AANVAL OP SCHOOLUITVAL IN LIMBURG
Interviewbundel 2010 - 2012
Aanval op Schooluitval in Limburg: een bloemlezing
In 2008 begonnen tientallen scholen, gemeentes en instellingen in Limburg gedreven aan het project ‘Aanval op de Schooluitval’. In de afgelopen vier jaar is er veel bereikt in gezamenlijke strijd tegen voortijdig schoolverlaten. We weten wat werkt én wat niet werkt. We kennen onze verantwoordelijkheid, en die van elkaar. In deze bundel blikken we terug op de eerste vier projectjaren VSV: een bloemlezing van de belangrijkste artikelen die over het onderwerp zijn verschenen. Maar we kijken óók vooruit. De komende vier jaar zijn namelijk bepalend voor het succes van het project. Zijn er in 2016 maximaal 25.000 nieuwe VSV’ers? Daar gaan we voor. Met deze bloemlezing nemen we afscheid van de VSVkrant in haar huidige vorm. We verplaatsen onze werkzaamheden naar het internet. Vanaf januari 2013 verschijnt maandelijks onze online nieuwskrant voor RMC 38 en 39. Hiermee zijn we niet alleen in staat beter en sneller in te spelen op de ontwikkelingen rondom VSV, we bereiken ook meer mensen uit verschillende lagen van de organisatie. Samenwerken en kennisdelen, dat is ons doel. Vanaf januari zowel online als offline. Veel leesplezier! Wiel Cals, Projectleider VSV in Limburg
‘we weten wat werkt én wat niet werkt’
Even voorstellen... In de komende uitgaven van deze VSV-krant treft u artikelen aan die een beeld geven van de ervaringen met verschillende projecten in het kader van ‘Aanval op Schooluitval’ in Limburg. Wij willen graag deze ervaringen met u delen. Te veel jongeren ondervinden problemen in hun leerloopbaan, waardoor ze te vroeg stoppen met hun opleiding en geen startkwalificatie halen. Achter elke Voortijdig Schoolverlater (VSV-er) gaat een levensverhaal schuil en dé VSV-er bestaat niet. Daarom is een brede persoonsgerichte aanpak nodig. Om een grote groep jongeren in Nederland een betere toekomst te geven, hebben de minister en staatssecretaris van OCW de aanval op schooluitval ingezet: in het eerste halfjaar van 2008 zijn in alle 39 RMC-regio’s (RMC: Regionaal Meld- en Coördinatiefunctie) convenanten afgesloten met contactgemeenten en onderwijsinstellingen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Het doel is in de periode schooljaar 2007-2008 tot en met schooljaar 2010-2011 een reductie van 40% van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters te realiseren ten opzichte van het aantal voortijdig schoolverlaters in het schooljaar 2005-2006. Het accent ligt op de preventie van voortijdig schoolverlaten. Voor de uitvoering van de convenanten ontvangen de onderwijsinstellingen een prestatiesubsidie van € 2.500,voor elke voortijdige schoolverlater minder. Als extra stimulans om de convenantafspraken te halen stelt het ministerie van OCW aanvullende subsidie beschikbaar voor regionale onderwijsprogramma’s. Net als de convenanten is de subsidie voor onderwijsprogramma’s gericht op vermindering van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters in een RMC-regio. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat de maatregelen uit de onderwijsprogramma’s worden ingebed in het onderwijsproces, zodat ook op de lange termijn voortijdig schoolverlaten wordt voorkomen.
Daarnaast krijgen scholen voor (voorbereidend) middelbaar beroepsonderwijs subsidie voor de zogeheten‘plusvoorzieningen’. Met deze bijzondere combinatie van onderwijs, zorg en arbeidstoeleiding wordt voorkomen dat overbelaste jongeren de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt mislopen. Jongeren die vanwege een opeenstapeling vanproblemen een groot risico lopen op maatschappelijke uitval kunnen rekenen op extra ondersteuning. Hun problemen reiken veel verder dan het onderwijs. Voor deze groep jongeren worden nu extra maatregelen getroffen. Om het een en ander gecoördineerd te laten verlopen hebben de onderwijsinstellingen in Limburg Stichting LVO aangewezen om namens hen op te treden als contactbestuur. Het contactbestuur heeft in ieder geval tot taak; het informeren van alle onderwijsinstellingen, het aanvragen en ontvangen van de subsidies en het onderhouden van de contacten met de gemeenten. Nu een aantal projecten in een ver gevorderd stadium is en halverwege het resultaat ruim 25% minder VSV-ers in Limburg is, treedt de volgende fase aan. Deze heeft betrekking op de volgende vragen; welke maatregelen hebben het meeste effect en waarom? Daarom zal Stichting LVO in de rol van contactbestuurtot het einde van de convenantperiode zich vooral richten op evaluatie & onderzoek, kennisdeling en borging van maatregelen en resultaten. Ik hoop dat deze eerste Limburgse ‘Aanval op Schooluitval’ - krant een eerste stap daartoe is.
Riet de Wit & Wiel Cals ‘de eerste krant!’
