<> <>
< 13,67 >
Auteursinstructie
Auteursinstructie
Springer Media ı Bohn Stafleu van Loghum hecht veel waarde aan goede begeleiding en kennisuitwisseling tijdens het schrijfproces. Onze visie is dat uitgeven maatwerk is, maar bovenal mensenwerk. De uitgever staat u samen met een team terzijde om uw publicatie tot een succes te maken. Wij ondersteunen u graag tijdens het schrijven en hebben daarom dit boekje samengesteld. Deze Auteursinstructie geeft u concrete aanwijzingen voor het schrijven en tevens informatie over het proces en de medewerkers waarmee u te maken krijgt. Voor technische specificaties ten aanzien van illustratiemateriaal verwijzen we u naar het “paarse boekje” Bruikbaar <> <>
illustratiemateriaal.
Onze leveringsvoorwaarden zijn in te zien op www.bsl.nl. Tenzij anders vermeld, zijn alle prijzen inclusief
<>
BTW, en exclusief verzend- en administratiekosten. Prijswijzigingen voorbehouden. Ook verkrijgbaar via de boekhandel. Uw gegevens kunnen door Bohn Stafleu van Loghum worden gebruikt om u te informeren over relevante producten en diensten. Indien u hier bezwaar tegen heeft, kunt u contact met ons opnemen. < 12 >
< 11,5 >
>
www.bsl.nl
Alles over het aanleveren van teksten
<
< geen tekst, alleen extra vermelding >
< 26,75 mm >
< 21,5 >
< 10 >
< 28,5 >
< 11,5 >
Auteursinstructie
Houten 2010
© 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën of opnamen, hetzij op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een betrouwbare uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor drukfouten en andere onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen. Ontwerp omslag: Grafisch Buro van Erkelens, Den Haag Ontwerp binnenwerk: Studio Bassa, Culemborg Automatische opmaak: Crossmedia Solutions - Ten Brink, Alphen a/d Rijn
Bohn Stafleu van Loghum Het Spoor 2 Postbus 246 3990 GA Houten www.bsl.nl
Inhoud
Woord vooraf
5
Inleiding
7
DEEL I TEKST
9
Aanleveren tekst
11
DEEL II BEELDMATERIAAL
15
Aanleveren illustratiemateriaal BIJLAGEN
17 21
Bijlage 1 Richtlijn minimale tekstopmaak
23
Bijlage 2 Richtlijn bij de keuze van registerwoorden
25
Bijlage 3 Taal, spelling en interpunctie
29
Bijlage 4 Opbouw van een tekst
33
Bijlage 5 Literatuurbeschrijving
39
Bijlage 6 Illustratielijst
47
Bijlage 7 Routing
49
Register
53
Woord vooraf
Bedankt voor uw vertrouwen in Bohn Stafleu van Loghum. Samen met u maken wij uw publicatie tot een succes. Ú heeft de inhoudelijke vakkennis en expertise in huis, wíj de uitgeefervaring en marketing kennis. We bieden u een deskundig netwerk, een goed bereik van uw doelgroep en brede ervaring met het ontwikkelen van kwalitatief hoogwaardige producten. Een team van enthousiaste medewerkers staat voor u klaar. Onze visie is dat uitgeven maatwerk is, maar vooral ook mensenwerk. Wij begeleiden u graag tijdens het schrijven en werken samen toe naar een waardevol product en effectieve marktintroductie. Deze auteursinstructie zal u ongetwijfeld helpen bij het schrijfproces en is een prettig hulpmiddel in onze samenwerking. De tekst is eveneens te vinden op www.bsl.nl/auteursinstructies. Bohn Stafleu van Loghum is het grootste merk in de gezondheidszorg dat staat voor betrouwbare vakinformatie en kwaliteit. Samen met u vertalen we wetenschap en beleid naar de praktijk van alledag. Het logo van Bohn Stafleu van Loghum bestaat uit drie ibissen; en geeft de oorspronkelijke drie uitgeverijen weer: Bohn Scheltema Holkema, Stafleu en Van Loghum Slaterus. Het beeldmerk is afgeleid van een Egyptische hiëroglief: driemaal het symbool van Tóth. In de Egyptische mythologie is Tóth de god van de letteren, de wetenschap en de kennis. De drie ibissen vormen samen het teken van de macht die van kennis uitgaat. Bohn Stafleu van Loghum signaleert samen met u continu nieuwe ontwikkelingen. We spelen in op veranderende informatiebehoeften en richten ons met een gevarieerd aanbod op de diverse doelgroepen in de gezondheidszorg. We lopen voorop in ons vakgebied, maar onze passie is al eeuwen dezelfde: kennis overbrengen. Kennis in elke gewenste vorm, op elk gewenst tijdstip. Kennis die voorziet in de behoeften van
6
Auteursinstructie
onze klanten. En daarbij is betrouwbaarheid onze ‘levensadem’ en kwaliteit ons ‘hart’. Want kwaliteit en betrouwbaarheid staan altijd centraal. Dat is wat ons drijft. Bohn Stafleu van Loghum behoort tot Springer Media, een dynamisch en innovatief mediabedrijf dat onderdeel is van Springer Science+Business Media, een sterke wereldspeler en vooraanstaand medisch en wetenschappelijk uitgever.
Inleiding
Bohn Stafleu van Loghum hecht veel waarde aan goede begeleiding en kennisuitwisseling tijdens het schrijfproces. De uitgever is uw eerste gesprekspartner en staat u vervolgens samen met een team terzijde om uw publicatie tot een succes te maken. Deze Auteursinstructie geeft u concrete aanwijzingen over het schrijven en tevens informatie over het proces en de medewerkers waarmee u te maken krijgt. Als auteur bent u verantwoordelijk voor de inhoud, wij dragen de primaire verantwoordelijkheid voor het proces: voor onder andere de projectcoördinatie, presentatie en marketing. Om het productieproces soepel te laten verlopen, hebben we voor u ter ondersteuning deze Auteursinstructie samengesteld, die concrete aanwijzingen biedt voor het aanleveren van uw manuscript: zowel de tekst als het illustratiemateriaal. Het zal u een handvat bieden uw manuscript zo helder mogelijk te structureren. Het is mogelijk dat u in aanvulling op of ter vervanging van deze Auteursinstructie, aanvullende richtlijnen ontvangt. Deze zijn dan specifiek opgesteld voor de publicatie waaraan u werkt. Voordat het door u ingeleverde manuscript gereed is voor publicatie, wordt het door verschillende vakmensen bewerkt. Door de aanwijzingen in deze Auteursinstructie kunnen zij sneller en beter uw manuscript in behandeling nemen. Wij vragen u voordat u gaat schrijven vooral Deel I Tekst en Deel II Illustratiemateriaal aandachtig door te lezen. In de checklists die aan het einde van deel I en deel II zijn te vinden, kunt u de verschillende onderdelen afvinken. Achterin de Auteursinstructie zijn zeven bijlagen opgenomen. De bijlagen bieden verdieping op de onderwerpen die in deel I en deel II worden besproken. We willen u met name attenderen op Bijlage 7 Routing. In deze bijlage staat beschreven wat er met uw manuscript gebeurt vanaf
8
Auteursinstructie
het moment dat u het definitief bij de uitgeverij heeft aangeleverd. Vanaf dat moment start het daadwerkelijke productieproces. Uw werk is nu in handen van een projectcoördinator. Hij of zij is een vakspecialist die met de juiste mensen samenwerkt om wat de uitvoering betreft tot een kwalitatief hoogwaardig eindproduct te komen. Dat is óók onze toegevoegde waarde.
