Archeologische kroniek van Holland over 1989
De kroniek bestaat uit twee delen: I Noord-Holland en II Zuid-Holland. Beide zijn ingedeeld in drie rubrieken: Prehistorie, Romeinse Tijd en Middeleeuwen-en-later. Daarbinnen zijn de vindplaatsen alfabetisch geordend. Vindplaatsen die informatie uit meerdere perioden hebben opgeleverd worden gewoonlijk alleen onder de daarvoor het meest in aanmerking komende rubriek vermeld. Bij de berichten bevinden zich bijdragen van derden en ontleningen aan bestaande literatuur. Ter onderscheiding is het volgende aangehouden. Bijdragen van derden zijn ondertekend; berichten met volledige literatuuropgave zijn letterlijk overgenomen. De overige berichten zijn door de auteurs van de kroniek geschreven, waarbij die met bronvermelding zijn gebaseerd op mededelingen of op literatuur die in de literatuurlijst wordt vermeld. Naar allen die aan deze kroniek hebben meegewerkt gaat onze dank uit. Afkortingen
ADN AIVU
Archeologisch Depot Noord-Holland, Haarlem .
,
,
. ,
T
.
. .
1 5 0 0
Nieuwe Tijd
1 0 0 0
Late Middeleeuwen
„„„
Vroege M i d d e l e e u w e n
Archeologisch instituut van de Vrije Universiteit Romeinse Tijd te Amsterdam Ijzertijd Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland Bronstijd Bronstijd 1700 — Biologisch-Archeologisch Instituut van de Rijksuniversiteit te Groningen Neolithicum Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam 4400 — Before Present = voor 1950 Instituut voor Prehistorie van de Rijksuniversiteit te Leiden .. . „ 4 U U
0
AWN B BAI BOOR
BP IPL
7 0 0
Mesolithicum
J
IPP LM
M N NT P R RAAP
RGD RMO ROB VM ij
Albert Egges van Giffen Instituut voor Prae- en Protohistorie van de Universiteit van Amsterdam Late Middeleeuwen (1000-1500) 8000 — Mesolithicum Neolithicum Nieuwe Tijd (na 1500) Paleolithicum Romeinse Tijd Regionaal Archeologisch Archiverings-Project van het I P P Paleolithicum Rijks Geologische Dienst, Haarlem , Rijksmuseum van Oudheden, Leiden Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort Vroege Middeleeuwen (voor 1000) Ijzertijd 55000--
De kroniek staat onder redactie van drs. P J . Woltering, provinciaal archeoloog van Noord-Holland. Adres: Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Kerkstraat 1, 3811 C V Amersfoort, telefoon (033) 634233. 293
Archeologische kroniek
294
Archeologische kroniek
Noord-Holland
pag.
Alkmaar Alkmaar: Oudorp
18(LM) 17(LM)
316 316
Amsterdam: centrum Andijk Bergen
35(LM) U(LM) 19(NT)
316 318 319
Blaricum: Tafelberg 38(N, B, IJ, L M ) Bloemendaal: Bloemendaal aan Zee 32 (LM) De G o u w 12(N) D i e m e n : D i e m e r polder 37(LM)
296 320 296 320
Diemen: Oud-Diemen Drechterland: Hoogkarspel E g m o n d : E g m o n d aan den
36(LM) 14(B)
321 298
Hoef H a a r l e m : centrum H a a r l e m : Zuiderpolder Haarlemmerliede en Spaarn-
20(LM) 321 33(B, L M ) 321 34(IJ, B, L M , NT) 298
woude Heemskerk Heiloo: H e i l o o ë r bossen Heiloo: Oosterzijweg Het Gooi Hilversum H o o r n : centrum H o o r n : Westerblokker Medemblik M e d e m b l i k : IJsselmeer Noord-Holland Opmeer: H o o g w o u d Purmerend " Schagen: centrum Schagen: M u g g e n b u r g Schagen: Schagerwiel Texel Texel: D e n B u r g Uitgeest Uitgeest: M a r k e n b i n n e n
31(IJ) 25(IJ, V M , L M ) 21(VM) 22(LM, NT) 39(LM) 40(p, B) 16(LM) 15(LM) 9(LM) 10(N) 13(LM) 26(LM) 5(R) 7(R) 6(NT) 1(IJ, R, V M , L M ) 2(IJ) 23(VM) 27(NT)
299 322 323 323 323 299 323 323 324 302 306 324 324 308 307 324 308 303 324 329
Uitgeest: Rijksweg 9 Velsen: N o o r d Spaarndammer polder
24(R)
311
29(R)
311
Velsen: Velserbroekpolder Wieringen Wieringen: Westerland Wieringermeer Zaanstad: Westzaan
30(N, B, IJ, R) 4(IJ, R, V M , L M ) 3(B, V M ) 8(N) 28(LM)
303 314 306 306 329
Zuid-Holland A l p h e n aan de R i j n : J u l i a n a straat/Couvée 9(R, L M ) A l p h e n aan de R i j n : D e Schans 10(R) Arkel 43(R, V M , L M )
340 341 341
Binnenmaas Delft
37(R, LM) 21(LM)
346 346
Dordrecht Dordrecht: Berckepoort Dordrecht: Drievriendenhof
39(LM) 39(LM) 39(LM)
348 348 346
P ga
Driebruggen Europoort: Slufterdam Giessenlanden: Giessenburg Gorinchem Gouda 's-Gravenhage: Dedemsvaart-
11(LM, NT) 30(M) 41(LM) 42(R) 19(LM)
348 332 349 341 350
weg 's-Gravenhage: C h u r c h i l l p l e i n Hellevoetsluis: Ravensehout Hillegom: Katwijk aan Zee
13(IJ) 13(lj) 32(R, L M , NT) 1(NT) 2(LM)
332 335 342 350 350
Leiden: Driessenstraat Leiden: Muskadelsteeg Leiden: Steneveld Leiderdorp
5(LM) 5(LM) 6(LM, NT) 7(R)
351 352 350 342
Leidschendam D e L i e r : Oostbuurtseweg Midden-Delfland
12(R) 342 23(LM) 352 25(IJ, R, LM) 338, 343, 352
M i d d e n - D e l f l a n d : Foppenpolder/Aalkeetbuitenpolder Naaldwijk Oegstgeest Poortugaal: Distripark Rotterdam: Tracé W i l l e m s spoortunnel Rijswijk: Oude Broekmolen Rijswijk: Beatrixlaan Rijswijk: Hoekpolder Schiedam-Kethel: West
27(IJ) 22(R) 4(IJ) 34(LM, NT)
336 343 339 352
29(R, V M , L M ) 18(LM, NT) 16(LM) 16(R, L M )
353 354 354 343
Abtspolder
26(R)
344
Schipluiden: D e n D u i d e r Schipluiden: Harnaschpolder Schipluiden: D e K e n e n b u r g Slikkerveer Sommelsdijk Valkenburg: Provinciale Weg S4 Valkenburg: D o r p V i a n e n : Hagestijn/Nederlands
1?(R) 17(LM) 24(LM) 36(R) 40(NT) 3(R) 3(R)
345 355 357 345 359 345 345
Hervormde Kerk V l i s t : Stolwijk Vlaardingen: Zomerstraat/
45(LM) 20(NT)
359 360
Bredesteeg Voorburg: Leeuwensteijn
28(LM, NT) 14(B)
360 340
Voorburg: N Z H - t e r r e i n Voorne Voorne-Putten Wassenaar IJsselmonde
14(LM, NT) 31(IJ, R) ' 33(ij, R) 8(N, IJ, R) 35(IJ, R)
361 346 340 346 340
Zoetermeer Zwijndrecht Zijderveldt
15(LM, NT) 38(LM, NT) 44(LM)
361 361 361
295
S.W. Jager en P.J. Woltering
I
Noord-Holland
Prehistorie Blaricum: Tafelberg
B i j een proefopgraving aan de N a a r d e r w e g , uitgevoerd door leden
van AWN-afdeling N a e r d i n c k l a n t , werden verschillende vondsten gedaan. A l het materiaal, vooral aardewerkscherven uit de L a t e Ijzertijd, bevond zich i n verstoorde grond. Ter plaatse bevindt z i c h een door o p h o g i n g ontstane h u m e u z e laag (esdek). B r o n : Jaarverslag AWN-afdeling Naerdincklant 1989 ( R . R . van Zweden). De Gouw (afb. 1)
I n het kader van de v o o r b e r e i d i n g van de ruilverkaveling werd i n dit
gebied i n 1985-1986 door de Stichting RAAP een veldkartering uitgevoerd ( M a n n i n g / V a n der G a a u w 1987). D a a r b i j werden 77 vindplaatsen geregistreerd, daterend uit verschillende perioden: L a a t - N e o l i t h i c u m , Bronstijd en M i d d e l e e u w e n . U i t de door RAAP verrichte b o r i n g e n werd duidelijk dat de diepte van de L a a t - N e o l i t h i s c h e nederzettingslagen ten opzichte van het m a a i v e l d zeer gering is en dat vrijwel alle lokaties reeds door antropogene of natuurlijke erosie zijn aangetast. B o v e n d i e n bleek dat de hoogste delen van de nederzettingen zich boven de hoogste stand van de grondwaterspiegel b e v i n den, waardoor de kwantiteit en kwaliteit van vooral onverkoolde organische resten (waaruit gegevens over leefwijze en natuurlijke o m g e v i n g k u n n e n w o r d e n afgeleid) zeer snel terug zullen lopen. O o k zal natuurlijke aantasting plaatsvinden door i n de g r o n d dringende vorst, zoals i n 1988 bij een verkenning werd vastgesteld. Erosie z a l verder geschieden door l a n d b o u w w e r k z a a m h e d e n als scheuren, ploegen, woelen en diepploegen. D o o r diverse betrokkenen werd d a n ook uit de RAAP-rapportage de conclusie getrokken dat de erosie waaraan de i n D e G o u w aanwezige L a a t - N e o l i t h i s c h e nederzettingen onderhevig zijn onverenigbaar is met h u n grote wetenschappelijke betekenis. B o v e n d i e n viel aan te n e m e n dat slechts voor een deel v a n de gekarteerde vindplaatsen maatregelen getroffen zouden k u n n e n w o r d e n die een werkelijk afdoende bescherming bieden. H i e r b i j moet gedacht worden aan bindende beheersafspraken met de grondgebruikers en aan het op de huidige hoogte h o u d e n of zelfs verhogen van het grondwaterpeil. A a n v u l l e n d onderzoek was niet alleen gewenst vanuit het standpunt van de m o n u m e n t e n zorg m a a r ook i n wetenschappelijk opzicht. I n de eerste plaats kan daarbij gewezen w o r d e n op de n o g geringe kennis omtrent de L a a t - N e o l i t h i s c h e b e w o n i n g i n N o o r d - H o l l a n d . B o vendien was duidelijk dat ongetwijfeld een aantal van de door RAAP gekarteerde nederzettingen niet afdoende beschermd z o u k u n n e n w o r d e n en dus b i n n e n afzienbare tijd zou moeten worden opgegraven. O p grond van de ter b e s c h i k k i n g staande gegevens z o u het echter m o e i lijk zijn uit het aanbod een wetenschappelijk verantwoorde keuze te maken. Immers, er was vrijwel niets bekend over mogelijke verschillen en overeenkomsten tussen de verschillende woonplaatsen i n chronologische en functionele z i n . O p g r o n d van deze overwegingen werd b e g i n 1989 door de ROB besloten een p l a n op te stellen voor het beheer en het onderzoek van de betreffende terreinen. D e eerste fase bestond uit het uitvoeren van nadere verkenningen op de door RAAP gekarteerde vindplaatsen, met speciale aandacht voor aspecten van de m o n u m e n t e n z o r g en voor aspecten van toekomstig wetenschappelijk onderzoek. E r is eveneens veel aandacht geschonken aan het ontwerpen van methoden die een eerste inzicht k u n n e n verschaffen i n de aard van de verschillende nederzettingen. V a n belang is hier het ecologische materiaal: aard en samenstelling van het 296
Archeologische kroniek Noord-Holland
Afb. 1. De Gouw: Sijbekarspel. Graf met het skelet van een vrouw van de Enkelgrafcultuur. Foto ROB.
slachtafval kunnen een belangrijke rol spelen bij het maken van een voorlopige indeling van de verschillende sites, en dit kan leiden tot een functionele onderverdeling. Naast de bewerking en interpretatie van het uit de cultuurlagen afkomstige materiaal, is onderzoek gedaan naar de ligging van de vindplaatsen in het Laat-Neolitische landschap. Binnen het ecologische onderzoek kan dit gezien worden als een eerste stap (microniveau) naar de produktie van een paleogeografische kaart voor het totale onderzoeksgebied (macroniveau). Aangezien een accent zal komen te liggen op het noordelijk deel van De Gouw, zal voor dat gebied een kaart met een hogere resolutie vervaardigd kunnen worden (mesoniveau). Ter voorbereiding van de werkzaamheden voor deze kaarten is overleg gevoerd met de Rijks Geologische Dienst. Het onderzoek is uitgevoerd op 13 vindplaatsen. Per plek zijn gemiddeld 9 diepe en 45 ondiepe boringen gezet en gemiddeld drie proefputjes van een bij twee meter gegraven. Het doel van de boringen was het vaststellen van de omvang van de vindplaatsen, de dikte, diepteligging, aard en kwaliteit van de er aanwezige woonlagen en de relatie tot het landschap ten tijde van de bewoning. De opgravingen hadden tot doel een gedetailleerder inzicht te verschaffen in de datering en het karakter van de op de vindplaatsen aanwezige bewoningsresten en in hun staat van conservering. Dit vereiste een nauwgezette en systematische manier van werken, waarbij alle vondsten (door het nat zeven van de grond uit de woonlagen) werden verzameld en een grote hoeveelheid monsters voor paleobotanisch en zoölogisch onderzoek werd genomen. Tijdens het onderzoek bleek dat verscheidene vindplaatsen na hun ontdekking in 1986 o g zijn geëgaliseerd. In twee gevallen wisten grondeigenaren te vertellen dat op deze plekken vroeger in het land een verhoging aanwezig was. Het booronderzoek toonde aan dat n
297
Archeologische kroniek N o o r d - H o l l a n d
alle woonplaatsen ooit gelegen waren aan of nabij verlandende getijdegeulen i n een v o o r m a l i g kwelderlandschap. Verscheidene woonplaatsen lagen bij n o g functionerende geulsystem e n e n zijn van daaruit tijdens en n a de b e w o n i n g aangetast. Wat de o m v a n g betreft zijn de vindplaatsen i n groepen te verdelen: plekken waar de bewoningssporen zich over meer d a n 5000 m uitstrekken en vindplaatsen met een oppervlakte 2
van m i n d e r d a n 1000 m . E e n voorlopige conclusie is dat het bij de grote plekken gaat o m 2
m i n of meer permanent bewoonde lokaties (basisnederzettingen) en bij de kleine o m tijdelijk bewoonde plekken (extractienederzettingen) met bepaalde functies, bijvoorbeeld de vis- of vogelvangst. Zeven van de dertien vindplaatsen k u n n e n op grond van aardewerkvondsten met zekerheid i n het L a a t - N e o l i t h i c u m worden gedateerd. Z e worden toegeschreven aan de E n k e l grafcultuur (vroeger Standvoetbekercultuur genoemd). E é n vindplaats dateert zeker uit de Vroege Bronstijd, een andere vermoedelijk. I n vier gevallen waren geen bewoningsresten meer aanwezig. E é n van de bijzondere vondsten die het onderzoek heeft opgeleverd was een graf met het skelet van een v r o u w van de Enkelgrafcultuur, dat werd aangetroffen op vindplaats D e V e ken bij Sijbekarspel (zie H o g e s t i j n / W o l t e r i n g 1990). H e t is op dit m o m e n t het oudste i n West-Friesland gevonden graf. I n het vlak r o n d de grafkuil werden eergetouwkrassen waargenomen. D e dode, een v r o u w van circa 30 jaar, l a g met sterk opgetrokken benen op de linkerzij, met het hoofd aan de noordoostzijde en het gezicht naar het zuiden gericht (afb. 1). E e n rechthoekig gat i n de schedel suggereert een gewelddadige dood, veroorzaakt door een slag met een stenen bijl, dissel of hamerbijl. Grafgiften ontbraken. Vanwege de i n het algemeen slechte conserveringstoestand (veroorzaakt door de l i g g i n g boven het grondwaterpeil) zijn de botten niet i n het veld gelicht m a a r is het skelet i n zijn geheel, met een deel van de ondergrond, ingekist en i n de oorspronkelijke l i g g i n g naar het l a b o r a t o r i u m van de R O B overgebracht. D a a r is het onder gecontroleerde omstandigheden verder uitgegraven, zijn alle botten met kunsthars verstevigd en zijn gebroken botten
gerestaureerd.
H e t onderzoek i n het veld is mogelijk gemaakt door een subsidie van de provincie N o o r d H o l l a n d , de medewerking van de ruilverkavelingscommissie ( i n het bijzonder van vicevoorzitter Z . H o u t e r ) en de gastvrijheid van de grondgebruikers. B r o n : Jaarverslag R O B 1989 (J.W. H . Hogestijn, P . J . Woltering) Drechterland: Hoogkarspel (afb. 2)
E . B a k k e r uit Westwoud meldde de vondst van een
enigszins gecorrodeerde b r o n z e n hielbijl ( M i d d e n - B r o n s t i j d ) . H e t gaat o m een oppervlaktevondst, gedaan tijdens het rooien van uien. B r o n : T . Y . van de Walle-van der W o u d e , Westfries M u s e u m , H o o r n Haarlem: Zuiderpolder
D o o r de A f d e l i n g Archeologie van de gemeente H a a r l e m werd
op perceel Liewegje 26 het onderzoek naar de b e w o n i n g op de oudste strandwal voortgezet. N i e t alleen bewoningsresten uit de 13e-17e eeuw werden blootgelegd, m a a r ook oudere u i t de Bronstijd-Ijzertijd. D e z e bestonden uit ploegsporen, greppels, slootjes, houtskoolrijke k u i l e n en aardewerk. B r o n : Haarlems Bodemonderzoek 23, 1989: K r o n i e k 1989 ( J . M . Poldermans)
298
Archeologische kroniek N o o r d - H o l l a n d
Afb. 2. Drechterland: Hoogkarspel. Bronzen hielbijl (lengte 12,6 cm). Foto Westfries Museum, tek. IPP. Haarlemmerliede en Spaarnwoude
B i j de aanleg van een fietspad, nabij de L a g e D i j k ,
werd een concentratie Ijzertijd-aardewerk gevonden, die vermoedelijk duidt op de aanwezigheid van een huisplaats. B r o n : Haarlems Bodemonderzoek 23, 1989: K r o n i e k 1989 ( J . M . Poldermans) Hilversum (afb. 3-5)
U i t de o m g e v i n g van H i l v e r s u m k u n n e n enkele belangrijke v o n d -
sten worden gemeld: Aardjesberg. O p een afgeplagd heideterrein op de Westerheide v o n d L . Boumeester uit H i l v e r s u m i n het voorjaar van 1988 een interessant Paleolithisch w e r k t u i g (afb. 3: links). D e vindplaats bevindt zich onderaan de zuidwestelijke helling van de Aardjesberg. D e hoogte ter plaatse is 8 a 9 m + NAP. H e t voorwerp is opgenomen i n de collectie van het G o o i s M u seum. H e t betreft een fragment van een type bladspits dat tot n u toe i n N e d e r l a n d niet vertegenwoordigd was. A a n g e z i e n dergelijke v o r m e n goed bekend zijn uit naburige landen (met name E n g e l a n d , België, D u i t s l a n d en Polen), was het voorkomen van dit type i n N e d e r l a n d al enige tijd voorspeld (Stapert 1984). D i t werktuig-type is op de Noordeuropese Laagvlakte karakteristiek voor de overgangfase tussen het M i d d e n - P a l e o l i t h i c u m ( M P ) en het J o n g Paleolithicum ( J P ) , en kan waarschijnlijk gedateerd worden i n het H e n g e l o Interstadiaal, r o n d 40.000 B P i n de C14-chronologie. D e M P / J P - o v e r g a n g is een complex gebeuren met vele aspecten, waaraan de laatste tijd uitgebreide discussies gewijd zijn (zie voor een recent overzicht M e l l a r s 1989). D e cultuurhistorische beschrijving van deze overgang i n conventioneel-archeologische termen (zoals hieronder) belicht slechts é é n kant van de zaak. In zuidwestelijk E u r o p a markeert het C h a t e l p e r r o n i e n , kennelijk op basis v a n het M o u s t é r i e n de T r a d i t i o n A c h e u l é e n n e , deze overgang; de belangrijkste vindplaats i n deze context is A r c y - s u r - C u r e ( L e r o i - G o u r h a n 1961; A . & A r l . L e r o i - G o u r h a n 1964). I n noordelijk en centraal E u r o p a wordt de overgang gevormd door verschillende bladspits-groepen 299
Archeologische kroniek N o o r d - H o l l a n d
Afb. 3. Hilversum: Aardjesberg. Links: fragment van een bladspits uit de overgang van het Midden- naar het Jong-Paleolithicum, gevonden bij de Aardjesberg (tek. BAI). Rechts: een vergelijkbare bladspits afkomstig uit Spy in België (naar Otte, 1985).
(Allsworth-Jones 1986). G r o f w e g k a n gesteld worden dat voor de laatste M i d d e n - P a l e o l i t h i sche i n d u s t r i e ë n bladspitsen v a n het M a u e r n - t y p e (bijvoorbeeld Bohmers 1951) karakteristiek zijn, kennelijk op basis van het M i c o q u i e n . D e z e groepen voeren soms n o g vuistbijltjes, terwijl verder vooral diverse schaaf-typen v o o r k o m e n . D e M a u e r n - b l a d s p i t s e n zijn kernwerktuigen en geheel bifaciaal bewerkt. I n N e d e r l a n d kennen we é é n duidelijk voorbeeld: de bladspits van E i n d h o v e n (Roebroeks 1986). B i n n e n de vroegste Jong-Paleolithische i n d u s t r i e ë n i n dit gebied k o m e n bladspitsen voor die van klingen gemaakt zijn. D e z e bladspits-vorm, die we het Jerzmanowice-type z o u d e n k u n n e n noemen (b.v. C h m i e l e w k i 1961), kennen we onder meer v a n de belangrijke gestratificeerde vindplaats R a n i s ( H ü l l e 1977). O o k i n E n g e l a n d en België is deze v o r m goed bekend (b.v. C a m p b e l l 1986; J a c o b i 1980; Otte 1984; 1985). D e Jerzmanowice-bladspitsen zijn meestal slechts gedeeltelijk geretoucheerd. V o o r a l typisch zijn vlakke ventrale retouches aan de distale en p r o x i m a l e uiteinden van de klingen, die waarschijnlijk moesten dienen o m de k r o m m i n g van de k l i n g i n zij-aanzicht te corrigeren. Bladspitsen van het J e r z m a n o w i c e type worden i n het algemeen vergezeld door Jong-Paleolithische typen als stekers en krabbers, terwijl vuistbijlen niet meer lijken voor te k o m e n . M a u e r n - en Jerzmanowice-bladspitsen o m s p a n n e n dus tezamen de M P / J P - o v e r g a n g i n traditionele z i n . H e t w e r k t u i g v a n de Aardjesberg is een distaal fragment van een bladspits van het Jerzmanowice-type ( L : 4,0 c m , D : 1,0 cm), zoals blijkt uit de karakteristieke vlakke, ventrale retouchering bij het distale uiteinde. E e n bladspits van hetzelfde type, afkomstig van Spy i n België (Otte 1985), k a n gelden als parallel ter illustratie van de hier voorgestelde classificatie (afb. 3: rechts). D e breuk is o u d (net zo zwaar gepatineerd als de rest v a n het oppervlak). H e t stuk is vervaardigd van een flinke kernpreparatiekling met driehoekige dwarsdoorsnede. D o r s a a l zijn beide lange zijden schaafachtig geretoucheerd. H e t uitgangsmateriaal is uitzonderlijk: een soort vuursteenconglomeraat waarvan de herkomst v o o r l o p i g onduidelijk is. H e t w e r k t u i g is zwaar verweerd en gepatineerd, en vertoont sporen van kryoturbatie. H e t heeft ongetwijfeld aan of nabij de oppervlakte gelegen tijdens het Boven-Pleniglaciaal (hetzelfde geldt voor de M a u e r n - b l a d s p i t s van E i n d h o v e n ) . D e bladspits van de Aardjesberg is een zeer belangrijke vondst omdat dit stuk, duidelijker n o g d a n de bladspits van E i n d h o v e n , bewijst dat N e d e r l a n d bewoond werd tijdens het eerste deel van het M i d d e n - P l e n i g l a c i a a l , de periode w a a r i n de overgang van M i d d e n - naar J o n g Paleolithicum plaatsvond. H e t meest voor de h a n d ligt een datering i n het H e n g e l o Interstadiaal. D e i n tijd op deze overgangsfase volgende eerste 'echte' Jong-Paleolithische traditie, 300
Archeologische kroniek N o o r d - H o l l a n d
Cr
—0
Afb. 4. Hilversum: Hoorneboeg. Grote bronzen 'rituele' randbijl (lengte 28,3 cm). Tek. BAI, foto Goois Museum.
Afb. 5. Hilversum: Zuiderheide. Kop van een bronzen naald. Opvallend is de overgang van een rechthoekige naar een ronde doorsnede. Schaal 1:1. Tek. BAI
het A u r i g n a c i e n , kennen we i n België en D u i t s l a n d , m a a r n o g niet overtuigend i n Nederl a n d , hoewel sporen daarvan zeker verwacht mogen worden. W e l kennen we minstens é é n Font-Robert-steelspits (Venray: Driessens 1982), toe te schrijven aan het P é r i g o r d i e n (Otte 1984), en vermoedelijk daterend uit het laatste deel v a n het M i d d e n - P l e n i g l a c i a a l (Denek a m p Interstadiaal). BAI, G r o n i n g e n
D- Stapert
H o o r n e b o e g . I n 1988 v o n d F.J. P. van B r e e m e n uit H i l v e r s u m , ten z u i d e n van zijn woonplaats, een b r o n z e n r a n d b i j l met een lengte van b i j n a 30 c m (afb. 4). D e dunne, slanke bijl dateert uit de Vroege B r o n s t i j d en getuigt van groot vakmanschap. A a n beide zijden van de r a n d is een ondiepe groef met een enkelvoudige reeks i n d r u k k e n i n p o i n t i l l é - m o t i e f aangebracht. D e uitzonderlijke lengte, de v o r m , de z o r g v u l d i g h e i d waarmee de bijl is vervaardigd en de versiering doen vermoeden dat het o m een prestige-object gaat, waarschijnlijk g e ï m p o r t e e r d uit Z u i d - D u i t s l a n d of Zwitserland. D e bijl is verworven door het G o o i s M u seum. Zuiderheide. D o o r H . R . Peters uit Eemnes werd omstreeks 1970 op de Zuiderheide, i n de omgeving v a n de tumuligroep D e Zevenbergjes, een tot dusver niet geregistreerd fragment v a n een b r o n z e n naald gevonden (afb. 5). H e t gaat o m een variant van een zogenaam301
Archeologische kroniek N o o r d - H o l l a n d
Afb. 6. Medemblik: IJsselmeer. Vuurstenen voorwerpen (een fragment van een Skandinavische dolk, pijlpunten, mesjes) en een doorboorde hanger van steen uit een verspoelde Klokbekernederzetting. Foto's ROB. Afb. 7. Medemblik: IJsselmeer. Hertshoornen basisbijl, vervaardigd van een geweistang van een edelhert. Schaal 1:3 (lengte 18,1 cm). Tek. ROB.
de Kugelkopfnadel, waarvan slechts é é n soortgelijk exemplaar bekend is. D i t is afkomstig uit G o l l e r n ( K r . U e l z e n ) i n N o o r d - D u i t s l a n d . D e n a a l d dateert waarschijnlijk uit de M i d d e n Bronstijd en werd gemeld door mevr. J . O f f e r m a n - H e i j k e n s uit Kortenhoef. Bron: J.J. Butler Medemblik: IJsselmeer (afb. 6 en 7)
D e fam. J . M a s t e n b r o e k uit O n d e r d i j k deed de afge-
lopen j a r e n op de IJsselmeerbodem, aan de voet van de dijk tussen M e d e m b l i k en O n d e r dijk, een groot aantal archeologische vondsten. Tot de fraaie collectie oudheden behoren enkele fragmenten van vuurstenen Skandinavische dolken, vuurstenen pijlpunten, mesjes en schrabbers, een doorboorde hanger v a n steen, benen p r i e m e n en een fragment van een m e n selijk schedeldak. D e vondsten zijn afkomstig v a n een o f meer verspoelde nederzettingen van de Laat-Neolithische K l o k b e k e r c u l t u u r (afb. 6). M . Weel uit M e d e m b l i k ontdekte hier ( i n 1983 of 1984) tussen de stenen van de dijkvoet een hertshoornen geweibijl, datering vermoedelijk L a a t - N e o l i t h i c u m of Bronstijd (afb. 7). 302
Archeologische kroniek N o o r d - H o l l a n d
Afb. 8. Velsen: Velserbroek. Een gedeelte van de opgravingsplattegrond met de belangrijkste sporen: i grafheuvel; n kuilenconcentratie in een depressie; m weg; iv omheiningen. Tek. IPP. O p verscheidene plaatsen i n de o m g e v i n g van M e d e m b l i k (op het grondgebied van de gemeenten M e d e m b l i k , W i e r i n g e n en N o o r d e r - K o g g e n l a n d ) v o n d M . Weel tevens vier zogenaamde kubusstenen. D e z e afgerond-vierkante stenen, waarvan de functie raadselachtig is, zijn onder meer bekend uit nederzettingen v a n de Laat-Neolithische Enkelgrafcultuur. H e t verspreidingsgebied lijkt zich te beperken tot het noordelijk deel van N o o r d - H o l l a n d . Texel: D e n Burg
I n het M a r s p l a n , een n i e u w b o u w w i j k ten noordoosten van D e n B u r g ,
zijn de laatste j a r e n regelmatig vondsten uit de Ijzertijd gedaan (Woltering 1988; 1989a). O o k dit j a a r k w a m e n bij het graven van bouwputten en wegcunetten sporen aan het licht. D o o r de welwillende medewerking van de gemeente Texel, die een k r a a n ter beschikking stelde, k o n een 6 m breed cunet worden onderzocht. N a d a t het schone dekzand was geschaafd, tekenden zich over een afstand van 35 m tal van grondsporen af, waaronder paalkuilen, 'agrarische' kringgreppels en verkavelings- of afwateringsgreppels. Deze werden opgetekend door de archeologisch assistent, bijgestaan door de vinder, G . van N o o r t uit D e n Burg. B r o n : Jaarverslag Archeologisch Assistent Noord-Holland 1989 ( G . P . A l d e r s ) . Velsen: Velserbroekpolder (afb. 8-11)
I n deze polder, die i n een snel tempo onder nieuw-
bouw verdwijnt, werd door het IPP opnieuw een o p g r a v i n g uitgevoerd. H e t onderzoek v o n d Plaats i n het kader van het Project O e r - I J - E s t u a r i u m , op een plek ten zuidoosten van een i n 1988 onderzochte lokatie ( T h e r k o r n 1989). H i e r werd, aan de Westlaan, i n een periode v
a n 11 weken een halve h a opgegraven. D e sporen die aan het licht k w a m e n dateren uit het 303
Archeologische kroniek Noord-Holland
Afb. 9. Velsen: Velserbroek. Het primaire graf: de grafkuil is aan drie zijden bekleed met planken en bevat het skelet van een man. C14-datering: 3635 + 30 BP (GrN-16893).
Laat-Neolithicum, de Bronstijd en de Ijzertijd. De vroegste bewoningsfasen bevonden zich op de strandwal van Haarlem, die afgedekt was met een circa 40 cm dikke laag duinzand. De jongste bevond zich in het Hollandveen. Afb. 8 laat de voornaamste sporen in een deel van het opgegraven terrein zien. Ze worden hieronder besproken. i. Een in meerdere fasen opgebouwde grafheuvel. Tot de vroegste fase behoort het graf van een volwassen man met een lengte van ca. 1,80 m. Hij was begraven, in hurkhouding met het hoofd in het NNO en het gezicht naar het oosten gewend, in een duintje op de strandwal. De grafkuil was langs de twee lange kanten en het voeteneind met ca. 6 cm dikke planken bekleed (afb. 9). De binnenzijde bestond uit schors waarop klei was gesmeerd. Op de bodem lagen plaggen, waarop de man was neergelegd. Het graf was verder gevuld met schoon zand en afgedekt met een deksel van boomschors. Een monster van de buitenste ringen van één van de planken had een C14-ouderdom van 3635 + 30 BP (GrN-16893). Het primaire graf was bedekt door een heuvel van 18 m doorsnede en een hoogte van slechts 20 cm. In dit heuvellichaam was een kuil gegraven, dat het hoofd van een jong kind bevatte. De heuvel werd nadien ten minste nog drie maal opgehoogd. De laatste twee ophogingslagen hadden elk een kern van schoon zand en een deklaag van plaggen. In de kern van de derde ophogingslaag werden scherven van een klokbeker aangetroffen. Op de vierde ophogingslaag lag een ring van klei. Deze fase correleert zeer waarschijnlijk met een ca. 70 cm diepe, vondstloze kuil in het centrum van de grafheuvel, die gevuld was met dezelfde klei. De voet van de heuvel lag op 1,40 m - NAP, de top (voor zover teruggevonden) bevond zich op 0,55 m - NAP. Op de grafheuvel en rond de heuvelvoet werden nog enkele sporen aangetroffen: kleine kuilen (sommige met een pot of crematieresten) en drie kringgreppels, waarvan twee smalle rond de heuvelvoet. In de venige vulling van zowel de buitenste greppel als van sommige kuilen aan de buitenzijde ervan bevond zich hout en bot. Deze sporen wijzen erop dat deze plek tot in de Ijzertijd, zelfs nadat de heuvel door veengroei minder herkenbaar was geworden, nog voor rituele doeleinden werd gebruikt. De grafheuvel is dus langer dan 1200 jaar in gebruik geweest. II . Andere sporen die zeer waarschijnlijk samenhangen met rituele handelingen werden ontdekt in een moerassige depressie in de strandwal, op ongeveer 25 m ten zzw van de grafheuvel. In deze depressie, die maar voor een deel werd onderzocht, werden tien kuilen gevonden. Materiaal van één van de, stratigrafisch gezien, jongste kuilen - vermoedelijk een waterput met vlechtwerkbekleding (afb. 10) - had een C14-ouderdom van 3215 + 30 BP (GrN-16896). Andere kuilen bevatten onder meer een bijna compleet runderskelet en een runderschedel met op een der horens een mandje van wilgetenen en boomschors geprikt (afb. 11). Een analyse van macro-resten van het venige materiaal leverde geen 304
Archeologische k r o n i e k N o o r d - H o l l a n d
Afb. 10. Velsen: Velserbroek. Eén van de latere kuilen in de depressie (n): een waterput met een wandbekleding van vlechtwerk. C14-datering 3215 ± 30 BP (GrN-16896).
