ï·• (afbeeldingen en programma lezingen en excursies ontbreken)
Redactioneel - Tobias Woldendorp Brief tegen A6-A9 - Finette van der Heide In Memoriam Bien van Drooge - Ruud Vlek Onbekommerd - Evert Pellenkoft The wild flower key - Nico Schonewille Verslag 8ste inventarisatiedag - Geert Timmermans Hanenkamgal op jubileumboom - Geert Timmermans Busexcursie naar Texel (verslag) - Louis Wijnkoop Mededelingen Waarnemingen
REDACTIONEEL Een surplus aan overstorten, achter de IJdijken in Flevoland en tussen Muiden en Muiderberg, legio vooroevers (nieuwe paaikamers en een biotoop voor kranswieren) langs de Zuiderzeedijk voor Waterland, het doortrekken van de Oostvaardersplassen tot een Westvaardersplassen, vervoer over water in plaats van over nog meer wegen in het IJmeer, volop compensatie van Vogel-en Habitatrichtlijnen, het IJmeer als ruimtelijke en ecologische eenheid. Het zijn maar een paar grepen uit het juryoordeel over De IJwerken, het door de EO-Weijersstichting met de tweede prijs bekroonde inzending van o.a. De voltallige Kernredactie van de KNNV afdeling Amsterdam. Ja,ja landschapsarchitecten zijn niet altijd die vernietigers van het natuurlijke (zoals we in KNNV-kringen niet zelden te horen krijgen). Hoe vaak hebben we niet moeten praten als Brugmans om doorgewinterde natuurvorsers te laten zien, dat landschapsarchitect een nobel beroep is en dat we niet louter alles wat groen is willen verstenigen dan wel recreatief opleuken. Nee, dan het verfijnde optreden van het bestuur van de KNNV†¦â€ ¦â€ ¦â€ ¦ Wat was er aan de hand? De avond dat het vreugdevolle nieuws hem per SMS had moeten bereiken zat kernredactielid Rob met het voltallige bestuur een vlieg te determineren, die in het glas van een bestuurslid was aangeland. Locatie van handeling een wokrestaurant in Oud Zuid. Eerder die dag had er een heuse ecologische veldslag gewoed tussen zes teams van het vernieuwde en oude bestuur, uitgebreid met de gaande en komende redactie van Blaadje. De pollen met emelten vlogen ons om de oren, roerdompen vlogen verschrikt op. Werd daar niet een zonnedauw onthoofd? Wat was er aan de hand? Er werd boerengolf gespeelt in de Ronde Hoep. We werden na een goed glas melk door de boer in zijn trekker met aanhanger geladen en circa twee kilometer verder naar het hart van de polder gereden. Vandaar af moesten we met een klomp aan een steel een leren bal terug slaan. Het ging er hard aan toe en het schoot natuurlijk weer eens niet op, want elk pijptorkruidje moest bestudeerd worden. Gelukkig was het gras drie kontjes hoog en waren er geen mossen. Een heuse zege! En gelukkig waren er echte meppers onder ons, die de bal slechts een enkele keer over de sloegen (want meestal erin),waardoor de Ronde Hoep gespaard bleef. Het was een uitputtende maar leuke dag en ach, lieve natuurvorsende KNNV-er, het vernielen van de natuur viel uiteindelijk ook wel weer mee, de slagen zijn er zeer lang en erg smal en door water gescheiden. En, schrale
troost: door een handjevol gedreven landschapsarchitecten, stedenbouwers (en ontwikkelaars) wordt er hard gewerkt om op bovenlokaal schaalniveau de natuur in de Amsterdamse regio duurzaam een kans te geven. Tobias Woldendorp IN MEMORIAM BIEN VAN DROOGE (6 januari 1907†“ 8 juli 2006) Bijna begonnen we te geloven dat ze het eeuwige leven had. Maar haar motoriek trok het niet meer en zo is dan op zeer hoge leeftijd het einde gekomen voor de †œgrand old†• dame van de Amsterdamse ornithologie. In de nacht van 7 op 8 juli 2006 overleed Jacobina Helena Uden (Bien) van Drooge op 99-jarige leeftijd in een verzorgingshuis te Amstelveen. Wij kijken terug op het leven van een juriste dat merendeels besteed is aan vliegende objecten: vliegtuigen en vogels. Met name de laatste vormden een passie, die de tweede helft van haar leven heeft gevuld. Geboren in Dordrecht aan het begin van 1907, ging zij na haar middelbare schooltijd in 1926 rechten studeren in Leiden. Toentertijd waren vrouwelijke studenten nog ver in de minderheid. Zij had de pech dat ze afstudeerde in de crisistijd van begin jaren dertig, waardoor ze niet onmiddellijk als meesteres in de rechten aan de bak kwam. Daarom deed ze een vervolgopleiding tot secretaresse bij het instituut Schroevers te Amsterdam. Dankzij de combinatie van deze beide opleidingen werd ze op 25-jarige leeftijd aangenomen als directiesecretaresse bij de KLM op Schiphol-Oost (1932). De burgerluchtvaart stond echter nog pas in haar kinderschoenen. De KLM verzorgde toen de eerste lijnvluchten naar Londen en naar Nederlands-Indië. Bien blikte in 1978 terug op haar beginjaren bij KLM: †œHet is nauwelijks voorstelbaar, in hoe korte tijd deze luchtvaart groeide tot wat zij nu is. Met onze Fokkers vlogen we in 12 dagen naar Indië, maar nachtvliegen, vliegen, over oceanen, was er niet bij. Dat kwam pas geleidelijk na de oorlog. Naar Engeland vlogen we zo lang mogelijk de kustlijn volgend, om op het nauwste gedeelte de oversteek over zee te nemen. Er werd nog vrijwel uitsluitend op zicht gevlogen †˜ huisje, boompje, beestje†™noemde we dat. De piloot vloog van het ene bekende gebouwtje naar het volgende.