20 mm Opening 2 tot 13 mm
Min. R2 mm
25 mm
Etiketbreedte 5 to 1,000 mm
Startlijn Transmissieve mediarandsensor Media voedingsrichting
3- 2
3. MEDIA EN LINTEN
3.3 Ingekeepte media “Ingekeepte media” is links voorzien van inkepingen die zich op een gelijke afstand van elkaar bevinden. Wanneer ingekeepte media geprint wordt, wordt de transmissieve mediarandsensor gebruikt.
Voorzorgen ・ De transmissieve mediarandsensor mag niet in contact kunnen treden met de media.
15 tot 20 mm
Inkepin
2 tot13 mm Min. 4 mm
Transmissieve mediarandsensor
Startlijn
Mediavoedingsrichting Mediavoedingsrichting
3- 3
3. MEDIA EN LINTEN
3.4 Zwarte stip etiketten “Zwarte stip etiketten” zijn etiketten met een zwarte stip op de achterzijde van de papierdrager die zorgt voor de printdetectie. (Zie onderstaande figuur).
Wanneer zwarte stip etiketten geprint
worden, wordt de reflectieve mediasensor gebruikt.
15 tot 120mm
12 mm of meer 2 to 13 mm
Etiketbreedte 10 tot 1000 mm Zwarte stip op recto
Startlijn Reflectieve mediasensor (onder de media gelegen) Mediavoedingsrichting
3- 4
3. MEDIA EN LINTEN
3.5 Gewaarborgde printzone Het printen moet, zoals aangeduid in onderstaande figuur in de schaduwzone geschieden. Indien buiten deze zone geprint wordt, kan het gebruikte lint scheuren of de printkwaliteit aangetast worden.
1.
Zelkevend etiket
A
A
Etiket lengte
B
B Mediabreedte Mediabreedte(breedte papierdrager) A = 2 mm of meer B = 1.5 mm (met een etiketlengte van 100 mm of minder B = 2.5 mm (met een etiketlengte van meer dan 100 mm) 2.
Ingekeepte media
B
A
A
B Mediabreedte A = 2 mm of meer B = 1.5 mm (indien de inkeping minder dan 100 mm breed is)
3- 5
3. MEDIA EN LINTEN
3.6 Het opbergen van media en linten ・ ・ ・
Berg media en linten op in een koele droge ruimte. Vermijd plaatsen die blootgesteld zijn aan rechtstreeks zonlicht, hoge temperaturen, een hoge vochtigheid, stof of gassen. Berg media in een plastiek zak zodat zij vrij blijven van stof en vuiligheid. Berg media op langs de vlakke zijde. De ronde zijde kan afvlakken en zo aanleiding geven tot een moeilijke doorvoer en een slechte printkwaliteit.
3.7 Onaanvaardbare media en linten ・ Gekreukte, gevouwde of gescheurde media ・ Media die stofferig of besmeurd is ・ Media of linten met een gegolfde rand. ・ Gekrulde media ・ Vochtige media of linten ・ Media of linten die reeds gebruikt warden voor het printen ・ Media waarvan het oppervlak behandeld werd (behalve zoals aanbevolen) ・ Media waarvan de dikte niet voorgeschreven is ・ Geperforeerde of gepreegde media (behalve zoals aanbevolen) ・ Etiketten waarvan de lijm uitloopt ・ Verkleurde media ・ Media of linten waarvan de bewaartijd verstreken is
Aankoop van media en linten Er is een brede reeks media en linten die uit verschillende materialen vervaardigd werden en waarvan bovenzijde en onderzijde op diverse manieren behandeld werden. Gebruik enkel door TOSHIBA TEC goedgekeurde en aanbevolen media en linten om de beste printkwaliteit te bekomen. TOSHIBA TEC kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor enig printprobleem of defect ten gevolge van het gebruik van niet goedgekeurde media of linten.
Voorgedrukte Media Wanneer voorgedrukte media (bijvoorbeeld, met een voorgedrukte omlijsting) geprint wordt, kan de printkop beschadigd worden door de inkt van de voorgedrukte figuren. Het zijn voornamelijk inkten op basis van pigmenten die de levensduur van printkop sterk beperken. Stel u in verbinding met de korst bijzijnde erkende TOSHIBA TEC verdeler voor inlichtingen wanneer u voorgedrukte media wenst te gebruiken. Stel u ook in verbinding met de kost bijzijnde erkende TOSHIBA TEC verdeler indien u media met voorgedrukte figuren op de achterzijde wenst te gebruiken met de reflectieve mediasensor (voor de detectie van zwarte stippen). Deze sensor kan enkel aangewend worden bij media die met speciale inkt werden voorgedrukt.
3- 6
3. MEDIA EN LINTEN
Behandeling van de media na de detectie van een media- of linteinde Doorgaans is het printen van de media die net uitgevoerd ging worden niet afgerond na de detectie van een media- of linteinde. Indien de media volledig geprint werd en het er enkel op lijkt dat het printen afgerond is, zal de printer het printen slechts als afgerond beschouwen na de aanvoer van een volledig blad..
In dat geval zijn er twee mogelijkheden om het printen te hervatten: (1) Indien “Yes” gekozen wordt in de optie [Reprint Error Page] van het printermenu, zal het printen hervatten vanaf het laatste blad dat geprint werd op het ogenblik van het media- of linteinde. (2) Indien “No” gekozen wordt, zal het printen hervatten vanaf het blad volgend op het blad dat geprint werd op het ogenblik van het media- of linteinde.
3- 7
(→ 8. BEDIENINGSBORD)
4. HET LADEN VAN LINTEN In dit deel leest u hoe u een lint laadt voor een thermische transfer printing.
WAARSCHUWING! 1. Raak geen bewegende delen aan om te vermijden dat uw vingers, juwelen of kleding, enz. gevat worden door deze delen. Laad pas een lint wanneer de printer zich in volledige rusttoestand bevindt. 2. De printkop wordt zeer heet tijdens het printen. Laad pas lint als de printkop afgekoeld is. 3. Vermijd kwetsuren. Zorg ervoor dat uw vingers niet gekneld worden tijden het openen of sluiten van de kappen. VERWITTIGING! Zorg ervoor dat u het printkopelement niet aanraakt bij het laden van een lint. Dit kan aanleiding geven tot het verlies van dots t.g.v. statische elektriciteit en de printkwaliteit aantasten.
Voorzorg ・ Laad geen lint wanneer thermisch directe media gebruikt wordt. Lintast (Aanvoerzijde)
1.
Doe de zijkap volledig open.
Lintas (Opvangzijde)
2.
Hef de verloshendel van het hoger deel om het te bevrijden.
Hoger deel
Hou de hendel vast
en hef hem op tot hij zich vastklemt.
Verloshendel hoger deel
4- 1
4. HET LADEN VAN LINTEN
3.
Hou de verlosknop ingedrukt en verschuif Lintast (Aanvoerzijde)
de lintstopper over de lintas (aanvoerzijde) onvereenkomstig de breedte van het lint en Lintstopper
de schaal op de as.
Verlosknop
Schaal
4.
Plaats het nieuw lint op de lintas (aanvoerzijde).
Het lint moet langs de
achterzijde uitgerold kunnen worden.
[Aanvullende opmerkingen]
Druk de metaalplaat lichtjes
・ Het lint glijdt gemakkelijker over de as (aanvoerzijde) wanneer het centrum van
Metaal plaat
de metaalplaat lichtjes samendrukt wordt.
4- 2
4. HET LADEN VAN LINTEN
5.
Verschuif de lintstopper cfr. stap 3 op de lintas (opvangzijde) in overeenstemming met de breedte van de lintkern. Plaats een lintkern op de lintas (opvangzijde).
[Aanvullende opmerkingen] ・ De lintkern glijdt gemakkelijker over de lintas (opvangzijde) wanneer het centrum van de metaalplaat lichtjes samendrukt
Metaal plaat
wordt.
Druk de metaalplaat lichtjes
6.
Rol het lint uit tot onder het hoger deel en bevestig het uiteinde (zelfklevend) op de lintkern.
7.
Draai de knop van de lintas (opvangzijde) om het lint meerdere malen te wikkelen. Voorzorg ・ Let op tijdens het wikkelen van het lint dat het niet wringt of rimpelt.
4- 3
4. HET LADEN VAN LINTEN
8. Hef de verloshendel van het hoger deel om het te bevrijden. Hou de verloshendel van het hoger deel vast en verlaag het lager deel tot het zich vastklemt.
Voorzorg ・ Indien het hoger deel per vergissing zou opgeheven worden, draai dan verschillende malen de knop van de lintas (opvangzijde) om het lint te wikkelen alvorens het hoger deel gesloten wordt.
4- 4
5. HET LADEN VAN MEDIA In dit deel leest u hoe u media laadt. Lees eerst grondig deel 5.1 het laden van media voordat u de afpeleenheid of kettingpapier gebruikt. Lees vervolgens deel 5.2 het laden van media met een afpeleenheid of deel 5.3 het laden van kettingpapier.
VERWITTIGING! 1. Raak geen bewegende delen aan om te vermijden dat uw vingers, juwelen of kleding, enz. gevat worden door deze delen. Laad pas media wanneer de printer zich in volledige rusttoestand bevindt. 2. De printkop wordt zeer heet tijdens het printen. Laad pas media als de printkop afgekoeld is. 3. Zorg ervoor dat uw vingers niet gekneld worden bij het openen of sluiten van de kappen. OPMERKING: In deel 3.1 Kenmerkten Media en Linten vindt u de eigenschappen van de beschikbare media.
5.1 Het laden van media 1.
Doe de zijkap volledig open.
2.
Hef de verloshendel van het hoger deel om het vrij te maken.
Hou de hendel van het
hoger deel vast en hef hem op tot hij zich vastklemt.
Verloshendel Hoger deel
3.
hoger deel
Druk op de verloshendels van de mediarol houder en verschijf hem naar buiten toe. Verloshendel Mediarolhouder
5- 1
5. HET LADEN VAN MEDIA
4.
Zwaai de mediarolhouder naar beneden.
Mediarolhouder 5.
Laad een mediarol en hef de mediahouder op.
6.
Druk op de verloshendels en verschuif de mediarolhouder tot hij de media raakt.
7.
Hef de mediahoudersplaat indien de media naar buiten gewikkeld is. Plaats de media onder de mediaroldemper en de mediarolleider. Mediahoudersplaat Mediaroldemper Mediarolleider
8.
Plaats de media over de mediaroldemper en onder de mediarolleider indien de media naar binnen gewikkeld is.
5- 2
5. HET LADEN VAN MEDIA
[Aanvullende opmerkingen] ・ Gebruik de mediaroldemper niet samen met de afpeleenheid wanneer de media naar binnen gewikkeld is.
Trek de media onder de
mediaroldemper en de mediarolleider.
9.
Plaats de medialeider overeenkomstig de breedte van de media. [Aanvullende opmerkingen] ・ Vergewis u ervan dat de bovenzijde van de media overeenstemt met de printzijde. ・ Plaats de medialeider overeenkomstig de randen van de media of u loopt het risico op een slechte alignatie van de printpositie of rimpels in het lint.
10. Regel de drukinstellingshendel van de printkop overeenkomstig de breedte van de media die geladen werd.
Drukinstellingshendel printkop Lage druk
Hoge druk
5- 3
Mediabreedte (mm)
Printkopdruk
Aanduidingen hendel
15 to 30
Low
I
30 to 60
Medium
II
60 to 120
High
III
5. HET LADEN VAN MEDIA
11. Kies een aangepaste mediasensor overeenkomstig het type van de media die geladen werd. Zet de sensor op de juiste positie.
Transmissieve mediarandsensor Transmissieve mediacentrumsensor
Reflectieve mediasensor
[Aanvullende opmerkingen] ・ Reedpleeg deel 3. MEDIA EN LINTEN voor inlichtingen over de combinatie van het mediatype en de sensor die gebruikt moet worden. 12. Trek de media naar voren. Plaats beide randen van het uiteinde van de media zodat de media zich in het midden op de schaal bevindt. Scale
13. Verlaag de mediahoudersplaat. Hef de verloshendel van het hoger gedeelte op en sluit het hoger gedeelte.
5- 4
5. HET LADEN VAN MEDIA
5.2 Het laden van media met een afpeleenheid * Raadpleeg eerst deel 5.1 Het laden van media. * Zorg ervoor wanneer u lange etiketten gebruikt dat ze niet kunnen kleven op de printer of het tafelblad.
1.
Druk op de openingsknop van de voorkap en
Openingsknop voorkap
open de voorkap.
2.