Veel leesplezier! Namens de convenantpartners in Limburg
Aanval op schooluitval in Limburg September 2010 - 1e jaargang - nr. 1
Leeuwenborgh laat VMBO-T leerlingen proeven van hun toekomstige opleiding Een verkeerde studiekeuze vergroot het risico op voortijdig schoolverlaten. Wat de studiekeuze voor vmbo-t leerlingen in het bijzonder lastig maakt, is dat zij vaak onvoldoende zicht hebben op de beroepspraktijk. Sinds vorig jaar volgen alle vmbo-t leerlingen in Maastricht daarom een speciaal programma op Leeuwenborgh. In het kader van het sectorwerkstuk kunnen ze zo zelf hun beoogde beroepskeuze ontdekken én ervaren of de opleiding zelf wel aansluit bij hun verwachtingspatroon. Mike, Mark en Ghislaine liepen tien woensdagmiddagen rond op Leeuwenborgh en beamen: het opent je ogen. Mike Maes “Ik heb de havo nét niet gehaald. In het vierde jaar vmbo-t stond ik voor de keuze: economie, techniek of terug naar de havo? Uiteindelijk wil ik technische bedrijfskunde gaan doen, maar die opleiding bestaat niet op het mbo. Tijdens de tien weken op Leeuwenborgh heb ik verschillende technische onderdelen bekeken en besloten: ik ga elektrotechniek doen. Als ik dat beheers kan ik me straks beter inleven, mijn praktijkervaring zal me helpen bij de hbo-studie technische bedrijfskunde. De economische vakken leer ik straks wel.” Mark Korsten “Toen ik begon met het vmbo wist ik helemaal niet wat ik daarna wilde doen. Ik twijfelde tussen techniek en detailhandel. Na mijn stage in een sportwinkel wist ik dat de detailhandel niets voor me is. Op Leeuwenborgh heb ik verschillende technische onderdelen bekeken. Dat vond ik heel leuk. We kregen een fotospeurtocht bij elektrotechniek en mochten met LEDs een ster maken, bij werktuigbouwkunde mochten we aan de draaibank meewerken. Zo ervaar je wat het werk inhoudt en hoe de opleiding in elkaar steekt. Inmiddels weet ik wat ik wil gaan doen: een laboratoriumstudie aan het hbo. Het mbo zie ik echt als een tussenstap.” Ghislaine Thimister “Mijn moeder is secretaresse en ik heb bij haar op de
zaak vaak rondgelopen en meegeholpen. Ik weet dus wat het werk in de praktijk inhoudt. Toch heb ik ervoor gekozen om me op Leeuwenborgh in de secretaresseopleiding te verdiepen. In het begin vond ik het niet zo goed gaan. Het was ook erg wennen om op zo’n grote school te zijn. Later mochten we meer zelf doen, informatie zoeken, een powerpointpresentatie maken… De tien weken waren om voordat ik het in de gaten had. Meteen daarna had ik vakantie en toen begon mijn stage. Bij mijn tante, die secretaresse is bij het AzM. Inmiddels weet ik zeker: dit is het werk dat ik wil.” Komend jaar ook in de Westelijke Mijnstreek De samenwerking tussen vo-scholen en Leeuwenborgh is in Maastricht een succes. Marjo Krischer, medewerker informatievoorziening Leeuwenborgh Opleidingen: “Afgelopen jaar zijn 53 van de 246 leerlingen na het programma tot een andere studiekeuze gekomen.” Hans Nelissen, docent Duits en LO op het Bonnefanten College in Maastricht vult aan: “Veel van deze leerlingen waren anders pas tijdens het eerste jaar tot de ontdekking gekomen dat de opleiding niet aansluit bij hun verwachtingspatroon. Met alle mogelijke gevolgen van dien.” Ingrid van Dokkum, docent Nederlands op SG Groenewald in Stein: “In het kader van de aanval op de uitval is in Maastricht een geweldig resultaat behaald. Reden genoeg om dit jaar ook de vmbo-t leerlingen in de Westelijke Mijnstreek te laten rondkijken bij Leeuwenborgh.” Marjo Krischer: “Ook het Stella Maris College in Valkenburg doet mee en dit jaar sluiten het Citaverde College en het Arcus College zich eveneens aan bij dit project. Om het probleem van voortijdig schoolverlaten aan te pakken, kijken we nadrukkelijk over de grenzen van de eigen organisatie heen.”
Vierdejaars vmbo-t leerlingen Ghislaine Thimister, Mark Korsten en Mike Maes, Marjo Krischer, Ingrid van Dokkum en Hans Nelissen.
Communiceren met overbelaste jongeren, hoe doe je dat eigenlijk?
Susan Eggels is als trainer en coach verbonden aan het Centrum voor Co-actieve Communicatie. In het kader van de Plusvoorzieningen is ze momenteel betrokken bij een deskundigheidsbevorderingproject in RMC regio 38. We stellen haar vier pittige vragen. Deskundigheidsbevordering voor docenten? De Plusvoorzieningen moeten toch extra ondersteuning bieden aan overbelaste jongeren? Klopt, tijdens een grote vsv-bijeenkomst met vertegenwoordigers van scholen, gemeenten én leerlingen is vorig jaar gekeken wat nodig is om meer jongeren met een startkwalificatie van school te laten gaan. De aanwezigen waren opvallend eensgezind: op het gebied van professionalisering van docenten valt nog veel te winnen.
Zijn docenten niet professioneel genoeg? Integendeel, er is heel veel kennis en ervaring aanwezig! Onze taak is juist om die kwaliteiten naar boven te halen en daar waar mogelijk aan te scherpen. Op hele specifieke terreinen geven docenten zelf aan: hierin willen we onszelf verder ontwikkelen. Bij havo- en vwo-docenten gaat het met name om contact maken, vertrouwen winnen, motiveren en verantwoordelijkheid op de juiste plek leggen. Bij (v)mbo-docenten gaat de aandacht vooral uit naar signalerings- en overdrachtscompetenties; hoe kan ik vroegtijdig signaleren dat het mis dreigt te gaan, hoe handel ik dan naar de leerling en wie kan ik in zo’n geval intern en extern inschakelen? Als communicatiespecialist, wat zijn in jouw ogen veelgemaakte fouten in de communicatie met jongeren? Docenten zijn zich er niet altijd van bewust met welke vooronderstelling ze naar jongeren kijken. Een grote valkuil in het contact met jongeren is dat er teveel voor hen wordt gedacht. Er worden te vaak oplossingen aangedragen, zonder echt te onderzoeken wat de beleving en ideeën van de jongeren zelf zijn. Vaak hebben docenten de beste bedoelingen, in de praktijk haken jongeren alleen snel af als ze het gevoel hebben dat er meer over of tegen hen dan mét hen gepraat wordt. Dit geldt met name voor leerlingen die met het hoofd bij hun eigen zorgen en problemen zitten. Luisteren, praten… dat vraagt om een positieve sfeer en die is soms ver te zoeken! Natuurlijk komt het geregeld voor dat er weerstand of emoties in de lucht hangen. Het is juist de kunst om dit om te buigen naar een constructieve sfeer. Luisteren is hier een van de krachtigste instrumenten voor. Het is tegelijkertijd ook een van de meest onderschatte vaardigheden. Docenten en mentoren die bereid zijn te reflecteren op hun eigen doen en laten, staan vaak versteld van de positieve invloed die ze kunnen uitoefenen door hun gesprekken met leerlingen anders in te richten. Op motivatie, op gedrag, op resultaat. Het zal geen verrassing zijn dat diezelfde docenten uiteindelijk ook voor een overbelaste leerling het verschil kunnen maken tussen het wel of niet halen van een startkwalificatie.
Aanval op schooluitval in Limburg September 2010 - 1e jaargang - nr. 1
COLUMN We zijn goed op weg!
Elke jongere is uniek en verdient kansen. Bij de één loopt het op rolletjes, de wind in de rug. Maar zijn klasgenoot heeft het lastig vanwege thuissituatie, kringen waarin hij verkeert of eigenschappen die hij of zij heeft meegekregen of ontwikkeld. Elke jongere is uniek en verdient daarom aandacht op maat. We zien graag dat ze groeien naar leven en werk dat voldoening geeft, waarin ze hun kwaliteiten kunnen benutten. In 2008 hebben de scholen en de gemeenten in Noorden Midden-Limburg een ambitieuze afspraak gemaakt; in Zuid-Limburg eveneens. Voor ogen staat een vermindering van 40% van het aantal voortijdig schoolverlaters in een periode van vier jaar. We zijn nu twee jaar verder en al meer dan de helft van de doelstelling is gerealiseerd. Landelijk bezien zitten we bij de besten. En met ‘we’ bedoel ik dan de lezers van deze krant. Want het is te danken aan úw inzet dat steeds meer jongeren hun kansen verzilveren. U spant zich dagelijks in om stappen verder te komen en problemen te overwinnen. Ik heb daar grote waardering voor. Maar we zijn er nog niet. Succesvolle werkwijzen en projecten kunnen worden verdiept en breder worden ingebed. Daarbij is een soepele samenwerking tussen alle partners een must. Het is niet nodig om steeds iets nieuws te bedenken. Beter is om voort te bouwen op hetgeen van waarde is gebleken.
