Artrose: een veelvoorkomende aandoening bij de oudere kat Ouderdom komt met gebreken. Dat geldt niet alleen voor mensen, maar ook voor onze huisdieren. Honden en katten worden steeds ouder. Dankzij de medische vooruitgang, meer kennis en een goede voeding, kunnen we gelukkig veel langer van onze viervoeters genieten dan tientallen jaren geleden. De keerzijde hiervan is echter dat onze dieren ook meer te maken krijgen met uiteenlopende ouderdomskwalen. Artrose is hier een duidelijk voorbeeld van. 65% van de katten van 12 jaar of ouder lijdt eraan.
Artrose is een gewrichtsaandoening, waarbij de kwaliteit van het kraakbeen rondom de gewrichten steeds meer achteruitgaat. Het kraakbeen wordt steeds dunner en zachter en kan na verloop van tijd zelfs helemaal verdwijnen. Een gewricht bestaat meestal uit twee botten. Om het uiteinde van elk bot heen ligt het gewrichtskraakbeen. Dit is een gladde bekleding met een schokdempende werking. Het kraakbeen voorkomt dat de botten over elkaar heen schuren.
Misvormde botten en ontstekingen door artrose Als de kraakbeenkussentjes (grotendeels) zijn verdwenen, komen de uiteinden van de gewrichtsbotten tegen elkaar aan en gaan de botten over elkaar heen schuren. De botten proberen schade te voorkomen; ze vormen nieuw botweefsel en worden dikker. Het botoppervlak wordt zo groter en de druk op het gewricht minder. Het gevolg hiervan is echter dat aan de rand van het bot puntige uitsteeksels ontstaan en dat het bot misvormd raakt. Dit maakt bewegen pijnlijk. Door de constante wrijving tussen de botten, kan het bot ook ontstoken raken. Hierdoor komt er vocht in het gewricht en wordt het gewricht warm, dik en stijf. Door de pijn wordt bewegen steeds meer vermeden, met als gevolg dat de spieren stijf en slapper worden. Artrose is een chronische aandoening die langzaam steeds erger wordt. Genezen is niet mogelijk, maar het slijtageproces kan gelukkig wel vertraagd worden. Dat veel oudere honden aan artrose lijden, is al heel lang bekend. Tot voor kort werd gedacht dat de veel flexibelere gewrichten van de kat hem tegen deze aandoening beschermden. Inmiddels weten we echter wel beter. Meer dan de helft van de oudere katten lijdt aan artrose. Vooral de gewrichten van de elleboog, de schouder, de heup en de knie worden bij de kat aangetast.
De signalen van pijn herkennen Pijn is het belangrijkste symptoom bij artrose. Een kat is echter een meester in het verbergen van pijn, waardoor het soms wat moeilijk is om te herkennen dat je kat aan artrose lijdt. Je zult dus goed op de – soms subtiele - signalen moeten letten, die aan kunnen geven dat je kat pijn heeft. Veranderingen in de manier waarop en de mate waarin je kat zich beweegt, zijn vaak de eerste tekenen die wijzen op artrose. Je kat beweegt bijvoorbeeld minder en slaapt meer. Een buitenkat zal mogelijk ook veel
1
minder de tuin uitgaan dan voorheen. Vaak wordt dit gedrag toegewezen aan het feit dat de kat ouder wordt. En soms is dit ook zo. Valt het je daarnaast echter op dat je kat veel minder vaak op zijn favoriete hoge plekjes ligt (het bed, de vensterbank, de bank) en veel meer de mandjes op de grond opzoekt? Of dat hij minder aan het behang of de bank krabt, zich minder uitrekt en bijna nooit meer de 'gekke vijf minuten' heeft of achter een balletje aanrent? Loopt hij wat stijver, trekt hij een beetje met één pootje of gaat hij veel minder soepel de trap op? Dan is er waarschijnlijk meer aan de hand dan 'alleen maar' ouderdom.