Raadpleeg deel 5.1 Het laden van media en laad de media.
Het uiteinde van de etiketten
moet zich 5 tot 10 mm verwijderd zijn van de rand van de afpelplaat.
[Aanvullende opmerkingen] ・Vergewis u ervan dat het uiteinde van de etiketten zich in de aanbevolen rijkwijdte bevindt of dit kan een voedingsfout veroorzaken.
Uiteinde etiketten
5 to 10 mm
Rand afpelplaat
5- 5
5. HET LADEN VAN MEDIA
3.
Wanneer u een calibratie van de media uitvoert d.m.v. uw host computer, trek dan de media door de mediauitvoer en niet door de afpeleenheid.
Wanneer u een calibratie uitvoert d.m.v.
de mediaset doorheen de afpeleenheid zullen meerdere etiketten samen afgepeld worden en op de printer kleven. Vergewis u ervan na de uitvoering van een calibratie dat het uiteinde van de media minstens 15 cm verwijderd is van mediauitvoer.
Herhaal de calibratie mocht dit niet
het geval zijn tot u een afstand van meer dan 15 cm bekomt.
(Volg deze procedure, in het
bijzonder wanneer de medialengte beperkt is).
15 cm of meer
Voorzorgen ・ Wanneer u een mediacalibratie uitvoert d.m.v. uw host computer dient in het afpelcontrolevenster van de tab opties van de printerdriver “unchecked” te zijn. Indien dit “checked” is, zal het afpellen mislukken. Bijgevolg zal de mediacalibratie niet met succes uitgevoerd worden.
5- 6
5. HET LADEN VAN MEDIA
4.
Verwijder alle etiketten die zich voorbij de mediauitvoer bevinden van de papierdrager.
5.
Open de voorkap, duw de papierdrager door de gleuf tussen de rubberrol (zwart) en de klemrol (wit).
Papierdrager
Rubberrol (zwart)
Klemrol (wit)
5- 7
5. HET LADEN VAN MEDIA
6.
Span de papierdrager die uit de voorkap ontsnapt aan. Sluit de voorkap tot beide zijden klikken. De printer is nu klaar om te printen.
7.
Zodra het printen aanvat, wordt het etiket gescheiden van de papierdrager en uitgestulpt via de mediauitvoer van de afpeleenheid.
Indien meerdere etiketten geprint worden, moet het
voorafgaande afgepeld etiket verwijderd worden alvorens het volgend etiket uitgestulpt wordt.
5- 8
5. HET LADEN VAN MEDIA
■ Het laden van smalle etiketten Regel de media-aanvoerleider overeenkomstig de breedte van de papierdrager wanneer smalle etiketten moeten afgepeld worden teneinde een slechte alignatie van de printpositie t.g.v. een scheve aanvoer te voorkomen. De media-aanvoerleider bevindt zich achter de drukrol.
1. Zet de printer af. Open de voorkap. Medialeider 2. Hef de verloshendel van het bovenste deel om het te bevrijden.
Hou de hendel vast en hef hem op
tot hij zich vastklemd.
3. Laad de etiketten en regel de medialeiders.
4. Aligneer de breedte van papierdrager overeenkomstig de schaal die zich achter de drukrol bevindt.
Regel de media-aanvoerleider overeenkomstig beide randen van de papierdrager. Media-aanvoerleider
Schaal
Drukrol
5. Druk op de [Feed] toets na het laden van etiketten die afgepeld worden en voer media aan over een lengte van min. 50 mm. etiket zal afgepeld worden.
5- 9
Een
Een etiket wordt
5. HET LADEN VAN MEDIA
■ Het herladen van media nadat het hoger deel opgeheven werd Herlaad de media volgens onderstaande stappen nadat het hoger deel opgeheven werd t.g.v. een fout tijdens het printen in afpelmode.
Het printen kan hervatten terwijl een minimum aan
media verloren gaat.
1. Open de voorkap, de zijkap en het hoger deel. 2. Verwijder het slecht etiket van de papierdrager indien het printen verhinderd werd n.a.v. een fout. 3. Draai de knop van de lintas (opvangzijde) en wikkel min. 100 mm lint.
4. Herlaad de media.
Plaats het uiteinde van de etiket 5 - 10 mm verder dan de rand van de
afpelplaat. [Aanvullende opmerkingen] ・ Vergewis u ervan dat het uiteinde binnen deze rijkwijdte geplaatst werd of u loopt het risico op een aanvoerfout.
Uiteinde etiket 5 tot 10 mm
Uiteinde afpelplaat
5- 10
5. HET LADEN VAN MEDIA
5. Sluit het hoger deel en de zijkap. 6. Span de papierdrager die ontsnapt uit de voorkap aan.
Sluit de voorkap tot beide randen op
hun plaats klikken.
5.3 Het herladen van kettingpapier * Leest eerst deel 5.1 Het laden van media. Voer het kettingpapier aan, zoals hieronder aangeduid langs de achterzijde van de printer.
5- 11
6. PRINTEN VANAF EEN COMPUTER In dit deel vindt u algemene stappen om te printen evenals een werkwijze om een printtest uit te voeren vanaf de Windows Vista/ Windows XP/Windows 2000 gebaseerde printerdriver. [Aanvullende opmerking] ・Afhankelijk van de gebruikte applicatiesoftware kunnen sommige stappen verschillen. Raadpleeg de desetreffende handleiding over de applicatiesoftware voor meer informatie.
6.1 Printtest vanaf de printerdriver Voorzorgen ・ Raadpleeg de “Printer Driver Setup Guid” en installeer de printerdriver voordat u een printtest uitvoert.
De eigenschappen van de gebruikte media moeten bovendien op voorhand bepaald
en ingevoerd worden in de printerdriver.
Raadpleeg de “Help for the Printer Driver” voor
meer informatie. 1.
Laad het lint en de media om een printtest uit te voeren. Zet de spanningschakelaar op aan. Raadpleeg deel 4. HET LADEN VAN LINTEN en 5. HET LADEN VAN MEDIA voor meer informatie over het laden van linten en media.
Voorzorg ・ Laad geen lint als thermisch papier gebruikt wordt. 2.
Open de folder “Printers”.
・
In Windows XP, open de folder [Printers and Faxes] in het [Start] menu.
Vindt u de folder
[Printers and Faxes] niet, open de folder dan via de “Control Panel”.
・
In Windows 2000, klik de knop [Start]. cursor op [Settings] en kies [Printers].
6- 1
Plaats de
6. PRINTEN VANAF EEN COMPUTER
3.
Klik de icoon van de desbetreffende printer met de rechter muisknop. Kies en klik de optie [Properties].
4.
Het “B-SX600-HS11-QM-R Properties” dialoogvenster verschijnt.
Klik de knop [Printing References].
Het “B-SX600-HS11-QM-R Printing Preferences”
dialoogvenster verschijnt.
6- 2
6. PRINTEN VANAF EEN COMPUTER
5.
Klik de tab [Basic].
Kies de media die zal gebruikt worden in de [Label Type] rollijst.
6.
Klik de optie [Print Test Page] in het “B-SX600-HS11-QM-R Properties” dialoogvenster om een printtest uit te voeren.
6- 3
6. PRINTEN VANAF EEN COMPUTER
6.2 Voorzorgen bij het gebruik van het model met LAN Interface De naam van een LPR moet eindigen op “lp.” Indien de naam van de LPR die voor het print protocol gekozen werd de staart “lp” niet heeft, kan er niet geprint worden. Klik de tab [Ports] in het “printer properties” dialoogvenster om de staart van de aangewezen LPR te controleren en kies de overeenkomstige LPR poort.
Klik vervolgens de knop [Port Settings].
Onderstaand dialoogvenster verschijnt. Indien een RAW voor het print protocol werd gekozen, is de staart onbelangrijk.
6- 4
6. PRINTEN VANAF EEN COMPUTER
Open het “B-SX600-HS11-QM-R Printing Preferences” dialoogvenster, klik de tab [Device Settings] en verwijder de “check” uit het “Obtain printer information” controlevenster. Indien geprint wordt met een LPR print protocol en het “Obtain printer information” controlevenster zich op “checked” bevond kan het printen mislukken.
De printer (met LAN interface) moet zich op hetzelfde netwerksegment bevinden als de computer waarop hulpprogramma’s als Quick Setup en Printserver Version Up Tool (voor het model met een LAN interface) draaien. U krijgt een probleem als de computer en de printer (met LAN interface) zich niet op hetzelfde netwerksegment bevinden. Vergewis u ervan dat de printer (met LAN interface) en de computer wel degelijk op hetzelfde netwerksegment aangesloten zijn voordat u deze hulpprogramma’s gebruikt.
6- 5
7. HET GEBRUIK VAN DE PRINTER 7.1 Media uitvoermode De 3 onderstaande mediavoedingsmodes zijn op de printer beschikbaar:
• Vaste lengte uitvoermode Het printen wordt uitgevoerd zonder rekening te houden met aanvoeropeningen, zwarte stippen of pregen. De printer moet ingesteld worden op de vaste lengte uitvoermode wanneer media zonder aanvoeropeningen, zwarte stippen of pregen gebruikt worden.
• Strikte uitvoermode Het printen wordt uitgevoerd terwijl aanvoeropeningen, zwarte stippen of pregen gedetecteerd worden. De printer moet ingesteld worden op de strikte uitvoermode wanneer media met aanvoeropeningen, zwarte stippen of pregen gebruikt worden. Ook dient een ontbrekend etiket, de medialengte of de sensor streng gecontroleerd te worden.
• Losse uitvoermode Het printen wordt uitgevoerd terwijl aanvoeropeningen, zwarte stippen of pregen gedetecteerd worden. De printer moet ingesteld worden op losse uitvoermode wanneer media met aanvoeropeningen, zwarte stippen of pregen gebruikt worden. Al verschilt het eigenlijk mediaformaat lichtjes van het mediaformaat in de printerdriver of indien een etiket ontbreekt, het printen moet verdergaan.
■ Vaste lengte uitvoermode In de vaste lengte uitvoermode wordt geen rekening gehouden met het eigenlijk formaat van de gebruikte media.
De media wordt aangevoerd in functie van de lengte die in de printerdriver
ingesteld werd. Het printen kan uitgevoerd worden op media zonder aanvoeropeningen, zwarte stippen of pregen aangezien deze niet gebruikt worden om het begin en het einde van een blad te achterhalen.
7- 1
7. HET GEBRUIK VAN DE PRINTER
■ Strikte uitvoermode In de strikte uitvoermoede wordt het printen uitgevoerd terwijl de eigenlijke lengte van de gebruikte media gemeten wordt in functie van de medialengte die in de printerdriver werd ingesteld. Het begin en einde van een blad worden bepaald door de detectie van aanvoeropeningen, zwarte stippen of pregen. Bijgevolg is het gebruik van media zonder één van deze aanduidingen in de strikte uitvoermode verboden. Denk eraan in strikte uitvoermode een mediacalibratie uit te voeren zodat de eigenschappen van de media die in de printerdriver werden opgeslagen overeenstemmen met de werkelijke medialengte, de nodige sensorniveauwaarde van de openingen, de juiste situëring van zwarte stippen of pregen. Raadpleeg deel 7.4 Mediacalibratie voor meer inlichtingen betreffende de uitvoering van een mediacalibratie. De strikte uitvoermode is bijzonder nuttig wanneer u een strenge controle wenst over de overeenstemming van de eigenschappen van de media die in de printerdriver opgeslagen werden met de eigenschappen van de geladen media. Een verschil tussen de ingestelde medialengte, de sensorniveauwaarde van de openingen, de zwarte stippen of pregen en de werkelijkheid geeft aanleiding tot een mediavoedingsfout. In de strikte uitvoermode stemt de printstartpositie overeen met het centrum de aanvoeropeningen (*1) of zwarte stippen. Hou rekening met marges bij het invoeren van de eigenschappen van de in de printer driver.
■ Losse uitvoermode Evenals in de strikte uitvoermode, wordt in de losse uitvoermode rekening gehouden met het begin en het einde van een blad om het printen te starten. Het uiteinde van het blad wordt echter niet gedetecteerd. De media wordt aangevoerd in functie van de lengte die in de printerdriver ingesteld werd. Aanvoeropeningen, zwarte stippen of pregen worden gebruikt om een blad te detecteren. Bijgevolg is het gebruik van media zonder één van deze aanduidingen in de losse uitvoermode verboden. Tenzij een mediavoedingsfout zich voordoet, is de uitvoering van een mediacalibratie in de losse uitvoermode geen verplichting. Raadpleeg deel 7.4 Mediacalibratie voor meer inlichtingen betreffende de uitvoering van een mediacalibratie. In tegenstelling tot de strikte uitvoermode, stemt de printstartpositie overeen met de top van een aanvoeropening (*1) of zwarte stip. Hou rekening met marges bij het invoeren van de eigenschappen van de media in de printer driver.