Deel I Tekst
Aanleveren tekst
Voor een soepel verloop van het productieproces is het belangrijk dat uw manuscript bij inlevering compleet is, dat wil zeggen teksten, inclusief al het illustratiemateriaal, de eventuele bijlagen, enzovoort. Sinds 2004 werkt Bohn Stafleu van Loghum met een systeem voor geautomatiseerde opmaak. Dit systeem zorgt ervoor dat teksten ‘mediumneutraal’ worden opgeslagen, zodat ze zonder verdere bewerking voor zowel papieren uitgaven als het internet of cd-roms kunnen worden gebruikt. De automatische manier van zetten bekort de productietijd aanzienlijk. Met het oog op deze werkwijze is het van belang dat u de tekst en de afbeeldingen van uw manuscript gelijktijdig aanlevert. Tekst en beeldmateriaal worden nu immers in een eerder stadium dan voorheen geïntegreerd, namelijk al in de kopijvoorbereidingsfase.
Tekstverwerkingsprogramma Bohn Stafleu van Loghum kan bestanden uit de versies Office 97, 2000, XP, 2003 en 2007 voor Windows verwerken.
Wijze van aanleveren De definitieve tekst kan per e-mail, op cd-rom of op USB-stick worden aangeleverd. Bewaar altijd zelf een kopie van de geleverde tekst. Maak een apart bestand voor de inleiding, de inhoudsopgave, voor elk hoofdstuk en voor de bijlage(n) of welk onderdeel dan ook en geef elk afzonderlijk bestand een logische en duidelijke naam. Het liefst ontvangen wij ook een uitdraai op papier van de definitieve tekst.
12
Auteursinstructie
Minimale tekstopmaak Lever uw tekst met een minimale tekstopmaak aan. De door u aangebrachte vormgevingselementen gaan over het algemeen verloren bij het opmaken van het manuscript door de vormgever/zetter. De richtlijnen hiervoor staan in Bijlage 1 Richtlijn minimale tekstopmaak.
Registerwoorden Wij vragen auteurs om de registerwoorden bij voorkeur al bij inlevering van het manuscript te markeren, tenzij is overeengekomen dat Bohn Stafleu van Loghum het register verzorgt. Maakt u over de exacte aanlevering van registerwoorden een duidelijke afspraak met de uitgever of fondsredacteur1. Zie voor aanlevering van registerwoorden Bijlage 2 Richtlijn bij de keuze van registerwoorden.
Taal, spelling en interpunctie Bohn Stafleu van Loghum gaat uit van de spelling die wordt gehanteerd in het Groot woordenboek der Nederlandse taal van Van Dale Lexicografie en de Spellinggids van Van Dale. Voor controle van de spelling van medische termen bieden onze eigen uitgaven Pinkhof Geneeskundig woordenboek en de cd-rom Pinkhof Medische spellingcontrole uitkomst. Stem uw taalgebruik op uw doelgroep af. Gebruik jargon alleen wanneer dit nuttig is. Formuleer bondig en niet nodeloos ingewikkeld. Heldere, niet te lange zinnen zijn vaak doeltreffender dan lange zinnen met een lastige structuur. Voor uitgebreide informatie over taal, spelling en interpunctie verwijzen wij u naar Bijlage 3 Taal, spelling en interpunctie.
1 Waar uitgever of fondsredacteur staat, geschreven is het tevens mogelijk op die plaats ‘uitgeefassistent’ te lezen omdat u voor uw boek samenwerkt met de uitgeefassistent.
Aanleveren tekst
Opbouw tekst Deel uw tekst overzichtelijk, evenwichtig en op consistente wijze in hoofdstukken, paragrafen en eventuele subparagrafen in. Wanneer u uw manuscript van een boek met een gangbare indeling inlevert, zal deze gewoonlijk de volgende onderdelen bevatten: – titelpagina: de volledige titel van uw boek, inclusief de namen van alle auteurs; – inhoudsopgave: hoofdstuk- en paragraafnummering tot drie niveaus (1.2.1); – optioneel: lijst van auteurs; elke vermelding is opgebouwd uit naam, voorletters en titulatuur, gevolgd door een affiliatie (‘cardioloog, afdeling Inwendige geneeskunde, Diaconessenziekenhuis, Utrecht’); – optioneel: voorwoord; – optioneel: ten geleide; – inleiding; – hoofdtekst (indeling identiek aan die in de inhoudsopgave); – nawerk (register, literatuurlijst, bijlagen en/of lijst van afkortingen). Alles over de opbouw van een tekst, tabellen, margewoorden, vindt u in Bijlage 4 Opbouw van een tekst.
Literatuurbeschrijving Er zijn verschillende systemen voor het beschrijven van literatuur. Maak gebruik van het systeem dat in uw vakgebied gangbaar is, bijvoorbeeld van de APA-stijl in de psychologie en de sociale wetenschappen en van de Vancouver-stijl in medische uitgaven. Bent u niet zeker van het te volgen systeem, overleg dan met de uitgever of fondsredacteur. Uitgebreide informatie over literatuurbeschrijving is te vinden in de bijlage 5 Literatuurbeschrijving.
Citeren Het aanhalen van tekst is toegestaan mits: c het werk waaruit wordt geciteerd rechtmatig openbaar is gemaakt; c de morele rechten van de auteur van het werk waaruit wordt geciteerd niet worden geschonden; c de bron waaruit wordt geciteerd juist wordt weergegeven;
13
14
Auteursinstructie
c bij boeken: auteur, drukgang en jaar van uitgave, titel en uitgever word vermeld; c bij tijdschriften: auteur, jaar van uitgave, titel artikel, titel tijdschrift, nummer, pagina word vermeld. c het citaat een maximale omvang heeft van een halve pagina van het oorspronkelijke werk.
Checklist aanleveren tekst h Is het manuscript compleet: tekst, illustraties, bijlagen, (eventueel een korte samenvatting per hoofdstuk) en tabelbijschriften, enzovoort? h Is de definitieve versie op de cd-rom of USB-stick gezet of gemaild? h Staan er geen oude bestanden op de cd-rom of USB-stick? h Staan uw naam en contactgegevens op de cd-rom of USB-stick en op de uitdraai? h Zijn uw naam, uw adresgegevens, uw titel(s) en uw affiliatie(s) vermeld? h Is de uitdraai identiek aan de bestanden die u heeft gemaild of die op de cd-rom of memorystick staan? h Staan de bestandsnamen met pen op de uitdraai geschreven? h Zijn er correcte papieren versies van (ingewikkelde) tabellen, formules? h Heeft u een samenvatting gemaakt? h Heeft u in het tekstbestand de woorden gemarkeerd die in het register opgenomen dienen te worden (of daar een afspraak over gemaakt)? h Heeft u op juiste wijze geciteerd? h Heeft u een reservekopie (back-up) van alle bestanden gemaakt?
Deel II Illustratiemateriaal
Aanleveren illustratiemateriaal
Illustraties Onder ‘illustraties’ of ‘beeld’ wordt verstaan: foto’s, grafieken, formules, tekeningen, cartoons, enzovoort – kortom, al het illustratiemateriaal (tabellen uitgezonderd) dat uw tekst vergezelt en verduidelijkt. In de tekst krijgen alle illustraties de naam ‘Figuur’. Illustratiemateriaal kan bij e-mailen soms problemen opleveren omdat de bestanden te groot zijn. In dat geval heeft het branden van de illustraties op een cd-rom de voorkeur.
Illustratielijst Bij het aanleveren van het illustratiemateriaal verdient het de voorkeur eveneens een illustratielijst mee te leveren aan de uitgeverij. Het geeft de uitgever of fondsredacteur een goed overzicht van het aantal en het soort illustraties dat u gebruikt. Een voorbeeld van zo’n lijst kunt u vinden in bijlage 6 Illustratielijst.