Onzindelijkheid en minder eten door pijn Pijn weerhoudt je kat ervan om veel en uitbundig te bewegen. Hij zal zich ook niet meer zo graag laten aaien of oppakken, omdat dit door zijn pijnlijke en stijve gewrichten erg onaangenaam is. Wanneer je je kat een periode wat intensiever observeert, zullen deze signalen van pijn je beslist opvallen. Ook andere, wat minder voor de hand liggende, veranderingen in het gedrag van je kat kunnen er echter op wijzen dat hij niet lekker in zijn vel zit. Wellicht gedraagt hij zich onrustiger, angstiger of agressiever. Een kat met stress (door pijn) kan bijvoorbeeld veel meer tongelen, gapen, likken of hijgen dan normaal. Wanneer de kat zich likt en wast, wordt in de hersenen de stof endorfine aangemaakt. Endorfine is een natuurlijke pijnstiller. Als je kat zich dus ineens veel meer wast dan normaal, kan dit een teken zijn van pijn. Plotselinge gedragsveranderingen als erg veel mauwen, blazen, wegrennen of zich verstoppen, zijn eveneens duidelijke tekenen van stress door bijvoorbeeld pijn. Tot slot leidt bij veel katten de pijn niet zelden tot onzindelijkheid en minder eten. Opstaan, lopen, over de rand van de kattenbak stappen en vooroverbuigen (om te kunnen eten) zijn gewoon te pijnlijk.
De behandeling van artrose Als je één of meerdere klachten bij je oudere kat herkent, dan is het verstandig om naar de dierenarts te gaan. De diagnose is niet altijd gemakkelijk te stellen. Het is dan ook belangrijk dat je alle symptomen die je zijn opgevallen, aan de dierarts meldt. Schrijf ze desnoods even op, zodat je niets vergeet. Op basis van jouw verhaal, zal de dierenarts meestal wel gewrichtspijn vermoeden. Er kunnen dan eventueel röntgenfoto's gemaakt worden om de oorzaak (vaak artrose) vast te stellen. Artrose kan niet worden genezen. De schade die aan de gewrichten is aangericht, is niet meer ongedaan te maken. Het slijtageproces is ook niet volledig te stoppen. Het kan echter – met de juiste behandeling - wel worden afgeremd. Daarnaast kan je kat pijnstillers toegediend krijgen, zodat hij in elk geval pijnvrij door het leven kan. Medicijnen en een aangepast dieet Voor de behandeling van artrose kun je kiezen uit een aantal verschillende producten of voor een combinatie hiervan: Metacam kat. Metacam is een zogenaamde NSAID, een ontstekingsremmende pijnstiller. Het medicijn is speciaal ontwikkeld voor katten met chronische pijnklachten als gevolg van artrose.
2
Sasha's blend. Sasha's Blend bestaat uit 100% natuurlijke zeedierextracten en bevat nietagressieve ontstekingsremmende bestanddelen en glucosaminoglycanen. Deze laatste vormen een belangrijk onderdeel van bindweefsel en zijn een natuurlijk smeermiddel in gewrichten. Als de kat ouder wordt, maakt het lichaam zelf steeds minder glucosaminoglycanen aan. Sasha's Blend is ontwikkeld voor honden en katten met (chronische) gewrichtsproblemen. Hill's Prescription Diet j/d. Hill's j/d voer is rijk aan vetzuren (uit visoliën) die ontstekingsremmend werken, de afbraak van het kraakbeen vertragen en een licht pijnstillend effect hebben. Het voer bevat ook glucosaminoglycanen en chondroïtinesulfaat, die zorgen voor het behoud van gezond kraakbeen. Hill's j/d voer is speciaal ontwikkeld voor katten die lijden aan chronische gewrichtspijn.
In overleg met de dierenarts kun je een behandelplan voor je kat opstellen. Soms is het ook een kwestie van proberen waar je kat het beste op reageert; in veel gevallen is dit een combinatie van twee of drie van eerder genoemde producten. Het is verstandig om te streven naar een zo laag mogelijke dosis Metacam, omdat dit medicijn op de lange termijn mogelijk de nierfunctie van je kat kan aantasten. Aanpassingen in huis Naast de medicatie en een eventueel aangepast dieet, is het belangrijk dat je kat geen overgewicht heeft. Een zware kat belast zijn gewrichten immers veel meer dan een lichte kat. Is je kat te zwaar, zorg er dan dus voor dat hij wat afvalt. Tot slot kun je met wat extra maatregelen in huis het leven van je kat een stuk aangenamer maken: zet het voer- en drinkbakje wat hoger, zorg voor een lage kattenbak, voorzie de favoriete hoge ligplaatsen van je kat van opstapjes en leg een warmwaterkruik in het mandje van je kat. Dit laatste kan, zeker op koude en natte dagen, de gewrichtspijn van je kat aanzienlijk verminderen. Artrose komt veel voor bij oudere katten. De aandoening is niet altijd even gemakkelijk te herkennen. Het is belangrijk om je kat goed te observeren en te letten op signalen die kunnen wijzen op pijn. Hoewel artrose niet te genezen is, is behandeling absoluut zinvol. Met goede medicatie, aangepast voer en wat extra voorzieningen in huis kun je de kwaliteit van het leven van je kat aanzienlijk verhogen. Lees verder Help, mijn kat plast in huis!