7- 2
7. HET GEBRUIK VAN DE PRINTER
Onderstaande figuur geeft een illustratie over geschikte eigenschappen in de losse aanvoermode. 1. In de losse aanvoermode, wordt het printen eerder uitgevoerd in functie van de lengte van de media die door de host computer verzonden wordt dan in functie van de eigenlijke lengte van de gebruikte media. Het volgend formaat wordt, bijvoorbeeld in de printer opgeslagen.
Indien de medialengte die door de host computer verzonden werd korter is dan de werkelijke lengte van de media, start het printen vanaf de top van het etiket (of blad) en eindigt het printen bij het uiteinde. Het printen van een volgend etiket (of blad) start opnieuw vanaf de top.
Indien de medialengte die door de host computer verzonder werd echter langer is dan de werkelijke lengte van de media start het printen vanaf de top van het etiket (of blad) en eindigt het wanneer de ingegeven lengte bereikt is. Vervolgens detecteert de printer de werkelijke top van het volgend etiket en start opnieuw.
7- 3
7. HET GEBRUIK VAN DE PRINTER
2. In de losse aanvoermode wordt een ontbrekend blad of etiket overgeslagen.
Het printen
gaat door, zelfs indien de media een naad vertoont. Indien echter 4 of meer etiketten ontbreken in een rij of indien geen enkel etiket gedetecteerd wordt over een lengte van 300 mm of meer, ontstaat een mediavoedingsfout.
7.2 Afpelmode In afpelmode wordt een etiket uit de voorkap uitgestulpt zodat u het printresultaat kunt controleren en het etiket gemakkelijk manueel kunt verwijderen. De afpelfunctie kan wel of niet geactiveerd worden en een afpeltijd *1 kan ingesteld worden. Raadpleeg de “Help for the Printer Driver” voor meer informatie over de instellingen van de afpelfunctie. *1 De “afpeltijd” stemt overeen met een wachttijd nadat het printen volbracht werd, waarbinnen het etiket kan afgepeld worden.. [Aanvullende opmerkingen] ・ Wanneer het model met snijeenheid wordt gebruikt en het snijden zowel als het niet snijden geselecteerd werden in de printerdriver, is de afpelfunctie steeds actief en kan het ook niet gedesactiveerd worden. ・ Wanneer het model met afpeleenheid wordt gebruikt en de afpelfunctie geactiveerd werd in de printerdriver, is de afpelfunctie steeds actief en kan het ook niet gedesactiveerd worden.
7- 4
7. HET GEBRUIK VAN DE PRINTER
7.3 Alignatie van het blad Met deze functie kan de geladen media doorgevoerd worden tot de printstartpositie. Een alignatie van het blad wordt uitgevoerd in alle onderstaande gevallen of de pinter zich in de strikte of de losse uitvoermode bevindt. * Raadpleeg het deel Alignatie van het blad in vaste lengte uitvoermode verder in deze handleiding ndien deze laatste werd gekozen.
■ Een algnatie van het blad wordt uitgevoerd : ● Op commando van de printerdriver. ● Na het oplossen van een fout ● Nadat het hoger deel geopend en weer gesloten werd ● Wanneer de printer onder spanning wordt gezet (in “Nauwkeurige printmode”) ● Wanneer er geprint wordt na wijziging van onderstaande instellingen: ・ Medialengte ・ Blad offset ・ Sensortype ・ Resultaat van een mediacalibratie (Lc, FL, Lo, UP) *
De alignatie van het blad wijzigt in functie van de optie (nauwkeurige printmode en papierspaarmode) die gekozen werd in het “TOF After Booting” menu van het bedieningsbord.
7- 5
7. HET GEBRUIK VAN DE PRINTER
■ Alignatie van het blad in nauwkeurige printmode” In nauwkeurige printmode, wordt de gebruikte media aangevoerd tot de eerste printstartpositie door de sensor gedetecteerd werd. Vervolgens wordt de media aangevoerd tot de printstartpositie in lijn staat met de printkoppositie. Bijgevolg is de hoeveelheid uitgevoerde media groot in vergelijking tot de papierspaarmode die verder in deze handleideing beschreven wordt. In nauwkeurige printmode is de mediavoeding echter accurater daar de opening tussen twee etiketten continu wordt opgevolgd. Printkop
Sensor
Voor de bladalignatie
De eerste printstartpositie wordt gedetecteerd zodra een alignatie van het blad wordt uitgevoerd. De media wordt aangevoerd tot die in lijn staat met de printkoppositie.
Na de bladalignatie
Voedingsrichting Alignatie van het blad in nauwkeurige mode
In afpelmode, wordt na de bladalignatie, de media verder aangevoerd tot de afpelpositie. Afpelpositie
Printkop
Sensor
Na de bladalignatie
Na het afpellen
Voedingsrichting Afpellen na een bladalignatie
In nauwkeurige printmode wordt steeds een alignatie van het blad uitgevoerd om de accuraatheid van het printer te verhogen nadat de printer aangezet werd.
7- 6
7. HET GEBRUIK VAN DE PRINTER
■ Allignatie van het blad in papierspaarmode In papierspaarmode wordt de gebruikte media aangevoerd tot de eerste printstartpositie door de sensor gedetecteerd werd. Vervolgens wordt de media aangevoerd tot na de printstartpositie die in lijn ligt met de printkoppositie. Bijgevolg is de hoeveelheid uitgevoerde media kleiner dan in de nauwkeurige printmode, een eventueel verlies aan papier wordt teruggewonnen. In papierspaarmode, wordt de media aangevoerd op basis van de mediainstellingen die door de printerdriver verzonden worden. Daarom is de accuraatheid van de mediavoeding kleiner dan in de nauwkeurige printmode. Printkop
Sensor
Bladalignatie
De media wordt aangevoerd tot na de printstartpositie die in lijn ligt met de printkoppositie.
De eerste printstartpositie wordt gedetecteerd zodra een alignatie van het blad wordt uitgevoerd. De media wordt aangevoerd tot die in lijn staat met de printkoppositie.
After page alignment
Voedingsrichting Alignatie van het blad in nauwkeurige mode
In afpelmode wordt na de allignatie van het blad, de media verder aangevoerd tot de afpelpositie. Afpelpositie Na een bladalignatie
Printkop
Sensor
Na het afpellen
Voedingsrichtin Het afpellen na een bladalignatie
In tegenstelling tot de nauwkeurige printmode wordt geen bladalignatie uitgevoerd nadat de printer aangezet werd.
7- 7
7. HET GEBRUIK VAN DE PRINTER
■ Alignatie van het blad in vaste lengte uitvoermode In vaste lengte uitvoermode, wordt de alignatie van het blad zoals hieronder beschreven uitgevoerd: ● Indien de afpelfunctie niet actief is, wordt geen bladalignatie uitgevoerd. ● Indien de afpelfunctie actief is, wordt de media aangevoerd tot een afpelpositie. * Indien zowel afpel- als snijfunctie actief zijn, wordt de media aangevoerd tot na een snijpositie bij de printkop en dan gesneden. Raadpleeg deel 1.4.1 Snijeenheid voor meer informatie over de snijpositie.
7.4 Mediacalibratie Tijdens een “Mediacalibratie” wordt de waarde van voedingsholtesensor die gebruikt wordt om beide uiteinden (hierna aangeduid met “Lo” en “UP”) van een voedingsopening, zwarte stip of preeg te detecteren, gemeten. De medialengte zonder voedingsholte wordt hierna aangeduid met “Lc” en de media met voedingsholte met “FL”.
Voedingsrichting
Lc, FL, Lo en UP van zelfklevend etiket (in strikte voedingsmode)
Voer een mediacalibratie uit wanneer de printer de eerste maal gebruikt wordt of wanneer media gebruikt wordt die nog nooit eerder geladen werd in strikte voedingsmode. (Een media voedingsfout kan optreden wanneer het formaat van de gebruikte media en het resultaat van de mediacalibratie niet overeenstemmen). De printer voert de media aan in functie van het resultaat van de mediacalibratie. In de losse uitvoermode is een mediacalibratie niet verplicht tenzij een media voedingsfout is opgetreden. * In de vaste lengte uitvoermode is een mediacalibratie niet nodig.
7- 8
7. HET GEBRUIK VAN DE PRINTER
■ Het uitvoeren van een mediacalibratie Volg onderstaande werkwijze om een mediacalibratie uit te voeren vanaf de printerdriver. Voorzorgen ・ Raadpleeg de “Printer Driver Setup Guide” en installeer de printerdriver voordat u een printtest uitvoert. De instellingen van de media waarmee een printtest wordt uitgevoerd moet op voorhand bepaald worden en opgeslagen worden in de printerdriver. Raadpleeg de “Help for the Printer Driver’ voor meer informatie. 1.
Laad een lint en media voor de printtest.
Zet de printer onder spanning.
Raadpleeg deel 4. HET LADEN VAN LINTEN en 5. HET LADEN VAN MEDIA. Voorzorgen ・ Laad geen lint wanneer thermisch papier gebruikt wordt. 2.
Open de pritner folders.
・
・
3.
Indien Windows XP, open de folder [Printers and Faxes] in het [Start] menu. Indien u de folder [Printers and Faxes] niet vindt, open de folder dan d.m.v. het controlebord.. Indien Windows 2000, klik de [Start] knop. Plaats de cursor op [Settings] en kies [Printers].
Klik de icoon met de desbretreffende printer met de rechter muisknop. [Properties]. Het “printer properties” dialoogvenster verschijnt.
7- 9
Kies en klik de
7. HET GEBRUIK VAN DE PRINTER
4.
5.
Klik de [Printing References] knop. dialoogvenster verschijnt.
Klik de tab [Basic]. Klik de [Edit] knop.
Het “B-SX600-HS11-QM- Printing Preferences”
Kies de media die gebruikt zal worden in de [Label Type] rollijst.
7- 10
7. HET GEBRUIK VAN DE PRINTER
6.
Klik de knop [Measure Length] om een mediacalibratie uit te voeren.
7- 11
8. BEDIENINGSBORD In dit deel vindt u een beschrijving van de functies van het LCD berichtenscherm, de verklikkers en toetsen van het bedieningsbord.
8.1 Bedieningsbord Het bedieningsbord is uitgerust met een LCD berichtenscherm die de status van de printer weergeeft, 4 verklikkers en 9 toetsen. Zie onderstaande tabel. Naam
Functie
LCD berichtenscherm
Toont het menu of informatie over fouten.
Voedingsverklikker
Groen wanneer de printer onder spanning is.
Rode verklikker
Rood wanneer de printer gereed is, uit wanneer de printer in pauze is of het menu aan het scherm getoond wordt.
Foutverklikker
Rood in geval van een fout, knippert in geval van een verwittiging.
Gegevensverklikker
Groen en knippert tijdens de ontvangst van gegevens, groen wanneer gegevens zich in de ontvangstbuffer bevinden.
[Pause] toets
Om de printer in pauze of gereedheid te zetten.
[Feed] toets
Om media of een enkel blad of de lengte van een etiket aan te voeren.
[Menu] toets
Om het menu op het scherm te tonen wanneer de printer in pauze of gereedheid is. De [Menu] toets ligt vast als deze ingedrukt gehouden wordt en komt weer los als deze opnieuw ingedrukt gehouden wordt.
◄toets
Om een punt links op het menu te kiezen.
►toets
Om een punt rechts op het menu te kiezen.
▲toets
Om een punt boven in het menu te kiezen.
▼toets
Om een punt beneden in het menu te kiezen. Wanneer deze toets ingedrukt gehouden wordt in een status van gereedheid of pauze met een model met een snijmodule, wordt de media doorgesneden.
[Enter] toets
Om de instellingen in het menu te tonen.
[Cancel] toets
Om een fout te wissen. Wanneer de toets ingedrukt gehouden wordt, verdwijnen de gegevens.
8- 1
8. BEDIENINGSBORD
8.2 Meldingen die getoond worden op bedieningsborg Melding
Printerstatus
Ready
De printer is gereed en kan printen.
Pause (aantal geprinte etiketten)
De printer is in pauze.
Pause (hoger deel is opgeheven)
De printer is in pauze en het hoger deel is opgeheven.
Pause (voorkap open)
De printer is in pauze en de voorkap is open.
Pause (zijkap open)
De printer is in pauze en de zijkap is open.
Printing
De printer is aan het printen.
