1
Abortus en bijbelvertaling (1)
In juli was er in de kolommen van het RD een korte, maar hevige discussie over de vraag of een menselijk embryo al een ziel heeft. Persoonlijk konden wij ons het meest vinden in het slotartikel van prof. dr. W.H. Velema. Hij erkende dat hier vragen liggen waarop het antwoord ons niet gegeven is, maar handhaafde desondanks dat volgens de Schrift een embryo bezield is vanaf de conceptie. We gaan op deze discussie verder niet in, maar wij moesten terugdenken aan meer dan 35 jaar geleden. In het begin van de jaren zeventig woedde een dergelijke discussie. De vraag werd toen gesteld, of abortus moord mocht worden genoemd. Prof. dr. H.M. Kuitert ontkende dat met klem. Hij beriep zich daarbij op een bijbeltekst. Dit artikel wil hieraan herinneren, omdat deze geschiedenis het belang illustreert van een goede bijbelvertaling.
Zij die abortus als moord bestempelen, doen dat vanuit de overtuiging dat hier sprake is van een volwaardig (zij het dan nog ongeboren) mens, aan wiens bestaan een eind gemaakt wordt. Volgens prof. Kuitert zou uit de wet van Mozes duidelijk blijken dat het leven van een ongeboren vrucht niet gold als volwaardig menselijk leven. Hij beriep zich daarvoor op Ex. 21:22 en 23. Daar staat (en hij citeerde dan de NBG-vertaling van 1951): Wanneer mannen vechten en een van hen stoot een zwangere vrouw, zodat haar vrucht afgaat, maar zonder ander letsel, dan zal zeker een boete worden geëist, naardat de man van die vrouw hem oplegt, en hij zal het volgens besluit van de rechters geven. Maar indien er een ander letsel is, zult gij geven leven voor leven. Immers, ‘leven voor leven’, of zoals het in de Statenvertaling staat: ‘ziel voor ziel’, is een vaste regel in de wet die de Heere door Mozes aan Israël gegeven heeft. Het staat in Éxodus 21 uitdrukkelijk aan het begin van de rij van wetten omtrent doodslag, moord en mishandeling. ‘Wie iemand slaat dat hij sterft, die zal zekerlijk gedood worden’ (vers 12). Alleen wanneer de doodslager bewijzen kon dat het een ongeluk was, werd zijn leven gespaard, mits hij gedurende een bepaalde tijd in een vrijstad blijven zou (vers 13). ‘Ziel voor ziel’ was de regel. Maar, zo redeneerden Kuitert en de zijnen, in vers 22 wordt het veroorzaken van een miskraam niet met de dood gestraft. Wanneer een zwangere vrouw klappen oploopt en daardoor een miskraam krijgt, zal de dader een boete moeten betalen. Maar als de vrouw ander letsel oploopt, dán zal hij moeten geven: ziel voor ziel, enzovoort, zie de verzen 24 en 25. Is het dan niet duidelijk, dat in tegenstelling tot de moeder, de ongeboren vrucht niet wordt gezien als een ziel, als volwaardig menselijk leven? De vrucht is wel kostbaar. Daarom moet het verlies gestraft worden met een schadevergoeding. Maar het gaat bij abortus niet om een ziel, waarvan geldt ‘ziel voor ziel’. Deze uitleg is het begin geworden van een veranderende opvatting onder christen-ethici. Eerder erkende men maar één situatie waarin abortus provocatus geoorloofd zou zijn: het gelukkig zeer zelden voorkomende geval dat de dokter moet kiezen tussen het leven van de moeder en dat van het kind. Omdat echter uit Éxodus 21 zou blijken dat een miskraam als gevolg van geweld niet aangerekend werd als doodslag, en dus de ongeboren vrucht minder beschermwaardig
2