© 2011 - 2012 Tamira Hankman, gepubliceerd in Huisdieren (Dier en Natuur)
3
Een te traag werkende schildklier bij de hond Je hond wordt steeds dikker, terwijl hij zeker niet meer eet dan voorheen. Ook wandelt hij minder graag en ligt hij het liefst de hele dag voor de verwarming. Verschijnselen die nogal eens worden toegeschreven aan luiheid of ouderdom. Ze worden echter niet zelden veroorzaakt door een te traag werkende schildklier (hypothyreoïdie). Zeker bij middelgrote en grote honden van 2 tot 8 jaar oud, is hypothyreoïdie een vrij vaak voorkomende aandoening.
Een te traag werkende schildklier kan bij alle hondenrassen voorkomen. De aandoening wordt echter beduidend vaker gezien bij middelgrote en grote rassen. Vooral bij de Golden Retriever, Labrador, Doberman, Ierse setter, Cocker spaniël, Airedale terriër en Bouvier komt een te traag werkende schildklier regelmatig voor. Honden en katten hebben, in tegenstelling tot mensen, twee losse schildklieren. Ze liggen dicht onder het strottenhoofd, links en rechts van de luchtpijp. De schildklier is eigenlijk de motor van het lichaam; hij regelt de snelheid waarmee organen functioneren en waarmee processen als de stofwisseling en de spijsvertering worden uitgevoerd. De schildklier doet dit door hormonen (T4) te produceren die via het bloed naar alle cellen van het lichaam worden vervoerd.
De oorzaak ligt meestal in de schildklier zelf Bij een te traag werkende schildklier worden er te weinig schildklierhormonen geproduceerd. De organen en processen in het lichaam functioneren daardoor op een te laag niveau. Bij een te traag werkende schildklier ligt de oorzaak bijna altijd in de schildklier zelf (primaire hypothyreoïdie). In ongeveer de helft van de gevallen is er sprake van een auto-immuunziekte. Om nog onbekende redenen ziet het immuunsysteem van de hond de eigen gezonde schildkliercellen als een bedreiging en valt ze aan. Er ontstaat een ontsteking in de schildklier en de antistoffen, die het lichaam hierbij aanmaakt, vernietigen langzaam het schildklierweefsel. De ziekte verloopt meestal heel geleidelijk. Schildklier (1) en bijschildklieren (2) bij de
Pas na drie tot vier jaar zijn de schildklieren zover kapot mens. Bij de hond ontbreekt het smalle Gemaakt, dat er te weinig hormonen worden geproduverbindingsstukje tussen de twee schildceerd. Deze vorm van een te traag werkende schildklier klieren. wordt ook wel lymfocytaire thyreoïditis genoemd. Bij de andere helft van de honden is er sprake van idiopathische atrofie. Idiopatisch betekent 'zonder bekende oorzaak'. De schildklier wordt om onbekende redenen kleiner (atrofie) en het schildklierweefsel wordt deels vervangen door vetweefsel. Schildklierhormonen worden door alle schildkliercellen geproduceerd. Hoe minder schildkliercellen er zijn, hoe minder hormonen er dus worden aangemaakt.
1
Een enkele keer wordt een te traag werkende schildklier veroorzaakt door een (goedaardig) gezwelletje in de hypofyse van de hersenen (secundaire hypothyreoïdie). Deze kleine klier, met het formaat van een pinda, zit aan de onderkant van de hersenen. De hypofyse geeft zogenaamde 'thyroïd stimulerende hormonen' (TSH) af, die de schildklier aanzetten tot het produceren van schildklierhormonen. Door een gezwelletje maakt de hypofyse onvoldoende TSH aan, waardoor er te weinig schildklierhormonen geproduceerd worden. Veel van de honden die om deze reden een te traag werkende schildklier hebben, lijden ook aan de ziekte van Cushing.