Take off the label
Met een model met afpeleenheid, werd een afgepelde etiket nog niet verwijderd uit de mediauitvoer.
Error
Er is een fout.
Low Power Mode
De printer bevindt zich in een mode van laag verbruik.
1.
Scherm wanneer “Ready” verschijnt
• Wanneer de printer zich in een normale status bevindt. ・
De status van de printer verschijnt.
・
Het aantal geprinte etiketten verschijnt.
・
Het gecumuleerde aantal geprinte etiketten
Ready No. 00000
verschijnt na het aanzetten van de printer. Het verdwijnt wanneer de printer afgezet wordt. Power
•
Ready
Error
Data
(Het kan ook via het menu gewist worden).
Scherm in geval van een verwittiging
・
Een verwittiging verschijnt.
(Vb. “Bad thermal head”, “Paper near end”) Ready No. 00000
・
Een zoemer slaat aan in geval van een verwittiging en de foutverklikkers knipperen.
Bad thermal head.
(De zoemer stopt na de tijd die ingesteld werd via het menu of wanneer gelijk welke toets van
Power Ready
Error
Data
het bedieningsbord ingedrukt werd).
8- 2
8. BEDIENINGSBORD
2.
Scherm wanneer “Pause” verschijnt Indien de [Pause] toets ingedrukt wordt terwijl het bericht “Pause” verschijnt, verandert het bericht in “Ready”.
• Pause (Het aantal geprinte etiketten)
Pause No. 00000
・
De status van de printer verschijnt.
・
Zoals in “Ready” status, verschijnt een verwittiging. (De fout verklikker knippert en de zoemer slaat aan.)
Power Ready
Error
Data
• Pause (hoger deel opgeheven)
Pause ・
Head unit lifted.
Power Ready
Error
Het aantal geprinte etiketten verschijnt niet terwijl het hoger deel opgeheven is.
Data
• Pause (voorkap open)
Pause
・
Front cover open.
Power
Ready
Error
Het aantal geprinte etiketten verschijnt niet terwijl de voorkap open is.
Data
8- 3
8. BEDIENINGSBORD
• Pause (zijkap open)
Pause
・
Side cover open.
Power Ready
3.
Error
Het aantal geprinte etiketten verschijnt niet terwijl de zijkap open is.
Data
Scherm wanneer “Printing” verschijnt
Printing No. 00000
・
De status van de printer verschijnt.
・
Zoals in “Ready” status, verschijnt een verwittiging. (De fout verklikker knippert en de
Power Ready
4.
Error
zoemer slaat aan.)
Data
Scherm wanneer “Take off the label” verschijnt (enkel het model met afpeleenheid) ・
De status van de printer verschijnt. (Het
Take off the label.
bericht “after the peeled label”
No. 00000
verdwijnt.)
・ Power
Ready
Error
Zoals in “Ready” status, verschijnt een verwittiging.
Data
(De fout verklikker knippert en de zoemer slaat aan.) ・
8- 4
8. BEDIENINGSBORD
5.
Foutmeldingen (na een papiereinde “End of paper”) ・ Een foutmelding verschijnt. (Raadpleeg het deel over foutmeldingen voor meer informatie.)
End of paper Set new paper.
Power Ready
Error
・
Een herstelling verschijnt.
・
Zoals in “Ready” status, verschijnt een verwittiging.
Data
・
Na een fout slaat de zoemer aan en licht de foutverklikker op. (De zoemer stopt na een tijd die ingesteld werd via het menu of na het indrukken van gelijk welke toets van het bedieningsbord.)
6.
Scherm in lage verbruiksmode
・
Ready
In lage verbruiksmode brandt de verklikker niet.
No. 00000
(De zoemer stopt.)
Power
Ready
Error
Data
8- 5
8. BEDIENINGSBORD
8.3 Aansturing van de printer d.m.v. het bedieningsbord De printer kan via het bedieningsbord aangestuurd worden. Handeling
Werkwijze
Verspringen tussen “pause” en Druk op de [Pause] toets. “ready” status Voeding van één enkel blad of Druk op de [Feed] toets. etiket (De media wordt doorlopend aangevoerd wanneer de [Feed] ingedrukt blijft.) De zoemer afzetten
Druk op gelijk welke toets van het bediendingsbord.
Het wissen van de gegevens Hou de [Cancel] toets ingedrukt tot de dataverklikker uit gaat. die in de printer opgeslagen (Vergewis u ervan na het wissen van printgegevens dat de werden dataverklikker uit is voordat u een printopdracht opstart.) De melding “Error” wijzigen Druk op de [Cancel] toets. naar “Pause” op het scherm De [Menu] toets activeren of Houd de [Menu] toets ingedrukt. desactiveren De opties van het menu op het Druk op de [Menu] toets. scherm weergeven (De [Menu] toets wordt geactiveerd indien hij niet actief was. Druk hem opnieuw in.) (→ Raadpleeg deel 8.4 Menuopties.) Hou de toets [▼] ingedrukt. Het snijden van de media (Enkel het model met een snijeenheid)
8- 6
8. BEDIENINGSBORD
8.4 Menuopties Het menu verschijnt op het scherm indien de [Menu] toets ingedrukt wordt terwijl de meldingen “Ready” of “Pause” op het scherm getoond werden.
<Menu>
Ready
Information Clear Trip Meter
No. 00000
Test Print Power
Ready
Error
Data
Power
Feed
Pause
Ready
Data
Feed
Pause
Menu
Menu
Enter
Error
Cancel
Enter
Cancel
■ Menuopties Menuopties
Overzicht
Information
Productinformatie (vb. firmwareversie) verschijnt op het scherm.
Clear Trip Meter
Menu uitsluitend voor service. Dit menu niet gebruiken.
Test Print
Een printtest kan via het bedieningsbord uitgevoerd worden. (→ Raadpleeg Deel 9. PRINTTEST.)
Reprint Error Page
Er kan ingesteld worden of een slecht blad opnieuw geprint wordt of niet na het optreden van een fout.
TOF After Booting
Er kan ingesteld worden of een bladalignatie uitgevoerd wordt of niet na het aanzetten van de printer.
Low Power Mode
Er kan ingesteld worden of de lage verbruiksmode geactiveerd wordt of niet.
Lower Power (min)
Een tijdspanne waarbinnen de printer overgaat in laag verbruik kan ingesteld worden.
Beep Volume
Het volume van de zoemer kan aangepast worden.
Beep Pattern
Een tijdspanne gedurende dewelke de zoemer werkt kan ingesteld worden. 8- 7
8. BEDIENINGSBORD
Menuopties
1.
Overzicht
LCD Contrast
Het contrast van het LCD scherm kan aangespast worden.
Language
De taal van de berichten op het scherm kan gekozen worden.
Counter Reset
De printteller die op het scherm verschijnt kan gewist worden.
Informatiemenu Product information is displayed. Title
Description
Line 1
S/N
Serienummer van het product
Line 2
-
Line 3
FW
Firmwareverie
Line 4
FPGA1
FPGA1 versie
Line 5
FPGA2
FPGA2 versie
Line 6
CPLD
CPLD versie
Line 7
ODO
Totale werkingsafstand (Deze waarde kan niet gewist worden.)
Line 8
TRIP
Menu uitsluitend voor service. Dit menu niet gebruiken.
Line 9
Cut
Snijteller
Line 10
Lc
Medialengte zonder aanvoeropening, preeg of zwarte stip ∗1
Line 11
FL
Medialengte met aanvoeropening, preeg of zwarte stip ∗1
Line 12
Lo
Waarde die door de voedingsholtesensor gebruikt wordt om een voedingsholte, preeg of zwarte stip op een etiket te detecteren
Resolutie / geïnstalleerde eenheid
∗1
Line 13
∗
UP
Waarde die door de voedingsholtesensor gebruikt wordt om een etiket te detecteren in functie van een voedingsholte, preeg of zwarte stip ∗1
1 Beschrijving van Lc, FL, Lo, en UP van een zelfklevend etiket Losse uitvoermode
Strikte uitvoermode
Voedingsrichting
8- 8
8. BEDIENINGSBORD
2.
Het wissen van het trip meter menu Menu uitsluitend voor service. Dit menu niet gebruiken.
3.
Printestmenu Een printtest patroon wordt geprint. “TTP” moet gekozen worden wanneer papier met thermische transfer gebruikt wordt om een printtest uit te voeren. Anderzijds moet “DTP” gekozen worden wanneer thermisch papier gebruikt wordt om een printtest uit te voeren. (“TTP” is standaard.)
4.
Menu om een slecht blad opnieuw te printen Er wordt ingesteld of een slecht blad na het optreden van een fout opnieuw of niet opnieuw geprint wordt. (1) Indien [Yes] gekozen wordt voor [Reprint Error Page] in het menu van de printer, herstart het printen vanaf een slecht blad. (2) Indien [No] gekozen wordt, herstart het printen vanaf het blad dat volgt op het slecht blad. (“Yes” is standaard.) * Afhankelijk van de printgegevens of het formaat; kan het erop lijken dat een slecht blad volledig geprint werd. Kies “No” indien duplicaten niet toegelaten zijn.
5.
TOF na booting Er kan bepaald worden of een hogere voorrang gegeven wordt of niet aan de nauwkeurigheid van de printpositie t.o.v. het sparen van media in de papieralignatie. Papieralignatie voor meer informatie. (De nauwkeurige printmode is standaard.)
8- 9
Raadpleeg deel 7.3
8. BEDIENINGSBORD
6.
Lage verbruiksmode Het activeren van lage verbruiksmode of niet wordt ingesteld. Indien “Enable” gekozen werd gaat de printer over in lage verbruiksmode zodra aan onderstaande voorwaarden werd voldaan. Indien echter “Disable” gekozen werd gaat de printer niet over in lage verbruiksmode omdat aan onderstaande voorwaarden niet werd voldaan. (“Enable” is standaard.)
• Overgang van de printer in lage verbruiksmode De printer gaat over in lage verbruiksmode zodra aan onderstaande 5 voorwaarden werd voldaan. No
Voorwaarden
1
De lage verbruiksmode werd gekozen in het menu.
2
Op het scherm verschijnt “Ready”, “Pause” (aantal geprinte etiketten)” of “Take off the label.” Het scherm wijzigt ook niet tijdens de overgang naar lage verbruiksmode.
3
Verwittigingen op het scherm wijzigen niet.
4
Er wordt tijdens de lage verbruiksmode geen enkele toets van het bedieningsbord ingedrukt.
5
Er wordt tijdens de overgang naar lage verbruiksmode geen enkele printopdracht uitgevoerd.
• Terugkeer van de printer in normale mode De printer keert terug in normale mode zodra aan één van onderstaande 4 voorwaarden werd voldaan. Nr
7.
Voorwaarden
1
De melding “Ready” op het scherm veranderde naar “Pause (aantal geprinte etiketten) of “Take off the label.”
2
Het aantal verwittigen op het scherm is gestegen of gedaald tijdens de overgang naar lage verbruiksmode.
3
Een van de toetsen van het bedieningsbord werd ingedrukt.
4
Een printodracht werd opgestart.
Laag verbruik (min.) Een tijdspanne waarna de printer overgaat in lage verbruiksmode wordt ingesteld wanneer de lage verbruiksmode geactiveerd werd.
Er kan gekozen worden uit 4 opties: “1 (minuut),” “5
(minuten),” “10 (minuten),” en “30 (minuten).” (“5” (minuten) is standaard.)
8- 10
8. BEDIENINGSBORD
8.
Zoemervolume Het volume van de zoemer na het optreden van een fout kan ingesteld worden. Er kan gekozen worden uit 4 opties: “Off,” “Min,” “Mid,” en “Max.” (“Intermediate” is standaard.)
9.
Zoemduur Een duurtijd van het zoemen na het optreden van een fout of verwittiging kan ingesteld worden. Er kan gekozen worden uit 3 opties: “10” (seconden), “60” (seconden), en “Cont.” (“10” (seconden) is standaard.)
10. LCD contrast Het contrast van het LCD scherm kan ingesteld worden. worden terwijl het actuële contrast nagegaan wordt. (Het middencontrast is standaard.)
Het kan over 5 niveaus aangepast
11. Taal De taal van de berichten die op het scherm verschijnen kan ingesteld worden. Er kan gekozen worden uit 2 opties: “Japanese” en “English”. (“English” is standaard.) 12. Nulstelling teller De printteller die op het bedieningsbord verschijnt kan gewist worden door “Counter Reset” te kiezen en de [Enter] toets in te drukken.
8- 11
8. BEDIENINGSBORD
8.5 Annulatie van een printopdracht Volg onderstaande werkwijze om een printopdracht die in uitvoering is op te heffen. 1.