Afb. 11. Velsen: Velserbroek. Eén van de vroegste kuilen in de depressie (n). Hij bevatte een runderschedel met een mandje van wilgetenen en boombast op een van de hoorns.
plantaardige c u l t u u r i n d i c a t o r e n op ( M . Otte, intern rapport IPP). UI O v e r een afstand van 105 m konden resten van een weg worden vastgelegd. H e t t r a c é werd gekenmerkt door meerdere, elkaar oversnijdende greppeltjes, met hier en daar de afdrukken van runderhoeven. D e weg is verscheidene m a l e n opgehoogd met grond die naast de weg werd weggespit. H i e r d o o r bleven er, tot de aanvang van de veengroei i n de Ijzertijd, langs de weg depressies achter. D e z e b u n d e l i n g van koeiepaden leidde, daar waar de b u i tenste kringgreppel een o p e n i n g had, over de grafheuvel heen en liep aan de andere kant i n NNO-richting door. A l s de weg i n die r i c h t i n g verder wordt geprojecteerd, voert hij naar bekende nederzettingslokaties i n de Velserbroekpolder en naar de plaats waar de grafheuvelgroep ligt die i n 1978 werd opgegraven ( W o l t e r i n g 1979a). i v . B i n n e n het opgegraven gebied zijn ook eergetouwkrassen en sporen van o m h e i n i n g e n aangetroffen. D e laatste zijn i n afb. 8 met lijnen weergegeven. D e z e sporen zijn niet vastgesteld onder de grafheuvel. D e b e g r e n z i n g wordt aan de westkant gevormd door de de pressie. Tussen o m h e i n i n g e n , eergetouwsporen en weg bestaat geen duidelijke relatie. I n de Velserbroekpolder worden vrijwel overal eergetouwkrassen aangetroffen. D e afwezigheid v a n op l a n d b o u w w i j z e n d stuifmeel i n alle lagen w a a r i n op de onderzochte lokatie wèl eergetouwkrassen v o o r k o m e n , maakt dat over de functie van deze grondbewerk i n g v o o r l o p i g geen d u i d e l i j k h e i d bestaat ( D . van Smeerdijk, intern rapport IPP). D e vele als o m h e i n i n g e n opgevatte reeksen paalgaatjes k u n n e n wel worden verklaard. G e d e t a i l leerd onderzoek leidde tot de constatering dat gebruik is gemaakt van geprefabriceerde vlechtwerkhekken van een bepaalde lengte. M o g e l i j k werden ze verzet als de verplaatsing van het vee daartoe a a n l e i d i n g gaf, en werden zo kleine, i n o m v a n g variabele enclosures gevormd. D e o m h e i n i n g e n zijn niet gelijktijdig met de ploeg- (of ontginnings)sporen: dat blijkt uit de verschillen i n o r i ë n t a t i e en uit de oversnijdingen. D e sporen zijn afkomstig uit verschillende fasen, die mogelijk samenhangen met exploitatie i n bepaalde seizoenen, met b r a a k l i g g i n g of, op langere termijn gezien, met verschillende sedimentatieperioden. D e omheiningssporen en de eergetouwkrassen dateren uit de Vroege en L a t e B r o n s t i j d . I n 1989 k o n , evenals i n voorgaande j a r e n , slechts een k l e i n gedeelte van het onder nieuwbouw verdwenen gebied w o r d e n onderzocht. H e t onderzoek is f i n a n c i ë e l ondersteund door a
e
gemeente Velsen. IPP, A m s t e r d a m
L . T h e r k o r n en H . v a n L o n d e n 305
Archeologische k r o n i e k N o o r d - H o l l a n d
Afb. 12.
Wieringermeer. Vuurstenen sikkel, lengte 16 cm. Schaal 1:2. Foto en tek. ROB.
Wieringen: Westerland
J . H a l f f uit M i d l u m (Fr.) v o n d even ten westen v a n Westerland
een snedefragment v a n een b r o n z e n kokerbijl ( L a t e Bronstijd) en twee fragmenten v a n niet nader te determineren fibulae uit de K a r o l i n g i s c h e periode. Wieringermeer (afb. 12)
I n sectie G (perceelnummers 10-12) bij W i e r i n g e r w e r f werden
enige tijd geleden door L . v a n der Giessen uit Slootdorp een vuurstenen bijltje, een vuurstenen schrabber en een kleine, doorboorde zandstenen slijpsteen gevonden. B r o n : Jaarverslag A W N - w e r k g r o e p Schagen 1989 (F. D i e d e r i k ) C . K e r k h a e r t uit M e d e m b l i k v o n d op een akker ten noordwesten v a n die plaats een vuurstenen sikkel uit de L a t e B r o n s t i j d (afb. 12). D e vondst is i n bezit v a n de melder: M . Weel te Medemblik.
Romeinse T i j d Noord-Holland
I n v e r b a n d met het samenstellen v a n een nieuwe archeologische m e l -
dingskaart voor N o o r d - H o l l a n d zijn door de archeologisch assistent, i n het laatste kwartaal van 1989 samen met S.W. Jager, op vele plaatsen verkenningen uitgevoerd en vindplaatsen door m i d d e l v a n b o r i n g e n en proefputjes onderzocht, onder meer i n de gemeenten H e e m s kerk, A n n a P a u w l o w n a , Schagen en Zijpe. O p deze wijze k o n het overzicht v a n archeologisch waardevolle terreinen i n deze provincie w o r d e n uitgebreid met onder meer een aantal overslibde nederzettingen uit de R o m e i n s e T i j d i n Polder E ten n o o r d e n v a n Schagen. D e verkenningen worden i n 1990 voortgezet. 306
Archeologische kroniek Noord-Holland
Afb. 13. Schagen: Muggenberg. Gerestaureerd, hol aardewerken dierfiguurtje, vermoedelijk een vogel voorstellend, gevonden in een inheems-Romeinse kuil. Schaal 1:2. Foto en tek. ROB.
Schagen: Muggenburg (afb. 13) De werkgroep Schagen van AWN-afdeling NoordHolland-Noord was actiefin de nieuwbouwwijk Muggenburg, direct ten zuiden van Schagen. Hier werden werkputten en sleuven gegraven om een inheems-Romeinse nederzetting te onderzoeken. De betreffende woonplaats is de laatste van een serie van twaalf, die verdwijnt onder de nieuwbouw. De afgelopen jaren zijn in dit gebied al verscheidene opgravingen uitgevoerd, onder meer door het IPP (Therkorn 1984). Aangezien de meeste grondsporen door erosie van het veen zijn verdwenen - alleen kuilen en diepe greppels zijn soms bewaard gebleven - en men hoopte aan de hand van het verspreidingspatroon van vondsten bepaalde structuren te kunnen traceren, werden de putten in vakken van twee bij twee meter uitgegraven. Op deze wijze bleek het mogelijk, mede aan de hand van een haardplaats van opgestapelde potscherven, de ligging van een huis te reconstrueren en de plaats van de wanden aan te wijzen. Tot ieders verrassing kwam bovendien in een van de werkputten een serie paalgaten van een huis te voorschijn. Door gelukkige omstandigheden (een iets hoger reikende ondergrond en een relatief dun veendek) reikten de paalkuilen van dit huis tot in de zavelige ondergrond. Bij de vermoedelijke ingang werd een kuil blootgelegd, die onder meer de scherven bevatte van een hol aardewerken dierfiguurtje, vermoedelijk een vogel voorstellend (afb. 13). De kop die er los op heeft gezeten ontbreekt. In een andere kuil stonden twee potjes, ter weerszijden van een aangepunte eiken paal. De verdere inhoud van deze kuil bestond uit enkele botten en een scherf terra sigillata met het naamstempel van de pottenbakker Criciro. Deze was in Trier werkzaam tussen 180 en 210 na Chr. Het assortiment vondsten duidt op een zekere welstand van de bewoners, getuige de relatief grote hoeveelheid importen (terra sigillata, kralen en glas). Twee vondsten verdienen bijzondere aandacht: enkele stukken van een ijzeren maliënkolder, zoals die door soldaten ge307
Archeologische k r o n i e k N o o r d - H o l l a n d
dragen werd, en een muntje dat, hoewel vrijwel geheel vergaan, toegeschreven k a n worden aan keizer V i c t o r i n u s , die tussen 268 en 270 het westelijk deel van E u r o p a controleerde. D i t muntje is het jongste R o m e i n s e geldstuk, dat uit Schagen en o m g e v i n g bekend is. D e bovenkant van het gehele vondstenpakket was verbrand. D i t wijst erop dat de nederzetting door b r a n d aan haar einde is gekomen. Schatgravers zorgden tijdens het onderzoek voor ernstige overlast en richtten, geleid door hebzucht, i n een van de werkputten herhaalde m a l e n vernielingen aan. E e n aanvullend o n derzoek zal, gezien ook de belangrijke o n t d e k k i n g van de sporen van een huis, i n 1990 door het IPP, i n samenwerking met de AWN, worden uitgevoerd, v i n : Jaarverslag AWN-werkgroep Schagen 1989 (F. D i e d e r i k ) Schagen: centrum
O p het voormalige fabrieksterrein tussen het R a p e n p a d , de N i e u w -
straat en het N o o r d verrichtten leden van de AWN-werkgroep Schagen waarnemingen. A a n de zijde van de Nieuwstraat werd, begraven onder een subrecente ophogingslaag, een d i k pakket sterk verspoelde as uit de R o m e i n s e T i j d aangesneden en k w a m een twee meter diepe k u i l , die vol nederzettingsafval (scherven en botten) bleek te zitten, te voorschijn. B r o n : Jaarverslag AWN-werkgroep Schagen 1989 (F. D i e d e r i k ) . Texel (afb. 14)
D e veldkartering werd voortgezet en aan het e i n d van het verslagjaar defini-
tief afgesloten. H e t e i l a n d werd dit j a a r i n maart, a p r i l en oktober bezocht. D a a r b i j werden, op niet eerder belopen akkers, 27 vindplaatsen geregistreerd. I n 3 gevallen is sprake van een u i t b r e i d i n g van een al eerder (op een aangrenzend perceel) vastgestelde vondstenconcentratie. H e t aantal nieuwe vindplaatsen bedraagt dus 24. H i e r o n d e r b e v i n d e n zich 4 vondstenconcentraties: vermoedelijke woonplaatsen, waarvan er 1 twee verschillende perioden beslaat. O p b i j n a alle vindplaatsen zijn (ook) losse vondsten verzameld. D e nieuwe concentraties dateren uit: L a t e I j z e r t i j d - R o m e i n s e T i j d (3 vindplaatsen); Vroege M i d d e l e e u w e n , M e r o v i n g i s c h e periode (1 vindplaats); L a t e M i d d e l e e u w e n (1 vindplaats). D e losse vondsten dateren uit: L a t e B r o n s t i j d - M i d d e n - I j z e r t i j d (3 vindplaatsen); L a t e Ijzertijd-Romeinse T i j d (10 vindplaatsen); Vroege M i d d e l e e u w e n , M e r o v i n g i s c h e periode (1 vindplaats); V r o e ge M i d d e l e e u w e n , K a r o l i n g i s c h e periode (1 vindplaats); L a t e M i d d e l e e u w e n (20 vindplaatsen). D e kartering heeft z i c h over 15 j a a r uitgestrekt (1975-1989). H e t totaal aan belopen oppervlak is n o g niet precies uitgerekend m a a r bedraagt volgens een globale m e t i n g ca. 23 k m . 2
D i t is ca. 3 6 % van het karteringsgebied. H e t aantal registraties is sinds een tussentijdse evaluatie van de effectiviteit van de toegepaste karteringsmethode, over de periode 1975-1977 (zie W o l t e r i n g 1979b), toegenomen van 247 tot ca. 700. H i e r t o e behoren 185 r u i m t e l i j k niet aaneensluitende vondstenconcentraties ( i n 1977: 92). H e t globaal vaststellen van omvang, aard en kwaliteit van de ter plaatse van de concentraties eventueel (nog) aanwezige woonlagen door m i d d e l van b o r i n g e n is sinds 1984 een vast onderdeel v a n de kartering geweest. I n totaal zijn i n de geregistreerde concentraties en op een aantal plaatsen daarbuiten 598 b o r i n g e n gezet. D e z e hebben duidelijk gemaakt dat veel nederzettingsterreinen i n de loop der eeuwen zijn opgehoogd en dat z i c h , mede als gevolg van het beschermende effect van deze ophogingen, op veel plaatsen n o g goed geconserveerde bewoningssporen i n de b o d e m bevinden. I n slechts 6 of 7 gevallen bleek, op grond van de geologische situatie, dat het tijdens de veldkartering opgeraapte materiaal van elders aangevoerd moet zijn. :so8
Archeologische kroniek Noord-Holland
Afb. 14. Texel. Door archeologisch onderzoek bekende ophogingen. Weergegeven zijn nederzettingsterreinen waar de ongestoorde ondergrond dieper dan 0,7 m onder het maaiveld ligt. Legenda kaartondergrond: 1. keileem; 2. dekzand; 3. oude duinen; 4. zeeafzettingen; 5. jonge duinen. Tek. ROB.
Opgehoogde woonplaatsen werden op Texel al eerder vastgesteld: bij de opgravingen die in 1967 en 1971-1975 aan de noordwestrand van Den Burg (Beatrixlaan) werden uitgevoerd (Van Es 1967a; Woltering 1975), bij opgravingen en waarnemingen in het centrum van Den Burg (Van Es 1967b), tijdens waarnemingen in het centrum van het dorp De Waal (Woltering 1972) en bij waarnemingen door amateur-archeologen in de buurt van Den Hoorn en De Westen (Van Tent/Woltering 1973, vindplaatsen 28 en 29). In Den Burg en De Waal was het ophogingspakket plaatselijk dikker dan 2 m; bij De Westen werd, in een zandwinningsput, een dikte van 1,5 m vastgesteld; bij Den Hoorn doorsneed een nieuwe weg een meer dan 1 m hoog terpje. In al deze gevallen konden de ophogingen aan de hand van aardewerkvondsten worden gedateerd: Den Burg, Beatrixlaan - Romeinse Tijd en Vroege Middeleeuwen; Den Burg, centrum - Vroege en Late Middeleeuwen; De Waal, centrum - Romeinse Tijd, Vroege en Late Middeleeuwen; Den Hoorn - Late IJzertijd-Vroeg-Romeinse Tijd; De Westen - Romeinse Tijd. Welke omstandigheden op de hier genoemde lokaties tot ophoging aanleiding gaven is «iet in alle gevallen zonder meer duidelijk. Bij Den Hoorn ligt het Pleistocene oppervlak °nder de ophogingen op ca. 0,5 m boven NAP. Deze woonplaats maakt deel uit van een zich tussen het centrale Pleistocene plateau en de keileemopduiking van Den Hoorn uitstrekkende reeks. De ondergrond bestaat uit een dekzandrug waarvan het oppervlak voor het groote deel tussen NAP-hoogte en 0,5 m boven NAP ligt en die - voor zover hij niet is geërost
309
Archeologische kroniek Noord-Holland
deerd - met een dunne, mariene afzetting is bedekt. Door ontwatering van het veen als gevolg van de Duinkerke I-transgressiefase werd de rug in de Late Ijzertijd bewoonbaar. Vernatting en weer toenemende veengroei in de periode voorafgaand aan de Duinkerke n-transgressiefase noodzaakten al spoedig tot de ophoging en daarna tot het prijsgeven van de woonplaatsen. Het Pleistocene zandoppervlak onder de andere hierboven genoemde ophogingen ligt aanzienlijk hoger: 1 tot 1,5 mof meer boven NAP. Er zijn aanwijzingen dat ook op deze hogere, ruim boven het toenmalige gemiddelde zeeniveau gelegen niveaus een stijgend grondwaterpeil in de Romeinse Tijd en de Vroege Middeleeuwen de directe aanleiding tot de ophoging der woonplaatsen is geweest. Dit wordt gesuggereerd door de omvangrijke schaal waarop in de bij Den Burg, Beatrixlaan, opgegraven woonplaatsen tijdens deze perioden afwateringsgreppels zijn gegraven. De Laat-Middeleeuwse ophogingen kunnen in verband worden gebracht met de Duinkerke m-transgressiefase, die op Texel een sterk eroderende werking heeft gehad. Voor deze periode moet een stormvloedhoogte van minstens 1 m + NAP worden aangenomen. Van de lage dekzandheuvels tussen De Waal en Oosterend zou het merendeel zonder ophoging onbewoonbaar zijn geworden. Bij door de Stiboka uitgevoerd onderzoek, ter voorbereiding van blad Texel van de Bodemkaart van Nederland 1:50.000, werden in het gebied tussen De Waal en Oost op meer dan tien lokaties opgehoogde woonplaatsen vastgesteld. De grotere zijn als 'oude bewoningsplaats' op de Bodemkaart aangeduid en worden in de toelichting (Kloosterhuis 1986, p. 107-8) als terp omschreven. De meeste ophogingen zijn, inclusief de moderne bouwvoor, dikker dan 1,2 m (de boordiepte). Bij verscheidene van deze terpjes werd vastgesteld dat ze ontstaan zijn op een dekzandheuveltje. Enkele blijken aangelegd op marien sediment (afzettingen van Duinkerke n of m). Over de datering heeft het Stiboka-onderzoek geen uitsluitsel gegeven. Door de Stiboka wordt aangenomen dat de meeste terpjes tussen 1200 en 1400 zijn ontstaan. Het door de ROB uitgevoerde booronderzoek, waarin ook de Stiboka-terpjes zijn opgenomen, heeft het aantal geregistreerde opgehoogde woonplaatsen aanzienlijk uitgebreid. Op ongeveer 100 lokaties werden ophogingen vastgesteld waarvan de dikte, inclusief de moderne bouwvoor en plaatselijk een dun esdek, meer dan 0,7 m bedraagt. Op ca. 75 van deze plekken is meer dan 1 m opgehoogd, op ruim 10 meer dan 1,5 m. Op het kaartje (afb. 14) zijn alle door archeologisch onderzoek bekende, meer dan 0,7 m opgehoogde lokaties weergegeven. Vorm en omvang van de opgehoogde gebieden kunnen slechts globaal worden weergegeven, doordat de informatie meestal afkomstig is uit niet meer dan enkele boringen of waarnemingen per vindplaats. De verspreiding van de ophogingen blijkt niet wezenlijk te verschillen van die van de woonplaatsen in het algemeen (vergelijk bijvoorbeeld Woltering 1979b, fig. 51-56). Sommige van de opgehoogde woonplaatsen vertonen wat hun naar verhouding hoge ligging betreft (één of meer meters boven NAP) overeenkomsten met de opgegraven site aan de Beatrixlaan te Den Burg en lijken niet alleen door terp- maar ook door tellvorming te zijn ontstaan. Bij andere, lager gelegen ophogingen is, evenals bij het hiervoor al genoemde terpje bij Den Hoorn, sprake van echte huisterpen. De laatste categorie komt met name voor aan de randen van het centrale Pleistocene plateau, in het door vele kleine dekzandkopjes en -ruggen (veelal opgehoogde, naar nu is gebleken) gekenmerkte gebied tussen De Waal en Oosterend, en in het gebied waar het Pleistocene oppervlak met een slechts dunne Holocene afzetting is bedekt. Het onderzoek heeft op310
Archeologische kroniek N o o r d - H o l l a n d
nieuw duidelijk gemaakt dat het huidige o p p e r v l a k t e r e l i ë f van het Pleistoceen op veel plaatsen b e d u i d e n d afwijkt van de prehistorische situatie. D e datering van de nieuw geregistreerde ophogingen moet, z o l a n g verder onderzoek niet heeft plaatsgevonden, worden afgeleid uit de aan het oppervlak verzamelde nederzettingsvondsten en uit de zo af en toe opgehoorde aardewerkscherfjes. H e t opgehoorde materiaal dateert vrijwel uitsluitend uit de periode L a t e Ijzertijd-Romeinse T i j d . I n een enkel geval is waarschijnlijk sprake van wat ouder materiaal, daterend uit de eindfase van de M i d d e n Ijzertijd. Deze vondsten geven i n ieder geval een terminus post q u e m voor de ophogingen. D e oppervlaktevondsten dateren uit de L a t e Ijzertijd, R o m e i n s e T i j d , Vroege en L a t e M i d d e l e e u w e n . Ongeveer de helft van de opgehoogde woonplaatsen heeft nederzettingsmateriaal uit meerdere perioden opgeleverd. D i t materiaal is i n het algemeen door normale landbouwactiviteiten aan het oppervlak gekomen. E r m a g worden verondersteld dat het zich oorspronkelijk niet meer d a n 0,3 of hoogstens 0,4 m onder het m a a i v e l d bevond. H o e w e l de i n de periode 1954-1967 uitgevoerde ruilverkavelingswerken ook wel materiaal van diepere niveaus naar boven k u n n e n hebben gebracht m a g wel w o r d e n aangenomen dat de oppervlaktevondsten meestal uit de bovenste ophogingslagen afkomstig zijn. H e t onderzoek is uitgevoerd door de ROB (P.J. W o l t e r i n g , P C . van Beest). Uitgeest: Rijksweg 9
O p een drietal plaatsen bij wegaansluitingen van R i j k s w e g 9, ter
hoogte van Uitgeest, verzamelden leden van AWN-werkgroep Zaanstreek scherven uit de R o meinse T i j d . V e r k e n n i n g e n v a n het nieuwe w e g t r a c é v a n R i j k s w e g 22, r i c h t i n g Beverwijk, hadden geen resultaat. B r o n : Grondspoor 93, 1989, p. 12 ( C J . v a n R o o n ) . Velsen: Noord Spaarndammer polder (afb. 15)
I n 1989 zijn de opgravingen i n het V r o e g -
R o m e i n s e castellum Velsen 1, dat door de aanleg van de W i j k e r t u n n e l (vanaf 1990) zal verdwijnen, voortgezet. E r werd i n samenwerking met AWN-afdeling K e n n e m e r l a n d , een 'afsluitend' onderzoek uitgevoerd waarbij tot ieders verrassing ten westen v a n het al bekende fort een tweede k a m p te voorschijn k w a m . D e o p g r a v i n g duurde h i e r d o o r i n plaats van de geplande acht weken r u i m t w i n t i g weken. H e t onderzoek is mogelijk gemaakt door de r u i m e financiële ondersteuning van Rijkswaterstaat en de provincie N o o r d - H o l l a n d . H i e r wordt verslag gedaan v a n de resultaten die op de laatste hoofdperiode betrekking hebben. V o o r verslagen over eerder onderzoek wordt verwezen naar de k r o n i e k e n i n Holland 12-15 en 20. Periode 2 (ca. 25-28 n a C h r . ) . I n de laatste periode van de bezetting van Velsen 1 werd een t r a p e z o ï d a a l gevormd fort aangelegd, dat was omgeven door een aarden wal met poort en torens, met daarvoor drie grachten (afb. 15). D e d o o r s t r o m i n g van de havens werd verbeterd door de v e r v a n g i n g van de al bestaande d a m m e n met open steigers of door de toevoeging van open steigers. B u i t e n het fort werd i n oostelijke r i c h t i n g een vierde, 90 m lange steiger aangelegd. Verrassend was de o n t d e k k i n g dat de grachten i n het westen niet tot aan de oever doorliepen. D e binnenste gracht liep tot een insteekhaven, de twee buitenste eindigden op e
n i g e afstand daarvan, zodat een doorgang naar de poort open bleef. Ten westen v a n het
fort bevonden z i c h slechts enkele waterputten. D a a r b i j was é é n uitzonderlijk grote, die v i a e
e n houten aquaduct de schepen i n de insteekhaven van drinkwater voorzag. H e t m i l i t a i r e
buitengebied werd omgeven door een enkele gracht, die deels onder de v e r d e d i g i n g van het latere fort 2 k w a m te liggen. D e o n t d e k k i n g van dit tweede fort was de sensatie van 1989. V o o r l o p i g lijkt het erop dat fort 2 - v o o r z i e n van een aarden wal en twee grachten, en 311
Archeologische kroniek Noord-Holland
Afb. 15. Velsen: Noord Spaarndammer polder. Opgravingsplattegronden van fort 1 en het in 1989 ontdekte fort 2. Tek. IPP. 312
Archeologische kroniek Noord-Holland
tegen fort 1 aangebouwd - na de strubbelingen tussen de Romeinen en Friezen in 28 na Chr. is aangelegd. Tijdens de belegering van fort 1 is een grote hoeveelheid loden slingerkogels door de benarde Romeinen naar de aanvallende Friezen geslingerd (alleen al dit jaar werden er 200 gevonden). Na de met moeite afgeslagen aanval zijn de gesneuvelden niet alleen in het havenbekken terecht gekomen, maar ook in waterputten begraven (zie onder). Te hulp schietende Romeinse troepen moesten óók ondergebracht worden en daarvoor lijkt fort 2 gebouwd te zijn. Dit werd al snel verlaten, gelijk met fort 1. Bij de ontruiming zijn meer dan 1500 tentharingen in de binnenste gracht van fort 2 en in het havenbekken terecht gekomen. In 1989 was de aandacht op twee delen van het opgravingsterrein gericht: 1) het havenbekken, waarin ook organisch afval als hout en leer door directe afdekking met zand en door de hoge grondwaterstand uitstekend geconserveerd is; 2) de verdediging en een deel van het binnenterrein van de laatste fase van het fort. Hier is in de Middeleeuwen ca. 2 m van het oorspronkelijke oppervlak door water weggeslagen, zodat de vondsten niet meer op hun oorspronkelijke plek liggen en vaak sterk zijn gesleten. Bovendien is organisch materiaal (behalve bot) verloren gegaan, doordat het grondwater hier te laag staat. Alleen organische vondsten in diepe grondsporen als waterputten en grachten zijn niet door verspoeling en de inwerking van lucht aangetast. Het wetenschappelijk belang van de vondsten is dat deze een hiaat in de kennis van het Vroeg-Romeins materiaal opvullen. Vroeg-Romeinse forten die tijdens de Romeinse Germania-offensieven in Duitsland zijn aangelegd dateren voornamelijk tot 9 na Chr., terwijl de grootste Romeinse militaire activiteiten in Nederland vanaf 40 na Chr. dateren. Van deze forten zijn slechts enkele in de tussenliggende periode bezet geweest. Het probleem is echter dat hier veelal vermenging van vondstmateriaal heeft plaatsgevonden, zodat een nauwkeurige datering binnen deze periode een probleem is. Dit is echter in Velsen niet het geval; deze plek is namelijk maar zeer kort bezet geweest en juist binnen de genoemde periode. De datering, 16-28 na Chr., is vooral gebaseerd op historische gegevens en op enkele vondsten, zoals munten. Het karakter van de vondsten blinkt niet uit door luxe en laat duidelijk de functie van Velsen 1 zien. Zo duiden uitrustingsstukken als koppelgespen, wapens en fragmenten van l i chaamspantsers op de militaire functie van het kamp. Daarnaast zijn er andere metaalvondsten, zoals onderdelen van kleding en gebruiksvoorwerpen: fibulae (mantelspelden), niessen, emmerhengsels e.d. Zeer belangrijk zijn de houtvondsten uit het havenbekken. Houten stoppen en deksels zijn Veelvuldig aangetroffen; in het havenbekken komen houten deksels zelfs meer voor dan deksels van aardewerk. Ook houten kommen dienen hier vermeld te worden, omdat soms duidelijk een aardewerk- of glasvorm in hout is geïmiteerd (of juist andersom). Houten (minder breekbaar) vaatwerk kan onderdeel hebben uitgemaakt van de marsbepakking van de soldaten, zoals ook voor het bronzen, duurdere vaatwerk geldt. Bij vestiging in een vast kamp kon het dan vervangen worden door het breekbare aardewerk en/of glas. Deze constateringen dragen bij tot het beeld van de economie op (supra)regionale schaal. Houten tentharingen en fragmenten van leren tenten geven een beeld van de woonomstandigheden binnen et fort. Onder de houtvondsten bevinden zich ook stukken die met de scheepvaart in verband gebracht kunnen worden, zoals fragmenten van scheepsplanken, ribben, katrollen en loden reparatieplaten. Het meeste in Velsen gevonden aardewerk is geïmporteerd. Goed te traceren importen n
313
Archeologische k r o n i e k N o o r d - H o l l a n d
zijn k o m m e n en borden v a n terra sigillata met naamstempels of reliëfversiering. A a n g e z i e n veelal bekend is waar en i n welke periode de betreffende pottenbakker zijn p r o d u k t e n afleverde, k a n ook dit materiaal dienen voor de datering v a n vindplaatsen. E e n derde van de i n Velsen 1 gevonden terra sigillata komt uit I t a l i ë (Arezzo, Pisa), de rest uit Z u i d - F r a n k r i j k ( L a Graufesenque). H e t botmateriaal uit Velsen omvat voornamelijk slachtafval en maaltijdresten v a n verschillende dieren. D e visresten zijn afkomstig van zoet- en zoutwatervissen en (in tegenstell i n g tot eerdere berichten) ook van kleine soorten en exemplaren. D e menselijke overblijfselen k u n n e n voornamelijk met de schermutselingen met de F r i e z e n i n 28 n a C h r . i n verband gebracht worden. A n d e r e aanwijzingen voor strijd zijn de i n het havenbekken gevonden wapens, zoals speerpunten, de greep v a n een gladius (steekzwaard) en loden slingerkogels, die overigens ook op het l a n d gevonden zijn. D e slingerkogels omvatten verschillende typen, waarbij opvalt dat steeds m i n d e r z o r g is besteed aan de afwerking. Wellicht waren de R o m e i nen genoodzaakt tijdens de strijd met h u n vingers i n het natte z a n d gietvormen voor nieuwe kogels te m a k e n . U i t de verspreiding van de kogels zijn de aanvalsgolven van de F r i e z e n te achterhalen. D e eerste aanvalsgolf was gericht op de zuidhoek v a n het fort, de tweede k w a m over water. D e losse mensenbotten uit het havenbekken zijn waarschijnlijk van gesneuvelden die i n het water vielen. D e i n de waterputten gevonden complete skeletten zijn mogelijk R o m e i n e n die n a de slag van h u n kameraden een noodbegraving kregen. D e twee i n 1989 gevonden skeletten zijn niet meer i n het bezit van h u n persoonlijke wapens, i n tegenstelling tot het i n 1977 i n Velsen 1 gevonden i n d i v i d u . W e l is van beiden de mantelspeld gevonden en k w a m een m u n t uit de periode 22-30 n a C h r . te voorschijn. I n het zuidelijk deel v a n het opgegraven gebied zijn veel k l e i w i n n i n g s p u t t e n aangetroffen: sporen van 12e- en 13e-eeuwse steenbakkersactiviteiten. E r werd klei gewonnen voor de produktie van kloostermoppen. M o g e l i j k was deze industrie gericht op de b o u w van de E n g e l m u n d u s k e r k i n Oud-Velsen. D e putten k o n d e n door kogelpot-, badorf- en
andenne-
aardewerk, en misbaksels van kloostermoppen en daktegels worden gedateerd. IPP, Amsterdam Wieringen (afb. 16)
J . - M . A . W . M o r e l en A . V . A . J . B o s m a n D e veldkartering is voortgezet en v o o r l o p i g afgesloten. I n 1989 wer-
den, op n o g niet eerder belopen akkers, 10 nieuwe vindplaatsen geregistreerd: 3 vondstenconcentraties en 7 vindplaatsen met uitsluitend losse vondsten. Bij de concentraties gaat het o m 1 nederzetting uit de L a t e M i d d e l e e u w e n en o m 2 waarschijnlijke nederzettingen uit de Vroege M i d d e l e e u w e n ( é é n uit de M e r o v i n g i s c h e en é é n uit de K a r o l i n g i s c h e periode). D e losse vondsten, die ook v a n twee v a n de drie nederzettingsplekken afkomstig zijn, dateren uit de Late M i d d e l e e u w e n (9 vindplaatsen) en Vroege M i d d e l e e u w e n , K a r o l i n g i s c h e periode (1 vindplaats).
Afb. 16. Wieringen. Boven: het tijdens de veldkartering in de periode 1976-1989 belopen gebied (wit). Midden en onder: de tijdens de veldkartering geregistreerde vindplaatsen. 1. Vroege en/of Midden Ijzertijd; 2. Late Ijzertijd en/of Romeinse Tijd; 3. Vroege Middeleeuwen (Merovingische en Karolingische perioden). Onder: 1. Late Middeleeuwen; 2. de kerkdorpen Westerland, Hippolytushoef, Oosterland en het oude kerkhof van Stroe. Open symbolen duiden op onzekere dateringen. Schaal 1:100.000. Tek. ROB. 314
Archeologische kroniek Noord-Holland
315
Archeologische k r o n i e k N o o r d - H o l l a n d
D e k a r t e r i n g op W i e r i n g e n heeft zich over 14 j a a r uitgestrekt (1976-1989). T i j d e n s deze periode werd het gebied jaarlijks (met u i t z o n d e r i n g van 1983 en 1986) bezocht: meestal slechts é é n m a a l , i n de winter. D e toegankelijkheid bleek steeds bijzonder gering. H e t gebied ligt grotendeels i n grasland en h i e r i n is i n de loop der j a r e n w e i n i g v e r a n d e r i n g opgetreden. V a n de ca. 20 k m die het onderzoeksgebied groot is, zijn uiteindelijk ca. 3,5 k m (ca. 17,5%) 2
2
belopen. A a n potentieel beloopbaar gebied (voornamelijk grasland) resteert n o g ca. 14,5 k m (ca. 72,5%). H e t overige oppervlak is b e b o u w d of door andere oorzaken ontoegankelijk. 2
D e verschillende oppervlakten zijn n o g niet precies berekend. E r werden 113 afzonderlijke vindplaatsen geregistreerd, waaronder 13 vondstenconcentraties. D e verdeling over de verschillende archeologische perioden is als volgt: M i d d e n Ijzertijd: 6 vindplaatsen; L a t e Ijzertijd-Romeinse T i j d : 7 vindplaatsen; Vroege M i d d e l eeuwen: 40 vindplaatsen; L a t e M i d d e l e e u w e n : 104 vindplaatsen. H e t onderzoek is uitgevoerd door de ROB ( R J . W o l t e r i n g , R C . van Beest).