zou zijn dan volwaardig menselijk leven, ging men meerdere situaties denkbaar achten die als erger kwaad gezien zouden moeten worden dan abortus, op grond waarvan men in zulk een toestand voor het minste kwaad zou moeten kiezen: de geestelijke of sociale toestand van de moeder, de verwachting dat het kind ernstig gehandicapt geboren zal worden en ga zo maar door. Onderzoek Zorgvuldig onderzoek van de tekst leidt evenwel tot een heel andere conclusie. Wat betekenen de woorden ‘dat haar de vrucht afgaat’? Dat zou een miskraam kunnen aanduiden, maar evenzeer een voortijdige geboorte van een overigens gezond kind. Kan bestudering van de Hebreeuwse woorden ons hier helpen? Het hier gebezigde Hebreeuwse woord ‘jèlèd’ is een gewoon woord voor ‘kind’. Dat kan een heel jong kind zijn, bijv. Ruth 4:16; 1 Kon. 3:25; Ex. 1:17 e.v. en 2:3 e.v. (daar in de SV vertaald door ‘knechtje’). Het kan ook ouder zijn, zo Gen. 21:14 e.v. de zeventienjarige Ismaël. Het wordt zelfs ook gebruikt voor ‘jongelingen’, zoals de vrienden van Rehabeam, 1 Kon. 12:8 ev., Daniël en zijn vrienden, Dan. 1:4. Maar het is meestal een woord om in het algemeen iemands ‘kinderen’ (ongeacht hun leeftijd) aan te duiden, bijv. Gen. 30:26 en 33:1; Ex. 21:4; 1 Sam. 1:2; Klgld. 4:10; 2 Kon. 4:1; Jes. 8:18, en zo ook de jongen van dieren, Jes. 11:7, Job 39:3, 6. Het meervoud in Ex. 21:22, terwijl duidelijk aan één kind gedacht is, hangt samen met het Hebreeuwse taaleigen. Men vergelijke bijvoorbeeld Gen. 8:4; Richt. 12:7; 1 Sam.17:43; Neh. 3:8 en 6:2; Dan. 2:1 en de kanttekeningen daar. Het feit dat het hier zo niet in het meervoud vertaald kan worden, is de reden dat de meeste vertalers de voorkeur geven aan de overzetting ‘vrucht’. Overigens hebben de Statenvertalers aan de kant zorgvuldig de letterlijke vertaling aangetekend. Letterlijk staat er: ‘en haar kinderen komen uit’. De meervoudsvorm duidt hier als het ware de soort aan. Ook het hier gebruikte werkwoord ‘jatsa’ komt zeer veel in het Oude Testament voor. Het betekent ‘uitgaan, uitkomen, voortkomen’. Het wordt dikwijls gebruikt met betrekking tot de geboorte. Dat kan dan op tweeërlei wijze. Wij vinden het namelijk in de letterlijke betekenis van het uitkomen uit de moederschoot (Gen. 25:25, 26; 38:2830; Num. 12:12; Job 1:21 en 3:11; Pred. 5:14; Jer. 1:5 en 20:18), maar ook ten aanzien van de vader: voortkomen uit de lendenen, bijv. van Abraham, Gen. 15:5 en 17:6; Jakob, Gen. 46:26; David, 2 Sam. 7:12 en 1 Kon. 8:19; Hizkia, 2 Kon. 20:18 en Jes. 39:7, enz. Het gebruik van deze twee woorden wijst dus helemaal niet naar een miskraam, integendeel. Het ligt veel meer voor de hand om bij deze woorden te denken aan een gewone geboorte, van een gezond kind. Daar komt nog bij, dat het Hebreeuws een speciaal woord kent voor een miskraam (nèfèl, Job 3:16; Ps. 58:9; Pred. 6:3). Het werkwoord voor het hebben van een misdracht vinden we in Gen. 31:38; Ex. 23:26; Job 21:10; Hos. 9:14; Mal. 3:11 (sjakal). Deze twee woorden worden hier geen van beide gebruikt. Daarom te meer moet de conclusie wel zijn, dat de woorden ‘dat haar de vrucht afgaat’ in Ex. 21:22 op niets anders betrekking hebben dan op de (voortijdige) geboorte van een kind. Dodelijk verderf Het Hebreeuwse woord ‘asown’ is door de Statenvertalers overgezet met ‘dodelijk verderf’. Dat ‘dodelijk’ hoort er wel bij. Het Hebreeuws-Duitse woordenboek van Gesenius omschrijft ‘asown’ als: ‘Unglücksfall, bes. einer der den Tod herbeiführt’. En
3
