Business IT & Management DMCI
Afstudeerhandleiding Business IT & Management
Afstudeeropdracht Code : Studielast :
AF1VH2BI01 24 ects ( 672 studiebelastingsuren)
Intervisie Code Studielast
: :
IAFVH2BI01 1 ects ( 28 studiebelastingsuren)
Datum van uitgave Cursusjaar Studierichting(en) Studiejaar
: : : :
september 2014 2014- 2015 Business IT & Management Jaar 4, semester 1
DMCI - Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige manier, zonder voorafgaande toestemming van de afdeling BIT van DMCI.
Inhoudsopgave
1
Inleiding........................................................................................................................... 2
2
Eisen met betrekking tot de afstudeeropdracht ........................................................... 3 2.1 Instapeisen ............................................................................................................... 3 2.2 Eisen aan de afstudeeropdracht ............................................................................... 3 2.3 Omvang van de afstudeeropdracht ........................................................................... 5
3
Intervisie.......................................................................................................................... 6 3.1 Wat is intervisie? ....................................................................................................... 6 3.2 Hoe is de intervisie georganiseerd? .......................................................................... 6 3.3 De bijeenkomsten ..................................................................................................... 7 3.4 De rol van de docent ................................................................................................. 7 3.5 De beoordeling ......................................................................................................... 8
4
Afstudeerprocedure ....................................................................................................... 9 4.1 Voorbereidingsfase ................................................................................................... 9 4.2 Oriëntatiefase ......................................................................................................... 10 4.3 Onderzoeks- en oplossingsfase .............................................................................. 10 4.4 Afrondingsfase ........................................................................................................ 11 4.5 Producten ............................................................................................................... 11 4.6 Overzicht afstudeerperiode ..................................................................................... 12 4.7 Ten slotte ................................................................................................................ 12
5
Begeleiding ................................................................................................................... 13 5.1 Afstudeercoördinator ............................................................................................... 13 5.2 Bedrijfsbegeleider ................................................................................................... 13 5.3 Afstudeerbegeleider (docentbegeleider) ................................................................. 14 5.4 Tweede beoordelaar ............................................................................................... 14
6
Beoordeling................................................................................................................... 15 6.1 Afstudeerrapport ..................................................................................................... 15 6.2 Proces en reflectie .................................................................................................. 16 6.3 Presentatie en verdediging ..................................................................................... 17 6.4 Reparatie en herkansing ......................................................................................... 18
7
Aanbevolen literatuur ................................................................................................... 19
Bijlage 1 Aanwijzigen voor het plan van aanpak ............................................................... 20 Bijlage 2 Aanwijzingen voor het afstudeerrapport ............................................................ 21 De vaste onderdelen van het afstudeerrapport ................................................................... 21 Uiterlijk van het afstudeerrapport ........................................................................................ 26 Spelling en stijl ................................................................................................................... 28
Afstudeerhandleiding BIM
1
1
Inleiding
Deze afstudeerhandleiding bevat informatie over de afstudeeropdracht, het afstudeerrapport en de te volgen procedure tijdens het uitvoeren van de afstudeeropdracht. Piet Kempen en Jimme Keizer, auteurs van het boek Competent afstuderen en stagelopen, hanteren de volgende definitie van een afstudeeropdracht: “Een afstudeeropdracht is een door de student zelfstandig uit te voering onderzoek naar een knelpunt in een externe organisatie, met het doel dat knelpunt op te lossen of te helpen oplossen.” De afstudeeropdracht vormt een proeve van bekwaamheid in het zelfstandig uitvoeren van een onderzoek in de beroepspraktijk. Je toont aan dat je: een probleem kan analyseren en daaruit onderzoeksvragen kan destilleren die tot het oplossen van dat probleem moeten leiden; een praktijkgericht onderzoek kan opzetten en uitvoeren; een rapport kan schrijven naar aanleiding van een uitgevoerd onderzoek; bevindingen uit een onderzoek kan verdedigen tegenover personen uit het vakgebied. Bij een regulier verloop van de studie is het uitvoeren van de afstudeeropdracht, het schrijven van de rapportage en de presentatie en verdediging gepland in het tweede semester van het vierde studiejaar. De omvang van de afstudeeropdracht is 24 ects (672 studiebelastingsuren). Voor de afstudeeropdracht staat een periode van 20 weken, waarin je minimaal 4 dagen per week aan de afstudeeropdracht besteedt. De reguliere afstudeerperioden zijn: Semester 1: september t/m januari Semester 2: februari t/m juni De opbouw van deze handleiding is als volgt: In hoofdstuk 2 worden alle eisen met betrekking tot de afstudeeropdracht beschreven. Hierbij gaat het om de eisen die voorafgaand aan de afstudeerperiode aan de opdracht en de student worden gesteld. Hoofdstuk 3 gaat over de intervisie. Tijdens het afstuderen leer je wat intervisie inhoudt door dit in een kleine groep toe te passen. Hoofdstuk 4 gaat in op de te volgen procedure tijdens het uitvoeren van de afstudeeropdracht. De begeleiding tijdens de afstudeeropdracht is het onderwerp van hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 beschrijft de beoordeling van de afstudeeropdracht. In dit hoofdstuk kun je lezen waarop je afstudeerproject en het bijbehorende rapport worden beoordeeld en hoe de beoordeling van het afstudeerproject precies in zijn werk gaat. In hoofdstuk 7 vind je een lijst met aanbevolen literatuur op het gebied van projectmanagement, onderzoek doen en schrijven van rapporten. Veel succes met je afstudeeropdracht! Het BIM-team.
Afstudeerhandleiding BIM
2
2
Eisen met betrekking tot de afstudeeropdracht
In dit hoofdstuk worden eisen met betrekking tot de afstudeeropdracht beschreven. Hierbij gaat het om de eisen waar jij als student aan moet voldoen om met je afstudeeropdracht te mogen beginnen, eisen die worden gesteld aan de formulering van de afstudeeropdracht en eisen met betrekking tot de begeleiding vanuit het afstudeerbedrijf. De beoordelingscriteria voor het afstudeerrapport en de overige onderdelen van de afstudeeropdracht staan niet in dit hoofdstuk. Deze kun je vinden in hoofdstuk 6.
2.1
Instapeisen
Om te kunnen beginnen met je afstudeeropdracht moet je aan de volgende eisen voldoen: Propedeuse en tweede jaar behaald Stage afgerond met voldoende resultaat Minimaal 120 ects in de hoofdfase behaald Natuurlijk kun je wel al eerder beginnen met het verwerven van je afstudeeropdracht. Het is zelfs aan te raden je tijdens de stage al te oriënteren op de afstudeeropdracht.
2.2
Eisen aan de afstudeeropdracht
Voor de opleiding Business IT & Management worden de volgende eisen gesteld aan de afstudeeropdracht: 1. De opdracht moet passen binnen het opleidingsprofiel van de opleiding. 2. De opdracht wordt gegeven door een reële opdrachtgever, er is een probleemeigenaar voor wie de opdracht wordt uitgevoerd. 3. Het resultaat van de opdracht is een beroepsproduct op tactisch/ strategisch niveau; het bevat altijd een (beleids)advies inclusief de consequenties voor implementatie (bv. organisatorische inbedding en financiële onderbouwing). 4. De opdracht vraagt een praktijkgericht onderzoek (fieldresearch, deskresearch). 5. De opdracht is complex van aard, d.w.z.: het probleem dient nog nader te worden geanalyseerd en gedefinieerd; er zijn meerdere oplossingen mogelijk, er is geen standaardoplossing, de uitkomst is onvoorspelbaar; het probleem is vanuit meerdere invalshoeken te benaderen; het probleem heeft een multidisciplinair karakter; er zijn meerdere belanghebbenden. 6. De opdracht vraagt om het toepassen van relevante actuele (wetenschappelijke, internationale) inzichten, concepten en theorieën. 7. De opdracht wordt door één student uitgevoerd. De student maakt hiermee aantoonbaar dat hij zelfstandig een opdracht kan uitvoeren en daarbij beslissingen kan nemen. 8. De bedrijfsbegeleiding wordt uitgevoerd door een functionaris die minimaal hbo-niveau heeft.