R.L.J. Testroote - Wethouder sociale infrastructuur, openbare werken en sport, gemeente Venlo
We zien uit naar een goede samenwerking in het nieuwe schooljaar, waarbij we steeds voor ogen houden waar het in de kern om gaat: de toekomst van de jongeren. Bij alles moeten we ons afvragen: helpt dit de jongere verder?
De rol van de gemeenten is ondermeer gericht op leerplicht en RMC. Om die taken goed uit te kunnen voeren is tijdige melding van verzuim essentieel – inmiddels bestaan hierover goede afspraken tussen gemeenten en scholen. En tegenwoordig moet dat via het digitaal verzuimloket; daar rekenen we ook op. Aanval op schooluitval in Limburg September 2010 - 1e jaargang - nr. 1
Bewust aanwezig op school, dát werkt Een effectieve aanpak van voortijdig schoolverlaten vereist een nauwe samenwerking tussen onderwijsinstellingen en gemeenten. In Parkstad gaat men een stapje verder, hier is vanuit de gemeente een casemanager Leerplicht/RMC op de scholen zelf aanwezig. Een gesprek over korte lijnen en lange adem. Aanval op uitval start op school In de acht gemeenten die samen de Parkstad* vormen, is Bureau VSV Parkstad-Limburg sinds 2000 verantwoordelijk voor de uitvoering van de leerplichtwet en RMC-regelgeving. Aan het hoofd van Bureau VSV staat Karin Landuyt. Haar ogen lichten op als ze over het BAS-project spreekt (Bewust Aanwezig op School): “De aanpak van voortijdig schoolverlaten vereist een lik op stuk aanpak. De reguliere weg met schriftelijke meldingen, oproepen en afspraken vonden wij veel te traag. Daarom zijn we vijf jaar geleden het BAS-project gestart. Uitgangspunt: onze casemanagers bestrijden uitval niet vanachter een bureau, maar zijn daadwerkelijk op school aanwezig. Aanvankelijk zijn we met één school gestart, inmiddels heeft bureau VSV een eigen casemanager op alle locaties van het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs in de regio.” Vroege interventie Karin Gehlen is casemanager Leerplicht/RMC op locatie Emma (bovenbouw) van het Carbooncollege. Zij is vier uur per week op ‘haar’ school aanwezig. Karin: “Mede op verzoek van de scholen richt ik me vooral op te laat komen, beginnend verzuim en twijfelachtig ziekteverzuim.Dit zijn vaak de eerste signalen dat er iets mis is, een vroege interventie kan erger voorkomen. Contact in een vroeg stadium is veel eenvoudiger nu ik elke week op school aanwezig ben. Op één enkele ochtend kan ik een groot aantal jongeren aanspreken, dat werkt heel efficiënt. Bovendien gaat alleen al van mijn aanwezigheid een preventieve werking uit.” Mbo: aanspreken op motivatie Terwijl de casemanager Leerplicht/RMC in het voortgezet onderwijs 4 uur op school aanwezig is, wordt voor het mbo zelfs 16 uur per week gereserveerd. René Auckel is
sinds 2007 casemanager op het Arcus College, unit Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn. René: “De situatie op het mbo is totaal anders dan op het voortgezet onderwijs, waar de gesprekken met de jongeren nog een officieel karakter hebben. Wanneer iemand nog leerplichtig is, heb je natuurlijk een stevige stok achter de deur. Op het mbo gaat het er nóg meer om de jongeren op hun eigen motivatie aan te spreken, een sfeer te creëren van: samen gaan we zoeken naar wat voor jou het beste is. Wat enorm helpt is dat binnen Arcus een hele goede zorgstructuur voor handen is, met volop mogelijkheden om leerlingen, die tussentijds stoppen met een opleiding, toch binnen school te houden. Elke unit heeft in het kader van de ‘aanval op de uitval’ een eigen Zorgequipe, waar ik veel contact mee heb. Al deze inspanningen lonen; ten aanzien van voortijdig schoolverlaten behoort Arcus inmiddels tot de tien beste ROC’s van Nederland.” Bestuurlijke ondersteuning Het BAS-project is beslist geen vrijblijvende service van Bureau VSV richting de scholen. Karin Landuyt: “We stellen duidelijke voorwaarden aan de scholen. Zij moeten hun verzuimorganisatie en zorgstructuur op orde hebben. Vervolgens leggen we in een overeenkomst vast wat de positie van onze medewerkers op school precies is. Dat is belangrijk, omdat we nadrukkelijk ook als een ‘luis in de pels’ op scholen aanwezig zijn. De casemanager heeft de opdracht met een constructief kritische blik mee te kijken en gevraagd en ongevraagd advies te geven over de verzuimaanpak van de school. Aan het eind van het jaar maakt de casemanager een schriftelijke evaluatie die hij bespreekt met de directie. Aanvankelijk was het even afwachten hoe deze vorm van samenwerking zich zou ontwikkelen. Het blijkt dat scholen onze kritische blik zeer waarderen en openstaan voor onze opmerkingen.” * Parkstad-Limburg
Aanval op schooluitval in Limburg September 2010 - 1e jaargang - nr. 1
COLUMN We zien je!
In Zuid-Limburg is tegengaan van voortijdig schoolverlaten een bloedserieuze zaak. De regio komt van ver. In 2005 behoorde Zuid-Limburg nog tot de 10 regio’s met het hoogste aantal vsvers. Uit voorlopige cijfers van het ministerie over 2008- 2009 krijgt Heerlen een derde plaats op de ranglijst van de G35 gemeenten als het gaat om daling van het aantal voortijdige schoolverlaters. Ik verwacht bij bekendmaking van de definitieve cijfers dat ook Maastricht en SittardGeleen hoog eindigen.
Aanval op schooluitval in Limburg September 2010 - 1e jaargang - nr. 1
ook om de toekomstkans van onze regio. We hebben de talenten van álle jongeren straks broodnodig. Dus moeten we die talenten zien en onze jongeren de kans bieden om een goede opleiding te volgen en af te ronden. Naast trots op de bereikte resultaten ligt er voor ons nog steeds een opdracht. Dus let op: je bent jong en wij zien je.