J.P. Lettinga geeft de omschrijving ‘dat het leven erbij inschiet’. Dat zit in wezen al in het woord ‘verderf’, maar het is hier zeker gepast, dit nog eens uitdrukkelijk in de vertaling te doen uitkomen. Dat dodelijke komt niet uit in het woord ‘letsel’ van de NBG-vertaling 1951 en de Nieuwe Bijbelvertaling 2004. Bij een ongevaarlijke kneuzing kan al van letsel worden gesproken, maar dat is nog geen ‘asown’. De NBG-vertaling 1951 maakt het nog erger, door tot tweemaal toe te spreken van ander letsel. Dat suggereert dat het afgaan van de vrucht letsel is, aan het kind namelijk, de miskraam. Dat letsel is dan niet zo erg en wordt alleen met een boete bestraft. Daarover spreekt vers 22. Maar als er ander letsel is, namelijk aan de moeder (vers 23), wordt dát letsel zwaar gestraft. Zo wil de NBG-vertaling 1951. Maar de Hebreeuwse tekst spreekt niet over ‘ander’. Dat woordje is er door de vertalers van 1951 tweemaal ten onrechte ingevoegd. Een woord in de vertaling invoegen is geoorloofd als het noodzakelijk is om de betekenis van de tekst te verhelderen. Dat hebben de Statenvertalers ook veel gedaan. Dan lieten zij dat woord wel in een ander lettertype (cursief) zetten, zodat men goed kan zien dat het door de vertalers tussengevoegd is, maar niet tot de grondtekst behoort. Hier heeft het tussenvoegen van het woord ‘ander’ de betekenis ernstig verdonkerd. Want de tegenstelling in deze twee verzen is niet tussen letsel enkel aan de vrucht, of (ander) letsel aan de moeder. De tegenstelling is die tussen een situatie waarin géén sprake is van dodelijk verderf, noch aan de moeder, noch aan het kind (vers 22), en een situatie waarin er wél dodelijk verderf is. Vers 22 zegt dat als een zwangere vrouw geslagen wordt, zodat een ontijdige geboorte het gevolg is, maar er is geen dodelijk verderf, de dader gestraft wordt met een geldboete. In vers 23 is wel sprake van dodelijk verderf. Maar nergens blijkt daar, dat dat alleen op de moeder betrekking heeft. Integendeel, hier wordt geen onderscheid gemaakt tussen moeder en kind. Maar dan betekent dat, dat deze tekst waarop Kuitert c.s. zich beriepen om te laten zien dat abortus provocatus vanuit de Bijbel geen moord mag worden genoemd, zich juist tegen hen keert. Want dan blijkt hier juist, dat als er wél een dodelijk verderf is, ook dan, ten aanzien van het ongeboren kind, de regel geldt ‘ziel voor ziel’. Zo meenden ook de Statenvertalers het. Als in vers 22 gesproken wordt over ‘geen dodelijk verderf’, dan tekenen zij op de kant aan: ‘Versta noch van de moeder noch van de vrucht.’ En zo ook als in vers 23 gesproken wordt over een dodelijk verderf, dan staat er weer in een kanttekening: ‘Te weten van de moeder of van haar vrucht.’ Samenvattend De kernvraag is: Gaat het hier om een (door crimineel geweld veroorzaakte) miskraam of om een vroeggeboorte? De NBG-vertaling 1951 maakt de grote fout, aan ‘letsel’ tweemaal het woordje ‘ander’ toe te voegen, daarmee suggererend dat het afgaan van de vrucht ook letsel is en dus een miskraam. Deze misdadig veroorzaakte miskraam (abortus) wordt dan slechts met een boete gestraft, waaruit zou blijken dat de regel ‘ziel voor ziel’ (leven voor leven) niet geldt voor de vrucht in de moederschoot. Met andere woorden: de ongeboren vrucht is minder beschermwaardig dan het leven van een geboren mens. De Willibrordvertaling en de Nieuwe Bijbelvertaling stellen ronduit, dat het in vers 22 om een miskraam gaat die op zichzelf alleen beboet wordt. Alleen als de vrouw sterft, geldt in deze vertalingen de regel: leven voor leven.