Afstudeerhandleiding BIM
3
Ad 1 In het opleidingsprofiel van de opleiding BIM zijn acht beroepstaken geformuleerd: 1. Integrale benadering bedrijfsfuncties 2. Vormgeven aan ICT Service Management 3. Analyseren en ontwerpen van ICT oplossingen 4. Implementeren van ICT-systemen 5. Analyseren en vormgeven van Business Processen 6. Ontwerpen en inrichten van Business Intelligence toepassingen 7. Adviseren ten aanzien van ICT Governance 8. Managen van een ICT project en/of organisatie Je afstudeeropdracht moet passen binnen één of meer van de beroepstaken 2 t/m 8. Daarnaast geldt de eis dat de opdracht zowel een bedrijfskundige component als een ICTgerelateerde component moet bevatten, zodat je laat zien dat je op het grensvlak van business en ICT kan opereren. De afstudeeropdracht moet je de gelegenheid bieden om minimaal de competenties Vakkundigheid, Resultaatgerichtheid en Communiceren op hbo-niveau aan te tonen. Zie voor meer informatie over beroepstaken en competenties het document Opleidingsprofiel HBObachelor Bedrijfskundige Informatica (beschikbaar op intranet). Ad 2 Je voert een afstudeeropdracht dus altijd uit voor een opdrachtgever in de beroepspraktijk, bij voorkeur op locatie. Studenten die de minor Ondernemerschap met succes hebben afgerond, mogen in hun eigen bedrijf afstuderen, mits de opdracht aan alle overige eisen voldoet. Ad 3 Als resultaat van de opdracht lever je niet alleen een advies op, je afstudeerrapport moet ook uitspraken doen over de implementatie van het advies (wie onderneemt welke acties tegen welke kosten). Bij voorkeur speel je als student ook een rol bij het in gang zetten van de implementatie. Ad 4 De opdracht moet een duidelijke praktijkgerichte onderzoekscomponent in zich hebben. Er moet field- en/of deskresearch nodig zijn om tot een oplossing te komen. Ad 5 De bij punt 5 genoemde criteria helpen je om te bepalen of de opdacht voldoende complex van aard is. De opleiding bepaalt aan de hand van het goedkeuringsformulier afstudeeropdracht of de opdracht hieraan voldoet. Ad 6 Voor het uitvoeren van de opdracht moet actuele theorie worden gebruikt, bij voorkeur verdergaand dan de literatuurlijst van de opleiding. Ad 7 Je voert als student de opdracht zelfstandig uit. Dit wil niet zeggen dat je de opdracht alleen uitvoert; je hebt gewoonlijk input nodig van medewerkers van de opdrachtgevende organisatie. Wanneer verschillende studenten bij dezelfde organisatie afstuderen, moet het gaan om afgebakende opdrachten die los van elkaar worden uitgevoerd.
Afstudeerhandleiding BIM
4
Ad 8 De bedrijfsbegeleider heeft een relevant hbo-diploma of gelijkwaardige praktijkervaring. In het geval dat een student afstudeert in zijn of haar eigen bedrijf (alleen voor studenten die de Minor Ondernemerschap hebben gehaald) neemt een medewerker van het Centrum voor Ondernemerschap de rol van bedrijfsbegeleider op zich.
2.3
Omvang van de afstudeeropdracht
De afstudeeropdracht is 24 ects dus 24*28 uur. In de praktijk gaan we uit van een vierdaagse werkweek gedurende 20 weken. Er zijn geen lessen naast de afstudeeropdracht dus kun je een dag in de week gebruiken om je portfolio voor het eindassessment op te stellen: zie hiervoor de afzonderlijke handleiding over de assessments op intranet. Ook zijn er naast je afstudeeropdracht 3 á 4 intervisie bijeenkomsten. Deze worden naast je afstudeeropdracht gewaardeerd met 1 ects. In hoofdstuk 3 vind je meer informatie over intervisie.
Afstudeerhandleiding BIM
5
3
3.1
Intervisie
Wat is intervisie?
Intervisie is een georganiseerd gesprek tussen mensen die werkzaam zijn in hetzelfde vakgebied. Het gesprek gaat over het werk en de daaraan gerelateerde problemen. Vaak brengen de deelnemers een case uit hun eigen praktijk in. Vaak hebben ze vragen of hun aanpak wel de juiste is. De andere deelnemers geven dan suggesties hoe zij het zouden aanpakken. De bedoeling is dat men van elkaar leert, en elkaar stimuleert om te leren van elkaar. Intervisie wordt toegepast overal waar gewerkt wordt. Intervisie is dus een gesprek tussen vakgenoten waarbij de vragen van de een beantwoord worden door de anderen en vise versa.
3.2
Hoe is de intervisie georganiseerd?
Tijdens de afstudeerperiode zijn er drie reguliere intervisie bijeenkomsten gepland. Je zit hier met circa 5 medestudenten, collega’s zeg maar, die in dezelfde situatie verkeren. Als voorbereiding op de intervisie bedenk je twee onderwerpen die je aan de orde wilt stellen. Dit zijn situaties of onderwerpen uit je afstudeerperiode waar jezelf nog onzeker over bent. Waar je misschien vragen over hebt of die nog niet helemaal duidelijk zijn. Je medestudenten kunnen je hierbij helpen je vragen te beantwoorden of kunnen strategieën voorstellen waardoor jij beter kan presteren. In de eerste bijeenkomst gaat het voornamelijk over de oriëntatieperiode en het schrijven van het Plan van Aanpak (PVA). Misschien heb je moeite om je weg te vinden in de nieuwe organisatie en wil je daar wat feedback op van je medestudenten. Het kan ook dat je niet precies weet wat er in het PVA moet komen en daar vragen over hebt. Er is wel een docent aanwezig bij het gesprek (zie de volgende paragraaf) maar je moet het gesprek zelf vormgeven. Het beste kies je als eerste een gespreksleider. De tweede stap is dan het inventariseren van alle problemen waar je het over wil hebben. Belangrijk is dat je tijdens deze inventarisatie niet met elkaar discussieert want dat kost onnodig tijd. Daarna stel je samen een agenda op en bepaal dan in welke volgorde je de onderwerpen aan de orde stelt. Je zult merken dat sommige problemen, vragen of situaties door meerdere studenten genoemd worden. Deze kun je clusteren als één agendapunt. Vervolgens werk je de agenda af. Bij de start van een agendapunt geven de indieners van een situatie een korte toelichting waarna de anderen hun visie of oplossingen kunnen geven. Na deze discussie is het belangrijk dat de indieners uitspreken of ze al dan niet met het commentaar uit de voeten kunnen. Hierna kun je dit agendapunt afsluiten en overgaan naar het volgende punt. Het is van belang om gezamenlijk een sfeer van veiligheid en vertrouwen te creëren. Dit is belangrijk om tot een echt gesprek te komen waarin je er ook voor uit durft te komen dat je ergens misschien niet zo goed in bent. Intervisiegesprekken zijn in principe vertrouwelijk dus wat er besproken wordt blijft binnenkamers.
Afstudeerhandleiding BIM
6
Het stappenplan van de bijeenkomst ziet er dus als volgt uit: 1. Kiezen gespreksleider 2. Inventarisatie gespreksonderwerpen 3. Opstellen agenda 4. Gesprek waarbij ieder agendapunt een duidelijke afronding kent De duur van het gesprek is ongeveer twee klokuren. Hiervan is het eerste kwartier voor het opstellen van de agenda en het laatste kwartier is voor de docent om feedback te geven op het proces en de individuele studenten. Je kunt ook per agendapunt een vaste tijd van bv 10 of 15 minuten reserveren. Agendapunten die niet aan de orde komen worden doorgeschoven naar het volgende gesprek of je kunt een extra gesprek inlassen. Na afloop maakt iedere student een verslag van het gesprek. Hierin staan de onderwerpen die hij zelf heeft ingebracht met daarbij de suggesties die door de anderen zijn gegeven. Ook beschrijft hij wat hij met de suggesties heeft gedaan en wat het resultaat daarvan was.
3.3
De bijeenkomsten
In de eerste bijeenkomst gaat het voornamelijk over de oriëntatieperiode en het schrijven van het PVA. Tijdens de tweede bijeenkomst gaat het voornamelijk over de onderzoeksfase van de afstudeerperiode. Tijdens de derde bijeenkomst gaat het voornamelijk over de oplossing en de conclusies van het onderzoek. Daarnaast kan ook het schrijven van het afstudeerrapport aan de orde komen. De vierde bijeenkomst is verplicht voor studenten die na drie sessies onvoldoende staan; zie ook paragraaf 3.5 de beoordeling. Andere studenten mogen deze ook bijwonen als ze willen.