Ik ben trots op onze resultaten. Als wethouder in Heerlen, ooit het centrum van de Oostelijke Mijnstreek, heb ik gezien dat veel kinderen - na de mijnsluiting - opgroeiden in een omgeving waar de werkloosheid hoog was. Dan lijkt het weinig zinvol om je in te spannen om je opleiding af te maken: ‘Waar doe je het eigenlijk voor?’ Een enorme uitdaging voor bestuurders om zo’n vicieuze cirkel te doorbreken. Het tegengaan van voortijdig schoolverlaten is daarbij een belangrijk instrument. De bereidheid van gemeenten en scholen voor VO en MBO om gezamenlijk een fikse inspanning te leveren is dan ook groot. De kracht van de aanpak is simpel. We zetten in op meer aandacht voor de individuele jongere: wij zien je, de school ziet je, de ambtenaar vsv ziet je! Jongeren hechten immers veel waarde aan persoonlijke aandacht en betrokkenheid vanuit school. En daar hebben ze toch ook recht op? Onze achterstand lopen we in rap tempo in. Toch moeten we alert blijven. Voor Zuid-Limburg is het belangrijk dat zoveel mogelijk jongeren een diploma halen. Deze regio ondervindt als eerste in Nederland de gevolgen van ontgroening en krimp. Het aantal jongeren neemt de komende jaren drastisch af. Dat heeft ook gevolgen voor het arbeidsaanbod in de regio. Ging het eerst vooral om versterking van kansen voor onze jongeren nu gaat het
Riet de Wit-Romans - Wethouder Arbeidsmarkt, Economie en Onderwijs, gemeente Heerlen Wethouder contactgemeente regio 39
Één verzuim en meldprotocol voor heel noord en middenlimburg
Aanval op schooluitval in Limburg September 2010 - 1e jaargang - nr. 1
De regio Noord- en Midden-Limburg is erg versnipperd, met naast de vier kerngemeenten Venlo, Venray, Weert en Roermond nog talloze kleine gemeenten. Tot op heden hanteren al deze gemeenten en de scholen binnen deze gemeenten hun eigen benadering ten aanzien van de melding en registratie van verzuim. De komst van één centraal verzuim- en meldprotocol gaat daar verandering in brengen.
verzuim- en meldprotocol zijn gekomen is te danken aan de constructieve wijze waarop iedereen in dit project is gestapt. Uiteraard ben je in eerste instantie geneigd de eigen aanpak te verdedigen, maar iedereen is over zijn eigen schaduw heengestapt. Overal gaan zaken veranderen, maar als het verzuim- en meldprotocol straks eenmaal is ingevoerd, is voor iedereen volkomen duidelijk welke actie wanneer moet worden ondernomen.”
Sluitende aanpak Hans Scheres van het Dendron College (projectleider) in Horst en Henk Smeets van Gilde Opleidingen (voorzitter uitvoeringsoverleg) zijn twee tevreden onderwijsprofessionals. Wat hen betreft is het project ‘Een sluitende registratie als informatiesysteem’ een schoolvoorbeeld van resultaatgerichte samenwerking in de strijd tegen voortijdig schoolverlaten. Die strijd begint bij het signaleren en melden van verzuim en op dat punt was in Noord- en Midden-Limburg beslist geen sluitende aanpak. Reden om een projectgroep te starten met vertegenwoordigers van gemeenten (Leerplicht en RMC) en alle vo- en mbo-scholen om te kijken of de verschillende werkwijzen gelijkgeschakeld kunnen worden. Dat is gelukt. In slechts vier maanden tijd ligt er één verzuim- en meldprotocol waar alle betrokkenen het mee eens zijn en dat in de hele regio Noord- en Midden-Limburg zal worden ingezet. Acties en verantwoordelijkheden in kaart Wat is het grootste knelpunt dat door het verzuimen meldprotocol wordt opgelost? Hans: “Iedere school en elke gemeente regelde verzuim op zijn eigen manier. Niet beter of slechter, juist de verschillen in werkwijzen waren in de praktijk verre van ideaal. Als een school leerlingen uit vier gemeenten heeft, moest op vier verschillende manieren verzuim worden gemeld. Daardoor was vaak ook niet duidelijk welke actie precies werd verwacht, van de leerplichtambtenaar en vanuit de school.” Henk vult aan: “Dat we zo snel tot één
Taboes doorbreken Dat nog nergens in Nederland op zo’n grote schaal een uniform verzuim- en meldprotocol is opgezet, verbaast Hans en Henk niets. Hans: “Enkele jaren geleden zat verzuim nog echt in de taboesfeer. Daar praatte je als school niet over. Die cultuur is doorbroken in het besef dat we van elkaar moeten leren. Niet alleen de misstappen, ook de dingen die wél goed gaan kunnen we met elkaar delen.” Henk: “Die openheid geldt ook richting leerplicht- en RMCambtenaren. We moeten elkaar niet als een bedreiging zien, maar kijken wat we voor elkaar kunnen betekenen om jongeren in de schoolbanken te houden. Het verzuimen meldprotocol is een begin. Nog belangrijker is het besef dat het om een levend document gaat, dat we steeds zullen blijven bijsturen. Het structureel overleg dat in het schooljaar 2010/2011 ingaat, staat garant voor de noodzakelijke borging.”
Hans Scheres en Henk Smeets
VSV makelaar centrale spil in aanval op de uitval
Binnen Onderwijsgemeenschap Venlo & Omstreken (OGVO) is sinds september 2009 een VSVmakelaar actief. Eén persoon die zich binnen het voortgezet onderwijs inzet voor leerlingen die dreigen uit te vallen. Met succes. Afgelopen schooljaar zijn mede dankzij de VSV-makelaar 40 risicoleerlingen voor het onderwijs behouden of in een maatwerktraject gestroomd. Inmiddels worden de ontwikkelingen rond de VSV-makelaar met veel interesse gevolgd, in Limburg en daarbuiten. Van pionier tot vaste waarde Het pilotproject VSV-makelaar begon met de zoektocht naar iemand die voor 0,6 fte het voortijdig schoolverlaten op het Blariacumcollege, College Den Hulster en Valuascollege in Venlo wilde gaan aanpakken. Uit 54 sollicitanten werd docent metaaltechniek Wilbert Hendriks gekozen. Naar eigen zeggen omdat hij ‘zijn hart had laten spreken’. Meer kon hij ook niet doen, want een zoektocht op internet maakte al snel duidelijk dat deze functie in Nederland nog niet bestond. Natuurlijk, er zijn veel initiatieven om voortijdig schoolverlaten te voorkomen, maar om daar één centraal persoon op te zetten, dat is uniek. Inmiddels is Wilbert een bekend gezicht in de regio en is de samenwerking
met het servicecentrum Gilde Opleidingen, GPO, Bureau Jeugdzorg, RMC/leerplicht, Bovenschoolse Zorgvoorziening, ZAT teams en teams (BBL Kader GT) prima. Wilbert: “De wisselwerking in de keten is voor mij als VSV-makelaar van cruciaal belang. De jongeren die dreigen uit te vallen hebben één ding gemeen: ze passen op het moment dat ze bij mij in beeld komen even niet in de structuur van het reguliere onderwijs. Alleen een individuele oplossing in de vorm van een maatwerktraject kan een uitweg bieden. Dankzij goede afspraken met de ketenpartners heb ik daar inmiddels verschillende mogelijkheden voor. Het afgelopen jaar ben ik pionierend te werk gegaan en heb ik alle lijnen uitgezet. De laatste maanden merk ik dat de VSVmakelaar echt een begrip is geworden.