†• Als juriste stelde Bien het contract op met de Douglas vliegtuigfabriek in Amerika tot aanschaf van de eerste aluminium vliegtuigen; deze vervingen de toen nog houten Fokkers (1934). †œAls ik dan ook rond me heen keek in het verleden, en ook nu nog, heb ik nog steeds het idee wat een groot geluk ik heb gehad destijds in deze functie terecht te zijn gekomen.†• (van Drooge 1978). Het is deze baan bij de KLM Directie Luchtvaart op Schiphol (welke ze tot haar pensioen in 1968 vervulde) die haar na de oorlog van het vliegveld in vogelland deed belanden. Dat had weer alles te maken met die andere grondlegger van de Amsterdamse ornithologie, Jac. P. Thijsse. Hij had in de tweede helft van de jaren twintig in een artikelenserie over stadsparken in Europese steden (in de Groene Amsterdammer) de stelling gelanceerd dat men zelfs de meest schaarse broedvogels midden in de stad kon verwachten mits men daarvoor de habitat creëerde. En zo broedde er in 1932 een paartje Dodaarzen in het Oosterpark. In dat jaar werd een aanvang gemaakt met de uitvoering van Thijsse†™s plan tot aanleg van een echt bos bij Amsterdam, dat in de behoefte aan natuur bij de stad moest gaan voorzien. Zijn Amsterdamse †˜ Boschplan†™zou in werkverschaffing
worden aangelegd. Ruim vijf en dertig jaar leidde de fietsroute van Bien van Drooge van de Cornelis Dopperkade in Nieuw-Zuid naar haar werk op de luchthaven door dit tot wasdom uitgroeiende bospark. Ornithologie is voor Bien een zeer late roeping. In de ledenlijsten van de Werkgroep Vogels van de afdeling Amsterdam van de (toen nog niet Koninklijke) Nederlandse Natuurhistorische Vereeniging ontbreekt haar naam. Haar vogelpassie ontluikt pas op 46-jarige leeftijd in de winter van 1953, tijdens een voorstelling van een film over het Amsterdamse Bos gemaakt door de gebroeders Wim en Piet Brander. De laatste was boswachter in het Amsterdamse Bos en tevens coördinator van de toen zieltogende Werkgroep Vogels van de KNNV. In mei 1953 neemt ze deel aan een excursie door het Amsterdamse Bos o.l.v. Piet Brander, met de personeelsvereniging van de KLM. Daarmee is haar belangstelling voor vogels gewekt. Het Amsterdamse Bos had een grote aantrekkingskracht op Amsterdamse vogelaars vanwege de landschappelijke diversiteit en de verscheidenheid aan soorten die die met zich meebracht: Woudaapje, IJsvogel, Wielewaal, Kleine Bonte Specht, Grote Karekiet en zelfs Zwarte Mees behoorden tot de broedvogels. Ook Bien raakte erdoor in de ban, en werd lid van de Vereniging Vrienden van het Amsterdamse Bos (1956). Kort daarop kwam het tot een bundeling van vogelaars actief in het Bos, en werd in 1959 de Vogelstudiegroep Amsterdamse Bos opgericht, met Piet Brander als voorzitter en Bien van Drooge als secretaresse. Door aansluiting van vogelaars actief in andere stadsdelen groeide deze club weinig jaren later uit tot de KNNV Vogelwerkgroep Amsterdam (1963). Bien stond als organisatrice aan de wieg ervan. Enthousiast en vol ijver begon ze aan het wegwerken van de administratieve achterstanden op het gebied van de vogeldocumentatie van het Amsterdamse Bos. Alle handgeschreven jaarverslagen die Brander al sinds 1948 niet meer had gepubliceerd werkte ze om tot keurig typoscript. Daarmee redde ze vrijwel de hele naoorlogse waarnemingenreeks aan broedvogels over het Amsterdamse Bos (archief van Drooge, in archief VWGA). Alleen hiervoor al verdiende ze het lintje dat haar later door de Koningin is toegekend. Zelf startte ze omstreeks 1960 met het maken van kwartaaloverzichten van vogelwaarnemingen in het Amsterdamse Bos, een rubriek die elk kwartaal achterin het Mededelingenblad van de KNNV VWG Amsterdam (sedert 1963) verscheen, en die ze tot 1980 volhield. Daarmee legde ze dus de basis voor een zeer grondige kennis van het vogelleven in het Amsterdamse Bos. In 1962 publiceerde ze met Brander hiervan een samenvatting in Het Vogeljaar, waardoor ook landelijk het Amsterdamse Bos bij vogelaars meer bekendheid kreeg (Brander & van Drooge 1962, VJ 10(2), Van Drooge 1963 VJ 11(2)). In 1968 werden de gegevens over 30 jaar vogelontwikkeling sedert de aanleg gebundeld in de publicatie †˜ De vogelwereld van het Amsterdamse Bos†™ (Frieswijk, van Drooge et al. 1968). Nog maar drie jaar later verzorgde Bien van Drooge hierop †˜ Aanvullingen†™, met alle belangrijke waarnemingen sedert de afsluiting van Frieswijks avifauna (van Drooge 1971). Naast het Amsterdamse Bos organiseerde Van Drooge, net als Brander in 1946 een vogelinventarisatie van alle Amsterdamse parken, waarbij Bien zelf het Beatrixpark voor haar rekening nam. Ook startte ze een voorjaarsfenologie-reeks over het Amsterdamse Bos, en verzorgde ze een rubriek literatuur en recensies (1963-1980). Feitelijk stond zij samen met Jopie