Middeleeuwen en later Alkmaar
A a n de Schoutenweg was, n a sloop van de bestaande b e b o u w i n g , een klein on-
derzoek mogelijk. H e t punt is gelegen tegenover het stadhuis, dus i n de vroegste u i t b r e i dingsfase. U i t een drietal v l a k k e n werden gegevens over de ophogingen en oudste bewoningsfase, met onder meer een 12e-eeuwse erfafscheiding, verkregen. B r o n : Jaarverslag Openbare Werken Alkmaar 1989 ( E . H . P . C o r d f u n k e ) . Alkmaar: Oudorp
AWN-werkgroep O u d o r p zette, i n samenwerking met de S t i c h t i n g B e -
h o u d A l k m a a r s e Bodemvondsten en de werkgroep H e i l o o , haar onderzoek naar archeologische overblijfselen op de strandwal bij de Westerstraat voort. E e n proefopgraving v o n d plaats op het perceel Westerstraat 57, waar een bewoningslaag met sporen van een opstal uit de 13e eeuw en een laat-17e/vroeg-18e- eeuwse put werden blootgelegd. D e vindplaats was door latere bouwactiviteiten sterk verstoord. O p het industrieterrein Beverkoog werden een deel van een d i j k l i c h a a m uit de lle-13e eeuw, bestaande uit mest, klei en huisafval, en een L a a t - M i d d e l e e u w s e woonlaag met een waterput onderzocht. B r o n : Jaarverslag AWN-werkgroep O u d o r p 1989 ( A . A . J . S m i t ) . Amsterdam: centrum (afb. 17)
I n de stadskern van A m s t e r d a m werden drie opgravingen
verricht. I n de b o u w p u t voor de n i e u w b o u w van C & A A m s t e r d a m ( N i e u w e n d i j k 194-196) werd, n a een w a a r n e m i n g op 14 a p r i l , tussen 20 en 28 j u l i een o p g r a v i n g uitgevoerd. H e t onderzoek was van beperkte duur; niet vanwege het archeologisch belang van de lokatie m a a r door het feit dat er geen diepe b o u w p u t gemaakt werd. O p deze plaats bevindt zich de oudste bew o n i n g langs de westoever van de A m s t e l . O p verschillende percelen aan de N i e u w e n d i j k en de Kalverstraat is bij eerdere opgravingen een b e b o u w i n g vanaf omstreeks 1200 vastgesteld. D a a r de n u onderzochte lokatie vlak ten noorden van de D a m ligt werd een kleine sleuf gegraven met als doel te zien of wellicht de o m g e v i n g van de D a m een bijzondere plaats i n de ontwikkelingsgeschiedenis van de oudste stadskern inneemt. D e sleuf gaf de volgende informatie: op het ongeroerde veenpakket ( r u i m 3,5 m - NAP) •M6
Archeologische kroniek Noord-Holland
bevindt zich een dunne overstromingslaag, die moet worden toegeschreven aan de overstromingen van 1164, 1170 en 1176. Direct hierop ligt een ophogingspakket van ongeveer 1,5 m. De oudste sporen van bewoning hierin dateren uit omstreeks 1200. Gedurende het midden van de 13e eeuw werd opnieuw opgehoogd voor bebouwing. Deze gegevens passen in het eerder verkregen beeld van de bewoningsgeschiedenis aan de Kalverstraat en Nieuwendijk: bewoning op de 12-eeuwse overstromingslagen vanaf ca. 1200. Van het vondstmateriaal verdient een hoeveelheid 13-eeuwse textielfragmenten bijzondere vermelding. Van een fraai weefsel in linnenbinding, geweven met 12 draden per cm en met gestreepte partijen aan de randen, wordt vermoed dat het gaat om een geïmporteerd, Professioneel vervaardigd produkt. De tweede opgraving vond plaats in de Mozes en Aaronkerk, tussen 21 augustus en 26 september. Mankementen aan de kerk waren reden een groot deel van de kerkvloer open te breken. De daaronder aangetroffen oude muren, kelders en putten waren aanleiding tot onderzoek over te gaan. De huidige kerk werd gebouwd indejaren 1837-1841. Daarvoor stond °P deze plaats aan de Jodebreestraat een complex huizen, waarvan de huizen Moyses en Aaron de bekendste waren. In deze huizen werd in het begin van de 17e eeuw een schuilkerk ingericht, die succesvol bleek. De kerk werd later uitgebreid met onder meer een huis aan de Houtgracht (het huidige Waterlooplein), waarin Baruch de Spinoza gewoond zou hebben. Deze buurt, die vanaf 1604 werd volgebouwd, werd in de loop van de 17e eeuw vooral door Portugese en Duitse Joden als vestigingsplaats gekozen. Hoewel tijdens de opgraving erschillende bouwgegevens van huizen, waaronder dat van vermoedelijk Baruch de Spinoa, werden vastgelegd, werd geen huisraad van deze vermaarde filosoof gevonden. Uit afvalputten van belendende percelen aan de voormalige Houtgracht kwamen verschillende voorv
z
*
317
Archeologische kroniek Noord-Holland
werpen te voorschijn, die er op duiden dat hier nog tot ca. 1800 Joodse bewoners leefden. Zo staan de namen Boas en Samuel op laat-18e-eeuwse Goudse kleipijpen. Meer kenmerkend voor de aanwezigheid van Joodse bewoners zijn evenwel de botresten. Dit consumptieafval omvat namelijk een hoog percentage kippebotten (niet zelden vergezeld van loden met het opschrift K O S J E R ) , terwijl varkensbotten afwezig zijn. Van 16 tot 22 november werd een onderzoek uitgevoerd op een terrein aan de noordzijde van de Dam, tussen de Beurssteeg en de Warmoesstraat (direct naast de Bijenkorf). De gehele lokatie bleek te bestaan uit opgehoogde gronden, ter plaatse van de Amstelbedding. Deze ophogingen of aanplempingen bestaan uit klei en huisafval met vondsten, dat in de oudste lagen uit omstreeks 1200 dateert. Het veen bevond zich dicht bij de Warmoesstraat op ca. 3 m - NAP en liep richting Amstel snel af tot 4 m - NAP. Op het veen was door de Amstel een ongeveer 30 cm dikke baggerlaag afgezet; hierop volgden de ophogingslagen, met daarin op 1,50 m - NAP en op 1,17 m - NAP bewoningslagen. Van de huizen werden delen opgegraven met wanden van vlechtwerk, een stookvloer van aangestampte leem en een ingegraven aspot. Deze huizen dateren uit de periode 1275 tot 1350. Op het oudste loopvlak werd een zilveren obool van Floris V, geslagen tussen ca. 1256 en 1266, gevonden. Dit is de kleinste denominatie uit die tijd. Het opgegraven exemplaar is uniek en vertegenwoordigt een nieuw munttype. Boven deze ophogingslagen bevond zich een voor Amsterdam zeer uitzonderlijk huis, daterend uit de tweede helft van de 14e eeuw. Het had de korte zijde aan de Warmoessstraat, was 7,5 m breed en 19,5 m lang (afb. 17). In het achterdeel bevond zich een kamer of binnenhaard van 8 m lengte, die door een aparte muur gescheiden was van het voorhuis. De fundering bestond uit een roosterconstructie van eikehout, volgeheid met elzen en berken. Dit soort constructies wordt gewoonlijk slechts aangetroffen onder kerken, kloosters, gasthuizen en poortgebouwen. Hier ging het zeer waarschijnlijk om een stenen woonhuis. Dit is qua omvang een bijzonder fenomeen binnen de Amsterdamse bebouwing uit die tijd. Van de vondsten moet 13e-eeuws Engels importaardewerk uit Scarborough vermeld worden: een kan met geboetseerde versiering, overdekt met groenkleurende glazuur. Archeologische Dienst Amsterdam J . M . Baart Andijk (afb. 18) K . Roorda uit Andijk vond tijdens graafwerkzaamheden op perceel Dijkweg 296 een klein fluitje van aardewerk (afb. 18). Het fluitje bestaat uit een dikke, korte doorboorde steel, uitmondend in een bolvormige, holle verdikking die aan de bovenzijde open is. Aan de onderzijde bevindt zich op de overgang van de steel naar de verdikking een uitgeknepen lijstje dat doorboord is. In het bolle gedeelte is, ongeveer in het verlengde van de steel, een kleine doorboring aangebracht. De totale lengte van het fluitje bedraagt 5,1 cm, de grootste breedte is 2,2 cm. Het fluitje bevindt zich in de collectie van het Westfries M u seum. Uit West-Friesland zijn nog vier van dergelijke fluitjes bekend: drie uit Medemblik, één uit Schagen. Eén fluitje uit Medemblik (afkomstig van het bouwterrein van het bejaardencentrum St. Maartenshof) werd samen met kogelpotscherven gevonden. Het fluitje uit Schagen kan geassocieerd worden met Middeleeuws aardewerk uit de lle-13e eeuw. Vergelijkbare fluitjes zijn onder meer gevonden in Leeuwarden, Franeker, Workum en Ijlst in Friesland. Ze verschillen slechts weinig in vorm van de Westfriese. Bron: T.Y. van de Walle-van der Woude, Westfries Museum, Hoorn 318
Archeologische kroniek N o o r d - H o l l a n d
Afb. 18. Andijk. Aardewerken fluitje uit de L a te Middeleeuwen. Foto ROB.
Bergen (afb. 19)
Afb. 19. Bergen. Houten (speel)schijfje, daterend uit de 16e-18e eeuw, met daarop kloksgewijs aangegeven de nummers 1 t/m 16 (diameter 6,2 cm). Foto ROB.
O p een terrein ten z u i d e n v a n de B u e r w e g onderzochten vrijwilligers ( i n
het bijzonder F. D . Zeiler en mevr. E . M . E i s m a ) onder l e i d i n g van de archeologisch assistent de resten van het landhuis 'Slot R a m p ' . H i e r b i j werden een deel v a n de funderingen en de omringende gracht vrijgelegd. D e funderingen van de m u r e n die uit de gracht oprezen, waren zwaar van constructie en op veel plaatsen tot op het roosterwerk v a n houten b a l k e n uitgebroken. D e funderingen van de b i n n e n m u r e n waren lichter en gingen m i n d e r diep; plaatselijk waren ze nauwelijks n o g aanwezig. E r werden verschillende bouwfasen onderscheiden. V a n de oudste bouwfase was onder meer een 4,5 m lange m u u r langs de gracht bewaard gebleven, opgetrokken van oranjegele bakstenen (afmetingen 1 9 x 8 , 5 / 9 x 4 c m en 2 0 x 9 , 5 x 4 , 5 cm). O p g r o n d van het kleinste baksteenformaat k a n deze bouwfase n a 1485 worden gedateerd. M e t rode bakstenen van dit formaat is later de m u u r aan weerskanten uitgebreid. Twee houtmonsters van de elzehouten balken onder de funderingen zijn aan een C14datering en een dendrochronologisch onderzoek onderworpen. D e uitkomsten v a n de C14bepaling geven twee mogelijkheden, namelijk ca. 1500 en ca. 1600. H e t jaarringen-onderzoek (Wiggle-matching) wijst op een k a p d a t u m kort voor 1500. D i t maakt een datering v a n de oudste bouwfase aan het e i n d van de 15e eeuw het meest waarschijnlijk. O o k werden nogal wat vondsten gedaan, met name i n de slotgracht. D e z e bleek hoofdzakelijk gevuld met materiaal dat was vrijgekomen bij de afbraak i n de 18e eeuw (dakpannen, vensterglas, vensterroeden, natuurstenen dekstenen e.d.). Enkele vondsten verdienen speciale aandacht: een kleine k r a a n i n de v o r m v a n een haantje, en een gedraaid houten schijfje met een wijzerplaat met de n u m m e r s 1 t / m 16 (afb. 19). D e functie van dit voorwerp is niet bekend, mogelijk is het gebruikt bij een spel. D a t vondsten uit de beginfase schaars zijn, hangt samen met het feit dat de gracht niet voldoende k o n worden uitgegraven. 319
Archeologische k r o n i e k N o o r d - H o l l a n d
Afb. 20. Bloemendaal: Bloemendaal aan Zee. Opengewerkte broche bestaande uit een platte ring met een diameter van 40 mm. In het middenveld bevindt zich een ruiterfiguur. De ruiter is met rode emaille ingelegd, de helm en het paard met blauw emaille. Schaal 1:1. Tek. en foto ROB.
H e t gevonden dierlijke materiaal werd onderzocht door J . T . Zeiler (BAI, G r o n i n g e n ) . D e meeste botten waren afkomstig v a n r u n d en schaap/geit. V e r d e r waren varken, haas, konijn, kip, wilde eend, gans, h o n d en p a a r d , oester en kabeljauw vertegenwoordigd. Ten noorden v a n het kasteelterrein w e r d een fundering van waarschijnlijk secundair gebruikte, los gestapelde rode baksteen gevonden (formaat 2 5 , 5 x 1 2 x 5 / 5 , 5 cm). E é n v a n de twee houtmonsters k o m t onder dit fundament vandaan. I n de loop v a n 1990 z a l op het kasteelterrein begonnen w o r d e n met de b o u w v a n woningen. H i e r b i j k u n n e n verdere waarn e m i n g e n worden verricht. G . P . A l d e r s (ADN, H a a r l e m ) en F . D . Z e i l e r Bloemendaal: Bloemendaal aan Zee (afb. 20)
M e v r . J . v a n D a n s i k - V a n E s meldde de
vondst van een b r o n z e n broche (of fibula), afkomstig v a n het strand van B l o e m e n d a a l . D e broche, bestaande uit een opengewerkte platte r i n g met i n het m i d d e n v e l d een met emaille versierde ruiterfiguur, bevond z i c h i n een harde kluit aangekoekt z a n d en werd n a een storm met behulp van een metaaldetector gevonden. O v e r de datering en de herkomst bestaat vooralsnog o n d u i d e l i j k h e i d . E e n M i d d e l e e u w s e o u d e r d o m ligt het meest voor de h a n d , hoewel een latere datering niet k a n w o r d e n uitgesloten. Bron: G.P. Alders Diemen: Diemer polder
ADN, H a a r l e m I n de w i n t e r van 1988/89 werden door leden v a n AWN-afdeling
A m s t e r d a m enkele huisplaatsen i n de D i e m e r polder aan een bescheiden onderzoek onderworpen. A a n l e i d i n g hiertoe v o r m d e het ophogen van een deel van de polder met z a n d ten behoeve van woningbouw, waardoor deze plekken voor verder archeologisch onderzoek onbereikbaar worden. V a n é é n huisplaats werden drie opeenvolgende haarden,
gescheiden
door een bewoningsniveau en een kleivloer, blootgelegd. Daarnaast k w a m veel aardewerk te voorschijn (kogelpot, pingsdorf, paffrath, andenne, r o o d b a k k e n d aardewerk en vroeg steengoed). D e b e w o n i n g i n dit gebied dateert uit de Ue-13e eeuw. B r o n : Het Profiel 1990, nr. 1, pp. 6-9 ( E . S c h m i t z )
320
Archeologische kroniek N o o r d - H o l l a n d
Diemen: Oud-Diemen
L e d e n v a n A W N - a f d e l i n g A m s t e r d a m startten opgravingen op het
kerkhof ' G e d e n k te Sterven' v a n O u d - D i e m e n . A a n l e i d i n g hiertoe vormt een p l a n dat deze afdeling bij de gemeente D i e m e n indiende o m van het k e r k h o f een cultuurhistorische bezienswaardigheid te m a k e n . H e t p l a n omvat een opknapbeurt v a n de nogal verwaarloosde begraafplaats en het aanschouwelijk m a k e n v a n de fundamenten v a n de i n 1806 gesloopte kerk. D e initiatiefnemers v o n d e n een gewillig oor bij de gemeente, die gelden beschikbaar stelde voor de restauratie. V a n het oudste gedeelte, het latere koor, werden de steunberen blootgelegd, de fundamenten v a n het hoofdgedeelte v a n de kerk werden verder verdiept, de latere a a n b o u w en de aansluiting d a a r v a n op het oudste gedeelte van de kerk werd bestudeerd en aan de westzijde van het k e r k h o f werden de fundamenten v a n de toren vrijgelegd. H e t onderzoek heeft een aantal interessante gegevens opgeleverd. Z o is de kerk waarschijnlijk i n twee fasen gebouwd: de oudste, bestaande uit het koor, i n de tweede helft v a n de 13e eeuw, de tweede fase (de laat-gotische kerk) aan het e i n d v a n de 14e eeuw. Voorts geb r u i k t e n de bouwers als funderingen voor de m u r e n een roosterwerk v a n palen en planken. Bij het schoonmaken van deze funderingen k w a m e n vele skeletresten te voorschijn; ze dateren waarschijnlijk uit de periode v a n voor de b o u w v a n de kerk. H o e w e l de kerk vermoedelijk wel een of meer houten voorlopers heeft gehad, zijn daar geen sporen v a n teruggevonden. H e t onderzoek, dat plaatsvond onder supervisie v a n de R O B , wordt i n 1990 voortgezet. B r o n : Het Profiel 1989, nr. 3, p. 10; 1989, nr. 4, p. 13; 1990, nr. 1, pp. 9-11 (P. Hoogers). Bij het graven v a n een diepe rioleringssleuf op een b o u w t e r r e i n even ten oosten v a n het kerkhof werden onder andere meer d a n zeventig pijpekoppen uit de periode 1720-1740 gevonden. D e pijpekoppen, een aantal n o g v o o r z i e n v a n een flinke steel, zijn afkomstig uit een ca. 10 c m dikke aslaag achter de vroegere pastorie v a n O u d - D i e m e n . Welke v a n de drie predikanten, die i n die periode de oude pastorie bewoonden, een verwoed pijproker was, !s helaas niet meer vast te stellen. B r o n : Het Profiel 1989, nr. 4, pp. 3-4 (T. V a n B o m m e l ) Egmond: Egmond aan den Hoef
C . P r i n s uit E g m o n d v o n d op een akker bij E g m o n d
aan den H o e f een b r o n z e n gesp, daterend uit de 13e of 14e eeuw. Haarlem: centrum (afb. 21)
D o o r de A f d e l i n g A r c h e o l o g i e v a n de gemeente H a a r l e m en
A W N - w e r k g r o e p H a a r l e m werden op diverse plekken i n de binnenstad w a a r n e m i n g e n en opgravingen verricht. D e belangrijkste zijn: B u r g w a l . O p een diepte v a n ca. 1,40 m werd hier, naast het gebruikelijke post-middeleeuwse materiaal, afval v a n een pottenbakkerij gevonden. D e ca. 35 c m dikke m i s b r a n d l a a g bevatte, naast fragmenten r o o d b a k k e n d aardewerk uit de 15e en 16e eeuw, meer d a n 100 scherven steengoed met groen koperglazuur. D e z e scherven zijn afkomstig v a n i n S i e g b u r g vervaardigde kannetjes, die i n H a a r l e m geglazuurd moeten zijn. O o k werden nogal wat ovenfragmenten gevonden. G r o t e M a r k t . O n d e r de vloer v a n de oude V l e e s h a l werden een tonput en een b e e r k u i l u
i t de 13e eeuw blootgelegd. U i t beide w e r d veel aardewerk geborgen. D e b e e r k u i l bevatte
naast houten nappen, steengoed, schenkkannen en d r i n k k r o e z e n (allen uit ca. 1280) een houten beeldje, dat mogelijk een m o n n i k voorstelt (afb. 21). I n een uit de B r o n s t i j d dateren821
Archeologische k r o n i e k N o o r d - H o l l a n d
Afb. 21. Haarlem. Houten beeldje van een manspersoon, mogelijk een monnik voorstellend (hoogte 20,2 cm). Foto Openbare werken Haarlem.
de laag werd een fragment van een stenen h a m e r b i j l gevonden. H e t onderzoek aan de B u r g w a l werd uitgevoerd door de A f d e l i n g Archeologie, dat bij de V l e e s h a l door de AWN. B r o n : Haarlems Bodemonderzoek 23, 1989: K r o n i e k 1989 ( J . M . Poldermans) Heemskerk
D e werkgroep H e e m s k e r k van AWN-afdeling K e n n e m e r l a n d deed waarne-
m i n g e n en vondsten op verschillende plaatsen i n en o m H e e m s k e r k . O p het volkstuincomplex D e A k k e r m a a t ten zuidoosten van H e e m s k e r k werd op aanwijz i n g v a n een tuinder een halve pot met kamstreekversiering uit de Ijzertijd geborgen. E i n d 1988 werd hier op een diepte van ca. 90 c m reeds een groot aantal scherven gevonden, waarschijnlijk afkomstig van dezelfde pot ( W o l t e r i n g 1989b). Ten noordwesten van H e e m s k e r k verzamelden leden van de werkgroep aardewerkscherven uit onder meer de M e r o v i n g i s c h e en K a r o l i n g i s c h e Periode. Bij het leggen v a n leidingen bij kasteel M a r q u e t t e k w a m e n enkele ca. 1 m brede funderingen te voorschijn, mogelijk v a n de oude rondburcht, waarvan de r u ï n e r o n d 1800 is afgebroken. B r o n : Jaarverslag AWN-werkgroep Beverwijk 1989 ( E M . W i e g m a n s ) Bij boerderij Heemshof, ten noordwesten van H e e m s k e r k , werd een vermoedelijke grachtof slootvulling aangeboord, die naar het z i c h laat aanzien hoort bij het i n 1360 voor het eerst vermelde ' O u d e H o f ' . D i t kasteel is waarschijnlijk de voorloper v a n het nabijgelegen H u i s H e e m s k e r k , het huidige M a r q u e t t e , geweest. B r o n : Jaarverslag Archeologisch Assistent Noord-Holland 1989 ( G . P . Alders). 322
Archeologische k r o n i e k N o o r d - H o l l a n d
Heiloo: H e i l o o ë r bossen
H i e r werden enkele j a r e n geleden drie m u n t e n gevonden: twee
sceatta's uit het begin van de 8e eeuw, en een zeldzame denarius v a n K a r e i de G r o t e , geslagen tussen 768 en 794 i n M a a s t r i c h t . Laatstgenoemde m u n t bevindt z i c h thans i n het K o ninklijk P e n n i n g k a b i n e t te L e i d e n . D e m u n t e n werden met een metaaldetector opgespoord, op een plaats die bij b e n a d e r i n g bekend is. B r o n : Jaarverslag Openbare Werken Alkmaar 1989 ( E . H . P . C o r d f u n k e ) . Heiloo: Oosterzijweg
L e d e n v a n A W N - w e r k g r o e p H e i l o o stuitten bij verkenningen op een
terrein aan de Oosterzijweg, ten oosten v a n H e i l o o , op een p u i n b a a n . Volgens de overlever i n g z o u d e n hier de stallen v a n het vroegere slot Ypenstein hebben gestaan. O o k werden verschillende slootvullingen blootgelegd, die nogal wat L a a t - M i d d e l e e u w s materiaal bevatten. Ze sluiten aan op n o g bestaande sloten; i n é é n geval correspondeert de huidige perceelsgrens niet die uit de M i d d e l e e u w e n . D e sloten tekenen z i c h aan het oppervlak n o g af als geulvormige patronen. B i j het graven v a n een waterpartij k w a m e n hier bovendien bewoningssporen uit de 16e17e eeuw aan het licht, te weten p a a l k u i l e n en een k u i l , w a a r i n het complete skelet v a n een veulen w e r d aangetroffen. Vermoedelijk was het hoofd afgehakt, zodat het dier i n de k u i l paste. B r o n : Jaarverslag A W N - a f d e l i n g H e i l o o 1989 (T. de R i d d e r ) Het Gooi
I n het kader van de archeologische en historisch-geografische inventarisatie v a n
het G o o i - een onderzoeksproject v a n het S t a r i n g C e n t r u m te Wageningen dat i n 1988 v a n start g i n g en tot doel heeft de landschapsgeschiedenis v a n de G o o i s e z a n d g r o n d e n te bestuderen, te onderzoeken welke invloed de mens op de veranderingen heeft gehad en archeologische en historisch-geografische relicten i n kaart te brengen, gericht op beheer en herstel Van deze elementen - w e r d onder meer b o d e m k u n d i g onderzoek verricht op de Bussumerheide en Westerheide. A a n de h a n d v a n b o r i n g e n en hoogtemetingen werden aanvullende gegevens v e r z a m e l d omtrent de l i g g i n g v a n een 12e-13e-eeuwse verlaten nederzetting en het bijbehorende a k k e r l a n d . Vermoedelijk gaat het hier o m het L a a t - M i d d e l e e u w s e Wolfsbergen. U i t de bases v a n waterputten k a n worden opgemaakt dat het grondwaterpeil hier sinds de M i d d e l e e u w e n met zo'n drie meter is gedaald. Bron: R . R . van Zweden Hoorn: Westerblokker
O p een terrein tegenover perceel Westerblokker 15 werd door le-
den v a n A W N - w e r k g r o e p H o o r n , onder l e i d i n g v a n de Archeologische D i e n s t v a n het Westfries M u s e u m , een k l e i n s c h a l i g onderzoek verricht. Behalve een deels verbrande l e m e n vloer, behorend tot een M i d d e l e e u w s e huisplaats, k w a m e n geen verdere sporen v a n een huis a
a n het licht. W e l w e r d pingsdorf-, paffrath- en kogelpotaardewerk gevonden. V l a k onder
het vloerniveau waren prehistorische eergetouwkrassen zichtbaar. B r o n : T . Y . v a n de W a l l e - v a n der W o u d e , Westfries M u s e u m , H o o r n Hoorn: centrum
D o o r W . S n i p uit H o o r n werd een 15e-eeuws pelgrimsinsigne gemeld,
gevonden bij de Westerhaven. A a n g e z i e n op het insigne het M i r a k e l v a n de onverbrande hostie is voorgesteld, is een herkomst uit A m s t e r d a m aannemelijk. W . S n i p v o n d tevens op een braakliggend terrein ten n o o r d e n v a n de M o l s t e e g een leisteenfragment, waarop aan beide zijden voorstellingen v a n mensen en dieren zijn gekrast. 323
Archeologische kroniek Noord-Holland
U i t de afgebeelde k l e d i n g en uit eerder op dit terrein gedane vondsten k a n een d a t e r i n g i n d e 16e e e u w w o r d e n a f g e l e i d .
I
B r o n : T . Y . v a n de W a l l e - v a n der W o u d e , Westfries M u s e u m , H o o r n
Medemblik
(
N a a r a a n l e i d i n g v a n e e n m e l d i n g d o o r A . A s s i n k te M e d e m b l i k w e r d i n e e n
t
b o u w p u t aan de Schuitevoerderslaan een kleine v e r k e n n i n g uitgevoerd. O p een zavelige
(
laag w e r d een w o o n l a a g w a a r g e n o m e n , w a a r i n zich naast bot- en hutteleemfragmenten
ook
scherven p i n g s d o r f en slecht g e b a k k e n k o g e l p o t a a r d e w e r k m e t een zeer grove steengruismagering bevonden. D e z e laag was bedekt door klei met subrecent materiaal.
(
B r o n : T . Y . v a n de W a l l e - v a n der W o u d e , Westfries M u s e u m , H o o r n
Opmeer: Hoogwoud
<
s
B i j de a a n l e g v a n een brede afwateringssloot bij sportpark D e W e i j -
;
ver w e r d e n i n het t a l u d s p o r e n v a n sloten v a n een M i d d e l e e u w s e v e r k a v e l i n g opgetekend.
)
D e o r i ë n t a t i e k o m t overeen m e t de n o g bestaande verkaveling. D e kavelbreedte was a a n z i e n -
]
l i j k g e r i n g e r : p l a a t s e l i j k 6 t o t 7 m , m e t a l s m e e s t v o o r k o m e n d e b r e e d t e 11-12 m . E n k e l e s c h e r -
1
v e n p i n g s d o r f w i j z e n e r o p d a t h e t v e r k a v e l i n g s s y s t e e m i n d e 12e e e u w a l b e s t o n d . H e t p r o c e s
]
v a n o p v u l l i n g v a n d e s l o t e n m o e t i n d e 13e e e u w z i j n b e g o n n e n . E n k e l e s l o t e n b e v a t t e n n a -
<
m e l i j k k e r a m i e k u i t die tijd ( h a n d g e v o r m d grijs aardewerk, proto-steengoed e n a n d e n n e ) .
i
S p o r e n v a n w o o n e r v e n zijn niet aangetroffen. T o c h moet de b e w o n i n g , gezien de vondst v a n een waterput, i n de directe n a b i j h e i d w o r d e n gezocht. D e z e p u t b e s t o n d u i t een 70 c m
i
h o g e t o n m e t e e n grootste d i a m e t e r v a n 65 c m . H e t a a r d e w e r k u i t de p u t dateert u i t de eerste
i
h e l f t v a n d e 13e e e u w . D e v u l l i n g b e s t o n d u i t k l e i e n v e e n r e s t e n . A l l e v o n d s t e n liggen m i n o f m e e r i n é é n lijn m e t een 13e-eeuwse b e w o n i n g s a s i n H o o g -
i
w o u d . H . v a n der M e i j uit H o o g w o u d , de vinder, deed h i e r al eerder w a a r n e m i n g e n . ADN, H a a r l e m
G.P. Alders
.
O p een terrein a a n de M e l k w e g w e r d e n i n een baggerdepot, m a a r o o k ' i n situ'
i
I
Purmerend
op een diepte v a n 2 m , veel L a a t - M i d d e l e e u w s e vondsten gedaan, w a a r o n d e r drie wetstenen u i t d e 13e-14e e e u w . B r o n : Vereniging
Historisch
Purmerend,
1 9 8 9 , n r . 1, p p .
1-2.
:
Schagen: Schagerwiel
O p een akker ten z u i d e n v a n de S c h a g e r w i e l w e r d e n d o o r verschil-
lende personen metalen voorwerpen gevonden (muntjes, muntgewichtjes, kledingshaken en g e s p e n ) . H e t v o n d s t m a t e r i a a l m a a k t d e e l u i t v a n h e t s t r a a t a f v a l v a n S c h a g e n u i t d e 17e e n 18e e e u w . V a n a f d e 16e e e u w w e r d e n d e o e v e r s v a n d e z e d o o r b r a a k k o l k g e b r u i k t o m e r a l l e r h a n d e a f v a l te s t o r t e n , o n d e r m e e r b a g g e r s l i b u i t d e ' g r a c h t ' v a n S c h a g e n w a a r m a r k t w e r d gehouden en waarlangs ook veel winkels B r o n : Jaarverslag
stonden.
A W N - w e r k g r o e p S c h a g e n 1989 (F. D i e d e r i k ) .
U i t g e e s t (afb. 2 2 - 2 4 )
I n 1 9 8 2 w e r d d o o r h e t IPP i n e e n w e i l a n d t e n w e s t e n v a n d e G e e s t e r -
w e g te U i t g e e s t , i n h e t n o o r d e n v a n h e t u i t b r e i d i n g s p l a n D e K o o g ( n a b i j d e m o l e n D e D o g ) een proefonderzoek verricht, waarbij nederzettingssporen uit de V r o e g e M i d d e l e e u w e n en/of L a a t - R o m e i n s e T i j d w e r d e n aangetroffen. D e k l e i n e h o e v e e l h e i d v o n d s t e n liet exactere d a t e r i n g niet toe ( B e s t e m a n 1984). D i t o n d e r z o e k w e r d d o o r A W N - a f d e l i n g
Zaanstreek
voortgezet, waarbij M e r o v i n g i s c h en K a r o l i n g i s c h aardewerk w e r d geborgen.
Daardoor
k o n d e n de nederzettingssporen i n de V r o e g e M i d d e l e e u w e n w o r d e n gedateerd
(Woltering
324
Archeologische kroniek Noord-Holland
1989c). Omdat Vroeg-Middeleeuwse nederzettingen in het kustgebied schaars zijn en de plannen van de gemeente Uitgeest met het betreffende perceel geen uitstel duldden, werd door het IPP in de periode 16 mei-6 september 1989 opnieuw onderzoek uitgevoerd. Hiervoor stelde de provincie Noord-Holland een subsidie beschikbaar. Van het 2,5 ha metende terrein werd meer dan 1,5 ha opgegraven. Er werden 3300 grondsporen opgetekend en een grote hoeveelheid vondsten geborgen. De fysische gesteldheid van het terrein komt in grote lijnen overeen met die van het door de ROB in 1980 bij Dorregeest opgegraven terrein. Dit lag ten oosten van de Geesterweg, op ca. 250 m afstand van de hier beschreven lokatie (Woltering 1982; 1983). De ondergrond bestaat uit Calais iv-strandafzettingen. Daarop bevindt zich, in een brede zone van noordoost naar zuidwest, een veenpakket, met erop een sterk gelaagde blauwgrijze, schelprijke klei, afgedekt door een zandige Duinkerke i-afzetting, die vrijwel overal aanwezig is. Op deze tamelijk hooggelegen afzetting bevinden zich bewoningssporen uit de Ijzertijd en de Vroege Middeleeuwen. Een deel ervan is door latere grondbewerkingen opgenomen in de huidige bouwvoor. Een ander deel moet bij de Laat-Middeleeuwse overstromingen zijn geërodeerd. De Hendriksloot, die het perceel aan de noordzijde begrenst, speelde vanaf de Middeleeuwen een belangrijke rol in de waterhuishouding in het gebied. Bij de opgraving werden alleen Duinkerke ui-afzettingen in de bedding aangetroffen. Deze zijn tijdens de LaatMiddeleeuwse overstromingen, via het Vroeg-Middeleeuwse onregelmatige slotenpatroon, ook over de cultuurlaag gesedimenteerd. Het huidige reliëfrijke oppervlak van het opgravingsterrein vindt voornamelijk in deze overstromingen haar oorsprong. Het is aannemelijk dat het bij Dorregeest opgegraven nederzettingsareaal aanvankelijk zonder onderbreking overging in dat ten zuiden van molen De Dog. De bewoningssporen op het opgravingsterrein zijn afkomstig uit de Late Ijzertijd (2e eeuw voor Chr.), en de Merovingische en Karolingische Periode. De Middeleeuwse overblijfselen bevonden zich in een zeer brede zone, die van noordoost naar zuidwest over het terrein loopt. Aan de noordoostzijde strekken ze zich uit tot buiten het opgravingsterrein. In het zuidwesten is dit eveneens het geval. Hier lopen ze echter niet ver door, zoals uit waarnemingen is gebleken. Hoewel incidenteel ook Laat-Middeleeuws materiaal werd aangetroffen, is het Vroeg-Middeleeuwse bewoningsbeeld niet verstoord door jongere sporen. A l leen in het uiterste westen van het opgravingsterrein zijn lle-12e-eeuwse sporen aangetroffen. De grondsporen uit de Ijzertijd komen op hetzelfde niveau voor als de Vroeg-Middeleeuwse en bevatten veel aardewerkscherven. Huisplattegronden zijn niet met zekerheid vastgesteld. Opvallend zijn kringgreppels en vondstrijke afvalkuilen. In één kuil werd een compleet runderskelet aangetroffen. Ook de Merovingische en Karolingische bewoning zijn stratigrafisch niet van elkaar te onderscheiden. Wel bestaat er verschil in de oriëntatie van de huizen en andere nederzetringssporen. Die uit de Merovingische Periode zijn noord-zuid gericht, de Karolingische meer noordoost-zuidwest. Twee reconstrueerbare Merovingische huizen zijn op grond van de vondsten en hun overeenkomst met elders opgegraven huizen in de tweede helft van de e eeuw te plaatsen. De afmetingen zijn 23 x6 m en 11 x5 m. Beide tonen de kenmerken van de Merovingische bouwtraditie van boven de grote rivieren, met ingegraven wanden en talrijke wandpalen aan weerszijden van de wand. Het grootste huis was een woonstalhuis met het stalgedeelte twee tegenover elkaar liggende ingangen en vermoedelijk ook een ingang an de korte zijde (afb. 22). Het woongedeelte had een ingang aan de zijkant. Greppels langs 7
111
a
325
Archeologische kroniek Noord-Holland
Afb. 22. Uitgeest. Plattegrond vaneen Vroeg-Merovingisch woonstalhuis. Legenda: 1. grondsporen (greppels en paalkuilen) van de boerderij; 2. idem, gereconstrueerd; 3. jongere grondsporen; 4. ingang; 5. vermoedelijke ingang. Tek. IPP.
de buitenwand wijzen op de aanwezigheid van een afdak. Op grond van de diepte van de sporen en het ontbreken van haarden nemen we aan dat het oorspronkelijke oppervlak tenminste 25 cm boven het opgravingsniveau lag. Parallellen voor deze bouwtraditie vinden we in het westelijk kustgebied in Rijnsburg en op Texel bij Den Burg (Van Es 1973, Woltering 1975). De huizentypochronologie van Odoorn (Waterbolk 1982) en Kootwijk (Heidinga 1987) maakt een datering aan het eind van de 7e eeuw aannemelijk. De Karolingische nederzetting onderscheidt zich, behalve door de afwijkende oriëntatie van de huizen, van de Merovingische door een totaal andere bouwwijze. Kenmerkend zijn de op regelmatige, grote (tot 3,5 m) afstand van elkaar geplaatste staanderparen, die wijzen op een constructie met vaste gebinten. Een drietal huizen met dergelijke staanderconstructies werd gevonden. De zware palen waren aangepunt en in een kuil geplaatst en daarna diep (in sommige gevallen meer dan 2 m) in de bodem geslagen. Behalve de staanders zijn weinig andere huissporen bewaard gebleven. De overspanning van de twee rijen staanders bedroeg ca. 4 m, zodat we aan een een drieschepige staanderconstructie van ca. 7 m breed moeten denken. De grootste lengte bedroeg meer dan 17 m. Een gedetailleerde reconstructie is in deze fase van het onderzoek niet mogelijk. De Vroeg-Middeleeuwse ontwikkeling van de huizen met dragende wanden en talrijke wandpalen naar regelmatige staanderconstructies met een geringer aantal zware palen tekent zich ook in Uitgeest duidelijk af. Behalve deze twee huistypen zijn nog enkele onvolledige plattegronden gevonden, die overgangsvormen vertegenwoordigen. Deze vergen echter nog een nadere bestudering. Voor de watervoorziening maakte men gebruik van waterputten, waarvan er 28 zijn opgegraven. Ze vertonen een grote variatie. De belangrijkste groep bestaat uit putten met een vierkant houten raam op de bodem, waarop een wand van veen- of kleizoden werd gestapeld, met daarop weer een vierkant houten raam en vervolgens weer zoden (zie Besteman 1984, afb. 11). Soms werd een houten waterput gemaakt door, in plaats van zoden, een planken betimmering aan te brengen. Ook werd gebruik gemaakt van houten tonnen. 326
Archeologische kroniek Noord-Holland
Afb. 23.
Uitgeest. Pseudo-muntfibula (diameter 3,6 cm). Foto IPP.