3.4
De rol van de docent
De docent geeft instructies en begeleidt het proces maar hij neemt niet deel aan de discussie. Hij is als toehoorder en observant aanwezig bij het gesprek. Daarnaast kijkt de docent ook naar de participatie van de individuele studenten. Als de agenda is afgewerkt of als de tijd om is neemt de docent het woord en geeft commentaar op het verloop van de zitting. Dit zijn suggesties die de groep kan meenemen om het de volgende keer beter of efficiënter te doen. Verder kijk de docent of het de groep gelukt is om een sfeer van vertrouwen te creëren. Daarnaast kan de docent aangeven dat een of meerdere studenten onvoldoende participeren in het gesprek.
Afstudeerhandleiding BIM
7
3.5
De beoordeling
De beoordeling bestaat uit drie onderdelen De gespreksverslagen De individuele beoordeling Aanwezigheid De gespreksverslagen Na afloop van elk gesprek maakt iedere student een verslag van het gesprek. Hierin staan de onderwerpen die hij zelf heeft ingebracht met daarbij de suggesties die door de anderen zijn gegeven. Ook beschrijft hij wat hij met de suggesties heeft gedaan en wat het resultaat daarvan was. Dit verslag mailt hij binnen twee weken na het gesprek aan de begeleidende docent. De student krijgt op de verslagen tijdig commentaar zodat hij het verslag kan verbeteren en weet hij hoe hij het volgende verslag beter kan opstellen De individuele beoordeling De individuele participatie in de gesprekken wordt door de docent beoordeeld. Als dit onvoldoende is krijgt de student dit direct na afloop van het gesprek te horen zodat hij hier in een volgend gesprek aan kan werken. Aanwezigheid De aanwezigheid bij drie bijeenkomsten is verplicht. Heeft een student minder dan drie bijeenkomsten bijgewoond dan heeft hij een onvoldoende voor intervisie. Als een van de bovenstaande punten onvoldoende is dan wordt de student uitgenodigd om mee te doen aan het vierde intervisie gesprek waarin hij de onvoldoende kan wegwerken. Deze uitnodiging krijgt de student alleen als er een reële kans is om de onvoldoende op te heffen. In het geval dat er maar één student is voor het vierde intervisie gesprek dan beslist de begeleidende docent of een vervangende opdracht al dan niet zinvol is.
Afstudeerhandleiding BIM
8
4
Afstudeerprocedure
De afstudeerperiode kan worden ingedeeld in vier fasen: 1. Voorbereidingsfase 2. Oriëntatiefase 3. Onderzoeks- en oplossingsfase 4. Afrondingsfase Tijdens de voorbereidingsfase verwerf je een afstudeeropdracht en laat je deze goedkeuren door de opleiding. In de oriëntatiefase analyseer je het probleem en kom je tot je onderzoeksvragen en onderzoeksopzet. In de onderzoeks- en oplossingfase voer je je onderzoek uit en formuleer je oplossingen voor het probleem. In de afrondingsfase rond je je afstudeeronderzoek en het bijbehorende rapport af. In deze fase vindt ook de verdediging plaats. In de volgende paragrafen worden de verschillende fasen nader uitgewerkt. Paragraaf 4.5 geeft een overzicht van de afstudeerprocedure als geheel, met de bijbehorende deadlines.
4.1
Voorbereidingsfase
Tijdens de voorbereidingsfase verwerf je een afstudeeropdracht die voldoet aan de eisen in hoofdstuk 2 en die past bij jouw persoonlijke interesses en ambities. Advies is om ruim op tijd te beginnen met het verwerven van de afstudeeropdracht. Veel studenten blijven na afronding van de afstudeeropdracht werken bij hun afstudeerbedrijf; des te meer reden om te zorgen dat je een opdracht vindt in een bedrijf dat bij je past. Je bent zelf verantwoordelijk voor het vinden van een geschikte afstudeeropdracht. Je krijgt hierbij ondersteuning van de afstudeercoördinator. Zie hoofdstuk 5 voor meer informatie over de rol van de afstudeercoördinator. Zodra je een afstudeeropdracht hebt gevonden, vul je het goedkeuringsformulier afstudeeropdracht in. Op basis van dit formulier wordt je afstudeeropdracht beoordeeld. Zorg dus dat je dit formulier zorgvuldig invult. Wanneer je opdracht is goedgekeurd en je voldoet aan de instapeisen, dan krijg je een afstudeerbegeleider toegewezen. De deadline voor het inleveren van het goedkeuringsformulier is: voor afstuderen in semester 1: 15 juni voor afstuderen in semester 2: 15 december Deze deadlines zijn zo gesteld om er zeker van te zijn dat je daadwerkelijk aan het begin van het semester kunt beginnen met je opdracht. Het kan zijn dat je bij het inleveren van het goedkeuringsformulier nog niet aan de instapeisen uit paragraaf 2.1 voldoet. In dit geval wordt wel al bekeken of de opdracht aan de eisen voldoet. Je krijgt echter pas een begeleider toegewezen als je ook aan de instapeisen voldoet. Voor vragen omtrent de instapeisen kun je terecht bij de studieadviseur. De goedkeuring op basis van het goedkeuringsformulier afstudeeropdracht is een voorlopige goedkeuring. De definitieve goedkeuring wordt gegeven aan het einde van de oriëntatiefase, op basis van je opdrachtomschrijving in het plan van aanpak. Dit omdat in de oriëntatiefase de opdracht meestal nog wordt aangescherpt. Afstudeerhandleiding BIM
9
4.2
Oriëntatiefase
In week 1 begin je bij je afstudeerbedrijf. De eerste vier weken gebruik je voor de oriëntatiefase: je analyseert wat daadwerkelijk het probleem is in het bedrijf en wat ervoor nodig is om dit probleem te kunnen oplossen. Gewoonlijk zijn hiervoor interviews met verschillende stakeholders nodig. Voor het succesvol afronden van je afstudeeropdracht is het van belang dat je opdracht als relevant wordt ervaren in het bedrijf en dat je voldoende medewerking krijgt bij het uitvoeren van het onderzoek. Dit borg je in de oriëntatiefase. De oriëntatiefase rond je af met een plan van aanpak voor het uitvoeren van de afstudeeropdracht. Op basis van de opdrachtomschrijving in dit plan van aanpak krijg je definitief goedkeuring voor je afstudeeropdracht van je afstudeerbegeleider en de tweede beoordelaar. In bijlage 2 vind je aanwijzingen voor het schrijven van het plan van aanpak. Tijdens de oriëntatiefase brengt de begeleidende docent een bezoek aan het bedrijf. Dit bezoek is voornamelijk bedoeld als kennismaking, om de opdracht af te stemmen en de procedure rond het afstuderen toe te lichten.
4.3
Onderzoeks- en oplossingsfase
In de onderzoeks- en oplossingfase voer je je afstudeeropdracht uit volgens het plan van aanpak. Je doet onderzoek en komt met oplossingen. Tijdens deze fase heb je regelmatig contact met je bedrijfsbegeleider en je afstudeerbegeleider op school om de voortgang en deelresultaten te bespreken. Halverwege de afstudeeropdracht, in week 10, lever je een voortgangsrapportage in, waarin je de resultaten tot dan toe beschrijft en de voortgang vergelijkt met de planning in je plan van aanpak. Op basis van de voortgangsrapportage schat je samen met je begeleiders in of afronden van de opdracht binnen de tijd haalbaar is. Zo nodig stel je je planning bij. Soms is het nodig de opdracht bij te stellen. In dit geval herzie je je plan van aanpak. De opdracht moet dan opnieuw worden goedgekeurd door je afstudeerbegeleider en de tweede beoordelaar. Aan het einde van de onderzoeks- en oplossingsfase, in week 15, lever je een tussentijdse versie van je afstudeerrapport in. Deze versie wordt ook wel de 80% versie genoemd, om aan te geven dat 80% (d.w.z. inhoudelijk gezien een substantieel deel) van het rapport gereed moet zijn. Je mag de tussentijdse versie ook eerder inleveren als je eerder een substantieel deel van je afstudeerrapport gereed hebt. Je krijgt op de tussentijdse versie feedback van je afstudeerbegeleider en de tweede beoordelaar.