De meest voorkomende symptomen bij een hond met een te traag werkende schildklier: Gewichtstoename ondanks normaal eten Geen gewichtsafname ondanks een dieet Trage, zwakke hartslag Droevige blik in de ogen Kreupel aan wisselende poten Sloom, geen zin om te wandelen (sjokkende gang) Veel liggen, het liefst op warme plaatsen Lage lichaamstemperatuur Vachtproblemen zoals een doffe, plukkerige vacht, jeuk en kaalheid Droge en schilferige huid met (soms) zwarte verkleuringen Harde ontlasting, soms verstopping
Normaal eten en toch dikker worden Het tekort aan schildklierhormonen zorgt ervoor dat de stofwisseling en de spijsvertering op een laag pitje staan. Ook organen als het hart en de nieren zijn niet in staat om op hun normale niveau te functioneren. De verbranding van voedingsstoffen gaat erg langzaam. De hond blijft meestal evenveel eten als voorheen, maar komt toch aan. Zelfs wanneer de hond beduidend minder gaat eten – veel eigenaren zetten hem op dieet -, leidt de uiterst trage verbranding niet tot een gewichtsafname. De hartslag van een hond met een te traag werkende schildklier is aanzienlijk lager dan bij een gezonde hond. Door de verminderde pompfunctie van het hart en de vertraagde nierwerking, kan zich ook vocht ophopen in het gezicht van de hond. Het gezicht wordt wat pafferig en de bovenste oogleden kunnen gaan hangen. De hond krijgt zo vaak een erg droevige, zielige uitdrukking. Het vocht kan zich ook rond de zenuwen ophopen. De hond kan dan, soms aan de ene en dan weer aan de andere poot, kreupel worden.
Weinig uithoudingsvermogen en het snel koud hebben In het lichaam worden stoffen als glucose, koolhydraten en vetten omgezet in energie. Dit verbrandingsproces is nodig om de organen in het lichaam te laten functioneren en om de spieren te kunnen bewegen. Bij de verbranding komt ook warmte vrij, die ervoor zorgt dat de lichaamstemperatuur op het juiste niveau wordt gehouden. Wanneer er onvoldoende schildklierhormonen worden geproduceerd verloopt die verbranding erg traag en komt er maar weinig energie vrij. De
2
hond is dan ook maar nauwelijks in staat om zijn lichaamstemperatuur op peil te houden en heeft het snel koud. Hierdoor zoekt hij vaak warme plekjes op en ligt hij het liefst in de buurt van de verwarming, de kachel of de open haard. Door het gebrek aan energie heeft de hond ook weinig uithoudingsvermogen. Elke inspanning kost hem erg veel moeite. Bij het wandelen valt vaak een sjokkende gang op. Rennen en spelen zijn er meestal helemaal niet meer bij.
Slechte conditie vacht en huid De lichaamscellen van de hond krijgen door de trage stofwisseling en spijsvertering onvoldoende vitaminen, mineralen en andere belangrijke voedingsstoffen toegevoerd. Dit heeft gevolgen voor de conditie van de huid en de vacht. Honden met een te traag werkende schildklier hebben dan ook vaak een doffe en plukkerige vacht. De ondervacht valt uit en er ontstaan kale plekken. Dit zie je vooral op de staart, de flanken en achter de oren. Ook is de huid meestal erg droog en schilferig en soms zijn zelfs zwarte verkleuringen (pigmentvlekken) te zien. Door de vertraagde spijsvertering stagneert bovendien het voedsel in de darmen en kunnen een harde ontlasting en verstopping ontstaan.