Doordat latere overstromingen via het bestaande slotenpatroon plaatsvonden en deze in brede geulen deden veranderen, levert de reconstructie van het Vroeg-Middeleeuwse slótenpatroon en van de begrenzing der huiserven problemen op. Wel kan worden vastgesteld dat ook in het slotenpatroon de verschillende richtingen van de twee Vroeg-Middeleeuwse nederzettingsfasen zichtbaar zijn. De vondsten bevestigen het nederzettingsbeeld. Het soms fraai versierde Ijzertijdaardewerk laat zich in het algemeen goed onderscheiden van het handgemaakte VroegMiddeleeuwse aardewerk. In het Middeleeuwse aardewerk domineert de uit de hand gevormde kogelpot (ca. 70%); vroegere vormen zijn zeldzaam. Met schelpgruis verschraalde kogelpotten, karakteristiek voor de Karolingische Periode, komen voor. Het op de draaischijf vervaardigde Merovingische aardewerk bestaat voor een deel uit ruwwandig aardewerk, voornamelijk steilwandige potten en schalen (Dorestadt-typologie W ix en W x) en reducerend gebakken bolle potten (W v en W vi). Gladwandig dubbelconisch aardewerk is zeldzaam (W vu). Het Karolingische draaischijf-aardewerk bestaat vooral uit bolpotten (W ni). Badorf-aardewerk (W n) is eveneens goed vertegenwoordigd. Reliëfbandaardewerk n miniatuurpotjes ontbreken evenmin (W i en W iv). Het gehele aardewerkcomplex kan Worden gedateerd vanaf de tweede helft van de 7e eeuw tot in het midden van de 9e eeuw. Andere vermeldenswaardige vondsten zijn een fragment van een glazen flesje met witte glasdraadversiering, voorlopig gedateerd in de 5e eeuw (mondelinge mededeling S.M.E. van Lith, IPP), en een schijffibula van loodtin. Dit is ongetwijfeld een pseudo-muntfibula: doordat in het midden een gat zit is de eventuele beeldenaar niet meer aanwezig (afb. 23). Het exemplaar is uit één stuk gegoten en heeft aan de achterzijde een aangesoldeerde naaldhouder waarvan de naald ontbreekt. De rond het middenstuk lopende versiering bestaat uit een parelrand, een cirkelrand, een vlechtrand en twee parelranden. Aan de achterzijde loPen hier straalsgewijs vier dwarsbanden overheen. Het randschrift aan de voorzijde wordt gevormd door de letters T O R E X . Aan de achterzijde zijn mogelijk meer letters aanwezig geweest die echter onleesbaar zijn of door het gat en de aanwezigheid van de naaldhouder verdwenen zijn. Te lezen valt nog ...O.TOR..? De laat-9e-10e-eeuwse muntfibula van M i d delburg (A.N. Zadoks-Josephus Jitta in Trimpe Burger 1964, pp. 110-112) kan als parallel ° r d e n beschouwd. Het materiaal en de vorm komen tevens overeen met die van de lOe-lleeuwse schijffibulae die te Spijkenisse vervaardigd werden (Döbken 1987, p. 319). De e
w
e
-
327
Archeologische kroniek Noord-Holland
Afb. 24. Uitgeest. Archeologische vindplaatsen ten noorden van Uitgeest. Legenda: 1. vindplaats/ nederzetting Ijzertijd; 2. vindplaats/nederzetting Romeinse Tijd; 3. nederzetting Vroege Middeleeuwen; 4. nederzetting lle-12e eeuw; 5. nederzetting 15e-18e eeuw. Tek. IPP.
vondstomstandigheden (met eveneens pingsdorf-aardewerk) wijzen ook hier op een postKarolingische datering, waarbij de aanvulling van het randschrift tot O T T O R E X misschien al te suggestief is. Door de relatief hoge grondwaterstand zijn organische resten goed bewaard gebleven. De waterputten en de diep geheide Karolingische staanders hebben veel houtmonsters voor dendrochronologisch onderzoek opgeleverd. Het ligt voor de hand dat de Laat-Merovingische/Karolingische nederzetting bij molen De Dog behoord heeft tot een aaneengesloten nederzettingsareaal dat na de Duinkerke itransgressie, vanaf de Ijzertijd en Romeinse Tijd, mogelijk vrijwel continu bewoond werd (zie afb. 24). De 4e-eeuwse vondsten en de laat-6e-eeuwse fibulae (Woltering 1982), de vroeg-5e-eeuwse haarspeld (Groen 1981) en het thans gevonden mogelijk 5e-eeuwse glasfragment zouden kunnen wijzen op continuïteit. De bewoning uit de Laat-Romeinse Tijd bij Dorregeest schuift in de Vroege Middeleeuwen iets op naar het zuiden (Woltering 1982; 1983). Tot het Vroeg-Middeleeuwse nederzettingscomplex behoren ook de nederzettingssporen en het grafveld op de Hoge Florentijnsweide, die in 1958 zonder onderzoek is afgegraven en waar zich in ieder geval vanaf de He eeuw een kapel bevond. In de LaatMerovingische en Karolingische Periode strekte de nederzetting zich meer in zuidwestelijke 328
Archeologische k r o n i e k N o o r d - H o l l a n d
r i c h t i n g uit tot het opgravingsterrein bij D e D o g . Bewoningsporen uit de 10e-12e eeuw treffen we verder zuidwestwaarts aan bij de n i e u w b o u w v a n D e K o o g ( G r o e n 1984) en i n het uiterste westen v a n het opgravingsterrein. D e laatste fase v a n b e w o n i n g moeten we meer westwaarts zoeken, bij de Z i e n d i j k i n de L a a t - M i d d e l e e u w s e en post-Middeleeuwse buurtschap Benes (prehistorisch toponiem!), afgebeeld op de kaart van D o u (1660) en door opgravingen vastgesteld ( G r o e n 1982 en Besteman 1984). H e t beeld bevestigt de mobiliteit gedurende 2000 j a a r van de b e w o n i n g b i n n e n eenzelfde nederzettingsterritorium, zoals Waterbolk (1982) dat voor de Drentse dorpen heeft geschetst. D e samenhang van het V r o e g M i d d e l e e u w s e grafveld met de kapel ( H a l b e r t s m a 1958) intrigeert. M o g e l i j k was dit de oudste kerk van Uitgeest, gelegen bij de V r o e g - M i d d e l e e u w s e nederzetting, en werd hij verplaatst naar de plek van de huidige dorpskerk van Uitgeest, toen i n de L a t e M i d d e l e e u w e n de b e w o n i n g z i c h tot i n het huidige dorp uitbreidde. T i j d e n s het bestaan van de V r o e g - M i d d e l e e u w s e nederzetting hebben zich belangrijke politieke en sociale veranderingen voltrokken, waarmee de bewoners ongetwijfeld werden geconfronteerd: de Friese expansie i n het kustgebied i n de 7e eeuw, de daarop volgende Frankische verovering van het Friese kustgebied door K a r e i M a r t e l , en de integratie i n het K a r o l i n g i s c h e R i j k i n de 8e eeuw, h a n d i n h a n d gaand met de kerstening van de F r i e z e n door W i l l i b r o r d en zijn Angelsaksiche missionarissen. V o o r de bewoners van onze nederzetting moet dit grote gevolgen hebben gehad. I n hoeverre de opgravingsresultaten deze zullen ontsluieren zal n o g moeten blijken. IPP, A m s t e r d a m
J . C . Besteman
Uitgeest: Markenbinnen
L e d e n van AWN-werkgroep Zaanstreek voerden i n en o m een
oude boerderij aan de Dorpsstraat i n M a r k e n b i n n e n een v e r k e n n i n g uit. A a n l e i d i n g was de vondst van een aspot van rood aardewerk, te voorschijn gekomen tijdens verbouwingswerkzaamheden. H e t onderzoek toonde aan dat de uit de 17e-18e eeuw daterende boerderij de oudste b e w o n i n g ter plaatse vertegenwoordigt. Voorafgaande aan de b o u w is het terrein met een meter klei opgehoogd. D a a r b i j werd de sloot die de erven van de ervoor liggende boerderijen afsloot gedempt. I n deze sloot l a g nogal wat p u i n . B r o n : Grondspoor 93, 1989, p. 3 (C.J. van R o o n ) . Zaanstad: Westzaan
AWN-afdeling Westzaan voerde begin 1989 r o n d Westzaan een veld-
kartering uit. H e t gebied omvatte de polder Ooster W i l l i s - Z u i d (ten oosten van de Westzaans
e l i n t b e b o u w i n g ) en de polder Westzaan ten westen h i e r v a n (tussen het Z u i d e i n d e en het
Water D e Reef). Leverde de v e r k e n n i n g i n de polder de Ooster W i l l i s vrijwel niets op, i n een brede strook ten westen van de J . J . A l l a n s t r a a t werden, evenals i n de j a r e n '60, op verschillende plaatsen schervenconcentraties (kogelpot, pingsdorf, paffrath, vroeg en laat steengoed, ongeglazuurd en geglazuurd r o o d b a k k e n d aardewerk) aangetroffen. Alles wijst erop dat de oudste b e w o n i n g van Westzaan z i c h ten westen van de huidige l i n t b e b o u w i n g heeft bevonden, b e g i n n e n d i n de 12e eeuw en d o o r l o p e n d tot de 13e-14e eeuw. B r o n : Grondspoor 93, 1989, pp. 5-8.
329
Archeologische kroniek N o o r d - H o l l a n d
Literatuur Allsworth-Jones, P., 1986: The Szeletian and the transition from Middle to Upper Palaeolithic in Cental Europe, O x f o r d . Besteman, J . C . , 1984: Uitgeest 1, i n : P . J . W o l t e r i n g , Archeologische K r o n i e k v a n N o o r d H o l l a n d over 1983, Holland 16, pp. 228-230. B o h m e r s , A . , 1951: D i e H ö h l e n v o n M a u e r n , Teil i , Kulturgeschichte der altsteinzeitlichen Besiedlung, Palaeohistoria 1, pp. 1-107. C a m b e l l , J . B . , 1986: H i a t u s a n d c o n t i n u i t y i n the B r i t i s h U p p e r Paleolithic: a view from the A n t i p o d e s , i n : R o e , D A . (red.), Studies i n the U p p e r Palaeolithic of B r i t a i n and Northwest E u r o p e , BAR International Series 296, pp. 7-42. C h m i e l e w s k i , W . , 1961: Civilisation de Jerzmanowice, Warsaw. D ö b k e n , A . B . , 1987: Spijkenisse, i n : D . P. Hallewas, Archeologische K r o n i e k van Z u i d H o l l a n d over 1986, Holland 19, pp. 319-324. Driessens, J . E . , 1982: Ongebruikelijke jongpaleolithische vondsten uit N o o r d - L i m b u r g , wijzend op A u r i g n a c i e n , Perigordien en M a g d a l e n i e n en kanttekeningen daarbij, Archaeologische Berichten U/12, pp. 930-103. Es, W . A . van, 1967a: Texel: D e n B u r g , NKNOB, p. 126. Es, W . A . van, 1967b: Texel: W e z e n t u i n , NKNOB,
pp. 127-128.
Es, W . A . van, 1973: E a r l y - m e d i e v a l settlements. BROB 23, pp. 281-287. G r o e n , A . , 1981: D e terp te Dorregeest,
Westerheem 30, pp. 177-185.
G r o e n , A . , 1982: Benes, A r c h e o l o g i s c h onderzoek naar een verdwenen buurtschap, Westerheem 31, pp. 262-275. G r o e n , A . , 1984: N o o d o p g r a v i n g op " D e W i t t e Hoofden". H e t middeleeuwse Benes ontdekt?, Westerheem 33, pp. 67-74. H a l b e r t s m a , H . , 1958: Dorregeest, NKNOB,
k o l o m 55-56.
H e i d i n g a , H . A . , 1987: Medieval settlement and economy north of the Lower Rhine. Archeology and history of Kootwijk and the Veluwe (the Netherlands).
Assen/Maastricht.
Hogestijn, J . W . H . en P.J. W o l t e r i n g , 1990: ' H e t woiffie van Soibekarspel', E e n L a a t N e o l i t h i s c h vrouwengraf te Sijbekarspel, WFON 57, pp. 152-164. H ü l l e , W , 1977: Die Ilsenhöhle unter Burg Ranis, N e w York. J a c o b i , R . M , 1980: T h e U p p e r Palaeolithic of B r i t a i n w i t h special reference to Wales, i n : Taylor, J . A . (red.), C u l t u r e a n d environment i n prehistorie Wales, BAR British Series 76, pp. 12-100. K l o o s t e r h u i s , J . L . , 1986: Bodemkaart van Nederland, Schaal 1:50.000, Toelichting bij het kaartblad Texel, Wageningen. L e r o i - G o u r h a n , A . , 1961: L e s fouilles d ' A r c y - s u r - C u r e (Yonne), Gallia Préhistoire 4, pp. 3-16. L e r o i - G o u r h a n , A . en A r l . L e r o i - G o u r h a n , 1964: C h r o n o l o g i e des grottes d ' A r c y - s u r - C u r e (Yonne), Gallia Préhistoire 7, pp. 1-64. M a n n i n g , R . A . G . F . M . en P . G . van der G a a u w , 1987: D e G o u w , een archeologische karter i n g , inventarisatie en waardering, RAAP-rapport 10, A m s t e r d a m . M e l l a r s , P , 1989: M a j o r issues i n the emergence of m o d e r n h u m a n s , Current Anthropology 30 (3), pp. 349-385. Otte, M . , 1984: P a l é o l i t h i q u e s u p é r i e u r en Belgique, i n : C a h e n , D . en P. Haesaerts (red.), Peuples chasseurs de la Belgique préhistorique dans leur cadre naturel, Bruxelles, pp. 157-169. 830
Archeologische kroniek N o o r d - H o l l a n d
Otte, M . , 1985: L e s industries a pointes foliacées et a pointes p é d o n c u l é e s dans le nord-ouest E u r o p é e n , Artefacts 2, V i r o i n v a l . Roebroeks, W . , 1986: E i n d h o v e n , i n : Verwers, W . J . H . (red.), Archeologische Kroniek van NoordBrabant 1981-1982, pp. 13-14. Stapert, D . , 1984: D e oude steentijd i n N e d e r l a n d , i n : B o r m a n . R . , G . W i l l e m s e n en D . Stapert, De Ijstijden in de Nederlanden, Z u t p h e n , pp. 41-63. Tent, W . J . van en R J . W o l t e r i n g , 1973: T h e d i s t r i b u t i o n of archaeological finds on the island of Texel, province o f N o r t h - H o l l a n d , BROB 23, pp. 49-63. T h e r k o r n , L . L . , 1984: Schagen: M u g g e n b u r g , i n : R J . W o l t e r i n g , Archeologische K r o n i e k van N o o r d - H o l l a n d over 1983, Holland 16, pp. 215-216. T h e r k o r n , L . L . , 1989: Velsen: Velserbroekpolder, i n : R J . Woltering, Archeologische K r o n i e k van N o o r d - H o l l a n d over 1988, Holland 21, pp. 286-288. T r i m p e Burger, J . A . , 1964: E e n o u d h e i d k u n d i g onderzoek i n de A b d i j te M i d d e l b u r g i n 1961,
BROB 14, pp.
97-132.
Waterbolk, H . T . , 1982: M o b i l i t a t v o n Dorf, A c k e r f l u r u n d G r a b e r f e l d i n Drente seit der L a t è n e z e i t , archeologische Siedlungsforschungen auf der nordniederlandische Geest, Offa 39, pp. 197-137. Woltering, P.J., 1972: D e W a a l (Texel), NKNOB, pp. 135-136. Woltering, P.J., 1975: O c c u p a t i o n history of Texel, i , T h e excavations at D e n B u r g : P r e l i m i nary report, BROB 25, pp. 7-36. Woltering, P.J., 1979a: Velsen: Hofgeesterweg, i n : Archeologische K r o n i e k van N o o r d H o l l a n d over 1978, Holland 11, pp. 252-256. Woltering, P.J., 1979b: O c c u p a t i o n history of Texel, n , T h e excavations at D e n B u r g : P r e l i m i n a r y report, BROB 29, pp. 7-113. Woltering, P.J., 1980: Texel: D e n B u r g , i n : Archeologische K r o n i e k van N o o r d - H o l l a n d over 1979, Holland 12, pp. 255-256. Woltering, P.J., 1982: Uitgeest, i n : Archeologische K r o n i e k v a n N o o r d - H o l l a n d over 1981, Holland 14, pp. 204-208. Woltering, P.J., 1983: Uitgeest, i n : Archeologische K r o n i e k van N o o r d - H o l l a n d over 1982, Holland 15, pp. 214-220. Woltering, P.J., 1988: Texel: D e n B u r g , i n : Archeologische K r o n i e k v a n N o o r d - H o l l a n d over 1987, Holland 20, p. 288. Woltering, P.J., 1989a: Texel: D e n B u r g , i n : Archeologische K r o n i e k v a n N o o r d - H o l l a n d over 1988, Holland 21, pp. 284-285. Woltering, P.J., 1989b: Heemskerk, i n : Archeologische K r o n i e k v a n N o o r d - H o l l a n d over 1988, Holland 21, p. 289. Woltering, P . J . , 1989c: Uitgeest, i n : Archeologische K r o n i e k van N o o r d - H o l l a n d over 1988, Holland 21, p. 314.
331
W.A.M. Hessing
II
Zuid-Holland
Prehistorie Europoort: Slufterdam (afb. 1) De afgelopen jaren zijn veel vondsten uit het Mesolithicum op de Maasvlakte aangetroffen (Louwe Kooijmans 1971; Verhart 1988). Ze zijn alle in secundaire positie gevonden en moeten afkomstig zijn uit verschillende havens in het Europoortgebied. In 1988 en 1989 werden er nieuwe vondsten gedaan bij de aanleg van de Slufterdam door de heer en mevrouw Meuldijk te Brielle en de heer en mevrouw Kerkhoff te Schiedam. Dit materiaal omvatte in totaal 9 getande spitsen van been en gewei, een doorboorde geweidissel, een stuk elandgewei met snijsporen en een schedelvast geweifragment met snijsporen. Ook deze vondsten bevonden zich in secundaire positie. Ze zijn afkomstig uit een gebied dat 1-2 km ten westen van de Maasvlakte in de Noordzee is gelegen. Hier is zand gezogen ten behoeve van de aanleg van de Slufterdam. De spitsen komen qua vorm ten dele overeen met de exemplaren van de Maasvlakte, maar ook is er typologische verwantschap met vondsten uit Star Carr in Engeland (Clark 1953). De doorboorde geweidissel vertoont ook sterke overeenkomsten met exemplaren uit Star Carr. De spitsen van de Maasvlakte en uit Star Carr worden in het Vroeg-Mesolithicum, rond 9000 BP, gedateerd. Een gelijke ouderdom is voor de spitsen en andere artefacten van de Slufterdam aannemelijk. R M O , Leiden L . B . M . Verhart 's-Gravenhage: Dedemsvaartweg (afb. 2, 3 en 4) In het voorjaar van 1989 startte de sectie archeologie een opgraving aan de onbebouwde kant van de Dedemsvaartweg. Die zijde bestaat anderhalve kilometer lang uit een groenstrook van ca. 45 m breed. Archeologisch gezien is alleen het stuk tussen de Hengelolaan en de Meppelweg interessant. Daar duiken zandkopjes op uit de klei: de laatste overblijfselen van een door overstromingen grotendeels weggeslagen strandwal. Hierop (en er omheen) was eertijds bewoning mogelijk. In de vijftiger jaren werd dat bevestigd door vondsten van Romeins en Ijzertijd-aardewerk tijdens het graven van de sloot die de groenstrook nu omzoomt (zie van Heeringen 1984, 123; nr. 87-88). Het archeologisch onderzoek werd binnen dit deel van het terrein geconcentreerd op een smalle strook van 5 m breed langs de genoemde sloot (afb. 2). Alleen daar was de bodem niet door later graafwerk verstoord. In totaal werd ca. 220 m van die strook aan een onderzoek onderworpen. Daarbij kwam inderdaad een cluster van zandkopjes voor de dag, met daarop en er vlakbij vondsten en grondsporen uit twee verschillende perioden: de Ijzertijd en Romeinse Tijd. De overblijfselen uit de Ijzertijd waren verreweg het best bewaard gebleven doordat ze door een dik pakket klei waren overdekt. Ze waren afkomstig uit een dun humeus laagje, dat lag op een tegen de zandkopjes aangegroeid veenpakket. De bedekkende kleilaag is afgezet tijdens de periode van de Duinkerke i- overstromingen, in de 3e eeuw voor Chr. Het vondstmateriaal moet dus van iets daarvoor, de Midden-Ijzertijd, dateren. Er zijn in de omgeving vaker vondsten uit dezelfde periode gedaan: bij de aanleg van de Hengelolaan in 1951 (zo'n 100 m verderop) kwam onder exact dezelfde omstandigheden hetzelfde soort aardewerk tevoorschijn (Modderman 1952, 2-3). Behalve de zandkopjes waren in deze tijd dus ook de wat hoger gelegen delen van het veen geschikt voor bewoning. Het aangetroffen vondstcomplex kan niets anders betekenen dan dat er een nederzetting 332
Archeologische kroniek Zuid-Holland
Afb. 1. Europoort. Twee Vroeg-Mesolithische getande spitsen van gewei, gevonden bij de aanleg van de Slufterdam. Schaal 1:2. Tek. R M O .
uit de Midden-Ijzertijd is geweest. Duidelijke nederzettingssporen, zoals paalgaten, afvalkuilen e.d. ontbreken echter. De kern van de nederzetting ligt mogelijk verder westwaarts, onder het huidige volkstuinencomplex. Vlak bij de zandkopjes bleek zich een geul te bevinden. Deze was, met een diameter van meer dan 20 m, verrassend breed (afb. 2). Het riviertje bleek tijdens de bewoning een geleidelijke afbraak van de oevers veroorzaakt te hebben. De toenmalige bewoners hebben geprobeerd de reeds weggeslagen oever weer op te bouwen en te versterken. O m en om zijn rieten matten gelegd en lagen klei gestort. Daarna werd ter versterking van de ophoging een beschoeiing van dichtopeenstaande palen in de grond geslagen (afb. 3). Deze gingen zo diep dat het bij de opgraving niet mogelijk was de onderkant te bereiken. Hoe groot de nederzetting is geweest en hoe lang hij heeft bestaan valt op grond van deze kleine opgraving niet te zeggen. Het blijft daarom voorlopig nog onbekend of het eind van de bewoning hier inderdaad door de overstromingen van Duinkerke i is veroorzaakt, al moeten we met die mogelijkheid terdege rekening houden. Duidelijk is wel dat de overstromingen het wonen hier voor lange tijd onmogelijk hebben gemaakt. De eerstvolgende sporen van menselijke activiteit in deze omgeving dateren pas weer uit de Romeinse Tijd. Behalve de dikke kleilaag leverde de opgraving nog een andere getuige van de grote overstromingen op. In een van de putten werd een omgevallen eik blootgelegd. Deze was blijkbaar aan het natuurgeweld ten prooi gevallen en hier ten slotte gestrand. Een bijzonder, maar niet uniek geval: iets soortgelijks was in de vroege jaren zestig al eens in een bouwput aan het eind van de Lozerlaan waargenomen (de Wit 1962, 39). De omgevallen en onder de klei begraven bomen hadden zelfs dezelfde oriëntatie als de eik hier, n.1. met de kruin naar het oosten toe, daarmee de richting van het binnenstromende water volgend. De eik lijkt voldoende jaarringen voor dendrochronologisch onderzoek te bevatten. Hiermee zou het tijdstip van het Duinkerke i geweld zeer nauwkeurig bepaald kunnen worden. 333
Archeologische k r o n i e k Z u i d - H o l l a n d
Afb. 2. 's-Gravenhage: Dedemsvaartweg. Situering van de opgraving. 1. positie opgravingsputten; 2. zandkopjes (bij benadering); 3. positie geul (bij benadering). Schaal 1:3000. Tek. B. Claasz. Coock-
Afb. 3. 's-Gravenhage: Dedemsvaartweg. Beschoeiing van houten palen uit de Midden-Ijzertijd. Foto. afd. archeologie 's-Gravenhage. 334
Archeologische kroniek Zuid-Holland
Afb. 4. 's-Gravenhage: Dedemsvaartweg. Kookpot van inheems-Romeins aardewerk. Schaal 1:4. Tek. B. Claasz. Coockson.
Pas in de Romeinse Tijd werd het kleidek bewoonbaar. Van de sporen uit die periode is echter bijna niets meer over, omdat ze zich heel dicht onder het huidige oppervlak bevinden. Een greppel en twee kuilen waren de enige sporen. De grootste kuil bleek boordevol afval (aardewerkscherven) te zitten. Voor het overgrote deel ging het om inheems-Romeins aardewerk (afb. 4). De fragmenten van Romeins import aardewerk (de verhouding is ca. 10:1) duiden op een datering in de eerste helft van de 2e eeuw na Chr. Ongetwijfeld horen de sporen en vondsten bij een boerennederzetting van de inheemse Cananefaten. Gemeente 's-Gravenhage, afdeling archeologie J . R Magendans en J.A. Waasdorp 's-Gravenhage: Churchillplein (afb. 5, 6 en 7) Een tweede onderzoek, waarbij prehistorische resten werden aangetroffen, vond in juli plaats. In de bouwput van een door Multi Vastgoed ontwikkeld kantorencomplex aan het Churchillplein kwamen sporen van landbouwactiviteiten uit de Late Ijzertijd te voorschijn. Deze opgraving kreeg een vervolg in de winter van 1990, tijdens de aanleg van een parkeerkelder voor A E G O N Verzekeringen BV, op een aangrenzend perceel. Beide onderzoekscampagnes worden in dit verslag behandeld. Het gegeven dat het gebied rond het Churchillplein prehistorische resten in de grond herbergt is niet nieuw. De bouwput van het congresgebouw leverde in 1964 een unieke slijpsteen uit de Late Steentijd op (vinder: J. K . de Cock), terwijl archeologisch onderzoek in 1986 aan de Eisenhowerlaan tegenover het plein een duidelijke pre- of protohistorische bodem aan het licht had gebracht (Magendans/Waasdorp 1987,335-336. Dedaarvoorgesteldedateringblijkt waarschijnlijk onjuist). Hetzelfde niveau is nu waarschijnlijk dicht onder het plein aangetroffen. De aard van de gevonden sporen hangt nauw samen met de lokatie. Het Churchillplein ligt op de overgang van de hoge en droge strandwal naar de moerassige strandvlakte. De strandwal zelf leende zich het beste voor bewoning; de strandvlakte die hier bij het congresgebouw begint was hooguit geschikt als weidegebied. De vrij smalle strook daartussen kon meestal goed voor de aanleg van akkers worden gebruikt en het grootste deel van de sporen heeft daar dan ook mee te maken. Bovenin de bewoningslaag tekenen zich met geel stuifzand gevulde ploegsporen af. Met een keerploeg heeft de boer geprobeerd het in zijn land gewaaide stuifzand in de bodem weg te werken. Op andere delen van het terrein werd de grond voor eenzelfde doel met de spade omgewerkt (afb. 5). Daarnaast werd een ingewikkeld patroon van parallelle en elkaar kruisende greppels blootgelegd (afb. 6). De functie daarvan is moeilijk te doorgronden. Voor perceelsafscheidingen lijken ze te dicht bij elkaar te liggen. Mogelijk waren ze bedoeld om de akkers enigs335
Archeologische kroniek Zuid-Holland
Afb. 5. 's-Gravenhage: Churchillplein. Een regelmatig patroon van spitsporen tekent zich afin het vlak. Foto afd. archeologie 's-Gravenhage.
zins te ontwateren. Overal werd namelijk onder de akkers een dunne compacte veenband aangetroffen (vergelijk Waasdorp 1989, 320 voor een Middeleeuwse akkerlaag). De bodem bleef hierdoor een stuk vochtiger dan elders in de omgeving en dat zal ongetwijfeld mede bepalend zijn geweest voor de keuze voor dit terrein als landbouwgrond. Enige waterregulering kan echter nodig zijn geweest. Andere sporen waren er niet veel. In het dichtst bij de strandwal gelegen deel kwamen enkele paalsporen voor (afb. 6), zonder dat daar enige structuur in te herkennen viel. Er heeft in het opgegraven deel zeker geen gebouw gestaan. De nederzetting moet nog wat hoger op de strandwal gelegen hebben en ligt mogelijk verborgen onder het A E G O N gebouw of onder de Eisenhouwerlaan. Het uit de akkers afkomstige vondstmateriaal bestaat voor het merendeel uit aardewerkscherven; verder zijn er wat botfragmenten en de restanten van een maalsteen. Van de ca. 2500 scherven is ongeveer een kwart versierd. Het meest frequent zijn nagel- of spatelindrukken; lijnen of kamstrepen komen veel minder vaak voor (verg. Stuurman 1987, 75-87). Ook zijn de randen vaak met vingertopindrukken versierd (afb. 7). Ten behoeve van het C14-onderzoek werd een hoeveelheid houtskool verzameld. De uitkomst van de metingen bevestigde en preciseerde de op typologische gronden veronderstelde datering: rond 200 voor Chr. (GrN-17131: 2160 +/- 50 BP). Het onderzoek levert niet meer dan een momentopname: voorlopig blijft onbekend hoe lang de IJzertijdboeren op deze plek hun bestaan vonden. Tenslotte werd, naast wat verspreide Romeinse vondsten, nog een 12e/13e-eeuws niveau zonder bewoningssporen aangetroffen. Wel werden hierin karresporen blootgelegd: blijkbaar heeft hier een weggetje gelopen. Gemeente 's-Gravenhage, afdeling archeologie J . R . Magendans en J.A. Waasdorp Midden-Delfland: Foppenpolder/Aalkeetbuitenpolder De opgravingen in het kader van het Project Midden-Delfland vonden plaats op een viertal Ijzertijd-vindplaatsen in het deelplan Lickebaert. De in 1988 begonnen opgraving in de Foppenpolder (gemeente Maasland) werd voortgezet en afgerond (zie Abbink 1989). Daarnaast werden proefopgravingen verricht op twee vindplaatsen in de Aalkeetbuitenpolder (sites 16.09 en 16.10 in de gemeente Maasland) die beide uit de Late Ijzertijd dateren. Tenslotte werd in deze polder ook nog een noodopgraving uitgevoerd op een nieuwe vindplaats (site 16.32 in de gemeente Vlaardingen), die kort tevoren was aangesneden bij de herinrichtingswerkzaamheden. De sites 16.09 en 16.10 liggen in een gebied waar het polderpeil zal worden verlaagd. Doel van het onderzoek was na te gaan in hoeverre hier nog goed geconserveerde resten van pre336
Archeologische kroniek Zuid-Holland
Afb. 6. 's-Gravenhage: Churchillplein. Overzicht van de tijdens de eerste campagne gevonden greppels en paalsporen. Schaal 1:300. Tek. B. Claasz. Coockson. historische bewoning aanwezig zijn. De lokatie van de proefsleuven werd gekozen op basis van boorgegevens. Site 16.09 bleek te liggen op een, ten tijde van de bewoning met veen afgedekte, zandigkleiige geulrug. De bewoningsresten bestonden uitsluitend uit aardewerk. Duidelijke sporen van gebouwen zijn niet herkend. Een sloot, ingegraven tot in de geulrug, kon niet met zekerheid worden gedateerd. Site 16.10 ligt op een veraard veenpakket, ca. 90 meter ten noorden van de geulrug. Hier zijn wel duidelijke resten van een woonplaats aangetroffen. In één van de twee proefsleuven (van ieder 20 meter lang) werd onder meer een haardplaats aangesneden. Deze had een diameter van ca. 1 meter en was opgebouwd uit zavelige leem en aardewerkscherven. Organisch materiaal was slecht geconserveerd en alleen nog aanwezig op plaatsen waar zich kleine scheurtjes in de venige ondergrond hadden gevormd, waarin de bewoningsresten verzakt en gekanteld waren. Op een diepte tussen 35 en 50 cm onder het maaiveld werden op die Plekken lagen leem, organisch materiaal en as aangetroffen, vermoedelijk de resten van rietvloeren en woonlagen. Samen met de daarbij gevonden, verdroogde delen van houten palen wijzen ze op de aanwezigheid van een boerderij. Site 16.32, vermoedelijk daterend uit de Late Ijzertijd, bevatte de resten van tenminste twee gebouwen. Ook bij deze boerderijen hoorden haardplaatsen van scherven en zavelige leem. Beide haarden waren meerdere malen vernieuwd. 337
Archeologische kroniek Zuid-Holland
Afb. 7. 's-Gravenhage: Churchillplein. Enkele versierde scherven van aardewerk uit de Late Ijzertijd. Schaal 1:2. Tek. B. Claasz Coockson.
De bodemopbouw in de Aalkeetbuitenpolder is, net als in de Foppenpolder, verstoord door onderspoeling en erosie van het onderliggende veenpakket. Alle resten van bebouwing waren dus ook hier verzakt en gekanteld. Houten palen, delen van het vlechtwerk, vloerlagen waren daarom wel goed geconserveerd, maar ook zodanig verplaatst dat de plattegrond van de huizen niet meer kon worden gereconstrueerd. De vloerlagen bestaan, evenals in de Foppenpolder, uit lagen stro, mest en mogelijk ook riet. Vermeldenswaard is de vondst van een gewei. A l met al kan gesteld worden dat de ondergrond van het zuidelijke deel van de Midden-Delflandpolders te lijden heeft gehad van erosie, onderspoeling, oplichting en scheuring van het veenpakket onder invloed van toe- en overstromend water. Deze aantastingen vonden plaats na de bewoning in de Ijzertijd. Afhankelijk van de omvang van dit verschijnsel zijn de bewoningsresten uit deze periode op de ene plaats beter geconserveerd dan op de andere. I P L , Leiden A . A . Abbink Midden-Delfland Het archeologisch onderzoek dat gekoppeld is aan de herinrichting van Midden-Delfland behelst naast opgravingen ook de archeologische begeleiding van diverse grondwerkzaamheden. De herinrichtingswerkzaamheden speelden zich in 1989 af binnen het deelgebied Lickebaert, met name in de Aalkeetbinnenpolder, de Aalkeetbuitenpolder en de Foppenpolder, gelegen in de gemeenten Maasland, Maassluis en Vlaardingen. Samen met de aanleg van 338
Archeologische k r o n i e k Z u i d - H o l l a n d
een gasleiding door het gebied leidde dit grondverzet tot een hausse aan archeologische waarnemingen, ook door derden. D e naspeuringen v a n J . P . ter Brugge, O . Dorenbos, L . A . K a a l en mw. J . M o s t e r t verdienen hier aparte v e r m e l d i n g . O p totaal 34 lokaties werden vondsten gedaan, met dateringen i n de Ijzertijd, de R o m e i n se T i j d en de L a t e M i d d e l e e u w e n . D e vindplaatsen waren voor een deel al bekend door de inventarisatie van B u l t (Bult 1983). D e meeste nieuwe vindplaatsen dateren uit de Ijzertijd. Z e k e r zes daarvan zijn te rubriceren als woonplaatsen, i n alle gevallen gelegen op het veen. E é n daarvan werd onder l e i d i n g van A . A . A b b i n k (IPL) voor het grootste deel onderzocht (zie deze kroniek). O p twee andere lokaties k o n alleen kleinschalig noodonderzoek verricht worden. D a a r b i j bleek steeds dezelfde situatie zichtbaar als eerder al i n de Foppenpolder was aangetroffen ( A b b i n k 1989): wat van een huis resteerde was merendeels niet i n situ bewaard gebleven, m a a r uiteengescheurd, gekanteld of anderszins ontwricht. V l o e r d e l e n , haardplaatsen, palen en h u i s r a a d worden zodoende verspreid aangetroffen, zelfs ver onder het toenmalige bewoningsniveau. D a t overstromingen deze situatie veroorzaakten, of op zijn minst bevorderden, blijkt uit de a l o m aanwezige onderspoelingsklei. Afzettingen v a n plaatselijk enkele decimeters d i k sedimenteerden onder die delen van het veenoppervlak die door de opwaartse d r u k van het water waren opgelicht. O o k op Ijzertijd-vindplaatsen waar geen opgravingen, m a a r slechts w a a r n e m i n g e n mogelijk waren, was dit destructieve proces indirect aantoonbaar door vondsten van aardewerk, botten, palen e.d. i n de onderspoelingsklei. I n de hierboven aangeduide polders is tot n o g toe geen enkele woonplaats uit de Ijzertijd aan te wijzen waarvan de basis m i n of meer ongeschonden is overgeleverd, dit i n tegenstell i n g tot al langer bekende voorbeelden uit de nabijgelegen B r o e k p o l d e r en H o l i ë r h o e k s e P o l der. O n d e r de vondsten van de nieuwe vindplaatsen overweegt aardewerk; bot is op sommige plekken eveneens ruimschoots vertegenwoordigd. Tegenover de herhaalde vondst van spinschijfjes valt de schaarste aan weefgewichten op. V o o r zover de vindplaatsen een datering toelaten op basis van het vondstmateriaal zijn ze omstreeks de 3e-2e eeuw voor C h r . te plaatsen. D e overstromingen van D u i n k e r k e i k o m e n d a n ook als eerste i n a a n m e r k i n g ter verklar i n g van de bijzondere vondstsituatie van de Ijzertijd-woonplaatsen. IPL, L e i d e n Oegstgeest
P W . van den Broeke
D e heer D e G e u s van de archeologische werkgroep van de S t i c h t i n g H i s t o r i s c h
C e n t r u m Wassenaar v o n d op een bouwplaats i n de polder M o r s e b e l een concentratie prehistorisch aardewerk. N a overleg werd door leden v a n de Wassenaarse werkgroep, samen met leden van de AWN-afdeling Rijnstreek en met h u l p van de gemeente Oegstgeest een nader onderzoek ingesteld. D e vindplaats ligt op de oosthelling v a n de achterste strandwal/ O u d e D u i n e n r i j . N e t zoals op veel andere plaatsen i n het Z u i d h o l l a n d s e strandwallengebied Was ook hier het oorspronkelijke b o d e m p r o f i e l niet meer intact. E e n flink deel van het bovenste d u i n z a n d moet ooit zijn afgegraven, waardoor slechts enkele diepere sporen bewaard zijn gebleven. D e meeste vondsten waren afkomstig uit het restant v a n een waterput met vlechtwerkbeschoeiing. E e n grondmonster uit deze put is door mw. L . I . K o o i s t r a (ROB) geanalyseerd. Zowel zaden van de natuurlijke vegetatie uit de directe o m g e v i n g als van cultuurgewassen waren aanwezig. D e waterput moet vermoedelijk i n de M i d d e n - I j z e r t i j d worden gedateerd.