Plaats van figuren in de tekst Markeer de plaats waar in de kopij een illustratie moet komen door in uw manuscript nummer en naam van het figuur te plaatsen. In de manuscripten van Bohn Stafleu van Loghum komt het figuurbijschrift altijd ónder de afbeelding te staan. Voorbeeld: Figuur 1.1 Meerjarenoverzicht 1980-1990. Plaats het betreffende figuur niet in het tekstbestand. Van elke figuur
18
Auteursinstructie
moet niet alleen de plaats worden bepaald, maar er moet ook in de tekst naar worden verwezen: ‘(zie figuur 3.2)’. Wat voor tabellen geldt, gaat ook voor figuren op: geef alleen op deze manier aan waar de figuur te vinden is en doe dit niet met termen als ‘hieronder’, ‘op deze pagina’ e.d. De projectcoördinator zorgt ervoor dat de figuur zo dicht mogelijk bij de verwijzing wordt opgenomen.
Zelfvervaardigde illustraties Tekeningen (zoals grafieken, schema’s, beslisbomen en stroomdiagrammen) worden vaak in Word, Excel, in PowerPoint of in een ander programma getekend. Dit is geen probleem zolang in deze figuren geen digitale foto’s of plaatjes van bijvoorbeeld het internet worden ingevoegd (‘geplakt’). Tekeningen worden zelden rechtstreeks vanuit uw materiaal overgenomen; zij moeten door de lithograaf of zetter in de stijl van het boek worden nagemaakt. Besteed daarom niet te veel tijd aan het opmaken en verfraaien van afbeeldingen. Het gaat erom dat de bedoeling duidelijk en relevante informatie aanwezig is. Geef de plaats van het figuur in de tekst aan zoals hierboven beschreven en sla het figuur in een separaat bestand op. Vergeet niet het figuurnummer boven of onder de afbeelding te vermelden. Maak een print van de figuur (inclusief het figuurnummer), bewaar deze goed en voeg hem aan het manuscript toe wanneer u dat aanlevert. Anatomische en andere technische tekeningen worden in veel gevallen op basis van door u aangeleverde voorbeelden (digitaal of op papier) door een gespecialiseerde illustrator vervaardigd.
Digitaal beeldmateriaal Digitaal beeld heeft de voorkeur boven foto’s op fotopapier of dia’s. Wilt u digitaal beeld aanleveren, overleg dan van tevoren met de uitgever of fondsredacteur. De bestandsformaten waarmee de uitgeverij uit de voeten kan, zijn .TIF, .EPS en .JPG. in een minimale resolutie van 300 of nog liever 600 of 1200 dots per inch (dpi) bij een formaat van 10x15 cm. Bedenk dat vrijwel alle plaatjes die van het internet worden gehaald, een te lage resolutie hebben. Ook JPG-bestanden hebben doorgaans een te lage resolutie. Een dergelijk bestand lijkt vaak op uw computerscherm en zelfs op een uitdraai scherp, maar bevat doorgaans te weinig
Aanleveren illustratiemateriaal
pixels (puntjes waaruit een illustratie is opgebouwd) om in een boek scherp te kunnen worden afgedrukt. Wanneer zo’n illustratie wordt uitvergroot, geeft dit een ‘blokjesbeeld’. Het plaatje is dan alleen in postzegelformaat scherp. Foto’s die met een digitale camera zijn gemaakt, zijn lang niet altijd geschikt voor opname in een boek. De foto’s moeten minimaal een resolutie van 300 dpi hebben, maar de geschiktheid is mede sterk afhankelijk van overige eigenschappen van de foto en instellingen van de camera. Speciale camera’s die in ziekenhuizen worden gebruikt, leveren meestal wel geschikte foto’s op. PowerPoint wordt door auteurs vaak gebruikt omdat het programma op veel pc’s met Microsoft Office is geïnstalleerd en men er gemakkelijk mee overweg kan. Echter, ook PowerPoint levert voor drukwerkdoeleinden vrijwel altijd onbruikbare bestanden op. Alleen schematische tekeningen zoals eerder beschreven kunnen als PowerPoint-bestand worden aangeleverd. Beeldbestanden met de extensie BMP (bitmap) kunnen doorgaans niet worden gebruikt.
Niet-digitaal beeldmateriaal Levert u afgedrukte foto’s of dia’s aan dan moeten ze van goede kwaliteit zijn: alle foto’s moeten glanzend zijn afgedrukt. Is de figuur een fotoafdruk, schrijf dan aan de achterzijde ervan uw naam en het bijbehorende figuurnummer. Doe dit niet met balpen of hard potlood, omdat dit doordrukt. U kunt ook een memovelletje achterop de foto plakken. Als de gewenste uitsnede van het fotoformaat afwijkt, geef de uitsnede dan met lijnen op een bijgeleverde kopie van de foto aan. Geef op de achterzijde met een pijl aan wat de bovenzijde van de figuur is (hetzelfde geldt voor dia’s). Lever de foto’s of dia’s los aan, dia’s bij voorkeur in een speciale diamap. Plak ze dus niet ergens op. Bevestig illustraties niet met een paperclip aan elkaar, omdat zij hierbij beschadigd kunnen raken. Verpak dia’s goed wanneer u ze per post verstuurt. Het gebeurt nogal eens dat diaraampjes onderweg breken. Overweeg aangetekende verzending, als het unieke exemplaren betreft. Röntgenfoto’s en op fotopapier afgedrukte echo’s en scans zijn, mits scherp, in het algemeen goed te verwerken.
19
20
Auteursinstructie
Rechten De uitgeverij gaat ervan uit dat aangeleverde illustraties vrij van auteursrechten zijn. Vraag bij het herkenbaar in beeld brengen van mensen op foto’s toestemming voor publicatie aan de desbetreffende personen; portretrecht genoemd. Bij hergebruik van beelden uit een andere, al bestaande uitgave, dient bij de betreffende uitgeverij toestemming voor overname te worden aangevraagd. De uitgever of fondsredacteur kan u hierbij van advies dienen. Voor verdere specifiek technische illustratie-instructies verwijzen we u graag naar de folder Bruikbaar illustratiemateriaal: een handleiding voor auteurs, die op is te vragen bij de uitgever of fondsredacteur.
Checklist aanleveren illustraties h Is er een lijst van (genummerde) illustraties toegevoegd? h Is duidelijk wat de bovenzijde/gewenste uitsnede van elke illustratie is? h Is het digitaal illustratiemateriaal van voldoende kwaliteit om in drukwerk te kunnen worden gebruikt? h Is duidelijk waar de illustraties moeten worden geplaatst? h Is bij ieder figuur een figuurbijschrift geplaatst? h Heeft u in de tekst naar de figuren verwezen? h Zijn er correcte papieren versies van (ingewikkelde) figuren meegeleverd? h Is het illustratiemateriaal vrij van rechten?
Bijlagen
Bijlage 1 Richtlijn minimale tekstopmaak
Lever uw tekst zo ‘plat’ mogelijk aan, voeg geen illustraties toe in het Wordbestand. U kunt gebruikmaken van de opmaakkenmerken onderstreept, vet, cursief, superscript, subscript en KLEIN KAPITAAL: – gebruik vet om tekst te benadrukken; – gebruik cursief om tekst te benadrukken, voor (micro)biologische naamgeving en voor titels van boeken en tijdschriften in de literatuurlijst), superieur/superscript en inferieur/subscript; – gebruik klein kapitaal bij afkortingen met hoofdletters zonder punten, bijvoorbeeld KLM (voer de tekst dan in kleine letters in en pas dan ‘klein kapitaal’ toe). Steeds meer auteurs maken gebruik van bronnen als internet en pdfbestanden. Indien teksten rechtstreeks vanuit deze bronnen in het manuscript gekopieerd worden, kunnen deze bestanden problemen opleveren bij de verdere verwerking. Probeert u zoveel mogelijk onbekende opmaak en codes te vermijden. Een methode om hier zeker van te zijn is door de tekst eerst in een afzonderlijk Worddocument te plakken, en deze dan op te slaan als tekstbestand (.txt). Uit dit opgeslagen bestand kunt u de tekst dan veilig kopiëren. Maak een keuze uit voetnoten of eindnoten en gebruik hiervoor de functie in Word. Wilt u zowel voetnoten als eindnoten gebruiken, neem dan contact met de uitgever of fondsredacteur op. Alle overige door u aangebrachte vormgevingselementen gaan verloren bij het opmaken van het manuscript door de vormgever/zetter. Gebruik geen verschillende kleuren, lettertypes en -groottes, strepen, enzovoort. Houd de volgende pagina-instellingen aan: – lettergrootte: 12 – regel/woord afbreken: nee – regelafstand: 1,5
24
Auteursinstructie
– uitvullen: links – marges: standaard (2 cm rondom) – formuliergrootte: A4 (21 × 29,7 cm)
De [Return/Enter]-toets Gebruik de [Enter]-toets alleen waar dit nodig is. Bijvoorbeeld alleen na de titel, een alinea, een opsomming of na een kopje.
