ALGEMENE BRANDVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN Onderstaand vindt u de voorschriften volgens Brandweer Brabant-Noord ten behoeve van een veilig en toegankelijk evenement/feest. De voorschriften zijn afgeleid van de huidige wetgeving en worden puntsgewijs aan u gepresenteerd. U moet aan deze voorwaarden voldoen. 1. Onverminderd bijgevoegde voorschriften moeten voorts alle maatregelen getroffen worden om ontstaan en uitbreiding van brand en het ontstaan van ongevallen of onveilige situaties zo goed als redelijkerwijs mogelijk te voorkomen. 2. De aanwijzingen van functionarissen van brandweer, politie en andere overheidsdiensten inzake de veiligheid moeten stipt en direct worden opgevolgd. 3. Ten behoeve van toegang van hulpverlenende diensten, moet een doorgaande verharde route met een minimale breedte van 3,5 meter en een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter worden vrijgehouden. 4. Hekwerken of andere obstakels die deze route blokkeren moeten snel en gemakkelijk kunnen worden verwijderd. 5. Brandkranen en andere bluswaterwinplaatsen moeten in een straal van 1,8 meter vrijgehouden worden en voor onmiddellijk gebruik bereikbaar zijn. 6. Vluchtwegen moeten over de volle breedte vrijgehouden worden, zodat men niet wordt belemmerd om via het aansluitende terrein tot aan de openbare weg te kunnen vluchten.
Bovenstaande voorschriften zijn niet uitputtend. Denk altijd zelf na of de (brand)veiligheid gewaarborgd is met de maatregelen die u heeft genomen.
BRANDVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN GEBRUIK TENT (< 25M2) Onderstaand vindt u de voorschriften volgens Brandweer Brabant-Noord ten behoeve van een veilig en toegankelijk evenement/feest. De voorschriften zijn afgeleid van de huidige wetgeving en worden puntsgewijs aan u gepresenteerd. U moet aan deze voorwaarden voldoen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Elke tent heeft een maximale capaciteit als het gaat om toe te laten personen. Dit is 4 personen per m² netto vloeroppervlak, mits er voldoende uitgangen zijn. (Nood)uitgangen moeten worden vrijgehouden van obstakels. Een nooduitgang moet onmiddellijk te openen zijn zonder gebruik van losse voorwerpen. De inrichting mag het vluchten niet belemmeren. Brandbare vloeistoffen en gasflessen mogen slechts op een afstand van tenminste 5 meter van de tent(en) op het terrein aanwezig zijn. De opstelling en het gebruik van de verwarmingstoestellen (o.a. heaters) is zodanig dat er geen brandgevaar door ontstaat. In de tent moeten voldoende, geschikte en goedgekeurde blusmiddelen met een inhoud van tenminste 5 kilogram of 6 liter blusstof aanwezig zijn. Om te kunnen vertrouwen op een goede werking van de blusmiddelen, moeten ze minsten eenmaal per 2 jaar onderhouden worden. Plaats of hang blusmiddelen op een zichtbare plaats. De aankleding mag geen brandgevaar opleveren en het vluchten niet belemmeren.
Bovenstaande voorschriften zijn niet uitputtend. Denk altijd zelf na of de (brand)veiligheid gewaarborgd is met de maatregelen die u heeft genomen.
BRANDVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN GEBRUIK TENT (> 25M2) Onderstaand vindt u de voorschriften volgens Brandweer Brabant-Noord ten behoeve van een veilig en toegankelijk evenement/feest. De voorschriften zijn afgeleid van de huidige wetgeving en worden puntsgewijs aan u gepresenteerd. U moet aan deze voorwaarden voldoen. Situering 1. De toegangen of uitgangen van belendende gebouwen mogen niet worden versperd of belemmerd. 2. Brandkranen en andere bluswaterwinplaatsen moeten in een straal van 1,8 meter vrijgehouden worden en voor onmiddellijk gebruik bereikbaar zijn. 3. Brandweervoertuigen moeten de tent tot op een afstand van 40 meter onbelemmerd kunnen bereiken. 4. De afstand van een tent tot ieder ander bouwwerk bedraagt tenminste 5 meter. Een kortere afstand kan worden aangehouden, als de gevel waartegen het object wordt geplaatst een brandwerendheid bezit van minimaal 30 minuten. 5. De afstand tussen het te plaatsen object en de aanwezige bebouwing moet ten minste 10 meter bedragen, indien deze bebouwing is voorzien van een sprinklerinstallatie zonder gevelsprinklers. 6. De tuien van de tent zijn zodanig aangebracht dat de vluchtwegen en uitgangen hierdoor op geen enkele wijze worden belemmerd. Nooduitgangen 7. De tent is voorzien van minimaal twee zover als mogelijk uit elkaar gelegen nooduitgangen, waarbij rekening gehouden wordt met het gewenste aantal toe te laten personen. Deze nooduitgangen zijn minimaal 0,85 meter breed en hebben een hoogte van minimaal 2 meter (over de gehele breedte). 8. Bij de nooduitgangen van de tent zijn ook buiten de tent voldoende vluchtmogelijkheden voor de gebruikers aanwezig. Deze vluchtmogelijkheden zijn, zowel binnen als buiten de tent, vrij van obstakels. 9. Tenten die geplaatst worden ter uitbreiding van een bestaande inrichting moeten minimaal dezelfde nooduitgangsbreedte hebben als de bestaande (nood)uitgangen waartegen de tent wordt geplaatst. 10. Uitgangen met lussen en ogen kunnen alleen als nooduitgang worden gebruikt als ze tijdens het evenement over de vereiste breedte van de nooduitgang openstaan. 11. Nooduitgangen in tenten moeten opengaan in de vrije richting, anders dan naar binnen en mogen nooit de constructieve veiligheid van de tent aantasten. Maximaal toelaatbaar aantal personen 12. Per meter nooduitgang kunnen 90 personen worden toegelaten. 13. Bij een vrije doorgang (geen deuren en of tuien in vluchtroute) kan worden gerekend met 135 personen per meter. Elektrische installaties 14. De elektrische installatie moet voldoen aan de NEN 1010. 15. Voor de verlichting van het bouwwerk mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van elektrisch licht. 16. De plaats van de verlichtingsarmaturen is zodanig dat er geen brandgevaar kan ontstaan. 17. In de tent waarin zich meer dan 75 personen zullen bevinden, is een noodverlichtingsinstallatie aangebracht. Deze installatie wordt gevoed door een stroombron die onafhankelijk werkt van de normaal in gebruik zijnde stroomvoorziening.
18. Boven elke nooduitgang is een transparantverlichting (noodverlichting + vluchtwegaanduiding) aanwezig. 19. De in de tent aanwezige transparantverlichting moet zichtbaar zijn. Gasinstallaties 20. Gasinstallaties voldoen aan voorschriften gesteld in de NEN 1078 en de NEN 3324. 21. Bij gebruik van gas als brandstof mag uitsluitend een goedgekeurde slang met een lengte van maximaal 10 meter als verbinding worden gebruikt. 22. De slang van een gasfles verkeert in goede staat van onderhoud, is niet uitgedroogd, vertoont geen andere beschadigingen en is niet ouder dan de productspecificatie aangeeft met een maximum van 10 jaar. 23. De opstelling en het gebruik van de verwarmingstoestellen is zodanig dat er geen brandgevaar door ontstaat. Aggregaten 24. Aggregaten en verwarmingstoestellen met een interne brandstoftank moeten op een afstand van ten minste 5 meter van de tent worden geplaatst. Inrichting en blusmiddelen 25. Houten vloeren, vloerdelen, podia, kabels, lopers en matten zijn zodanig aangebracht, dat een veilige ontvluchting altijd mogelijk blijft. 26. De versiering is in geval van brand niet gemakkelijk ontvlambaar, in geval van brand vindt geen druppelvorming plaats. 27. In de tent zijn voldoende, geschikte en duidelijk zichtbare blusmiddelen, met een inhoud van tenminste 5 kilogram of 6 liter blusstof, aanwezig. Deze blusmiddelen verkeren in goede staat van onderhoud en zijn door een erkend bedrijf goedgekeurd. De blusmiddelen zijn ook bij het in- en uitruimen van de tent aanwezig. Bovenstaande voorschriften zijn niet uitputtend. Denk altijd zelf na of de (brand)veiligheid gewaarborgd is met de maatregelen die u heeft genomen.
BRANDVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
GEBRUIK
VUURKORF
EN
FAKKELS Onderstaand vindt u de voorschriften volgens Brandweer Brabant-Noord ten behoeve van een veilig en toegankelijk evenement/feest. De voorschriften zijn afgeleid van de huidige wetgeving en worden puntsgewijs aan u gepresenteerd. U moet aan deze voorwaarden voldoen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Een vuurkorf wordt op tenminste 5 meter van een gebouw of tijdelijk bouwwerk ontstoken. Fakkels worden op tenminste 2 meter van een gebouw of tijdelijk bouwwerk ontstoken. Het gebruik van een vuurkorf of fakkel is niet toegestaan in tenten waarin ook publiek verblijft. Bij het aansteken van de vuurkorf of fakkel worden geen brandbare vloeistoffen gebruikt. Bij de vuurkorf staat tenminste een emmer water met een inhoud van 10 liter of een goedgekeurd en geschikt draagbaar blusmiddel met een inhoud van tenminste 5 kilogram of 6 liter blusstof. Bij windkracht 6 of hoger mag geen vuurkorf of fakkel worden ontstoken. De maximale oppervlakte van een vuurkorf is 0,6m x 0,6m. Tijdens het stoken van een vuurkorf wordt constant toezicht gehouden door een volwassen persoon.
Bovenstaande voorschriften zijn niet uitputtend. Denk altijd zelf na of de (brand)veiligheid gewaarborgd is met de maatregelen die u heeft genomen.
BRANDVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN OPTOCHTEN (INCLUSIEF LAMPJESTOCHTEN) Onderstaand vindt u de voorschriften volgens Brandweer Brabant-Noord ten behoeve van een veilig en toegankelijk evenement/feest. De voorschriften zijn afgeleid van de huidige wetgeving en worden puntsgewijs aan u gepresenteerd. U moet aan deze voorwaarden voldoen. Uitvoering/opbouw voertuigen 1. De uitlaat van het aggregaat en de uitlaat van het trekkend voertuig moeten vrij blijven van stoffering en versiering en hete onderdelen moeten worden afgeschermd met materiaal dat niet brandbaar is (b.v. gipsplaat). 2. Gebruik van (open) vuur(werk) is niet toegestaan. Aggregaten 3. Het aggregaat moet voorzien zijn van een deugdelijke isolatiebewaking. 4. Het aggregaat moet vrij opgesteld zijn in een goed geventileerde ruimte (deugdelijk belucht en ontlucht), zodat rook en warmte goed weg kunnen. Het aggregaat moet afgeschermd worden met een onbrandbaar materiaal (bijvoorbeeld gipsplaat). 5. Er mag maximaal 10 liter brandbare vloeistof als voorraad worden meegevoerd. Deze moet geborgen zijn in deugdelijke, speciaal daartoe bestemde, houder en worden opgeslagen in een goed geventileerde omgeving. 6. De voorraad brandbare vloeistof mag niet in de omgeving van het aggregaat opgeslagen worden. 7. Kabels en snoeren moeten deugdelijk zijn (onbeschadigd) en correct aangesloten met een deugdelijke stekker. Het geheel moet bovendien goed afgezekerd zijn. 8. Alle kabels en snoeren moeten deugdelijk bevestigd zijn met bandjes/tie-raps, zodat voorkomen wordt dat elektrakabels als struikeldraad gaan fungeren, gaan hangen of los over de grond slepen en daardoor beschadigd raken. Blusmiddelen 9. Op elke wagen moet tenminste één goedgekeurd en geschikt, draagbaar blusmiddel met een inhoud van tenminste 5 kilogram of 6 liter blusstof aanwezig zijn. 10. Indien er gebruik gemaakt wordt van een aggregaat, moet per aggregaat een blusmiddel aanwezig zijn met een minimale inhoud van 5 kilogram of 6 liter (poeder of sproeischuim). 11. De brandblusmiddelen moeten zichtbaar en onbelemmerd toegankelijk zijn. Bovenstaande voorschriften zijn niet uitputtend. Denk altijd zelf na of de (brand)veiligheid gewaarborgd is met de maatregelen die u heeft genomen.
BRANDVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN BRADERIEËN EN ROMMELMARKTEN IN DE OPEN LUCHT Onderstaand vindt u de voorschriften volgens Brandweer Brabant-Noord ten behoeve van een veilig en toegankelijk evenement/feest. De voorschriften zijn afgeleid van de huidige wetgeving en worden puntsgewijs aan u gepresenteerd. U moet aan deze voorwaarden voldoen. 1. 2. 3. 4.