E. Brinkers gedurende ruim 15 jaar garant voor het uitbrengen van het Mededelingenblad van de Vogelwerkgroep (1963-1978). In een interview dat we in 1998 met haar hadden karakteriseerde zij de Vogelwerkgroep uit die begintijd als volgt: †œHet was een kleine groep mensen en wij trokken veel met elkaar op. Wat ik bijzonder vond was de verscheidenheid van de leden. Er zaten scholieren tussen, leraren, en arbeiders, professoren, psychiaters en conciërges, postbodes en iedereen ging als gelijken met elkaar om. Dat was in die tijd wel bijzonder.†• (Van Oers 2001). In 1977 kon ze eindelijk op 70-jarige leeftijd aftreden als secretaresse van de KNNV Vogelwerkgroep Amsterdam. Nog deed ze het niet veel rustiger aan, want ze bleef nog drie jaar betrokken bij het redactiewerk en produceerde na de naamsverandering van het Mededelingenblad tot †˜ De Gierzwaluw†™(vanaf jaargang 19, 1981) nog een index op de eerste 18 jaargangen Mededelingenblad (Van Drooge 1982). Net als al haar voorgaande publicaties getuigt ook deze van een grote nauwkeurigheid en een indrukwekkende werkkracht. In 1977 werd zij hiervoor gelauwerd met een erelidmaatschap van de KNNVVogelwerkgroep, in 1984 ontving zij tevens het erelidmaatschap van de afdeling Amsterdam van de KNNV. Al eerder was zij voor haar verdiensten voor de KLM geprezen met een benoeming tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau (april 1967). Wat zij dus door de economische crisis van de jaren dertig, en haar werk voor de KLM misliep aan een juridische of wetenschappelijke loopbaan, compenseerde ze ruimschoots in haar vogelcarrière door het documenteren van de avifaunistische ontwikkeling van het Amsterdamse Bos over meer dan 30 jaar. Onmisbaar hiervoor was haar organisatorisch-secretariële werk, dat met de nodige strengheid leidde tot nu hoogst waardevolle langjarige gegevensreeksen van voorjaarsfenologie, gebiedsinventarisaties en invasies van bijzondere soorten (Notenkraker 1968, Kruisbekken 1963). Op 13 juli is ze gecremeerd op begraafplaats Westgaarde. Haar inzet en prestaties dwingen groot respect af. Ruud Vlek Selectie van publicaties Brander, P.W. & J.H.U. van Drooge 1962. Steeds rijker wordt het vogelleven van het Amsterdamse Bos. Vogeljaar 10e jrg. nr. 2. Buker, J.B. & J.H.U. van Drooge 1972-1973. Inventarisatie Noordkant Amsterdamse Bos. Mededelingenblad KNNV Vogelwerkgroep Amsterdam jrg. 10 en 11. van Drooge J.H.U. 1957-1980. Terugkeer zomervogels en broedvogels in het Amsterdamse Bos. Mededelingenblad KNNV Vogelwerkgroep Amsterdam jrg. 1-18. van Drooge J.H.U 1963-1976. Jaarverslagen KNNV Vogelwerkgroep Amsterdam 1963-1976. Mededelingenblad KNNV Vogelwerkgroep Amsterdam jrg. 1-14. van Drooge J.H.U. 1963-1980. Ontvangen literatuur. Mededelingenblad KNNV Vogelwerkgroep Amsterdam jrg. 1-17. van Drooge J.H.U. 1964. Overzicht Kruisbek-invasie 9 aug. †“ 2 dec. 1963. Mededelingenblad KNNV Vogelwerkgroep Amsterdam jrg. 2 nr. 1.
van Drooge J.H.U 1965. De Witkopeend 26 januari tot 27 febr. 1965 op het Nieuwe Meer. Mededelingenblad KNNV Vogelwerkgroep Amsterdam jrg. 3 nr. 2. van Drooge J.H.U. 1966-1967. Inventarisatie Noordkant Roeibaan. Mededelingenblad KN Anon. 1984. 77-jarige mr Bien van Drooge: †œBos en KLM maakten mijn leven gelukkig†•. Amsterdams Stadsblad voorjaar 1984. NV Vogelwerkgroep Amsterdam jrg. 5. van Drooge J.H.U. 1968. Resumé van waarnemingen van de Notenkraker in het Amsterdamse Bos, 6 augustus t/m 10 november 1968. Mededelingenblad KNNV Vogelwerkgroep Amsterdam jrg. 6 nr. 3/4. van Drooge J.H.U. 1971. Aanvullingen op †˜ De vogelwereld van het Amsterdamse Bos†™, samengesteld door drs. J.J. Frieswijk. Frieswijk J.J. , m.m.v. H. Arentsen, J.H.U. van Drooge et al. 1968. De vogelwereld van het Amsterdamse Bos. KNNV Wetenschappelijke mededeling nr. 74, maart 1968. Hartog, A. & J.H.U. van Drooge 1968-1969. Inventarisatie Noordkant Amsterdamse Bos. Mededelingenblad KNNV Vogelwerkgroep Amsterdam jrg. 6 en 7. Biografieën Anon. 1984. 77-jarige mr. Bien van Drooge: †œBos en KLM maakten mijn leven gelukkig†•. Amsterdams Stadsblad voorjaar 1984. Brander, P.W. 1977. Een stukje historie, en voorhistorie van de VWG. Mededelingenblad KNNV Vogelwerkgroep Amsterdam jrg. 15 nr. 1. van Drooge J.H.U. sine anno. Amsterdamse Bos. (autobiografie). Archief VWGA. van Drooge J.H.U. 1967. Uit en thuis. Wolkenridder (KLM personeelsblad) 16 september 1967. van Drooge J.H.U. 1978. Mijn werk 1933 - 1967 : KLM. Archief VWGA. van Drooge J.H.U. 1980. Vogelstudie, een heerlijke hobby voor jong en oud. (mogelijk gepubliceerd in Margriet, 1980). Archief VWGA. Meijburg, E. 2006. Toespraak bij de crematie van Bien van Drooge op Westgaarde 13 juli 2006. Van Oers, J.H. 2001. Een interview met Jacobien van Drooge (12 juli 1998): †œPiet Brander was een bijzondere man en vogelaar†•. De Gierzwaluw 38(3/4) p. 7-9. Voous, K.H. 1991. Van Drooge, Jacobina Helena Uden.
ONBEKOMMERD Het was najaar, de bomen bij het Station Konden op eigen kracht niet meer ruisen, Maar maakten toch geluid: spreeuwen, Meer dan het IJ ooit golven had. (Jan Willem Otten - De Tocht)
Na de stadsvogelconferentie en het succesvolle jubileumnummer Vogelen in Amsterdam (jammer dat de kaartjes niet exacter zijn getekend!) wil ik als aanvulling de aandacht vragen voor een verguisde stadsvogel: de spreeuw.