339
Archeologische kroniek Zuid-Holland
Voorburg: Leeuwensteijn Door leden van de Archeologische Werkgroep Voorburg werden enkele proefsleuven gegraven in Park Leeuwensteijn. Daarbij werden intacte prehistorische akkersporen aangetroffen, mogelijk uit de Bronstijd. Met het oog op de nieuwbouwplannen voor dit park zal door de ROB, in samenwerking met de Archeologische Werkgroep Voorburg, in 1990 een opgraving worden uitgevoerd. Voorne-Putten De veldkartering die vanaf oktober 1987 werd uitgevoerd in het kader van het onderzoek naar de gevolgen van polderpeilverlaging voor de conserveringstoestand van archeologische terreinen (zie Holland 20, 1988, 313-314 en Holland 21, 1989, 326) werd in 1989 afgesloten. In dat jaar zijn nog vier sites afgeboord: één uit de Midden-Ijzertijd, één uit de Late Ijzertijd en twee uit de Romeinse Tijd. Het eindrapport zal in de herfst van 1990 gereedkomen. BOOR, Rotterdam P.S.G. Asmussen en J . M . Moree IJsselmonde De veldkartering ten behoeve van de archeologische inventarisatie van het Landinrichtingsgebied IJsselmonde is in mei 1989 afgesloten. Veel aandacht is besteed aan het bepalen van de omvang en diepteligging van de inmiddels bekende archeologische sites. Het bijbehorende rapport kan in het najaar van 1990 tegemoet worden gezien. BOOR, Rotterdam R.J.B. Hageman
Romeinse Tijd Alphen aan de Rijn: Julianastraat/Couvée (afb. 8) In het centrum van Alphen kon na afbraak van een gebouwencomplex door AWN-afdeling Rijnstreek, dankzij de steun van de gemeente Alphen, de provincie Zuid-Holland, de grondeigenaar (fa. Hoogvliet) en aannemingsbedrijf Maasdijken, een uitgebreid archeologisch onderzoek worden verricht. Tussen maart 1989 en februari 1990 werd een aaneengesloten oppervlak van ca 1400 m opgegraven. De bebouwing in het opgegraven gebied gaat vanaf de recente tijd onafgebroken terug tot in de Middeleeuwen. Direct onder de muurresten van de 20e-eeuwse bebouwing bevinden zich bewoningsfases die teruggaan tot omstreeks 1500. Een paar funderingen, een haardplaatsje en enkele beerputten kunnen hiertoe worden gerekend. Opvallend is de grote hoeveelheid mestkuilen, die voor het merendeel een nog oudere fase vertegenwoordigen (ca. 1300-1500). Eén daarvan bevatte een dikke laag leerafsnijdsels. Een schoenmaker heeft waarschijnlijk in de naaste omgeving zijn werkplaats gehad. Bijzonder is dat deze ambachtsman waarschijnlijk zelf zijn leer looide. Op de achterterreinen kon inzicht worden verkregen in de bewoning uit de Romeinse Tijd. De aangetroffen sporen moeten vermoedelijk tot de vlak buiten het castellum gelegen handels- en ambachtsnederzetting worden gerekend. Behalve een gedeelte van een houten watergoot, springen vooral de funderingsresten van twee haaks op de Rijnoever gelegen gebouwen in het oog. Twee rijen zware palen maakten deel uit van een gebouw van 40 meter lengte. De palen waren geplaatst op houten liggers of gevat in een pakking van (tuf)steen. Enkele liggers werden aangetroffen zonder de bijbehorende paalresten. De afstand tussen de palenrijen bedroeg 4,00 meter en tussen de palen onderling 3,50 meter. Gezien de lengte van het gebouw 2
340
Archeologische kroniek Zuid-Holland
Afb. 8. Alphen aan de Rijn: Julianastraat. Houten voorwerp met onbekende functie, gebruikt als ligger in een paalkuil. Foto ROB.
en de zware constructie is het waarschijnlijk een opslagplaats geweest. Naast dit gebouw is een gedeelte van een tweede vergelijkbare structuur blootgelegd. Een rij palen kon nog over een afstand van 14 meter worden gevolgd. Een van de palen uit deze rij was geplaatst op een ligger van duidelijk secundair gebruikt eikehout. De Romeinse watergoot, die afgedekt was met een houten deksel, eindigde in een tonput. De lengte van de goot is zeker 25 meter geweest. Zowel goot als ton verkeerden in een redelijk goede staat. A W N , afd. Rijnstreek S. Sprey Alphen aan de Rijn: De Schans Het in 1988 door het Rijksmuseum van Oudheden begonnen onderzoek naar de Romeinse weg in de omgeving van het industrieterrein De Schans (zie Brouwer 1989) werd in 1989 door amateurarcheologen onder supervisie van het museum voortgezet. In 1990 volgde nog een derde opgravingscampagne. In de archeologische kroniek over 1990 zal een afrondend verslag worden opgenomen. Arkel Door P. von Hout werden de karteringswerkzaamheden in de omgeving van zijn Woonplaats voortgezet. Diverse nieuwe Romeinse en Middeleeuwse vindplaatsen konden aan de meldingskaart worden toegevoegd. De omvang en de aard van de interessante Romeinse en Vroeg-Middeleeuwse vindplaats ten zuiden van de stad werden nader bepaald. Gorinchem Aan de Laag Dalemseweg werd een complete ligger van een Romeinse handmolen gevonden. De grond waaruit deze vondst (samen met een amfoorscherf) afkomstig is, was echter van elders uit de omgeving aangevoerd. De herkomst van het materiaal valt daarom niet met zekerheid te bepalen. Bron: Koorevaar 1989 341
Archeologische kroniek Zuid-Holland
Hellevoetsluis: Ravensehout In de zomer van 1989 werd door het BOOR noodonderzoek uitgevoerd in het poldergebied ten zuidoosten van Nieuwenhoorn, waar op dat moment het boselement Ravensehout gerealiseerd werd. Het onderzoek werd financieel mogelijk gemaakt door de gemeente Hellevoetsluis en de provincie Zuid-Holland. Tijdens een systematische veldkartering in 1984 werden in dit gebied tien nieuwe vindplaatsen ontdekt uit de Romeinse Tijd tot in de 18e eeuw, waarvan er zes in 1989 nader zijn onderzocht. Voor vier van de lokaties resulteerde dit in wisselende hoeveelheden verspoeld vondstmateriaal uit de Ue-13e eeuw, veelal afkomstig uit veenscheuren en/of verveningssleuven. De vindplaatsen vertoonden zonder uitzondering in meer of mindere mate de gevolgen van een 14e-eeuwse overstroming. Sporen van huizen werden nergens aangetroffen. Het onderzoek verschafte wel inzicht in de verschillende verveningspatronen die in deze streek vanaf de Middeleeuwen zijn ontstaan. Op één vindplaats werd een grote hoeveelheid materiaal uit de Romeinse Tijd aangetroffen; in dit geval gaat het ongetwijfeld om een nederzettingsterrein, waarvan de bebouwing vermoedelijk schuil gaat onder de werf van een aanpalend (auto)sloopbedrijf. Het vondstmateriaal bevond zich in de veraarde top van het veen, plaatselijk ook in spoelzand en in een dunne kleilaag op het veen. Op het hoogste punt van het terrein waren veel vondsten afkomstig uit de zodelaag. Het materiaal bestaat voornamelijk uit aardewerk, vooral uit de Midden-Romeinse periode. Het percentage import-aardewerk is hoog, waarbij vooral de hoeveelheden Belgische waar en Vlaams-Romeins hoog scoren. Op een aantal fragmenten komen graffiti voor. Het handgevormde inheems-Romeinse aardewerk bestaat voor een groot deel uit fragmenten van emmervormig vaatwerk, dat geassocieerd wordt met de zoutwinning en/of -handel. Deze interpretatie wordt ondersteund door het voorkomen van een soort zoutglazuur op enkele fragmenten. BOOR, Rotterdam A . B . Döbken en H.W. van Klaveren Leiderdorp Opnieuw werd van diverse kanten melding gemaakt van grote hoeveelheden vondsten uit voornamelijk de Romeinse Tijd, die gedaan zouden zijn bij het afkleien voor de dakpanindustrie van een perceel in de Lagewaard (zie ook Hallewas 1989, 321-322). Inspectie van het terrein werd echter door de eigenaar geweigerd. Leidschendam: Rietvink Bij een veldkartering door leden van de AWN-werkgroep Leidschendam (afdeling 's-Gravenhage), werd Romeins en Ijzertijd-aardewerk aangetroffen in de polder Rietvink, gelegen tussen de Vliet en de achterste Oude Duinenrij tussen Leidschendam en Voorschoten. Aan de AWN werd toestemming verleend voorafgaand aan de nieuwbouw in deze polder enkele proefsleuven te graven. In een van deze sleuven werd een 13 m brede, 3 m diepe in het veen uitgegraven vaart aangesneden. Het vondstmateriaal uit de kleiige opvulling bestond uit Romeins en inheems aardewerk. Omdat door de hoge grondwaterstand de waarnemingsmogelijkheden voor de AWN beperkt waren, werd door de ROB, samen met de AWN en gesteund door de gemeente Leidschendam, een tweede profiel door deze vaart gezet. Door de inzet van zware pompen kon de doorsnede in z'n geheel worden vastgelegd. De belangstelling voor deze vaart houdt natuurlijk verband met de voortdurende wetenschappelijke discussie rond de ligging van de gracht, die de Romeinse veldheer Corbulo in het jaar 47 na Chr. door zijn troepen liet graven om de Rijn en de Maas met elkaar te verbinden. De route die de huidige Vliet (Rijn-Schiekanaal) tussen Leiden en Voorburg volgt 342
Archeologische kroniek Zuid-Holland
wordt door velen als de meest logische voor een dergelijke verbinding gezien. O f de nu gevonden vaart daar iets mee te maken heeft zal de voortzetting van het onderzoek in 1990 moeten uitwijzen. Naaldwijk Op de toekomstige bouwlokatie van een hotel in de directe omgeving van de plaats waar in 1985 enkele Romeinse graven waren aangetroffen, is door amateurarcheologen van het Westlands Centrum voor Streekhistorie een uitgebreid booronderzoek verricht. Het vermoeden bestond dat er sporen van Romeinse bewoning in de ondergrond aanwezig zouden zijn. Deze werden echter niet aangetoond. Midden-Delfland (zie ook p. 336) Bij grondverzet tijdens het graven van recreatiepiassen en bij de aanleg van een gasleiding kwamen in het Vlaardingse deel van de Aalkeetbuitenpolder op drie plaatsen schervenconcentraties uit de Romeinse Tijd aan het licht. Ze lagen op de overgang van het Hollandveen naar de afdekkende klei, die aan de overstromingen van Duinkerke mb kan worden toegeschreven. Twee van de complexen zijn in de tweede helft van de le eeuw na Chr. te dateren, de derde (zie Heinsbroek 1989) is waarschijnlijk van latere datum. De scherven vertegenwoordigen woonplaatsen waarvan de sporen met het bovenste niveau van het veenpakket zijn geoxydeerd. De waarnemingsmogelijkheden waren echter niet zodanig dat de aanwezigheid van organische resten op een dieper niveau kan worden uitgesloten. De beschreven vondstsituatie is opmerkelijk doordat bewoning op het veen in de Romeinse Tijd in Midden-Delfland tot nu toe zelden is waargenomen. Uit het oostelijk aansluitende gebied (Kethel, Schiedam, zie deze Kroniek) is deze lokatiekeuze echter goed bekend. Meer incidentele vondsten van aardewerk uit de Romeinse Tijd, die her en der in Lickebaert gedaan zijn, stammen voor een deel uit Laat-Middeleeuwse terpen (zie p. 355). Als verklaring voor deze vondsten moet het aanvoeren van ophogingsmateriaal voor de terpen gezien worden. IPL, Leiden P-W. van den Broeke Rijswijk: Hoekpolder (afb. 9) In aansluiting op de ROB-opgraving van twee Middeleeuwse huisterpen in de Harnaschpolder te Schipluiden (zie deze Kroniek) kon nog een volgend, in het kader van de aanleg van Rijksweg 4/19 bedreigd, terrein worden onderzocht. Ook deze opgraving werd mogelijk gemaakt door Rijkswaterstaat, terwijl de gemeente Rijswijk een onderkomen voor de duur van de campagne ter beschikking stelde. De opgraving werd uitgevoerd in samenwerking met leden van de Archeologische Werkgroep Rijswijk, die al eerder door middel van proefsleuven de aanwezigheid van bewoningssporen hadden vastgesteld (Hallewas 1989, 328). Uitgaande van de gegevens die deze sleuven hadden opgeleverd W e r d een werkput uitgezet, waarbinnen al spoedig een Romeinse huisplattegrond te voorschijn kwam. Het drieschepige huis was gelegen op een rechthoekig, door greppels omgeven erf dat vrijwel compleet kon worden onderzocht. De lengte van het huis was ongeveer 25 meter, de breedte 6,75 m. Twee ingangen in de lange wanden verdeelden het huis in een W o o n - en een stalgedeelte. De stal had ook een extra ingang in de korte wand. Het huistype vertoont veel overeenkomsten met de meest voorkomende huizen, van met name type B, in Rijswijk-De Bult (Bloemers 1978, p. 161-183). Het huis lijkt te dateren uit het eerste kwart van de tweede eeuw. Dat het erfdeel uitmaakte van een veel grotere nederzetting lijkt overigens niet waarschijnlijk. Doordat niet alle begrenzingen werden bereikt kan dit echter niet :54:i
Archeologische k r o n i e k Z u i d - H o l l a n d
Afb. 9. Tek.
Rijswijk: Hoekpolder. In grijs (1) huisplattegrond en bijbehorend erf uit de 2e eeuw na Chr.
ROB.
meer w o r d e n bewezen. E e n brede kavelsloot verlaat het nederzettingsterrein i n de r i c h t i n g van de op korte afstand gelegen grotere nederzetting R i j s w i j k - D e B u l t . Interessant blijft de v r a a g i n wat voor soort relatie deze en andere kleine nederzettingen i n de o m g e v i n g (zie bijvoorbeeld ook onder S c h i p l u i d e n : D e n D u i d e r ) stonden met de ' D e Bult'. Naast de bewoningssporen uit de R o m e i n s e T i j d zijn ook de nodige sporen aangetroffen van b e w o n i n g uit de 12e en 13e eeuw. M e s t k u i l e n , erfgreppels en een beschoeide waterput d u i d e n op een woonplaats i n de o n m i d d e l i j k e o m g e v i n g . H e t vondstmateriaal v a n deze op een k r e e k r u g gelegen woonplaats k a n als vergelijking dienen voor het m a t e r i a a l v a n de huisterpen i n de H a r n a s c h p o l d e r . Schiedam-Kethel: West Abtspolder
H e t i n 1988 aangevangen onderzoek v a n een neder-
zettingsterrein op een k r e e k r u g aan de Polderweg (zie D ö b k e n en E r l i n g s 1989) w e r d i n noordelijke r i c h t i n g voortgezet. D e u i t v o e r i n g l a g i n h a n d e n v a n leden v a n A W N - a f d e l i n g D e N i e u w e M a a s . I n m i d d e l s is d u i d e l i j k geworden dat op dezelfde plaats achtereenvolgens drie h u i z e n zijn gebouwd, w a a r v a n grote delen zijn onderzocht. H e t jongste huis is het best geconserveerd en heeft een breedte v a n ca. 6,50 meter. H e t geraamte was mogelijk gebouwd volgens de zogenaamde A-constructie, die ook v a n andere i n h e e m s - R o m e i n s e h u i z e n uit deze regio bekend is. I n het woongedeelte v a n dit huis l a g een stookplaats, opgebouwd uit stukken R o m e i n s e d a k p a n . B u i t e n het huis zijn resten v a n hekken, delen v a n greppels en een k l e i n bijgebouwtje
aangetroffen.
O p basis v a n het gevonden aardewerk wordt de b e w o n i n g gedateerd tussen de tweede helft van de le en het begin v a n de 2e eeuw n a C h r . B r o n : R . de G r a a d in: Jaarverslag 'De Nieuwe Maas' 344
1989
Archeologische kroniek Zuid-Holland
Schipluiden: Den Duider Eveneens in het kader van de aanleg van Rijksweg 4/19 (zie elders in deze Kroniek onder Rijswijk en Schipluiden) werd door de Historische Vereniging Oud-Schipluiden en de Archeologische Werkgroep Rijswijk met financiële steun van Rijkswaterstaat een proefsleuf gegraven op een terrein aan het watertje Den Duider. De lokatie ligt op korte afstand van het nederzettingsterrein uit de Romeinse tijd in de Hoekpolder (zie Rijswijk: Hoekpolder). De ruim 40 meter lange proefsleuf toonde onomstotelijk aan dat er op deze plek in de 2e en 3e eeuw na Chr. is gewoond. De conserveringstoestand van de site lijkt zeer goed te zijn. Enkele vermeldenswaardige vondsten zijn fragmenten van twee pijpaarden beeldjes en een vermoedelijk weefgewicht, gemaakt uit het gewei van een edelhert. In overleg met Rijkswaterstaat is overeengekomen deze nederzetting voor verdere verstoring bij de wegaanleg zoveel mogelijk te sparen. Archeologische Werkgroep Rijswijk J - M . Koot Slikkerveer Bij grondwerkzaamheden nabij kasteel Huis te Woude zijn de resten van een nederzettingsterrein uit de Romeinse Tijd aangesneden. Het bewoningsniveau lag op hunleuze klei van fluviatiele oorsprong en werd afgedekt door een 2e kleiafzetting. Het vondstmateriaal bestond uit houtwerk (palen), aardewerk en bot. Het terrein was reeds te zeer verstoord om uit de paalsporen een huisplattegrond te kunnen herleiden. BOOR, Rotterdam R.J.B. Hageman Valkenburg: Provinciale Weg S4 In 1989 werd met veel energie gewerkt aan de voltooiing van de geautomatiseerde administratie van het onderzoek. Daarnaast kwam de eerste determinatie van de vondstgroepen voor een groot deel gereed. Door de Stichting Onderzoek Romeinse Bewoning Valkenburg werden middelen ter beschikking gesteld om de volgende vondstgroepen te bewerken: aardewerk (M.J.G.Th. Montfbrts en K . Zee), leer en ijzer (J. Hoevenberg), hout (P. van Rijn, IPP), menselijk bot (E. Smits, IPP), en dierlijk bot ( M . Verhagen, IPP). Door een groot aantal auteurs werd gewerkt aan artikelen voor 'Graven bij Valkenburg m', dat de opgraafperiode 1987/88 behandelt. Het boekje zal in 1990 verschijnen. Het enige veldwerk dat dit jaar werd uitgevoerd was het onderzoek naar de fysische geografie Van het terrein van het vliegkamp Valkenburg, met behulp van electromagnetische geleidbaarheidsmetingen. Dit onderzoek leverde belangrijke informatie op over het verdere verloop van het op het Marktveld opgegraven geulsysteem. Voor het verder van de Oude Rijn afgelegen gedeelte van het terrein is de interpretatie van de meetgegevens moeilijker. Ook de resultaten van een aantal boringen verhelderen het beeld van dit gebied niet. Waarschijnlijk zijn er vele verstoringen van het oorspronkelijke bodemprofiel. ROB, Amersfoort D.P. Hallewas Valkenburg: Dorp Rioleringswerkzaamheden in de dorpskom van Valkenburg (Burg. Lotsystraat/Marinus Poststraat) werden door de ROB begeleid. Onder moeilijke omstandigheden kon op enkele plaatsen het met palen beschoeide dijklichaam van de Romeinse weg orden waargenomen. Het tracé van de Romeinse weg vanaf het marktveld naar het castel'urn is daarmee nader bepaald. De concentratie van vondstmateriaal doet vermoeden dat de bewoning achter de weg (vanaf de rivier gezien) hier zeer intensief is geweest. De waarnemingen bij het vernieuwen de hoofdriolen in het dorp zullen in 1990 een vervolg krijgen. w
345
Archeologische kroniek Zuid-Holland
Voorne In het kader van de jaarlijkse delfschouw kon in 1989 het poldergebied tussen Den Briel, Rockanje en Nieuwerhoorn systematisch worden verkend. Het resultaat van de kartering laat een toename zien aan nederzettingen uit de Late Ijzertijd met twee en de Romeinse Tijd met twaalf. Door het toegenomen aantal vindplaatsen uit de Romeinse Tijd wordt het verspreidingspatroon van de bewoning duidelijk zichtbaar. Dit bestaat uit een 'lintvormige' strook van nederzettingen langs de Middelbroekse Wetering (de zuidelijke arm van de Gote) tot aan de Brielse Maas en noordelijker langs de Strijpe tot aan de bebouwing van Den Briel. BOOR, Rotterdam A . B . Döbken en H.W. van Klaveren. Wassenaar Op een terrein nabij de Maaldrift, waar in de toekomst de nieuwbouw van de Amerikaanse School zal verrijzen, vonden leden van het Historisch Centrum Wassenaar sporen van prehistorische en Romeinse bewoning. Het gedeelte van de strandwalrug/Oude Duinen waarop de site is gelegen, is oudtijds echter tot op flinke diepte afgegraven en omgezet. Alleen de diepste sporen, zoals een waterput uit de Romeinse Tijd met vlechtwerkbeschoeiing, waren daarom behouden. De oudste vondst was een vuurstenen pijlspits uit het Laat-Neolithicum of de Vroege Bronstijd, verder werd veel Ijzertijd-, inheems-Romeins aardewerk en Romeins importaardewerk gevonden. De waterput kan in de tweede helft van de 2e eeuw na Chr. worden gedateerd.
Middeleeuwen en later Binnenmaas De Stichting Archeologie Hoekse Waard deed onderzoek naar bewoningsresten langs de Binnenbedijkte Maas ten westen van Maasdam. Opgegraven werden de resten van een stenen gebouw uit de Middeleeuwen dat direct aan een gegraven watergang moet hebben gelegen. Het gebouw wordt niet geïnterpreteerd als een boerderij, maar zal eerder een bijzondere functie gehad hebben in relatie met de Binnenbedijkte Maas (veerhuis?). Daarnaast werden in hetzelfde gebied de verticale profielen van nieuw gegraven sloten langs de provinciale weg bestudeerd, waarbij een aantal Romeinse en Middeleeuwse woonplaatsen zijn vastgelegd. Delft Het veldwerk in Delft beperkte zich dit jaar tot een klein onderzoek op een kloosterterrein aan de Voorstraat. Bewoningssporen uit diverse perioden en enkele beerputten werden onderzocht. Dordrecht: Drievriendenhof (afb. 10) Plannen voor de bebouwing van het uitgestrekte parkeerterrein Drievriendenhof in het oostelijke gedeelte van de binnenstad hebben tot een onderzoek geleid naar een aldaar verondersteld deel van de eerste Middeleeuwse stadsomgrachting. Dit deel, waarop de uit 15e-eeuwse bronnen bekende naam Oude Gracht betrekking heeft en dat later Lindengracht heette, zou voorafgaan aan de bestaande stadsgracht met muur iets verder zuidoostelijk langs de Vest. De opgravingsput lag aan de noordwestzijde van de voormalige Lindengracht, welke binnengracht na de cholera-epidemieën uit de jaren 1850 en 1860 gedempt werd, en ten zuiden van de Kolfstraat. Verder lag de put tussen (west) een kleine straat, de voormalige Kromme Elleboog, en (oost) een gedempt zijgrachtje van de Lindengracht. Het belangrijkste resultaat van het onderzoek is de vaststelling dat van enige stadsversterking ter plaatse geen spoor gevonden is. De Lindengracht moet altijd 346
Archeologische kroniek Zuid-Holland
Afb. 10. Dordrecht: Drievriendenhof. Gezicht op de houten bakken die een onderdeel vormden van een 16e-eeuwse leerlooierij. Foto ROB.
binnengracht geweest zijn, parallel aan en achter de stadsgracht langs de Vest. Uit het onderzoek bleek dat de Lindengracht gedolven is in samenhang met de ingebruikname van het zuidoostelijke stadsgedeelte, vanaf het laatste kwart van de 14e eeuw. De zijkant van de gracht werd in eerste instantie beschoeid met een rij van staande palen en gekantrechte balken. In een tweede fase volgde aanplemping van de oever met anderhalve meter en de bouw van een nieuwe zware houten beschoeiing. Deze beschoeiing bestond uit op hun kant gezette delen tegen staande balken; het geheel werd vastgehouden door een reeks zware houten ankerconstructies. De ankers bevonden zich ook langs het zij grachtje en lagen daar over de nog nader te noemen bakken. Naar het noorden toe was een deel van de Lindengracht toen bovendien beschoeid met een bakstenen kademuur. Deze tweede fase dateert uit de 17e eeuw, vermoedelijk uit de tijd kort na 1625. Beschoeiing en kademuur werden omstreeks 1800 vervangen door een nieuwe houten beschoeiing aan de waterkant vlak voor de vorige. In samenhang met de demping van de gracht na het midden van de vorige eeuw is tenslotte in het niidden een groot gemetseld riool op een stevige paalfundering gemaakt. De vroegste bebouwing op het opgegraven terrein dateert vermoedelijk uit de 15e eeuw, getuige enkele muurresten langs de Kromme Elleboog. Een samenstel van muurtjes tussen Kromme Elleboog en het zij grachtje vertegenwoordigde de bebouwing vanaf het eerste kwart van de 17e eeuw, welke bebouwing in grote lijnen tot aan de moderne sloop in stand gebleven is. Deze bebouwing lag boven de hierna te behandelen bakken en stond, beoordeeld naar ligging en constructie, in relatie tot de genoemde ankerconstructies in de wallekant. Het meest opzienbarend was de vondst van een tiental grote, vierkante, ingegraven bak347
Archeologische kroniek Zuid-Holland
ken. Deze waren gesitueerd in vier stroken evenwijdig aan de Lindengracht. De zware en solide constructie was in hoofdlijnen steeds gelijk. Alle bakken waren gebouwd van zware houten delen; dit betrof zowel de opstaande wanden als de bodem. Zware steunbalken bevonden zich onder de bodem, langs de buitenwanden en in de binnenhoeken. Ter verbinding was het houtwerk zwaar gespijkerd en de naden waren met IJslands mos gebreeuwd. In iedere strook had één van de houten bakken bovendien een zware opgemetselde bakstenen rand. De afmetingen van de bakken waren gemiddeld 1,8 m in het vierkant bij een diepte van 1 tot 1,8 m. Ter bepaling van de functie van de bakken komt de leerlooierij het eerst in aanmerking. Aanwijzingen die dit gebruik bevestigen zijn de kalkaanslag op de gemetselde putranden (afkomstig van de voor het rottingsproces toegevoegde ongebluste kalk), relatief veel runderschedels in de naaste omgeving die verbonden met de verse huid waren aangevoerd (ter bepaling van soort en kwaliteit van de huid), een kenmerkende pikhaak (die werd gevonden in één van de bakken), en tenslotte het feit dat enkele bakken bij het leegmaken nog steeds een ondraaglijke stank verspreidden. De bakken dateren vermoedelijk uit de 16e eeuw en zullen tot in de 17e eeuw in gebruik zijn geweest; begeleidende vondsten waren nauwelijks aanwezig. Historisch is bekend dat er zich hier in deze tijd vetsmelterijen en leerlooierijen bevonden. Het is opmerkelijk dat deze bedrijven gezien de stankproductie destijds nog midden in de stad getolereerd werden. Het onderzoek Drievriendenhof heeft plaats gevonden in overleg met en met medewerking van de gemeente Dordrecht (ir. T. Kraayeveld, projectleider, en ir. R. Krooshof, contactpersoon voor de ROB). ROB, Amersfoort H- Sarfatij Dordrecht: Berckepoort De werkgroep Dordrecht van AWN-afdeling Lek en Merwestreek verrichtte bouwhistorisch en archeologisch onderzoek in de kelders van het gebouw Berckepoort aan de Nieuwstraat. Het onderzoek werd geleid door ir. M . Tillema, bouwhistoricus te Delft. Het gebouw dateert uit de 16e eeuw en behoorde ooit tot de belangrijkste panden van de stad. Het archeologisch onderzoek richtte zich vooral op een grote waterput en een beerkelder onder het pand. Met name de beerkelder leverde de nodige interessante vondsten op, waaronder snippers beschreven perkament en waszegels (gedateerd ca. 1365). Bron: Tillema 1990. Dordrecht (afb. 11 en 12) Een groeiende stroom Middeleeuwse gebruiksvoorwerpen, afkomstig van diverse lokaties in de binnenstad, werd ter documentatie en determinatie aangemeld. Onder de Middeleeuwse vondsten nemen de met de metaaldetector gevonden voorwerpen een steeds belangrijker plaats in. Het aandeel van de pelgrimsinsignes en de zogenaamde profane of erotische insignes is hierbij opvallend te noemen. Wellicht is op den duur een verantwoorde vergelijking met de uit Zeeland afkomstige insignes de moeite waard. Het blijft echter een treurige zaak dat een nog veel groter deel van deze vondsten 'ongezien' wordt doorverkocht en verhandeld. Belangrijke cultuurhistorische informatie gaat hierbij steeds weer verloren. Driebruggen Tussen Nieuwerbrug en Waarder werd in het kader van de herinrichting Driebruggen een verkenning uitgevoerd naar de resten van de commanderij van de Johannieter orde (Malthezer ridders). Onder het erf van een boerderij bleken zich intacte funderingen en kelders te bevinden.
348
Archeologische kroniek Zuid-Holland
Afb. 11. Dordrecht: Middeleeuwse vondst uit de binnenstad. Erotisch insigne van tin, voorstellend een wandelende phallus met daarop een figuur met een met phallussen gevulde kruiwagen. Schaal 1:1. Foto ROB (met dank aan J . Zijderveldt).
Afb. 12. Dordrecht: Middeleeuws vondsten uit de binnenstad. Tinnen pelgrimsinsigne voorstellende M a r i a en kind. Afkomstig uit een onbekend pelgrimsoord. Datering waarschijnlijk 13e eeuw. Schaal 1:1. Foto ROB (met dank aan J. Zijderveldt).
Giessenlanden: Giessenburg Enkele leden van de Werkgroep Alblasserwaard van de AWN-afdeling Lek-en Merwestreek verrichtten een aanvullend booronderzoek in een woonheuvel aan de Peursumseweg te Giessenburg. Bij een eerder onderzoek in 1985, door de heer D. van den Dool, was in deze heuvel op 2,5 meter diepte, liggend hout aangetroffen. Uit het booronderzoek blijkt dat de heuvel in tenminste vijf fasen is opgeworpen. Het liggende houtwerk moet gezien worden als fundering of grondverbetering bij de eerste ophoging. Deze fase kan gedateerd worden in de tweede helft van de 12e of het begin van de 13e eeuw. Bron: Koorevaar 1989-2
34-9
Archeologische kroniek Zuid-Holland
Gouda Door de oudheidkundige werkgroep Golda werden in de binnenstad enkele waarnemingen gedaan en twee uitgebreidere opgravingen uitgevoerd. Aan de rand van de binnenstad, aan de Raam, werd een vermoedelijk 19e-eeuwse pottenbakkerij aangetroffen; misbaksels werden echter niet gevonden. Op de hoek Kleiweg/Regentesseplantsoen kon na de sloop van het Thaliatheater gedurende één weekend worden gegraven. Zoals verwacht werd de fundering van een houten standaardmolen uit 1574 aangetroffen. Deze molen bleek gefundeerd op drie gemetselde blokken, waarvan er twee konden worden opgemeten en gefotografeerd (afmetingen: 1,26 m x 2,00 m en 1,43 m x 2,42 m). Op het achtererf lag een beerput die met 18e-eeuws afval was gevuld. Bij kleinschalig onderzoek aan Achter de Vismarkt zijn enkele vloerniveau's en houten funderingen van eenvoudige huisjes of schuren opgetekend. In een 15e-eeuwse cultuurlaag werd een hoeveelheid glasafval aangetroffen. Het produkt van de glazenier, die in deze omgeving zijn ambacht moet hebben uitgeoefend, bestond uit eenvoudig vensterglas. Aan de Keizerstraat werd een opgraving uitgevoerd, waarbij bleek dat dit stadsdeel in de 14e eeuw door een flinke ophoging met schone klei voor bewoning geschikt was gemaakt. In de 15e eeuw werd nogmaals opgehoogd maar nu met een dik pakket stadsafval. Rond 1500 werd op dezelfde plaats een fors gebouw neergezet, waarvan een groot deel van de plattegrond is blootgelegd. De achtermuur stond gedeeltelijk op een oudere waterput, die helaas geen vondsten bevatte. Verrassend was de vondst van een waterputje uit de 17e eeuw met daarin de houten emmer die door de gebruiker was achtergelaten. Een ivoren mesheft in de vorm van een man in 17e-eeuws kostuum en een paar met slib versierde vloertegels uit de 14e of 15e eeuw zijn enkele interessante vondsten uit de ophogingslagen. Golda J.C. van Dam Hillegom De heer Van der Vlugt van de gemeente Hillegom meldde dat bij het graven van leidingsleuven ten noorden van het dorp funderingsresten waren aangetroffen. Omdat in de omgeving overblijfselen van het Laat-Middeleeuwse huis Klein-Bethlehem waren te verwachten werd de situatie ter plaatse bekeken. De gevonden funderingen bleken echter van post-Middeleeuwse ouderdom te zijn, zodat van verder onderzoek werd afgezien. Katwijk aan Zee In het uitgegraven cunet van een fietspad langs de Wassenaarseweg werd door de heer Parlevliet uit Katwijk een Middeleeuwse afvalkuil aangetroffen. De grote hoeveelheid daaruit afkomstige vondsten (voornamelijk aardewerk) dateert uit de 15e eeuw. Leiden: Steneveld (afb. 13) Tijdens saneringswerkzaamheden langs de westzijde van de Zijl, bij de uitmonding van de Oude Rijn, werd de fundering van het huis Steneveld blootgelegd. Dit was een onverwachte ontdekking, omdat een eerdere verkenning in 1982 nauwelijks resultaat had opgeleverd en besloten was niet tot een opgraving over te gaan. Bij het afgraven van de zwaar vervuilde bodem kwamen de resten van een vrij lichte fundering (steenmaat 20 x 9,5 x 4 cm) aan het licht. In de westelijke gracht mondde een riool uit waarin zich aardewerk bevond, globaal daterend vanaf het begin tot in het laatste kwart van de 16e eeuw. Historische bronnen spreken van een 'kasteel' dat in 1420 zou zijn verwoest en naderhand als huis of hofstede weer is opgebouwd. Bij het beleg van Leiden in 1574 zou het opnieuw zijn gesloopt en later als hofstede wederom zijn opgebouwd om tenslotte in het begin van deze eeuw als gewone boerderij te worden afgebroken. 350
Archeologische kroniek Zuid-Holland
Afb. 13.