5. 6. 7. 8. 9.
De stands en/of marktkramen alsmede eventueel te plaatsen podia worden zodanig geplaatst, dat alle toe- en uitgangen van woningen en/of bedrijven onbelemmerd bereikbaar zijn. Elektriciteitskabels mogen geen struikelgevaar veroorzaken. Kramen met toestellen voor kook- en bakdoeleinden moeten minimaal 5 meter uit de gevels van aanwezige bebouwing worden geplaatst, tenzij de gevel waartegen de kraam wordt geplaatst een brandwerendheid bezit van minimaal 30 minuten. Nabij eventueel te plaatsen verkooppunten waar voedings- en genotmiddelen worden gebakken of gekookt, zijn aanwezig: a. Goedgekeurde en geschikte blusmiddelen met een inhoud van tenminste 5 kilogram of 6 liter blusstof. Op een duidelijk zichtbare plaats geplaatst. b. Goed passende deksels of blusdeken om de pannen, bij een eventuele brand, te kunnen afdekken. Eventueel te gebruiken drukhouders (gasflessen) worden buiten bereik van onbevoegden en goed geventileerd op een veilige plaats opgesteld. De totale waterinhoud van de gevulde en lege drukhouders (gasflessen) mag niet meer dan 125 liter bedragen. De drukhouders (gasflessen) zijn tegen opwarming door zonnestraling beschermd. Flessen voor propaan en butaan, waarvan de goedkeuring door de Dienst voor het Stoomwezen niet, of blijkens de op de fles ingeponste datum meer dan 10 jaar geleden heeft plaatsgevonden, mogen niet aanwezig zijn. De slang van een gasfles verkeerd in goede staat van onderhoud, is niet uitgedroogd, vertoont geen andere beschadigingen en is niet ouder dan de productspecificatie aangeeft met een maximum van 10 jaar.
Bovenstaande voorschriften zijn niet uitputtend. Denk altijd zelf na of de (brand)veiligheid gewaarborgd is met de maatregelen die u heeft genomen.
BRANDVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VOOR HET HOUDEN VAN (STRAAT) BARBECUES Onderstaand vindt u de voorschriften volgens Brandweer Brabant-Noord ten behoeve van een veilig en toegankelijk evenement/feest. De voorschriften zijn afgeleid van de huidige wetgeving en worden puntsgewijs aan u gepresenteerd. U moet aan deze voorwaarden voldoen. Algemeen. Het stoken van een barbecue mag alleen onder voortdurend toezicht van een volwassen persoon. Situering en opstelling. 1. Om brandgevaar te voorkomen moet de barbecue op voldoende afstand van tenminste 5 meter ten opzichte van bebouwing, beplanting en overige objecten worden geplaatst. 2. De opstelling van de barbecue mag niet onder permanent opgestelde luifels behorende bij de bebouwing plaatsvinden. 3. Rondom de barbecue moet een ruimte van tenminste 2 meter worden vrijgehouden. 4. De barbecue moet op een vlakke, liefst stenen ondergrond geplaatst worden. 5. De barbecue moet zodanig worden geplaatst dat de wind er niet in kan blazen, omdat daardoor vliegvuur kan ontstaan. Eventueel kan hiervoor een windscherm gebruikt worden op een afstand van minimaal 2 meter. 6. Niet-permanente luifels, afdaken, parasols en dergelijke mogen niet worden geplaatst boven of in de nabijheid van de barbecue. Brandstof. 7. Als brandstof moet houtskool of moeten houtskoolbriketten gebruikt worden. Briketten hebben de voorkeur, omdat deze geen vonken veroorzaken. 8. Voor het ontsteken van een barbecue mag geen gebruik worden gemaakt van brandbare vloeistoffen. Brandgel en de daarvoor geschikte ontstekingsblokjes zijn wel toegestaan. 9. Het is verboden op een brandende c.q. smeulende barbecue brandbare vloeistoffen te gieten. 10. Om het vuur aan te wakkeren mag alleen een blaasbalg worden gebruikt. Gebruik van gasbarbecues. 11. Het gedeelte tussen de gasfles en het reduceerventiel moet d.m.v. een flexibele, speciaal voor deze gassoort bestemde slang tot stand worden gebracht. 12. De slang van een gasfles verkeert in een goede staat van onderhoud, is niet uitgedroogd, vertoont geen andere beschadigingen en is niet ouder dan 10 jaar. 13. De gasslangen moeten zowel aan de gasflessen als aan de barbecuetoestellen worden bevestigd door middel van slangklemmen. 14. De te gebruiken drukregelaar mag niet ouder zijn dan 5 jaar.