Onderzoek door de dierenarts Als jouw hond één of meerdere symptomen laat zien die passen bij een te traag werkende schildklier, is het belangrijk om naar de dierenarts te gaan. Hij kan door middel van een bloedonderzoek meestal vrij eenvoudig de diagnose 'hypothyreoïdie' stellen. Als blijkt dat de hoeveelheid schildklierhormonen (T4) in het bloed te laag is, zal de dierenarts ook de hoeveelheid TSH (schildklierstimulerende hormonen die door de hypofyse worden aangemaakt) bepalen. Bij een te traag werkende schildklier is de T4-waarde erg laag, terwijl de TSH-waarde meestal juist sterk verhoogd is. De hersenen proberen met de extra aanmaak van TSH de schildklier te stimuleren om meer schildklierhormonen te produceren. De oorzaak van de traag werkende schildklier ligt dan in de schildklier zelf. Zijn zowel de T4- als de TSH-waarde verlaagd, dan is er meestal sprake van 'secundaire hypothyreoïdie'. De verminderde aanmaak van schildklierhormonen wordt dan veroorzaakt door een verkeerde aansturing vanuit de hersenen (meestal door een tumor in de hypofyse). Het meten van de TSH-waarde in combinatie met de T4-waarde is belangrijk. Het zegt iets over de soort hypothyreoïdie en helpt dus bij de bepaling van de juiste behandelwijze. Daarnaast zijn er diverse ziekten die niets met de schildklier te maken hebben, maar die wel een (tijdelijke) verlaging van het T4-gehalte in het bloed kunnen veroorzaken. De TSH-waarde is in dat geval meestal normaal. Voorbeelden hiervan zijn: cardiomyopathie (hartspieraandoening), bloedarmoede of de ziekte van Cushing. Ook medicijngebruik of een ontsteking ergens in het lichaam kan de bloeduitslag beïnvloeden. Een enkele keer kan het nodig zijn om een schildklierscan te laten maken om de diagnose met zekerheid te kunnen stellen. Bij een te traag werkende schildklier is op de scan te zien dat de schildklier nauwelijks of geen activiteit (meer) heeft. Een scan kan worden gemaakt bij de
3
Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren van de universiteit in Utrecht en bij de Lingehoeve Diergeneeskunde in Lienden of Tiel.
Behandeling van een te traag werkende schildklier Als vaststaat dat je hond een te traag werkende schildklier heeft, dan zal hij behandeld worden met medicijnen. Hij moet dan dagelijks kunstmatige schildklierhormonen in tabletvorm slikken. Meestal wordt gekozen voor Lthyroxine tabletten. Omdat de schildklierfunctie niet meer zal herstellen, moet je hond de tabletten de rest van zijn leven krijgen. Na 4 tot 8 weken wordt opnieuw een bloedonderzoek gedaan, om de T4- en TSH-waarden te controleren. Op basis hiervan kan de medicatie eventueel worden bijgesteld. Binnen enkele weken na het starten van de medicatie zie je vaak al een verbetering. Je hond is actiever, gaat weer graag mee wandelen en wil meestal zelfs weer spelen en rennen. Ook veel van de andere symptomen (snelle hartslag, snel koud hebben, harde ontlasting, droevige blik in de ogen en kreupelheid) verdwijnen over het algemeen vrij snel. Het herstel van de huid en vacht duurt wat langer (een paar maanden). Je hond kan in eerste instantie zelfs meer last krijgen van verharen en jeuk. Dit is echter een normale reactie op de medicatie en verdwijnt na een paar weken vanzelf. Wanneer de stofwisseling weer op een normaal tempo functioneert, zal je hond ook zijn overgewicht vrij snel kwijt zijn. Het totale herstel duurt meestal drie tot zes maanden. Als je hond goed reageert op de medicijnen, zijn de vooruitzichten erg goed. Een te traag werkende schildklier is een vrij vaak voorkomende aandoening bij middelgrote en grote honden van twee tot acht jaar oud. Omdat de aandoening zich langzaam ontwikkelt, zijn de symptomen meestal het duidelijkst als de hond een jaar of zes oud is. In het begin zijn vooral een dunnere vacht en een wat slome uitdrukking zichtbaar. Ga, wanneer je deze symptomen bij je hond ziet, altijd naar de dierenarts. Hoe eerder een te traag werkende schildklier behandeld wordt, hoe minder je hond eronder te lijden heeft.