Paginascheiding Maak liever geen paginascheidingen, sectiegrenzen en dergelijke zelf aan. Begin elk nieuw hoofdstuk in principe in een nieuw document.
Gebruik van spaties Gebruik geen dubbele spaties en tabs. Positioneer tekst, bijvoorbeeld in een tabel, niet met behulp van spaties en tabs.
Tabel U kunt een tabel maken met behulp van de Wordoptie “Tabel” en dan “Invoegen” . U kiest bij Tabelgrootte het aantal rijen en kolommen dat u nodig heeft, en u kunt de kolombreedte aangeven.
Bijlage 2 Richtlijn bij de keuze van registerwoorden
Het is gewenst om reeds in het digitale bestand of in de uitdraai van het manuscript de registerwoorden aan te leveren. U kunt hiervoor een markeerstift (ook in Word aanwezig) gebruiken. Vermeld eventuele hoofdlemma’s van een registerwoord in de kantlijn. Overleg desgewenst over dit systeem vooraf met de uitgever of fondsredacteur. Ook als de uitgave waarvoor het manuscript in eerste instantie wordt geschreven daarin niet voorziet, is het zinvol uw tekst te voorzien van registerwoorden die de inhoud van de tekst typeren. Naast de inhoudsopgave dient het register als efficiënte zoekingang van de uitgave en maakt het het terugvinden van een tekst aanzienlijk eenvoudiger.
De keuze van registerwoorden Het samenstellen van een register is niet eenvoudig. In de praktijk blijkt dat sommigen elk zelfstandig en bijvoeglijk naamwoord wel willen opnemen, terwijl anderen zich beperken tot enkele woorden. Een register is niet goed omdat het uitgebreid of beknopt is, maar omdat het doeltreffend is. Het moet als een extra ingang, naast de inhoudsopgave, worden gezien. Stel van tevoren de vraag: wat weet en hoe denkt de doelgroep van dit boek, en wat en hoe zal de lezer dus zoeken? Zoekt een lezer juist dit woord op of valt het woord onder een groep die een lezer opzoekt, zodat alleen de groep vermeld hoeft te worden? (Hulpmiddel: vraag u per hoofdstuk/paragraaf eerst af ‘waarover gaat het hier?’) Hieronder volgen enkele vuistregels die behulpzaam kunnen zijn bij het benoemen van registerwoorden. – Selecteer gemiddeld 2 à 3 getypte woorden per pagina. – Selecteer een registerwoord alleen op plaatsen in de tekst waar er wer-
26
Auteursinstructie
kelijk relevante informatie over wordt gegeven of waar de context van bijzondere betekenis of bijzonder belang is. Dus: beperk het aantal paginaverwijzingen. Het heeft geen zin om een registerwoord bijvoorbeeld op dertig pagina’s te markeren. Vermeld alleen de belangrijke plaatsen. Zijn dit er toch heel veel, gebruik dan subwoorden om het hoofdwoord onder te verdelen. – Neem subwoorden zo nodig/indien wenselijk ook als hoofdwoord op. – Neem van afkortingen (‘letterwoorden’) de voluit geschreven vorm op met erachter tussen ( ) de afkorting (in hoofdletters). De afkorting komt óók apart in het register, zonder de voluit geschreven vorm maar met de toevoeging ‘zie (voluit geschreven vorm)’. Daarachter komen géén paginacijfers. De afgekorte vorm kan ook mét paginacijfers, zonder zie-verwijzing, worden opgenomen. Dit is een goed alternatief indien er slechts enkele vindplaatsen vermeld hoeven te worden. – Neem iedere term in principe in de enkelvoudsvorm op. Dit is geen wet: er kunnen goede inhoudelijke redenen zijn om de meervoudsvorm te verkiezen. Soms is opnemen van zowel de enkelvouds- als de meervoudsvorm de beste keuze. – Geef waar nodig ‘zie’-verwijzingen en ‘zie ook’-verwijzingen aan. Voorbeelden:. – hypofysair systeem zie hypothalamus Symptom Check List zie SCL hereditair zie erfelijk zwelling zie ook tumor Achter een ‘zie’-verwijzing komen geen paginacijfers, achter een ‘zie ook’verwijzing wel: bij een ‘zie’ -verwijzing wordt verwezen naar de paginacijfers die vermeld worden bij de ingang waarnaar verwezen wordt; achter een ‘zie ook’-verwijzing komen alleen die paginacijfers die niet vermeld worden bij de ingang waarnaar verwezen wordt.
Enkele andere suggesties Naast het zakenregister kunnen andere registers worden opgenomen, zoals een: c personenregister; c een jurisprudentieregister; c een stofnamenregister of combinaties daarvan.
Bijlage 2 Richtlijn bij de keuze van registerwoorden
Wilt u meer registers opnemen dan slechts het zakenregister, overleg daar dan over met de uitgever of fondsredacteur. Het register kan worden voorafgegaan door een korte gebruiksaanwijzing, een verantwoording van de keuze van de registerwoorden en/of een toelichting van typografische bijzonderheden: een paginacijfer in het register kan bijvoorbeeld cursief of vet zijn gedrukt om aan te geven dat op die plaats een begrip uitgebreid aan de orde komt.
27
Bijlage 3 Taal, spelling en interpunctie
Taal Probeer modieuze uitdrukkingen en jargon te vermijden en deze alleen daar te gebruiken waar ze echt op hun plaats zijn. Vermijd niet-Nederlandse woorden wanneer een goed en gangbaar Nederlands equivalent bestaat. U spreekt uw doelgroep aan wanneer u zich in uw taalgebruik rekenschap geeft van het niveau van de lezer en de terminologie daarop laat aansluiten.
Tekstvormen In een uitgave kunnen naast de normale tekst andere tekstvormen worden toegepast die op een afwijkende wijze worden gezet. Geef deze tekstvormen duidelijk aan en licht ze in een begeleidend schrijven toe. Markeer het begin en het einde van afwijkend te zetten tekstvormen met een aanduiding tussen vierkante haken. De letter x vóór de door u gehanteerde aanduiding betekent dan ‘einde van’. Bijvoorbeeld: [kader] bij het begin van tekst die in een kader geplaatst moet worden; [xkader] aan het einde van tekst die in een kader geplaatst moet worden. Zo ook: [citaat] (als het citaat heel lang is en apart gezet dient te worden). [xcitaat] Lijst van afwijkende tekstvormen: – casus; – citaat; – intermezzo; – voorbeeld; – opdracht;
– – – –
intro; kader; motto; samenvatting.
30
Auteursinstructie
Opsommingen Gebruik de opsommingsfunctie van Word. Volg consequent de methode die in de uitgave wordt gevolgd, dus niet bij de ene opsomming streepjes (‘–’) en bij de andere opsomming letters, cijfers of opsommingstekens (‘bullets’). Voor opsommingen geldt: – Opsommingen met lange afgeronde zinnen: begin elke zin met een hoofdletter en eindig deze met een punt. – Opsommingen met korte zinnen of een woord: begin met een kleine letter en eindig met een puntkomma; alleen de laatste opsomming eindigt met een punt. – Opsommingen in een opsomming: gebruik consequent een ander opsommingsteken voor het tweede niveau. – Na een opsomming komt altijd een witregel.
