Alle inwoners kunnen meedoen! Bespreeknotitie over laaggeletterdheid 2008-2010 Gemeente Breda
‘De strijd tegen laaggeletterdheid is het effectiefst wanneer hij op lokaal niveau wordt gevoerd. Daarom is een voorname rol weggelegd voor de gemeenten. Als lokale overheid, werkgever, uitvoerder van de sociale zekerheid en opdrachtgever van de volwasseneneducatie zullen zij samen met de provincies en gefaciliteerd door het Rijk, de regie voeren over lokale en regionale samenwerkingsarrangementen op het gebied van scholing, onderwijs en leesbevordering.’
Breda, augustus 2007 J.B.cinop lap 2 Breda
1
Inhoudsopgave:
Bladzijde
1.
Inleiding…………………………………………………………………………………………… 3
2.
Laaggeletterdheid, waarom een probleem?.......................................................................3
3.
De beleidscontext: landelijk, provinciaal en lokaal…………………………………………….4
4.
Wat is laaggeletterdheid?...................................................................................................5
5.
Kenmerken van laaggeletterden (doelgroepen)……………………………………………….6
6.
Laaggeletterdheid in West- Brabant en in Breda………………………………………………6
7.
Bestaand beleid van de gemeente Breda op het gebied van laaggeletterdheid……………8 7.1 Ambitie 1: Laaggeletterdheid bespreekbaar maken……………………………………………9 7.2 Ambitie 2: Toegankelijkheid van informatie vergroten………………………………………….9 7.3 Ambitie 3: Leesbevordering……………………………………………………………………….9 7.4 Ambitie 4: Aanpak taalachterstand bij kinderen, jongeren en hun ouders…………………...9 7.5 Ambitie 5: Aanpak laaggeletterden zonder werk………………………………………………..9 7.6 Ambitie 6: Aanpak werkende laaggeletterden…………………………………………………..9
8.
Welke extra, nieuwe activiteiten gaat de gemeente Breda ondernemen?...........................10 8.1 Uitgangspunten…………………………………………………………………………………….10 8.2 Ambitie 1: Laaggeletterdheid bespreekbaar maken……………………………………………10 8.3 Ambitie 2: Toegankelijkheid van informatie vergroten………………………………………….10 8.4 Ambitie 3: Leesbevordering……………………………………………………………………….11 8.5 Ambitie 4: Aanpak taalachterstand bij kinderen, jongeren en hun ouders…………………...11 8.6 Ambitie 5: Aanpak laaggeletterden zonder werk………………………………………………..12 8.7 Ambitie 6: Aanpak werkende laaggeletterden…………………………………………………..12
9.
Het vervolg…………………………………………………………………………………………12
10.
Samenvatting………………………………………………………………………………………13
Bijlagen: Bijlage 1. Concept- begroting………………………………………………………………………………14 Bijlage 2. Vooronderzoek laaggeletterdheid in Breda……………………………………………………
2
1.
Inleiding.
De aandacht voor laaggeletterdheid is van betrekkelijk recente datum. Het is vooral dankzij de campagnes van de landelijke overheid en van het werk van H.K.H. Prinses Laurentien, voorzitter van de Stichting Lezen en Schrijven, dat het onderwerp brede aandacht heeft gekregen. Daarnaast leven we in een maatschappij waar het begrijpen en verwerken van (schriftelijke) informatie zeer belangrijk is geworden. Laaggeletterdheid bestaat echter al veel langer. Het heeft te maken met een laag scholingsniveau en een laag niveau van taalbeheersing. Op 24 mei jl. heeft de Commissie Onderwijs en Economie de wethouder gevraagd een bespreeknotitie voor te bereiden over de aanpak van laaggeletterdheid in Breda. De raadscommissie vraagt een actieve rol van de gemeente en een integrale, gemeentebrede aanpak. In deze bespreeknotitie wordt aan deze aanpak invulling gegeven. Een goede beheersing van de Nederlandse taal is een voorwaarde om te kunnen participeren in de Bredase samenleving. Dat geldt voor deelname aan een opleiding of cursus, als je arbeid of vrijwilligerswerk wilt verrichten of als je als ouder betrokken wilt zijn bij de school van je kinderen. Taal is overal, is onontkoombaar en de beheersing ervan is noodzakelijk in onze informatiemaatschappij. Mensen die laaggeletterd zijn kunnen niet volwaardig aan onze maatschappij deelnemen. Ze hebben moeite om hun doelen te realiseren en kunnen hun vaardigheden niet zelfstandig ontwikkelen. Zo kunnen ze problemen hebben met het invullen van formulieren, het schrijven van rapportages, het lezen van werkinstructies, bijsluiters en straatnamen. Laaggeletterdheid, onvoldoende kennis van de Nederlandse taal belemmert het maatschappelijk functioneren. De gemeente Breda wil het probleem van de laaggeletterdheid aanpakken. Deze notitie gaat over de maatregelen die de gemeente gaat nemen om dit te bereiken. Laaggeletterdheid is een onderwerp dat nog maar kort in de belangstelling staat. Toch kan niet worden gezegd dat het nieuw beleid betreft. De aanpak van laaggeletterdheid is in het wezen het bevorderen van participatie, alle burgers in staat stellen mee te doen, de overheid is er voor alle burgers. En deze uitgangspunten zijn niet nieuw. Ze staan al verwoord in het coalitieakkoord Kiezen voor Elkaar! en in het Bredase grotestedenbeleid. Daarnaast is participatie is ook de kern van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Laaggeletterdheid moet dichtbij de burger worden aangepakt. Dat betekent aansprekende, laagdrempelige, dichtbijgelegen voorzieningen. Deze uitgangspunten zijn een belangrijke voorwaarde voor een succesvolle aanpak. De gemeente Breda vindt het bovendien belangrijk dat bij de aanpak van laaggeletterdheid regionaal wordt samengewerkt: regionale samenwerking en lokale uitwerking. Daarom zal de gemeente Breda samen met de buurgemeenten op korte termijn een aanvalsplan laaggeletterdheid opstellen.
2.
Laaggeletterdheid, waarom een probleem?