Wilbert Hendriks, VSV makelaar
Aanvankelijk was ik degene die contact zocht met een leerplichtconsulent van het RMC, wanneer het mis dreigde te gaan met een jongere. Tegenwoordig wordt de weg ook andersom bewandeld: een leerplichtconsulent die vastloopt vraagt, aan mij welk opleidingsperspectief ik een jongere kan bieden.” Focus op startkwalificatie Voor de VSV-makelaar als spil binnen het voortgezet onderwijs zijn de contacten met het primair onderwijs en het vervolgonderwijs van groot belang. Wilbert: “Er is een warme overdracht vanuit de zorgteams in het basisonderwijs, zodat risicoleerlingen in beeld zijn vanaf de dag dat ze aan het voortgezet onderwijs beginnen. Daarnaast ligt mijn focus vooral op een goede aansluiting op het vervolgonderwijs. In het eerste jaar van de pilot heb ik me gericht op het vmbo en de belangrijkste mbo-instelling in onze regio, Gilde Opleidingen. Samen hebben we hetzelfde doel: leerlingen minimaal aan een startkwalificatie helpen, dus minstens een diploma op mbo niveau 2. Gilde Opleidingen heeft hiervoor een eigen servicecentrum ingericht en daarnaast is de Gilde Praktijk Opleiding (GPO) een fantastisch instrument. Dit is een opleiding op niveau 1, waar leerlingen het hele jaar kunnen instromen. Hier wordt niet alleen gewerkt aan kennis en vaardigheden, maar ook aan de persoon zelf. Wanneer we zien dat het voor een van onze vmbo-leerlingen heel lastig zal zijn om zijn diploma bij ons te halen, kunnen we ervoor kiezen hem niet nog maanden te laten aanmodderen, maar eventueel direct te laten doorstromen naar GPO. Hier krijgt hij veel gerichtere, individuele begeleiding en bovendien is hij uit de setting waarin hij niet goed gedijt. Vanzelfsprekend kijken we in eerste instantie wat we kunnen doen om iemand wél aan zijn vmbo-diploma te helpen. Bijvoorbeeld met behulp van de bovenschoolse zorgvoorziening. Iemand blijft dan wel gewoon bij ons ingeschreven, maar volgt zijn AVO-vakken in een klein groepje bovenschools. Zo kunnen we met persoonlijke begeleiding, samen met de leerling toewerken naar het diploma.”
Toekomstperspectief De pilot duurt nog tot 2011. Hoe ziet de VSV-makelaar zijn toekomst? Wilbert: “Ik ga stap voor stap te werk. Afgelopen zomer heb ik meegedraaid met het zomervangnet. Hierbij hebben we een aantal jongeren nauwlettend in de gaten gehouden: hebben zij zich aangemeld voor een vervolgopleiding? Zijn ze aangenomen? Hebben ze nog hulp nodig? Komend jaar ga ik mijn aandacht verbreden naar de havo en vwo-leerlingen van onze onderwijsstichting en de vmbo-aanpak verder versterken. Natuurlijk hoop ik dat er ook na 2011 middelen beschikbaar komen om deze benadering voort te zetten. Volgens mij zou het op de lange termijn heel goed zijn om naast leerplichtconsulenten ook een vast team in de regio te hebben dat zich bezighoudt met VSV. Ik zal de eerste zijn die me daarvoor aanmeld.”
Aanval op schooluitval in Limburg September 2010 - 1e jaargang - nr. 1
De zomeractie: van project tot structureel proces Kim Beumers is leerplichtambtenaar en RMC -consulent. Bovendien is ze projectleider van de zomeractie. Een project dat leerlingen met een onzeker toekomstperspectief helpt de juiste keuze te maken bij de overstap van het voortgezet onderwijs naar het beroepsonderwijs. Het is de bedoeling dat deze zomeractie begin 2011 in het onderwijsproces zelf wordt geïmplementeerd, zodat de scholen uiteindelijk zelf de actie oppakken. Een reëel streven? De zomeractie heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld tot een succesvol hulpmiddel tegen schooluitval. De resultaten? Bij het Regionaal Bureau Leerplicht Westelijke Mijnstreek werden door vo-scholen aan het eind van afgelopen schooljaar 118 risico-overstappers gemeld. 90 % daarvan is inmiddels met goed resultaat doorgestroomd. Beumers: ‘Onze werkwijze is als volgt. We beginnen met een startbijeenkomst, waarbij alle scholen in de westelijke mijnstreek aanwezig zijn. Al deze scholen geven ons in april een lijst met de mogelijke risico-overstappers. Hieronder vallen jongeren die op dat moment nog niet weten welke vervolgopleiding ze willen gaan doen. Dan is het nog aan de scholen zelf om deze groep leerlingen te begeleiden bij hun keuze voor een vervolgopleiding. Aan het einde van het schooljaar bezoeken wij alle vo-scholen nogmaals en gaan wij gedurende de zomer aan de slag met de definitieve risico-overstappers. Veel van hun willen liever meteen de arbeidsmarkt op. Of willen een BBLvariant* gaan doen, maar hebben nog geen werkplaats. Of hebben zich wel aangemeld, maar de plaatsing is nog onzeker. De leerlingen die op de lijst staan gaan we dan bellen en vragen naar hoe en wat. Soms weten ze inmiddels wel wat ze willen en dan is er uiteraard geen probleem. Degenen die dat dan nog niet hebben besloten nodigen we uit voor een gesprek. Deze leerlingen raden we dan meestal aan naar een loopbaanbegeleider van het servicecentrum (ROC) te gaan om een beroepskeuzetest te maken. Wij melden deze leerling daar dan aan. Deze helpt hem/haar met het inschrijven voor een vervolgopleiding, want soms zorgt het digitale aanmelden ook voor problemen. De loopbaanbegeleider koppelt de vorderin-
gen van deze leerling dan weer terug naar ons. Het gaat ons uiteindelijk dus puur om de begeleiding. Veel jongeren roepen bij voorbeeld ‘ik wil gaan werken’, maar veel van hen weten niet dat er wel degelijk een mogelijkheid is om school en werk te combineren, zoals bij de eerder genoemde BBL-variant*. Als je dat vertelt zijn ze alweer een stapje verder. Het is heel belangrijk om goed voorbereid de arbeidsmarkt op te gaan. Niet alleen op korte termijn, maar ook op langere termijn. Onze kracht ligt bij de samenwerking met het mbo. Deze begint snel genoeg zodat de leerlingen nog op tijd door kunnen stromen. We zijn er ruim op tijd bij.’ Vanuit de convenanten zijn nu opnieuw middelen vrijgemaakt om de zomeractie uit te voeren. Maar dan wel met het doel de actie binnen het onderwijs te implementeren. Hoog tijd, vindt Beumers. ‘Ik denk dat het moment nu daar is dat deze structurele afspraken nu echt gemaakt gaan worden. Het gaat op zich al heel goed, maar er valt in de samenwerking tussen het vmbo en het mbo nog wel een slag te halen. Ik kan me voorstellen dat de afspraken die wij met het mbo hebben gemaakt, in de toekomst door het vo zelf gemaakt worden. Zoals dat het mbo jongeren al in een eerder stadium beroepskeuzetesten laat doen, in plaats van pas in de zomervakantie, zodat dan al voor iedere leerling duidelijk is wat zijn vervolgopleiding gaat worden. Stel dat het vo de samenwerking al in het begin van het jaar aangaat met het mbo, dan zijn ze op tijd met deze zaken. Dat is een heel goed begin’. * De BBL-opleiding is de praktijkvariant waarbij een jongere 4 dagen per week werkt in een bedrijf of instelling en in het algemeen één dag (of twee avonden) per week naar school gaat. Aanval op schooluitval in Limburg Februari 2011 - 1e jaargang - nr. 2
COLUMN Sluit de gelederen!