4
De Naardense vertaling gebruikt het wat bijzondere woord ‘boreling’, maar dat geeft in elk geval aan dat ze geboren zijn. Het gebruik van het woord ‘boreling’ maakt de gedachte aan een miskraam onmogelijk. Vreemd en in strijd met een basisbeginsel van deze vertaling is de invoeging van het woordje ‘haar’ in ‘maar er geschiedt geen dodelijk ongeluk’. Het wordt ook even later niet herhaald. De Herziene Statenvertaling heeft tweemaal het woordje ‘zij’ tussengevoegd, zonder dat de Hebreeuwse tekst daartoe aanleiding geeft. De eerste keer staat het nog cursief, als teken dat het ingevoegd is, de tweede keer dat nog niet eens. Die tussenvoeging is in strijd met de uitdrukkelijke bedoeling van de Statenvertalers, zoals die blijkt uit de twee hierboven aangehaalde kanttekeningen, waarin het dodelijk verderf juist betrokken wordt op de moeder én de vrucht. Dan rijst de vraag of in deze Herziene Statenvertaling in vers 22 wel aan een vroeggeboorte gedacht is. Opvallend is, dat in deze vertaling gesproken wordt van een ‘afgedreven worden’ van de vrucht. Vruchtafdrijving. Van Dale noemt dit woord een synoniem van abortus… L.M.P. Scholten (StandVastig september 2008, p. 12-15)
Kader bij ‘Abortus en bijbelvertaling’ Ex. 21:22, 23 in zes vertalingen Statenvertaling Wanneer nu mannen kijven en slaan een zwangere vrouw, dat haar de vrucht afgaat, doch geen dodelijk verderf zij, zo zal hij zekerlijk gestraft worden, gelijk als hem de man der vrouw oplegt, en hij zal het geven door de rechters. Maar indien er een dodelijk verderf zal zijn, zo zult gij geven ziel voor ziel. NBG-vertaling 1951 Wanneer mannen vechten en een van hen stoot een zwangere vrouw, zodat haar vrucht afgaat, maar zonder ander letsel, dan zal zeker een boete worden geëist, naardat de man van die vrouw hem oplegt, en hij zal het volgens besluit van de rechters geven. Maar indien er een ander letsel is, zult gij geven leven voor leven. Willibrordvertaling 1995 Wanneer mannen in een gevecht verwikkeld zijn en daarbij een zwangere vrouw raken zodat zij een miskraam krijgt, dan geldt het volgende: Blijft de vrouw in leven, dan moet de schuldige een geldboete worden opgelegd, vastgesteld door haar echtgenoot; het gerecht moet toezien dat hij betaalt. Sterft zij echter, dan moet u een leven voor een leven eisen. Nieuwe Bijbelvertaling 2004 Wanneer twee mannen aan het vechten zijn en een van hen een zwangere vrouw raakt met als gevolg dat zij een miskraam krijgt, maar ze heeft verder geen letsel opgelopen, dan moet een boete worden geëist waarvan de hoogte door haar echtgenoot wordt
5
vastgesteld; de rechters moeten op de betaling toezien. Heeft ze wel ander letsel opgelopen, dan geldt: een leven voor een leven. Naardense vertaling 2004 Als mannen elkaar in de haren zitten en een zwangere vrouw raken zodat haar borelingen naar buiten komen, maar er geschiedt haar geen dodelijk ongeluk, - met een boete wordt hij beboet zoals de meester van de vrouw hem oplegt, en hij geeft het via de scheidsrechters; maar als er een dodelijk ongeluk geschiedt dan geef je een leven voor een leven. Herziene Statenvertaling 2006 Wanneer mannen met elkaar vechten en daarbij een zwangere vrouw zó raken dat haar vrucht afgedreven wordt, maar zij geen dodelijk letsel oploopt, dan moet de schuldige zeker een boete betalen, zoals de man van de vrouw hem oplegt; hij moet die betalen via de rechters. Maar als zij dodelijk letsel oploopt, dan moet u geven leven voor leven.