Druk op de [Pause] toets de printer om de in pauze te zetten. “Pause” verschijnt op het bedieningsbord.
2.
Open de folder “Printers”.
・
In Windows XP, open de folder [Printers and Faxes] in het [Start] menu.
Vindt u de folder
[Printers and Faxes] niet, open de folder dan via de “Control Panel”.
・
In Windows 2000, klik de knop [Start].
Plaats
de cursor op [Settings] en kies [Printers].
3.
Dubbelklik de icoon van de desbetreffende printer.
8- 12
Het print dialoogvenster verschijnt.
8. BEDIENINGSBORD
4.
Kies [Cancel All Documents] indien er zich printopdrachten in wacht bevinden en wis alle printopdrachten.
5.
Het onderstaand dialoogvenster verschijnt. Click de knop [Yes].
6.
Hou de knop [Cancel] ingedrukt tot de dataverklikker niet meer brandt.
7.
Vergewis u ervan dat geen enkele printopdracht zich nog in de wachtlijst bevindt zodra de dataverklikker uit is.
8- 13
9. PRINTTEST De toestand van de printkop kan nagegaan worden d.m.v. een printtest.
9.1 Het uitvoeren van een printtest 1.
Laad media en lint in de printer.
2.
Druk op de [Menu] toets.
3.
Kies
met behulp van de pijltjestoetsen.
4.
Druk op de [Enter] toets.
5.
Kies “Thermal transfer” met behulp van de pijltjestoetsen.
6.
Druk op de [Enter] toets en de printtest start op.
・ ・
Het menu verschijnt op het LCD scherm.
Kies “thermal direct” indien thermisch papier gebruikt wordt voor de printtest. Een patroon wordt geprint op 10 stuks media in rij. printen te stoppen.
9.2 Printtest patroon
9- 1
Druk op de [Cancel] toets om het
10. VERWIJDERING VAN OPGESTOPTE MEDIA Volg onderstaande werkwijze in geval van mediaopstopping in de printer.
VERWITTIGING Let op dat uw vingers niet gekneld worden bij het openen of sluiten van de kappen.
Dit kan kwetsuren veroorzaken.
10.1 Verwijdering van opgestopte media uit de snijeenheid Dit deel beschrijft hoe het bericht “Cut failed” kan gewist worden. 1.
Zet de printer uit spanning.
Open de voorkap, zijkap en het hoger deel.
2.
Verschuif de snijslede links of rechts tot het einde toe.
3.
Verwijder de opgestopte media uit de snijeenheid.
4.
Herlaad de media zoals het hoort.
Sluit het hoger deel, de voorkap en de zijkap.
Snijslede
10- 1
10. VERWIJDERING VAN OPGESTOPTE MEDIA
10.2 Verwijdering van opgestopte media uit de afpeleenheid Dit deel beschrijft hoe het bericht “Peeling failed” kan gewist worden. 1.
Druk op de openingsknop van de voorkap en open de voorkap.
Voorkap
Openingsknop voorkap 2.
Verwijder de opgestopte media uit de afpeleenheid.
3.
Herlaad de media zoals het hoort. Sluit de voorkap. Raadpleeg deel 5.2 Het laden van media in een model met afpeleenheid voor meer informatie over het laden van media.
10- 2
11. DAGELIJKS ONDERHOUD Om de hoge prestaties van de printer langdurig te verzekeren moet de printer regelmatig onderhouden worden. Een nette print of een juiste doorvoer van de media is vooralsnog niet verzekerd wanneer de printkop, de drukrol of de mediadoorvoer besmeurd is. Volg onderstaande werkwijze voor hun reiniging. ・ Zet de printer af en ontkoppel het voerdingsnoer voordat u de printer reiningt of onderdelen vervangt of u loopt risico’s op elektrische schokken of kwetsuren. ・ Giet geen water op de printer, reining de printer met een klamme doek. Contact van de printer met water kan aanleiding geven tot brand of een elektrische schok.
VERWITTIGING ・ De printkop verhit tijdens het printen. Wacht tot de printkop afgekoeld is voordat u de printer onderhoudt om u niet te verbranden.
・ Open of sluit geen enkele kap die niet opgenomen is in deze handleiding. Sommige delen in de printer hebben een hoog voltage en kunnen een elektrische schok of kwetsuren teweegbrengen. ・ Gebruik geen reinigingsmiddelen zoals thinner, benzeen of brandbare stoffen om de printer te reinigen of er is brandgevaar.
[Aanvullende opmerkingen] ・ Reining de binnenzijde van de printer telkens een afstand van 300 m geprint werd wat overeenstemt met één rol standaardlint (ongeveer 300 m lang) om de prestaties en hoge printkwaliteit van de printer langdurig te verzekeren. ・ Gebruik de bijgeleverde reinigingsdoek om de printer te reinigen.
Stel u in verbinding met uw
dichtstbijzijnde TOSHIBA TEC verdeler om een doek te bestellen. ・ Zorg dat u niet statisch geladen bent voordat u de binnenzijde van de printer aanraakt. Doe bovendien ringen, armbanden of handschoenen uit want die kunnen de printkop beschadigen. ・ Gebruik geen smeermiddelen. Dit kan aanleiding geven tot printproblemen. ・ Gebruik geen chemicaliën waaronder thinner en benzeen daar zij verkleuring of beschadiging van de printer kunnen veroorzaken. Gebruik ook geen oplosmiddelen, detergenten of pesticiden want dit kan aanleiding geven tot printproblemen.
11- 1
11. DAGELIJKS ONDERHOUD
11.1 Reiniging van de mediasensor 1.
Zet de printer af en ontkoppel het voedingsnoer.
2.
Open de voorkap, zijkap en het hoger deel.
3.
Verwijder vuil en papierdeeltjes van de reflectieve mediasensor met een zachte droge doek.
Reflectieve mediasensor
4.
Trek de transmissieve mediarandsensor naar voor. om vuil en papierdeeltjes te verwijderen.
Opening
Transmissieve mediarandsensor
11- 2
Wrijf de opening van de mediarandsensor
11. DAGELIJKS ONDERHOUD
5.
Wrijf de transmissieve mediacentrumsensor met een zachte droge doek om vuil of papierdeeltjes te verwijderen.
Transmissieve mediacentrumsensor
11.2 Reiniging van de drukrol 1.
Zet de printer af en ontkoppel het voedingsnoer.
2.
Open de voorkap, zijkap en het hoger deel.
3.
Verwijder vuil en papierdeeltjes van het rubberdeel van de drukrol met een zachte droge doek.
Rubberdeel drukrol
Voorzorgen ・ Kras de drukrol niet met scherpe voorwerpen want dit kan een printfout of printproblemen veroorzaken.
11- 3
11. DAGELIJKS ONDERHOUD
11.3 Reiniging van de lintscheidingsplaat 1.
Zet de printer af en ontkoppel het voedingsnoer.
2.
Open de voorkap, zijkap en het hoger deel.
3.
Wrijf de bodem van de lintscheidingsplaat (de hoek die de wikkelrichting van het lint wijzigt) met een zachte droge doek.
Op deze plaats kunnen overblijfsels van lint, het lint verkreuken. Bodem lintscheidingsplaat
11.4 Reiniging van de lintleiderstaaf 1.
Zet de printer af en ontkoppel het voedingsnoer.
2.
Open de voorkap, zijkap en het hoger deel.
3.
Verwijder het vuil van de lintleiderstaaf (zwarte rolstaaf) en de lintspanner (metaalstaaf) met een zachte droge doek.
Op deze plaats kunnen overblijfsels van lint, het lint doen verkreuken.
Lintspanner (metaalstaaf)
Lintleiderstaaf (zwarte rolstaaf)
11- 4
11. DAGELIJKS ONDERHOUD
11.5 Reiniging van de printkop 1.
Zet de printer af en ontkoppel het voedingsnoer.
Laat de printkop minstens 1 uur afkoelen.
2.
Open de voorkap, zijkap en het hoger deel.
3.
Vergewis u ervan dat de printkop volledig afgekoeld is. Reinig het printkopelement met de bijgeleverde reinigingsdoek. Een vuil element kan het printen vervagen of de printkop beschadigen.
4.
Reinig de lintleideras (metaalstaaf) met een zachte droge doek. Een vuile lintleideras (metaalstaaf) kan het lint verkreuken. Voorzorgen ・ Kras het printkopelement niet met scherpe voorwerpen want dit kan printfouten of printproblemen teweegbrengen. ・ Raak het verhittingselement van de printkop niet aan met uw blote handen want statische elektriciteit kan de printkop beschadigen.
Printkopelement
Lintleideras (metaalstaaf)
De zwarte lijn boven de printkop die aangeduid wordt met een pijl is het thermisch element. Reinig dit element met de reinigingsdoek die met de printer geleverd wordt.
11- 5
11. DAGELIJKS ONDERHOUD
11.6 Reiniging van de afpeleenheid Deze reinigingswerkwijze is enkel van toepassing op een model met afpeleenheid. 1.
Zet de printer af en ontkoppel het voedingsnoer.
2.
Druk op de openingsknop van de voorkap en open de voorkap.
3.
Verwijder vuil van de rubberrol (zwart) en de rolklem (wit) met een zachte droge doek. Rubberrol (zwart)
Rolklem (wit)
4.
Reinig de afpelsensor met een zachte droge doek. Voorzorgen ・ Kras de rollen niet met scherpe voorwerpen want dit kan afpelproblemen veroorzaken.
Afpelsensor
11- 6
12. HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN VERWITTIGING! Tracht de printer zelf niet te herstellen indien een probleem niet kan verholpen worden d.m.v. onderstaande werkwijzen. Zet de printer af, ontkoppel het voedingsnoer en stel u in verbinding met een erkende TOSHIBA TEC dienstverlener voor bijstand.
12.1 Problemen bij het opstarten van de printer ■ De voedingschakelaar staat op aan maar de voedingsverklikker brandt niet. Mogelijke oorzaken Het voedingsnoer is niet goed aangesloten met het stopcontact.
Oplossingen / Referentie Zet de voedingschakelaar op uit. Duw de stekker van het voedingsnoer diep genoeg in het stopcontact. (→ 2.3 Aansluiting van het voedingsnoer) Zet de voedingschakelaar opnieuw op aan.
Het voedingsnoer is niet goed aangesloten met de printer.
Zet de voedingschakelaar op uit. Sluit het voedingsnoer aan met de elektrische aanvoer die zich op de achterzijde van de printer bevindt. (→ 2.3 Aansluiting van het voedingsnoer). Zet de voedingschakelaar opnieuw op aan.
Het stopcontact is defect.
Sluit een elektrische uitrusting die degelijk werkt aan op het desbetreffende stopcontact. Controleer of er niets mis is met het stopcontact.
De voedingschakelaar is niet goed aan.
Zet de voedingschakelaar op aan. een elektrische voeding.
(|) duidt op de zijde met
12.2 Problemen tijdens het printen ■ Het printen start niet. Mogelijke oorzaken
Oplossingen / Referentie
“READY” verschijnt niet op het bedieningsbord.
Als “PAUSE” op het scherm van het bedieningsbord verschijnt kan et niet geprint worden. Vergewis u ervan dat de voorkap en de zijkap gesloten zijn. Druk op de [Pause] toets en ga na of “READY” op het bedieningsbord verschijnt.
De printerdriver is niet goed geïnstalleerd.
Controleer de instellingen van de computer die met de printer aangesloten is. Verbeter eventuele foute instellingen. Controleer onderstaande punten. De geïnstalleerde printer wordt ondersteund door het besturingsysteem van de computer. De geïnstalleerde printerdriven stemt overeen met de printer.
12- 1
12. HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
Mogelijke oorzaken De kabel is niet goed aangesloten.
Oplossingen / Referentie Ga na of de kabel die de printer met de computer verbindt degelijk aangesloten is.
⇒2.4 Aansluiting van de printer met uw computer De dataverklikker blijft branden. Het printen is misschien mislukt of werd opgeheven. Open het print dialoogvenster. Wis alle printopdrachten uit de lijst. Hou de [Cancel] toets op het bedieningsbord ingedrukt tot de dataverklikker uit gaat. Druk op de [Pause] toets zodra de dataverklikker uit is, ga na of “READY” op het bedieningsbord verschijnt.en herstart het printen.
⇒8.5 Annulatie van een printopdracht ■ Het printen gaat door maar de media wordt niet correct uitgevoerd. Mogelijke oorzaken
Oplossingen / Referentie
De media is niet goed geladen.