Uit onderzoek van de OESO blijkt dat anderhalf miljoen Nederlanders veel moeite hebben met lezen en schrijven. Deze ‘laaggeletterden’ staan vaak aan de zijlijn van het maatschappelijk speelveld. Laaggeletterdheid, zo komt namelijk naar voren uit wetenschappelijk onderzoek, is een bron van sociale, culturele en politieke uitsluiting: Slechts 3% van de laaggeletterden is ooit publiek actief geweest. Slechts 14% van de laaggeletterden is geïnteresseerd in politiek. Laaggeletterden hebben vijf keer minder kans om een fulltime baan te vinden. Bij laaggeletterden is de kans op werkloosheid zes keer zo hoog als bij anderen. Van de Britse volwassenen die uitsluitend leven van een sociale uitkering, scoort twee derde op de twee laagste niveaus van geletterdheid. De uitsluiting die het gevolg is van laaggeletterdheid treft in de eerste plaats de betrokken individuen zelf. Niet alleen de communicatie-uitingen van de gemeente zijn vaak weinig toegankelijk, dit geldt ook voor andere geschreven informatie. Daardoor lopen mensen essentiële informatie en dienstverlening mis. Behalve individuen treft laaggeletterdheid ook de gemeenschap. Zo kost laaggeletterdheid de Nederlandse samenleving jaarlijks bijna een half miljard euro aan uitkeringen en aan investeringen in zorg. Door laaggeletterdheid krachtig aan te pakken kan een deel van dat geld worden
3
‘terugverdiend’. Zo hoeven medewerkers van gemeentelijke diensten, wanneer hun cliënten beter kunnen lezen en schrijven, bijvoorbeeld minder tijd te besteden aan het invullen van formulieren. Behalve de ‘sociale‘ dimensie heeft laaggeletterdheid dus ook een economische dimensie. Werkgevers die de laaggeletterdheid onder hun eigen personeel aanpakken, verhogen hun productiviteit en versterken zo de lokale economie. De gemeente, die laaggeletterde werknemers in dienst heeft in bijvoorbeeld, de groenvoorziening, de reinigingsdienst en de sociale werkvoorziening, heeft als werkgever uiteraard een voorbeeldfunctie.
3.
De beleidscontext: landelijk, provinciaal en lokaal.
Het ministerie van OCW voert sinds enige jaren specifiek beleid op het thema laaggeletterdheid. Begin 2006 kreeg dat beleid een forse impuls door het landelijk Aanvalsplan Laaggeletterdheid. Dit landelijk plan, ‘Van A tot Z betrokken’ , omvat een fors aantal maatregelen voor de periode 2006-2010. Het plan volgt de levensloop van de opgroeiende, lerende en werkende mens. Heel het onderwijs, van A tot Z, van vroegschoolse educatie tot lerarenopleiding, wordt bij de strijd tegen laaggeletterdheid betrokken. Het plan omvat bovendien een culturele component (leesbevordering). De gedachte achter deze brede benadering is dat laaggeletterdheid voorkómen beter is dan laaggeletterdheid genezen. Nieuw aan het plan is dat ook werkgevers actief in de strijd tegen laaggeletterdheid worden betrokken. Hun bijdrage krijgt onder meer vorm in cursussen voor laaggeletterde werknemers. Daarnaast is een voorname rol weggelegd voor de gemeenten. Als lokale overheid, publieke werkgever, uitvoerder van de sociale zekerheid en opdrachtgever van de volwasseneneducatie kunnen zij de regie voeren over lokale en regionale samenwerkingsarrangementen op het gebied van scholing, onderwijs en leesbevordering. Ook bij activiteiten als bewustmaking, taboedoorbreking en werving van cursisten zet het Aanvalsplan in op lokaal niveau, omdat daar de meeste kennis aanwezig is en omdat daar het best kan worden geworven onder de doelgroep. Er zal dan ook zoveel mogelijk worden aangesloten bij al bestaande plaatselijke en regionale initiatieven. Het landelijk Aanvalsplan bevat onder andere de volgende ambities: 1. een beter leesniveau van de leerlingen in het voortgezet onderwijs; 2. meer werkgevers die actief bijdragen aan de bestrijding van laaggeletterdheid; 3. de totstandkoming van een aanzienlijk aantal provinciale en gemeentelijke aanvalsplannen; 4. de uitvoering van lokale en regionale leesbevorderingsplannen in een meerderheid van de gemeenten; 5. de verhoging van het aantal deelnemers aan alfabetiseringscursussen tot rond de 12.500. De opdrachtgever van het landelijk Aanvalsplan Laaggeletterdheid is het Ministerie van OCW. De uitvoering van het plan berust bij drie actoren, namelijk Cinop (Centrum voor Innovatie van Opleidingen), Stichting Lezen & Schrijven, en de Stichting ETV. Het Cinop is vooral betrokken bij de ondersteuning van gemeenten en provincies bij de uitvoering van lokale, regionale en provinciale aanvalsplannen laaggeletterdheid. Ook ondersteunen zij werkgevers bij het opzetten van educatie op de werkvloer en van regionale samenwerkingsarrangementen. Ten behoeve van het beroepsonderwijs (vmbo, mbo) ontwikkelt het Cinop een beleid gericht op preventie van laaggeletterdheid. De Stichting Lezen & Schrijven, bekend van haar boegbeeld H.K.H. prinses Laurentien, richt zich er met name op om het grote publiek en werkgevers bekend te maken met de problematiek van de laaggeletterdheid. ETV ontwikkelt ten behoeve van laaggeletterden het educatieve televisieprogramma Lees en schrijf vandaag, dat met een landelijke dekking regionaal wordt uitgezonden (in Brabant via Omroep Brabant). Het Landelijk Aanvalsplan wil de samenwerking op provinciaal en lokaal niveau stimuleren. De provincie kan een aanjaagfunctie, een faciliterende en coördinerende functie vervullen. Daartoe kan de provincie een provinciaal aanvalsplan opstellen. De Provincie Noord Brabant heeft met haar plan “Kennis = meedoen” gekozen actief deel te nemen aan het landelijke aanvalsplan Laaggeletterdheid. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een bijzondere groep: de groep laagopgeleide werkende. Met deze keuze wordt een grote groep laaggeletterde geholpen, de laaggeletterde werkende, de