Spreeuwen zijn niet in alle seizoenen hetzelfde, hoe verschillend ze zijn kun je aan de schetsen zien met de verschillende kleden in de seizoenen. Het vrouwtje heeft een lichte iris en een roze snavelbasis met gele snavel en de man een lichtblauwe snavelbasis en donkere ogen in het voorjaar. Als de hormonen in het voorjaar zijn uitgewerkt wordt de snavel donker en krimpen zelfs de geslachtsdelen met als doel gewichtsbesparing. In de lente zijn spreeuwen kampioenen van de imitatie en zingen spetterend als een artiest op een podium met de kop omhoog en wapperende vleugels. Spreeuwen pikken allerlei geluiden van beesten en attributen op en doen die perfect na, zoals kikker, kat, grutto vóór aankomst, piano, fietsbel, en tegenwoordig natuurlijk beltonen. Zo wist ik een spreeuw die een piepende tram na kon doen. In de zomer broeden alle spreeuwen in dezelfde periode en alle jongen komen dus tegelijk uit en vliegen allemaal op het zelfde moment. Je ziet dan groepen ouders met bruine bedelende jongen op grasland op zoek naar emelten en dergelijke. Spreeuwen stoppen dan de snavel in de grond en trekken de bovensnavel omhoog om allerlei insecten en wormpjes op de tast te vinden. Na het opstijgen van een zwerm wemelt het op die plek dan ook van de gaatjes De jongen stonden ook op het menu van de Amsterdammer. De spreeuwenpot was een nestpot waar de vette jongen door een gat aan de achterkant werden uitgehaald en opgegeten. Een gevelsteen boven de fotozaak aan het Rokin 22 herinnert hier nog aan. Grote groepen spreeuwen scharrelen in de herfst hun kostje bijeen. Spreeuwen uit alle delen van Europa komen in Nederland aan, het zijn spreeuwen met een buitenlands accent, onze spreeuwen zijn dan al weggetrokken. In de winter overnachten de spreeuwen massaal in bomen, op stations en rietvelden, zoals bij Durgerdam. Tegen de avond kan een adembenemend schouwspel te zien zijn. Honderden, duizenden spreeuwen komen van heinde en verre in groepen aanvliegen en verenigen zich tot grote zwermen. Als bij een ballet voeren de spreeuwenwolken de meest fantastische capriolen uit: ze waaieren uit, splitsen zich, smelten weer samen, verdichten ...een mooi schouwspel vol onverwachte wendingen. Toch zijn deze balletten zeldzamer aan het worden. Ook de spreeuw neemt net als de huismus tegelijk met alle akkervogels af door perfectie van de landbouwmethoden en volledige bebouwing in stad en land zonder groen met insecten. Door de grote hoeveelheid mest die zij achterlaten en schade aan landbouw- en fruitgewassen heeft men getracht de spreeuw uit te roeien. Over de overwinteringgebieden in Noord Afrika schrijft Gallacher in zijn boekje De Spreeuw dat het leger in Tunesië in 1936 bij een gigantische spreeuwenroestplaats om de 10 meter explosieven plaatste. De ononderbroken stroom spreeuwen die hier aankwam duurde 100 minuten en bevatte naar schatting 12 á 18 miljoen vogels. Bij de ontploffing waren een half miljoen spreeuwen op slag dood en een veelvoud was verminkt en prooi voor rovers en de mens. Op kleinere schaal vond deze barbaarse praktijk ook in België plaats. In de jaren 70 zag ik zelf eens een wolk van een miljoen spreeuwen over volle breedte van De Nieuwe Meer komen. De lucht was 10 minuten een donkere wolk met geruis als van een waterval en ik hoorde vogelpoepjes kletteren, adembenemend! Nooit meer gezien. Hugh Gallacher besluit zijn boekje met: †œSpreeuwen versieren ons bestaan Plezier in het leven straalt van hen af en daarom kunnen we die zwarte rakkers niet genoeg waarderen†•. De spreeuw werd door naïeve vogelvrienden geïmporteerd naar landen waar hij niet thuishoort (o.a. VS en Australië) en aldoor ook verwenst, bestreden, vergiftigd, als studieobject binnenstebuiten gekeerd geringd, verplaatst., met vuurwerk en eigen
angstkreten bestookt.. Maar de spreeuw blijft onaangedaan, opgewekt, brutaal, niet stuk te krijgen, in één woord onbekommerd. (Jacques P.Thijsse had als ex libris zingende spreeuwen met het motto Onbekommerd) Zo horen wij ook naar onze stadsvogels te kijken. Dit jaar herdenken we het 250e geboortejaar van Wolfgang Amadeus Mozart. Hij had een speelse geest en hij hield wel van een geintje, bovendien had hij een fascinatie voor vogelzang. Op 27 mei 1784 kocht Mozart voor een paar centen in een dierenwinkel een spreeuw en raakte zeer gehecht aan het beest. Zo leerde hij de vogel een thema fluiten uit zijn pianoconcert in G. In een aantekenboekje noteerde hij de desbetreffende muziekregel en ook de imitatie van de spreeuw en hoewel de vogel de juiste melodie niet helemaal te pakken kreeg was Mozart opgetogen. †œDas war schön†•, schreef hij eronder. Toen zijn spreeuw Star na drie jaar dood ging, was Mozart dan ook zeer aangedaan. Hij en zijn vrienden kleedden zich in het zwart en terwijl ze de vogel begroeven droeg Mozart een lang gedicht voor. Acht dagen later schreef Mozart een stuk dat musicologen voor raadsels stelde: Ein musikalischer Spass , een muzikaal geintje (KV 522). Ze begrepen het niet: †œAfstotelijk, onevenwichtig en onlogisch bijeenvegen van materiaal zonder inspiratie†• schreef een moderne criticus, †œeindigend met een groteske cadens die veel te lang aanhoudt en op pretentieuze wijze met een lachwekkend diepe toon eindigt†•. Ein musikalischer Spass zou armzalige populaire componisten en slechte orkesten uit Mozarts tijd op de hak hebben willen nemen. Twee psychologen, West en King, stelden dat Mozart de zang van de spreeuw in het