De definitieve cijfers van Dienst Uitvoering Onderwijs laten zien dat ook Zuid Limburg het aantal Voortijdig Schoolverlaters weer verder terugdringt. Het is fantastisch dat we hier als regio goed op scoren. De doelstellingen voor het afgelopen jaar zijn dan wel weer behaald maar we blijven, samen met de scholen hard aan het werk om het aantal nieuwe VSVers verder terug te dringen. Iedere jongere die de school zonder startkwalificatie verlaat is er een teveel! Te veel jongeren ondervinden nog problemen in hun leerloopbaan, waardoor ze te vroeg stoppen met hun opleiding en geen startkwalificatie voor de arbeidsmarkt behalen. Het voorkomen en bestrijden van Jeugdwerkloosheid staat net als de problematiek van Voortijdig Schoolverlaters hoog op de politieke agenda. Logisch ook gezien het onlosmakelijke verband tussen deze twee. In de bestrijding van beide problemen luistert een integrale benadering dan ook erg nauw. Op 1 april van vorig jaar 2010 is in Sittard-Geleen het Jongerenloket Westelijke Mijnstreek van start gegaan. Als een jongere zich komt melden bij dit loket, voor werk of een inkomstenvoorziening, wordt hij gemotiveerd om terug naar school te gaan. Het motto is: “School boven werk”. Het onderwijs voert tegelijkertijd in het kader van het Actieplan Jeugdwerkloosheid ook programma’s uit om werkloze jongeren te laten instromen. De mogelijkheden om terug naar school te gaan worden zo vergroot en tevens wordt het aantal Voortijdig Schoolverlaters verder teruggedrongen. Het bestrijden van VSV en Jeugdwerkloosheid gaat op deze wijze hand in hand. De RMC-consulenten die het jongerenloket bemensen willen dat jongeren een zo hoog mogelijke startkwalificatie halen die past binnen de eigen mogelijkheden van de jongere. Ze gaan dus niet voor de kortste weg naar werk. Is terugplaatsing voor een jongere (nog) niet haalbaar?
Berry van Rijswijk, Wethouder jong zijn in 046 gemeente Sittard-Geleen
Dan hebben we nog een paar ijzers in het vuur zoals het Participatiehuis of de sociale werkvoorziening Vixia. Na het afronden van een dergelijk traject zijn de afstanden tot scholing of arbeid verkleind en kan de jongere uiteindelijk toch terug naar school of naar regulier werk. Zo krijgt de integrale aanpak tussen het bestrijden van VSV en jeugdwerkloosheid vorm. Iedere gemeente brengt haar eigen accenten aan voor hetzelfde gezamenlijke doel dat we nastreven: het verder terugdringen van de Jeugdwerkloosheid en het aantal VSV-ers. Dit werkt alleen als de keten gesloten blijft. Sluit dus de gelederen en help het aantal VSVers en jeugdwerklozen verder terug te dringen.
Aanval op schooluitval in Limburg Februari 2011 - 1e jaargang - nr. 2
GPO, focus op persoonlijke groei Wat houdt deze individuele aandacht precies in?
Sinds 2003 kunnen zowel jongeren als volwassenen die in het reguliere onderwijs vast lopen een laatste kans krijgen om toch nog hun startkwalificatie te behalen. Bij Gilde Praktijkopleidingen behaalt zo’n 75 % van de aanmeldingen wél de eindstreep. Soms stromen ze zelfs door naar niveau 3 van het reguliere onderwijs. Waar licht de kracht van deze bijzondere manier van onderwijs? Een gesprek met de teammanager, de loopbaanadviseur, en de zorgadviseur. Hoe is Gilde Praktijkopleidingen (GPO) ontstaan? Els Klerks: ‘GPO is ontstaan vanuit een probleem dat werd geconstateerd bij veel leerlingen die het reguliere onderwijs niet aankonden en daardoor uitvielen. Deze mensen hadden te maken met problemen van uiteenlopende aard. Variërend van leer- en gedragsproblemen, sociaal isolement tot een lastige thuissituatie of andere moeilijkheden. Aangezien hier een aantal jaar geleden nog geen opvang voor was heeft Gilde Opleidingen zich maatschappelijk verantwoordelijk gesteld voor deze groep. GPO biedt opleidingen aan op mboniveau 1 en 2 in de richtingen Sociale dienstverlening, Zakelijke dienstverlening en Techniek.’ Karin Wollaert: ‘Ik denk dat het belangrijkste verschil met het reguliere onderwijs vooral ligt bij het praktijkgerichte. Mensen leren alles door het daadwerkelijk te doen. Alle stappen worden uitgebreid met elkaar geoefend, dan pas komt de theorie.’