4
laaggeletterde werkzoekende en de laaggeletterde die via een re-integratie traject geholpen worden weer aansluiting met de arbeidsmarkt te krijgen. De aanpak van laaggeletterdheid sluit aan op bestaand Bredase beleid. Dit beleid is vooral geformuleerd in het coalitieakkoord Kiezen voor Elkaar! en in de (aanvulling op) het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma (MOP) in het kader van het grotestedenbeleid (GSB). In het coalitieakkoord zijn de kernbegrippen voor het sociale domein: aandacht voor kwetsbare groepen, het bevorderen van zelfredzaamheid en het terugdringen van het voortijdig schoolverlaten. In het grotestedenbeleid zijn doelstellingen geformuleerd als het bestrijden van werkloosheid, vooral onder jongeren; het bevorderen van werkgelegenheidskansen voor laaggeschoolden, het bevorderen van het behalen van een startkwalificatie door jongeren; het bevorderen van participatie in het algemeen (arbeidsparticipatie, maatschappelijke participatie, politieke participatie en cultuurparticipatie). Het bevorderen van participatie is ook het kernbegrip van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De grondslag van deze wet is dat mensen zoveel mogelijk in staat moeten zijn zichzelf te redden alvorens een beroep te doen op (dure) collectieve voorzieningen. Van de burger wordt een bepaalde mate van zelfredzaamheid gevraagd. Anderzijds wordt van mensen ook gevraagd om anderen behulpzaam te zijn, onder andere om te voorkomen dat zij een beroep moeten doen op voorzieningen. Dit alles vraagt van mensen een aantal basisvaardigheden, waaronder een behoorlijk niveau van taalvaardigheid. Een aantal prestatievelden biedt aanknopingspunten voor de aanpak van laaggeletterdheid. Hierbij kan men denken aan prestatieveld 1 (het bevorderen van de sociale samenhang en leefbaarheid). Ook kwetsbare burgers kunnen hun bijdrage leveren aan het versterken van maatschappelijke verbanden. Onder prestatieveld 2 (op preventiegerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen) kan men verstaan de preventieve programma’s om taalachterstanden bij jonge kinderen te voorkomen. Het prestatieveld 3 betreft het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning. Maatschappelijk werkers, ouderenadviseurs, begeleiders en ondersteuners die contacten hebben met de laaggeschoolden zouden een rol kunnen spelen bij de toeleiding naar welzijnsactiviteiten of naar cursussen. Prestatieveld 5 tenslotte gaat over het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer van mensen met een beperking. Volwaardig burgerschap staat centraal. Als gevolg van processen als extramuralisering en vermaatschappelijking dienen bestaande voorzieningen in principe toegankelijk te zijn voor mensen met een (lichamelijke of verstandelijke) beperking. Dit geldt dus ook voor welzijnsactiviteiten en cursussen. Ten slotte wijzen wij er op dat de aanpak van laaggeletterdheid past in het voorkomen en bestrijden van armoede en dat het thema een rol kan spelen bij wijkontwikkeling.
4.
Wat is laaggeletterdheid?
Vroeger gebruikte men vaker de term analfabetisme dan laaggeletterdheid. Analfabetisme is puur de technische vaardigheid van het kunnen lezen en schrijven. Het is de basisvaardigheid om mee te kunnen doen aan het denken en handelen in de pen-en-papier maatschappij. In onze complexe maatschappij heeft het begrip laaggeletterdheid meer dimensies gekregen. Digitale vaardigheden, zoals het gebruik van internet, het schrijven van een e-mail, en het kunnen omgaan met geautomatiseerde systemen (winkels, banken), horen nu naast zaken als het begrijpen van getallen en eenheden (rekenen), het kunnen lezen en begrijpen van kranten en tijdschriften en het kunnen omgaan met veiligheidsvoorschriften (bijsluiters, stickers, symbolen), etc tot vaardigheden die in het dagelijks leven van mensen gevraagd worden. De OESO definieert geletterdheid als de kennis en vaardigheden die nodig zijn om: informatie te begrijpen en te gebruiken uit teksten (artikelen, nieuwsberichten, boeken); informatie te vinden en te gebruiken, bijv. in sollicitatiebrieven, bijsluiters, kaarten, tabellen, grafieken; rekenkundige bewerkingen te kunnen begrijpen, uitvoeren of controleren (getallen, optellingen, maten, gewichten, eenheden). Laaggeletterdheid of functionele ongeletterdheid is een kwestie van definitie. We verstaan er de mensen onder die op het laagste niveau zitten van (on)geletterdheid en hierdoor problemen hebben met sociaal en maatschappelijk functioneren. Technisch is dit wat in het jargon van de
5
Volwasseneneducatie KSE-niveau 1 en 2 is, of dimensie 1 van laaggeletterdheid (informatie uit teksten niet kunnen begrijpen en gebruiken). Op basis van de bovenstaande definitie bedraagt het aantal laaggeletterden in Nederland circa 1,5 miljoen, waarvan 1 miljoen autochtonen en een 0,5 miljoen allochtonen (13% van de Nederlandse bevolking). De laaggeletterdheid heeft binnen de allochtone groep nog een aparte karakteristiek van volledig analfabetisme en onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal. Het eerste komt vooral onder vrouwen voor die in hun land van herkomst geen onderwijs hebben gevolgd en wat, gecombineerd met het tweede, een vrijwel volledig maatschappelijk isolement tot gevolg heeft. Binnen de groep van 1,5 miljoen laaggeletterden zijn er 250.000 ‘echte analfabeten’.
5.
Kenmerken van laaggeletterden (doelgroepen).