Spelling en interpunctie Gebruik de spelling zoals vastgelegd in de nieuwste editie van het Groot woordenboek der Nederlandse taal van Van Dale Lexicografie en de Spellinggids ook van Van Dale. Voor controle van de spelling van medische termen bieden onze eigen uitgaven Pinkhof Geneeskundig woordenboek en de cd-rom Pinkhof Medische spellingcontrole uitkomst. Vraag ernaar bij een van de medewerkers van de uitgeverij. Op de site www.bsl.nl/ auteursinstructies is een korte instructie te vinden over de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de vorige editie van de Pinkhof. Een hulpmiddel bij vragen over interpunctie is P.J. van der Horst, Leestekenwijzer (Den Haag: Sdu Uitgevers). Noem geneesmiddelen met hun generieke naam (stofnaam) en vermeld alleen waar nodig de merknamen, voorzien van een ®, tussen haakjes erachter. Raadpleeg voor geneesmiddelennamen een recente editie van het Informatorium Medicamentorum van de KNMP of het Farmacotherapeutisch Kompas. Wees spaarzaam met afkortingen en schrijf ze liever voluit. Letterwoorden, zoals CARA en COPD, mogen wel in de lopende tekst voorkomen. Schrijf ze aaneen en zonder punten. Wanneer u voor de eerste keer een afkorting gebruikt die niet algemeen bekend is, schrijf daarbij de betreffende term dan eenmalig voluit, met erachter tussen haakjes de afkorting. Daarna kan met het gebruik van de afkorting worden volstaan. In tekstdelen die tussen haakjes staan, is het gebruik van afkortingen (zoals ‘bijv.’, ‘o.a.’, ‘e.d.’) wel gebruikelijk.
Bijlage 3 Taal, spelling en interpunctie
Hanteer voor maten, gewichten en doseringen de SI-eenheden (kg voor kilogram, l voor liter, enz.). Gebruik voor aanhaling het enkele aanhalingsteken (‘woord’). Plaats bij een aanhaling binnen een aanhaling een enkel aanhalingsteken aan weerszijden van de totale aanhaling en een dubbel aanhalingsteken aan weerszijden van de aanhaling binnen de aanhaling. Het is niet van belang of de tekens in uw kopij openend (‘, “), sluitend (’, ”) of neutraal (’, ″) zijn, aangezien het zetsysteem van Bohn Stafleu van Loghum dit automatisch aanpast. Voorbeeld: De laatste woorden van de spreker waren letterlijk: “Het begrip ‘global player’ kom je in de vakliteratuur steeds vaker tegen.”
Getallen Getallen uitschrijven of cijfers gebruiken? Getallen van nul tot twintig en ronde getallen worden voluit geschreven (‘achttien methoden’, ‘honderdduizend inwoners’, ‘twee miljoen vaccindoses’) als er geen zakelijke en exacte mededelingen worden gedaan. Zakelijke en exacte mededelingen worden echter in cijfers weergegeven. Punten in getallen In tekst: getallen tot en met 9999 krijgen geen punt en vanaf 10.000 wordt een punt geplaatst. In tabellen: hetzelfde als bij tekst, maar als ook getallen lager dan 1000 voorkomen, worden tevens in getallen tussen 1.000 en 10.000 punten gezet. Decimaalteken In het Nederlands wordt de komma als decimaalteken gebruikt (150,4° K, 93,2 %). Euroteken Gebruik voor bedragen het euroteken (Y) gevolgd door een spatie. Dit teken is op veel pc-toetsenborden op de cijfertoets 5 te vinden. Voor het
31
32
Auteursinstructie
euroteken drukt u deze toets gelijktijdig met de Ctrl en Alt-toets in. In bedragen van vier of meer cijfers wordt de punt gebruikt om de duizendtallen aan te geven: Y 8.999,- of Y 10.000,11 of Y 3.112.987,-. Jaartallen Jaartallen schrijft u in cijfers. Verwijzing naar de vorige eeuw: ‘in de jaren zestig’ of ‘in de jaren ’60. Niet correct is ‘in de zestiger jaren’, ‘in de jaren 1960’. Telefoonnummers In telefoonnummers en faxnummers worden spaties gebruikt van rechts naar links per twee cijfers in het abonneenummer (in 0800-nummers, enz. per vier cijfers): Tel. (030) 638 37 10, tel. +31 30 638 37 10, tel. 06 - 12 34 56 78, tel. 0800 4321.
Bijlage 4 Opbouw van een tekst
Koppen Deel uw tekst overzichtelijk, evenwichtig en op consistente wijze in hoofdstukken, paragrafen en eventuele subparagrafen in. Ga niet dieper dan drie niveaus. Begin alle kopjes met een hoofdletter en eindig zonder punt. Varieer niet in de lettergrootte. Koppen zien er als volgt uit: – Hoofdstukkoppen worden vet gezet met 2 witregels erboven en 1 witregel (= tweemaal op [Enter]-toets drukken) eronder. – Paragraafkoppen worden cursief gezet met 2 witregels erboven en 1 witregel eronder. – Subparagraafkopjes worden cursief gezet met 1 witregel erboven en geen witregel eronder. Hiërarchie in de kopjes kan met behulp van nummering worden aangegeven. Na het nummer komt geen punt. Typ vervolgens de tekst van het kopje en sluit niet met een punt af. De niveaus van de koppen onderscheiden zich qua lay-out niet alleen door de nummering, maar ook door de puntsgrootte, vet en cursief. Voorbeeld: 1 Het doel van de opvoeding In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de opvoedingsdoelen door de eeuwen heen zoals die door verschillende pedagogen te boek gesteld zijn. 1.1 Herbart over het doel van de opvoeding De pedagoog Herbart schreef in de negentiende eeuw over pedagogische doelen die ons nog altijd herkenbaar in de oren klinken.
34
Auteursinstructie
1.1.1 Het werk van Herbart Herbarts belangrijkste werk over de pedagogiek stamt uit 1806. Deze koppenstructuur ziet er op het scherm als volgt uit.
Als gedurende het schrijfproces hoofdstukken of paragrafen worden verwijderd of verplaatst, moet de nummering van hoofdstukken, paragrafen, tabellen, figuren en literatuurverwijzingen eveneens worden aangepast. Mocht u aan een bestaande reeks of serie werken, volg dan bij het toekennen van de hiërarchie van kopjes en subkopjes de systematiek van de uitgave waaraan u meewerkt. Volg verder (indien van toepassing) de wijze van nummeren (letters of cijfers) van de bestaande uitgave.
Alinea’s Elke alinea wordt met een harde return afgesloten. Laat u de zin op de volgende regel niet inspringen.
Bijlage 4 Opbouw van een tekst
35
Tabellen Tabellen kunnen in de lopende tekst geplaatst worden. U maakt een tabel met behulp van de Wordoptie “Tabel” en dan “Invoegen”. U kiest het aantal rijen en kolommen dat u nodig heeft, en bij Auto-opmaak kiest u voor de stijl “Eenvoudig 1”. In de tabel kunt u de tekst positioneren. Een eventuele legenda plaatst u onder de tabel, met de aanduiding
. Hieronder de systematiek. Alle tabellen hebben een eigen tabelnummer. Nummer ze in boeken per hoofdstuk: tabel 1.1, tabel 1.2 enzovoort. Bij tijdschriften en losbladigen nummert u doorlopend: tabel 1, tabel 2. Voorzie alle tabellen van een bijschrift en plaats deze boven de tabel. Voorbeeld:
Tabel 1.2
Omzet in miljoenen euro’s
Fabriek
Omzet
Mars
3 3.000.000
Nuts
3 10.000.000
Van elke tabel moet niet alleen de plaats worden bepaald, maar in de lopende tekst moet er voorts naar worden verwezen: ‘(zie tabel 1.2)’. Geef alleen op deze manier aan waar de tabel te vinden is en doe dit niet met termen als ‘hieronder’, ‘op deze pagina’ e.d. De projectcoördinator zorgt ervoor dat de tabel zo dicht mogelijk bij de verwijzing wordt opgenomen. Vermeld altijd de bron tussen haakjes, bijvoorbeeld ‘(CBS, 1997)’, tenzij het een zelfgemaakte tabel betreft. Giet geen stroomdiagrammen en beslisbomen in de vorm van een tabel.