Afstudeerhandleiding BIM
10
4.4
Afrondingsfase
Na de onderzoeks- en oplossingsfase rond je je afstudeerrapport af. Je schrijft een advies ten behoeve van de implementatie van je advies en je reflecteert op de uitvoering van je afstudeeropdracht. Het definitieve afstudeerrapport, inclusief implementatieplan/advies en reflectie moet schriftelijk in tweevoud worden ingeleverd in week 17. Je wordt toegelaten tot het afstudeergesprek als je eindassessment (zie handleiding assessments op intranet) voldoende is en je afstudeerrapport met een voldoende (≥5,5) wordt beoordeeld. Dit bepalen je afstudeerbegeleider en de tweede beoordelaar samen in week 18. De afstudeergesprekken vinden plaats in week 21 en 22. Dus direct na de assessments. Verdere informatie over de beoordeling vind je in hoofdstuk 6. Tijdens de afrondingsfase rond je ook je afstudeeropdracht af in het afstudeerbedrijf. Je zet voor zover mogelijk de implementatie van je verbetervoorstellen in gang. De meeste studenten presenteren hun afstudeerrapport niet alleen op school, maar ook bij het bedrijf. Zorg ook dat je het formulier beoordelingsadvies (te vinden op intranet) door je bedrijfsbegeleider laat invullen. Dit beoordelingsadvies komt ook in je portfolio voor je eindassessment.
4.5
Producten
Nadat je afstudeeropdracht is goedgekeurd wordt je afstudeeropdracht in bij het Praktijkbureau gearchiveerd. Gedurende de afstudeerperiode lever je zelf diverse producten aan: Plan van aanpak (week 4) Voortgangsrapportage (week 10) Afstudeerrapport (week 17) Beoordelingsadvies bedrijfsbegeleider (week 18) Deze documenten lever je aan bij de afstudeerbegeleider.
Afstudeerhandleiding BIM
11
4.6
Overzicht afstudeerperiode
In de tabel hieronder vind je een overzicht van de afstudeerperiode als geheel. In dit overzicht is uitgegaan van een periode van 20 weken. Per semester wordt een overzicht gepubliceerd van de bijbehorende data. Voorbereidingsfase (voorafgaand aan afstuderen) Voor 15 december of 15 juni Student levert goedkeuringsformulier afstudeeropdracht in bij het stagesecretariaat. Oriëntatiefase (week 1 t/m 4) Week 4 Student levert plan van aanpak in. Week 6 Goedkeuring opdracht op basis van plan van aanpak door afstudeerbegeleider en 2e beoordelaar. Onderzoeks- en oplossingsfase (week 5 t/m 15) Week 3 1e intervisie bijeenkomst Week 9 2e intervisie bijeenkomst Week 10 Student levert voortgangsrapportage in. Week 14 3e intervisie bijeenkomst Week 15 Student levert tussentijdse versie (80% versie) afstudeerrapport in. Afrondingsfase (week 16 t/m 22) Week 16 feedback op tussentijdse versie van afstudeerbegeleider en 2e beoordelaar. Week 17 Student levert afstudeerrapport in. Week 17/18 4e intervisie bijeenkomst (herkansing) Week 18 Afstudeerbegeleider en 2e beoordelaar bepalen of student wordt toegelaten tot het afstudeergesprek Week 19/20 Eindassessments Week 21/22 Presentatie/verdediging
De deadline voor het inleveren van een product in een bepaalde week is vrijdag vóór 16:00 uur bij de afstudeerbegeleider. Over de wijze van inleveren dien je zelf met je afstudeerbegeleider afspraken te maken. Het afstudeerrapport in week 17 moet echter altijd schriftelijk in tweevoud worden ingeleverd: één exemplaar bij de afstudeerbegeleider en één exemplaar bij de tweede beoordelaar. In het geval de school gesloten is op vrijdag schuift de deadline naar voren (namelijk naar de donderdag vóór 16.00 uur).
4.7
Ten slotte
Jaarlijks zijn er twee afstudeermomenten voor de opleiding Business IT & Management. Met deze data corresponderen de data in paragraaf 4.6. Lukt het je niet om je afstudeerrapport op de genoemde dag in te leveren, dan loop je dus studievertraging op. Meer informatie over reparatie en herkansing vind je bij de beoordeling (zie hoofdstuk 6). Het uitvoeren van de afstudeeropdracht, de rapportage en de presentatie en verdediging moet binnen negen maanden na het toewijzen van de begeleidende docent voltooid zijn. Het volledige afstudeertraject kan nooit korter duren dan vier maanden.
Afstudeerhandleiding BIM
12
5
Begeleiding
Bij de voorbereiding en uitvoering van de afstudeeropdracht spelen verschillende personen een rol: de afstudeercoördinator; de bedrijfsbegeleider; de afstudeerbegeleider (of docentbegeleider); de tweede beoordelaar. Deze rollen worden hieronder toegelicht.
5.1
Afstudeercoördinator
De algehele coördinatie rond het afstuderen is in handen van de afstudeercoördinator. Als student heb je vooral in de voorbereidingsfase met hem of haar te maken. De afstudeercoördinator verzorgt de afstudeervoorlichting en onderhoudt contacten met bedrijven omtrent mogelijke afstudeeropdrachten. Beschikbare afstudeeropdrachten worden op intranet geplaatst. Je kunt met de afstudeercoördinator een afspraak maken voor persoonlijke begeleiding bij het vinden van een afstudeeropdracht. Zodra je een geschikte opdracht hebt gevonden lever je het goedkeuringsformulier afstudeeropdracht in bij de afstudeercoördinator. Dit kan via het stagesecretariaat of per e-mail. Let er bij inleveren via e-mail wel op dat het formulier gescand moet worden in verband met handtekeningen. Na inleveren van het formulier zorgt de afstudeercoördinator ervoor dat de afstudeeropdracht wordt beoordeeld en dat je een afstudeerbegeleider en tweede beoordelaar krijgt toegewezen. Tijdens het uitvoeren van je afstudeeropdracht heb je vooral met je bedrijfsbegeleider en afstudeerbegeleider contact. Als zich tijdens je afstuderen echter problemen voordoen die de voortgang van je afstuderen in gevaar brengen, laat dit dan ook aan de stagecoördinator weten! Afstudeercoördinator is: Bert Dasselaar
5.2
Bedrijfsbegeleider
De bedrijfsbegeleider begeleidt je vanuit de opdrachtgevende organisatie. Vaak is de bedrijfsbegeleider ook de opdrachtgever voor de afstudeeropdracht, maar dit hoeft niet. Om te borgen dat de bedrijfsbegeleider je op niveau kan begeleiden, wordt van hem of haar minimaal hbo-niveau (d.w.z. een relevant hbo-diploma of gelijkwaardige praktijkervaring) verwacht. Belangrijk is dat de bedrijfsbegeleider zorgt dat je je opdracht goed kunt uitvoeren: dat je over voldoende informatie beschikt en toegang hebt tot medewerkers die van belang zijn voor je onderzoek. Maak met je bedrijfsbegeleider van tevoren afspraken over de begeleiding en leg deze vast in je plan van aanpak. Aan het einde van de afstudeeropdracht vraag je aan je bedrijfsbegeleider een beoordelingsadvies aan de hand van het daartoe bestemde formulier (zie intranet). Dit
Afstudeerhandleiding BIM
13
beoordelingsadvies is onmisbare input bij het beoordelen van je afstudeeropdracht. Daarnaast komt dit beoordelingsadvies ook in je portfolio voor het eindassessment.
5.3
Afstudeerbegeleider (docentbegeleider)
Je krijgt voor je afstuderen een docent als afstudeerbegeleider toegewezen. De afstudeerbegeleider: • geeft samen met de tweede beoordelaar definitief goedkeuring voor de afstudeeropdracht aan de hand van plan van aanpak; • geeft advies m.b.t. de uitvoering van de opdracht (inhoudelijk en procesmatig); • geeft feedback op deelresultaten en conceptteksten; • beslist samen met de tweede beoordelaar over toelating tot het afstudeergesprek; • beoordeelt samen met de tweede beoordelaar de verdediging en afstudeerscriptie. Het initiatief voor begeleiding ligt gedurende de gehele afstudeerperiode bij de student. Maak direct na toewijzing een eerste afspraak met je afstudeerbegeleider om de opdracht te bespreken en met elkaar af te stemmen wat je van de begeleiding verwacht. Gewoonlijk hebben studenten gedurende het afstudeertraject 4 tot 8 afspraken met hun afstudeerbegeleider. Hierbij kun je denken aan afspraken voor het bespreken van: opdracht en begeleiding plan van aanpak concept inhoudsopgave van het afstudeerrapport deelresultaten en conceptteksten voortgangsrapportage tussentijdse versie afstudeerrapport De planning voor de afstudeerbegeleiding leg je vast in je plan van aanpak. Hierin maak je duidelijk wanneer je welke onderwerpen en deelresultaten met je begeleider wil bespreken. De afstudeerbegeleider brengt in de oriëntatieperiode een bezoek aan het afstudeerbedrijf. Daarnaast komt de afstudeerbegeleider alleen op bezoek als hier aanleiding toe is. Je wordt immers geacht om als zelfstandig beroepsbeoefenaar te functioneren. Bij problemen bij het uitvoeren van de afstudeeropdracht, of wanneer dit om een andere reden gewenst is, kun je je afstudeerbegeleider verzoeken om een bezoek aan je afstudeerbedrijf te brengen.