stuk had verwerkt. Deze vogel houdt ervan om in een motief te knippen, met de brokken te schuiven, ze te hergroeperen, hier en daar een dissonant in te lassen en het geheel enigszins vals ten gehore te brengen. Vandaar dat de hoorns in dit stuk gek klinken. Ook het abrupteeinde, alsof de instrumenten opeens dienst weigeren, sluit aan bij de muzikale gewoontes van de spreeuw. Luis Baptista gaf in een lezing een extra argument ter ondersteuning van de spreeuwtheorie. †œVogels als de spreeuw hebben twee stel stembanden, links en rechts bij de splitsing van de bronchiën, samen het zangstrottenhoofd geheten†•, aldus de Amerikaan. †œMet deze membranen kunnen ze onafhankelijk van elkaar twee deuntjes zingen, desnoods in contrapunt. Zo is er een geluidsopname van een spreeuw die tegelijkertijd een vliegenvanger en een meeuw imiteert. Luister naar de slotcadens in Ein musikalischer Spass: het lijkt of je dissonanten hoort, maar in feite is het muziek in twee verschillende toonsoorten. Hij zong dus twee liedjes voor een cent. Mozart wist van die tweevoudige zang. Zijn stuk is op te vatten als een laatste requiem voor zijn geliefde spreeuw. Evert Pellenkoft
THE WILD FLOWER KEY van Francis Rose Kort geleden kreeg ik The wild flower key van Francis Rose, new revised (Clare OReilly), expanded edition (576 blz. prijs: 19,99 pond), 2006, uitgegeven door F. Warne, in handen en ik was op slag verliefd. Dat heb ik wel vaker met boeken. Wat een geweldig boek! Hoe heb ik kunnen leven toen ik het nog niet had. Wat een feest om erin te bladeren en te genieten van al die voortreffelijke afbeeldingen in kleur, die je stuk voor stuk vergroot aan de muur zou willen ophangen, en al die uitstekende detailtekeningen die bij het determineren altijd zo welkom zijn. Kijk bijvoorbeeld eens naar de bladzijden 215 of 454. Dat zijn toch bladzijden om van te smullen. Niet
opgenomen zijn de grassen, russen, zeggen en varens, omdat Rose daarvoor al een aparte gids (*) had geschreven. De paardenstaarten ontbreken eveneens. Ook heeft men de planten die wél in Noordwest-Europa voorkomen, maar niet in Britannië, weggelaten. Maar er blijft nog genoeg over. Met deze prachtige flora, die voor het eerst verscheen in 1981, kunnen meer dan 1600 wilde planten, struiken en bomen op naam gebracht worden. De naamgeving is up-to-date. Het boek begint op blz. 24 met een algemene sleutel tot de families. Op blz. 51 gevolgd door een sleutel + kleine tekeningen voor planten die niet in bloei staan (vegetatieve sleutels), waarbij men uitgaat van eenduidige landschapstypen zoals bos, heide, strand, duin, enz. De plantbeschrijvingen, uitvoerige sleutels tot op geslacht en (maar niet altijd) soort lopen van blz. 98 t/m 546. Om vergissingen uit te sluiten worden zeer veel zogenaamde. ID-tips (identificatietips) gegeven. Gunstig is ook het vet drukken van belangrijke woorden. Die maken de gebruiker oplettend. Het boek eindigt met een geïllustreerde termenlijst en een register waarin ook alle soortnamen zijn opgenomen. Deze veldgids, met het plezierige formaat van 12,5 X 19 cm, bestemd voor beginners, gevorderden en professionals, is volgens de uitgever de enige gids die het gat overbrugt tussen plaatjesboeken en academische flora†™s. Heb ik nu helemaal geen op- en/ of aanmerkingen? Ja natuurlijk wel. Heel vervelend vind ik bijvoorbeeld dat in de tabellen bij de alternatieven (soms zijn dat er 4, 5, 6 of zelfs 7) geen horizontaal streepje staat. Hierdoor loop je de kans een keuze te missen en dan heb je een probleem. Ik heb dit opgelost door met een potloodje de streepjes zelf maar aan te brengen. In het register zou ik de letters graag een puntje groter willen hebben: als je ouder wordt gaan je ogen er niet op vooruit. Op blz. 42 staat in tabel M een fout: alternatief 4 kan niet verwijzen naar alternatief 4. En in de sleutels zal ergens ook nog wel een foutje staan. De praktijk zal het leren Maar dit alles neemt niet weg dat ik dit bloemenboek, The wild flower key, dat voor een groter publiek zo snel mogelijk in het Nederlands vertaald moet worden, van harte aanbeveel. Nico Schonewille (*) Colour Identification Guide to the Grasses, Sedges, Rushes and Ferns of the British Isles and N.W. Europe (1989) door F. Rose VERSLAG VAN DE 8ste INVENTARISATIEDAG Dertien deelnemers (waaronder twee leden van afdeling Gooi) verzamelden zich op zaterdag 17 juni om 10.00 uur voor de inventarisatie van het Hilversums Wasmeer. De dag was zonnig en vrijwel onbewolkt, matige wind en een temperatuur tussen 18 en 23 graden Celsius. Het Hilversums Wasmeer is circa 31 hectare groot en ligt op het kruispunt van vier kilometerhokken; 141-467, 141-468, 142-468 en 142-467. De inventarisatie van dit gebied was de tegenprestatie van de afdeling Amsterdam voor het gratis en zeer inspirerende optreden op onze nieuwjaarsreceptie van Henk Korten, rentmeester van het Goois Natuurreservaat. Het Wasmeer heeft zijn ontstaan te danken aan een ondoordringbare komvormige oerbank in de bodem. Op die laag blijft het regenwater staan. Het waterniveau van het ven is dus puur afhankelijk van de regenval . Doorgaans is het ongeveer 1 meter diep. Het Hilversums Wasmeer is omrasterd en voor het publiek verboden gebied. Door begrazing met Schotse hooglanders, te plaggen, opslag te verwijderen en de bosrand terug te dringen, probeert het Goois Natuurreservaat de (oorspronkelijke) vegetatie van het voedselarme en zure milieu weer een kans te geven.