Laaggeletterde volwassenen hebben veelal lage inkomens en minder kans op werk. Zij zijn vaker werkloos en uitkeringstrekker. Als zij een baan hebben is die van laag niveau, met minder kans op opleiding of training verzorgt door de werkgever. De participatie in het maatschappelijk leven is vaak zeer beperkt. Laaggeletterden nemen nauwelijks deel aan het maatschappelijk leven in buurten, scholen, bewonersgroepen, verenigingen, etc. Als doelgroep zijn zij moeilijk te bereiken omdat zij niet lezen en zich maatschappelijk isoleren. Zij hebben vaak een negatief maatschappijbeeld en laag zelfbeeld en zijn moeilijk te activeren omdat zij zich schamen voor hun laaggeletterdheid, of dit verdringen. Laaggeletterdheid bestaat niet alleen bij volwassenen. De laaggeletterden van de toekomst zijn de kinderen met onderwijsachterstand van nu. Laaggeletterdheid dient daarom ook op de scholen te worden aangepakt, vooral door het tegengaan van taalachterstand. Taalbeheersing is de sleutel tot geletterdheid. Laaggeletterdheid onder ouderen komt veel voor, veel meer dan onder jongeren. Dit komt natuurlijk door de stijging van de onderwijsparticipatie en het werkniveau in de afgelopen decennia. Veel ouderen geven aan problemen te hebben met de taal- en rekentaken waar ze in hun dagelijks leven mee geconfronteerd worden. De toenemende bureaucratisering, digitalisering en automatisering versterken dit nog. Er is een duidelijk verband tussen laaggeletterdheid en sociaaleconomische positie, geslacht en etniciteit. Van de mensen in de laagste inkomenscategorie is 32% functioneel analfabeet. Laaggeletterden vervullen in onze maatschappij de ongeschoolde of laaggeschoolde functies: in de schoonmaak, groenonderhoud, logistiek en distributie, zorg en horeca. Deze functieniveaus correleren met een lage beloning zonder loopbaanperspectief. Veel laaggeletterden zijn werkzaam in gesubsidieerde arbeid, zoals in sociale werkplaatsen. Hiernaast zijn veel laaggeletterden werkloos of niet actief op de arbeidsmarkt (huisvrouwen). Het zijn meer vrouwen dan mannen, vooral in gezinnen met een traditionele rolverdeling. Het komt zowel in de stad als op het platteland voor. In de steden is het geconcentreerd in achterstandswijken met goedkope huurwoningen. Uit het bovenstaande komt de doelgroep al enigszins naar voren. Deze is niet scherp gedefinieerd en de grenzen zijn niet eenduidig afgebakend. Uitgangspunten zijn technische en functionele beheersing van communicatiemiddelen, in relatie met maatschappelijk (kunnen) functioneren. Ten aanzien van beheersing van communicatiemiddelen is er bij ‘laaggeletterdheid’ sprake van een (aanzienlijk) tekort m.b.t. lezen, schrijven, rekenen, digitale technieken. In het maatschappelijk functioneren leidt dit tot lagere kansen op werk en inkomen, maatschappelijke participatie en inburgering. De gevolgen hiervan zijn grotere kansen op maatschappelijk isolement, werkloosheid, uitkeringsafhankelijkheid, weinig loopbaanperspectief, wonen in achterstandswijken, doorgeven van achterstanden aan kinderen, laag zelfbeeld en zelfbewustheid, afhankelijkheid en gebrek aan autonomie (zelfsturing; zelfregulatie). Met andere woorden: een lage mate van meedoen, weinig vat hebben op het leven en dit niet zelf kunnen sturen. Voor een verdere beschrijving van de kenmerken van de doelgroepen verwijzen naar bijlage 2 (vooronderzoek laaggeletterdheid gemeente Breda).
6
6.
Laaggeletterdheid in West- Brabant en in Breda.
Uit het International Adult Literacy Survey (IALS) onderzoek van OESO uit is gebleken dat laaggeletterdheid sterk correleert met de volgende variabelen: opleidingsniveau, niet-werkenden, werkloosheid, etniciteit en leeftijd. De percentuele scores op deze variabelen in de regio West-Brabant worden vergeleken met de landelijke percentuele scores. De regio West-Brabant bestaat uit de volgende gemeenten: Bergen op Zoom, Breda, Alphen-Chaam, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Woensdrecht en Zundert. Op twee van de vijf variabelen is het percentage in de regio West-Brabant lager dan het landelijk percentage. Op basis van de afwijkingen kan een schatting van het aantal laaggeletterden binnen de regio West-Brabant worden gemaakt.
40 Percentage (%)
35 30 25 20 15 10 5 0 Laag opgeleid
Nietwerkend
werkloos
West-Brabant (CR)
allochtoon
55-74 jaar
Landelijk
Figuur 1: Verschillende variabelen in de regio West-Brabant Deze cijfers zijn een extrapolatie van een landelijke steekproef en verwerkt na weging van factoren in een provinciaal en/of gemeentelijk beeld. Voor de provincies, regio’s en gemeenten met inwoner aantallen boven de 20.000 is met in achtneming van deze beperkingen gekomen tot een zo goed mogelijke schatting van het aantal laaggeletterden. Hierbij is er gewogen aan de hand van onderliggende criteria: De regionale afwijkingen van de variabelen ten opzichte van de landelijke cijfers. De geschatte grootte van de aantallen laaggeletterden binnen de variabelen. Landelijk is circa 13% van degenen die tot de leeftijdscategorie 15-74 jaar behoren, laaggeletterd. In de regio West-Brabant ligt het geschatte percentage laaggeletterden gelijk aan landelijk, namelijk op 13 %. Dit komt voor de regio West-Brabant overeen met ongeveer 60.000 laaggeletterden.
7
40 Percentage (%)
35 30 25 20 15 10 5 0 Laag opgeleid
Niet-werkend
werkloos
Breda
allochtoon
55-74 jaar
Landelijk
Figuur 2: Verschillende variabelen in de gemeente Breda De percentuele scores op deze variabelen in Breda worden vergeleken met de landelijke percentuele scores. Op vier van de vijf variabelen is het percentage in Breda lager dan het landelijk percentage. Bij het vergaren van de cijfers is gebruik gemaakt van de uitkomsten van een landelijke steekproef. Het landelijk karakter van die steekproef heeft als consequentie, dat de schattingen minder nauwkeurig zijn naarmate gemeenten en doelgroepen kleiner worden. Voor Breda is met in achtneming van deze beperkingen gekomen tot een zo goed mogelijke schatting van het aantal laaggeletterden, is er gewogen aan de hand van onderliggende criteria: De plaatselijke afwijkingen van de variabelen ten opzichte van de landelijke cijfers. De geschatte grootte van de aantallen laaggeletterden binnen de variabelen. Van een totale bevolking voor Breda van ruim 168.000 heeft dit rapport betrekking op laaggeletterden in de leeftijdscategorie van 15 tot en met 74 jaar. De totale bevolking van 15-64 jarige bedraagt ruim 113.500, die van 15-74 jarige ruim 126.800. Soms was er evenwel slechts informatie beschikbaar over laaggeletterden in de leeftijdscategorie van 15 tot en met 65 jaar. Indien het specifiek gaat om de categorie van 15 tot en met 65-jarigen, wordt dit expliciet aangegeven. Landelijk is circa 13 % van degenen die tot de leeftijdscategorie 15-74 jaar behoren laaggeletterd. In de gemeente Breda ligt het geschatte percentage laaggeletterden lager dan landelijk, namelijk op 12%. Voor Breda komt dit overeen met een verwacht aantal van meer dan 15.000 laaggeletterden. Zoals hierboven is gesteld, zijn er geen registraties voorhanden over het exacte aantal laaggeletterden in Breda. Het uitgangspunt is daarom de extrapolatie van landelijk onderzoek. Niettemin zijn over de sociale situatie in Breda betrouwbare gegevens beschikbaar. Jaarlijks publiceert de afdeling Onderzoek en Informatie van de gemeente Breda een samengestelde achterstandsmaat, de Z-score. Deze Z-score is gebaseerd op vier indicatoren: inkomen, werkloosheid, opleiding, gezinssamenstelling. Aangenomen mag worden dat deze indicatoren in hoge mate correleren met laaggeletterdheid. De correlatie met de indicator opleidingsniveau is in elk geval zeer hoog. De buurten met een hoge Z-score en waar laaggeletterdheid naar alle waarschijnlijkheid het meest voorkomt zijn: Geeren-Zuid, Tuinzigt, Haagpoort, Geeren-Noord, Fellenoord, Heuvel, Wisselaar, Biesdonk, Doornbos-Linie, Kesteren, Driesprong (sub-buurt).
