Annex bij: Een vergelijking van België binnen de Europese kopgroep: Postremus inter pares Bea Cantillon Ive Marx Stijn Rottiers Tim Van Rie
februari 2007
Het CSB-bericht ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’ is af te laden van de CSB-webstek (http://webhost.ua.ac.be/csb/) onder de rubriek Publicaties / CSB Berichten.
B
E
R
I
C
H
T
E
N
CENTRUM VOOR SOCIAAL BELEID HERMAN DELEECK UNIVERSITEIT ANTWERPEN - Stadscampus h t t p : / / we b h o s t . u a . a c . b e / c s b D/2007/6104/01Annex
Annex gevoegd bij: ‘Een vergelijking van België binnen de Europese kopgroep: Postremus inter pares’ Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007) CSB-berichten, Universiteit Antwerpen.
Annex A1: Verklaring indicatoren: definities en databronnen..................................................1 A2: Clustering EU-lidstaten.........................................................................................10 A3: Welvaartsindicatoren ............................................................................................14 A4: Arbeidsmarktindicatoren.......................................................................................15 A5: Uitkeringsafhankelijkheid.....................................................................................17 A6: Sociale bescherming: uitgaven en financiering ....................................................18 A7: Sociale bescherming: generositeit.........................................................................19 A7: Sociale bescherming: generositeit.........................................................................19 A8: Armoede-indicatoren ............................................................................................21 A9: Overzichtstabel met de meest recente data ...........................................................22 A10. Referenties ..........................................................................................................23
Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
A1: Verklaring indicatoren: definities en databronnen. I. Welvaartsindicatoren .......................................................................................................1 II. Arbeidsmarktindicatoren................................................................................................2 III. Uitkeringsafhankelijkheid.............................................................................................5 IV. Sociale bescherming: uitgaven en financiering ............................................................6 V. Sociale bescherming: generositeit..................................................................................8 VI. Armoede-indicatoren ....................................................................................................9
I. Welvaartsindicatoren BBP/hoofd in koopkrachtpariteiten Definitie: Het Bruto Binnenlands Product per hoofd van de bevolking, rekening houdend met koopkrachtverschillen tussen landen, uitgedrukt als een percentage ten opzichte van het EU-25 gemiddelde. Jaar: 2003 , 2005 Bron: European Commission based on the ‘Structural Indicators Database’. BNI/hoofd in koopkrachtpariteiten Definitie: Het Bruto Nationaal inkomen per hoofd van de bevolking, rekening houdend met koopkrachtverschillen tussen landen, uitgedrukt in internationale dollars. Jaar: 2005 Bron: World Bank: World Development Indicators 2006. Gemiddelde economische groei 2001-2005 Definitie: De reële groei van het BBP, (gebaseerd op de prijzen van het voorgaande jaar). Jaar: Meetkundig gemiddelde van de jaarlijkse groeivoeten voor 2001, 2002, 2003, 2004 en 2005. Bron: Eurostat, Structural Indicators Database. Gemiddelde inflatie 2001-2005 Definitie: De prijsevolutie van goederen en diensten die worden gekocht, gebruikt of betaald door de huishoudens, gemeten door middel van de Europese geharmoniseerde index van consumptieprijzen. Jaar: Meetkundig gemiddelde van de jaarcijfers voor 2001, 2002, 2003, 2004 en 2005. Bron: Eurostat, Structural Indicators Database. Nationale schuld Definitie: De som van de schulden van de centrale overheid, gedecentraliseerde en lokale overheden en van de sociale zekerheid, als percentage van het bruto binnenlands product. Jaar: 2005 Bron: Eurostat, Structural Indicators Database.
Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
1
II. Arbeidsmarktindicatoren Tewerkstellingsgraad Definitie: Het aandeel werkenden in de bevolking op actieve leeftijd (15 tot 64). Deze tewerkstellingsgraad wordt diverse keren opgesplitst in specifieke subgroepen. Subgroepcriteria zijn geslacht en leeftijd. Jaar: 2005 Bron: Eurostat + NIS: Labour Force Study Tewerkstellingsgraad (voltijdse equivalenten) Definitie: Het aandeel werkenden, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, in de bevolking op actieve leeftijd (15 tot 64). De omrekening naar voltijdse equivalenten gebeurt door het totaal aantal gewerkte uren te delen door het aantal uren dat als voltijds wordt beschouwd. Jaar: 2004 Bron: European Commission(2005a) Employment in Europe 2005, based on EU LFS Tewerkstellingsgraad naar opleidingsniveau Definitie: Het aandeel werkenden in de bevolking leeftijd (25 tot 64), opgesplitst naar opleidingsniveau. ‘Kort opgeleid’ komt overeen met maximaal een diploma lager secundair onderwijs, ‘middellang opgeleid’ met een diploma hoger secundair onderwijs, ‘lang opgeleid’ met een diploma hoger onderwijs. Jaar: 2003 Bron: Eurostat + NIS: Labour Force Study Tewerkstellingsgraad moeder (-3) Definitie: De tewerkstellingsgraad van moeders wiens jongste kind jonger dan 3 jaar oud is. Jaar: 2002 Bron: OECD, (2005a) Society at a Glance, 2005. Tewerkstellingsgraad moeder (3 tot 5) Definitie: De tewerkstellingsgraad van moeders wiens jongste kind 3 tot 5 jaar oud is. Jaar: 2002 Bron: OECD (2005a), Society at a Glance 2005. Tewerkstellingsgraad moeder (6 tot 14) Definitie: De tewerkstellingsgraad van moeders wiens jongste kind 6 tot 14 jaar oud is. Jaar: 2002 Bron: OESO (2005a), Society at a Glance, 2005. Activiteitsgraad Definitie:Het aandeel van de beroepsbevolking (werkenden + werklozen) in de bevolking op actieve leeftijd (15-64). Jaar: 2005 Bron: Eurostat + NIS: Labour Force Survey Werkloosheidsgraad Definitie: Het aandeel van de werklozen in de beroepsbevolking (werkenden +werklozen). Werkloos zijn zij die tussen 15 en 74 jaar oud zijn, geen werk hebben, beschikbaar zijn om te werken en actief naar werk zoeken. Deze werkloosheidsgraad wordt diverse keren opgesplitst in specifieke subgroepen. Subgroepcriteria zijn geslacht en leeftijd. Jaar: 2005 Bron: Eurostat + NIS: Labour Force Survey Werkloosheidsgraad naar opleidingsniveau Definitie: Het aandeel van de werklozen in de beroepsbevolking (werkenden + werklozen), tussen 25 en 74 jaar oud, opgesplitst naar opleidingsniveau Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