5.4
Tweede beoordelaar
De tweede beoordelaar speelt voornamelijk een rol bij de beoordeling van je afstudeeropdracht. Samen met de afstudeerbegeleider beslist hij of zij over toelating tot het eindgesprek en de uiteindelijke beoordeling. Om te borgen dat afstudeerbegeleider en tweede beoordelaar op één lijn zitten, krijg je gedurende het afstudeertraject twee keer eerder feedback van de tweede beoordelaar, te weten op je plan van aanpak en op de tussentijdse versie van je afstudeerrapport.
Afstudeerhandleiding BIM
14
6
Beoordeling
Beoordeling van de afstudeeropdracht bestaat uit drie onderdelen, te weten: 1. Afstudeerrapport (60%) 2. Proces en reflectie (20%) 3. Presentatie en verdediging (20%) Deze onderdelen worden hieronder verder uitgewerkt. In paragraaf 6.4 kun je vinden hoe je je afstudeeropdracht kunt verbeteren of herkansen als de beoordeling onvoldoende is.
6.1
Afstudeerrapport
Het afstudeerrapport wordt door de afstudeerbegeleider en de tweede beoordelaar beoordeeld op de volgende criteria: 1. Kwaliteit van de probleemanalyse, hoofdvraag en deelvragen
Zijn de meest relevante aspecten van het probleem adequaat in kaart gebracht? Is de hoofdvraag concreet, meetbaar en afgebakend in relevante deelvragen? Is er samenhang tussen probleemanalyse en hoofd- en deelvragen?
2. Kwaliteit van het theoretisch kader
Zijn verwijzingen naar (wetenschappelijke, internationale) literatuur adequaat? Zijn relevante, actuele theorieën gebruikt en met elkaar geïntegreerd? Is er een nette en kloppende literatuurlijst?
3. Kwaliteit onderzoek / analyse
Zijn de gehanteerde methoden en technieken juist gekozen en adequaat toegepast? Zijn de juiste onderzoeksgegevens verzameld, verwerkt en geïnterpreteerd? Zijn gemaakte keuzes m.b.t. de uitvoering theoretisch onderbouwd?
4. Kwaliteit conclusie / eindproduct / aanbevelingen voor aanpassingen of nader onderzoek
Geeft de conclusie / het eindproduct antwoord op hoofdvraag? Is in het implementatieplan/advies duidelijk wie, welke acties tegen welke kosten moet ondernemen?
5. Kwaliteit rapportage
Rapportage heeft een duidelijke en logische structuur Rapportage is na één keer lezen begrijpelijk Spelling en grammatica zijn correct Lay-out is verzorgd Samenvatting is helder en beknopt
Pas als je afstudeerrapport met een voldoende (≥5,5) wordt beoordeeld en het eindassessment voldoende is wordt je toegelaten tot het afstudeergesprek.
Afstudeerhandleiding BIM
15
6.2
Proces en reflectie
Proces en reflectie worden beoordeeld op de volgende criteria: 1. Proces De student: werkt zelfstandig toont initiatief kan plannen komt afspraken na en levert tussentijdse producten op tijd op vraagt actief om feedback en past zijn gedrag daarop aan
2. Reflectie (als bijlage van het rapport)
Student reflecteert kritisch op de uitgevoerde opdracht: o op gemaakte keuzes ten aanzien van onderzoeksopzet o op het toegepaste theoretisch kader o op het resultaat en de consequenties van het resultaat voor de organisatie o vanuit ethisch of maatschappelijk oogpunt Student reflecteert kritisch op zijn werkwijze en geeft realistische verbetersuggesties
Het proces wordt beoordeeld door je afstudeerbegeleider. Hierbij speelt ook het beoordelingsadvies van de bedrijfsbegeleider een rol. De reflectie schrijf je als bijlage bij het afstudeerrapport. Je reflecteert kritisch op de door jou uitgevoerde opdracht. Hoe kijk je terug op gemaakte keuzes ten aanzien van je onderzoeksopzet? In hoeverre heeft het onderzoek opgeleverd wat je ervan had verwacht? In hoeverre is het probleem van de opdrachtgever opgelost? Spelen er maatschappelijke, of ethische aspecten een rol bij je reflectie op de opdracht? Daarnaast reflecteer je kritisch op je werkwijze tijdens het uitvoeren van de afstudeeropdracht en geef je realistische verbetersuggesties. De reflectie wordt beoordeeld door je afstudeerbegeleider en de tweede beoordelaar. Het reflectieverslag komt ook in je portfolio voor je eindassessment
Afstudeerhandleiding BIM
16
6.3
Presentatie en verdediging
Tijdens het afstudeergesprek presenteer je je afstudeeropdracht en verdedig je je bevindingen. Presentatie en verdediging worden door de afstudeerbegeleider en de tweede beoordelaar beoordeeld op de volgende criteria: 1. De presentatie kent een duidelijke structuur (opening, kern, afsluiting)
to the point kernpunten worden uitgelicht toegespitst op de luisteraar
2. Gebruik van hulpmiddelen is effectief 3. Presentatietechniek is verzorgd
goed verstaanbaar goed tempo oogcontact energieke/ enthousiaste houding en verteltoon
4. De student kan gebruikte begrippen, theorieën, modellen, tabellen, toelichten 5. De student kan gemaakte keuzes m.b.t. inhoud en proces motiveren en geeft hierbij blijk van eigen visie 6. De student kan het onderwerp in een bredere context plaatsen 7. Student maakt goed contact en luistert actief
De opzet van het afstudeergesprek is als volgt: 1. presentatie door de student (maximaal 15 minuten) 2. verdediging (maximaal 30 minuten) 3. beoordeling en feedback. Het afstudeergesprek duurt ongeveer een uur. Tijdens de presentatie van je afstudeerproduct dien je in ieder geval de volgende onderwerpen te behandelen: achtergrond van de opdracht; probleemstelling, hoofd- en deelvragen; gekozen aanpak en de verantwoording hiervan; conclusie / eindproduct / aanbevelingen; terugblik (op moeilijke situaties, gemaakte keuzes etc.). In het afstudeergesprek worden ook de competenties: vakkundigheid, resultaatgerichtheid en communiceren getoetst. Indien enigszins mogelijk wordt verwacht dat de bedrijfsbegeleider bij het afstudeergesprek aanwezig is. Vrienden, familie, medestudenten etc. zijn welkom tijdens het afstudeergesprek.
Afstudeerhandleiding BIM
17
6.4
Reparatie en herkansing
Indien het afstudeerrapport door de afstudeerbegeleider en de tweede beoordelaar als onvoldoende wordt beoordeeld, dan zijn er twee mogelijkheden: 1. Het afstudeerrapport kan worden gerepareerd. In dit geval verbetert de student het rapport. Student en afstudeerbegeleider maken afspraken over de termijn waarop dit dient te gebeuren. Is het afstudeerrapport na reparatie voldoende, dan wordt alsnog een afstudeergesprek gepland. De student kan echter niet meer mee in het reguliere afstudeermoment en loopt dus studievertraging op. 2. Het afstudeerrapport kan niet worden gerepareerd. Dit is bijvoorbeeld het geval als de situatie dusdanig gewijzigd is dat de opdracht niet meer bij het afstudeerbedrijf kan worden afgerond of niet meer relevant is. In dit geval moet de student een nieuwe afstudeeropdracht verwerven en uitvoeren. Het afstudeergesprek vindt in de regel pas plaats als het eindassessment voldoende is en het afstudeerrapport als voldoende is beoordeeld. Indien op basis van het afstudeergesprek het algehele oordeel negatief is, dan kan in een enkel geval alleen het afstudeergesprek worden herkanst (wanneer de onvoldoende met name gebaseerd is op presentatie en verdediging). In de meeste gevallen kiest de student ervoor om ook afstudeerrapport en reflectie te verbeteren. Ook bij een onvoldoende afstudeergesprek loopt de student in het algemeen studievertraging op. Bij reparatie moet het uitvoeren van de afstudeeropdracht, de rapportage en het afstudeergesprek binnen negen maanden na het toewijzen van de begeleidende docent zijn voltooid.