7. Bestaand beleid van de gemeente Breda op het gebied van laaggeletterdheid. Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de acties die de gemeente op dit moment al uitvoert met betrekking tot laaggeletterdheid. In hoofdstuk 8 worden de extra, de nieuwe activiteiten genoemd die in het kader van de aanpak van de laaggeletterdheid gaan plaatsvinden. Er zijn verschillende ambities die de gemeente kan formuleren om laaggeletterdheid te voorkómen en te bestrijden. De gemeente Breda wil laaggeletterdheid niet beperken tot onderwijs en educatie. Het
8
onderwerp heeft meerdere facetten. Het heeft te maken met bewustwording, taboedoorbreking, leesbevordering, het terugdringen van werkloosheid en de manier waarop de gemeente met haar burgers communiceert. Het Landelijk Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006-2010 ‘Van A tot Z betrokken’ geeft weer op welke gebieden het probleem aangepakt kan worden. In het Landelijk Aanvalsplan worden zes ambities onderscheiden.
7.1
Ambitie 1: Laaggeletterdheid bespreekbaar maken.
Op dit onderdeel zijn nog geen acties ondernomen.
7.2
Ambitie 2: Toegankelijkheid van informatie vergroten.
Bij de gemeente Breda zijn schrijvers van teksten voor een groot publiek al wel alert op de toegankelijkheid van informatie. De doelgroep laaggeletterden is daarbij echter nog niet specifiek in beeld.
7.3
Ambitie 3: Leesbevordering.
In de gemeente Breda wordt het lezen bevorderd door onder andere de bibliotheek, de basisscholen en de scholen voor voortgezet onderwijs. De bibliotheek heeft een uitgebreid dienstenpakket dat speciaal gericht is op scholen. Op de scholen voor voortgezet onderwijs is het bereik zelfs bijna 100%. Ook zijn in de afgelopen jaren, in het kader van het onderwijskansenbeleid, diverse taalbevorderingsprojecten uitgevoerd, waaronder piramide, kaleidoscoop speel mee en voorleesprojecten. Collegeleden hebben meegedaan aan Nationale Voorleesdagen.
7.4
Ambitie 4: Aanpak taalachterstand bij kinderen, jongeren en hun ouders.
Vanaf medio 2006 voert de gemeente Breda het nieuwe onderwijsachterstandenbeleid uit (zie hiervoor de Aanvulling op het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma en het Prestatieconvenant Grotestedenbeleid i.v.m. de toevoeging van de middelen voorschoolse educatie en schakelklassen). Dit houdt in: het mogelijk maken van voorschoolse educatie en de schakelklassen. Er worden thans diverse (taal)projecten op deze beide terreinen uitgevoerd. De gemeente is voorts tot augustus 2007 betrokken bij de Internationale Schakelklas in Breda, een opvangvoorziening in het voortgezet onderwijs voor jongeren vanaf 13 jaar tot 17 jaar die nog maar kort in Nederland zijn. Deze opvangvoorziening besteedt veel aandacht aan taalverwerving. Voorts is de gemeente nauw betrokken bij de drie brede scholen in Breda. Het doel van de brede scholen is dat door betere samenwerking tussen organisaties ontwikkelings- en taalachterstanden van kinderen worden voorkomen. Ouders met taalachterstanden kunnen gebruik maken van voorzieningen en projecten als inburgeringscursussen, cursussen van Humanitas, Vertizontaal en Gilde Baronie (taal aan huis en huiskamerproject) en de NT2 en basiseducatiecursussen van het ROC West-Brabant.
7.5
Ambitie 5: Aanpak laaggeletterden zonder werk.
Inwoners van Breda met een WWB-uitkering en die geen werk kunnen aanvaarden vanwege een onvoldoende taalniveau, worden op een re-integratietraject geplaatst in combinatie met een taaltraject. Dat taaltraject kan een cursus van het ROC West-Brabant zijn. In het kader van de uitvoering van de volwasseneneducatie wordt samengewerkt in het Educatienetwerk van MEE. Dit netwerk heeft tot doel om voorzieningen toegankelijk te maken voor mensen met een (verstandelijke) beperking.
7.6
Ambitie 6: Aanpak werkende laaggeletterden.
Voor zover nu bekend is, wordt nog geen speciale aandacht besteed aan laaggeletterdheid onder personeelsleden van de gemeente (reinigingsdienst, plantsoenendienst, sociale werkvoorziening). Er zijn geen contacten met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven om dit probleem aan te pakken.
8.
Welke extra, nieuwe activiteiten gaat de gemeente Breda ondernemen?
In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke nieuwe activiteiten de gemeente Breda vanaf 2007 gaat uitvoeren om laaggeletterdheid ‘breed’ aan te pakken.
9
8.1
Uitgangspunten.