© 2011 - 2012 Tamira Hankman, gepubliceerd in Huisdieren (Dier en Natuur)
Foto schildklier: http://commons.wikimedia.org
4
Stomatitis bij de kat: ernstige ontstekingen in de mond Je kat kwijlt, stinkt uit zijn mond en eet veel minder brokjes dan normaal. Er zijn verschillende aandoeningen die deze klachten kunnen veroorzaken. Vaak is er sprake van een probleem met de tanden of kiezen, zoals erg veel tandsteen, dat geleid heeft tot een ontsteking van het tandvlees. Soms zie je ook een ernstige ontsteking van het wangslijmvlies. In dat geval heeft je kat last van stomatitis; een pijnlijke en hardnekkige aandoening.
Stomatitis is een steeds terugkerende ontsteking van het wangslijmvlies van de kat. Vooral ter hoogte van de achterste kiezen zie je vaak felrode, bloedende plekken of verdikkingen. Soms zijn er zelfs etterende zweren aanwezig in de mond van de kat. De aandoening is erg pijnlijk en de oorzaak kan lang niet altijd achterhaald worden. Ook de behandeling van stomatitis is niet altijd eenvoudig. Stomatitis kan op alle leeftijden voorkomen. Niet zelden beginnen de problemen zelfs al op jonge leeftijd. Regelmatig worden bij katten van nog geen twee jaar oud al hardnekkige ontstekingen gezien van het tandvlees of het wangslijmvlies. Stomatitis komt echter het meest voor bij katten van een jaar of 7 à 8. De aandoening komt bij alle kattenrassen voor, hoewel Maine Coons, Siamezen, Oosterse kortharen en Burmezen er wat gevoeliger voor lijken dan andere rassen.
De symptomen van stomatitis Katten laten over het algemeen niet snel zien dat ze pijn hebben. Veel katten met stomatitis eten bijvoorbeeld nog vrij lang (redelijk) gewoon hun harde brokjes. Een beginnende stomatitis valt de meeste katteneigenaren dan ook helemaal niet op. Pas wanneer de kat erg uit zijn mond begint te stinken, begint te kwijlen of speekselen en veel moeite lijkt te hebben met het eten van brokjes, wordt duidelijk dat er iets aan de hand is. De kat zit dan vaak aarzelend voor zijn voerbakje, houdt zijn hoofd scheef en kauwt overdreven aan één kant van de mond (waar de ontsteking het minst erg is). Hij heeft duidelijk pijn; hij wil niet dat je aan zijn hoofd of mond komt, wrijft veelvuldig met zijn hoofd of mond over de grond, krabt veel aan zijn hoofd – vooral rondom zijn mond – en springt soms zelfs luid mauwend weg van zijn voerbakje. De ontsteking breidt zich vaak uit over grote delen van het wangslijmvlies. In eerste instantie is er meestal sprake van een lokale ontsteking ter hoogte van de achterste kiezen. Vrij snel zullen echter ook de tong, het zachte gehemelte en het slijmvlies achter in de mond, waar de bovenkaak overgaat in de onderkaak, ernstig ontstoken zijn. Het slijmvlies is felrood en opgezet en er zijn soms zelfs bloedende en etterende zweren zichtbaar. In deze fase is de stomatitis zo pijnlijk voor de kat, dat hij stopt met eten. Vaak verandert door de voortdurende en ernstige pijn ook het gedrag van de kat; hij wordt chagrijnig, wil zich niet meer laten aaien, kruipt weg of verstopt zich. Stomatitis bij de kat
1
Stomatitis komt vaak voor in combinatie met een ontsteking van het tandvlees en een ontsteking van de mond- en keelholte. In dat geval wordt gesproken van het Gingivitis (tandvlees) – Stomatitis (wangslijmvlies) – Pharyngitis (mond- en keelholte) complex of FCGS (Feline Chronic Gingivitis Stomatitis).