Marginalia of margeteksten Bij sommige uitgaven worden in de marge margewoorden of -teksten opgenomen. Plaats deze aan het begin van de alinea’s en paragrafen waarop ze betrekking hebben tussen vishaken. Maak geen gebruik van functies als inspringen of kantlijn ophalen om in het document margeteksten na te bootsen.
36
Auteursinstructie
Begin een margewoord met een kleine letter. Voorbeeld: <margewoord> Begin een margetekst met een hoofdletter. Voorbeeld: <Een margetekst begint altijd met een hoofdletter en krijgt geen punt> Eventueel kunt u in de uitdraai of in de digitale versie van het manuscript de margewoorden markeren met een markeerstift. Als u ook registerwoorden heeft aangestreept, kunt u hiervoor een andere kleur gebruiken. Op pagina 1 geeft u aan welke kleur u voor wat heeft gebruikt.
Noten en verwijzingen Wees zuinig met noten, aangezien zij de leesbaarheid van uw tekst kunnen aantasten. Gebruik liever geen voetnoten, tenzij de specifieke auteursinstructie voor de publicatie waaraan u werkt anders aangeeft. Gebruik eindnoten voor literatuurverwijzingen. U kunt deze met behulp van Word gemakkelijk invoeren. Nummer de noten per hoofdstuk of artikel. Zie ook de aanwijzingen over de literatuurbeschrijving. Wanneer u in uw tekst naar figuren, tabellen, schema’s en dergelijke verwijst, gebruik dan alleen het aan die figuur of tabel toegekende nummer en nooit termen als ‘hiernaast’, ‘hieronder’, enzovoort (bijv. zie figuur 3.1). Geef verwijzingen naar andere gedeelten in de tekst alleen aan met het hoofdstuk- of paragraafnummer, niet met een paginacijfer (bijv. zie hoofdstuk 2 Diabetes). Bedenk bij verwijzing naar kleuren die in de aangeleverde illustraties voorkomen, dat een verwijzing naar een oranje blok in een zwart-wit boek bijvoorbeeld niet wordt weergegeven. Het is beter te werken met arceringen of grijstinten en deze aan te geven op de uitdraai van de betreffende illustratie(s).
Samenvatting Voorzie uw kopij van een korte samenvatting per hoofdstuk, te plaatsen in een afzonderlijk bestand met de naam ‘samenvattingen.doc’; overleg daarover met de uitgever. Het toevoegen van een samenvatting is om verscheidene redenen van belang. Ook als de samenvatting niet in het boek wordt gebruikt, kan een dergelijke tekst van belang zijn. De samenvatting kan de vindbaarheid van uw manuscript op internet verhogen (en helpen bij de selectie van goede vakliteratuur uit de grote
Bijlage 4 Opbouw van een tekst
stroom informatie die wordt aangeboden) of voor promotionele doeleinden worden gebruikt, bijvoorbeeld op het internet, of in een aankondiging in een nieuwsbrief. Niet alle bijdragen lenen zich op het eerste gezicht voor een samenvatting, bijvoorbeeld omdat feitelijke of beschrijvende informatie, zoals wetten en tabellen, wordt gegeven. Laat in dat geval de samenvatting uit een beschrijving van de inhoud van uw bijdrage bestaan. Een samenvatting bevat minimaal 10 en maximaal 25 regels.
Bijlagen U kunt in een of meer bijlagen achterin het boek materiaal opnemen dat noodzakelijk is voor de volledigheid, maar afbreuk doet aan de ordelijke of logische presentatie van uw tekst/van het hoofdstuk. Voorbeelden hiervan zijn: – verklarende lijsten van tekens, symbolen, grootheden, eenheden, afkortingen; – beschrijvingen van methoden en technieken; – materiaal van afwijkend formaat (kaarten, uitslaande tabellen e.d.); – aanvullende illustraties, tabellen, literatuur; – adressen van medewerkers, instanties.
37
Bijlage 5 Literatuurbeschrijving
Er zijn verschillende systemen voor het beschrijven van literatuur. Maak gebruik van het systeem dat in uw vakgebied gangbaar is, in de psychologie en de sociale wetenschappen van de APA-stijl en van de Vancouverstijl in medische uitgaven. Bent u niet zeker van het te volgen systeem, overleg dan met de uitgever of fondsredacteur. Voor beide systemen geldt: – Rangschik de lijst alfabetisch naar achternaam van de eerste auteur. Negeer hierbij de voorvoegsels Van, De, Van der, ’t, enzovoort. De voorvoegsels komen na de initialen. – Wanneer dezelfde achternaam vaker voorkomt, rangschik de publicaties dan naar voorletter(s). – Wanneer u van één auteur meer publicaties vermeldt, geef de titels dan in volgorde van het jaar van verschijnen. – Zorg ervoor dat de beschrijvingen volledig zijn.
Verwijzingen in de tekst Alle in de tekst genoemde literatuurverwijzingen moeten ook in de literatuurlijst worden opgenomen. Deze lijst kan overigens meer titels bevatten dan in de tekst zijn genoemd. Verwijzingen in de tekst volgens de Vancouver-stijl Gebruikt u de Vancouver-stijl, verwijs dan in de tekst naar de literatuurlijst door middel van eindnoten. Wilt u zowel eindnoten (voor literatuurverwijzingen) als voetnoten (voor aanvullende informatie) gebruiken, neem dan voor de te volgen procedure contact met de uitgever of fondsredacteur op.
40
Auteursinstructie
Verwijzingen in de tekst volgens de APA-stijl Citaten in de tekst moeten kort aangeven wat de bron is en moeten de lezer in staat stellen de literatuuropgave terug te vinden in de alfabetische literatuurlijst aan het einde van het boek/hoofdstuk/artikel. Wordt de naam van de geciteerde auteur in de tekst genoemd, vermeld dan alleen het jaartal van de publicatie tussen haakjes: Voorbeeld: Glass (1972) vergeleek 34 onderzoeken naar de invloed van... Wordt de auteur niet met name genoemd in de tekst, vermeld dan tussen haakjes naam en jaartal, gescheiden door een komma. Voorbeeld: Onderzoek naar de ideale klassengrootte (Glass & Smith, 1972) toont aan dat... Indien er twee auteurs zijn: Voorbeeld: Glass en Smith (1972) vergeleken de resultaten... Voorbeeld: Meta-analyse van 34 onderzoeken (Glass & Smith, 1972) toont aan dat... Indien er drie tot zes auteurs zijn, noem dan de eerste keer alle auteurs en bij de volgende verwijzing de naam van de eerste auteur, gevolgd door ‘et al.’. Bij meer dan zes auteurs doet u dit vanaf de eerste verwijzing. Voorbeeld: Glass et al. (1972) analyseerde 34 onderzoeken naar klassengrootte. Voorbeeld: Een analyse van 34 onderzoeken naar klassengrootte (Glass et al., 1972). Indien twee of meer artikelen over hetzelfde onderwerp worden aangehaald: Voorbeeld: Several studies (Glass, 1980; Smith, 1984) showed that... Indien twee of meer artikelen van een auteur worden aangehaald: Voorbeeld: Several studies (Glass, 1972, 1980, 1981a, 1981b; Smith, 1984a, 1984b).
Literatuurlijst De literatuurlijst wordt afgedrukt na het artikel of aan het einde van het hoofdstuk of boek en is alfabetisch geordend op de achternaam van de eerste auteur/redacteur. Zoals eerder is aangegeven, moet voor alle literatuurverwijzingen in de tekst een bron in de literatuurlijst worden opgenomen. Deze lijst kan meer titels bevatten dan in de tekst zijn genoemd.