We gaan uit van de zes ambities. In het vorige hoofdstuk zijn ze benoemd. De vraag is wat de gemeente Breda naast het bestaande beleid kan doen om het probleem van laaggeletterdheid effectief aan te pakken. Om deze vraag te kunnen beantwoorden is het verstandig eerst enkele pragmatische regels c.q. uitgangspunten vast te stellen. De eerste is dat we moeten beginnen met acties die betrekkelijk eenvoudig en zonder al te veel extra middelen kunnen worden uitgevoerd. Ten tweede ligt het voor de hand om acties die te maken hebben met de primaire taken van de gemeente als uitgangspunt te nemen. Hierbij gaat het dan om acties die te maken hebben met de gemeente als lokale overheid, als uitvoerder van sociale zekerheid, als werkgever, als uitvoerder van het onderwijsachterstandenbeleid en als opdrachtgever van de volwasseneneducatie enz. Het is pragmatisch om deze zaken te verdiepen en uit te bouwen. En ten derde moeten nieuwe acties aansluiten bij bestaand beleid, zoals is aangegeven in hoofdstuk 3 (bladzijde 4 en 5). In deze notitie wordt uitgegaan van bestaand beleid. Het is niet de bedoeling nieuw beleid of nieuwe instrumenten te ontwikkelen waar al passende acties aan de gang zijn. Laaggeletterdheid is een aspect van achterstanden- en integratiebeleid. Het dient op dat beleid te worden geënt, zodat het doelmatig en efficiënt kan ‘meeliften’ op het ander beleid. Dat betekent bij dit beleid een (nog) meer integrale aanpak, waarbij taal, communicatie en participatie als doelen en aandachtspunten worden meegenomen. Bij de onderstaande ambities is aangegeven: “het volgende gaan we zeker doen” en “het volgende gaan we onderzoeken c.q. gaan we draagvlak voor zoeken” .
8.2
Ambitie 1: Laaggeletterdheid bespreekbaar maken.
Als lokale overheid (mensen moeten formulieren kunnen invullen) en als uitvoerder van de sociale zekerheid (instroom beperken, uitstroom bevorderen) heeft de gemeente belang bij het terugdringen van laaggeletterdheid. Het volgende gaan we zeker doen. we gaan (wijkgerichte) informatiebijeenkomsten organiseren voor toeleiders, instanties, intermediairs en bedrijven, zodat deze laaggeletterden leren herkennen en laaggeletterden gaan doorverwijzen; we gaan er voor zorgen dat het ROC jaarlijks (liefst regionaal) een team van minimaal zes ambassadeurs gaat opleiden en begeleiden; we gaan binnen de gemeentelijke organisatie de bekendheid met laaggeletterdheid vergroten. Dit kan door informatie op het intranet te plaatsen, door in het personeelsblad een interview met een ambassadeur op te nemen; in 2008 geven we aandacht aan het thema laaggeletterdheid in de Week van de Alfabetisering of de Week van het Leren. Het volgende gaan we onderzoeken c.q. gaan we draagvlak voor zoeken. we gaan laaggeletterden motiveren om naar een lees- en schrijfcursus te gaan onder andere door op regionaal niveau de serie ‘Lees en Schrijf!’ uit te zenden; het organiseren van een regionale bewustmakings- en wervingscampagne. We gebruiken dan het materiaal van de landelijke campagne ‘Leer lezen en schrijven’ (TV- en radiospotjes, internet, posters, trams, vrachtwagens, kranten, tijdschriften, herkenningswijzers voor toeleiders. We zullen onderzoeken of de provincie een financiële bijdrage kan leveren voor communicatiemiddelen. We proberen in de campagne een regionale bekendheid in te zetten.
8.3
Ambitie 2: Toegankelijkheid van informatie vergroten.
Het volgende gaan we zeker doen. laaggeletterden zijn ook inwoners van de gemeente Breda. Laaggeletterdheid wordt een specifiek aandachtspunt bij het opstellen van teksten voor een groot publiek. Eenvoudig schrijven wordt bevorderd. Nieuwe (beleids)medewerkers van de gemeente Breda nemen deel aan de cursus ‘Toegankelijk schrijven’ of krijgen het cursusmateriaal van deze cursus. Het volgende gaan we onderzoeken c.q. gaan we draagvlak voor zoeken. bij vervanging of aanpassing van de website van de gemeente Breda wordt nagegaan of deze laaggeletterdheid-proof kan worden gemaakt onder andere door deze te voorzien van pictogrammen, spraaktechnologie en een voorleesmogelijkheid. ook bij communicatie over de aanstaande stadsgesprekken (Vormgeven aan het Breda van morgen) wordt ontoegankelijkheid van informatie als aandachtspunt meegenomen.
10
-
behalve de informatie dient ook het stadskantoor toegankelijk te zijn voor ouderen, voor mensen met een beperking èn voor laaggeletterden. Bij vervanging van informatieborden, bewegwijzering e.d. zal specifiek aandacht worden besteed aan laaggeletterdheid. Aan een vertegenwoordiger van de doelgroep (een ambassadeur) zal worden gevraagd om de toegankelijkheid van het stadskantoor te beoordelen.
8.4
Ambitie 3: Leesbevordering.
Het volgende gaan we zeker doen. voor kinderen en jongeren: in het kader van de uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid (voor- en vroegschoolse educatie en schakelklassen) zal te samen met de partners in het Lokaal Educatief Overleg worden geïnventariseerd welke leesbevorderingsprojecten reeds worden uitgevoerd en welke eventuele lacunes er in het aanbod zijn. Onderzocht zal worden of betrokkenen voldoende met elkaar samen werken (het consultatiebureau, de VVE, de kinderopvang, het onderwijs, de bibliotheek). We gaan bevorderen dat het consultatiebureau werkt met het pakket ‘Taalkracht voor consultatiebureaus’ van de Stichting Lezen en Schrijven. voor laaggeletterde volwassenen: de samenwerking tussen de bibliotheek en het ROC als uitvoerder van de volwasseneneducatie versterken, onder andere door het inrichten van een Makkelijk Lezen Plein. bij landelijke evenementen als de Nationale Voorleesdagen, de Kinderboekenweek en voorlees- en poëziewedstrijden zullen we aandacht schenken aan laaggeletterdheid.
8.5
Ambitie 4: Aanpak taalachterstand bij kinderen, jongeren en hun ouders.