Afstudeerhandleiding BIM
18
7
Aanbevolen literatuur Braas, C. , R. van Couwelaar en J. Kat, Rapporteren, Noordhoff Uitgevers, 2006. Grit, R. en M. Julsing, Zo doe je een onderzoek, Noordhoff Uitgevers, 2011. Grit, R., Projectmanagement, Noordhoff Uitgevers, 2011. Janssen, P., Prince2 compact, Pearson, 2007. Kempen, P.M. en J.A. Keizer, Competent afstuderen en stagelopen, Noordhoff Uitgevers, 2011 (inclusief de bijbehorende website www.competentafstuderenenstagelopen.wolters.nl). Oost, H. en A. Markenhof, Een onderzoek voorbereiden, ThiemeMeulenhoff, 2010. Oost, H., Een onderzoek uitvoeren, ThiemeMeulenhoff, 2009.
Afstudeerhandleiding BIM
19
Bijlage 1 Aanwijzigen voor het plan van aanpak Het schrijven van een plan van aanpak heeft tot doel te bepalen met welke opdracht je de komende periode gaat bezig houden en langs welke stappen je je eindresultaat denkt te gaan bereiken. Het geeft dus richting aan je werkzaamheden. Je schrijft het plan vooral in nauw overleg met je bedrijfsbegeleider, maar ook met je afstudeerbegeleider. Hou bij het schrijven dus rekening met de eisen van het afstudeerbedrijf, maar ook met datgene wat de opleiding van je vraagt. Op basis van je plan van aanpak wordt je opdracht definitief goedgekeurd door afstudeerbegeleider en tweede beoordelaar. Tijdens je studie heb je verschillende keren een plan van aanpak geschreven. Ook zijn er binnen een bedrijf vaak standaarden voor het schrijven van een plan van aanpak (of bij gebruik van Prince2, een Project Initiation Document). De opleiding schrijft dan ook geen specifiek format voor een plan van aanpak voor. Wel geven we de volgende aanwijzingen:
Zorg dat je plan van aanpak voor buitenstaanders leesbaar is: beschrijf de omgeving waarin het project zich afspeelt en licht bedrijfsspecifieke terminologie toe. Zorg voor een duidelijke probleemanalyse en werk deze uit in een concrete hoofdvraag en deelvragen. Zorg voor een nauwkeurige beschrijving van het eindresultaat. Maak duidelijk hoe je de afstudeeropdracht gaat aanpakken en op welke wijze je je onderzoek gaat uitvoeren; onderbouw je aanpak. Geef aan welke bronnen je gaat gebruiken voor het uitvoeren van de opdracht. Denk daarbij aan verdiepende literatuur, gesprekken met sleutelfiguren, primair onderzoek in of buiten de organisatie etc. Zorg voor een reële planning die aansluit bij de planning in deze handleiding. Geef de planning overzichtelijk weer. Neem in je plan van aanpak concrete afspraken op over de begeleiding, zowel door de bedrijfsbegeleider als door de afstudeerbegeleider van de opleiding. Baken je project goed af: maak expliciet duidelijk wat je wel en wat je niet gaat aanpakken. Geef ook aan aan welke randvoorwaarden voldaan dient te worden wil je je resultaten kunnen behalen.
Afstudeerhandleiding BIM
20
Bijlage 2 Aanwijzingen voor het afstudeerrapport Een afstudeerrapport is een betoog. Je verdedigt in je afstudeerrapport je conclusie(s). Dat doe je aan de hand van de resultaten van je onderzoek. Deze resultaten zullen nooit objectieve waarheden zijn. Daarom spreken we hier van jouw interpretatie van de resultaten van het onderzoek. Het bijzondere van de structuur van een afstudeerrapport is dat de schrijver ervan het standpunt dat hij/zij verdedigt pas helemaal aan het eind noemt. Toch weten schrijver en lezer meestal wel welke kant het opgaat. De probleemvraag aan het begin van het afstudeerrapport wijst immers de weg naar de slotconclusie(s). En vaak is de probleemvraag, zeker voor de schrijver, een retorische vraag. Daar komt nog bij dat de lezer, voor hij aan het eerste hoofdstuk begint, de slotconclusie(s) al in de samenvatting en/of in het laatste hoofdstuk heeft gelezen. Kortom, het is geen probleem dat het standpunt in het afstudeerrapport pas aan het eind komt: schrijver en lezer hebben doorgaans voordat zij met het eigenlijke schrijven of lezen beginnen al een sterk vermoeden van wat het antwoord op de probleemvraag oftewel de slotconclusie is. In grote lijnen wordt de structuur bepaald door de stappen die je nodig hebt om van onderzoeksvraag/-probleemvraag naar antwoord/conclusie te komen: Inleiding:
Onderwerp Probleemvraag (doelstelling) Deelvragen
Kernhoofdstukken:
Resultaten in het onderzoeksverslag: de argumenten (deelconclusies: substandpunten)
Laatste hoofdstuk:
Conclusie(s) hoofdstandpunt(en) aanbeveling(en)
De vaste onderdelen van het afstudeerrapport De indeling van een afstudeerrapport volgt een vaste volgorde: - omslag/voorblad - titelpagina - (voorwoord) - inhoudsopgave - samenvatting - inleiding - het kerngedeelte: genummerde hoofdstukken - conclusies - aanbevelingen - (nawoord) - (noten) - bronnenlijst - (begrippenlijst) - bijlage(n)
Afstudeerhandleiding BIM
21
De onderdelen die tussen haakjes staan, mogen, maar hoeven niet in het afstudeerrapport voor te komen. Omslag/voorblad Op de omslag komt het volgende te staan: - titel - (ondertitel) - zo nog nodig: naam organisatie - auteursnaam (-namen) - groep - jaar van verschijning/ studiejaar - naam of namen van begeleider(s) van de HvA De informatie op de omslag moet bovenal overzichtelijk zijn weergegeven. De belangrijkste informatie is de titel met eventuele ondertitel. Deze informatie neemt de meeste ruimte in beslag en komt over het algemeen bovenaan in het midden te staan. De overige informatie plaats je rechts onderaan op de omslag. De titelpagina Op de titelpagina komt in ieder geval dezelfde informatie als op de omslag te staan. Deze informatie dient aangevuld te worden. De titelpagina bevat geen citaten, geen dankwoorden en geen illustraties, maar wel: - titel(s) - auteursnaam (-namen), naam en voorletter(s), studentennummer en telefoonnummer - plaats en datum - naam van de onderwijsinstelling - naam van de opleiding/ studierichting - begeleidende docent - bedrijf, afdeling, adres en telefoonnummer - bedrijfsmentor - stageperiode (semester, studiejaar) Het voorwoord Het voorwoord is een soort begeleidende brief bij een rapport. Als je een voorwoord wilt opnemen, houd het dan kort en beperk je tot de volgende onderdelen: -
informatie over de achtergronden van de aanleiding van de stage, het onderzoek of het afstudeerrapport, over de opdracht, de lezersgroepen, de bruikbaarheid; informatie over de auteur(s); bij twee auteurs: informatie over wie waar verantwoordelijk voor is (hoofdstukken, aspecten); dankbetuigingen.