De oorzaken van stomatitis Stomatitis kan door uiteenlopende zaken veroorzaakt worden, variërend van gebitsproblemen of een onderliggende virusinfectie tot een voedingsallergie of nierinsufficiëntie. In een groot deel van de gevallen wordt er echter helemaal geen duidelijke oorzaak gevonden. Gebitsproblemen Stomatitis kan ontstaan door problemen aan de tanden en kiezen, zoals tandplak en tandsteen (parodontitis), afgebroken tanden en kiezen en glazuurbeschadigingen op de overgang van tandkroon en tandwortel (FORL). Bij parodontitis veroorzaken de bacteriën die in het tandplak en tandsteen aanwezig zijn een infectie van het tandvlees, die zich kan uitbreiden naar de rest van de mond. Bij de aandoening FORL gaat er door de glazuurbeschadigingen uiteindelijk zoveel van de tand verloren, dat de tand afbreekt. De resterende wortelpunten kunnen leiden tot een ontsteking van het tandvlees en slijmvlies in de mond. Ernstige virusinfectie Stomatitis kan ook veroorzaakt worden doordat de kat, als gevolg van een ernstige virusinfectie, minder weerstand heeft. Een chronische en ernstige ontsteking van het tandvlees en slijmvlies in de mond, komt vaak voor bij katten die lijden aan FIV (kattenaids) en FeLV (leukemie). FIV of kattenaids wordt veroorzaakt door een virus dat verwant is aan HIV dat bij mensen AIDS veroorzaakt. FIV is een dodelijke virusinfectie en wordt overgebracht via bloedcontact, vooral via vecht- en bijtwonden. Kattenaids is niet besmettelijk voor mensen. FeLV of leukemie is eveneens een dodelijke virusinfectie. Het virus tast het immuunsysteem van de kat aan, waardoor hij erg vatbaar is voor infecties. Vooral het speeksel van de kat bevat hoge concentraties van het virus. Leukemie wordt met name overgebracht door langdurig sociaal contact tussen katten (elkaar wassen, uit hetzelfde bakje drinken en eten). FeLV is niet besmettelijk voor mensen. Calicivirus 90 tot 95% van de katten met stomatitis, is ook geïnfecteerd met het Calicivirus of heeft in het verleden een infectie met het Calicivirus doorgemaakt. Het Calicivirus is één van de veelvoorkomende veroorzakers van niesziekte bij de kat. Welke bijdrage dit virus precies levert aan het ontstaan van stomatitis, is nog niet bekend.
Kitten met niesziekte
2
Allergische reactie Een mogelijke oorzaak voor het ontstaan van stomatitis is een voedselallergie of atopie. Bij een atopie heeft de kat een allergische reactie op stuifmeel van bloeiende gewassen, op huisstof- of voedermijten of op huidschilfers van dieren of mensen. Bij de kat is er meestal sprake van een overgevoeligheid voor huisstofmijt. Chronische nierinsufficiëntie of suikerziekte Stomatitis wordt soms veroorzaakt door chronische nierinsufficiëntie of suikerziekte. Chronische nierinsufficiëntie leidt, onder andere door het verhoogde ureumgehalte, tot een beschadiging van de slijmvliezen en verhoogt daardoor de kans op tandvleesontstekingen of een ontsteking van het mondslijmvlies. Bij suikerziekte, zorgen de hogere bloedsuikerwaarden in het bloed voor een slechtere conditie van het tandvlees. Een onbehandelde suikerziekte of niet goed ingestelde diabetes (te veel of te weinig insuline), verhoogt de kans op ontstekingen in de mond. Bij chronische nierinsufficiëntie en suikerziekte zul je, naast de ontstekingen in de mond van je kat, ook andere symptomen zien. Veel drinken en veel plassen zijn vaak de eerste klachten bij deze aandoeningen. Bij veel katten kan echter geen duidelijke oorzaak gevonden worden voor het ontstaan van stomatitis.
Onderzoek door de dierenarts De dierenarts zal de mond van je kat grondig inspecteren. Soms heeft de kat zoveel pijn, dat de dierenarts hem onder narcose moet brengen om de mondholte echt goed te kunnen bekijken. Om de mogelijke oorzaak van de stomatitis te achterhalen (en de juiste behandeling te kunnen bepalen), is aanvullend onderzoek noodzakelijk. Dit kan gebeuren in de vorm van bloedonderzoek (controle op FIV, FeLV, nierproblemen of suikerziekte), onderzoek van het slijmvlies (controle op Calicivirus) en röntgenfoto's (aandoeningen tanden, kiezen en kaken).