Het volgende gaan we zeker doen. In het Lokaal Educatief Overleg worden de volgende aan laaggeletterdheid gekoppelde onderwerpen structureel geagendeerd: voor- en vroegschoolse educatie, leerplicht, voortijdig schoolverlaten, schakelklassen en taalbeleid. Het gebruik van de Taallijn VVE wordt gestimuleerd. Het doel is om een doorlopende taalleerlijn van voorschools naar primair en voortgezet onderwijs te creëren. Er zal worden nagegaan of alle scholen in onze gemeente werken met het protocol ‘Dyslexie en leesproblemen’. Overigens is duidelijk dat taalonderwijs en taalontwikkeling verantwoordelijkheden zijn voor de school en dat de onderwijsinspectie toeziet op prestaties en resultaten van de scholen. Cijfers tonen aan dat het taalniveau op vmbo-scholen en op ROC’s te wensen overlaat. Voortijdig schoolverlaten wordt tegenwoordig niet zelden veroorzaakt door een gebrek aan beheersing van de Nederlandse taal. Wij gaan in het kader van de RMC-functie en in het kader van het onderwijsachterstandenbeleid in gesprek met de vmbo-sector in Breda alsmede met de ROC’s over de aanpak van dit probleem. In het Beleidsplan en de Verordening Wet inburgering is het beleid vastgelegd ten aanzien van inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen. De groep die geen wettelijke plicht heeft om te leren lezen en schrijven is moeilijk bereikbaar en participeert doorgaans moeizaam. Voor deze groep worden in het kader van de uitvoering van de volwasseneneducatie 50 alfabetiseringstrajecten ingekocht (ook voor inburgeringsplichtigen en) 100 trajecten A2 (lezen en schrijven), B1 en B2. Het volgende gaan we onderzoeken c.q. gaan we draagvlak voor zoeken. Medewerkers van consultatiebureaus, van peuterspeelzalen en van basisscholen komen veelvuldig in contact met ouders. Zij hebben zicht op eventuele taalachterstanden bij de ouders. Er zou moeten worden onderzocht of deze instellingen ouders op het spoor kunnen zetten van een taalcursus. Dit moet in overleg met deze instellingen gebeuren. De cursussen alfabetisering i.h.k.v. de volwasseneneducatie (door het ROC West-Brabant) dienen aan te sluiten bij de VVE-programma’s.
8.6
Ambitie 5: Aanpak laaggeletterden zonder werk.
Het volgende gaan we zeker doen. De gemeente voert de Wet werk en bijstand (Wwb) uit. In het bestand van personen met een uitkering bevinden zich naar verwachting een aanzienlijk aantal laaggeletterden. Hun gebrek aan een voldoende taalniveau belemmert (mede) hun terugkeer naar de arbeidsmarkt. De doelgroep is moeilijk te bereiken omdat zij zich schamen en hun laaggeletterdheid willen verbergen. Daarom moeten de contactambtenaren, toeleiders en intermediairs een gevoeligheid ontwikkelen om laaggeletterdheid te herkennen. Dit geldt voor de gemeentelijke afdelingen Sociale Zaken, Burgerzaken en de kredietbank/ schuldhulpverlening, maar ook
11
-
-
8.7
voor de medewerkers van het Instituut Maatschappelijk Welzijn (IMW). Voor hen worden informatiebijeenkomsten georganiseerd. Uiteindelijk is het doel dat de afdeling Sociale Zaken en andere instellingen laaggeletterde cliënten doorverwijzen naar cursussen lezen en schrijven. Het ROC West-Brabant is uitvoerder van de volwasseneneducatie en ook in belangrijke mate verantwoordelijk voor de werving van deelnemers. Het ROC zal onorthodoxe maatregelen moeten nemen om de doelgroep te bereiken. Het ROC zal diep geworteld moeten zijn in de Bredase samenleving en samenwerkingsrelaties moeten aangaan met alle belangrijke Bredase instellingen. Het ROC moet ambassadeurs opleiden, inzetten en begeleiden. alfabetisering. Het ROC moet regelmatig aanwezig zijn op plaatsen waar laaggeletterden zijn (de Voedselbank, het buurthuis, het woonwagenkamp, de woningbouwvereniging / de huurdersvereniging of een instelling voor begeleid wonen). we zullen op plaatsen waar niet-werkende laaggeletterden komen, zoals de wachtkamer van de sociale dienst en het CWI, informatiemateriaal verspreiden van de campagne ‘Leer lezen en schrijven’.
Ambitie 6: Aanpak werkende laaggeletterden.
Het volgende gaan we zeker doen. De gemeente Breda is werkgever. Tot de gemeente Breda behoren ook afdelingen als Afvalservice, Groenvoorziening en de BSW. Wij gaan in gesprek met deze afdelingen om te bezien of laaggeletterdheid binnen deze afdelingen als een probleem wordt gezien. Wij zullen hen o.a. wijzen op de mogelijkheden van de cursussen volwasseneneducatie. We zullen hiervoor ook de ambassadeurs alfabetisering van het ROC inzetten. We zullen het informatiemateriaal van de campagne ‘Leer lezen en schrijven’ bij deze afdelingen verspreiden. Het volgende gaan we onderzoeken c.q. gaan we draagvlak voor zoeken. Wij zullen proberen om het onderwerp laaggeletterdheid te agenderen bij bestaande samenwerkingsverbanden waarin gemeenten en werkgevers elkaar ontmoeten, zoals het Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid, de Kamer van Koophandel, de Rotary, het overleg dat de afdeling Economische Zaken voert enz. Wij zullen tevens onderzoeken of het mogelijk is om lokale werkgevers bewust te maken van de problematiek door op hun reguliere bijeenkomsten beknopt voorlichting te geven. Verder zouden we informatiemateriaal van de campagne ‘Leer lezen en schrijven’ kunnen verspreiden onder bedrijven waar relatief veel laaggeletterden werken (bouw, schoonmaak, thuiszorg). Om alle acties te borgen en de verschillende afdelingen te houden aan het (nog) meer integraal meenemen van taal, communicatie en participatie als doelen en aandachtspunten binnen het beleid, wordt een coördinator aangesteld gedurende de beoogde looptijd van deze notitie (2008-2010). Tot slot verwijzen wij de lezer voor een volledig overzicht van alle mogelijke activiteiten naar de volgende websites: www.taalkrachtvoorgemeenten.nl, www.lees-en-schrijf.nu, www.basisvaardigheden.nl, www.sardes.nl/VVE, www.literatuureducatie.nl, www.taalkr8.nl, www.lezenenschrijven.nl.
9.
Het vervolg.