De inhoudsopgave Een inhoudsopgave geeft het raamwerk van een tekst weer. De lezer kan hiermee in één oogopslag de rode draad en innerlijke structuur van het afstudeerrapport zien. Ook weet hij direct waar hij in het afstudeerrapport bepaalde onderdelen kan vinden. De inhoudsopgave is bij het schrijven van het afstudeerrapport te gebruiken als een hulpmiddel voor het aanbrengen van structuur, van een logische lijn. De inhoudsopgave is een soort bouwplan dat de inhoud en de structuur van de tekst na de titelpagina aangeeft. Een inhoudsopgave bestaat uit: - aanduiding van samenvatting - indelingscijfers: decimale nummering (geen Romeinse cijfers) - volledige titels van alle hoofdstukken en paragrafen
Afstudeerhandleiding BIM
22
-
aanduidingen van (noten), bronnenlijst (bijlage(n) paginanummering
Door (sub)paragrafen in te springen kunnen de verschillende tekstniveaus zichtbaar gemaakt worden. De paginanummering komt tegen de rechterkantlijn aan te staan. Dus bijvoorbeeld: Samenvatting....................................................................................................................... 4 1. Inleiding........................................................................................................................... 6 2. Nederland en de derde wereld...................................................................................... 12 2.1 De handelsbetrekking tussen Nederland en de derde wereld................................. 14 2.2 ................................................................................................................................. De samenvatting In de samenvatting worden met name de belangrijkste elementen van de organisatie en de stagewerkzaamheden beknopt beschreven. De belangrijkste resultaten van het onderzoek dien je kort te vermelden. Een samenvatting behoort kort te zijn (niet meer dan een pagina). Daarnaast dient de samenvatting op informatieve wijze en niet op indicatieve wijze geschreven te worden. Wel: ‘Nadelen van X zijn...’. Niet ‘In dit rapport evalueer ik afzonderlijk de nadelen van X’. In de samenvatting komt te staan: - onderwerpinformatie - probleemomschrijving/-analyse - probleemvraag - onderzoeksmethode - de belangrijkste resultaten kort samengevat - de (belangrijkste) conclusies De inleiding Een inleiding is een vooruitblik op de inhoud en structuur van het verslag. Je beschrijft kort de aanleiding tot deze stage, de wederzijdse doelstellingen en de praktijkopdracht. Geef de plaats van de stage in je opleiding weer en je eigen verwachtingen. Eventueel een dankwoord e.d. Wat de praktijkopdracht betreft treffen we de volgende onderdelen aan in de inleiding: - achtergrondinformatie/onderwerpsbeschrijving; - probleemomschrijving/-analyse; - probleemvraag; - (definitie termen); - (randvoorwaarden); - deelvragen; - onderzoeksmethodebeschrijving en –verantwoording (eventueel uitgewerkt in apart hoofdstuk); - hoofdstuksgewijze vooruitblik op de inhoud en opbouw van het afstudeerrapport. De kernhoofdstukken In veel gevallen komt het de lezersgerichtheid ten goede wanneer je je hoofdstukken inleidt en afsluit met structurerende informatie. Je vertelt in enkele zinnen bijvoorbeeld wat je in het vorige hoofdstuk hebt behandeld, wat je nu gaat bespreken of analyseren, waarom je dat gaat doen en in welke volgorde. Ook geeft het de lezer houvast als je met hem tussentijds terugblikt en vooruitkijkt. Ga hier echter spaarzaam mee om. Zoals met alles: het gaat erom de balans te vinden. De conclusies Afstudeerhandleiding BIM
23
In het hoofdstuk 'conclusies' geef je zeer kort antwoord op je probleemvraag (onderzoeksvraag/probleemstelling). Uitgebreide motiveringen zijn hier uit den boze, want die staan al in de kernhoofdstukken. Je bent hier uiteindelijk niet aan het samenvatten. De conclusies dienen echter wel te zijn gebaseerd op het uitgevoerde literatuur- en praktijkonderzoek en de vergelijking tussen die twee onderzoeksgebieden. De aanbevelingen Plaats de aanbevelingen duidelijk apart van de conclusies. Aanbevelingen zijn niet direct afgeleid van je onderzoeksresultaten, maar vloeien juist voort uit en zijn gebaseerd op je conclusie(s). Het nawoord In het nawoord kun je persoonlijke evaluatieve opmerkingen kwijt, iets vertellen over de actuele ontwikkelingen en een blik werpen op de toekomst. De noten Wees spaarzaam in het gebruik van noten of liever, gebruik ze helemaal niet! Noten zijn alleen nodig voor belangrijke extra informatie die de lijn van het betoog onderbreekt of de tekst minder duidelijk maakt. Als je van noten gebruik maakt, geef er dan uitsluitend toelichting of commentaar mee op de inhoud van de tekst. De tekst van de noten moet zelfstandig gelezen worden. Nummer noten doorlopend. Noteer het nummer van de noot achter de betreffende zin, iets boven de regel. Plaats de noot aan het eind van pagina, hoofdstuk of afstudeerrapport, op deze wijze: Noot 35 ... De bronnenlijst Ook bij een praktijkonderzoek maak je gebruik van geschreven bronnen. Denk bijvoorbeeld aan jaarverslagen, brochures, brieven, e.d. Deze bronnen dienen nauwkeurig vermeld te worden. In de bronnenlijst dien je ook je gesprekken met en observaties van personen te vermelden en wel zo: naam, aard van gesprek of activiteit, plaats, datum. Met de bronverwijzingen in de lopende tekst (zie hieronder) verwijs je naar publicaties en gesprekken die je in je bronnenlijst hebt staan. Een bronnenlijst zonder bronverwijzingen in de tekst is nutteloos. Rangschik in de bronnenlijst de publicaties en gesprekken alfabetisch op (auteurs)naam. Onderstreep of cursiveer boektitels en namen van tijdschriften. Zet titels van tijdschriften tussen enkele aanhalingstekens. Zie ook de bronnenlijst achter in deze syllabus. Hieronder staan voorbeelden van diverse literatuurvermeldingen. Houd de verschillende vermeldingen voor de verschillende gevallen nauwgezet aan. -
Gesprek: Klanser, K.L. Gesprek over jaarcijfers bloemenveiling Aalsmeer, Aalsmeer, 4 juli 2006.
-
Observatie: Klanser, K.L. Bevoorrading hal 3 bloemenveiling Aalsmeer, Aalsmeer, 4 juli 2006, 13.15 uur.
-
Eén auteur: Roode, H.A. de, Public Relations. Interne en externe communicatie voor organisatie en beleid, Deventer, 2005.
Afstudeerhandleiding BIM
24
-
Twee auteurs: Roode, H.A. de, en Breder, K. ....
-
Drie auteurs: Roode, H.A. de, Breder, K. en Gerdig, J. ....
-
Meer dan drie auteurs: Roode, H.A. de, Breder, K. en Gerdig, J. e.a. .... Roode, H.A. de e.a., .....
-
Boek van redacteur(en) in plaats van auteur(s): Roode, H.A. de (red.) e.a., .....
-
Artikel/bijdrage in een verzamelwerk: Roode, H.A. de, ‘Interne en externe communicatie voor beleid’, In: Hendriks, V.J.K. (red.), Beleid en politiek, Zutphen, 2005.
-
Boek van instelling: Richtlijnen voor stageverslagen, rapport van Hogeschool Randstad, (interne publicatie), Amsterdam, 2006.
-
Ongepubliceerd werk: Richtlijnen voor stageverslagen, rapport van Hogeschool Randstad, ongepubliceerd, Amsterdam, 2006.
-
Vertaling van een boek: Perelman, Ch. en L. Olbrechts-Tyteca, The new rhetoric. A treatise on argumentation, Brussel, 2005 [Vertaling van La nouvelle rhétorique. Trait de l’argumentation, 2002].
-
Tijdschriftartikel: Hoogewerf, A. ‘Het ontwerpen van overheidsbeleid. Een handleiding met toelichting’, Bestuurswetenschappen 38 (2005), p. 4-23.
-
Auteurloos artikel: z.n. ‘Het ontwerpen van overheidsbeleid’, de Volkskrant (26 mei 2006), p. 13.
Enkele voorbeelden van bronvermelding van bronnen op internet: -
Gehele site: www.reflectietools.nl
-
Deel van site, specifieke pagina en/of verduidelijking van inhoud http://studiegids.uva.nl/sgs/WebSite_nl (overzicht van alle opleidingen) http://www.bul.leidenuniv.nl/index3?m=51&c=5 (studiekeuze en loopbaan) www.fontys.nl/fit/dlnmrgeg.asp (Fontys interesse test)
De bijlagen Een bijlage geeft aanvullende informatie aan de lezer die meer wil dan de basisinformatie in de eigenlijke tekst. De informatie moet natuurlijk wel relevant zijn voor de kern van de afstudeeropdracht. Beperk het aantal. Als bijlagen kunt je bijvoorbeeld opnemen: - het onderzoeksplan - tabellen - aanvullende berekeningen - kopieën van vragenlijsten, formulieren, brieven - kaarten, tekeningen, schema’s
Afstudeerhandleiding BIM
25
Nummer de bijlagen en voorzie ze allemaal van een bondige en exacte titel (ook in de inhoudsopgave).