Leiden: Steneveld. Fundering van het huis Steneveld, gezien vanuit de lucht. Foto Bart Hol-
meester BV.
Een gericht archiefonderzoek heeft inmiddels aangetoond dat een middeleeuws kasteel 'wishfull thinking' is geweest van een van de eigenaren uit de 17e eeuw. De eerste bebouwing is in de bronnen terug te vinden in het begin van de 16e eeuw; een datering die zeer goed overeenkomt met de gevonden fundering en de bodemvondsten. Aangenomen mag worden dat dit de fundering van het eerste huis of de hofstede Stenevelt is geweest, welke in 1574 werd gesloopt. Terwijl de zwaar vervuilde grond van het terrein werd afgegraven, konden de fundering en het verloop van de grachten rondom het huis worden ingemeten. De uitgenomen grond is afgevoerd om elders te worden gereinigd. De intact gebleven fundering is thans onder schoon zand verdwenen en ligt gedeeltelijk onder een rijweg met aangrenzend plantsoen en parkeerterrein. Voor een uitgebreid verslag van de opmetingen, de beschrijving van het aardewerk alsmede het archiefonderzoek wordt verwezen naar de publikatie in Bodemonderzoek in Leiden 1988/1989. Gemeente Leiden, Dienst Civiele Werken H . Suurmond-van Leeuwen Leiden: Driessenstraat Een kleine noodopgraving in opdracht van de Dienst Civiele Werken werd uitgevoerd op de hoek van de Ir. Driessenstraat. In de zeer korte beschikbare tijd werden door drs. P. Bitter 8 beerputten, 4 waterputten, 3 waterkelders, divers muurwerk 351
Archeologische kroniek Zuid-Holland
en 14 afval- en beerkuilen onderzocht. Het onderzoek sloot aan op eerdere opgravingen en leverde de nodige gegevens op voor de bewoningsgeschiedenis van de 14e-eeuwse stadsuitleg in dit gebied. Leiden: Muskadelsteeg Na de sloop van een klein pand op de hoek van de Muskadelsteeg nabij de Pieterskerk kon door drs. P. Bitter in opdracht van de dienst Civiele Werken een kleine opgraving worden verricht. Hierbij werd onder andere een graf aangetroffen dat bij het oudste kerkhof rond de Pieterskerk moet hebben behoord. De Lier: Oostbuurtseweg Naar aanleiding van de mededeling van het Bureau Uitvoering Midden-Delfland dat een in het deelplan Gaag als te handhaven aangemerkt terrein aan de Oostbuurtseweg moest wijken voor de bouw van tuinbouwkassen, werd door de ROB in samenwerking met amateurarcheologen van het Westlands Centrum voor Streekhistorie een kleine opgraving uitgevoerd. Vastgesteld is dat ter plaatse waarschijnlijk een door een gracht omgeven woonplaats uit de 13e eeuw heeft gelegen. Het terrein was echter al dermate verstoord dat uitgebreid onderzoek niet zinvol werd geacht. Midden-Delfland (zie ook elders in deze Kroniek) Op een plek in de Foppenpolder te Maasland, waar een veldkartering al enkele geïsoleerde vondsten had opgeleverd (Bult 1983), lagen in de uitgeworpen grond van een vaarplas in aanleg een vijftigtal scherven uit de 11e, eventueel 12e eeuw. Bij de kogelpotfragmenten komt steengruismagering voor en de aanwezige pingsdorf- en paffrath-waar is alleen door vroege exemplaren vertegenwoordigd (determinatie: drs. E.J. Bult, ROB). Van de woonplaats, die vrijwel zeker op het veen heeft gelegen, kwamen geen andere restanten of sporen aan het licht. Door de aanleg van een fietspad en een persleiding, en ook door ploegen voorafgaande aan beplanting, werden aan de Zuidbuurt te Vlaardingen vijf Laat-Middeleeuwse woonplaatsen aangesneden. Het gaat om al bekende terpen op een geulrug van Duinkerke 0ouderdom. Er kwamen vele honderden vondsten te voorschijn, bijna uitsluitend potscherven, met pingsdorf-aardewerk als oudste materiaal. Enkele andere, nieuwe vindplaatsen die bij dezelfde werkzaamheden ontdekt zijn, kunnen niet met zekerheid aan woonplaatsen worden toegeschreven. Ook elders langs de Zuidbuurt kwamen bij graafwerk vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen aan het licht. Bij een woonplaats daterend uit de periode tussen 1100 en 1400 kwam een groot deel van een ongeglazuurde vuurstolp aan het licht. Deze laatste vindplaats werd ontdekt in de gasleidingsleuf die in 1989 werd aangelegd tussen Gaag en Europoort. Elders in dit tracé, in de Dijkpolder te Maasland, ontdekte dezelfde vinder, (L. A. Kaal uit Schiedam) op enkele tientallen meters van elkaar nog twee vergelijkbare woonplaatsen. IPL. Leiden PW. van den Broeke Poortugaal: Distripark Tijdens de aanleg van het distributiecentrum Eemhaven werd in overleg met en met financiële steun van het Ingenieursbureau Havenwerken (Gemeente Rotterdam) door het BOOR een onderzoek van beperkte omvang gedaan op een terp langs de Groene Dijk. Doel van het onderzoek was vast te stellen wanneer de terp opgeworpen was en na te gaan of er sprake was van bewoning voorafgaand aan de kunstmatige ophoging. Een radiale profielsleuf uit zuidelijke richting tot aan het hoogste punt van de terp liet weliswaar de ophoging op overtuigende wijze zien, maar verschafte geen inzicht in het moment 352
Archeologische kroniek Zuid-Holland
Afb. 14. Rotterdam: tracé Willemsspoortunnel. Opgraving stadsmuur met fragment van ronde toren langs de Blaak. Foto B O O R .
waarop deze was opgeworpen. De ophoging, die bestond uit een zandige kleilaag van minder dan een meter dikte, met alleen bovenin wat houtskool en puinrestjes, was aangebracht op het schone sediment van een geulafzetting. De onderliggende veenlaag was ter plaatse weggedrukt. De woonlaag öp de terp bleek op het hoogste punt opgenomen te zijn in de bouwvoor. Hier restten nog slechts de bakstenen funderingen van een 17e-eeuwse boerderij, terwijl het vroegste vondstmateriaal dateerde uit het einde van de 15e eeuw. BOOR, Rotterdam
A . B . Döbken
Rotterdam: Tracé Willemsspoortunnel (afb. 14.) Op verschillende plaatsen in het tracé van de spoortunnel door Rotterdam konden nieuwe gegevens over de pre-stedelijke bewoning in de Middeleeuwen worden vastgelegd (Guiran 1989). Tijdens de voorafin het bestek vastgelegde opgraving aan de Jacobsplaats, op de linkeroever van de Binnenrotte, werden bewoningssporen uit de 10e-12e eeuw ontdekt. Men heeft hier gewoond op een kleidek dat op het onderliggende veen is afgezet. De bewoningssporen zijn gedeeltelijk geërodeerd door de overstromingen uit de tweede helft van de 12e eeuw, maar ook zwaar verstoord door de vele ingravingen van de latere stadsbebouwing. Tussen de Blaak en de Maas zijn bewoningssporen (kuilen, palen, waterput) uit dezelfde periode beter geconserveerd doordat dit gebied tot in de 16e eeuw buitendijks heeft gelegen en daardoor hoog is opgeslibt. In de uitgezeefde grond, afkomstig van de gebaggerde zinksleuf door het Noordereiland, is veel Romeins, Karolingisch en 10e-12e-eeuws aardewerk aangetroffen. Dit materiaal is afkomstig uit een geul, op dieptes tussen 10 m en 15 m - N A P . De opgraving in de bouwput aan de Jacobsplaats heeft gedetailleerde gegevens opgeleverd over het wonen en werken in de Middeleeuwse stad aan de Binnenrotte. Acht percelen aan de vroegere Lombardstraat met resten van huizen uit de 14e-16e eeuw konden hier uitvoerig Worden onderzocht. De diepte van de percelen, van de Lombardstraat tot aan de Binnenrotte, is uiteindelijk vrijwel verdubbeld doordat nieuwe beschoeiingen steeds ten westen van de oude werden aangebracht. De aanplempingen bestaan voor een groot deel uit huis- en 353
Archeologische kroniek Zuid-Holland
bedrijfsafval, waardoor hier grote en gevariëerde vondstcomplexen uit de 14e-19e eeuw met opvallend veel metalen gebruiksvoorwerpen en gereedschappen konden worden geborgen. Zowel aan de noordzijde als aan de zuidzijde van de stad konden de funderingen van de stadsmuur worden onderzocht. Aan de voormalige Pompenburgsingel bleek dat de omstreeks 1500 gebouwde muur stond op funderingen van een oudere muur, die in de tweede helft van de 14e eeuw was gebouwd. De funderingen van de muur langs de voormalige Blaak konden over een lengte van 30 meter worden onderzocht. De in het begin van de 15e eeuw gebouwde muur eindigde bij de haveningang in een ronde toren (afb. 14). Tegen deze muur is aan het einde van het onderzochte gedeelte, op een later tijdstip, de veelhoekige Blauwe Toren gebouwd. BOOR, Rotterdam J- Guiran A
Rijswijk: Beatrixlaan Aan de Beatrixlaan werd door de Archeologische Werkgroep Rijswijk in 1986 een deel van een 12e-13e-eeuwse woonplaats opgegraven. De ook op deze plaats voortschrijdende werkzaamheden aan het tracé van rijksweg 4/19 (zie ook p. 343, 345 en 355) maakten een vervolgonderzoek dit jaar noodzakelijk. Rijkswaterstaat en de ROB maakten dit onderzoek mede mogelijk. De site maakt deel uit van een reeks boerderijplaatsen van waaruit het gebied tussen de huidige Churchillaan en de Kastanjewetering is ontgonnen. Het onderzoek was gericht op het verkrijgen van meer gegevens over de ontwikkeling van deze ontginningslijn. In 1986 werd een grote hoeveelheid greppels, (mest)kuilen en paalgaten alsmede een deel van de zuidelijke erfbegrenzing aangetroffen. Enkele vondsten, onder andere twee ruitersporen, wijzen op voorname bewoners in de 13e eeuw. In 1989 zijn de westelijke en de noordelijke erfbegrenzing aangesneden. Uit het afnemen van de vondsten in westelijke richting kan worden afgeleid dat de boerderij aan de oostzijde van het opgravingsterrein heeft gestaan. In de nabije toekomst is hier nog onderzoek mogelijk. Op basis van de opgravingen van 1986 en 1989 kunnen de afmetingen van het erf gesteld worden op 60 m (in noord-zuid richting) bij 40 m (in oost-west richting). Archeologische Werkgroep Rijswijk J M . Koot Rijswijk: Oude Broekmolen (afb. 15) Ten gevolge van de bouw van een nieuwe woonwijk in Rijswijk-Zuid moest de Oude Broekmolensloot worden verbreed. Tijdens deze werkzaamheden stuitte men in december 1987 op de resten van de Oude Broekmolen. Kort na deze vondst werd door het gemeentebestuur van Rijswijk besloten de molenresten te behouden en te integreren in de nieuwe woonwijk. Uit archiefgegevens viel op te maken dat de molen in de 16e eeuw moet zijn gebouwd ter bemaling van de Oude Broekpolder en in 1871 is vervangen door een gemaal. Dankzij de vondst en het daaropvolgende archeologisch onderzoek konden de exacte lokatie en de vorm van de molen worden vastgesteld. De molen is een zogenaamde achtkanter met gemetselde zijden van elk ca. 3,20 meter lang. De funderingen waren op klei gezet. Verscheidene sporen van latere verbouwingen waren aanwezig. Het keldertje met een (in 1871 gesloopt) tongewelfje lijkt uit de oudste bouwfase te zijn. Door de Dienst Openbare Werken Rijswijk, afdeling Plantsoenen, is inmiddels een plan ontworpen om de muurresten permanent zichtbaar te maken. Archeologische Werkgroep Rijswijk J - M . Koot 354
Archeologische kroniek Z u i d - H o l l a n d
Afb. 15. Rijswijk: Oude Broekmolen. Schematische weergave van de muurresten. A a n de bovenzijde ligt de Broekmolensloot. Tek. J . M . Koot. 1. fundering 16e eeuw; 2. fundering 17e-18e eeuw; 3. metselwerk 19e eeuw; 4. gevonden; 5. gereconstrueerd; 6. watergang; 7. krimp; 8. fundering koningsspil; 9. gang; 10. kelder; 11. woonkamer; 12. ingang.
Schipluiden: Harnaschpolder (afb. 16)
D a n k zij de met Rijkswaterstaat gesloten over-
eenkomst met betrekking tot de documentatie v a n archeologische waarden bij uit te voeren werkzaamheden k o n d e n i n het voorjaar van 1989 twee vlakbij elkaar gelegen huisterpjes i n de H a r n a s c h p o l d e r tussen R i j s w i j k en S c h i p l u i d e n door de R O B worden opgegraven. Beide terpjes zouden op korte termijn verdwijnen onder het z a n d l i c h a a m van Rijksweg 4/19 (zie ook p. 343, 345 en 354). D e woonplaatsen waren als kleine verhogingen herkenbaar i n een onregelmatige blokverkaveling i n het m i d d e n van de polder. D e ondergrond van de polder bestaat grotendeels uit veen, m a a r een vrij brede kreekrug is ook heel duidelijk i n het l a n d schap herkenbaar. V a n u i t deze kreek is plaatselijk een dunne laag klei op het veen afgezet. O p de kreekrug zijn bewoningssporen uit de R o m e i n s e T i j d aangetroffen. D e oudste van de twee terpen is aangelegd op het kleidek, de jongste is iets verder van de kreekrug, op een niet overslibt gedeelte van het veen, opgeworpen. O n d e r de terpen was het veen goed geconserveerd. D e terpen zijn opgeworpen uit kleizoden, die waarschijnlijk ° p de nabijgelegen kreekrug zijn gestoken. I n deze kleizoden k o m e n flinke aantallen R o meinse scherven voor. I n de o p h o g i n g k u n n e n bij beide terpen twee fasen worden onder355
Archeologische kroniek Zuid-Holland
Afb. 16. Schipluiden: Harnaschpolder. Aardewerkvondsten uit de terpen A en B. Schaal 1:4. Tek. ROB. 1. deksel van aspot; 2. en 6. pingsdorfaardewerk; 3. andennekan; 4. kan van limburger(?) aardewerk; 5. bakpan van roodbakkend aardewerk. 356
Archeologische kroniek Zuid-Holland
scheiden. Helaas waren de toppen van de terpen voor het grootste deel afgegraven. Resten van de huizen zelf zijn dan ook niet teruggevonden. Wel was op iedere terp een centrale kuil aanwezig die asresten van de haard bevatte. Daarnaast zijn op iedere terp twee waterputten, de nodige afval- en mestkuilen en een flink aantal dierbegravingen aangetroffen. De eerste fase van de oudste terp lijkt op grond van het aardewerk van kort voor het midden van de 12e eeuw te dateren. De bewoning van de tweede fase lijkt in de 13e eeuw te eindigen. Op de tweede terp lijkt de bewoning juist dan aan te vangen en in de loop van de 14e eeuw te eindigen, zodat het waarschijnlijk is dat de tweede terp de opvolger van de eerste is. Op basis van het botanisch materiaal dat bij het onderzoek kon worden verzameld is het mogelijk een goed beeld te krijgen van de natuurlijke vegetatie in de directe omgeving van de terpen in de periode direct voorafgaand aan de ontginningen en uit de bewoningsperiode zelf. Daarnaast is het nodige bekend geworden over de ter plaatse verbouwde en/of geconsumeerde cultuurgewassen. Schipluiden: De Kenenburg (afb. 17 en 18) In het voorjaar van 1989 werd de ROB op de hoogte gesteld van de voorgenomen bouwplannen op het terrein van de voormalige voorburcht van kasteel de Kenenburg in het dorpscentrum van Schipluiden. De eerste opgraving op dit terrein, uitgevoerd door C. Hoek, dateert uit 1966. Met een aantal zoeksleuven in tuinbouwkassen kon toen een gedeelte van het muurwerk van de voorburcht worden getraceerd. In de jaren daarna werd ook een gedeelte van de hoofdburcht blootgelegd. Grootschalig onderzoek op het hoofdburchtterrein vond onder leiding van E.J. Bult plaats in 1976. De belangrijkste gebouwen van de hoofdburcht en een gedeelte van de gracht konden toen vrijwel volledig worden onderzocht. Omdat begin 1990 het hele voorburchtterrein bij de nieuwbouw verloren dreigde te gaan en omdat bovendien op de niet eerder onderzochte oostelijke helft van het hoofdburchtterrein bodemverontreiniging was geconstateerd die moest worden verwijderd, werd in overleg met de gemeente Schipluiden besloten alle niet eerder onderzochte, bedreigde delen van het kasteelterrein geheel op te graven. De gemeente Schipluiden en de Provincie Zuid-Holland waren bereid een aanzienlijk deel van de financiële lasten op zich te nemen. Dankzij het onderzoek kon de kennis van de bouwgeschiedenis van het complex met diverse nieuwe gegevens worden uitgebreid. Het door de leden van de Historische Vereniging Oud-Schipluiden op systematische wijze verzamelde materiaal uit de grachten heeft veel aanvullende informatie over de functie en zelfs de vorm van de gebouwen opgeleverd. Op het terrein van de hoofdburcht zijn geen belangrijke nieuwe gebouwen meer gevonden. Wel konden de muur rond het complex, de toegangspoort, en de brug naar de voorburcht worden ingemeten. Op het terrein van de voorburcht richtte het onderzoek zich in eerste instantie op de mogelijke aanwezigheid van resten van een oudere voorganger van het complex, dat in deze vorm kort na 1400 moet zijn ontstaan. Hiervan is echter niets teruggevonden. Wel werden op het voorburchtterrein twee hoektorens en de muur die het terrein aan drie zijden omgeeft, een poortgebouw met brug, de keuken, stalgebouwen, twee beerputten en de twee grote gebouwen aan de oostzijde van het complex onderzocht. Een van deze twee gebouwen telde waarschijnlijk twee en het andere drie verdiepingen. Het front van de voorburcht moet mede daardoor een imposant aanzicht hebben gehad. Rond 1580 is de voorburcht gedeeltelijk door brand verwoest en ontmanteld. In de 17e eeuw is hij aan de noordzijde van het complex, buiten het opgravingsgebied, weer opnieuw opgebouwd. Hoewel er dus geen resten van een 14e-eeuws kasteel zijn teruggevonden, is het terrein 357
Archeologische kroniek Zuid-Holland
m o cz]3 L ~_> LÖ^S ETJ? [Ö]8 ° Afb. 17. Schipluiden: De Kenenburg. Overzicht van de belangrijkste bouwfasen en sporen van het kasteel. Tek. R O B . 1. 15e-eeuws muurwerk; 2. laat 16e- en 17e-eeuws muurwerk; 3. vloeren; 4. slotgracht; 5. waterputten en beerputten op het hoofdburchtterrein; 6. liggend hout; 7. palen; 8. kuilen.
25M
Afb. 18. Schipluiden: De Kenenburg. Opgraving 1989. Overzichtsfoto van het woongebouw ten noorden van de toegangspoort van de voorburcht. Foto ROB.
waarschijnlijk wel vanaf het einde van de 12e eeuw bewoond geweest. Een brede greppel rond een groot erf, kavelsloten, mestkuilen en diverse dierbegravingen, die op de onderste onderzoeksvlakken zichtbaar werden duiden op agrarische bedrijfsvoering in de tijd voorafgaande aan de bouw van het kasteel (voor een uitgebreider verslag zie: Bult e.a. 1990). Bij de opgraving en de uitwerking van de vondsten van de Kenenburg vormen de amateurarcheologen uit de regio een onmisbare schakel. Zonder hun inzet had deze campagne nooit zo succesvol kunnen verlopen. 358
Archeologische kroniek Z u i d - H o l l a n d
Inmiddels heeft de gemeente S c h i p l u i d e n besloten de contouren van de hoofdburcht zichtbaar te m a k e n i n een aan te leggen groenvoorziening. Sommelsdijk
L e d e n van vereniging D e M o t t e verrichtten onderzoek op een braakliggend
terrein dat door de plaatselijke bevolking 'Boerekoaie' wordt genoemd: een boerenhaventje. O p een kaart uit 1616 is de l i g g i n g ervan aangegeven als een smal vaarwater, dat i n verbind i n g stond met de i n de polder O u d e l a n d afwaterende W i l d e m a n s k r e e k . D e teruggevonden houten beschoeiingen omgaven een grote rechthoek. I n de b e d d i n g van dit haventje werd afval aangetroffen uit de periode e i n d 17e-18e eeuw. E e n aantal goed bewaard gebleven schoenen, een benen heft van een scheermes, een benen k a m en een loden schijf met inscriptie zijn het meest opvallend. B r o n : R . O l i v i e r i n : Jaarverslag 'De Nieuwe Maas'
1989
Vianen: Hagestein/Nederlands Hervormde K e r k (afb. 19)
Bij de restauratie van het h u i -
dige kerkgebouw, dat is voortgekomen uit een complete herbouw uit de j a r e n 1829/30, is een o u d h e i d k u n d i g bodemonderzoek ingesteld naar de oudere bouwfasen. D a a r b i j bleek dat de voorafgaande M i d d e l e e u w s e kerk oorspronkelijk een rechthoekige z a a l v o r m had, met b u i tenwerkse afmetingen v a n 24 bij 11 m . D e z e kerk was grotendeels opgetrokken uit b l o k k e n tufsteen (30/36 x 10 cm); alleen het westelijke gedeelte van de zuidelijke l a n g s m u u r g i n g met een staande voeg abrupt over i n metselwerk van vrij grote kloostermoppen ( 3 0 x 1 5 x 7 cm). V e r d e r werden hier en daar incidentele toevoegingen en reparaties van kloostermop, onder andere i n de beide hoeken v a n de rechte koorsluitingsmuur, geconstateerd; i n deze gevallen was het steenformaat iets kleiner (28 x 14 x 7 cm). D e k o o r m u u r bleek aan de buitenzijde voorzien te zijn v a n een afzaat; deze bevond zich op 0,65 m - maaiveld. D e m u r e n v a n het huidige kerkgebouw rusten voor een groot deel direct op de overgebleven oude m u r e n i n de ondergrond. Volgens de historische gegevens ( V a n G r o n i n g e n 1989) is de eerste kerk vermoedelijk geb o u w d n a 1108, toen Hagestein het c e n t r u m v a n een moederparochie werd. Deze M i d d e l eeuwse kerk werd i n 1405 ernstig beschadigd of verwoest, waarna herstel volgde. E e n b r a n d tussen 1599 en 1601 legde de kerk grotendeels i n p u i n . A l l e e n het koor bleef behouden; h i e r i n werd voortaan gekerkt. I n 1785 werden de n o g overeind staande s c h i p m u r e n gesloopt. I n 1829/30 volgde een volledige nieuwbouw, grotendeels op de bestaande fundamenten. D e nieuwe kerk werd echter aan de oostzijde ingekort en kreeg daar een 3/5 sluiting. Tenslotte werd ook het oude koor afgebroken, zodat van de M i d d e l e e u w s e kerk alleen de toren aan de westzijde restte. H e t archeologisch onderzoek heeft zich beperkt tot smalle stroken aan weerszijden van de k e r k m u r e n en tot het opsporen v a n de b u i t e n de kerk gelegen M i d d e l e e u w s e koorsluiting. E r is w e i n i g te zeggen over een eventuele nadere i n d e l i n g van de M i d d e l e e u w s e kerkruimte. Was het een eenbeukige zaalkerk - met een overspanning van bijna 10 m wel erg breed - of betrof het een, voor N e d e r l a n d overigens zeldzame, Romaanse hallekerk? D e z e vragen bleven onopgelost. D e datering van het bouwwerk valt i n ieder geval n a 1108 en gezien de grote kloostermoppen i n het westelijke gedeelte mogelijk n o g voor 1200. D e tweede helft van de 12e eeuw lijkt het meest waarschijnlijk. D e reparaties met kloostermoppen i n het oostelijke e i n d k u n n e n kort n a 1200 zijn uitgevoerd. A a n deze kerk is i n de 13e eeuw aan de westzijde een toren toegevoegd, waarvan de onderbouw n o g i n de bestaande toren aanwezig is. M e d e w e r k i n g aan het onderzoek werd verleend door A . Verlek, opzichter bij A r c h i t e c t e n bureau Ir. R . V i s s e r te Schoonhoven. ROB, Amersfoort
H
-
Sarfatij 359
Archeologische kroniek Zuid-Holland
I
I'
L~~i
2
Afb. 19. Vianen: Hagestijn/Nederlands Hervormde Kerk. Plattegrond van de huidige kerk en de oudere bouwfasen. 1. kloostermoppen; 2. tufsteen.
Vlaardingen Bij verbouwingswerkzaamheden in een pand op de hoek van de Zomerstraat en de Bredestraat kwamen muurresten tevoorschijn die, naar archiefbronnen hebben uitgewezen, geïnterpreteerd kunnen worden als een deel van een stenen dijkversteviging uit de 15e of 16e eeuw. De lokatie bevindt zich aan de zuidzijde van de kerkterp van Vlaardingen waarop in ieder geval vanaf de 11e eeuw bewoning heeft plaatsgevonden. In de loop van de 15e eeuw werd deze terp door de Maas aangetast en werden gedeelten afgeslagen. Ter bescherming van het terplichaam werden op last van het Hoogheemraadschap van Delfland bepaalde dijkvlakken verstevigd door de oorspronkelijke houten beplatingen te vervangen door een stenen muur. Een bewijs voor de aantasting vormen de zandige kleiafzettingen ter plekke, met scherfmateriaal daterend uit de He tot en met de 15e eeuw. Vermeldenswaard zijn in dit kader ook de boomstamkistgraven die aan het eind van de 15e eeuw en rond 1745 blootspoelden door het erosieve Maaswater. Deze graven waren afkomstig uit het terplichaam. Bij het archeologisch onderzoek werd een deel van een stenen dijk gelokaliseerd en in detail onderzocht. Het betreft een nog 1,85 meter hoge muur (de oorspronkelijke hoogte kon niet meer worden vastgesteld) met een dikte van ca. 0,45 meter. Op één plaats werd ook een steunbeer aangetroffen. Deze was gemiddeld 0,75 meter breed en diep en was nog even hoog als de muur zelf. De steunbeer bevond zich aan de landzijde van de muur. Uit een latere periode (laatste kwart 17e eeuw) werd een beerput opgegraven. Deze put, waarin een aantal pijpaarden figuurtjes lagen, stond niet in relatie tot de muur, maar behoort tot de latere stedelijke bebouwing. De verzamelde ecologische monsters uit de put worden door de heer Kuijper (IPL) onderzocht. Helinium J.P. ter Brugge Vlist: Stolwijk Bij nieuwbouwwerkzaamheden aan de noordrand van de kerkheuvel van Stolwijk werden funderingen en een mogelijke kelder aangetroffen. Onderzoek ter plaatse 360
Archeologische kroniek Zuid-Holland
leerde dat het een 17e-eeuwse fundering betreft. Van verder onderzoek is afgezien; het muurwerk is afgedekt. Voorburg: Parkweg/NZH-terrein Begin 1989 kwam een omvangrijk, midden op de strandwal Rijswijk-Voorschoten gelegen terrein beschikbaar voor onderzoek. Door de Archeologische Werkgroep Voorburg werd op een aantal lokaties verkennend onderzoek verricht. Hierbij is vastgesteld dat een groot deel van het terrein tot na de Middeleeuwen een veendepressie is geweest. Deze laagte zal in verbinding hebben gestaan met het grote veengebied ten oosten van de oudste strandwal. Op een aantal duintjes aan de westzijde van de depressie is in de 14e en 15e eeuw zand gewonnen. Dit gebeurde door het graven van rechthoekige kuilen (ca. 1,5-2 x 0,5 meter), van elkaar gescheiden door dammetjes. Aan de zuidoostzijde van het terrein, op de rand van de depressie, lag een 15e-eeuwse erfbegrenzing van de bebouwing aan de Herenstraat. Door de lage ligging van het grootste deel van het terrein is het tot het einde van de 19e eeuw niet in de uitbreiding van de dorpskern betrokken. Archeologische Werkgroep Voorburg J- K . Hagers Zoetermeer De archeologische werkgroep Zoetermeer verrichtte onderzoek aan de Reguliersdam tussen Zoetermeer en Delft. Op de plek werden bewoningssporen aangetroffen uit de 16e eeuw, die mogelijk verband houden met een overtoom die in deze omgeving wordt vermoed. Diverse funderingsresten werden aangetroffen. Het onderzoek wordt voortgezet. Zwijndrecht Voorafgaand aan de aanleg van een park langs de noordkant van het riviertje de Devel, in Heer Oudelands Ambacht, werd een onderzoek verricht op een perceel waar zich zowel bewoningssporen uit de Late Middeleeuwen als uit de 17e-18e eeuw bevinden. Het onderzoek werd financiëel gesteund door de gemeente Zwijndrecht en de provincie Zuid-Holland. De Middeleeuwse sporen - kuilen en greppels - waren gelegen op de zandige oeverwal van de Devel. De grondsporen waren afgedekt door enkele decimeters zware klei. Het aardewerk wijst op doorlopende bewoning vanaf de 11e of 12e eeuw tot in de vroege 14e eeuw, dus vanaf de ontginningsfase van de Zwijndrechtse Waard tot aan de ondergang ervan, door overstromingen, rond 1314. Aan de kop van het perceel in kwestie, nabij het dijkje langs de Devel, bevonden zich dicht onder het maaiveld bakstenen funderingen en muurresten van een eenvoudige behuizing. Blijkens het aangetroffen aardewerk en enkele muntvondsten werd deze lokatie gedurende de 17e en de vroege 18e eeuw bewoond. Op het voormalige erf van deze woning werden onder meer de funderingen van een vierkante bakstenen oven en van een bijna 17 m lang gemetseld waterafvoerkanaal ontgraven, dat uit het achterhuisje van de woning naar een vroegere sloot leidde. De vele ijzeren nagels, slakken en hoefijzers wijzen op een hoefsmederij. Voor de fundering van het huis heeft men destijds Laat-Middeleeuwse bakstenen (formaat 25/26 x 12/13 x 5/6 cm) en verschillende kalk- en hardstenen bouwfragmenten secundair gebruikt. Waarschijnlijk was dit materiaal van het kort na 1421 gestichte en in 1572 vernielde klooster Eemsteyn, dat in de nabijheid lag. BOOR, Rotterdam R J - B . Hageman en M . C . van Trierum Zijderveldt De heer de Jong uit Leerdam meldde de vondst van een drietal aspotten aangetroffen onder de vloer van een boerderij. De potten dateren uit de 14e-16e eeuw. 361
Archeologische kroniek Z u i d - H o l l a n d
Literatuur A b b i n k , A . A . , 1989: M a a s l a n d : Foppenpolder; i n : D . P . Hallewas, Archeologische K r o n i e k van H o l l a n d over 1988, n Z u i d - H o l l a n d , Holland 21, 322-326. Brouwer, M . , 1989: A l p h e n aan de R i j n : D e Schans; i n : D . P. Hallewas, Archeologische K r o niek van H o l l a n d over 1988, n Z u i d - H o l l a n d , Holland 21, 326-327. Bloemers, J . H . F . , 1978: Rijswijk (Z.H.),
'De Bult'; Eine Siedlung der Cananefaten, Amersfoort
(Nederlandse O u d h e d e n 8). B u l t , E . J . , 1983: Midden-Delfland,
een archeologische kartering, inventarisatie, waardering en bewo-
ningsgeschiedenis, A m e r s f o o r t / M a a s l a n d (NAR 2). Bult, E . , A . de H a a n , W . H e s s i n g en J . M o e r m a n , 1990: H e t archeologisch onderzoek van de K e n e n b u r g , een v o o r l o p i g verslag naar aanleiding v a n de opgravingen i n 1989, te verschijnen i n
BKNOB.
C l a r k , J . G . D . , 1954: Excavations in Star Carr, an Early Mesolithic Site at Seamer, near Scarborough, Yorkshire. C a m b r i d g e . D ö b k e n , A . B . e n J . A . E r l i n g s , 1989: S c h i e d a m - K e t h e l : West Abtspolder; i n : D . P . Hallewas, Archeologische K r o n i e k v a n H o l l a n d over 1988, n Z u i d - H o l l a n d , Holland 21, 328-329. G r o n i n g e n , C L . van, 1989: D e V i j f h e r e n l a n d e n e t c , i n : De Nederlandse monumenten van Geschiedenis en Kunst, 's-Gravenhage, 247-250. G u i r a n , A . J . , 1989: Sporen door het verleden: archeologisch onderzoek tijdens de aanleg van de W i l l e m s s p o o r t u n n e l door R o t t e r d a m , Westerheem 38, 265-273. Hallewas, D P , 1989: Archeologische K r o n i e k v a n H o l l a n d over 1988, n Z u i d - H o l l a n d , Holland 21, 277-348. H e e r i n g e n , R . M . van, 1984: 's-Gravenhage i n archeologisch perspectief, i n : D e b o d e m v a n 's-Gravenhage, Mededelingen Rijks Geologische Dienst vol. 37-1. H e i n s b r o e k , P . G . , 1989: V o n d s t m e l d i n g Aalkeetbuitenpolder, Terra Nigra 106, 11-14. Koorevaar, T., 1989: D e maalsteen uit G o r i n c h e m , Grondig Bekeken 4, 4-8. Koorevaar, T., 1989-2: Giessenburg, Peursumseweg 125, Grondig Bekeken 2, 17-20. L o u w e K o o i j m a n s , L . P. 1970-1971: M e s o l i t h i c B o n e a n d A n t l e r Implements from the N o r t h Sea a n d the Netherlands, Ber. ROB 20-21, 27-73. M a g e n d a n s , J . R . e n J . A . Waasdorp 1987: 's-Gravenhage: Eisenhowerlaan 142/152, i n : D . P . Hallewas, Archeologische kroniek van H o l l a n d over 1986, n Z u i d - H o l l a n d , Holland 20, 281-341. M o d d e r m a n , P . J . R . , 1952: Nederzetting uit de Vroege Ijzertijd. 's-Gravenhage (Prov. Z u i d - H o l l a n d ) . H e n g e l o l a a n , Escamppolder, Ber. ROB 3, 2-3. S t u u r m a n , P , 1987: G r a v e n i n een recent verleden, Westerheem 36, 75-87. T i l l e m a , M . , 1990: V o o r l o p i g verslag o p g r a v i n g Berckepoort te D o r d r e c h t , Grondig Bekeken 1, 31-38. Verhart, L . B . M . , 1988: M e s o l i t h i c barbed points a n d other implements from E u r o p o o r t , the Netherlands, OMROL 68, 145-194. Waasdorp, J . A . , 1989: 's-Gravenhage: Waalsdorpervlakte; i n D . P . Hallewas, A r c h e o l o g i sche kroniek van H o l l a n d over 1988, n Z u i d - H o l l a n d , Holland 21, 318-320. W i t , C . de, 1962: D e prehistorie van onze kuststreek ( v m ) , Westerheem 11, 36-41.