Blusmiddelen. 15. In de nabijheid van een barbecue moet een goedgekeurd en geschikt blusmiddel, met een inhoud van tenminste 5 kilogram of 6 liter blusstof, voor onmiddellijk gebruik bereikbaar en beschikbaar zijn. Bij een op houtskool gestookte barbecue moet ten minste een blusmiddel aanwezig zijn in de vorm van een emmer water of tuinslang. 16. Onder de barbecue moet een laag zand aangebracht worden om het afdruipende vet te absorberen of het brandende vet te doven. 17. Na afloop moeten de smeulende resten houtskool met water worden geblust of met een laag zand worden afgedekt. Bovenstaande voorschriften zijn niet uitputtend. Denk altijd zelf na of de (brand)veiligheid gewaarborgd is met de maatregelen die u heeft genomen.
BRANDVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN BAKKEN EN FRITUREN Onderstaand vindt u de voorschriften volgens Brandweer Brabant-Noord ten behoeve van een veilig en toegankelijk evenement/feest. De voorschriften zijn afgeleid van de huidige wetgeving en worden puntsgewijs aan u gepresenteerd. U moet aan deze voorwaarden voldoen. Bakwagens, bakkramen of bakruimte 1. De mobiele bakwagens moeten zodanig zijn geplaatst dat alle toe- en uitgangen van gebouwen onbelemmerd zijn te bereiken en de bluswatervoorziening te allen tijde voor brandweervoertuigen bereikbaar en voor onmiddellijk gebruik gereed zijn. 2. De opstelling van mobiele bakwagens mag niet in een (tijdelijk) bouwwerk, onder permanent opgestelde luifels behorende bij de bebouwing geschieden of binnen een afstand van 5 meter van deze gevels. 3. De afstand tussen een bakwagen en de aanwezige bebouwing moet tenminste 10 meter bedragen als deze bebouwing is voorzien van een sprinklerinstallatie zonder gevelsprinklers. 4. De afstand tussen de aanwezige bebouwing en een bakwagen kan vervallen indien de gevel van de aanwezige bebouwing over een voldoende afmeting een brandwerendheid bezit van ten minste 30 minuten. 5. De basisconstructie van de bakwagen of bakruimte moet van materiaal zijn vervaardigd dat bij verhitting niet onmiddellijk vlam vat of bezwijkt. 6. Frituren in oliën en vetten is niet toegestaan in voor publiek toegankelijke ruimtes. 7. De bakinstallatie moet zodanig zijn geconstrueerd dat olie of vet niet in de verbrandingsruimte kan komen. 8. Elk bak- en braadtoestel moet zijn voorzien van een goed functionerende thermostaat of thermokoppel met een maximum ingestelde waarde van 190 °C. 9. Elektrisch verwarmde bakpannen c.q. installaties moeten thermostatisch tegen oververhitting zijn beveiligd met een maximum ingestelde waarde van 190 °C. 10. Het draagvlak onder bak- en braadtoestellen moet ten minste 0,1 meter buiten de toestellen onbrandbaar zijn, danwel zijn bekleed met een onbrandbare en de warmte slecht geleidend materiaal. De wanden die in de nabijheid van een toestel zijn geplaatst, moeten tot 0,5 meter rondom het toestel van onbrandbaar en slecht warmte geleidend materiaal zijn vervaardigd; 11. Losse verwarmingstoestellen met open vuur zijn verboden. 12. Op elke wagen of in elke ruimte moet tenminste één goedgekeurd en geschikt draagbaar blusmiddel met een inhoud van tenminste 5 kilogram of 6 liter blusstof aanwezig zijn. 13. Indien met de verwarmingsapparatuur olie of vet wordt verwarmd, dan moeten in de onmiddellijke nabijheid van de verwarmingsapparatuur goed passende en hanteerbare deksels aanwezig zijn om pannen met brandend vet of olie af te dekken. Rookafvoer 14. De verbrandingsgassen van de bak- en braadtoestellen moeten d.m.v. afvoerleidingen van onbrandbaar en hittebestendig materiaal worden afgevoerd. De wand- of dak doorvoeringen moeten zijn uitgevoerd met een dubbelwandige nisbus; 15. Een afvoer van bakdampen en verbrandingsgassen in één leiding is toegestaan, mits de verbrandingsgassen gemeten op de plaats van samenkomst geen hogere temperatuur hebben dan 200°C; 16. De filters van de luchtreinigingsinstallatie moeten zo vaak gereinigd/vervangen worden als dit voor de goede werking noodzakelijk is.
BRANDVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN GEBRUIK DRUKHOUDERS EN OPSLAG Onderstaand vindt u de voorschriften volgens Brandweer Brabant-Noord ten behoeve van een veilig en toegankelijk evenement/feest. De voorschriften zijn afgeleid van de huidige wetgeving en worden puntsgewijs aan u gepresenteerd. U moet aan deze voorwaarden voldoen. Gasinstallatie 1. De gasflessen moeten zodanig opgesteld zijn dat: a. kranen/aansluitpunten zich aan de bovenzijde bevinden; b. zij niet voor publiek bereikbaar zijn; c. zij bij brand gemakkelijk af te sluiten en te verwijderen zijn of bij brand geen enkel gevaar kunnen oplopen. 2. Gasflessen moeten voorzien zijn van een door Lloyds Register-Stoomwezen erkend geldig keurmerk. 3. Het gebruik van gasflessen waarvan de keuring, blijkens de ingeslagen waarmerken, meer dan 10 jaar geleden heeft plaatsgevonden zijn verboden. 4. De gasdrukregelaar van een gasfles is een door de Dienst voor het Stoomwezen goedgekeurd type en is niet ouder dan de productspecificatie aangeeft met een maximum van 10 jaar. 5. Tussen gasfles en verbruikstoestel moet een buigzame verbinding voldoen aan de volgende richtlijnen, a. zijn bevestigd door middel van slangklemmen op slangpilaren; b. vrij en ongespannen zijn aangelegd; c. zodanig zijn aangebracht dat blootstelling aan ontoelaatbare temperatuur invloeden en/of mechanische beschadiging wordt voorkomen; d. bij gebruik van gas als brandstof mag uitsluitend een goedgekeurde slang met een lengte van maximaal 10 m als verbinding worden gebruikt; e. de slang van een gasfles verkeert in goede staat van onderhoud, is niet uitgedroogd, vertoont geen andere beschadigingen en is niet ouder dan de productspecificatie aangeeft met een maximum van 10 jaar. 6. Afsluiters moeten worden beschermd. Een afneembare kop mag alleen verwijderd worden als een fles is aangesloten. 7. Het voorhanden hebben en het gebruik van LPG, handelspropaan of –butaan in autogastanks, anders dan voor de tractie van motorvoertuigen, is verboden. 8. Het is verboden een verwarmingsinstallatie of verwarmingstoestel te gebruiken, indien dat gebruik door de wijze waarop die installatie of dat toestel is opgesteld of aangebracht gevaar oplevert voor het ontstaan van brand. 9. Een opening ten behoeve van de toevoer van verbrandingslucht mag niet worden afgesloten. 10. Bij het toepassen van direct gestookte verwarmingsinstallaties moet er steeds voldoende toevoer van verse lucht zijn.
Opslag gasflessen/drukhouders 11. Een opslagvoorziening moet doelmatig zijn geventileerd. Afvoer van ventilatielucht moet op de buitenlucht plaatsvinden en beschermd tegen opwarming door zonnestraling. Indien natuurlijke ventilatie op de buitenlucht aanwezig is, moeten ventilatieopeningen zo ver mogelijk van elkaar (diametraal) zijn aangebracht. De ventilatie moet continu zijn en de ventilatievoud van de ruimte per uur moet te allen tijde minimaal 1 zijn. 12. De afstand tussen de voorraad gasflessen en een gebouw/inrichting moet minimaal 5 meter bedragen, tenzij tussen de opslag en het gebouw/inrichting een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van ten minste 60 minuten aanwezig. 13. De opslagplaats van de gasflessen mag niet toegankelijk zijn voor publiek en moet voorzien zijn van het opschrift ‘roken en open vuur verboden’.
Bovenstaande voorschriften zijn niet uitputtend. Denk altijd zelf na of de (brand)veiligheid gewaarborgd is met de maatregelen die u heeft genomen.