Uiterlijk van het afstudeerrapport Een goede uiterlijke vorm van je afstudeerrapport houdt onder meer in dat je afstudeerrapport er aantrekkelijk uitziet. De toegankelijke presentatie nodigt de lezer uit de tekst te lezen en maakt hem ontvankelijk voor de inhoud ervan. Daarnaast moet de uiterlijke vorm functioneel zijn: overzichtelijk, typografisch goed leesbaar en een weerspiegeling van de opbouw van het afstudeerrapport. Bronverwijzing Een afstudeerrapport zonder relevante bronverwijzing is niet controleerbaar en daarmee per definitie onvoldoende. Vergeet dus niet in de tekst bij elke belangrijke nieuwe informatie (schriftelijke, mondeling of visuele) te verwijzen naar publicaties of andere bronnen. Geef met een naam aan van wie de gebruikte gegevens afkomstig zijn en eventueel hoe je ze hebt verkregen. Je verwijst in de lopende tekst naar de bron door het volgende te noemen: - auteursna(a)m(en) - jaartal van de publicatie - (paginanummer(s) als je naar een bepaalde passage verwijst) Het jaartal samen met de paginanummers en eventueel de auteursnaam kan tussen haakjes geplaatst worden. Voorbeelden: - Van den Dobbelsteen en Van der Smit (2011, p. 447-454) gaan er vanuit dat .... - Als we ervan uitgaan dat (Van den Dobbelsteen en Van der Smit, 2011S, p. 447-454)..... Illustraties: tabellen en figuren Voorschriften voor illustraties: - verwerk alleen illustraties die de tekst een meerwaarde geven; - plaats de illustraties zo dicht mogelijk bij het tekstgedeelte waarin je naar de illustraties verwijst; - verwijs in de tekst naar de illustraties; - interpreteer gegevens niet dubbel; dus niet zowel in de illustratie als in de tekst; - geef iedere illustratie apart een doorlopend nummer; - voorzie illustraties van een korte, los van de tekst te begrijpen, titel; - plaats de illustraties in bijlagen als ze erg talrijk of gedetailleerd zijn of als ze niet voor alle lezers van belang zijn. Kopjes Begin paragraaftitels en tussenkopjes met een hoofdletter. Zet ze nooit helemaal in hoofdletters. Onderstreep ze niet. Zet nooit een punt of dubbele punt achter een kopje. Zorg dat erboven meer en eronder minder witregels zijn.
Afstudeerhandleiding BIM
26
Alinea’s Groepeer alinea’s met witregels. Binnen een alinea kunt je subalinea’s aanbrengen door in te springen met ongeveer drie spaties bij regelafstand 1 en met ongeveer vijf spaties bij regelafstand 1,5. Opsommingen Geef opsommingen aan met liggende streepjes. Wanneer je in de tekst verwijst naar onderdelen van de opsommingen kun je beter cijfers (of letters) gebruiken. Na het cijfer komt een punt. Na het cijfer met punt en na het liggende streepje komt één spatie. Als een onderdeel van een opsomming meer dan één regel beslaat, begint de tekst van de tweede regel (en eventueel volgende regels) recht onder de letter van het eerste woord van de regel erboven. Korte opsommingen: - kxxxx - kxxx Langere opsommingen: - kxxxxxxxxxxxxxxx; - kxxxxxxxxxxx. Lange opsommingen: - kxxxxxx, xxxxx, xxx.... xxxxxx; - kxxx, xxxxx. Opsommingen met verschillende zinnen: - Hxxxxx. Hxxxxxx.... xxxxxxx. - Hxxx. Hxxxxx. Voorbeelden en citaten Neem citaten letterlijk en correct over. Korte citaten kunnen tussen enkele aanhalingstekens in de lopende tekst worden geplaatst. Voor langere citaten of voorbeelden dien je na een witregel in te springen met ongeveer tien spaties. Aanhalingstekens zijn dan niet langer nodig. Je kunt bovendien bij lange citaten en voorbeelden kiezen voor een kleinere regelafstand samen met een kleiner lettertype. Een voorbeeld: Aanhalingstekens zijn dan niet langer nodig. U kunt bovendien bij lange citaten [...] kiezen voor een duidelijk kleinere regelafstand samen met een kleiner lettertype.
Met vierkante haken met drie punten ertussen [...] geef je aan dat je een deel van de brontekst hebt weggelaten. Zet eigen opmerkingen in een citaat ook tussen vierkante haken. Indelingscijfers Gebruik de decimale nummering (1, 2, 2.1). Tussen cijfers staat een punt. Beperk het aantal niveaus tot hooguit drie (2.1.1). De nummering komt te staan voor het kopje met spatie. Lettertype en lettergrootte Kies voor een rustig lettertype en neem niet een te grote letter. Een mooie grootte is 11 punts.
Afstudeerhandleiding BIM
27
Regelafstand Gebruik bij voorkeur regelafstand 1,3. Marges In principe kun je de volgende marges aanhouden: Linkermarge: 3 centimeter Rechtermarge: 2,5 centimeter Bovenmarge: 2.5 centimeter Ondermarge: 2,5 centimeter Paginanummering Plaats de paginanummers niet tussen liggende streepjes en zet er ook geen punt achter. Meestal worden paginanummers rechts bovenaan de pagina geplaatst of in het midden onderaan de pagina. Laat tussen een paginanummer en de tekst twee regels wit. De omslag en de titelpagina krijgen geen nummer. Begin de pagina’s dus pas te nummeren na de titelpagina. Onderstrepingen/cursiveren Onderstreep altijd ononderbroken. Dus ook eventuele spaties. Als je de mogelijkheid hebt te cursiveren, laat dan het onderstrepen achterwege. Onderstreep, of liever cursiveer het volgende: titels van boeken en namen van tijdschriften; woorden die u veel nadruk wilt geven (doe dit spaarzaam); woorden in een citaat die in de brontekst cursief gedrukt staan; vreemde woorden; woorden die besproken worden (de zogenaamde zelfnoemfunctie). Spaties De algemene regel luidt: voor een leesteken geen spatie, na een leesteken wel. De uitzonderingen: geen spatie na een punt in een afkorting (voorbeeld: m.b.v.). Overigens: afkortingen zo weinig mogelijk gebruiken; geen spatie na een punt tussen initialen (voorbeeld: G.P. de Boer); geen spatie na een apostrof (uitzondering: bij s-klank: Beatrix’ hondje); geen spatie tussen twee leestekens (voorbeeld: ‘..’, zei hij); geen spatie na een koppelteken (voorbeeld: non-verbaal); wel een spatie voor een gedachtestreep (voorbeeld: dat komt nu niet - wanneer eigenlijk wel? – goed van pas).
Spelling en stijl Voor de spelling van woorden en voor de spellingsregels dien je te raadplegen het zogenaamde ‘Groene Boekje’: Woordenlijst Nederlandse Taal. SDU, ’s Gravenhage, 1954, gewijzigde herdruk 2005. In dit boek is de spelling van het Nederlands vastgelegd. Wanneer een woord niet in het Groene Boekje te vinden is, kan een goed woordenboek uitkomst bieden. Een beknopt overzicht van de spellings- en interpunctieregels vind je in Zakelijke Communicatie deel 1 (Janssen e.a. 2002, p. 91-102). Getallen Getallen worden in een lopende tekst met woorden geschreven. - getallen beneden de twintig, voorbeeld: zeventien. - ronde getallen vanaf twintig, voorbeeld: vijfhonderd, tachtig. Afstudeerhandleiding BIM
28
Uitzonderingen: - alle getallen die aan meeteenheden voorafgaan, voorbeeld: 10 kg; - alle getallen die voorkomen in passages waarin veel getallen genoemd worden; - getallen van data, bedragen, voorbeelden: 5 mei 2006, € 50,-. Alle getallen beneden de honderd en het eventueel daaropvolgende woord honderd, duizend of honderdduizend worden aaneengeschreven. Voorbeeld: tweeënvijftigduizend negenhonderd negenenveertig (52.949). Engelse termen Pas op voor onnodig gebruik van Engelse woorden en termen. Als je er veel gebruik van maakt, geef je blijk van gebrek aan diepgang en inzicht en verschuil je je achter gewichtigdoenerij. Een vertaling is altijd mogelijk. Als het zeer ingeburgerd jargon betreft, dan gebruik je natuurlijk wel de Engelse term. Enkele stijlinstructies - Vermijd lange zinnen, zodat je tekst duidelijk blijft. - Verbind zinnen met verwijs- en signaalwoorden aan elkaar, zodat je verhaal vlot loopt. - Vermijd te veel passieven, opdat de stijl concreet wordt. (Passieven zijn te herkennen aan worden als “worden”, “werd”, “men”, “door Jansen”, “door Pietersen”. Maak deze zinnen actief door gewoon te zeggen wie wat doet. Dus niet “De hond wordt geslagen (door Jansen),” maar “Jansen slaat de hond”. - Vermijd te veel naamwoordstijl, zodat je schrijfstijl concreet wordt. (Naamwoordstijl is te herkennen aan tot naamwoorden omgebouwde werkwoorden: “Het vernemen van”, Omnivers heeft problemen met het verkopen van zijn duurzame producten.” Beter: “Omnivers verkoopt zijn duurzame producten niet gemakkelijk” - Zorg voor afwisseling in de formuleringen.
Afstudeerhandleiding BIM
29