De groep heeft ongeveer vier uur lang het gebied doorkruist. Het water is met schepnetten bemonsterd. Speciale aandacht kregen de planten (48 soorten), vogels (34 soorten), libellen en juffers (10 soorten), dagvlinders (4), nachtvlinders (11), reptielen (3 soorten) en sieralgen (10 soorten). Ondanks dat de aantallen niet spectaculair waren zijn er toch leuke en bijzondere soorten gezien. Van de planten vielen op Kleine zonnedauw (> 10.000), Bruine snavelbies, Klokjesgentiaan (heel veel uitlopende kiemplanten), Moeraswolfsklauw en Breedbladige wespenorchis. Spectaculair waren de voedselvluchten van de Boomvalk boven het ven. Vlak boven het water scherend werden de libellen (o.a. Grote keizerlibel, Venwitsnuitlibel, Gewone oeverlibel en Viervlek) uit de lucht gepakt, van kop en vleugels ontdaan en verorberd. De capriolen konden vaak minutenlang boven het Wasmeer worden gevolgd. Ook de zangvlucht van de Boompieper was goed te volgen en bij het verlaten van het terrein werd de groep getrakteerd op de roep en de vlucht van een Zwarte specht. Ondanks dat het uitstekend insectenweer was bleken de verschillende insectengroepen weinig vertegenwoordigd te zijn. Gezien werden; Groentje, Distelvlinder en Atalanta en mogelijk de Grote parelmoervlinder. Helaas liet de grote oranje snel vliegende vlinder zich maar één keer zien, zodat een zekere determinatie niet mogelijk was. Ondanks dat het uitstekend insectenweer was bleken de verschillende insectengroepen weinig vertegenwoordigd te zijn. Gezien werden; Groentje, Distelvlinder en Atalanta en mogelijk de Grote parelmoervlinder. Helaas liet de grote oranje snel vliegende vlinder zich maar één keer zien, zodat een zekere determinatie niet mogelijk was. Van de nachtvlinders werden onder andere Blauwbandspanner, Gewone heispanner, Ringelrups en Veelvraat (nieuwe kilometerstip?) genoteerd. Boskakkerlak, Violette loopkever, Groene zandloopkever (veel), Gevlekte smalbok, Boomsprinkhaan, Zanddoorntje (veel), Grote spinnendoder, Gewone schorpioenvlieg, Rode bosmier (nest) waren andere insecten die zijn gespot). Van de Urntjeswesp werden alleen de urntjes gevonden. Gedurende het inventariseren had de Gewone regendaas ons voortdurend in het vizier. Bijzonder was de vangst van een Ringslang en de vondst van Levendbarende hagedis (2x) en Zandhagedis (1x). Ook werd er een Heikikker gevonden. Met het schepnet werden tientallen Amerikaanse hondsvissen gevangen en daarmee waarschijnlijk herontdekt. In de Atlas van de Nederlandse zoetwatervissen (De Nie, 1996) wordt de Amerikaanse hondsvis tot de strenge winter van 1979 gemeld voor het Gooise Waschmeer. Waarschijnlijk wordt hier het Hilversums Wasmeer mee bedoeld. Ook is er intensief gezocht naar sieralgen. De tussen de Bruine snavelbies aangetroffen sieralgen (10 soorten) betrof een gezelschap uit een behoorlijk zure omgeving. Voor het vinden van echt atmofitische soorten was het helaas veel te droog. Voor een uitgebreide en gedetailleerde waarneminglijst (zie lijst) en voor enkele foto´s (zie beeldverslag). Geert Timmermans
HANENKAMGAL OP JUBILEUMBOOM
Het gaat goed met onze jubileumboom in het Amsterdamse Bos. De boom een Steeliep of Fladderiep (Ulmus laevis) geplant op 14 april 2004 groeit fors en heeft in twee jaar tijd al een behoorlijke kroon gevormd. Leuk is om te zien dat de boom ook al een onderdeel is van het ecologische systeem. Zo constateerde ik op 14 juni 2006 aan de bladeren verschillende vraatsporen van insecten en op de bladnerven een vreemd gevormde gal. Ik kon de gal niet op naam brengen maar gelukkig bracht Hans Kaljee en het Gallenboek van W.M. Docters van Leeuwen (1982, 3e druk) uitkomst, het betrof de Hanenkamgal (Colopha compressa, KOCH 1856). Een gal is een abnormale groei, meestal op een plant, die wordt geproduceerd door de gastheer en gereguleerd door de galmaker. Meestal spuit de galmaker bij het aanprikken van het plantenweefsel een chemische groeibevorderende stof in, die plaatselijk een gestructureerde groei en een soortspecifieke woekering (de gal) in het plantenweefsel veroorzaakt. De galmaker gebruikt de gal als schuilplaats, als voedselbron en vaak ook voor de voortplanting. De galveroorzakende organismen komen voort uit vele verschillende groepen uit het planten- en dierenrijk. De meest bekende zijn de galwespen (Hymenoptera), maar er zijn ook galmuggen en vliegen (Diptera), vlinders (Lepidoptera), mijten (Acarina), blad- en schildluizen en bladvlooien (Hemiptera), kevers (Coleoptera), aaltjes (Nematoda), schimmels, virussen en bacteriën. De galveroorzakers zijn niet eenvoudig te onderscheiden en vaak is het makkelijker om ze te determineren en te identificeren met behulp van hun waardplant en hun karakteristieke gallen. Een goed hulpmiddel voor determineren is naast het Gallenboek de fotogalerie van de Duitse Dr. Hans Jürgen Buhr (http://www.pflanzengallen.de/). De Hanenkamgal is een platte gal op de bovenzijde van het blad (zie foto 1). De gallen zijn tot 10 millimeter groot en tot 1,5 millimeter dik, de bovenrand is gekamd. De oppervlakte is rood gekleurd, soms geelachtig. Een of enkele exemplaren kunnen op een blad voorkomen, meestal ´groeien´ zij in de buurt van de bladvoet op de hoofdnerf. Bij rijpheid ontstaat een opening in de smalle zijkant van de gal. De gal wordt veroorzaakt door een bladluis (zie foto 2) uit de familie van de Aphididae (zie http://www.biolib.cz/en/taxon/id101790). Deze gal schijnt in Nederland alleen voor te komen op Steeliep (Ulmus laevis) en Ruwe iep (U. glabra). Geert Timmermans
KRAAMHULP GEZOCHT !!! Regelmatig luisteren enige actieve KNNV een natuur- en/of milieumarkt op met de KNNV kraam. Dit is, zoals elders in Blaadje 3 te lezen valt, al tweemaal in mei gebeurd. Graag roep ik hierbij andere KNNV-ers op ook een keertje van de partij te zijn: het is leuk en inspirerend je plezier in de natuur met de bezoekers aan onze kraam, jong en oud, te delen. Graag reacties per mail of telefoon aan Karin Wijnkoop (zie binnenpagina omslag blaadje). Wie weet levert het je nog wel iets heel leuks op! Karin Wijnkoop BUSEXCURSIE NAAR TEXEL op 20 mei 2006 Heerlijke dag, zaterdag! weer een nieuw deel van de wereld †œontdekt†•... †˜ t is wonderlijk dat ik er nog nooit eerder geweest was.