Hierna volgen voorbeelden van literatuurlijsten volgens de APA-stijl en volgens de Vancouver-stijl. In de APA-lijst zijn enkele boeken opgenomen die bij het schrijven nuttig kunnen zijn.
APA-stijl Maak de titel van het boek evenals de titel en het nummer van het tijdschrift cursief. Schrijf van beide de titel volledig uit.
voorbeelden Boek met één auteur Voorbeeld: Casey, E.S. (1976). Imaging: a phenomenological study. Bloomington: Indiana U.P. Boek met twee auteurs Voorbeeld: Cade, M. & Coxhead, N. (1979). The awakened mind: biofeedback and the development of higher states of awareness. New York: Delacorte Press. Boek met drie auteurs Voorbeeld: Krech, D., Crutchfield, R.S. & Ballachey, E.L. (1962). Individual in society: a textbook of social psychology. New York: McGraw-Hill. Boek met redacteur of samensteller Voorbeeld: Eysenck, H.J. (red.). (1963). Experiments with drugs: studies in the relation between personality, learning theory and drug action. Oxford: Pergamon Press. Boek met twee redacteuren of samenstellers Voorbeeld: Money, J. & Musaph, H. (red.). (1977). Handbook of sexuology. Amsterdam: Excerpta Medica. Proefschrift (niet officieel gepubliceerd) Voorbeeld: Cairns, R.B. (1965). Infrared spectroscope studies of solid oxygen. Ongepubliceerde dissertatie, University of California, California. Tijdschriftartikel, één auteur Voorbeeld: Mears, P. (1974). Structuring communication in a working group. Journal of communication, 24, 71-79. Tijdschriftartikel, twee auteurs, paginering per nummer Voorbeeld: Becker, L.J. & Seligman, C. (1981). Welcome to the energy crisis. Journal of Social Issues, 37(2), 1-7. Tijdschriftartikel, zeven auteurs Alle auteurs noemen, gescheiden door komma’s, de laatste twee door een ampersand (&). Tijdschriftartikel, collectieve auteur
42
Auteursinstructie
Voorbeeld: Royal Marsden Hospital Bone-Marrow Transplantation Team (1977). Failure of syngenetic bone-marrow graft without preconditioning in post-hepatitis marrow aplasia. Lancet, 2, 242-244. Tijdschriftartikel, ongenoemde auteur Voorbeeld: Coffee drinking and cancer of the pancreas. (1981). British Medical Journal, 283, 628. Artikel in boek met een of meer redacteuren Voorbeeld: Heartley, J., Harker, J.O. & Walsh, D.A. (1980). Contemporary issues and new directions in adult development of learning and memory. In L.W. Poon (Ed.) Aging in the 1980s: Psychological issues (pp. 239-252). Washington D.C.: American Psychological Association. Krantenartikel Voorbeeld: Shaffer, R.A. (1977, Aug. 12). Advances in chemistry are starting to unlock mysteries of the brain: discoveries could help cure alcoholism and insomnia, explain mental illness. How the messengers work. The Wall Street Journal, pp. 1, 10. Artikel in een populair weekblad Voorbeeld: Roueche, B. (1971, September 4). Annals of medicine: the Santa Claus culture. The New Yorker, pp. 66-81. Verwijzing naar ongepubliceerd manuscript, scriptie, werkstuk Voorbeeld: Gottfredor, G.D. (1978). Why don’t vocational interests predict job satisfaction better than they do? Ongepubliceerd manuscript. Johns Hopkins University Center for Social Organization of Schools, Baltimore.
Vancouver-stijl Tijdschriftartikelen Het gewone tijdschriftartikel – Minder dan zes auteurs: Voorbeeld: Vega KJ, Pina I, Krevsky B. Heart transplantation is associated with an increased risk for pancreatobiliary disease. Ann Intern Med 1996 Jun 1;124(11):980-3. – Naar keuze kunnen, indien een tijdschrift in een jaargang een doorlopende paginering heeft, de maand en het nummer van de aflevering worden weggelaten. (Noot: voor de consistentie is dit in alle voorbeelden hieronder gedaan.) Voorbeeld: Vega KJ, Pina I, Krevsky B. Heart transplantation is associated with an increased risk for pancreato-biliary disease. Ann Intern Med 1996;24:980-3. – Meer dan zes auteurs: noem de eerste zes auteurs, gevolgd door ‘et al.’.
Bijlage 5 Literatuurbeschrijving
Voorbeeld: Parkin DM, Clayton D, Black RJ, Masuyer E, Friedl HP, Ivanov E et al. Childhood leukaemia in Europe after Chernobyl: 5 year follow-up. Br J Cancer 1996;73:1006-12. Instituut [organisatie etc.] als auteur Voorbeeld: The Cardiac Society of Australia and New Zealand. Clinical exercise stress testing. Safety and performance guidelines. Med J Aust 1996;164:282-4. Artikel zonder auteur Voorbeeld: Cancer in South Africa [redactioneel]. S Afr Med J 1994;84:15. Supplement van een tijdschrift Voorbeeld: Shen HM, Zhang QF. Risk assessment of nickel carcinogenicity and occupational lung cancer. Environ Health Perspect 1994;102 Suppl 1:275-82. Tijdschriftaflevering zonder jaargangnummer Voorbeeld: Turan I, Wredmark T, Fellander-Tsai L. Arthroscopic ankle arthrodesis in rheumatoid arthritis. Clin Orthop 1995;(320):110-4. Vermelding van het soort artikel (indien nodig) Voorbeeld: Enzensberger W, Fischer PA. Metronome in Parkinson’s disease [letter]. Lancet 1996;347:1337. Clement J, De Bock R. Hematological complications of hantavirus nephropathy (HVN) [abstract]. Kidney Int 1992;42:1285. Boeken en andere monografieën Persoon of personen als auteur(s) Voorbeeld: Ringsven MK, Bond D. Gerontology and leadership skills for nurses. 2nd ed. Albany (NY): Delmar Publishers; 1996. Redacteur(en), samensteller(s) als auteur Voorbeeld: Norman IJ, Redfern SJ, editors. Mental health care for elderly people. New York: Churchill Livingstone; 1996. Organisatie als auteur en uitgever Voorbeeld: Institute of Medicine (US). Looking at the future of the Medicaid program. Washington: The Institute; 1992. Hoofdstuk in een boek Voorbeeld: Phillips SJ, Whisnant JP. Hypertension and stroke. In: Laragh JH, Brenner BM, editors. Hypertension: pathophysiology, diagnosis, and management. 2nd ed. New York: Raven Press; 1995. p. 465-78. Congresverslag Voorbeeld: Kimura J, Shibasaki H, editors. Recent advances in clinical
43
44
Auteursinstructie
neurophysiology. Proceedings of the 10th International Congress of EMG and Clinical Neurophysiology; 1995 Oct 15-19; Kyoto, Japan. Amsterdam: Elsevier; 1996. Congresvoordracht Voorbeeld: Bengtsson S, Solheim BG. Enforcement of data protection, privacy and security in medical informatics. In: Lun KC, Degoulet P, Piemme TE, Rienhoff O, editors. MEDINFO 92. Proceedings of the 7th World Congress on Medical Informatics; 1992 Sep 6-10; Geneva, Switzerland. Amsterdam: North-Holland; 1992. p. 1561-5. Wetenschappelijk of technisch rapport – Uitgegeven door een subsidiërende organisatie: Voorbeeld: Smith P, Golladay K. Payment for durable medical equipment billed during skilled nursing facility stays. Final report. Dallas (TX): Dept. of Health and Human Services (US), Office of Evaluation and Inspections; 1994 Oct. Report No.: HHSIGOEI69200860. – Uitgegeven door een uitvoerende organisatie: Voorbeeld: Field MJ, Tranquada RE, Feasley JC, editors. Health services research: work force and educational issues. Washington: National Academy Press; 1995. Contract No.: AHCPR282942008. Sponsored by the Agency for Health Care Policy and Research. Proefschrift Voorbeeld: Kaplan SJ. Post-hospital home health care: the elderly’s access and utilization [dissertatie]. St. Louis (MO): Washington Univ.; 1995. Krantenartikel Voorbeeld: Lee G. Hospitalizations tied to ozone pollution: study estimates 50,000 admissions annually. The Washington Post 1996 Jun 21;Sect. A:3 (col. 5). Woordenboek en soortgelijke verwijzingen Voorbeeld: Stedman’s medical dictionary. 26th ed. Baltimore: Williams & Wilkins; 1995. Apraxia; p. 119-20. Ongepubliceerd materiaal Ter perse: (Noot: De National Library of Medicine prefereert de term ‘te verschijnen’ omdat niet alle aankondigingen zullen worden gedrukt.) Voorbeeld: Leshner AI. Molecular mechanisms of cocaine addiction. N Engl J Med. In press 1996.