Laad de media zoals het hoort. Controleer onderstaande punten. De media bevindt zich tussen de tansmissieve mediarandsensors.
⇒ 5 HET LADEN VAN DE MEDIA De Media ligt op de reflectieve mediasensor.
⇒ 5. HET LADEN VAN DE MEDIA De medialeider stemt overeen met de mediabreedte.
⇒ 5. HET LADEN VAN DE MEDIA Er is geen opgestopte media in de printer.
⇒ 10. HET VERWIJDEREN VAN OPGESTOPTE MEDIA De media is mooi vlak.
⇒ 3.7 Onaanvaardbare media en linten The media is door Toshiba TEC goedgekeurd of aanbevolen.
⇒ 3.7 Onaanvaardbare media en linten Het lint is niet goed geladen.
Laad het lint zoals het hoort
⇒ 4. HET LADEN VAN LINTEN
12- 2
12. HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
■ Een blanco blad (etiket) wordt uitgestulpt Mogelijke oorzaken
Oplossingen / Referentie
De printtoon is te laag.
Controleer de printtoon. laag is.
Verhoog de printtoon indien hij te
⇒ [Help] in het “Printing Preferences” blad van de “Printer Driver Properties” Het printoppervlak van media ligt omgekeerd.
de Laad de media zoals het hoort.
⇒ 5. HET LADEN VAN MEDIA
De inktzijde van het lint ligt Laad het lint zoals het hoort omgekeerd. ⇒ 4. HET LADEN VAN LINTEN Thermische transfer media Ga na of thermische transfer media geladen werd met de (normale media) werd zonder keuze “THERMAL PAPER”. lint geladen. ⇒ 5. HET LADEN VAN MEDIA Het lint is niet goed geladen.
Ga na of een lint geladen werd terwijl thermische transfer printing wordt uitgevoerd.
⇒ 4. HET LADEN VAN LINTEN ■ Het geladen lint is verwrongen of wordt samen met de media uitgevoerd Mogelijke oorzaken
Oplossingen / Referentie
Het geladen lint is niet door Toshiba TEC goedgekeurd of aanbevolen.
Ga na of het geladen lint door Toshiba TEC goedgekeurd of aanbevolen is.
De printtoon is te hoog.
Controleer de printtoon. hoog is.
⇒ 3. MEDIA EN LINTEN Verlaag de printtoon indien hij de
⇒ [Help] in het “Printing Preferences” blad van de “Printer Driver Properties” Het lint is niet goed geladen.
Laad het lint zoals het hoort.
⇒ 4. HET LADEN VAN LINTEN Het lint is niet opgespannen.
Draai de knop van de lintopvangas en span het lint op..
⇒ 4. HET LADEN VAN LINTEN De lintscheidingsplaat besmeurd.
is Reinig de lintscheidingsplaat
⇒ 11.3 Reiniging van de lintscheidingsplaat
12- 3
12. HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
12.3 Printfouten ■ Een volledig of onvolledig deel is te licht. Mogelijke oorzaken De media wordt niet gebruikt met een door Toshiba TEC goedgekeurd of aanbevolen lint. The printtoon is te laag.
Oplossingen / Referentie Ga na of de media gebruikt wordt met een door Toshiba TEC goedgekeurd of aanbevolen lint. ⇒ 3. MEDIA EN LINTEN Controleer de printtoon. Verhoog de printtoon indien hij te laag is. ⇒ [Help] in het “Printing Preferences” blad van de “Printer Driver Properties”
De printkop is besmeurd.
Reinig de printkop. ⇒ 11.5 Reiniging van de printkop
De drukrol is besmeurd.
Reinig de drukrol. ⇒ 11.2 Reiniging van de drukrol
De houdbaarheid van de media Gebruik geen media of linten waarvan de houdbaarheid is verstreken. verstreken is. ⇒ 3.7 Onaanvaardbare media en linten Het lint is niet goed geladen.
Papierdeeljes of stof bevinden zich op de media.
Laad het lint zoals het hoort. ⇒ 4. HET LADEN VAN LINTEN De diameter van binnenkern van het lint moet zich bevinden tussen 25.4 mm en 26.4 mm. Verwijder papierdeeltjes of stof die zich op de media bevinden. De aanwezigheid van stofdeeltjes tussen de media en het lint kan zorgen voor een te vage print. Gebruik door Toshiba TEC goedgekeurde media. Plaats de printer niet in een stoffige omgeving.
De printsnelheid is te hoog.
Verlaag de printsnelheid. Vooral wanneer barcodes in reeks geprint worden is het aanbevolen om de printsnelheid te beperken.
De printkopdruk is te laag.
Verhoog de printkopdruk. ⇒ Stap 10 in deel 5.1 Het laden van media
■ De geprinte tekst is uitgelopen Mogelijke oorzaken
Oplossingen / Referentie
De printtoon is te hoog.
Controleer de printtoon. Verlaag de printtoon indien hij te hoog is. ⇒ [Help] in het “Printing Preferences” blad van de “Printer Driver Properties”
De printkopdruk is te hoog.
Verlaag de printkopdruk. ⇒ Stap 10 in deel 5.1 Het laden van media
De printsnelheid is te laag.
Verhoog de printsnelheid. Het probleem kan opgelost zijn na aanpassing van de printsnelheid en de printtoon.
12- 4
12. HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
■ Onregelmatige witte vegen verschijnen of het lint is gekreukt. Possible causes De printtoon is te hoog.
Solutions / Reference Controleer de printtoon. hoog is.
Verlaag de printtoon indien hij te
⇒ [Help] in het “Printing Preferences” blad van de “Printer Driver Properties” De drukrol is besmeurd.
Reinig de drukrol.
⇒ 11.2 Reiniging van de druktol Het lint is niet goed geladen.
Laad het lint zoals het hoort.
⇒ 4. HET LADEN VAN LINTEN Controleer onderstaande punten. Het lint mag niet gekreukt zijn. Verwijder kreuken en herlaad het lint. De diameter van de binnenkern van het lint bevindt zich tussen 25.4 mm en 26.4 mm. Het lint is onregelmatig rond de opvangas gewikkeld. Het lint is breder dan de geladen media. De printer bevindt zich niet in een geschikte werkomgeving.
Controleer de temperatuur en de vochtigheid van de ruimte waarin de printer zich bevindt.
⇒ 2.2 Opstellingsplaats De media is niet goed geladen.
Pas de medialeider aan in functie van de media. De media wordt niet recht doorgevoerd indien er ruimte is tussen de media en de medialeider. Dit brengt witte vegen teweeg.
De printkopdruk is te laag.
Verhoog de printkopdruk.
⇒ Stap 10 in deel 5.1 Het laden van media ■ Langwerpige vlekken of fijne lijnen. Mogelijke oorzaken De printkop is besmeurd.
Oplossingen / Referentie Reinig de printkop.
⇒ 11.5 Reiniging van de printkop De lintscheidingsplaat is besmeurd.
Reinig de lintscheidingsplaat.
⇒ 11.3 Reiniging van de lintscheidingsplaat
12- 5
12. HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
■ De printpositie loopt geleidelijk aan verkeerd Mogelijke oorzaken
Oplossingen / Referentie
De afstand tussen de etiketten of zwarte stippen is niet accuraat.
Tenzij de afstand tussen de etiketten of zwarte stippen accuraat is, zal de printpositie verkeerd eindigen. Gebruik zulke media niet.
⇒ 3. MEDIA EN LINTEN De drukrol is besmeurd.
Reinig de drukrol
⇒ 11.2 Reiniging van de drukrol De mediacalibratie is slecht Voer opnieuw een mediacalibratie uit Indien de losse of uitgevoerd. strikte uivoermode gekozen wordt in de mediainstellingen van de printerdriver.
⇒ 7.4 Alignatie van het blad De vaste lengte uitvoermode is Kies de losse of strikte uitvoermode in de printerdriver om gekozen. te printen in overeenstemming met de opening tussen twee etiketten, zwarte stippen of pregen.
⇒ 7.1 Media uitvoermode
12- 6
12. HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
■ Gegevens worden buiten het blad of etiket geprint. Er is iets mis met de printpositie, de geprinte figuren of tekst. Mogelijke oorzaken
Oplossingen / Referentie
De media is niet goed geladen.
Zorg dat er geen ruimte is tussen de medialeider en de media.
⇒ 5. HET LADEN VAN MEDIA De printerdriver is niet juist Kies een printerdriver die overeenstemt met de gekozen. desbetreffende printer. Kies [Print] in het [File] menu voor algemene applicatiesoftware. Het print dialoogvenster verschijnt. Controleer de printer die gekozen werd. De printerdriver instellingen zijn Controleer de printerdriver instellingen en verbeter ze onjuist. indien nodig.
⇒ [Help] op het “Printing Preferences” blad in de “Printer Driver Properties” Controleer onderstaande punten. De mediagrootte is juist ingesteld. De printzone is juist ingesteld. De mediacalibratie is niet juist Voor opnieuw een mediacalibratie uit indien de losse of uitgevoerd. strikte uitvoermode gekozen werd in de printerdriver.
⇒ 7.4 Mediacalibratie De kabel die gebruikt wordt is niet aangewezen. Printgegevens blijven achter in de printer of computer nadat de printopdracht werd opgeheven.
Gebruik een aangewezen kabel. Open het print dialoogvenster. Wis alle printopdrachten uit de lijst. Hou de [Cancel] toets op het bedieningsbord ingedrukt tot de dataverklikker uit is. Druk op de [Pause] toets zodra de dataverklikker uit is. Vergewis u ervan dat “Ready” op het bedieningsbord verschijnt et herstart het printen.
⇒ 8.5 Annulatie van een printopdracht
12- 7
12. HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
12.4 Problemen met het netwerk (model met LAN iterface) ■ Het instellingsscherm van de printerdriver kan niet geopend worden via een webbladerprogramma. Mogelijke oorzaken
Oplossinge / Referentie
De LAN cabel is niet goed aangesloten met de printer.
Sluit de LAN kabel aan met de printer zoals het hoort. ⇒ 2.5 Aansluiting van de printer met uw computer
De netwerkinstellingen in de printerserver zijn niet correct.
Raadpleeg de handleiding “Printer Seriver I” voor meer informatie over de netwerkinstellingen in de printerserver.
Het IP adres dat aan de printerserver werd toegewezen is in conflict met een andere netwerkuitrusting. Het IP adres dat aan de printerserver werd toegewezen wordt niet als toegang gebruikt. De DHCP of BOOTP server instellingen zijn niet correct ingevoerd (wanneer DHCP/BOOTP gebruikt wordt).
・ Ga na of het IP adres dat aan de printerserver toegewezen werd correct is. ・ Stel u in verbinding met een netwerkbeheerder indien dit probleem zich herhaalt. Ga na of het IP adres dat aan de printerserver toegewezen werd voor toegang wordt gebruikt. Ga na of het IP adres dat aan de printerserver toegewezen werd voor toegang wordt gebruikt.
■ De printer kan niet gevonden worden d.m.v. de Quick Setup of de Printserver Version Up Tool hulpprogramma’s Mogelijke oorzaken De LAN cabel is niet goed aangesloten met de printer.
De netwerkinstellingen in de printerserver zijn niet correct.
Oplossingen / Referentie Sluit de LAN kabel aan met de printer zoals het hoort. ⇒ 2.5 Aansluiting van de printer met uw computer ・ Ga na of de LAN kabel ook zoals het hoort aangesloten is met een netwerkuitrusting (vb. hub). Raadpleeg de MPS1 op de bijgeleverde CD-ROM voor meer informatie over de netwerkinstellingen in de printerserver.
Het IP adres dat aan de ・ Ga na of het IP adres dat aan de printerserver printerserver werd toegewezen toegewezen werd correct is. wordt niet als toegang gebruikt. ・ Stel u in verbinding met een netwerkbeheerder indien dit probleem zich herhaalt. Het IP adres dat aan de Ga na of het IP adres dat aan de printerserver toegewezen printerserver werd toegewezen werd voor toegang wordt gebruikt. wordt niet als toegang gebruikt. Stel u in verbinding met een netwerkbeheerder. De DHCP of BOOTP server instellingen zijn niet correct ingevoerd (wanneer DHCP/BOOTP gebruikt wordt).. De antivirus of firewall software Verlaat de firewall software die op uw computer geïnstalleerd werd. Draai de Quick Setup of Printserver die op uw computer Version Up Tool hulppgramma’s. geïnstalleerd werd, Indien deze herstellende maatregel toelaat de printer te onderbreekt communicaties. detecteren, kan de firewall of antivirus software die op uw computer geïnstalleerd werden, communicaties onderbreken. In dat geval voert u de Quick Setup of de Printserver Version Up Tool hulpprogramma’s in in de “exceptional list” van de antivirus of firewall software. Raadpleeg de desbetreffende handleiding over de antivirus of firewall software voor de instellingen van de “exceptional list”. 12- 8
12. HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
Mogelijke oorzaken
Oplossingen / Referentie
De printer bevindt zich niet op Ga na of de printer zich op hetzelfde netwerksegment hetzelfde newkersegment als bevindt als uw computer waar de Quick Setup of de uw computer.. Printserver Version Up Tool hulpprogramma’s draaien.