362
H . J . A . H . G . Metselaars
Archiefnieuws Aanwinsten en gedrukte toegangen 1988 en 1989 In de rubriek wordt vooral gewezen op archieven, van belang voor lokaal en regionaal historisch onderzoek, die in 1988 en 1989 in openbare archiefbewaarplaatsen zijn opgenomen. Daarnaast worden de archieven vermeld waarvan een gedrukte inventaris is verschenen. Deze rubriek verscheen eerder volgens deze opzet in Holland, 19e jaargang (1987), nr. 2, blz. 113-117, en 20e jaargang (1988), nr. 3, blz. 151-157. Holland, algemeen Het ministerie van Sociale Zaken droeg de dossiers die bij de Arbeidsinspecties zijn aangelegd in verband met de verlening van Hinderwetvergunningen, 1890-1960, over aan de rijksarchieven. Welke mogelijkheden tot onderzoek de H i n derwetbescheiden bieden, wordt door F . F . J . M . Geraedts uiteengezet in deel ix van de serie Broncommentaren, uitgegeven door de Stichting A r chief Publicaties. Deze broncommentaren zijn in ieder geval ter inzage bij alle archiefdiensten. De kadastrale minuutplans 1832 met de bijbehorende Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels van alle gemeenten in Noord- en Zuid-Holland kwamen in de betreffende rijksarchieven ter inzage. Noord-Holland Algemeen De Stichting Noord-Hollands Zuivelarchief te Lutjewinkel gaf een groot aantal archieven in bewaring aan archiefdiensten. Het rijksarchief in Noord-Holland verwierf de archieven van de Vereniging tot Ontwikkeling van de Landbouw in Hollands Noorderkwartier, 1871-1940, van de Bond van Zuivelfabrieken in Noord-Holland, 1906-1969, en van enige zuivelfabriekjes in de kop van de provincie. Archieven van zuivelfabrieken in West-Friesland kwamen in het streekarchief in Hoorn te berusten. Alkmaar Het gemeentearchief verwierf de archieven van de Vrijzinnig Hervormden (Evangelische Unie), 1926-1985, de voetbalvereniging AZ '67, 1955-
1985, en de familie D u Tour, 1743-1931. De Kamer van Koophandel droeg de Handelsregisterdossiers van tussen 1922 en 1960 opgeheven bedrijven over aan het rijksarchief in NoordHolland. Amstelveen Door de gemeente werd het archief van de Stichting Openluchtspel Beatrijs, 1950-1964, in bewaring genomen. Amsterdam Het gemeentearchief verwierf de archieven van een tweetal wereldberoemde Amsterdamse instellingen: het Concertgebouw, 1889-1982, en het Amstelhotel, 1866-1980. Voor de (woning)bouwgeschiedenis zijn van belang de omvangrijke archieven van de architecten F A . Wamers, 1900-1952, en A . Warners, 19001970, de archieven van de woningbouwvereniging 'Salerno', 1853-1960, de N.V. Bouwonderneming 'Jordaan', 1869-1971, de Stadswerken en -gebouwen (voorheen Stadsfabriekambt), 18121855 en de vereniging Amsterdams bouwfonds, 1905-1975. Bedrijfsarchieven werden verworven van: de tabakshandel Kluytenaar, 1890-1940, de goud- en zilversmeden Fa. Schaap en Citroen, 1948-1977, uitgeverij Elsevier, 1945-1987, en Gescher en Kemper, 1890-1948. O p het gebied van de scheepvaart kwamen archieven binnen van: de scheepssmederij G . Schut H z n , 1909-1979, het werktuig- en scheepsbouwkundig expertisebureau A . J . J . van den Andel, 1891-1970, en de Vereniging voor algemene scheepvaartbelangen, 1891-1983. De archieven van een viertal r.k. parochies werden in bewaring genomen: de H . Augustinus in Buitenveldert, 18e eeuw-1970, de H . H . Martelaren van Gorcum te Watergraafsmeer, 1902-1982, O L . Vrouw Koningin van de vrede, 1900-1970, en H . Vincentius a Paulo, 1900-1981. Verdere aanwinsten waren o.a. de archieven van het Emma kinderziekenhuis, 1864-1988, de sociëteit De Kring, 1922-1980, en de Diamantbeurs, 1911-1960. Van twee archieven verschenen inventarissen in druk: de Afdeling Algemene Zaken van de gemeentsecretarie, 1812-1945, door P.J. Blom en het college van Aalmoezeniers, sedert 1666 van Regenten van het Aalmoezeniersweeshuis, 1613363
Archiefnieuws
1825(1828), door E. Lievense-Pelser. Blaricum Het streekarchief in Hilversum publiceerde een voorlopige inventaris van de archieven van de gemeente Blaricum, 1698-1926, van de hand van M . A . P . de Vaan. Bussum Het stadsarchief van Naarden verwierf het archief van de doopsgezinde gemeente BussumNaarden. Drechterland Archiefstukken van de coöperaieve zuivelfabriek 'Eureka' te Binnenwijzend, 1904-1964 werden in bewaring gegeven aan het streekarchief in Hoorn. Edam Het streekarchief Waterland in Purmerend verwierf het archief van de N V Keramische Industrie Fris, 1941-1970. De inventaris van het archief van de NederlandsIsraëlitische gemeente, 1779-1888, door F. Schoonheim, werd gepubliceerd in De Joodse Gemeente van Edam 1779-1886 (uitgave Vereniging O u d Edam, 1989). Enkhuizen Aan het streekarchief in Hoorn werd het archief van de Evangelisch-Lutherse gemeente, 16321986, in bewaring gegeven. 's-Graveland Bij het streekarchief in Hilversum verscheen de gedrukte inventaris van de archieven van de polder 's-Graveland, 1625-1979, door P . S . M . Veltman. Dit streekarchief nam ook de archieven van de hervormde kerkeraad en diaconie, 1658-1946, in bewaring. Haarlem Het gemeentearchief nam de fragmenten in bewaring van de archieven van een aantal r.k. kloosters en kerken die voorheen bij het bisdom Haar364
lem berustten. Het archief van K . Vissers' Autodiensten, 19121982, bekend als De Snelle Visser, werd in bewaring gegeven aan het rijksarchief in NoordHolland. Haarlemmerliede en Spaarnwoude In het gemeentearchief te Haarlem kwamen te berusten de archieven van de vereniging voor bedrijfsvoorlichting 'IJpolders', 1935-1983, de K V P , afdeling Haarlemmerliede en Spaarnwoude, 1948-1980, en de kruisvereniging, 1892-1984. Harenkarspel Het archief van de r.k. parochie van de H . Wulfram te Waarland, 1919-1970, werd in bewaring gegeven aan het rijksarchief in Noord-Holland. Hilversum Het streekarchief verwierf de tekeningen en correspondentie betreffende de bouwvergunningen van inmiddels gesloopte panden. Dit materiaal is toegangelijk op straatnaam. Verder kwamen in het streekarchief te berusten de archieven van de gereformeerde classis Hilversum, 1932-1984, en van de familie Bijlard/De Wit, textielfabrikanten, 1774-1944. Tenslotte kwam in het streekarchief de collectie Van Oostenrijk ter inzage. De collectie bevat prenten, foto's en knipsels van oud-Hilversum, ca. 1890-1970. Hoorn Het streekarchief verwierf de archieven van Schermer's Wijnhanden, 1735-1982, van de Vakschool voor Kaasmakers, 1909-1950, van de evangelisch-lutherse gemeente, 1628-1982, en van de familie Carbasius, 1841-1986. Ilpendam Het streekarchief Waterland te Purmerend nam van het gemeentearchief van Amsterdam het archief over van de doopsgezinde gemeente Den Ilp-Landsmeer, 1663-1898. Katwoude Onder de titel 'Archieven van Katwoude' publiceerde het streekarchief Waterland in Purmerend
Archiefhieuws
inventarissen van het archief van het dorps-, tevens polderbestuur, 1322-1738, en van het archief van het polderbestuur, 1796-1981, door F. Schoonheim.
Dorpswaag van Opmeer (1856-1859), door Jan de Bruin.
Landsmeer
Het streekarchief Waterland verwierf de archieven van de drukkerij en uitgeverij Muusses, 19181985. Van het gemeentearchief van Amsterdam werd het archief van de doopsgezinde gemeente, 1603-1815, overgenomen.
Zie: Ilpendam. Laren Het archief van de hervormde gemeente, 18651971, werd in bewaring gegeven aan het streekarchief in Hilversum. Monnickendam Het streekarchief Waterland te Purmerend publiceerde een inventaris van het archief der secretarie van de gemeente Monnickendam, 18141943, door J . Berghoef.
Purmerend
Schoorl Het archief van het Veefonds Schoorl, 1888-1976, kwam in het gemeentearchief van Alkmaar te berusten. Stedebroec Aan het streekarchief in Hoorn werd het archief van het gereformeerde weeshuis in Grootebroek, 1701-1976, in bewaring gegeven.
Naarden Velsen Het stadsarchief verwierf de archieven van de doopsgezinde gemeente Bussum-Naarden, 19071986.
Het archief van de r.k. parochie van de H . Martinus in 't Veld, 1696-1974 werd in bewaring gegeven aan het rijksarchief in Noord-Holland.
Behalve het archief van de afdeling Velsen van de Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers, 1946-1985, kwamen in het gemeentearchief enige kerkelijke archieven ter inzage: die van de hervormde gemeenten te Velsen-Zuid, 1867-1975, en VelsenNoord, 1922-1977, en van de vereniging voor Vrijzinnig Hervormden te Velsen/'t Braambos, 1929-1986.
Noorder-Koggenland
Venhuizen
Aan het streekarchief in Hoorn werd het archief van het departement Hauwert van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen ('Grote Nut'), 1858-1987, geschonken.
Het streekarchief in Hoorn verwierf de overgebleven archiefstukken van de coöperatieve zuivelfabriek 'De Volharding' te Hem, 1906-1962.
Niedorp
Warmhuizen Opmeer Aan het streekarchief in Hoorn werden de archieven van de hervormde gemeente te Hoogwoud, 1657-1981, en de r.k. parochie van de H . Bonifacius te Spanbroek, 1770-1978, in bewaring gegeven. Als nr. 8 in de Westfriese inventarisreeks verscheen bij het streekarchief de inventaris van de secretariearchieven van de gemeente Opmeer en Spanbroek 1817-1959(1972) en het archief van de
Het archief van de hervormde gemeente, 18501980, kwam in het gemeentearchief van Alkmaar te berusten. Weesp In het gemeentearchief kwamen de archieven ter inzage van de V V D , afdeling Weesp, 1958-1988, en van de smederij Wildschut, 1892-1923.
365
Archiefnieuws
Wester-Koggenland Aan het streekarchief in Hoorn werd het archief van de r.k. parochie O . L . Vrouw Rozenkrans in De Goorn, 1853-1984, in bewaring gegeven.
raadschap werden de archieven van een drietal polders opgenomen, Kersbergsche en Achthovensche Uiterwaarden, 1858-1988, De Eendracht, 1812-1988, en De Uiterwaarden, 1854- 1988. Albrantswaard
West-Friesland Door het waterschap Westfriesland werden de archieven van een groot aantal lokale polders, 19e20e eeuw, aan het streekarchief in Hoorn overgedragen. Bij deze overdracht hoorde ook het archief van de N . V . Lokaal Spoorweg Maatschappij 'Hollands Noorderkwartier', 1884-1936. Ook kreeg het streekarchief fragmenten in bewaring van archieven van voormalige zuivelfabrieken.
In de archiefbewaarplaats van het waterschap IJsselmonde kwamen de archieven te berusten van een aantal polders in Rhoon en Pendrecht, 1617-1973. In deze archieven werd een klein restant aangetroffen van het archief van de hoge heerlijkheid Rhoon en Pendrecht, 1700-1802. Het eigenlijke archief van deze hoge heerlijkheid ging in 1940 door oorlogsgeweld verloren. Barendrecht
Zaanstad De archieven van de banne Westzaan en de polder Westzaan, 1680-1970, kwamen in het gemeentearchief te berusten. Ook verwierf het gemeentearchief enige omvangrijke bedrijfsarchieven: die van de machinefabriek Fa. R M . Duyvis in Koog aan de Zaan, 1900-1945, de Fa. Gebr. Gorter, aannemers en bouwkundigen te Wormerveer, 1887-1966, en de Fa. Jan Tavenier, scheepmakelaars en cargadoors te Zaandam, 1950-1980. Een tweetal archieven van doopsgezinde gemeenten werd in bewaring genomen: Zaandam Oost en West, 1840-1970, en Westzaan, 1660-1970. Verder verwierf het gemeentearchief o.a. het archief van het Wormerveers Mannenkoor, 18781968, en de atletiekvereniging 'Zaanland', 19331987. De Kamer van Koophandel droeg de Handels-registerdossiers van bedrijven die in de periode 1922-1960 werden opgegeven over aan het rijksarchief in Haarlem.
Bij het waterschap IJsselmonde verscheen de inventaris van het archief van waterschap De Koedood, 1850-1973, door J.F. van Rooijen. Bernisse Het archief van de werkliedenvereniging 'De Hoop' te Zuidland, 1900-1977, werd in bewaring gegeven aan het streekarchivariaat Voorne-Putten en Rozenburg. Bodegraven De archieven van de Nutskleuterschool, 18851987, en van de parochie van de H . Willibrordus, 1719-1976, kwamen ter inzage in het streekarchivariaat 'Rijnstreek' te Woerden. Boskoop
Zuid-Holland
Het archief van de rijksmiddelbare tuinschool kwam in het rijksarchief in Zuid-Holland te berusten.
Algemeen
Brielle
Als nr. 51 verscheen in de inventarisreeks van de Hollandse Rijksarchieven de inventaris van het archief van de familie van Matenesse en van de heerlijkheid Matenesse, 1251-1917, door J . C . Kort.
In de inventarisreeks van het streekarchivariaat Voorne-Putten en Rozenburg verscheen als nr. 8: De archieven van de penningmeester van de zandvoetpaden in het land van Voorne en de besturen van de grindweg Brielle-Nieuw-Beijerlandse Veer en de tertiaire weg 65, 1725-1971, en als nr. 9: Het archief van de polder St. Annapolder en het Schapengors, (1806)1811-1973. Beide inventarissen zijn van de hand van L W . Hordijk.
Alblasserwaard In de archiefbewaarplaats van het hoogheem-
Archiefnieuws
Delft Het gemeentearchief verwierf de archieven van: - een aantal studentenverenigingen, - de wijnhandel en distilleerderij Hellebrekers, 1900-1970, - de afdeling Delft van de Ondernemersfederatie, 1970-1982, - de DelftscheCaroussel Vereniging, 1938-1978, - de belangenvereniging Staatsliedenbuurt, 1973-1980, - de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter Bevordering van de Geneeskunst, afdeling Delft, 1882-1985. In de druk verscheen de inventaris van het archief van de Evangelisch-Lutherse gemeente door H . Groenewold. Dordrecht Het gemeentearchief verwierf de archieven van: - de Nederlands-Israëlitische gemeente, - de Dordrechtse Medische Specialisten Vereniging, 1925-1978, - de Dordrechtse Gymnasiastenclub 'Vossius', 1916-1987, - de Dordrechtsche Brandweer Vereeniging, 1927-1967, - de Commandeurs-Vereeniging 'Jan van der Heijden', 1960-1978, - de Dordrechtse Krachtsport- en Atletiek Vereniging 'Hercules', 1896-1989. Twee collecties betreffende de Grote Kerk kwamen in het gemeentearchief te berusten, die van de Werkgroep 'Grote Kerk' en een collectie stukken betreffende de restauratie. Driebruggen Het archief van de gereformeerde kerk te Waarder, 1887-1987, kwam werd in bewaring gegeven aan het streekarchief 'Rijnstreek' te Woerden. Giessenlanden Bij het gemeentearchief van Gorinchem werd het archief van de hervormde gemeente van GiessenNieuwkerk en Nederslingeland, 1671-1979, toegankelijk gemaakt. Gorinchem Het gemeentearchief verwierf de archieven van:
- de Openbare Leeszaal en Bibliotheek, 19171985, - de pedagogische academie Juliana van Stolberg, 1907-1976, - de commandant van de 6e compagnie van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten, strijdend gedeelte 1937-1985, de werkgroep 'Stop de neutronenbom - Stop de kernwapens Gorinchem en omstreken', en het vredesoverleg Gorinchem en omstreken, 1981-1984. Gouda Het gemeentearchief startte een nieuwe gedrukte reeks Midden-Hollandse toegangen. Als eerste verschenen hierin de inventaris van de archieven van de N . V . Koninklijke Stearine Kaarsenfabriek Gouda-Apollo, 1858-1960, door A . R Hoekstra, en de inventaris van de archieven van de Gereformeerde kerk van Gouda, 1849-1983, door J . A . de Jong. Verder kwamen ter inzage de archieven van: - de plateelbakkerij en pijpenfabrieken 'Zenith', v/h Fa. R J . van der Want A z n , 1914-1984, - de honkbal- en softbalvereniging 'The Braves', 1965-1985, - de voetbalvereniging F C . Olympia, 18861986, - Abva-Kabo, afdeling Gouda, 1964-1983, - het gemengd koor Toonkunst Caecilia (afd. Gouda van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst), 1923-1981. Verder werd het archief van de Kamer van Koophandel, 1833-1922, in bewaring genomen. De notulen van de Kamer van Koophandel, 1922-1950, kwamen in het rijksarchief in Zuid-Holland te berusten. 's-Gravenhage Het gemeentearchief verwierf de archieven van enige bekende Haagse boekhandels: W . R van Stockum en Zn, 1833-1972, en Gebroeders van Cleef, 1909-1961. Andere aanwinsten waren de archieven van: - de firma Pander en Zonen en opvolgers, 1868-1979, - de drukkerij Trio, 1897-1984, - de beleggingsmaatschappij Sportlaan, 1927-1982, - de christelijk-historische kiesvereniging Den Haag, 1894-1973, - het fonds van Liefdadigheid voor Rooms-Ka367
Archiefnieuws
tholieken, 1844-1977, - de TBC-bestrijding, 1904-1982, - de Stichting Laan van Meerdervoort, 18991987, - de Vereniging voor natuurbescherming, 19261971, - de parochie H . Engelbewaarders, 1912-1982, - de stichting Madurodam, 1952-1978, - N V Houtrust, 1960-1988. In druk verscheen een inventaris van de archieven van de Evangelisch-Lutherse gemeente, 1612-1981, door Ronald Grootveld. Leiden Het omvangrijke archief van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst, 19211985, kwam in het gemeentearchief ter inzage. Andere aanwinsten waren de archieven van: - het College van Collectanten der Huiszittenen Diaconie-armen, 1853-1987, - de Vrouwen Advies commissie voor de Woningbouw, 1956-1988, - de scheepswerf W . E Maas en zonen, 18271956, - de verffabriek Gijsman, 1920-1973, - industrie- en schoorsteenbouw De Ridder, 1912-1962, - de gemeentelijke HBS, 1864-1975, - de 3 October-Vereeniging, 1886-1974. In de reeks Leidse inventarissen verscheen de inventaris van de archieven van de Latijnse School, sedert 1838 het stedelijk gymnasium, 1739-1982, door R . M . Benata Hengstmengel-Koopmans. De leerlingenregisters uit dat archief zijn geïndiceerd. Deze indices zijn gepubliceerd in A . M . Coebergh van der Braak, Meer dan zes eeuwen Leids Gymnasium, (Leiden 1988).
Middelharnis Het archief van de r.k. parochie O. L . Vrouw Hemelvaart, 1812-1972, werd in bewaring gegeven aan het rijksarchief in Zuid-Holland. Nieuwerkerk aan de IJssel Een aantal archieven die totnogtoe in het rijksarchief berustten werden aan het streekarchief in Gouda in bewaring gegeven. Het betreft met name archieven van de schepenbank en notarissen en de doop-, trouw- en begraafboeken. Rotterdam Aanwinsten waren de archieven van: - PvdA, afdeling Rotterdam-West, 1949-1983, - Wit-Gele Kruis, 1912-1973, - de gereformeerde kerk te Barendrecht, 18561973, - de Hervormde Jeugdraad, 1949-1976, - de beleggingsmaatschappij Rhoon, Pendrecht en Cortgens BV, 15e-20e eeuw, - Ridderclubwerk, 1954-1965, - de Dr. H . Colijnschool aan de Korfmakersstraat, 1926-1976. - A . L . van Beek (internationaal) b.v., 1912-1968. Voor Rhoon zie onder Albrantswaard. Rijswijk
Het hoogheemraadschap van Rijnland publiceerde een inventaris van de archieven van de Duivenvoordse-Veenzijdse polder onder de gemeenten Wassenaar, Voorschoten en Leidschendam, 1626-1978, door R . A . van Iterson.
Het archief van het gemeentebestuur over de periode 1946-1978 werd overgebracht naar het gemeentearchief. Verdere aanwinsten waren de archieven van: - het bestuur van r.k. parochiescholen, 18981971, - het hervormd rusthuis Onderwatershof, 18481985, - de Rijswijkse afdelingen van de PvdA, 19471963, - de vereniging Heemschut, 1941-1984, - het huis Den Burch, 1479-1802, - de familie De Heij, timmerlieden en molenmakers, 1811-1922.
Lisse
Schiedam
De archieven van Vereniging Proeftuin voor de Bloembollencultuur en de rijksmiddelbare tuinbouwschool kwamen in het rijksarchief in ZuidHolland te berusten.
De archieven van de gereformeerde kerk van Schiedam, de zgn. synodalen, 1838-1930, en van de woningbouwvereniging Kethel, 1900-1987, kwamen in het gemeentearchief ter inzage.
Leidschendam
368
1 Archiefnieuws
Schipluiden
Warmond
Het archief van de hervormde gemeente, 14671945, werd ondergebracht in het gemeentearchief van Delft.
Het archief van de hervormde gemeente, 16531965, werd in bewaring gegeven aan het rijksarchief in Zuid-Holland.
Schoonhoven
Wassenaar
Het archief van de Nijverheidsvereniging voor Goud- en Zilversmeden, 1862-1970, werdin het streekarchivariaat ondergebracht.
Het hoogheemraadschap van Rijnland publiceerde de inventaris van de archieven van de Duivenvoordse-Veenzijdse polder onder de gemeenten Wassenaar, Voorschoten en Leidschendam, 1626-1978, door R . A . van Iterson. Bij het rijksarchief in Zuid-Holland verscheen de inventaris van de archieven van de gereformeerde Kerken van Wassenaar, 1915-1941, van Wassenaar-Dorp, 1941-1989, en van Wassenaar-Zuid, 1941-1986, door H . J . P h . G . Kaajan.
Strienemonde Van de bij het waterschap De Groote Waard in Klaaswaal berustende archieven van de voormalige polder Strienemonde werd een inventaris gepubliceerd door P.F.A. Vrolijk en G . Timmerman. Vlaardingen Het gemeentearchief verwierf enige archieven op het gebied van de scheepsbouw en scheepvaart: de FNv-bedrijfsledengroep/ondernemingsraad Havenbedrijf Vlaardingen Oost, 1972-1987, de scheepswerf en machinefabriek A . de Jong N.V., 1914-1945, en de rederij Betz en Van Heijst's Handelsmaatschappij, 1900-1955. Verdere aanwinsten waren de archieven van de Vlaardingse Zwemclub (vzc), 1927-1987, het C H U , afdeling Vlaardingen, 1948-1973, en de Stadsgehoorzaal, 1952-1980.
Woerden Het streekarchivariaat 'Rijnstreek' verwierf de archieven van: - de stichting Buurt-Activiteiten Schilderskwartier (BAS), 1980-1987, - de oratoriumvereniging 'Oefening en Stichting', 1919-1984, - de stichting Welzijnszorg Buitenlandse Werknemers, 1976-1987, - het comité Bejaardenreis Woerden, 1974-1987, - de landelijke rijvereniging en ponyclub 'De Tournoyruiters', 1935-1985, geïnventariseerd door C . J . H . M . van de Panne-van Deuren.
Voorschoten Zie Wassenaar Waddinxveen Een aantal archieven die totnogtoe in het rijksarchief berustten werden aan het streekarchief in Gouda in bewaring gegeven. Het betreft met name archieven van de schepenbank, de weeskamer en notarissen en de doop-, trouw- en begraafboeken. Verder nam het streekarchief ook in bewaring de archieven van de burgerlijke stand en het burgerlijk armbestuur.
369
Museumnieuws
activiteiten van de schilder Jan Claesz., tot voor kort alleen bekend als 'de Enkhuizer meester van de kinderportretten', kunnen gezien worden als het begin van deze bloeiperiode. N a een schildersopleiding te Amsterdam wasjan Claesz. tusTentoonstelling'. Portret van Enkhuizen in de Goudensen 1594 en 1618 in Enkhuizen werkzaam. H i j was een veelgevraagd en kundig portrettist. O p Eeuw. dit moment zijn 29 schilderijen van zijn hand geï15 september tot 15 januari 1991 in het Zuiderdentificeerd. N a 1618 waren telkens verschillende zeemuseum Enkhuizen, Wierdijk 18, Enkhuischilders in Enkhuizen werkzaam, al vestigden zen. zich geen schilders meer permanent in de stad, Openingstijden: dagelijks 10-17 uur. zoals Jan Claesz. nog wel had gedaan. De EnkBegeleidende catalogus door R . E . O . Ekkart: huizer schilderskolonie werd in de eerste helft van ƒ29,50. de 17e eeuw gekenmerkt door een voortdurend komen en gaan van kunstenaars: terwijl in EnkN a driejaar gesloten te zijn geweest, is het binhuizen geboren schilders als Willem Bartsius en nenmuseum van het Zuiderzeemuseum EnkhuiAbraham van Coninxvelt na verloop van tijd hun zen sinds 15 september j.1. weer voor het publiek heil elders zochten, kwamen uit andere steden afopengesteld. Voorlopig is slechts een gedeelte van komstige schilders als Herman Doncker en Gerhet museum in gebruik. Pas in 1994, wanneer volbrand Ban juist naar Enkhuizen toe. Ondanks gens plan de laatste fase van de vernieuwing zal deze telkens wisselende samenstelling van de zijn voltooid, zal het gehele binnenmuseum weer schilderskolonie meent Ekkart dat er toch van een toegankelijk zijn. In het binnenmuseum zal dan typische Enkhuizer schildersschool gesproken een beeld gegeven worden van zeven eeuwen kan worden. N a 1650 kwam er een eind aan de Zuiderzeegeschiedenis: van de Hanze-periode culturele bloei van de stad. Inwoners van Enkhuitot het heden. Door middel van permanente tenzen moesten voor hun portret nu veelal naar een toonstellingen zal aandacht besteed worden aan andere stad. Vooral de Hoornse schilder Jan A l de strijd tegen het water, de visserij op en vanuit bertsz. Rotius profiteerde van deze situatie; hij de Zuiderzee, de Hollandse handelshegemonie portretteerde in de jaren zestig verschillende welvan de Hanze-tijd tot en met de Gouden Eeuw en gestelde Enkhuizer burgers. Pas door de bouw en de walvisvaart. O p dit moment is, naast de bede decoratie van het nieuwe stadhuis in de jaren kende schepenzaal, nog alleen de vaste tentoon1687-1692 werden weer schilders naar Enkhuizen stelling over de walvisvaart ingericht. Deze tengetrokken. toonstelling, waarin authentiek materiaal zinvol
De redactie van Holland is van plan om in ieder nummer enkele historisch belangwekkende tentoonstellingen te signaleren - soms heel kort - in de rubriek museumnieuws.
is gecombineerd met reconstructies en die fraai is vormgegeven, geeft de bezoeker een goed beeld van alle facetten van de walvisvaart.
De tentoonstelling Portret van Enkhuizen in de Gouden Eeuw geeft een prachtig overzicht van de artistieke produktie in de stad. De Enkhuizer schildersschool heeft geen Rembrandts of Halsen Daarnaast is speciaal ter gelegenheid van de voortgebracht, maar dat feit is juist verantwooropening een bijzondere tentoonstelling te zien delijk voor de charme van de tentoonstelling. over de Enkhuizer schildersschool in de 17e eeuw: Portret van Enkhuizen in de Gouden Eeuw. Tot voor Hier ziet men nu eens niet de algemeen bewonderde meesterwerken maar veertig schilderijen kort kwam Enkhuizen niet voor op de kunsthistovan minder bekende schilders. Deze werken, die rische kaart van Nederland. In kunsthistorische soms wat onhandig en stijf zijn geschilderd, zijn overzichtswerken genoot de stad alleen enige in veel opzichten waarschijnlijk representatiever faam als geboorteplaats van de bekende veeschilvoor de Nederlandse schilderkunst van de 17e der Paulus Potter. Deze verliet echter reeds op eeuw dan de schilderijen van de beroemde meeszeer jeugdige leeftijd de stad en kan daarom ters. Dat neemt overigens niet weg dat er op de moeilijk als een typische Enkhuizer schilder wortentoonstelling enkele opmerkelijke schilderijen den gekarakteriseerd. Niettemin kende de stad in hangen, zoals de aantrekkelijke kinderportretten de 17e eeuw, zoals intensief speurwerk van de van Jan Claesz. en het wat stijf geschilderde maar kunsthistoricus R . E.O. Ekkart heeft duidelijk gezeer ontroerende anonieme familieportret van maakt, wel degelijk een bloeiend artistiek leven. een echtpaar met elf kinderen, waarvan er slechts Vooral voor vakkundige portrettisten viel er in twee in leven zijn gebleven. De negen andere zijn Enkhuizen een goede boterham te verdienen. De 37C
Museumnieuws
H e r m a n D o n c k e r , F a m i l i e bij een h a v e n , 1645. P a r t i c u l i e r e c o l l e c t i e . D i t f a m i l i e p o r t r e t h a n g t , te z a n t e n m e t 39 a n d e r e i n E n k h u i z e n v e r v a a r d i g d e s c h i l d e r i j e n , o p de t e n t o o n s t e l l i n g ' P o r t r e t v a n E n k h u i z e n i n de G o u d e n E e u w ' i n het b i n n e n m u s e u m v a n het Z u i d e r z e e m u s e u m . s p u i t . A a n l e i d i n g v o o r deze t e n t o o n s t e l l i n g is dat
d o o d i n h u n w i e g afgebeeld. D e t e n t o o n s t e l l i n g geeft e c h t e r n i e t a l l e e n een o v e r z i c h t v a n de
i n E n k h u i z e n vervaardigde
300 j a a r geleden zijn schitterend g e ï l l u s t r e e r d e ' B e s c r y v i n g d e r n i e u w l i j k s u i t g e v o n d e n e n geoc-
s c h i l d e r i j e n , m a a r tevens e e n b e e l d v a n de E n k -
trojeerde s l a n g - b r a n d s p u i t e n ' v e r s c h e e n .
h u i z e r elite. H e t is b i j z o n d e r a a r d i g o m te z i e n
B i j b e i d e t e n t o o n s t e l l i n g e n v e r s c h i j n t een c a t a l o -
hoe b e p a a l d e l e d e n v a n de elite z i c h i n de plaatse-
gus.
lijke k l e d e r d r a c h t l i e t e n a f b e e l d e n , t e r w i j l a n d e r e n z i c h j u i s t i n de g a n g b a r e H o l l a n d s e m o d e l i e ten p o r t r e t t e r e n . N a 1650 k o m t d u i d e l i j k e e n a n -
T e n t o o n s t e l l i n g : Die Haghe 1625-1850.
d e r e g e n e r a t i e r e g e n t e n a a n de m a c h t , d i e z i c h
sche tekeningen uit het Gemeentearchief.
veel m o n d a i n e r k l e e d t d a n de o u d e r e generatie.
2 o k t o b e r 1990 t / m 6 j a n u a r i 1991. G e m e e n t e a r -
PK.
Topografi-
chief, L o o s d u i n s e w e g 17, D e n H a a g . T e r g e l e g e n h e i d v a n het 100-jarig b e s t a a n v a n de
T e n t o o n s t e l l i n g : Ramp
en brand in Nederland
en
Geschiedkundige Vereniging D i e Haghe worden
brandblussen op papier.
t e k e n i n g e n e n p l a t t e g r o n d e n v a n D e n H a a g tus-
9 n o v e m b e r 1990 t / m 26 j a n u a r i 1991. M u s e u m
sen 1625 e n 1850 g e t o o n d .
H e t S c h i e l a n d s h u i s , K o r t e H o o g s t r a a t 31, R o t terdam. O p e n i n g s t i j d e n : d i t / m z a 10-17 u u r , z o n - e n feestdagen 13-17 u u r .
Tentoonstelling:
'Gevonden
Voorwerpen',
bodem-
vondsten uit Zoetermeer. 8 s e p t e m b e r 1990 t / m 20 j a n u a r i 1991. M u s e u m
Ramp en brand in Nederland laat s c h i l d e r i j e n , teke-
't O u d e H u i s , D o r p s s t r a a t 7, Z o e t e r m e e r , t e l .
n i n g e n e n p r e n t e n z i e n v a n de grootste r a m p e n i n
079-164735. O p e n i n g s t i j d e n za, zo en wo v a n 1 3 - 1 6 uur.
de N e d e r l a n d s e g e s c h i e d e n i s v a n de S i n t E l i s a b e t h s v l o e d tot de m e t foto's g e ï l l u s t r e e r d e w i n d h o o s v a n B o r c u l o i n 1925 e n de s t o r m r a m p v a n
U i t de Z o e t e r m e e r s e b o d e m z i j n i n de l o o p d e r j a -
1953.
r e n zeer v e e l v o o r w e r p e n o p g e g r a v e n : s p e e l g o e d ,
Brandblussen op papier t o o n t p r e n t e n v a n J a n v a n
gebruiksaardewerk,
d e r H e i j d e n , de u i t v i n d e r v a n de s l a n g e n b r a n d -
s c h o e n e n , g l a s w e r k e n zelfs m e e r d a n
pijpekoppen,
munten, 100.000 371
Museumnieuws
H . Kobelljr., Ijsvermaak, 1773; 18,8 x 26,5 cm. Deze aquarel is te zien op de tentoonstelling Hollandse aquarellen uit de 18e eeuw in het Rijksprentenkabinet Amsterdam.
miniatuurachtige fijnheid ontstonden, dan weer bleef het bij vlug opgezette schetsen die als voorstudie of ontwerp dienden. Het is voor het eerst dat aan dit onderdeel van de nationale tekeningen-collectie een representatieve tentoonstelling wordt gewijd. In de bijbehorende catalogus zijn alle aquarellen in kleur afgebeeld. De tentoonstelling is hiervoor, tot 2 december 1990, te zien geweest in het Nederlands Instituut te Parijs en zal na Amsterdam, in 1993 naar Tentoonstelling: Hollandse aquarellen uit de 18e de Verenigde Staten reizen. eeuw. 22 december 1990 t/m 18 februari 1991. Rijksprentenkabinet Amsterdam. Openingstijden: di t/m za 10-17 uur; zo 13-17 uur; op maandag, le kerstdag en 1 januari gesloten.
jaar oude mammoetbeenderen. Als introductie op de tentoonstelling is een band-dia serie te zien over de ontstaansgeschiedenis van Zoetermeer. Het twaalf en een half-jarig bestaan van de A r cheologische Werkgroep Zoetermeer vormde de directe aanleiding tot het organiseren van deze tentoonstelling, die ook met hulp van deze actieve werkgroep tot stand is gekomen.
Deze tentoonstelling is een selectie uit de eigen verzameling van het Rijksprentenkabinet en omvat 73 werken van onder meer Cornelis Troost, Jacob de Wit, Isaac de Moucheron en Jan van Huysum uit de eerste helft van de eeuw, tot en met meesters die al op de grens staan van de 19e eeuw, zoals Egbert van Drielst, Wybrand Hendriks en de Van Strij's. De onderwerpkeuze vertoont grote diversiteit: interieurscènes, zomer- en winterlandschappen, stillevens, dierstudies, ornamentale decoraties, portretten enz. De aquareltechniek werd nu eens minutieus aangewend, zodat op zichzelf staande kunstwerken van haast 372
Boekennieuws
A.F.J.
Boeken in het kort
Niemeijer,
Van Accijnsbrief
tot
Zuidam.
Scheepbouw in Haarlem van 1274 tot heden. H a a r l e m , S c h u y t e n C o . , 1990, 152 b l z .
Holland, algemeen
D e o p - e n n e e r g a n g v a n de s c h e e p s b o u w i n H a a r -
D r . A . J . C . M . G a b r i ë l s , De heren als dienaren en de dienaar als heer. Het stadhouderlijk stelsel in de tweede helft van de achttiende eeuw. ' s - G r a v e n h a g e , S t i c h t i n g H o l l a n d s e H i s t o r i s c h e R e e k s , d e e l 14, 1990, 513 b l z . D i t b o e k , o o k v e r s c h e n e n als p r o e f s c h r i f t i n L e i d e n , b e h a n d e l t de r e l a t i e tussen de s t a d h o u d e r e n
l e m w o r d t b e s c h r e v e n . T i j d e n s de 14e-16e e e u w w e r d e n o p de vele s c h e e p s w e r v e n a a n het S p a a r ne z e e s c h e p e n g e b o u w d , o n d e r a n d e r e v o o r A n t w e r p e n . N a 1600 v e r p l a a t s t e d i e n i j v e r h e i d z i c h v o o r n a m e l i j k n a a r de Z a a n , m a a r i n H a a r l e m b l e e f tot o p de d a g v a n v a n d a a g , m e t n a m e i n S p a a r n d a m , scheepsbouw.
de r e g e n t e n i n de r e p u b l i e k . D i e r e l a t i e w e r d i n b e l a n g r i j k e m a t e b e p a a l d d o o r het feit dat
de
s t a d h o u d e r e e n g r o o t a a n t a l a m b t e n k o n begev e n , w a a r d o o r de r e g e n t e n v a n h e m a f h a n k e l i j k waren.
m a (red.), De dolerenden van 1886 en hun nageslacht. 1990,
Uitgeversmaatschappij
J.H.