Gertie Crommentuyn: ‘De groepen binnen GPO zijn kleiner dan binnen het reguliere beroepsonderwijs. We zitten nu op zo’n 265 jongeren en 60 volwassenen. De docent heeft intensief contact met de deelnemers en heeft over het algemeen goed zicht op wat hem/haar zoal bezighoudt. Mocht er meer zorg nodig zijn dan wordt de intern begeleider ingeschakeld. Als er sprake is van schooloverstijgende problemen dan bekijkt de docent samen met de intern begeleider de vijf leefgebieden van de deelnemer. Hoe gaat het met de
gezondheid? Wat zijn de familieomstandigheden? Hoe ziet zijn/haar omgeving eruit? Hoe wordt de vrije tijd benut? Hoe zijn de schoolse ontwikkelingen? Mocht er meer aandacht nodig zijn dan kan er een zorgadviseur worden ingeschakeld. Als de zaken niet op school opgelost kunnen worden dan agenderen we de deelnemer bij het Zorg Advies Team (ZAT). Daarin zijn oa Bureau Jeugdzorg, MEE, de leerplichtambtenaren, het RMC en het algemeen maatschappelijk werk vertegenwoordigd. Daarnaast zijn er Gildebreed twee gedragswetenschappers werkzaam die we voor hele specifieke casussen kunnen inzetten. De afspraken die voortkomen uit het ZAT worden via de intern begeleider teruggekoppeld naar de docenten. Dit is kort gezegd de zorgstructuur binnen GPO.’ Niet iedereen kan bij jullie instromen. Ook voor het GPO gelden toelatingseisen. Waar trekken jullie de grens? Karin Wollaert: ‘Dat is heel moeilijk te zeggen. Het is een complex geheel van factoren. In ieder geval moet iemand wel zwakker dan gemiddeld zijn, maar je moet wel geschikt zijn voor het mbo. De persoonlijke omstandigheden kunnen heel triest zijn, waardoor iemand het reguliere onderwijs echt niet aankan. Maar uiteindelijk blijft ook GPO gewoon mboonderwijs. Het diploma dat je hier ontvangt, is hetzelfde als dat wat leerlingen in het reguliere onderwijs kunnen behalen. De examinering is uiteindelijk precies hetzelfde. Alleen de weg ernaartoe is anders.’ Een groep mensen bij elkaar die allemaal min of meer met de zelfde problemen te kampen hebben. Versterkt dit elkaar niet op een negatieve manier? Els Klerks: ‘Het kan wel eens voor extra irritaties zorgen. Maar doordat we werken in kleine groepen, alles bespreekbaar maken en problemen daardoor snel gesignaleerd worden, blijft het meestal bij irritaties. We hebben echter veel meer voorbeelden waar deelnemers elkaar juist positief beïnvloeden in plaats van negatief. Vaak hebben ze juist steun aan elkaar.’
Wat zijn de directe resultaten van jullie aanpak? Gertie Crommentuyn: ‘Er zijn veel leerlingen bij die zich na een paar weken als een vis in het water voelen. Door de individuele aanpak, en de weinig schoolse sfeer is er meer ruimte voor andere zaken. Dit gebouw heeft een ziel: als je hier binnenkomt dan proef je de sfeer. Bovendien zijn we flexibeler wat betreft het instromen. Je kunt namelijk iedere dag instromen.’ Zijn er nog nieuwe plannen voor in de toekomst? Karin Wollaert: ‘We zijn nu bezig met het nieuwe project ‘Toekomst voor Talent’, wat is bedoeld voor leerlingen die ook bij ons vast dreigen te lopen. Deze mensen hebben behoefte aan een wat langer traject waarin ze zichzelf de vraag stellen: Wie ben ik? Wat kan ik? Wat wil ik? Ze kunnen wel roepen dat ze kraamverzorgster willen worden ‘om de hele dag met een baby te kunnen spelen’, maar daar komt natuurlijk wel iets meer bij kijken dan dat. Of ze willen in de zorg, maar dan niets met ouderen en gehandicapten te maken krijgen. Het gaat hier dus vooral om het zichzelf ontdekken, maar dan wel in reële zin. Dit gebeurt aan de hand van kwaliteitenspellen en oefeningen, waarbij je bij voorbeeld leert de valkuilen op basis van je karakter te lokaliseren.’ Els Klerks: ‘Constante scholing en deskundigheidsbevordering van medewerkers is heel belangrijk. Het is niet makkelijk om met deze doelgroep te werken. Vandaar dat we onlangs samenwerking hebben gezocht met het Ruud de Moor Centrum (RdMC), onderdeel van de Open Universiteit. De missie van het RdMC is om zowel praktisch als wetenschappelijk een bijdrage te leveren aan de (levenslange) professionalisering van leraren. Vanuit de onderwijspraktijk van GPO gaat het RdMC, samen met onze docenten, op zoek naar oplossingen die breed toepasbaar zijn en kunnen bijdragen aan verdere professionalisering in het werken met deze bijzondere doelgroep.’
Aanval op schooluitval in Limburg Februari 2011 - 1e jaargang - nr. 2
VSV: toen, nu en straks Begin van het schooljaar 2007/08 heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap keiharde resultaatgerichte afspraken gemaakt met alle 39 RMC-regio’s, de mbo-instellingen en voscholen in Nederland. Deze afspraken zijn vastgelegd in convenanten waarin is afgesproken dat de hierboven genoemde partij ten opzichte van peiljaar 2005/06 minimaal 40% minder VSV-ers na afloop van het schooljaar 2010/2011 moest hebben. Dit betekent dat er landelijk nog maar 35.000 nieuwe VSV-ers zouden mogen zijn, wat een halvering is van het aantal VSV-ers in 2002. Dat waren er toen 71.000. Inmiddels bevinden deze convenanten zich in de eindfase en is het moment daar om te kijken naar wat er allemaal is gedaan en wat we in de toekomst nog allemaal kunnen doen. Een gesprek met Monaïm Benrida van het Ministerie van OCW. Nog nooit eerder is er vanuit de overheid zoveel aandacht geweest voor VSV als in de periode 2007/08-2010/11. Het probleem kwam landelijk op de politieke agenda te staan en er werden scherpe doestellingen vastgesteld: 40% minder nieuwe VSV-ers ten opzichte van het peiljaar 2005/06. Om deze doelen te realiseren zijn er vanuit het Ministerie van OCW drie geldstromen beschikbaar gesteld; 1. prestatiebonus: iedere VSV minder levert de school € 2500,- op. 2. regionale programmagelden: op basis van de aantallen nieuwe VSV-ers binnen de regio zijn er budgetten beschikbaar gesteld om gezamenlijk een programma van maatregelen samen te stellen om de doelstelling te behalen. 3. plusgelden: deze middelen zijn er later bijgekomen om ook aandacht te geven aan de zogeheten ‘overbelaste jongeren’. ‘We zijn direct met de regio’s aan de slag gegaan en hebben hen zelf laten bepalen wat in hun optiek zou werken om de afgesproken doelstellingen te realiseren. Vervolgens hebben alle partners een aantal effectieve projecten bedacht, uiteenlopend van het inzetten van extra begeleiding en leerplichtambtenaren tot beroepskeuzetesten en dergelijke. Projecten als de zomeractie zijn daaruit voort-