12.5 Oplossingen wanneer een foutmelding op het bedieningsscherm verschijnt ■ Foutmeldingen en herstellende maatregelen Foutmeldingen Paper feed error
End of Paper
Mogelijke oorzaken
Oplossingen
Er is een mediaopstopping. Verwijder de opgestopte media en herlaad de media zoals het hoort. ⇒ 10. VERWIJDERING VAN OPGESTOPTE MEDIA De geladen media werd niet Controleer de printerdriver instellingen en correct doorgevoerd. verbeter ze indien nodig. ⇒ [Help] op het “Printing Preferences” in de “Printer Driver Properties” Controleer onderstaande punten. De mediagrootte is juist ingesteld. De printzone is juist ingesteld. De media is opgebruikt. Laad nieuwe media. ⇒ 5. HET LADEN VAN MEDIA
Side cover open
De zijkap is open.
Sluit de zijkap zoals het hoort.
Head unit lifted
Het hoger deel is opgeheven.
Verlaag het hoger deel met hendel van het hoger deel en sluit het deel volledig.
Paper info conflict
De mediacalibratie is mislukt.
No ribbon required
Thermisch papier werd gekozen terwij een lint geladen werd.
Voer opnieuw een de mediacalibratie uit. ⇒ 7.4 Mediacalibratie Controleer onderstaande punten De gekozen mediasensor is correct. De gekozen lengte van de printzone is correct. Verwijder het lint wanneer thermisch papier gebruikt wordt. Ga na wanneer met thermische transfer geprint wordt dat thermisch papier niet in de printer driver gekozen werd voor “Media and ink type”. ⇒ [Help] op het “Printing Preferences” blad in de “Printer Driver Properties”.
Front cover open
De voorkap is open.
Sluit de voorkap zoals het hoort.
12- 9
12. HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
Foutmeldingen
Mogelijke oorzaken
Oplossingen
Ribbon error Set a new ribbon
Het lint is op.
Laad een nieuw lint. ⇒ 4. HET LADEN VAN LINTEN
Ribbon error Reset ribbon.
Het lint is gescheurd.
Ribbon error Reset head unit.
De rotatie van de lintas werd niet gedetecteerd.
Peeling failed
Het afpellen is mislukt.
Verwijder de media indien zij opgestopt zijn in het deel rond de voorkap. ⇒ 10.2 Verwijdering van opgestopte media uit de afpeleenheid Vervang de rubberrol in de afpeleenheid indien hij versleten is. ⇒ Onderdeel 2 in 1.5.2 Voorzorgen bij het gebruik van de afpeleenheid Kies en gebruik een aangewezen grootte van media. ⇒ 3. MEDIA EN LINTEN Controleer de printerdriver instellingen. ⇒ [Help] op het “Printing Preferences” in de “Printer Driver Properties” De mediagrootte is correct ingesteld. De printzone is correct ingesteld. ⇒ Onderdeel 2 in 1.5.2 Voorzorgen bij het gebruik van de afpeleenheid
Cut failed
De media is slecht doorgesneden.
Verwijder opgestopte media rond de doorgang van de snijslede. ⇒ 10.1 Opgestopte media in de snijeenheid Kies en gebruik een aangewezen grootte van media. ⇒ 3. MEDIA EN LINTEN Controleer de printerdriver instellingen. ⇒ [Help] op het “Printing Preferences” blad in de “Printer Driver Properties” De mediagrootte is correct ingesteld. ⇒ 1.4.2 Voorzorgen bij het gebruik van de snijeeheid De snijrand van het mes is bot. ⇒ 1.4.2 Voorzorgen bij het gebruik van de snijeeheid
12- 10
Herlaad een lint. ⇒ 4. HET LADEN VAN LINTEN Verlaag de printtoon indien het lint door de printkop verhit werd en vervolgens scheurde. ⇒ [Help] op het “Printing Preferences” blad in de “Printer Driver Properties” Open de zijkap. Plaats het hoger deel op de juiste positie. ⇒ 4. HET LADEN VAN LINTEN 5.1 Het laden van media
12. HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
Foutmeldingen Page Info. Error
Mogelijke oorzaken
Oplossingen
Pagina informatie commandofout De printopdracht is misschien mislukt of werd misschien vroegtijdig opgeheven. Open het print dialoogvenster. Wis alle hangende printgegevens. Hou de [Cancel] toets op het bedieningsbord ingedrukt tot de dataverklikker uitgaat. Druk vervolgen op de [Pause] toets. Vergewis u ervan dat het bericht “Ready” op het bedieningsbord verschijnt. Herstart het printen.
⇒ [Help] op het “Printing Preferences” blad in de “Printer Driver Properties” Action Info.Error
Verrichting informatie commandofout
Image Info.Error
Beeld informatie commandofout
Unable to respond
Er kan geen antwoord teruggestuurd worden naar uw host computer.
Overheated thermal head
De thermische kop is overhit.
Herstart zowel de computer als de printer.
Indien geen status van de printer verwacht wordt, uncheck dan het “Obtain printer information” dialoogvenster in de “Device Settings” tab van de printerdriver. Bijkomend, indien geen foutmelding wordt verwacht op het scherm van uw computer, uncheck dan het “Get error message” dialoogvenster in de “Device Settings” tab van de printerdriver. Wacht een tijd. De printer herstart automatisch te printen zodra de thermische kop afgekoeld is.
■ Verwittigingen en oplossingen Verwittigingen
Mogelijke oorzaken
Oplossingen
Bad thermal head
Een element van de thermische kop is gebroken.
Het is aanbevolen de thermische kop te vervangen.
Paper near end
De media is bijna op.
Maak u klaar om nieuwe media te laden.
Checking head unit
De thermische kop wordt gecontroleerd.
Wacht een tijd.
12- 11
13. VEEL GESTELDE VRAGEN V: Sinds ik het printen annuleerde via het bedieningsbord, wordt een beeld niet zoals gewenst geprint op het eerste blad. Ik startte het printen per vergissing en drukte op de [Cancel] toets van het bedieningsbord om de printopdracht te stoppen voor beëindiging. Toen ik nadien de printopdracht herstartte, werd het beeld niet zoals gewenst geprint op het eerste blad. A: De voorgaande printgegevens werden misschien geprint met de nieuwe alvorens ze volledig gewist waren. Indien u een printopdracht via het bedieningsbord volledig wilt annuleren, moet u de gegevens die overblijven in uw host computer zowel als in de printer wissen. Q: Hoe kan ik de printer gebruiken terwijl de kappen open zijn? Is er een mogelijk of zijn er onderdelen die dit toelaten? A: Printen met open kappen kan gevaarlijk zijn. Er is geen mogelijk of onderdeel die dat toelaten. V: Kan ik een lint gebruiken dat smaller is dan de etiketten? Ik wens een beeld te printen in het centrum van een etiket. Kan ik dan besparen door een smal lint te gebruiken? A: Het printen met thermische transfer is onmogelijk zonder lint. Gebruik een inktlint dat minstens 10 mm breder is dan de papierdrager van de geladen etiketten. Indien het inktling smaller is dan de papierdrager van de geladen etiketten, zullen volgende problemen zich voordoen: Indien de rand van het inktling in contact treedt met het oppervlak van het etiket, kan t.g.v. wrijving inkt op het etiket overgedragen worden. De rand van het inktlint wordt abnormaal belast. Dit veroorzaakt gemakkelijk problemen n.a.v. kreuken in het lint. De rand van het etiket treedt rechtstreeks in contact met de printkop. Dit veroorzaakt een vroegtijdige slijtage en beperkt de levensduur van de printkop.
Meer specifiek: wanneer u etiketten gebruikt met een papierdrager die 100 mm breed is, moet u een lint kiezen met een breedte van minstens 110 mm, zodat aan beide randen een marge van ongeveer 5 mm voorzien is.
13- 1
13. VEEL GESTELDE VRAGEN
V: Ik gebruik een model met afpeleenheid en het etiket wordt volledig gescheiden van de papierdrager en valt uit de mediauitvoer. Gebruik ik de afpeleenheid verkeerd? A: Vergewis u ervan via de “options” dat “Peel” in het afpeldialoogvenster op “checked” staat in de printer driver. Indien het printen uitgevoerd wordt zonder “checking”, zal het afpellen mislukken. Raadpleeg de “Help for the Printer Driver” voor meer informatie.
V: Het lint scheurde tijdens het printen. Wat moet ik doen? A: Een lint kan scheuren wanneer buiten de gewaarborgde printzone geprint wordt. Wijzig de bladinstelling zodat het blad volledig binnen de gewaarborgde printzone valt of verlaag de printtoon om te verhinderen dat het lint scheurt. Raadpleeg deel 3.5 Gewaarborgde printzone voor meer informatie. Raadpleeg “Help for the Printer Driver” voor meer informatie over het wijzigen van de printoon. Hou er rekening mee dat de waarborg vervalt in geval van printproblemen t.g.v. het printen buiten de printzone.
V: Kan ik op een model met afpeleenheid gebruik maken van de afpeluitvoer om de papierdrager af te scheuren? A: Gebruik de uitvoer of de afpelplaat niet om de papierdrager van de etiketten af te scheuren. Dit kan de afpelplaat vervormen en problemen veroorzaken bij het afpellen. Gebruik een schaar om de media te snijden op een afstand die minstens 150 mm van de uitvoer van de afpeleenheid verwijderd is.
13- 2
13. VEEL GESTELDE VRAGEN
V: Ik gebruik een model met afpeleenheid en na het uitvoeren van een mediacalibratie, wordt elk etiket afgepeld. Wanneer een etikettype in de printerdriver werd opgeslagen, moet een mediacalibratie uitgevoerd worden. Nadien wordt elk etiket van de aangevoerde papierdrager afgepeld. Gebruik ik de afpeleenheid verkeerd? A: Wanneer een model met afpeleenheid gebruikt wordt, moet een mediacalibratie uitgevoerd worden terwijl de afpeleenheid mechanisch ongeschikt is anders worden etiketten verkwist. Bovendien zal een fout ontstaan en zullen etiketten aan de binnenzijde van de afpeleenheid blijven plakken. Dit kan de printer beschadigen. Ook moet na de uitvoering van een mediacalibratie, een bepaalde lengte media of papierdrager uit de printer getrokken worden voordat het in de afpeleenheid geladen wordt of de printer kan beschadigd worden. Indien een etiket blijft plakken op de as van de afpeleenheid moet het printen onmiddellijk gestaakt worden en moet het etiket voorzichtig verwijderd worden. Stel u in verbinding met uw dichtstbijzijnde TOSHIBA TEC verdeler of dienstverlener voor bijstand indien het etiket niet kan verwijderd worden.
V: Afpelproblemen treden vaker op dan voorheen. Ik gebruik een model met afpeleenheid. Vroeger verliep het afpellen normaal. gebeurt het vaker dat het afpellen mislukt. Wat moet ik doen?
De laatste tijd,
A: De rubberrol van de afpeleenheid is een verbruiksartikel. Het verslijt na verloop van tijd en de etiketten kunnen niet meer van de papierdrager afgepeld worden. In de regel is een rubberrol versleten wanneer 10 tot 20 km etiketten uitgevoerd werden. Stel u inverbinding met uw dichtstbijzijnde erkende TOSHIBA TEC verdeler of dienstverlener voor de vervanging van de rubberrol. Hou er rekening mee dat dit betaalbaar is.
V: Zal de afpeleenheid passen op het standaardmodel dat ik eerder bestelde? A: De afpeleenheid wordt geleverd als een fabrieksoptie. Het kan daarom ook niet aangepast worden aan het standaard model dat u eerder aankocht. Indien u een afpeleenheid nodig heeft, moet dit bij de bestelling vermeld worden.