2
‘Kort opgeleid’ komt overeen met maximaal een diploma lager secundair onderwijs, ‘middellang opgeleid’ met een diploma hoger secundair onderwijs, ‘lang opgeleid’ met een diploma hoger onderwijs. Jaar: 2003 Bron: Eurostat + NIS: Labour Force Survey Langdurige werkloosheidsgraad Definitie: Het aandeel van de langdurig werklozen (één jaar of langer werkloos) in de beroepsbevolking (werkenden + werklozen). Jaar: 2005 Bron: Eurostat + NIS: Labour Force Survey Volwassenen in arbeidsloze gezinnen Definitie: Het percentage van de 18 tot 59-jarigen die leven in een huishouden waar niemand werkt. Jaar: 2003 Bron: Eurostat + Nationaal Actie Plan Inclusie 2005-2006 Kinderen in arbeidsloze gezinnen Definitie: Het percentage van de 0 tot 17-jarigen die leven in een huishouden waar niemand werkt. Jaar: 2003 Bron: Eurostat + Nationaal Actie Plan Inclusie 2005-2006 Gemiddelde uitstapleeftijd Definitie: De gemiddelde leeftijd waarop actieve personen definitief uit de arbeidsmarkt stappen, (gebaseerd op een probabiliteitsmodel dat de jaarlijks relatieve veranderingen in de activiteitsgraad op een specifieke leeftijd in beschouwing neemt). Jaar: 2003 Bron: Eurostat Gemiddelde effectieve pensioenleeftijd, vrouwen en mannen (OESO) Definitie: De gemiddelde effectieve pensioenleeftijd wordt afgeleid van de geobserveerde verandering in participatiegraden over een periode van 5 jaar, voor opeenvolgende cohorten van werkenden van 40 of ouder. Jaar: 1997-2002 Bron: OECD Productiviteit/tewerkgestelde (koopkrachtpariteiten) Definitie: Het Bruto Binnenlands Product, uitgedrukt als een percentage ten opzichte van het EU25 gemiddelde, rekening houdend met koopkrachtverschillen, gedeeld door het aantal tewerkgestelden. Bij tewerkgestelden wordt geen onderscheid gemaakt tussen voltijds en deeltijds tewerkgestelden. Jaar: 200-5 Bron: Eurostat Productiviteit/gewerkt uur (koopkrachtpariteiten) Definitie: Het Bruto Binnenlands Product gedeeld door het aantal gewerkte uren, rekening houdend met koopkrachtverschillen, uitgedrukt als een percentage ten opzichte van het EU-25 gemiddelde. Door productiviteit per gewerkt uur uit te drukken, wordt het effect van voltijdse en deeltijdse tewerkstelling geneutraliseerd. Jaar: 2004 Bron: Eurostat Gemiddeld aantal werkuren per tewerkgestelde Definitie: Het jaarlijkse totale aantal uren dat effectief wordt gewerkt, gedeeld door het jaarlijkse gemiddelde aantal werknemers. Jaar: 2005 Bron: OECD Labour Force Statistics Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
3
Inactieven/actieven in de totale bevolking Definitie: De verhouding van de niet-actieven tot de actieven in de totale bevolking. Jaar: 2005 Bron: Eurostat Inactieven/actieven in de bevolking op actieve leeftijd Definitie: De verhouding van de niet-actieven tot de actieven in de bevolking van 15 tot 64 jaar. Jaar: 2005 Bron: Eurostat
Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
4
III. Uitkeringsafhankelijkheid Aandeel uitkeringstrekkers op actieve leeftijd (15 tot 64 jaar) Definitie: Het aantal personen op actieve leeftijd die wettelijk geregelde inkomensvervangende uitkeringen ontvangt, omgezet in voltijds equivalenten, en uitgedrukt als percentage van de volledige bevolking op actieve leeftijd. Jaar: 1999 Bron: OECD. (2003). Employment Outlook 2003. -De categorie ‘gepensioneerden’ omvat zowel de ontvangers van ouderdoms- als van overlevingspensioenen. Ouderdomspensioenen zijn de vervroegde pensioenen, dit wil zeggen, uitkeringen waarbij leeftijd als enig criterium geldt, ongeacht eventuele andere sociale risico’s. (Uitkeringen voor werkloosheid of invaliditeit in het verleden worden eveneens opgenomen, wanneer leeftijd, en niet het huidige statuut als werkloze of invalide, als voorwaarde geldt). Overlevingspensioenen omvatten betalingen uit ouderdoms- en invaliditeitsstelsels, voor zover aan de overlevende zelf geen voorwaarden worden gesteld inzake invaliditeit of ouderdom. Waar de data dit toelieten werden enkel wezen van 20 tot 64 jaar opgenomen, teneinde dubbeltellingen met studenten te vermijden. -‘Werkloosheid’ verwijst naar de uitkeringen die voorwaarden stellen inzake beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. Uitkeringen die zich in eerste instantie richten tot alleenstaande ouders of invaliden vormen hierop echter een uitzondering. -‘Ziekte’ omvat uitkeringen in geval van ziekte, waarbij de werkgever wettelijk verplicht is in te staan voor de betaling. -‘Handicap’ omvat vooreerst de invaliditeitsuitkeringen, (zowel degene die worden gefinancierd door bijdragen, als degene die anders gefinancierd worden). Verder omvat de categorie de pensioenen voor oorlogsinvaliden. Tot slot maken ook de periodieke betalingen van uitkeringen voor arbeidsongevallen deel uit van deze categorie. (Eenmalige vergoedingen worden echter niet opgenomen, evenmin als voordelen in natura). -‘Ouderschapsuitkeringen’ zijn uitkeringen die het inkomen van één van beide ouders kunnen vervangen. Uitkeringen voor alleenstaande ouders, die aan een middelentest zijn onderworpen, worden opgenomen onder ‘sociale bijstand’. Uitkeringen die tot doel hebben de directe kosten van kinderen te compenseren, worden niet opgenomen, evenmin als uitkeringen die tegemoet komen in de kost van kinderopvang. -‘Zorguitkeringen’ vervangen het inkomen van personen die voltijds instaan voor de verzorging van een invalide verwant, en hiervoor geen andere inkomsten ontvangen. ‘Loopbaanonderbreking’ stelt de ontvanger in staat om voor een beperkte tijd de arbeidsmarkt te verlaten, zonder dat er tijdens de uitkeringsperiode voorwaarden worden gesteld inzake statuut of activiteit. -‘Sociale bijstand’ omvat uitkeringen die aan een middelentoets zijn onderworpen, waaronder ook de uitkeringen voor alleenstaande ouders. Verder omvat de categorie ook de uitkeringen die niet kunnen worden toegekend aan één van de andere categorieën. Studenten en voltijds werkenden zijn bij deze categorie uitgesloten.
Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
5
IV. Sociale bescherming: uitgaven en financiering Armoedereductie door transfers (pens.incl) Definitie: Het verschil in armoederisico, vóór en na transfers (pensioenen inclusief), als aandeel van het armoederisico vóór transfers. Jaar: Inkomensjaar 2003 Bron: Eurostat Armoedereductie door transfers (pens.excl) Definitie: Het verschil in armoederisico, vóór en na transfers (pensioenen exclusief), als aandeel van het armoederisico vóór transfers. Jaar: Inkomensjaar 2003 Bron: Eurostat Sociale uitgaven per uitgavetak (%BBP): Eurostat ESSPROS data Definitie: Sociale bescherming omvat alle interventies door publieke of private instellingen, met als doel huishoudens en individuen te hulp te komen bij een vooropgestelde set van risico’s of noden. Als voorwaarde wordt gesteld dat hierbij noch een simultaan wederkerige, noch een individuele overeenkomst betreft. Sociale uitgaven omvatten meerdere categorieën -Sociale voordelen (transfers in cash of in kind) -Administratiekosten (kosten van het stelsel voor management en administratie) -Transfers naar andere schema’s: betalingen aan ander schema’s die niet worden teruggestort -Andere uitgaven Jaar: 2003 Bron: Eurostat ESSPROS data Belastingsinkomsten %BBP Definitie: Totale inkomsten van belastingen en sociale bijdragen, als aandeel van het Bruto Binnenlands Product. Jaar: 2004, Bron: Eurostat Impliciete belasting op consumptie Definitie: De impliciete belastingsvoet op consumptie is de som van alle consumptiebelastingen, gedeeld door de finale consumptiebesteding van de privéhuishoudens op het economisch grondgebied. Jaar: 2004 Bron: European Commission. (2006). Structures of the taxation systems in the European Union 1995-2004. Impliciete belasting op arbeid Definitie: De impliciete belastingsvoet op arbeid is de som van alle directe en indirecte belastingen, evenals de werknemers- en werkgeversbijdragen geheven op arbeidsinkomsten van de werknemers, gedeeld door de totale verloning van werknemers die werken op het economisch grondgebied. De impliciete belastingsvoet op arbeid wordt enkel berekend voor werknemers (dus exclusief de belasting op sociale transfers, inclusief pensioenen). Jaar: 2003 Bron: European Commission. (2006). Structures of the taxation systems in the European Union 1995-2004. Besteedbaar inkomen alleenstaande Definitie: Het besteedbaar inkomen (Brutoloon min persoonlijke inkomensbelasting en werknemersbijdragen voor de sociale zekerheid) van de gemiddelde productiewerker, als percentage van het brutoloon. Jaar: 2003 Bron: OECD in Figures 2006-7.
Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
6
Besteedbaar inkomen gehuwd koppel, éénverdiener, twee kinderen Definitie: Het besteedbaar inkomen (Brutoloon min persoonlijke inkomensbelasting en werknemersbijdragen voor de sociale zekerheid, vermeerderd met kinderbijslag) van de gemiddelde productiewerker, als percentage van het brutoloon. Jaar: 2003 Bron: OECD in Figures 2006-7. Belastingskloven Definitie: De som van de inkomensbelasting en de sociale zekerheidsbijdragen van werkgevers en werknemers, verminderd met het bedrag van uitkeringen in contanten, als aandeel van de arbeidskost. Jaar: 2005 Bron: OECD. Aandeel overheid financiering in sociale zekerheid Definitie: Financiering door de overheid als aandeel van de totale sociale beschermingsontvangsten. Meer bepaald gaat het enerzijds om de kost van publieke sociale beschermingssystemen die niet door bijdragen worden gefinancierd. Anderzijds omvat deze categorie ook de steun van de overheid aan andere sociale beschermingssystemen op haar grondgebied. Jaar: 2003 Bron Eurostat (ESSPROS) Aandeel bijdragen financiering in sociale zekerheid Definitie: Sociale bijdragen (enerzijds van wekgevers, anderzijds van de beschermde personen (m.b.t. werknemers, zelfstandigen, gepensioneerden en anderen) als aandeel van de totale sociale beschermingsontvangsten. Jaar: 2003 Bron: Eurostat (ESSPROS) Aandeel werkgeversbijdragen in financiering sociale zekerheid Definitie: Bijdragen van de werkgevers als aandeel beschermingsontvangsten. Jaar: 2003 Bron: Eurostat (ESSPROS)
van
de
totale
sociale
Aandeel bijdragen beschermde personen in financiering sociale zekerheid Definitie: Bijdragen van de werknemers, zelfstandigen, gepensioneerden en anderen als aandeel van de totale sociale beschermingsontvangsten. Jaar: 2003 Bron: Eurostat (ESSPROS) Aandeel ‘andere inkomsten’ in financiering sociale zekerheid Definitie: Aandeel van posten die noch sociale bijdrage zijn, noch door de overheid gefinancierd, in de financiering van de sociale zekerheid. Deze post omvat in de eerste plaats interesten en dividenden Jaar: 2003 Bron: Eurostat (ESSPROS)
Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
7
V. Sociale bescherming: generositeit Vervangingsratio’s sociale bijstand Definitie: Maandelijks netto beschikbaar inkomen van een sociale bijstandstrekker (op actieve leeftijd), uitgedrukt als het aandeel van het loon van een APW, en dit voor diverse gezinstypes. Jaar: 2001 Bron: OESO Vervangingsratio’s werkloosheid Definitie: De netto werkloosheidsuitkering als aandeel van het voorverdiende netto-inkomen Jaar: 2004 Bron: OECD. Benefits and Wages 2006. Opmerkingen: -Kinderen zijn 4 en 6 jaar oud, kinderbijslag en -kosten worden niet in rekening gebracht -In het geval van éénverdieners is de tweede partner inactief, bij tweeverdienders verdient de tweede partner 67%APW. -APW is een fictieve looncategorie, deze van de gemiddelde productiemedewerker. -Initiële werkloosheid kan eventueel volgen op een wachtperiode. Men veronderstelt dat er geen sociale bijstandstoelagen beschikbaar zijn, noch in de werksituatie, noch in de werkloosheidssituatie. Alle inkomensbelastingen op werkloosheidsuitkeringen worden omgerekend naar jaarlijkse waarden, zelfs al is de duur van de werkloosheid korter dan 12 maanden. -Langdurige werkloosheid: Na belastingen, en inclusief werkloosheidsuitkeringen, sociale bijstand, gezins- en huisvestingsuitkeringen, in de 60ste maand van uitkeringsontvangst Vervangingsratio’s pensioenen Definitie: De individuele pensioenrechten, netto van belastingen en bijdragen, als een percentage van de netto-inkomsten voor het pensioen. Jaar: 2002 Bron: OECD Pensions at a Glance 2005.
Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
8
VI. Armoede-indicatoren Armoederisico Definitie: Het percentage personen dat leeft in een gezin met een beschikbaar inkomen dat lager ligt dan 60% van het, per land, mediaan gestandaardiseerd gezinsinkomen. Als standaardisatieschaal wordt de gewijzigde OESO-schaal gebruikt: een eerste volwassene telt voor 1, een volgend gezinslid (+14j) voor 0,5, en kinderen jonger dan 14 voor 0,3. Dit armoederisico wordt diverse keren opgesplitst in armoederisico’s voor specifieke subgroepen. Subgroepcriteria zijn, onder andere, geslacht, leeftijd, gezinssamenstelling en arbeidsmarktsituatie. Bemerk dat bij de berekening van armoederisico’s voor de gewesten de nationale armoedelijn wordt gehanteerd. Jaar: inkomensjaar 2003 Bron: Eurostat en NIS (voor de Belgische gewesten) SILC 2004 Armoederisico 40% / 50% / 70% Definitie: cf. armoederisico, maar nu ten opzichte van respectievelijk 40%, 50% of 70% van het mediaan gestandaardiseerd gezinsinkomen. Jaar: inkomensjaar 2003 Bron: Eurostat Langdurig armoederisico Definitie: Het percentage personen dat gedurende het huidige jaar en minstens twee van de drie voorgaande jaren een armoederisico liep (minden dan 60% van het nationale mediaan gestandaardiseerd inkomen). Jaar: Inkomensjaar 2000 Bron: Eurostat (voor de Belgische gewesten:BE NAP/incl (ECHP2001) Armoedekloof Definitie: De armoedekloof geeft een indicatie van de intensiteit van de armoede. De kloof drukt het verschil uit tussen het mediaan beschikbaar inkomen van zij die een armoederisico lopen enerzijds, en het nationale mediaan inkomen anderzijds. Jaar: Inkomensjaar 2003 Bron: Eurostat + NIS (voor BE-gewesten) SILC2004 S80/S20 Ratio Definitie: De verhouding tussen het totaal beschikbaar inkomen van het hoogste en het laagste kwintiel (de 20% van de bevolking die het hoogste beschikbaar inkomen hebben enerzijds, en de 20% van de bevolking die het laagste inkomen hebben anderzijds). Jaar: Inkomensjaar 2003 Bron: Eurostat + NIS (voor BE-gewesten) SILC2004 Gini-coëfficient Definitie: De Gini-coëfficient geeft de verdeling van de welvaart weer door de volledige bevolking in beschouwing te nemen. Een gini-score 1 betekent dat 1 persoon alle welvaart bezit, een gini-score van 0 betekent dat iedereen een gelijk aandeel van de welvaart bezit. Jaar: Inkomensjaar 2003 Bron: Eurostat + NIS (voor BE-gewesten) SILC2004
Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
9
A2: Clustering EU-lidstaten Volgende figuren tonen dat de EU-9 kopgroep een robuuste cluster vormt wanneer de 25 EU-lidstaten worden geclassificeerd op basis van (1) economische welvaart en (2) inkomensverdeling. Om de robuustheid weer te geven, gebruiken we ten eerste diverse indicatoren voor inkomensverdeling, namelijk de S80/S20 ratio, het armoederisico (60%) en de Gini-coëfficiënt. Ten tweede geven we de clusterindeling voor verschillende momenten doorheen de tijd (2004-2005 / 2001-2002). Ten derde gebruiken we diverse databronnen (SILC, ECHP (Eurostat en LIS), OESO, Eurostat). Voor de precieze definitie en dataverwijzing van de gebruikte indicatoren verwijzen we naar Annex A1. Omdat Luxemburg een uitschieter is wat betreft economische welvaart (veel hoger dan gemiddelde welvaart), is deze lidstaat niet opgenomen in de plots. De referentielijnen op de X- en Y-as zijn telkens bepaald door het EU-25 gemiddelde zoals dit door de respectievelijke databron is gegeven.