Bijlage 5 Literatuurbeschrijving
Elektronisch materiaal Monografie in elektronische vorm Voorbeeld: CDI, clinical dermatology illustrated [monografie op cd-rom]. Reeves JRT, Maibach H. CMEA Multimedia Group, producers. 2nd ed. Version 2.0. San Diego: CMEA; 1995.
45
Bijlage 6 Illustratielijst
PHG Sportgeneeskunde ScheHoofd-
Sub
stuk
nr.
Commen-
ma/ ISBN
Uniek nr.
grafiek
Tek.
Foto
Dig.
taar
01_01
47957
47957_01_01
x
01_02
47957
47957_01_02
x
01_03
47957
47957_01_03
x
02_01
47959
47957_02_01
x
05_01
47957
47957_05_01
x
05_02
47957
47957_05_02
x
06_01
47957
47957_06_01
06_02
47957
47957_06_02
x
MRI
06_03
47957
47957_06_03
x
CT-scan
x
06_04
a
47957
47957_06_04a
x
06_04
b
47957
47957_06_04b
x
47957
47957_07_01
07_01
x
Bijlage 7 Routing
Redactierouting Op de afgesproken datum kunt u het complete manuscript inleveren bij de uitgever of fondsredacteur. Indien er een overkoepelende redactie over de uitgave wordt gevoerd, kunt u uw bijdrage bij de redactie (of redacteur) inleveren. De redactie levert het manuscript vervolgens (na de bewerkingsslag) aan. De uitgever of fondsredacteur maakt na ontvangst van het manuscript alles in orde voor de overdracht aan de productieafdeling van de uitgeverij, Operations. Bij Operations wordt er een projectcoördinator aan het manuscript gekoppeld die tijdens het gehele productieproces de aanspreekpersoon is voor u als auteur of redacteur. Bij problemen of bijzonderheden, of zaken die niet de productie betreffen, kunt u zich altijd richten tot de uitgever of fondsredacteur.
Projectrouting De taak van de projectcoördinator is om het proces van manuscript tot aan gedrukt boek te begeleiden en daarbij de planning te bewaken. Bij ontvangst van het manuscript maakt de projectcoördinator een planning en zal u daarover per mail berichten. De stappen in het proces zijn als volgt: Redactionele voorbereiding De projectcoördinator zet het manuscript ter redactionele bewerking uit bij een (externe) bureauredacteur. Hij/zij beoordeelt en corrigeert zo nodig stijl en spelling. Het resultaat hiervan is de zogenaamde Word-kopijproef.
50
Auteursinstructie
Controle kopijproef Van de bureauredacteur krijgt u ter controle de kopijproef toegestuurd. Let u hierbij vooral op de eventuele vragen van de bureauredacteur. Indien echt nodig, kunt u in dit stadium inhoudelijk nog zaken wijzigen. In deze fase is de opmaak nog niet te beoordelen. Met de optie ‘Wijzigingen bijhouden’ aan, verwerkt u al uw opmerkingen en antwoorden in de kopijproef en vervolgens stuurt u deze versie retour aan de bureauredacteur. Verwerking correcties in kopijproef Uw correcties en eventuele aanvullingen, vervangingen of weglatingen in de kopijproef worden verwerkt door de bureauredacteur. De geaccordeerde kopij wordt door de bureauredacteur aan de projectcoördinator van Bohn Stafleu van Loghum geretourneerd. De projectcoördinator geeft vervolgens de definitieve kopij door ter zetting. Opmaak De zetter maakt de geaccordeerde kopij en illustraties op (indeling over de pagina, gebruik van juiste lettersoorten, kopjes, enz.). Het resultaat hiervan is de opgemaakte/gezette proef. Controle zetproef De zetproef wordt gecontroleerd door een professioneel corrector. U ontvangt uiteraard ook een zetproef. U heeft circa een week/tien dagen de tijd om deze proef door te nemen. Verwerking correcties in zetproef Uw correcties op de zetproef worden door de projectcoördinator verwerkt. Correctieproef voor revisie De correctieproef gaat naar de zetter voor revisie. Hieruit ontstaat een nieuwe/verbeterde versie. Controle revisieproef De revisieproef wordt intern door de projectcoördinator gecontroleerd; dat geldt ook voor een eventueel tweede revisieproef.
Bijlage 7 Routing
Gedurende het productieproces wordt eveneens omslag ontworpen. Het omslag krijgt u ter informatie voorgelegd. Drukken en binden Na een intern fiat op de laatste revisieproef wordt het boek gedrukt en gebonden. Het drukken en binden neemt zo’n drie tot vier weken in beslag.
51
Register
afgedrukte foto’s of dia’s
19
afkortingen
30
APA-stijl
auteursrechten
13, 39, 41 20
automatisch zetten
11
bijlagen
37
compleet manuscript
11
definitieve tekst
11
digitaal beeld
18
Figuur
17
figuurbijschrift
17
Foto’s
19
hiërarchie kopjes
33
illustratiemateriaal
17
indeling tekst
13
literatuurbeschrijving
13
literatuurverwijzingen
39
Pinkhof Medische spellingcontrole
30
platte tekst
23
productieproces
11
registerwoorden
25
samenstellen register
25
samenvatting
36
schrijfproces
34
taalgebruik
29
tabel
35
tekeningen
18
tekstvormen
29
terminologie
29
54
Auteursinstructie Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal Vancouver-stijl
30 13, 39, 39
<> <>
< 13,67 >
Auteursinstructie
Auteursinstructie
Springer Media ı Bohn Stafleu van Loghum hecht veel waarde aan goede begeleiding en kennisuitwisseling tijdens het schrijfproces. Onze visie is dat uitgeven maatwerk is, maar bovenal mensenwerk. De uitgever staat u samen met een team terzijde om uw publicatie tot een succes te maken. Wij ondersteunen u graag tijdens het schrijven en hebben daarom dit boekje samengesteld. Deze Auteursinstructie geeft u concrete aanwijzingen voor het schrijven en tevens informatie over het proces en de medewerkers waarmee u te maken krijgt. Voor technische specificaties ten aanzien van illustratiemateriaal verwijzen we u naar het “paarse boekje” Bruikbaar <> <>
illustratiemateriaal.
Onze leveringsvoorwaarden zijn in te zien op www.bsl.nl. Tenzij anders vermeld, zijn alle prijzen inclusief
<>
BTW, en exclusief verzend- en administratiekosten. Prijswijzigingen voorbehouden. Ook verkrijgbaar via de boekhandel. Uw gegevens kunnen door Bohn Stafleu van Loghum worden gebruikt om u te informeren over relevante producten en diensten. Indien u hier bezwaar tegen heeft, kunt u contact met ons opnemen. < 12 >
< 11,5 >
>
www.bsl.nl
Alles over het aanleveren van teksten
<
< geen tekst, alleen extra vermelding >
< 26,75 mm >
< 21,5 >
< 10 >
< 28,5 >
< 11,5 >