†œVoor het eerst op stap met een groep KNNV-ers! Wij, 2 wandelaars, geïnteresseerd in planten en dieren, gaan graag op pad in eigen land. Dat de tocht vanuit Amsterdam naar Texel begint met een bewolkte hemel, waaruit gestaag de regen valt, mag de pret niet drukken. De zon komt na de koffiestop tevoorschijn, om niet meer weg te gaan. En we genieten van het cultuur- en natuurschoon van Texel, de interessante verhalen van Norbert, onze gids en de gezamenlijke ontdekkingen: met een loupe worden de kleinste planten bekeken en in de flora gevonden, Latijnse namen vliegen in het rond! En dan komt er iemand met een gele bloem naar Norbert: †œWat is dit volgens jou?†• Haha! die ken ik (denk ik overmoedig), da†™s de paardenbloem! Tot mijn verbazing hoor ik een heel andere naam: de morgenster. Niet eerder maakte ik onderscheid tussen paardenbloemen... Deze soort is open van zonsopgang tot het moment dat de zon op z†™n hoogst staat. En het landschap, met tuunwallen, oude perceelscheidingen, die binnen en buiten de nieuwe dijken liggen vertelt ons bij monde van Norbert veel over de historie van het eiland. Hoogtepunt van de dag is voor enkelen het zicht op een tiental bewegende stipjes op een akker: volgens de deskundige vogelaars de morinelplevier! Ik geloof het direct, zouden zulke stippen iets anders kunnen zijn. Voor ons was de wandeling door de Slufter de topper van de dag. We hebben veel te veel stops onderweg om een lange wandeling te maken, worden bovendien nog afgeleid door de groep amateur-schilders die zich her en der in het landschap verspreid hebben, maar we genieten volop! Deze kennismaking smaakt naar een langer verblijf op Texel en we zullen zeker de activiteiten van de KNNV in de gaten houden! Een aanrader, zo´n busexcursie als verjaarscadeau te krijgen (of te geven...). Lous Wijnkoop MEDEDELINGEN (1) Vooraankondiging Noord-Hollandse Natuurdag 9 december 2006 Alle natuurliefhebbers en †“ onderzoekers in Noord-Holland zijn welkom op de vierde Noord-Hollandse Natuurdag op zaterdag 9 december 2006 in de Aristozalen bij station Amsterdam-Sloterdijk. Natuuronderzoekers presenteren hier hun meest recente onderzoeksbevindingen. Een breed scala van onderwerpen komt aan bod: Nico Buiten spreekt over mossen, Peter Reijnders over zeehonden, Harm Niesen over libellen en Jaap Mulder over vossen. Klaas Kaag vertelt over de ontwikkeling van een vlinderatlas en Kees Scharringa over een Broedvogelatlas. Er staan ook meer algemene onderwerpen op het programma. De natuur in NoordHolland wordt door Danny Ellinger belicht, de ecologie van water door Hans Roodzand en de midwintervertellingen over het IJsselmeer door Bart van Eerden. Kortom een interessant evenement om mee te maken. Noteer de datum alvast in uw agenda. Komend najaar wordt het definitieve programma bekend gemaakt. Deze natuurdag wordt georganiseerd door de Provinciale Organisaties Flora en Fauna (POFF) in samenwerking met Landschap Noord-Holland. (2) Televisieserie Natuurlijk Noord-Holland nù op DVD verkrijgbaar †˜ Natuurlijk Noord-Holland†™, de natuurserie op TV Noord-Holland, is nu verkrijgbaar op DVD. Het betreft de afleveringen 1 tot en met 17, die in het najaar 2005 op TV Noord-Holland zijn uitgezonden. Interessant voor natuurliefhebbers, gidsen, excursieleiders en ieder ander die graag geniet van natuur, landschap en daarbij de cultuurhistorie in Noord-Holland.
In de serie gaat terreinmedewerker Arjan Postma van Landschap Noord-Holland samen met televisiereporter Stephan Roest op stap in het Noord-Hollandse landschap. Ze gaan op zoek naar nachtvlinders, bekijken vissen in het Ilperveld, treffen hooglanders in de Helderse Duinen, bekijken minilandschappen in de Gooise Heemtuin, staan bovenop Fort Zuidwijkermeer, †˜ lezen†™bomen op Landgoed Leyduin en beleven nog veel meer! Elke aflevering duurt 10 minuten. Haal de DVD in huis. Deze is voor â‚ ¬ 9,95 te koop in de InformatieWinkel van Landschap Noord-Holland, Dorpsstraat 72c in Castricum. Bestellen kan ook bij TVNoord-Holland door â‚ ¬ 9,95 over te maken op 654713359 tnv. Stichting RTV Noord-Holland. Onder vermelding van DVD Natuurlijk NH. Vermeld wel duidelijk uw naam en adres. Begin mei 2006 startte een nieuwe reeks afleveringen van †˜ Natuurlijk NoordHolland†™op TV Noord-Holland. De uitzending is te zien op vrijdag na het nieuws van 17.00 uur en wordt ieder uur herhaald. De uitzendingen zijn mogelijk gemaakt door een bijdrage van Bouwfonds MAB Ontwikkeling. (3) Zaterdag 23 september 2006: Nationale NachtvlinderNacht Op zaterdag 23 september 2006 kunt u op vele locaties in het land kennismaken met de bijzondere wereld van de nachtvlinders. Nachtvlinders houden er over het algemeen een verborgen leven op na. De meeste mensen hebben er dan ook geen idee van dat er een bijzondere wereld schuil gaat achter de bruine motten die †™s avonds rond lampen vliegen. Dat veel nachtvlinders eigenlijk erg kleurrijk zijn en de meest ingenieuze vleugelpatronen bezitten, kunt u zelf ontdekken tijdens de tweede Nationale NachtvlinderNacht. Op diverse locaties worden speciale nachtvlinderexcursies georganiseerd waarbij felle lampen, lakens en zoete lokstoffen gebruikt worden om deze nachtelijke vliegers zichtbaar te maken. Tegelijkertijd worden vele honderden waardevolle gegevens over nachtvlinders verzameld. In Engeland is de NachtvlinderNacht al jaren een groot succes en de eerste Nederlandse nacht op 1 juli 2005 heeft eveneens veel kennis en enthousiasme opgeleverd. De Nationale NachtvlinderNacht wordt georganiseerd door De Vlinderstichting in samenwerking met Werkgroep Vlinderfaunistiek van de European Invertebrate Survey Nederland. Beleef het mee en reserveer zaterdag 23 september 2006 nu vast in uw agenda! Kijk voor meer informatie op http://www.vlinderstichting.nl/nachtvlindernacht of neem contact op met De Vlinderstichting (tel. 0317-467346 of
[email protected]) WAARNEMINGEN waarneming 1 (Karin Wijnkoop): Met de vrijwilligers van het Artis Insectarium op pad naar Kwadendamme in de Zak van Zuid Beveland, waar een schitterende vlindertuin is. Onderweg besloten we nog even wat bloemdijken rond Nisse te bekijken. Bij de schaapskooi, waar de levende bloembermenscheerder in de vorm van een kudde Suffolkschapen staat, troffen we twee Sesia(e) apiformis (horzelvlinder) aan, parend in een wilg - een hele toer in de wind. Hiermee al reuze blij trokken we naar een volgende bloemdijk: op de onverharde dijk tussen het nieuwe (vroeger zee) en het oude land zagen we nogmaals een koppeltje horzelvlinders parend op de stam van een populier. Na de bevruchting worden eitjes afgezet in de stam of voet van populier of wilg.