Figuur 1. Vier clusters van Europese lidstaten o.b.v. twee dimensies
Rijk
III
IV Gelijk
Ongelijk
I
II Arm
Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
10
Figuren 2a, 2b en 2c. Clustering obv BBP/hoofd 2005 en respectievelijk S80/S20 ratio, Armoederiscico (60%) en Gini-coëfficiënt 2004 140
IE DK AT
120
UK
SE
GDPCapPPP 2005
BE
FR DE
IT
FI 100
ES CY SI
80
GR PT
CZ
HU 60
SK LT PL EE
40 3,00
4,00
5,00
LV
6,00
7,00
8,00
S80/S20 2004
140
IE DK
GDPCapPPP 2005
120
NLAT
SE
FR
FI
UK
BE DE
IT
100
ES CY GR
SI
80
PT
CZ HU 60
SK LT
LV
PL EE
40 8
10
12
14
16
18
20
22
Armoederisico 60% 2004
140
IE DK
GDPCapPPP 2005
120
SE
NL FR
UK
FI BE
IT DE
100
ES CY SI
80
GR PT
CZ HU
60
SK LT PL EE
40 20
25
30
35
LV
40
Gini-coëfficiënt 2004 Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
11
Figuren 3a, 3b en 3c. Clustering obv BBP/hoofd 2002 en respectievelijk S80/S20 ratio, Armoederisico (60%) en Gini-coëfficiënt 2001 30000
GDPCapPPP 2002
25000
IE DK AT NL SE FI BE DE
UK IT ES
20000
CY MT
SI CZ
15000
GR
PT
HU SK LT PL
10000
EE
LV
5000 3
4
5
6
7
S80/S20 2001
30000
GDPCapPPP 2002
25000
IE SE
DK NLAT
BE
DE FI
UK
FR
IT ES
20000
CY MT
SI
GR PT
CZ HU
15000
10000
LV
LT
SK
EE PL
5000 8
10
12
14
16
18
20
22
Armoederisico 60% 2001
30000
IE DK
GDPCapPPP 2002
25000
NL BE FR IT DE SE FI
AT
UK
ES
20000
CY SI 15000
CZ HU
MT
PLLT
10000
GR
PT
SK
EE
LV
5000 25
30
35
Gini-coëfficiënt 2001
Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
12
Figuur 4. Clustering obv BBP/hoofd 2006 en Armoederisico (60%) 2005. 160 IE
140 NL SE
120
AT DK FI
BE
UK
DE FR IT ES
100 SI CZ
80
GDPcapPPP 2006
CY
MT
PT
EE
HU SK
60
EL
LT PL
LV
40
RO
BU
20 8
10
12
14
16
18
20
22
Armoederisico 60% 2005
Referentielijnen zijn EU-25 gemiddelde BBP per capita is ‘forecast’ Armoederisico 60% 2005: CZ, DE, IT, CY, LV, LT,HU, MT, NL, PL, SK, UK: break in series / HU, UK: provisional / BU: 2004 / SI: 2003
Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
13
A3: Welvaartsindicatoren Tabel 2: België vergeleken met de kopgroep van Europese lidstaten: Welvaartsindicatoren* BE VL WL BR DK DE FR LU 1 = : : : + - - ++ BBP/hoofd 2005(koopkrachtpariteiten) 1 = = -++ + -++ BBP/hoofd 2003(koopkrachtpariteiten) = : : : ++ ++ BNI/hoofd 2005 (koopkrachtpariteiten) = : : : = -= ++ Gemiddelde economische groei 2001-2005 = : : : = = ++ Gemiddelde Inflatie 2001-2005 ++ : : : = = -Nationale schuld 2005
NL ++ ++ = ++ =
AT + + = = = =
FI = = + -
SE = = + + = =
* Nationale cijfers worden vergeleken met het gemiddelde van de EU-9 kopgroep. Daartoe behoren België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, en Zweden. '+' is een z-score boven 0,675, '-' is een z-score lager dan -0,675. Een ++ of - - wordt toegekend bij een z-score respectievelijk meer dan 1,282 of minder dan -1,282.'=' betekent 'rond het gemiddelde' (een z-score tussen -0,675 en 0,675). 1
Luxemburg is een fel uitschietende waarde, en werd daarom niet opgenomen in het EU-9 gemiddelde.
Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
14
A4: Arbeidsmarktindicatoren Tabel 3: België en zijn gewesten vergeleken met de kopgroep van Europese lidstaten: Arbeidsmarktindicatoren* BE
VL
WL
BR
DK
DE
FR
LU
NL
AT
FI
SE
--
= : -
-: --
-: --
++ ++ ++
= =
= =
--
+ +
= = =
= + =
+ + +
-
: -
-: --
-: --
++ + ++
=
= = =
---
= =
= = =
= ++ +
+ + +
--
= : -
-: --
-: --
++ ++ ++
= =
-
= + -
++ = ++
= + =
= =
= = =
--
+ :
--:
--= = = :
++ ++ + + + +
= -= = = =
= = = =
= -
++ = = = = =
+ = -
= = = + = =
= + ++ ++ ++
++
= = =
: : :
: : :
: : :
= + +
--
= =
= --
= = =
+ = =
-+ ++
= ++ +
-= -
: : :
: : :
: : :
= + =
--
= = -
= -
: : :
= = =
= = =
++ ++ ++
Tewerkstelling Algemeen Tewerkstellingsgraad Tewerkstellingsgraad (voltijdse equivalenten) Activiteitsgraad Geslacht Tewerkstellingsgraad vrouwen Tewerkstellingsgraad vrouwen (voltijdse equivalenten) Activiteitsgraad vrouwen Tewerkstellingsgraad mannen Tewerkstellingsgraad mannen (voltijdse equivalenten) Activiteitsgraad mannen Leeftijd Tewerkstellingsgraad jongeren (16-24) Tewerkstellingsgraad 'prime age' (25-55) Tewerkstellingsgraad ouderen (55-65) Tewerkstellingsgraad oudere vrouwen Tewerkstellingsgraad oudere mannen Activiteitsgraad 55-65 Moeders (leeftijd jongste kind) Tewerkstellingsgraad moeder (-3) Tewerkstellingsgraad moeder (3-6) Tewerkstellingsgraad moeder (6-15) Opleidingsniveau Tewerkstellingsgraad kort opgeleiden Tewerkstellingsgraad middellang opgeleiden
Tewerkstellingsgraad lang opgeleiden * Nationale cijfers worden vergeleken met het gemiddelde van de EU-9 kopgroep. Daartoe behoren België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, en Zweden. '+' is een z-score boven 0,675, '-' is een z-score lager dan -0,675. Een ++ of - - wordt toegekend bij een z-score respectievelijk meer dan 1,282 of minder dan -1,282.'=' betekent 'rond het gemiddelde' (een z-score tussen -0,675 en 0,675).
Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
15
Tabel 3 (vervolg): België en zijn gewesten vergeleken met de kopgroep van Europese lidstaten: Arbeidsmarktindicatoren* BE
VL
WL
BR
DK
DE
FR
LU
NL
AT
FI
SE
=
-
++
++
-
+
+
-
-
-
=
=
++ +
: :
: :
: :
-
++ ++
+ +
-
= =
= -
= =
-
+ + +
= = =
++ ++ ++
++ ++ ++
--
= = =
+ ++ +
= = =
--
-
+ = +
+ + +
= = =
: : :
: : :
: : :
= = +
++ ++ +
= = +
:
---
= = -
= + =
= = =
++
=
++
++
=
=
=
--
-
-
=
=
Werkloosheid Algemeen Werkloosheidsgraad Geslacht Langdurige werkloosheidsgraad vrouwen Langdurige werkloosheidsgraad mannen Jongeren Werkloosheidsgraad jongeren (16-24) Werkloosheidsgraad jonge vrouwen Werkloosheidsgraad jonge mannen Opleidingsniveau Werkloosheidsgraad kort opgeleiden Werkloosheidsgraad middellang opgeleiden Werkloosheidsgraad lang opgeleiden Arbeidsloze gezinnen Volwassenen in arbeidsloze gezinnen
++ = ++ ++ = + = -= = = : Kinderen in arbeidsloze gezinnen * Nationale cijfers worden vergeleken met het gemiddelde van de EU-9 kopgroep. Daartoe behoren België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, en Zweden. '+' is een z-score boven 0,675, '-' is een z-score lager dan -0,675. Een ++ of - - wordt toegekend bij een z-score respectievelijk meer dan 1,282 of minder dan -1,282.'=' betekent 'rond het gemiddelde' (een z-score tussen -0,675 en 0,675).
Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
16
Tabel 3 (vervolg): België en zijn gewesten vergeleken met de kopgroep van Europese lidstaten: Arbeidsmarktindicatoren* BE
DK
DE
FR
LU
NL
AT
FI
SE
-
= = =
= = =
-
: :
+ + +
= -
= = =
++ ++ ++
--
++
=
=
=
=
=
=
++
-
++
=
-
=
=
=
=
+
++ ++
= =
=
+ =
++ ++
= +
: -
= -
= -
= =
= -
=
= =
= =
-=
+ ++
++ -
= =
++
-
=
+
++
-
=
=
-
Productiviteit Uitstapleeftijd Gemiddelde uitstapleeftijd (eurostat) Gemiddelde uitstapleeftijd vrouwen (eurostat) Gemiddelde uitstapleeftijd mannen (eurostat) Gemiddelde effectieve pensioenleeftijd vrouwen (OESO) Gemiddelde effectieve pensioenleeftijd mannen (OESO) Productiviteit 1 Productiviteit/tewerkgestelde (koopkrachtpariteiten) 1 Productiviteit/gewerkt uur (koopkrachtpariteiten) Aantal gewerkte uren Gemiddeld aantal werkuren per tewerkgestelde Gemiddeld aantal werkuren v/e voltijds tewerkgestelde Aandeel inactieven Inactieven/actieven in de totale bevolking
++ = + ++ = = Inactieven/actieven in de bevolking op arbeidsleeftijd * Nationale cijfers worden vergeleken met het gemiddelde van de EU-9 kopgroep. Daartoe behoren België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, en Zweden. '+' is een z-score boven 0,675, '-' is een z-score lager dan -0,675. Een ++ of - - wordt toegekend bij een z-score respectievelijk meer dan 1,282 of minder dan -1,282.'=' betekent 'rond het gemiddelde' (een z-score tussen -0,675 en 0,675). 1 Luxemburg is inzake BBP een fel uitschietende waarde, en werd daarom niet opgenomen in het EU-9 gemiddelde
A5: Uitkeringsafhankelijkheid Tabel 4: Aandeel uitkeringstrekkers (in voltijdse equivalenten, als % van de bevolking op actieve leeftijd) BE DK DE FR LU NL AT FI SE + = = + : -= : Totaal + = = = : + : Gepensioneerden ++ = ++ = : = : Werklozen + = : = = : ++ Ziekte-uitkeringstrekkers + = : ++ : + Handicapuitkeringstrekkers = + : + : + Ouderschapsuitkeringstrekkers ++ = = = : = = : = Zorg- en loopbaanonderbrekinguitkeringstrekkers + = = ++ : : Bijstandtrekkers * Nationale cijfers worden vergeleken met het gemiddelde van de EU-9 kopgroep. Daartoe behoren België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, en Zweden. '+' is een z-score boven 0,675, '-' is een z-score lager dan -0,675. Een ++ of - - wordt toegekend bij een z-score respectievelijk meer dan 1,282 of minder dan -1,282.'=' betekent 'rond het gemiddelde' (een z-score tussen -0,675 en 0,675).
Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
17
A6: Sociale bescherming: uitgaven en financiering Tabel 5: Sociale bescherming: financiering* BE
VL
WL
BR
DK
DE
FR
LU
NL
AT
FI
SE
=
:
:
:
=
=
+
--
=
=
-
++
= =
-
++ ++
: :
= ++
--
+ =
--
-
= =
= +
+ +
= = ++ =
: : : : : : :
: : : : : : :
: : : : : : :
= -+ + ++ + +
= = = = =
= + = = ++ -
--= -++ =
+ = -= ++
++ = = = -
-= = = = =
+ + ++ = + =
=
:
:
:
+
-
=
-
--
=
=
++
Impliciete belasting op arbeid
= +
: :
: :
: :
++ =
-=
=
= --
= --
= =
+ =
= +
Besteedbaar inkomen single APW (% bruto)
--
:
:
:
--
-
+
++
=
=
=
=
Besteedbaar inkomen APW-1verdienersgezin 2 kinderen (% bruto)
=
:
:
:
-
=
=
++
=
=
=
=
Belastingskloof alleenstaande zonder kinderen (100% gemiddelde verdiener)
++
:
:
:
-
+
=
--
-
=
=
=
Belastingskloof alleenstaande zonder kinderen (67% gemiddelde verdiener)
++
:
:
:
=
+
=
--
=
=
=
+
+
:
:
:
=
=
+
--
=
=
=
+
+ + =
: : : :
: : : :
: : : :
++ --=
= = = +
= + + =
= = =
-+ = ++
= = = =
= = = --
+ = = --
Sociale uitgaven en hun armoedereductie Sociale uitgaven (%BBP) (Eurostat)
1
Armoedereductie door transfers (Pens incl.) Armoedereductie door transfers (Pens excl.) Per uitgaventak (% BBP) Eurostat ESSPROS data (Overlevings-) Pensioenen Ziekte
1
1
Handicaps
1
Werkloosheid Familie
1
1
Huisvesting
1
Sociale uitsluiting
1
Niveau van belastingen Belastingsinkomsten (%BBP) (2004, Eurostat)
1
Impliciete belasting op consumptie
Belastingskloof éénverdienerskoppel + 2 kinderen (100% gemiddelde verdiener) Financiering sociale zekerheid Aandeel overheid Aandeel bijdragen Aandeel werkgeversbijdragen Aandeel beschermde personen
= : : : = = = ++ = Aandeel andere inkomsten * Nationale cijfers worden vergeleken met het gemiddelde van de EU-9 kopgroep. Daartoe behoren België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, en Zweden. '+' is een z-score boven 0,675, '-' is een z-score lager dan -0,675. Een ++ of - - wordt toegekend bij een z-score respectievelijk meer dan 1,282 of minder dan -1,282.'=' betekent 'rond het gemiddelde' (een z-score tussen -0,675 en 0,675). 1 Luxemburg is inzake BBP een fel uitschietende waarde, en werd daarom niet opgenomen in het EU-9 gemiddelde.
Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
18
A7: Sociale bescherming: generositeit Tabel 6: Sociale bescherming: generositeit* BE
DK
DE
FR
LU
NL
AT
FI
SE
--=
= = +
= ++ ++
= = -
+ ++ : :
+ = + -
= + = =
= = = =
= = = --
67%APW, alleenstaande
+
+
--
=
+
=
--
=
=
67%APW in éénverdienersgezin zonder kinderen
=
+
-
=
=
+
--
=
=
67%APW in 2-verdienersgezin zonder kinderen
-
+
=
+
+
=
--
-
+
67%APW alleenstaande met 2 kinderen
-
+
=
+
+
=
--
=
+
--
+
=
+
+
=
--
=
+
67%APW in 2-verdienersgezin met 2 kinderen
-
+
+
=
+
-
-
-
+
100%APW, alleenstaande
=
=
=
=
++
=
-
-
+
100%APW in éénverdienersgezin zonder kinderen
--
=
-
=
++
+
-
=
+
100%APW in 2-verdienersgezin zonder kinderen
--
-
+
=
++
=
-
-
+
100%APW alleenstaande met 2 kinderen
--
=
=
=
++
=
-
=
++
100%APW in éénverdienersgezin met 2 kinderen
--
=
=
=
++
=
=
=
=
100%APW in 2-verdienersgezin met 2 kinderen
--
-
+
=
++
=
=
-
+
-
-
=
=
++
=
=
-
=
150%APW in éénverdienersgezin zonder kinderen
--
-
=
+
++
=
=
=
=
150%APW in 2-verdienersgezin zonder kinderen
--
-
+
=
++
=
=
=
=
150%APW alleenstaande met 2 kinderen
--
=
=
=
++
=
=
=
=
150%APW in éénverdienersgezin met 2 kinderen
--
=
=
=
++
=
=
=
=
Vervangingsratio's Sociale bijstand Alleenstaande (%APW) Koppel 2 kinderen (%APW) Alleenstaande (50% Armoedegrens) Koppel 2 kinderen (50% Armoedegrens) Initiële werkloosheid
67%APW in éénverdienersgezin met 2 kinderen
150%APW, alleenstaande
-++ = ++ = = = = 150%APW in 2-verdienersgezin met 2 kinderen * Nationale cijfers worden vergeleken met het gemiddelde van de EU-9 kopgroep. Daartoe behoren België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, en Zweden. '+' is een z-score boven 0,675, '-' is een z-score lager dan -0,675. Een ++ of - - wordt toegekend bij een z-score respectievelijk meer dan 1,282 of minder dan -1,282.'=' betekent 'rond het gemiddelde' (een z-score tussen -0,675 en 0,675).
Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
19
Tabel 6 (vervolg): Sociale bescherming: generositeit * BE DK
DE
FR
LU
NL
AT
FI
SE
Langdurige werkloosheid 67%APW, alleenstaande
=
+
+
--
=
+
=
=
=
67%APW in éénverdienersgezin zonder kinderen
--
-
=
-
=
+
=
=
++
67%APW in 2-verdienersgezin zonder kinderen
++
=
=
-
=
-
-
=
-
67%APW alleenstaande met 2 kinderen
=
=
++
=
+
=
=
-
--
67%APW in éénverdienersgezin met 2 kinderen
--
=
-
=
=
=
+
=
++
67%APW in 2-verdienersgezin met 2 kinderen
+
=
=
-
=
--
+
+
-
100%APW, alleenstaande
=
+
+
--
=
+
=
=
=
100%APW in éénverdienersgezin zonder kinderen
-
-
=
--
+
++
=
=
+
++
=
=
-
=
-
=
=
-
100%APW alleenstaande met 2 kinderen
=
++
++
-
-
=
=
=
--
100%APW in éénverdienersgezin met 2 kinderen
--
=
-
=
=
=
=
+
+
100%APW in 2-verdienersgezin met 2 kinderen
+
=
=
-
=
-
++
=
-
150%APW, alleenstaande
=
=
++
--
=
=
+
=
=
150%APW in éénverdienersgezin zonder kinderen
-
=
++
--
=
=
+
=
=
++
=
++
-
=
-
=
=
-
150%APW alleenstaande met 2 kinderen
=
+
+
-
=
=
++
=
-
150%APW in éénverdienersgezin met 2 kinderen
--
+
+
--
=
-
+
=
=
150%APW in 2-verdienersgezin met 2 kinderen
+
=
+
-
=
-
++
=
-
= -
= ---
-= =
= = =
++ ++ +
= = =
= + =
= = ++
= = =
100%APW in 2-verdienersgezin zonder kinderen
150%APW in 2-verdienersgezin zonder kinderen
Pensioenen 50% APW
1
100% APW
1 1
200% APW * Nationale cijfers worden vergeleken met het gemiddelde van de EU-9 kopgroep. Daartoe behoren België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, en Zweden. '+' is een z-score boven 0,675, '-' is een z-score lager dan -0,675. Een ++ of - - wordt toegekend bij een z-score respectievelijk meer dan 1,282 of minder dan -1,282.'=' betekent 'rond het gemiddelde' (een z-score tussen -0,675 en 0,675). 1
Voor Oostenrijk is enkel naar geslacht uitgesplitste data beschikbaar. Op basis daarvan berekenden we het ongewogen gemiddelde, en gebruikten dit cijfer.
Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
20
A8: Armoede-indicatoren Tabel 7: België vergeleken met de kopgroep van Europese lidstaten: Armoede-indicatoren (60%)* BE VL WL BR DK DE FR LU NL AT
FI
SE
Algemeen Armoederisico Armoederisico (40%) Armoederisico (50%) Armoederisico (70%) Langdurig Armoederisico
1
Armoedekloof S80/S20 Ratio Gini-coëfficiënt
+ + + + = + = =
= = = ++ = =
++ ++ ++ ++ ++ = + =
: : : : : : : :
= = = = -
++ ++ ++ + = ++ ++ +
+ = = = ++ = + +
= = = ++ = = =
= : : : -: = =
= = = : = = = =
= = -=
= = : = ---
+ ++ = + ++
= = --+
++ ++ ++ = ++ ++
: : : : : :
= -++ --
++ + ++ + ++ +
= + = = = +
= + -+ =
= = + = = =
= = = = =
= = -=
= -+ --
= = = = = = +
: : = = =
: : + ++ + = ++
: : : : : : :
= + = --
+ = ++ ++ = ++ +
= = = = = = =
---++ = =
= : = = ++ ++
= = = = + =
+ ++ = --
= = = = -
= =
: = =
: = -
: : :
-=
= = -
++ + +
++ ++ --
= : :
= = +
= =
= = +
++ ++ = +
: -+ = +
: = ++ = +
: : : : :
+ = = = +
= ++ = = =
= = = = =
++ ----
+ ----
= = = + =
+ = = ++ =
= = =
++
=
++
:
=
+
+
=
--
+
=
-
Opgesplitste armoederisico's (60%) Geslacht/leeftijd Vrouwen Mannen Kinderen (0-15) Jongeren (16-24) 25-49 50-64 Gezinssituatie Alleenstaande vrouw Alleenstaande man Koppel zonder kind Koppel 1 kind Koppel 2 kinderen Koppel 3 of meer kinderen Alleenstaande ouder Werkenden Gezin hoofdzakelijk arbeidsinkomen
1
1
Werknemer
Zelfstandige
1
Uitkeringstrekkers Gezin hoofdzakelijk uikeringsinkomen
1
Werklozen 65plussers Alleenstaande 65plussers
1
Gepensioneerde Eigenaar/huurder Huiseigenaar
++ ++ : = = + = = = Huurder * Nationale cijfers worden vergeleken met het gemiddelde van de EU-9 kopgroep. Daartoe behoren België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, en Zweden. '+' is een z-score boven 0,675, '-' is een z-score lager dan -0,675. Een ++ of - - wordt toegekend bij een z-score respectievelijk meer dan 1,282 of minder dan -1,282.'=' betekent 'rond het gemiddelde' (een z-score tussen -0,675 en 0,675). 1
ECHP 2001-data
Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
21
A9: Overzichtstabel met de meest recente data Tabel 8. België vergeleken met de kopgroep van Europese lidstaten: overzichtstabel op basis van de meest recente data. BE DK DE FR LU NL AT BBP/hoofd 2006 (koopkrachtpariteiten)
1
Kinderen in arbeidsloze gezinnen ² Volwassenen in arbeidsloze gezinnen ² Sociale uitgaven als % van het BBP (2004) Armoederisico 60% Armoedekloof Armoede kinderen 0-17 jaar Armoede volwassenen 18-64
FI
SE
=
+
-
--
++
++
+
=
=
++ ++
= -
+ =
= =
---
= -
= =
= =
: :
=
=
=
+
--
=
=
--
++
++ = ++ + ++
= = +
= + = + =
= = = + =
= = ++ + --
++ = --
= = = =
= -= +
-= --=
Armoede ouderen 65+ * Nationale cijfers worden vergeleken met het gemiddelde van de EU-9 kopgroep. Daartoe behoren België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, en Zweden. '+' is een z-score boven 0,675, '-' is een z-score lager dan -0,675. Een ++ of - - wordt toegekend bij een z-score respectievelijk meer dan 1,282 of minder dan -1,282.'=' betekent 'rond het gemiddelde' (een z-score tussen -0,675 en 0,675). Data is afkomstig uit European Commission (2007). 1 Forecast + Luxemburg is inzake BBP een fel uitschietende waarde, en werd daarom niet opgenomen in het EU-9 gemiddelde. ²
DK, LU en FI: provisional
Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
22
A10. Referenties Atkinson, A. (1997), Poverty in Europe. Oxford: Blackwell. Atkinson, A., L. Rainwater and T. Smeeding (1995), Income Distribution in OECD Countries. Paris: OECD. Cantillon, B. (2005), 'Hoe sociaal en zeker is de sociale zekerheid nog? Reflecties over de toekomst van de sociale zekerheid in België', Belgisch Tijdschrift voor Sociale Zekerheid, 4, p. 719-735. Cantillon, B., Van Mechelen, N., Marx, I., Van den Bosch, K. (2004), 'De evolutie van de minimumbescherming in 15 Europese welvaartsstaten in de jaren negentig', Belgisch Tijdschrift voor Sociale Zekerheid, 3de trimester, p. 509-548. Cantillon, B., Marx, I., Van den Bosch, K. (1997), The Challenge of Poverty and Social Exclusion, in OECD, Towards 2000: The New Social Policy Agenda, Paris: OECD. European Commission (2007), Joint Report on Social Protection and Social Inclusion, Luxembourg. European Commission (2006), Joint Report on Social Protection and Social Inclusion, Luxembourg. European Commission (2005a), Employment in Europe 2005, Luxembourg. European Commission (2005b), Structures of the taxation systems in the European Union 1995-2003, Luxembourg. European Commission (2004), Perceptions of living conditions in an enlarged Europe, Luxembourg. European Foundation for the Improvement of Living and Working Conditions (2004), Quality of Life in Europe, Luxembourg. Gallie D., Paugam S. (2002), Poverty and Social Exclusion, Report for the European Commission based on Eurobarometer 56.1, DG Employment,and Social Affaires, http://ec.europa.eu/public_opinion/archives/ebs/ebs_162_en.pdf . Jäntti, M. and S. Danziger (2000), 'Income Poverty in Advanced Countries', in: A. Atkinson and F. Bourguignon (eds.), Handbook of Income Distribution. Amsterdam: Elsevier. Marlier E., Atkinson A.B., Cantillon B., Nolan B. (2006), The EU and Social Inclusion, The Policy Press, Bristol. OECD (2007), Economic Policy Reforms: Going for Growth 2007, Paris. OECD (2006), Employment Outlook 2006, Paris. Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
23
OECD (2005a), Society at a Glance 2005, Paris. OECD (2005b), OECD in Figures 2005, Paris. OECD (2003), Employment Outlook 2003, Paris. Publieke Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie. Nationaal Actieplan Inclusie België 2005-2006. Tielens, M. (2004). ‘Brussel, heen en terug’, in Jaarboek: de arbeidsmarkt in Vlaanderen, Steunpunt WAV, Leuven, 267-277. Van Mechelen, N., Bogaerts, K. en B. Cantillon (2007), De welvaartsevolutie van de bodembescherming in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland, FOD Sociale Zekerheid Working Paper no. 2
Annex bij ‘Een vergelijking van België met de Europese kopgroep: Postremus inter pares’, Cantillon B., Marx I., Rottiers S., Van Rie T., (2007), CSB Berichten, Universiteit Antwerpen. http://webhost.ua.ac.be/csb/
24