13- 3
13. VEEL GESTELDE VRAGEN
V: Ik gebruik een model met afpeleenheid. Na de verwijdering van een afgepeld etiket, gebeurt het soms dat het volgend etiket niet uitgestulpt wordt. Is er iets mis met de printer? A: Naast een defect van de printer, kan de afpelsensor slecht werken ten gevolge van het omgevingslicht. De afpelsensor in de afpeleenheid is een reflectieve optische sensor. Deze sensor kan slecht werken wanneer de printer voor een venster geplaatst wordt (met een grote lichtinval) of onder een drieband fluorescerend licht. Plaats uw hand over de afpeleenheid. Indien een etiket uitgestulpt wordt, betekent dit dat de plaats waar de printer zich bevindt niet geschikt is. Zet de printer op een andere plaats zonder rechtstreeks licht of zorg voor schaduw.
V: Ik ben eigenaar van een model met afpeleenheid. afpeleenheid?
Kan ik de printer gebruiken zonder de
A: Een printer met afpeleenheid kan ook zonder de afpeleenheid gebruikt worden. Hieraan zijn echter een aantal beperkingen verbonden: Haal de geladen media en mediadrager samen over de mediadrager in de afpeleenheid. Trek het uiteinde van de geladen media voorbij de afpeleenheid tot ze uit de printer te voorschijn komen. Nadat de media achterwaarts aangevoerd werden tijdens het afpellen, moet het uiteinde van de media vastgehouden worden d.m.v. de mediarolklem. Indien de media contact verliezen met de mediarolklem ontstaat een voedingsfout.
V: Kan geperforeerde media geladen worden in een model met afpeleenheid? A: Laad geen geperforeerde media in een model met afpeleenheid. De papierdrager kan scheuren ter hoogte van de perforaties t.g.v. de druk die tijdens het afpellen uitgeoefend wordt. Dit veroorzaakt onverwachte problemen.
13- 4
13. VEEL GESTELDE VRAGEN
V: Zijn er beperkingen met het printen of met de printsnelheid in afpelmode? A: Wanneer een model met afpeleenheid gebruikt wordt, dient de snelheid beperkt te worden tot 4 ips of minder om een regelmatige afpeloperatie mogelijk te maken. (Een voedingssnelheid die overeenkomt met de printsnelheid wordt in de printerdriver ingesteld.) Afhankelijk van het type of de grootte van de media, moet de snelheid verder beperkt worden tot 2 of 3 ips. Controleer de afpeloperatie eerst en pas de snelheid aan indien nodig.
V: Is er een verschil tussen aanvaardbare media en linten voor een standaard model en een model met afpeleenheid? A: Er is geen verschil tussen aanvaardbare media en linten voor een standaard model en een model met afpeleenheid. Tijdens het uitvoeren van een afpeloperatie, is de grootte van de beschikbare media echter verschillend. Standaard model Max. Breedte papierdrager Min. etiketlengte Min. Mediabreedte Geperforeerd kettingpapier Min. etiketdikte Max. dikte papierdrager Wikkelrichting
Model met afpeleenheid
Opmerkingen
120 mm 5 mm 15 mm
12 mm 10 mm
Toegelaten
Niet toegelaten
0.05 mm
0.05 mm
0.1 mm
0.1 mm
Binnen/buiten
Binnen
De media kan scheuren t.g.v. perforaties Glassine papier
Naast bovenstaande richtlijnen, moet u ook rekening houden met onderstaande punten wanneer u een model met afpeleenheid gebruikt. De aanvaardbare medialengte voor een afpeleenheid is dezelfde als voor een standaard model. Let echter op wanneer u lange etiketten print dat deze niet plakken op het oppervlak waarop de printer geplaatst werd. Gebruik geen mediarollen met naden.
Gebruik etiketten met een vlakke papierdrager.
Weefsels of speciale etiketten zijn onbruikbaar. zijn is ook niet toegelaten.
13- 5
Het gebruik van etiketten die niet rechthoekig
14. KENMERKEN 14.1 Printer (model met USB Interface) Benaming
Beschrijvingen
Model
B-SX600-HS11/HH11/HC11-QM-R
Resolutie (dotdensiteit)
600 dpi (23.6 dots/mm)
Printmethode
Thermische transfer / Thermisch direct
Printsnelheid
Max. 150 mm/seconde ∗1
Mediaälignatie
Centrum
Max. effectieve printbreedte
104 mm
Max. Printlengte
1,000 mm
Beschikbare mediabreedte
15 tot 120 mm
Bedieningsbord
LCD
Grafische LCD (128 dots × 64 dots)
Verklikkers
Voeding (groen), Gereed (groen), Fout (rood), Data (groen)
Toetsen
Pause, Feed, Menu, ▲, ▼, W, X, Enter, Cancel
Host interface
Hoge snelheid USB 2.0
Besturingssysteem
Windows 2000, Windows XP, Windows Server 2003, Windows Vista
Afmetingen
Diepte
455 mm
Breedte
300 mm
Hoogte
353.5 mm (rubbervoetjes inbegrepen)
Gewicht
Waarden
20.6 kg Voltage voeding
100 VAC to 240 VAC
Frequentie
50/60 Hz (48 to 62 Hz)
Verbruik
250 W of minder in normale werking
Geluid
75 dB of minder
Werkingstemperatuur
5 tot 40 °C (Printkwaliteit is verzekerd tussen 18 en 28 °C)
Relatieve vochtigheid
10 tot 90% (Printkwaliteit is verzekerd tussen 40 en 60%)
Opslagtemperatuur
-20 tot 70 °C
Opslagvochtigheid
5 tot 90%
Noise standaard
CE, GS, TÜV, C-Tick, UL, CUL, FCC Class A, CCC
Milieustandaard
Overeenkomstig RoHS richtlijn
∗1 Afhankelijk van het type media of lint and het beeld dat geprint wordt zijn er beperkingen op de printsnelheid.
14- 1
14. KENMERKEN
14.2 Printer (model met LAN Interface) Benaming
Beschrijvingen
Model
B-SX600-HS12/HH12/HC12-QM-R
Resolutie (dotdensiteit)
600 dpi (23.6 dots/mm)
Printmethode
Thermische transfer / Thermisch direct
Printsnelheid
Max. 150 mm/seconde∗1
Mediaälignatie
Centrum
Max. effectieve printbreedte
104 mm
Max. Printlengte
1,000 mm
Beschikbare mediabreedte
15 tot120 mm
Bedieningsbord
LCD
Grafische LCD (128 dots × 64 dots)
Verklikker
Voeding (groen), Gereed (groen), Fout (rood), Data (groen)
Toets
Pause, Feed, Menu, ▲, ▼, W, X, Enter, Cancel
Hostinterface
10BASE-T / 100BASE-TX (IEEE802.3)
Printprotocol
LPR, PORT9100 (unidirectioneel), PORT9100 (bidirectioneel)
LPR staartnaam
Lp
Controle protocol
HTTP
Besturingssysteem
Windows 2000, Windows XP, Windows Server 2003, Windows Vista
Afmetingen
Diepte
455 mm
Breedte
300 mm
Hoogte
353.5 mm (rubbervoetjes inbegrepen)
Gewicht
Waarden
21.0 kg Voltage Voeding
100 VAC to 240 VAC
Frequentie
50/60 Hz (48 to 62 Hz)
Verbruik
250 W of minder in normale werking
Geluid
75 dB of minder
Werkingstemperatuur
5 to 40 °C (Printkwaliteit is verzekerd tussen 18 en 28 °C)
Relatieve vochtigheid
10 to 90% (Printkwaliteit is verzekerd tussen 40 en 60%)
Opslagtemperatuur
-20 tot 70 °C
Opslagvochtigheid
5 tot 90%
Noise standaard
CE, GS, TÜV, C-Tick, UL, CUL, FCC Class A, CCC
Milieu standaard
Overeenkomstig RoHS richtlijn
∗1 Afhankelijk van het type media of lint and het beeld dat geprint wordt zijn er beperkingen op de printsnelheid.
14- 2
14. KENMERKEN
SNMP (Simple Network Management Protocol) Benaming Versie
Eigenschappen v1
• MIB-II (RFC 1213) • HostResource-MIB (RFC 1514) • hrDeviceStatus Objecten om een printerstatus • hrPrinterStatus te beschrijven • hrPrinterDetectedErrorState Ondersteunde MIB
E-mail overdrachtcapaciteit (SMTP: Simple Mail Transfer Protocol) Item SMTP Bekrachtigingseigenschap Aantal e-mail adressen die in de printer kunnen ingegeven worden E-mail doorsturingsinterval E-mail voorrang
Specifications • SMTP bekrachtiging (CRAM-MD5, PLAIN, LOGIN) • POP voor SMTP (APOP ondersteund) 2 Keuze in opties: 1 tot 10.000 minuten 3 opties (Notice, Error, Emergency) Fouten die zich in de printer voordoen zijn onderverdeeld in 3 groupen
14- 3
14. KENMERKEN
14.3 Snijeenheid Benaming
Eigenschappen
Aanvaardbare mediadikte
0.08 mm tot 0.26 mm
Aanvaardbare medialengte
10 mm tot 1,000 mm
Snijmode
Doorlopend Na het printen Sequentiëel • Het snijden van zelfklevende etiketten is niet
Beperkingen
toegelaten. • Het snijden binnen een ruimte van 1 mm rond een perforatie is niet toegelaten. • Het snijden van weefsels of filmen is niet toegelaten. ∗ De snijeenheid is een fabrieksoptie.
14.4 Apeleenheid Benaming
Eigenschappen
Effectieve printsnelheid
101.6 mm/sec. of minder (idem printsnelheid)
Afpelmethode
Tensioning
Afpeldetectiesysteem
Een etiket wordt gedetecteerd d.m.v. een reflectieve fotosensor.
Beperkingen
Het afpellen is niet toegelaten indien: • Geperforeerde etiketten gebruikt worden • Etiketten op kettingpapier gebruikt worden • Weefsels of films gebruikt worden • De etiketten aan de buitenzijde gewikkeld zijn. • Andere etiketten gebruikt worden dan rechthoekige zelfklevende etiketten.
∗ De afpeleenheid is een fabrieksoptie.
14- 4
15. VOEDINGSNOER Het aankopen van een voedingsnoer: Aangezien het voedingsnoer niet met dit toestel geleverd wordt, moet u zorgen voor een voedingsnoer dat goedgekeurd is en beantwoordt aan onderstaande standaarden van uw TOSHIBA TEC verdeler. (Vanaf september 2004) Certificatiesymbool
Certificatiesymbool
Land
Agentschap
VDE
Zweden
SEMKKO
Ierland
NSAI
Zwitserland
SEV
CEBEC
Italië
IMQ
VK
ASTA
Canada
CSA
Japan
METI
VK
BSI
Denemarken
DEMKO
Nederland
KEMA
VS
UL
Finland
FEI
Noorwegen
NEMKO
Europa
HAR
Frankrijk
UTE
Spanje
AEE
Land
Agentschap
SAA
Duisland
Oostenrijk
OVE
België
Land
Agentschap
Australië
Certificatiesymbool
Voedingsnoer 1. 2. 3.
Voor gebruik met 100 – 125 Vac hoofd elektr. voeding, kies een snoer voor min. 125V, 10A. Voor gebruik met 200 – 240 Vac hoofd elektr. Voeding, kies een snoer voor min. 250V. Kies een voedingsnoer dat niet langer is dan 4.5 m. Land/Streek
Min. Waarden voedingsnoer
Noord-Amerika
Europa
Verenigd Koninkrijk
125V, 10A SVT
250V H05VV-F
250V H05VV-F
No. 3/18AWG
3 x 0.75 mm2
3 x 0.75 mm2
Geleiding (Min.)
Australië 250V AS3191 goedgekeurd, Lichte of zware belasting
3 x 0.75 mm2
Configuratie stekker (lokaal goedgekeurd type)
Waarden (Min.) 125V, 10A 250V, 10A 250V, *1 *1: Ten minste, 125% van de elektrische waarde van het product.
15- 1
250V, *1
Onderstaande informatie geldt enkel in EU lidstaten: Het afdanken van producten (volgens EU-richtlijn 2002/96/EC, Richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur WEEE) Dit symbool geeft aan dat dit product niet mag afgedankt worden als algemeen huishoudelijk afval. Het dient afzonderlijk gecollecteerd te worden. Geïntegreerde batterijen of laders kunnen samen met dit product afgedankt worden. Zij worden in het recyclagecentrum gescheiden. De zwarte balk geeft aan dat dit product na 13 augustus 2005 verhandeld werd. Door een aangepaste afdanking van dit product beschermt u het milieu en de volksgezondheid tegen mogelijke schadelijke gevolgen, die anders zouden kunnen voortvloeien uit het onjuist verwerken van de resten van dit product. Vraag inlichtingen over de terugname en recyclage van dit product aan uw leverancier.
N
NO1-33085