Kok,
634 b l z .
I n 1984 v e r s c h e e n ter g e l e g e n h e i d v a n de h e r d e n k i n g v a n de D o l e a n t i e v a n 1886 e e n n i e u w e b u n del,
N i c o l i n e H o o y m a n s e.a., Vrederechters in het Departement van de Mondingen
van de Maas
1811-1813.
R o t t e r d a m , M e d e d e l i n g e n v a n het J u r i d i s c h I n -
R e d . R v a n B e e k , dr. D . T h . K u i p e r e n J . C . O k k e Kampen,
Zuid-Holland
w a a r i n g e n e a l o g i e ë n v a n een groot aantal
personen, ook i n N o o r d - en Z u i d - H o l l a n d , die bij de de D o l e a n t i e w a r e n b e t r o k k e n . H e t
stituut, E r a s m u s U n i v e r s i t e i t , d e e l 49, 1989. H e t D e p a r t e m e n t v a n de M o n d i n g e n v a n de M a a s o m v a t t e tijdens de i n l i j v i n g b i j F r a n k r i j k o n g e veer het g e b i e d v a n het h u i d i g e Z u i d - H o l l a n d . D e v r e d e r e c t e r was e e n geheel n i e u w e i n s t e l l i n g , l a t e r o p g e v o l g d d o o r de k a n t o n r e c h t e r . N a a r de b e v o e g d h e d e n e n w e r k w i j z e v a n de v r e d e r e c h t e r d e e d een u n i v e r s i t a i r e w e r k g r o e p o n d e r z o e k .
boek
wordt ingeleid door een historisch-sociologische s t u d i e over de D o l e a n t i e v a n p r o f . dr. D . T h . K u i per.
Recensies Stelling Amsterdam
C o r v a n S o m e r e n , 'Terwijl mij persoon dit schrijft'. Dagboeken van een beurtvaartschipper op de Hollandse
P. K a n t e.a., De Stelling van Amsterdam.
Vestigings-
IJssel en de Zaan. A l p h e n a a n d e n R i j n , R e p r o -
werken rond de hoofdstad,
Beetster-
H o l l a n d B V , 1989, 171 b l z .
z w a a g 1988. U i t g e v e r i j A M A B o e k e n , H o o f d s t r a a t
U i t g a v e v a n de d a g b o e k e n v a n de b e u r t v a a r t -
89, 9 2 4 4 C M B e e t s t e r z w a a g .
s c h i p p e r T e u n i s B o e r e (1866-1925) over de j a r e n 1910-1920 e n d i e n s k l e i n z o o n T e u n i s B o e r e (geb. 1922) over 1937 e n 1945.
1880-1920,
Ter g e l e g e n h e i d v a n de a a n d a c h t d i e de C u l t u r e l e R a a d v a n N o o r d - H o l l a n d i n 1988 vestigde o p de S t e l l i n g v a n A m s t e r d a m o r g a n i s e e r d e de H i s t o r i sche V e r e n i g i n g H o l l a n d h a a r z o m e r e x c u r s i e v a n
Noord-Holland
dat j a a r n a a r d e z e v e r d e d i g i n g s w e r k e n r o n d de
H e l g a S. D a n n e r , Van Omringdijk tot
Westfrisiaweg.
Haarlem, Provincie Noord-Holland, Dienst Weg e n , V e r k e e r e n V e r v o e r , 1990, 48 b l z . T e r g e l e g e n h i e d v a n de v o l t o o i i n g v a n de W e s t f r i -
h o o f s t a d . I n d a t z e l f d e j a a r is o n d e r a u s p i c i ë n v a n het p r o v i n c i a a l b e s t u u r v a n N o o r d - H o l l a n d een b o e k over de S t e l l i n g v e r s c h e n e n v a n de h a n d v a n P. K a n t , P. S a a i , R . S c h i m m e l e n J . de Z e e .
boekje
D e S t e l l i n g v a n A m s t e r d a m is i n de j a r e n tus-
w a a r i n w o r d t geschetst hoe de i n f r a s t r u c t u u r v a n
sen 1880 e n o n g e v e e r 1920 a a n g e l e g d als v e r d e d i -
West-Frieland zich ontwikkelde. Behandeld wor-
g i n g s g o r d e l r o n d de stad. V a n a f de z e v e n t i e n d e
d e n de vroegste o n t g i n n i n g , de a a n l e g v a n v a a r -
e e u w h a d de H o l l a n d s e W a t e r l i n i e , d i e g l o b a a l
t e n e n w e g e n , s p o o r w e g e n , het p r o v i n c i a a l we-
vanaf M u i d e n v i a Woerden naar Schoonhoven
g e n p l a n , het Westfries k a n a l e n p l a n e n de beteke-
l i e p , d e z e functie v e r v u l d . I n c o m b i n a t i e m e t de
nis v a n de n i e u w e w e g .
U t r e c h t s e W a t e r l i n i n e e n de grote r i v i e r e n moes-
siaweg v e r s c h e e n
dit fraai uitgegeven
t e n v i j a n d e n k o m e n d u i t het z u i d e n e n o o s t e n
373
Boekennieuws
door middel van inundaties buiten de 'Hollandse Tuin' gehouden worden. N a het succesvolle gebruik van de linie tegen de Fransen in 1672 zou het tot 1787 duren vooraleer zij weer getest werd. De inval van de Pruisische troepen in dat jaar, de Franse invasie in 1795 en Engels-Russische aanvallen in 1799 maakten duidelijk dat de linie niet onneembaar was. Vooral het gegeven dat A m sterdam ook in de toekomst aanvallen vanaf zee en vanuit het noorden kon verwachten dwongen het Bataafse Bewind er in 1805 toe een stellingontwerp voor de stad te laten maken. De hieruit voortgekomen, in 1813 voltooide, verdedigingswerken (naar een ontwerp van luitenant-generaal Krayenhoff) zouden na een korte mobilisatie in 1811 tot ongeveer 1870 in gebruik blijven als verdedigingsgordel. In de jaren zestig van de negentiende eeuw was de spanning in Europa opgelopen en was de dreiging voor het Koninkrijk der Nederlanden om bij een eventuele oorlog betrokken te raken flink toegenomen. De ontwikkeling van nieuwe geschutstechnieken en de mogelijkheid dat Amsterdam door vijandelijke legers via het drooggelegde Haarlemmermeer aangevallen zou kunnen worden leidden enkele jaren na het uitbreken van de Frans-Duitse oorlog tot het besluit een nieuwe stelling rond de stad aan te leggen. Bouw en financiering werden geregeld in o.m. de Vestingwetvan 1874. De aanleg zou pas rond 1880 beginnen en naderde bij het begin van de eerste wereldoorlog zijn voltooiing. O p dat moment was echter door de ervaringen met soortgelijke pantserwerken in Frankrijk en België al duidelijk geworden dat de Stelling niet opgewassen zou zijn tegen het moderne artilleriegeschut van de Duitsers. Door de Nederlandse neutraliteit tijdens de oorlog werd dit gelukkig niet in de praktijk aangetoond. N a 1918 speelde de Stelling geen rol van betekenis meer en richtte de Nederlandse defensie zich meer op de 'Vesting Holland' en de verdediging van de landsgrenzen. In hun boek gaan de auteurs uitvoerig in op diverse facetten van de nog vrijwel geheel bewaard gebleven, 135 kilometer lange kringstelling. In zeventien hoofdstukken passeren o.m. voorgeschiedenis, aanleidingen, bouw, inrichting en functioneren van de Stelling de revue. Ook worden alle forten en batterijen afzonderlijk behandeld, waarbij de vele foto's en technische tekeningen helpen zich een goed beeld van deze versterkingen te vormen. Het gehele boek is trouwens rijkelijk voorzien 374
van afbeeldingen (waaronder een aantal in kleur) en ziet er, afgezien van een aantal typefouten en af en toe verkeerd hoofdlettergebruik, keurig verzorgd uit. Het valt dan ook te betreuren dat nergens wordt vermeld wanneer en door wie de foto's, tekeningen en kaarten zijn gemaakt en waar hun huidige bewaarplaatsen zijn. Ook lijken de illustraties soms willekeurig in het boek geplaatst en zijn de onderschriften zeer summier of ontbreken in het geheel. Lezers die beweringen van de schrijvers zouden willen verifiëren of over bepaalde onderwerpen meer zouden willen weten, moeten dit, door het ontbreken van annotaties, doen door een keuze uit het literatuuroverzicht. De opbouw van het boek lijkt bij lezing niet echt logisch; zo staan de hoofdstukken, handelend over de geschiedenis en organisatie van de inundaties in Holland en over de Nieuwe H o l landse Waterlinie temidden van hoofdstukken die de diverse aspecten van de Stelling behandelen. Mijns inziens hadden deze beter, ook al gezien hun gering omvang, opgenomen kunnen worden in het hoofdstuk over de voorgeschiedenis en voorlopers van de Stelling. N u komen militaire zaken, die een belangrijke invloed op aanleg en functioneren van de verdedigingsgordel rond de hoofdstad hebben, pas aan het eind van het boek ter sprake. Zoals gezegd geven de schrijvers een uitvoerig beeld van de bouw, inrichting, aanpassingen en buitengebruikstelling van de Stelling van Amsterdam. De geschiedenis van na 1939, toen deze verdedigingslinie rond de hoofdstad definitief werd opgeheven, wordt door hen helaas nauwelijks behandeld. U i t het voorwoord blijkt dat de Stelling nog grotendeels intact is gebleven en dat rijk en provincie veel in het werk willen stellen om dit zo te houden. Hoe de verschillende ontmantelde forten en batterijen sinds de tweede wereldoorlog in stand zijn gehouden en wat hun diverse bestemmingen sinds die tijd zijn geweest komen we van de schrijvers niet te weten. Lezers die de bij het boek geleverde fiets- en wandelroute volgen zouden hierin zeker geïnteresseerd zijn geweest. P . G . M . Diebeis
Boekennieuws
de twee o u d s t e k e r k e b o e k e n u i t het k e r k e r a a d s a r -
Vrouwen in Leiden
c h i e f v a n L e i d e n , respectievelijk u i t de p e r i o d e
E l s K l o e k , Wie hij zij, man of wijf. Vrouwengeschiede-1584-1590 e n 1620-1626. E e n v a n h a a r c o n c l u s i e s l u i d t dat het b e e l d v a n de z e d e n p r e k e n d e c a l v i nis en de vroegmoderne tijd: drie Leidse studies. A m s t e r nist enige b i j s t e l l i n g behoeft: de L e i d s e k e r k e r a a d d a m s e H i s t o r i s c h e R e e k s , G r o t e S e r i e , 10. V e r l o t o o n d e z i c h i n de o n d e r z o c h t e p e r i o d e v r i j m i l d r e n , H i l v e r s u m , 1990; 183 b l z . ; ISBN 9 0 - 6 5 5 0 - 2 3 0 tegenover z o n d i g e l i d m a t e n . O p v a l l e n d is v e r d e r 0; prijs ƒ 3 5 , - . dat b l i j k e n s de k e r k e r a a d s a c t a v r o u w e n z i c h n i e t O n d e r de e n i g z i n s c r y p t i s c h e h o o f d t i t e l ' W i e h i j z i j , m a n o f w i j f , v e r s c h e e n o n l a n g s het
proef-
schrift v a n E l s K l o e k . D e b u n d e l bevat v i e r a r t i k e l e n , w a a r v a n er twee reeds i n 1987 i n e e n ietwat a n d e r e versie w e r d e n g e p u b l i c e e r d . I n het eerste a r t i k e l over v r o u w e n g e s c h i e d e n i s , f e m i n i s m e e n de v r o e g m o d e r n e t i j d w o r d t
de
t o o n gezet v o o r de o v e r i g e d r i e a r t i k e l e n , d i e elk e e n aspect b e h a n d e l e n v a n het l e v e n v a n L e i d s e v r o u w e n t e n tijde v a n de R e p u b l i e k . K l o e k p l e i t er v o o r b i j het h i s t o r i s c h o n d e r z o e k n a a r v r o u w e n de n a d r u k te l e g g e n o p sekse. V r o u w e n g e s c h i e d e nis o f l i e v e r g e z e g d seksegeschiedenis z o u er n a a r m o e t e n streven alle m o g e l i j k e s t e r e o t y p e n
aan-
gaande m a n n e n en v r o u w e n en h u n v e r h o u d i n gen b o v e n tafel te k r i j g e n . D i t b e t e k e n t dat zij b e -
m e n g d e n i n kerkelijke zaken en al helemaal niet het c o n f l i c t m e t de k e r k e r a a d a a n g i n g e n .
Nu
hoeft d i t n i e t te b e t e k e n e n dat m e n de v a a k geuite v e r o n d e r s t e l l i n g dat v r o u w e n i n de z a a k v a n 'het n i e u w e geloof' e e n v o o r a a n s t a a n d e r o l s p e e l d e n meteen
i n twijfel
zou moeten
trekken,
zoals
K l o e k suggereert. H e t toetsen v a n e e n d e r g e l i j k e s t e l l i n g vereist m e e r d a n slechts de b e s t u d e r i n g van
deze ene b r o n . H i e r t o e z o u d e n o o k a n d e r e
b r o n n e n m o e t e n w o r d e n b e k e k e n e n het geheel zou
bovendien i n een breder
maatschappelijk
v e r b a n d geplaatst m o e t e n w o r d e n . O o k elders i n d e z e b u n d e l w e r p t K l o e k grote v r a g e n op, w a a r o p zij v e r v o l g e n s geen e e n d u i d i g a n t w o o r d k a n o f w i l geven. H e t b e k e n d e c l i c h é v a n de z e l f s t a n d i g h e i d v a n
geschreven
H o l l a n d s e v r o u w e n , een f e n o m e e n w a a r o v e r m e t
o v e r de p o s i t i e o f de r o l v a n L e i d s e v r o u w e n i n de
name buitenlanders h u n verbazing zouden heb-
v r o e g m o d e r n e tijd, een anachronistische
bena-
b e n u i t g e s p r o k e n , w o r d t i n het laatste a r t i k e l a a n -
d e r i n g v o l g e n s haar. A a n de h a n d v a n telkens é é n
g e h a a l d . H i e r i n staat de v r a a g c e n t r a a l n a a r het
b r o n b e h a n d e l t zij i n d r i e v e r k e n n e n d e
studies
a a n d e e l v a n v r o u w e n i n de v e r v o l g d e c r i m i n a l i -
stukjes v a n deze geschiedenis. H e t a a r d i g e is dat
teit v a n L e i d e n i n de p e r i o d e 1678-1794. D i t b l e e k
zij h i e r b i j n i e t s c h r o o m t a l l e r l e i b e s t a a n d e c l i -
n i e t g e r i n g te z i j n : het v r o u w e l i j k e a a n d e e l l a g
c h é s , o o k b i n n e n v r o u w e n g e s c h i e d e n i s , ter d i s -
t u s s e n de 41 e n 44 p r o c e n t . V e r g e l e k e n m e t m a n -
cussie te stellen.
n e n s c o o r d e n v r o u w e n o p v a l l e n d h o o g i n de cate-
w u s t geen s y n t h e t i s c h e s t u d i e heeft
Z o v r a a g t zij z i c h a a n de h a n d v a n o n t w i k k e l i n g e n i n de L e i d s e l a k e n n i j v e r h e i d i n de 15e e n 16e e e u w a f o f de k l a s s i e k e s t e l l i n g dat v r o u w e n i n d e z e p e r i o d e v a n de g e s c h i e d e n i s u i t a l l e r l e i ambachten
werden teruggedrongen
wel houd-
b a a r is. U i t de k e u r b o e k e n v a n de o u d e d r a p e r i e , w a a r i n alle m a a t r e g e l e n w e r d e n v a s t g e l e g d d i e de o v e r h e i d t e n a a n z i e n v a n de L e i d s e t e x t i e l i n d u s -
g o r i e z e d e n d e l i c t e n e n o p v a l l e n d l a a g o p het geb i e d v a n g e w e l d . H u n verweer, zoals dat i n de z o g e n a a m d e c o n f e s s i e b o e k e n is o p g e t e k e n d ,
was
volgens K l o e k nogal t i m i d e . H u n delicten leken d i k w i j l s i n g e g e v e n te z i j n d o o r de h a r d e w e r k e lijkheid v a n een leven v a n armoede,
eenzaam-
h e i d e n h u l p e l o o s h e i d . K i n d e r m o o r d was h i e r v a n het meest s c h r i j n e n d e v o o r b e e l d .
trie n a m , blijkt een strikte arbeidsdeling n a a r
Wie hij zij, man of wijf besteedt e r g veel a a n -
sekse. M e t n a m e het k a m m e n e n s p i n n e n g o l d als
d a c h t a a n de h i s t o r i o g r a f i s c h e e n t h e o r e t i s c h e as-
t y p i s c h v r o u w e n w e r k , t e r w i j l het w e v e n , v o l l e n ,
p e c t e n v a n het h i s t o r i s c h o n d e r z o e k n a a r v r o u -
v e r v e n e n d r a p e n i e r e n m e e s t a l als m a n n e n w e r k
wen,
werd aangeduid.
s c h a p p e l i j k e c o n t e x t i n de stad L e i d e n er soms
I n het d e r d e a r t i k e l v a n d e z e b u n d e l w o r d t e e n geheel a n d e r o n d e r w e r p a a n g e s n e d e n , de t u c h t v o l g e n s de a c t a v a n de
namelijk
gereformeerde
k e r k e r a a d . W a n n e e r h i e r a a n l e i d i n g toe b e s t o n d
w a a r d o o r de s o c i a a l - e c o n o m i s c h e e n m a a t -
w a t b e k a a i d v a n a f k o m t . D i t n e e m t n i e t w e g dat d e z e b u n d e l v e e l l e z e n s w a a r d i g s bevat over L e i d e n e n h a a r b e w o o n s t e r s i n de
vroegmoderne
tijd.
k o n de k e r k e r a a d l i d m a t e n v e r m a n e n e n zo n o d i g a f h o u d e n v a n het a v o n d m a a l . H i e r v a n w e r d v e r -
Joyce Pennings
s l a g g e d a a n i n de k e r k e r a a d s a c t a . K l o e k b e k e e k
375
Boekennieuws
b e e l d over de i n t r i g e r e n d e h a n d e l w i j z e v a n O l -
Hoogheemraadschap van Delfland
d e n b a r n e v e l t i n het b e s t u u r v a n D e l f l a n d : hij verC . P o s t m a , Het hoogheemraadschap van Delfland in de
sjacherde e e n v o o r D e l f l a n d v i t a a l o v e r h e i d s d o -
middeleeuwen
c u m e n t v o o r 3.000 c a r o l u s g u l d e n s a a n de aarts-
1289-1589.
Hilversum,
Verloren
1989 ( M i d d e l e e u w s e studies e n b r o n n e n 15). 461
v i j a n d e n v a n dijkgraaf en h o o g h e e m r a d e n ,
blz. Prijs ƒ 4 9 , - .
ambachtsbesturen. D i t wordt wel erg s u m m i e r
de
behandeld. Overzichtsgeschiedenissen
van
waterschappen
D e verdiensten v a n Postma's boek liggen d a n
zijn betrekkelijk zeldzaam. H e t hoogheemraad-
o o k o p e e n a n d e r v l a k . T e n eerste is d a a r
schap v a n R i j n l a n d heeft z i j n g e s c h i e d s c h r i j v e r
o u d e r w e t s e p i s c h e a a n p a k : een v e r h a a l v o l i n t e -
voorlopig alleen n o g m a a r gevonden i n F o c k e m a
ressante feiten e n anecdotes, geschreven i n e e n
A n d r e a e . V o o r D e l f l a n d was m e n tot v o o r k o r t
p l e z i e r i g e e n a a n s p r e k e n d e stijl. V e r d e r l i g t b i j
a a n g e w e z e n o p D o l k , d i e m e t de i n 1939 g e p u b l i -
h e m de n a d r u k o p de "fysieke e x i s t e n t i e " v a n het
ceerde Geschiedenis van het hoogheemraadschap Delf-
b e h a n d e l d e g e b i e d , w a a r o m het w a t e r s c h a p p e n
land z i j n g e s c h i e d s c h r i j v i n g afsloot m e t het j a a r
tenslotte o o k te d o e n is. H i j b e h a n d e l t z e e r u i t g e -
1932, t o e n D e l f l a n d een n i e u w r e g l e m e n t k r e e g .
b r e i d de echte w a t e r s t a a t k u n d i g e taak v a n D e l f -
H i j heeft d a a r m e e een n o g z e l d z a m e r e prestatie
l a n d d o o r de e e u w e n h e e n . B i j h e m leest m e n w e l -
geleverd m e t een w e t e n s c h a p p e l i j k v e r a n t w o o r d e
ke p l a n t e n er g r o e i d e n op de g o r z e n b u i t e n de
b e h a n d e l i n g v a n de 19de e n 20ste-eeuwse
ge-
de
M a a s d i j k , w e l k vee er w e i d d e o p d i e dijk, v a n w e l ke s o o r t e n h o u t e n steen de s l u i z e n w a r e n ge-
schiedenis v a n een hoogheemraadschap. P o s t m a ' s b o e k gaat tot 1589, het j a a r w a a r i n de
m a a k t . M e n leeft m e e m e t de i l l e g a l e v e r v e n e r s
S t a t e n v a n H o l l a n d v o o r D e l f l a n d een college v a n
b i j de l a n d s c h e i d i n g , hoe slecht h u n b e d r i j f o o k
hoofdingelanden
was, o m d a t
oprichtten.
Een
vergelijking
s p i o n n e n v a n dijkgraaf en hoog-
v a n z i j n w e r k m e t d a t v a n D o l k is o n v e r m i j d e l i j k ,
h e e m r a d e n i n het riet o p de l o e r l a g e n o m h e n te
a l o n t k r a c h t de j o n g s t e a u t e u r d a t i n z i j n i n l e i -
b e t r a p p e n . E n eenzelfde soort b e t r o k k e n h e i d is te
d i n g d o o r e r o p te w i j z e n
voorganger
v o e l e n bij de b e h a n d e l i n g v a n e e n o g e n s c h i j n l i j k
s c h r e e f v a n u i t z i j n specifieke d i s c i p l i n e als rechts-
saai o n d e r w e r p als het b a g g e r e n i n b o e z e m w a t e -
h i s t o r i c u s e n m e t de b i a s v a n een echte b e s t u u r -
ren.
d a t de
en
B i j z o n d e r a a r d i g is o o k de u i t e e n z e t t i n g over
d i j k g r a a f v a n D e l f l a n d . P o s t m a heeft k e n n e l i j k
de s c h o u w e n de r e c h t s p r a a k d o o r d i j k g r a a f e n
d i t w e r k n i e t w i l l e n o v e r d o e n e n het i n s t i t u t i o -
hoogheemraden uitgeoefend en die uitsluitend
n e e l - b e s t u u r l i j k e aspect v a n de g e s c h i e d e n i s v a n
h a d te m a k e n m e t d e z e w a t e r s t a a t k u n d i g e taak.
D e l f l a n d k r i j g t bij h e m veel m i n d e r
aandacht
I n z i j n w e r k , w a a r a a n een o m v a n g r i j k b r o n n e n -
n o c h o o k de i n v l o e d e n v a n b u i t e n a f . D a t b l i j k t
o n d e r z o e k ten g r o n d s l a g l i g t , k o m e n d a n o o k
der - D o l k w e r d later secretaris-rentmeester
b i j v o o r b e e l d u i t de z e e r s u m m i e r e b e h a n d e l i n g
n i e u w e c a t e g o r i e ë n h i s t o r i c i , d i e tot n o g toe m a a r
v a n de b e f a a m d e o r d o n n a n t i e v a n 1518 v a n K a r e i
k a r i g w o r d e n b e d i e n d , a a n h u n t r e k k e n : de ge-
V , d i e v o o r t k w a m u i t de H a b s b u r g s e c e n t r a l i s a -
schiedschrijvers v a n m i l i e u en techniek.
t i e p o l i t i e k m a a r o o k te m a k e n h a d m e t een reeks
O o k i n u i t e r l i j k o p z i c h t is d i t e e n a a n g e n a a m
v a n w a t e r s n o o d r a m p e n i n d i e t i j d w a a r b i j het b e -
o u d e r w e t s e p u b l i k a t i e : het is een k l o e k b o e k v a n
l e i d v a n de H o l l a n d s e h o o g h e e m r a a d s c h a p p e n
460 pagina's, m o o i v a n belettering, v o o r z i e n v a n
d u i d e l i j k faalde. O o k h a d de l e z e r g r a a g de v o o r t -
n i e t a l l e e n fraaie (deels g e k l e u r d e ) k a a r t e n i l l u -
d u r e n d e strijd tussen d i j k g r a a f en h o o g h e e m r a -
straties m a a r tevens v a n v e r h e l d e r e n d e s i t u a t i e -
d e n e n e r z i j d s e n de a m b a c h t s b e w a a r d e r s
ander-
t e k e n i n g e n ; e n d a n s t a a n o o k n o g de n o t e n o n d e r
zijds op een m e e r consistente m a n i e r b e h a n d e l d
a a n de b l a d z i j d e n , d i e w e e r b o v e n z i j n v o o r z i e n
w i l l e n z i e n : a l a a n het b e g i n v a n het b o e k k o m e n
v a n kopjes - b i j n a o n g e k e n d e w e e l d e h e d e n ten
a m b a c h t e n e n p o l d e r s ter s p r a k e z o n d e r dat d e z e
dage.
organen duidelijk
gedefinieerd worden en
de
v o o r D e l f l a n d z o specifieke 1 3 - a m b a c h t e n o r g a n i s a t i e k o m t pas a a n de o r d e w a n n e e r de w a t e r staatstaken, w a a r i n zij z o ' n b e l a n g r i j k e r o l speeld e n , z i j n b e h a n d e l d . D a t is t o c h w e l j a m m e r , j u i s t o m d a t we n a D o l k o p d a t b e s t u u r l i j k e v l a k w e l eens een n i e u w g e l u i d w i l l e n h o r e n . Z o b i j v o o r -
376
L u d y Giebels
Verkrijgbaar via Holland
B e g i n november verscheen H o l l a n d s e S t u d i ë n
g r o t e n d e e l s o p een k r a c h t i g e o n t w i k k e l i n g v a n d e
nr. 2 6 : C . L e s g e r , Hoorn als stedelijk knooppunt. Sto-
scheepvaart. V o o r a l o p de A m s t e r d a m s e v r a c h -
omsystemen tijdens de late middeleeuwen en vroegmoder-
t e n m a r k t s p e e l d e n H o o r n s e s c h e p e n een b e l a n g rijke r o l . A l s g e v o l g v a n d e h i ë r a r c h i s c h e s t r u c -
ne tijd.
t u u r v a n het N o o r d h o l l a n d s e h a v e n s y s t e e m b l e e f ontwikkeling
de g o e d e r e n u i t w i s s e l i n g m e t het b u i t e n l a n d i n
v a n de H o l l a n d s e Z u i d e r z e e s t e d e n is een w e i n i g
H o o r n z e l f b e p e r k t tot enkele, meest v o l u m i n e u -
b e s t u d e e r d f e n o m e e n . I n d i t p r o e f s c h r i f t is een
ze p r o d u k t e n d i e n i e t o p e e n v o u d i g e w i j z e v a n u i t
p o g i n g g e d a a n de d e m o g r a f i s c h e
ontwikkeling
A m s t e r d a m konden worden aangevoerd of geëx-
v a n H o o r n - snelle g r o e i tot i n het d e r d e k w a r t
p o r t e e r d . T o e n de b e v o l k i n g s g r o e i o p het W e s t -
v a n de 17e e e u w e n een sterke a c h t e r u i t g a n g n a
friese p l a t t e l a n d i n het d e r d e k w a r t v a n de 17e
d i e t i j d - i n v e r b a n d te b r e n g e n m e t d e e c o n o m i -
e e u w o m s l o e g i n a c h t e r u i t g a n g e n o o k de H o o r n -
sche a c t i v i t e i t e n i n de stad. I n t e g e n s t e l l i n g tot d e
se v r a c h t v a a r t sterk a a n b e t e k e n i s i n b o e t t e , w e r d
meeste s t a d s h i s t o r i s c h e studies is i n d i t o n d e r -
de k w e t s b a r e p o s i t i e v a n H o o r n i n het n e t w e r k -
zoek gekozen voor een geografisch g e o r i ë n t e e r d e
systeem duidelijk. M e t teruglopende v r a a g naar
i n v a l s h o e k w a a r b i j s t e d e n w o r d e n b e s c h o u w d als
v o l u m i n e u z e g o e d e r e n als h o u t v e r d w e n e n d e d i -
onderdelen van
recte h a n d e l s c o n t a c t e n m e t het b u i t e n l a n d . O p -
De
spectaculaire
demografische
stedensystemen.
V o o r d e p e r i o d e v a n a f de late m i d d e l e e u w e n (13e/14e e e u w ) tot het b e g i n v a n d e 19e e e u w z i j n v e r a n d e r i n g e n i n d e p o s i t i e v a n H o o r n i n het c e n t r a l e p l a a t s e n s y s t e e m e n het n e t w e r k s y s t e e m be-
n i e u w w e r d H o o r n g e r e d u c e e r d tot een k n o o p p u n t i n het b i n n e n l a n d s e v e r v o e r s n e t w e r k d a t gedomineerd werd door Amsterdam. G e d u r e n d e de 16e een g r o o t d e e l v a n d e 17e
plaatsen-
e e u w heeft de v e r z o r g i n g s s e c t o r i n H o o r n g e p r o -
s y s t e e m is v e r b o n d e n m e t de r e g i o n a a l - v e r z o r -
f i t e e r d v a n de g r o e i e n d e v r a a g i n de s t a d z e l f e n
studeerd.
D e positie i n het centrale
g e n d e o f m a r k t f u n c t i e v a n steden, de p o s i t i e i n
o p het Westfriese p l a t t e l a n d m a a r het v e r z o r -
het n e t w e r k s y s t e e m m e t de e x t r a r e g i o n a l e f u n c -
gingsniveau van A m s t e r d a m werd nooit geëve-
tie.
havenfunctie
n a a r d . V o o r w e i n i g frequent gekochte artikelen
w o r d t d e r o l v a n de s t a d als i n t e r m e d i a i r t u s s e n
als b i j v o o r b e e l d j u w e l e n b l e e f m e n a a n g e w e z e n
de e i g e n r e g i o e n d e ' b u i t e n w e r e l d ' v e r s t a a n .
op de A m s t e r d a m s e detailhandel. M e e r frequent
Onder
de
extraregionale
of
H e t o n d e r z o e k heeft d u i d e l i j k g e m a a k t dat de
gekochte artikelen w e r d e n w e l op r u i m e schaal i n
ondermijnd
H o o r n aangeboden en dit a a n b o d bleef ook tij-
w e r d d o o r de z w a r e c r i s i s d i e H o l l a n d a a n het e i n -
d e n s de p e r i o d e v a n e c o n o m i s c h e e n d e m o g r a f i -
d e v a n d e 15e e e u w teisterde. D e n a b i j h e i d v a n
sche
A m s t e r d a m , al v r o e g de belangrijkste haven i n
g i n g s f u n c t i e v a n H o o r n w e r d als g e v o l g h i e r v a n
H o l l a n d , speelde d a a r b i j een grote r o l . T i j d e n s
m i n d e r sterk a a n g e t a s t d a n d e
de c r i s i s v e r d w e e n de z e l f s t a n d i g e i m p o r t - e n ex-
f u n c t i e e n v e r w i e r f z i c h een steeds d o m i n a n t e r e
p o r t f u n c t i e v a n de h a v e n s b e n o o r d e n het I J v r i j -
plaats i n d e l o k a l e e c o n o m i e . O m s t r e e k s 1800 was
w e l v o l l e d i g en w e r d e n deze plaatsen i n toene-
H o o r n d a n o o k i n de eerste p l a a t s e e n v e r z o r -
extraregionale functie v a n H o o r n
achteruitgang
gehandhaafd.
De
verzor-
extraregionale
m e n d e m a t e o p g e n o m e n i n een b i n n e n l a n d s h a n -
g i n g s c e n t r u m v o o r het o m r i n g e n d e p l a t t e l a n d :
d e l s n e t w e r k m e t A m s t e r d a m als c e n t r u m .
de ' z e e s t a d ' was ' l a n d s t a d ' g e w o r d e n .
De
e c o n o m i s c h e c r i s i s h a d b o v e n d i e n tot g e v o l g dat o o k de r e g i o n a a l - v e r z o r g e n d e f u n c t i e v a n H o o r n
L e d e n v a n Holland
w e r d aangetast. V o o r de s t r u c t u u r v a n de steden-
door overmaking van ƒ 3 0 -
s y s t e m e n heeft de c r i s i s b e l a n g r i j k e g e v o l g e n ge-
3 5 . 9 3 . 7 6 7 t.n.v. de p e n n i n g m e e s t e r v a n d e H i s t o -
h a d . Z o w e l i n het N o o r d h o l l a n d s e h a v e n s y s t e e m ,
r i s c h e V e r e n i g i n g H o l l a n d , afd. v e r k o o p p u b l i k a -
een o n d e r d e e l v a n het v e e l u i t g e s t r e k t e r e
net-
ties, te H a a r l e m , o.v.v. H O O R N . N a o n t v a n g s t v a n
w e r k s y s t e e m , als i n het c e n t r a l e p l a a t s e n s y s t e e m
een t e g o e d b o n k a n het b o e k w o r d e n a f g e h a a l d o p
k w a m een m e e r h i ë r a r c h i s c h e s t r u c t u u r tot o n t -
de
w i k k e l i n g die g e d o m i n e e r d w e r d door A m s t e r -
krijgt de studie toegezonden. D e boekhandels-
dam.
prijs v o o r niet-leden bedraagt ƒ 4 5 , - .
bekende
k u n n e n het b o e k b e s t e l l e n
adressen.
op
gironummer
Wie ƒ35,50
overmaakt
V a n a f de tweede helft v a n de 16e e e u w m a a k t e n de s t e d e n i n het g e b i e d t e n n o o r d e n v a n het I J e e n p e r i o d e v a n snelle e c o n o m i s c h e e n d e m o g r a f i sche g r o e i d o o r . I n H o o r n b e r u s t t e d e z e g r o e i 377
Inhoud van de 22e jaargang
Artikelen
W.A. de Bell Eendracht maakt macht. Amsterdamse regenten en de partijstrijd in de Republiek, 1781-1787
3-16
J . E . A . Boomgaard, M . Carasso-Kok en P.C. Jansen Honderdvijftig jaar historie in Holland, 1840-1990
193
Cees de Bondt De kaatsbanen in Den Haag Els van der Bord Het ontslag van de stadsvroedmeester Cornelis Terne. Wedijverende beroepsgroepen te Leiden in de achttiende eeuw G. Dil Alkmaar en het verkeer in de 19e eeuw. De betekenis van het Noordhollands kanaal en van de spoor- en tramwegen voor Alkmaar Janjaap Hey Beeldende kunst en geschiedenis in Nederland
83-101
109-120
171-186 194-215
Paul Knevel De vele gezichten van Frans Hals. Een eeuw Frans Hals-onderzoek doorgelicht
73-82
Eloy Koldeweij De Grote Zaal in het gemeenlandshuis van Rijnland en zijn goudleerbehang Hans van Koolbergen De Scheveningse klederdracht, 1753-1988 H . van der Linden Oorsprong en oudste ontwikkeling van het hoogheemraadschap van Rijnland B. Luger Roman en geschiedenis: ouders van een bastaard Ernst Mulder Lessen in het vaderland. Geschiedenisonderwijs op de lagere school tot in de 20e eeuw 378
17-32
259-277 129-149
225-233
216-224