Op de foto is de karakteristieke gele kop goed zichtbaar. Deze horzelnabootsende nachtvlinder met opvallend zwart lichaam met gele (soms rode) banden, heeft kenmerkend- niet de slanke taille van de wesp, maar wel een spanwijdte van 30-40 mm. Waarneming 2 (J.J. Schenkel): Grote bonte specht tegen de stam van een lindeboom op een parkeerplaats in de Emmikhovenstraat in Osdorp pal achter onze flat. Waarnemingen 3 (Fons Bongers): Ik heb de laatste weken enkele aardige waarnemingen gedaan. Op 1 juni zag ik in de woonwijk Reigersbos een ekster die juist daarvoor een volwassen Turkse tortel had gevangen. Op het fietspad vond een worsteling plaats waarbij het de tortel lukte om vrij te komen. Hij vloog weg; de ekster toonde geen enkele interesse voor de wegvliegende duif. Op 7 juni zag ik een poging tot predatie die nog iets meer bizar was: boven een meertje in de Hoge Dijk pakte een zwarte kraai, in volledige vrije vlucht een houtduif, uit een groep van 3 langsvliegende dieren. De dieren vlogen op dat moment op een hoogte van ongeveer 5 meter. De volwassen houtduif worstelde zich in de vlucht los, de zwarte kraai verspreidde een grote pluk met duivenveren die hij in zijn snavel hield. De drie houtduiven vervolgden hun vlucht, ogenschijnlijk onaangedaan. Raar vond ik ook de plaats waar het gebeurde. Als het de kraai was gelukt de vlucht van de duif te stoppen dan hadden ze beide in het water gelegen ... Na deze aanvallen op volwassen vogels moest ik denken aan een ekster, enkele jaren geleden, die een stootaanval deed op een slootkant, waarna zich een volwassen spreeuw luid alarmerend uit de voeten maakte, volgens mij deed de ekster de aanval op deze spreeuw. En van een zwarte kraai die een vliegvlugge kauw verschalkte, onder luid protest van enkele tientallen kauwen uit de kolonie bij mijn huis (20-28 broedparen). Ik kan me het gedrag van zwarte kraaien en eksters wel voorstellen in de periode dat er bijna volgroeide jongen zijn die onverzadigbaar zijn; en gevoed willen worden met vlees. Van de kauwen heb ik dergelijk gedrag nooit gezien. Ze negeren de kool- en pimpelmezen die hun nestkasten gewoon tussen de kauwen-nestkasten hebben. Ze trekken zich zelfs niets aan van holenduiven die de nestkasten al tijdens de broedtijd van de kauwen komen inspecteren. Waarnemingen 4 (Fons Bongers): 28-05-06, Roodwangschildpad in de Hoge Dijk Waarnemingen 5 (Evert Pellenkoft): Vanaf het voorjaar scharrelt er een groene reiger langs het Jaagpad van de Oeverlanden bij de Nieuwe Meer. Toen ik mij bij een groepje vogelaars voegde, vloog het tamme reigertje net op met een diep tsuk tsuk geluid. Op een dikke wilgentak boven het slootje liep hij opgewonden staartwippend en sluipend naar beneden om een visje te verschalken. Dit bruingestreepte reigertje is maar zo groot als een waterhoen en zal waarschijnlijk met een van de orkanen uit de VS zijn komen overwaaien. Aanvankelijk werd hij door de alerte ontdekker als (grotere! ) jonge kwak bestempeld. In volwassen kleed heeft hij of zij een prachtige dieprode hals en rugveren met een blauwgroene glans: Greenbacked Heron uit een dichtbegroeide Louisiana Swamp, nu in een
Amsterdams slootje ingeklemd tussen fietspad en snelweg. Waarneming 6 (Evert Pellenkoft): Hormonenherrie ! In maart zag ik bij een brug over De Herengracht twee heren die met veel geschreeuw in een handgemeen waren verwikkeld, onder hen in de gracht waren twee meerkoeten met veel kabaal aan het kickboksen. Boven de gracht dwarrelden twee boomkruipertjes om elkaar die in een territorium gevecht waren verwikkeld en zo boven het water de grens tussen de rijen roodbloeiende iepen trokken. Alle drie partijen bleven nog even naschelden. Dsiee dsiee tjie tjie klonk het opgewonden uit de iep naast me, terwijl deze boomkruiper me vermoeid aankeek. Zo is het maar net, echt voorjaar. ï·¯