Behandeling van stomatitis De behandeling van stomatitis is afhankelijk van de onderliggende oorzaak en varieert van het schoonmaken van het gebit en het toedienen van antibiotica en pijnstillers, tot het trekken van alle tanden en kiezen. Verwijderen van tandsteen en loszittende tanden en kiezen Vooral bij wat oudere katten is er vaak sprake van veel tandsteen en tandplak. De eerste stap in de behandeling is in dat geval dan ook een uitgebreide gebitsreiniging. Hierbij worden meteen loszittende of ernstig beschadigde tanden of kiezen verwijderd. Als er geen aanwijzingen zijn voor een andere oorzaak van de stomatitis, krijgt de kat vervolgens antibiotica tegen de ontsteking en pijnstillers toegediend.
3
Antibiotica en pijnstillers Als er geen of nauwelijks tandsteen aanwezig is en er geen verdere afwijkingen gevonden kunnen worden, zal de dierenarts in eerste instantie antibiotica tegen de ontste-king, pijnstillers en/of eventueel corticosteroïden (bv. prednison) voorschrijven voor je kat. Ontstekingsremmers als prednison onderdrukken de klachten, maar genezen de aandoening niet. Alle tanden en kiezen trekken Helpen bovenstaande behandelingen onvoldoende of komt de ontsteking na de (eventueel herhaalde) behandeling toch weer terug, dan adviseren de meeste dierenartsen het trekken van alle tanden en kiezen (meestal met uitzondering van de hoektanden). Dit lijkt een rigoureuze ingreep, en dat is het natuurlijk ook, maar een kat kan prima leven zonder tanden en kiezen. Zelfs het eten van harde brokjes is voor verreweg de meeste katten na korte tijd geen enkel probleem! Na het trekken van alle tanden en kiezen, blijft de stomatitis in de meeste gevallen weg. Veel katten eten binnen een dag of twee weer als vanouds (blikvoer of geweekte brokjes) en zijn zichtbaar blij dat ze van de ernstige pijn verlost zijn. Het is wel belangrijk dat ook alle wortels volledig verwijderd worden, omdat anders de klachten vrijwel altijd weer terugkeren. Toedienen van interferon Een klein deel van de katten blijft, zelfs na het verwijderen van alle tanden en kiezen, last houden van ontstekingen in de mond. Een mogelijkheid is dan om de kat te behandelen met interferon. Dit is een weerstandverhogend medicijn, dat bij sommige katten met ernstige stomatitis goede resultaten geeft. Vooral als de ontstekingen veroorzaakt worden door een onderliggende virusinfectie (bv. Calicivirus). De kat krijgt dan een aantal keer, om de twee weken, onder narcose interferoninjecties in het slijmvlies toegediend. De behandeling met interferon is echter niet goedkoop. Voor een kat van 4 kilo kost de totale interferonbehandeling ongeveer € 375,-. Een hypoallergeen dieet Een andere optie bij een aanhoudende ontsteking van het wang- en mondslijmvlies, is om de kat hypoallergeen voer te geven. In sommige gevallen wordt de stomatitis veroorzaakt door een voedselallergie of atopie. Hypoallergeen voer (bv. Hills D/D) bevat bewerkte eiwitten die geen allergische reactie meer kunnen veroorzaken en omega 3 en 6 vetzuren die een ontstekingsremmend effect hebben. Levenslang medicijnen Als geen enkele van de bovenstaande behandelingen voldoende effect heeft, moet de kat meestal zijn leven lang NSAID's (ontstekingsremmende pijnstillers) in een onderhoudsdosering toegediend krijgen. Op momenten dat deze medicijnen niet meer of onvoldoende werken en de kat weer pijn heeft, kwijlt en niet wil eten, worden meestal corticosteroïden (bv. prednison) voorgeschreven in combinatie met antibiotica. Hiermee worden de ontstekingen onderdrukt en de kwaliteit van het leven van de kat verhoogd.
4
Een behandeling van ernstige stomatitis met alternatieve middelen (bv. homeopatische middelen) heeft bij het overgrote deel van de katten helaas (nog) geen veelbelovende resultaten laten zien. Mogelijk kunnen deze middelen wel ter ondersteuning van de medische behandeling worden ingezet. Naast de behandeling van stomatitis, moet uiteraard ook een eventuele onderliggende ziekte of aandoening worden behandeld. Bij FIV en FeLV bestaat een behandeling vooral uit het bestrijden van secundaire infecties en aandoeningen.
© 2011 - 2012 Tamira Hankman, gepubliceerd in Huisdieren (Dier en Natuur)
Foto's stomatitis en niesziekte: http://felipedia.org
5