Deze bespreeknotitie is opgesteld op verzoek van de raadscommissie Onderwijs en Economie (zie het verslag van de Commissie van 24 mei jl.). Het is de bedoeling dat deze notitie op 30 augustus 2007 wordt besproken. Deze notitie bestaat uit enkele hoofdstukken die gaan over de achtergronden van laaggeletterdheid en twee hoofdstukken over bestaand beleid en over nieuwe, aanvullende maatregelen. Het bestaand beleid wordt thans uitgevoerd en wordt voortgezet. Nieuw beleid wordt geaccordeerd door college en gemeenteraad. Ten tweede zal de aanpak van laaggeletterdheid worden afgestemd met de zes buurgemeenten van Breda, te weten Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Moerdijk, Oosterhout en Zundert. Met deze gemeenten wordt een regionale werkconferentie gehouden over diverse onderwerpen, waaronder laaggeletterdheid. Bovendien maken de zeven gemeenten gezamenlijk een Aanvalsplan Laaggeletterdheid (met lokale uitwerking). Die plannen zijn naar verwachting eind oktober gereed. Het Aanvalsplan van de gemeente Breda zal voornamelijk gebaseerd zijn op de voorliggende bespreeknotitie, de opmerkingen die de Commissie op 30 augustus meegeeft, de resultaten van het
12
overleg met verschillende (interne en externe) partners, en het Aanvalsplan zal een financiële paragraaf bevatten. Een concept-begroting is vermeld in bijlage 1. De nieuwe maatregelen kunnen dan ingevoerd worden per 1 januari 2008. Het Aanvalsplan wordt voorgelegd aan het college en aan de gemeenteraad.
10.
Samenvatting.
Op 24 mei jl. heeft de raadscommissie aan de wethouder gevraagd om een bespreeknotitie voor te bereiden over de aanpak van laaggeletterdheid in Breda. Voor de commissie is een brede, integrale aanpak het uitgangspunt: de gemeente dient een actieve rol te vervullen op dit thema. In deze notitie is uiteengezet waarom laaggeletterdheid een probleem is: participatie wordt belemmerd, mensen kunnen zich niet ontplooien. De omvang van het probleem is groter dan gedacht. Circa 13% van de bevolking, allochtoon en autochtoon, van 15 tot 75 jaar, behoort tot de laaggeletterden. In deze notitie is ook een schets opgenomen van de laaggeletterde. Een laaggeletterde is veelal laagopgeleid, zonder werk, verkerend in isolement, meer ouderen dan jongeren, meer vrouwen dan mannen, indien werkend dan in bepaalde sectoren, wonend in zg. achterstandswijken in huurwoningen. In onze gemeente wordt al het nodige gedaan aan het bevorderen van de taalontwikkeling van vooral jonge kinderen. In het kader van de bestrijding van onderwijsachterstanden is er al jarenlang aandacht voor dit onderwerp, en met goede resultaten zoals onder andere blijkt uit de Onderwijsmonitor. Ook onder het nieuwe onderwijsachterstandenbeleid, dat sinds 2006 is ingevoerd, blijft de gemeente bij taalontwikkeling betrokken via de voorschoolse educatie en de schakelklassen. Dit beleid wordt voortgezet. Ook via de volwasseneneducatie is de gemeente nauw betrokken bij de aanpak van laaggeletterdheid. Aan het ROC West-Brabant wordt opdracht gegeven om cursussen voor laagopgeleiden te organiseren. Gemeentebreed wordt voorts al aandacht besteed aan de toegankelijkheid van teksten, worden mensen met een uitkering op een re-integratietraject geplaatst (met taalcomponent), voert de bibliotheek leesbevorderingsactiviteiten uit enz. Er gebeurt dus al heel veel op het gebied van taalontwikkeling in onze gemeente. Wat echter ontbreekt is het besef dat deze activiteiten allemaal te maken hebben met (het bestrijden en voorkomen van) laaggeletterdheid, kortom de integrale aanpak. Deze notitie probeert een aanzet te geven tot een dergelijke integrale aanpak. Daartoe zijn alle mogelijke gemeentelijke ambities ingedeeld in zes thema’s. Op deze thema’s is gemeld wat de gemeente al doet, welke nieuwe activiteiten ze gaat uitvoeren en welke mogelijkheden onderzocht gaan worden. Het uitgangspunt voor een efficiënte en effectieve aanpak is geweest: aansluiten bij bestaande taken en rollen van de gemeente. Dus laaggeletterdheid benaderen vanuit: de gemeente als lokale overheid, de gemeente als uitvoerder van de sociale zekerheid, de gemeente als werkgever, de gemeente als opdrachtgever van de volwasseneneducatie, de gemeente als uitvoerder van het onderwijsachterstandenbeleid. Een eerste, voorzichtige berekening laat zien dat jaarlijks voor nieuwe activiteiten ten minste € 70.000,-- nodig is (zie bijlage 1).
13
BIJLAGE 1 Concept- begroting. a.
Begroting bestaand beleid, bedragen per jaar.
- voorschoolse educatie - schakelklassen - overige gemeentelijke subsidies taalbevordering - cursussen volwasseneneducatie, lage niveaus, ca. 160 deelnemers, excl. NT2
b.
€ 1.276.408,-€ 255.000,-P.M. €
280.000,--
Concept- begroting nieuw beleid, wat we zeker gaan doen, bedragen per jaar.
Ambitie 1. Laaggeletterdheid bespreekbaar maken - organiseren informatiebijeenkomsten, workshops - opleiden en begeleiden ambassadeurs - bekendheid met laaggeletterdheid vergroten - laaggeletterdheid als thema in de Week van het leren Ambitie 2. Toegankelijkheid van informatie vergroten. - cursussen en cursusmateriaal Toegankelijk schrijven voor gemeentelijk personeel (scholingsbudget P&O) Ambitie 3. Leesbevordering. - inventariseren leesbevorderingsprojecten, opsporen lacunes in het aanbod - inrichten Makkelijk Lezen Plein Ambitie 4. Aanpak taalachterstand bij kinderen, jongeren en hun ouders. - het bespreken van taalonderwerpen in het Lokaal Educatief Overleg - overleg met het vmbo en ROC over schooluitval als gevolg van onvoldoende Taalniveau Ambitie 5. Aanpak laaggeletterden zonder werk - informatie, uitleg en instructie over herkennen laaggeletterdheid bij contactambtenaren enz. - verspreiden informatie van de campagne ‘Leer lezen en schrijven’ Ambitie 6. Aanpak werkende laaggeletterden - voorlichting bij desbetreffende gemeentelijke afdelingen - werkgeversbijdrage aan cursussen personeel Onvoorzien Coördinatiekosten Totaal
€ 2.500,-€ 15.000,-€ 2.000,-€ 1.000,-P.M. € 4.000,-€ 10.000,-P.M. P.M.
€ 2.500,-€ 5.000,-€ 3.000,-P.M. € 5.000,-€ 20.000,-€ 70.000,--
14