gekomen. De beginfase was vrij moeilijk. Mensen wisten niet precies wat ze moesten doen. Er zat veel tijd in de kennismaking en het aftasten van elkaars ideeën, maar langzaamaan begonnen de projecten duidelijk resultaat te krijgen. Voor nu is het heel belangrijk om die resultaten onder de loep te nemen. Niet alleen kwantitatief, maar ook kwalitatief.’- aldus Monaïm. Door de komst van het nieuwe kabinet zijn de landelijke doelstelling voor de komende jaren veel scherper geworden. Nu was het streven nog maximaal 35.000 nieuwe VSV-ers, in 2015 zijn dat er maximaal 25.000. Tijd voor andere maatregelen? ‘Als je terugkijkt zie je onmiddellijk dat er gigantische stappen zijn gemaakt in de aanpak van VSV. Nu is het moment gekomen om stil te gaan staan bij vragen als: Wat hebben we precies gedaan? Wat was het meest succesvol? Wat helemaal niet? Het meest succesvolle moeten we uiteraard proberen te implementeren in de primaire processen. Kennisdeling is hier ook een belangrijke factor. Als iets of iemand succesvol is dan proberen we dit met anderen te delen, zodat anderen daar ook weer van kunnen profiteren. Dat proberen we deels ook te bereiken door middel van deze krant.’ Als je de scherpere doelstellingen van het nieuwe kabinet wil halen moet je naast het borgen van de resultaten en de aanpak van nu ook nieuwe dingen ontwikkelen om ook de groep jongeren die nu nog niet wordt bereikt wel binnen te houden in de toekomst. Wat dit betreft heeft Monaïm een duidelijk doel voor ogen: ‘We begonnen met een relatief makkelijke groep. Jongeren die bijvoorbeeld net de verkeerde opleiding hadden gekozen of wat meer begeleiding konden gebruiken bij hun overstap van vmbo naar mbo. De hardere kern moet naar mijn idee worden aangepakt door middel van een bredere samenwerking met verschillende instanties op het gebied van onderwijs, arbeidsmarkt, het bedrijfsleven en zorg. Uiteraard is het makkelijker gezegd dan gedaan. De ene partij heeft als doel minder jeugdwerkeloosheid, de ander als doel het terugdringen van VSV-ers. Ik denk dat het met elkaar samenhangt. Hoe meer mensen zich kwalificeren, hoe minder kans op structurele werkeloosheid. Je moet het denk ik meer zien vanuit deze integrale aanpak. Zo ontstaat uiteindelijk een win-win situatie.’ Aanval op schooluitval in Limburg Februari 2011 - 1e jaargang - nr. 2
Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt
Aanval op schooluitval in Limburg Februari 2011 - 1e jaargang - nr. 2
In het kader van de aanpak VSV blijkt het heel belangrijk om jongeren een goed beeld te geven van wat er zoal te koop is. We zetten in op duidelijke voorlichting, niet alleen aan leerlingen maar ook aan ouders en docenten.’ COLO is een vereniging van zeventien samenwerkende kenniscentra. Voor meer dan veertig branches verbinden zij het bedrijfsleven met de arbeidsmarkt en het beroepsonderwijs. De focus ligt hierbij vooral bij de aansluiting tussen leren en werken en het vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Vijf vragen aan regiocoördinator Mérie Michels. Wat houdt jullie ‘core bussiness’ precies in? ‘Wij houden ons bezig met aan de regionale arbeidsmarkt gerelateerde vraagstukken, waarbij natuurlijk loopbaanoriëntatie en beroepenvoorlichting een heel belangrijk aandachtspunt is. We hebben immers het bedrijfsleven achter ons staan van 210.000 erkende leerbedrijven.’ Wat is precies jullie rol bij op het terugdringen van de voortijdige schooluitval? ‘Wij steken heel veel energie in de beroepen -informatie en -oriëntatie. Zo’n 900 opleidingsadviseurs zijn daar dagelijks mee bezig. Als je gaat kijken naar de aanpak van VSV dan is het vooral belangrijk dat we voldoende voorlichting geven over het mboonderwijs. Speciaal voor voortijdige schoolverlaters hebben we een soort beroepen ‘portal’ ontwikkeld.
Op welke manieren proberen jullie deze jongeren te informeren? ‘Op de vmbo-scholen geven we klassikaal voorlichting. Onze link met het bedrijfsleven vormt hierbij de toegevoegde waarde. We brengen jongeren door middel van een zogenaamd vmbo Carrousel naar het bedrijfsleven om een beroep als het ware te ‘voelen’ en daadwerkelijk te aanvaarden. Dan gaan de leerlingen bij voorbeeld naar een ziekenhuis toe, en leren ze een ziekenhuis kennen in zijn totaliteit. Het resultaat? leerlingen die in staat zijn hun opleiding te volbrengen, docenten die gemotiveerd zijn om les te geven aan leuke leerlingen en bedrijven die gemotiveerde mensen krijgen die weten waarvoor ze gekozen hebben.’ Wat zijn de meetbare resultaten? ‘Wij adviseren de bedrijven de jongeren echt mee te nemen in het bedrijf en dan ook een goede stageplaats te geven. Dan zul je zien dat 8 van de 10 jongeren blijft hangen. En dat is uiteindelijk ook het geval: 80 % van de jongeren die een goede keuze heeft gemaakt blijft daar uiteindelijk bij.’ Wat zou er beter kunnen? ‘We willen dat in de regio veel meer mensen samen gaan werken in het kader van preventie. Als jongeren niet lekker in hun vel zitten willen we daar al met de kenniscentra, met het UWV, met de school zelf, direct hulp aan bieden om deze jongeren binnenboord te houden. Wat gebeurt er nu? We raken ze kwijt, terwijl ze een starkwalificatie zouden moeten krijgen. Bovendien zou het ‘Loopbaanleren’ -leerlingen die zichzelf bewust vragen stellen als Wat ben ik? Wat wil ik? Wat kan ik?- in het lesprogramma geïntegreerd moeten worden.’ Regiocoördinator, Mérie Michels
COLUMN Maatwerk
Het leren is van oudsher ingericht op groepen, liefst ruim 20 per groep en ingedeeld in schooljaren. Deze starten in augustus en eindigen in juni. Het leertraject dient afgesloten te worden met een diploma. De bekostiging vanuit OCW is hierop gebaseerd. Voor standaard leerlingen en standaard leertrajecten lijkt dit te voldoen. Hoewel onmiddellijk de vraag gesteld moet worden wat bedoeld wordt met ‘standaard’. Wanneer je een nieuwe keuken koopt, zitten er meestal standaard een aantal apparaten bij. Wil je andere apparaten of meerdere, dan kan dat, maar je betaalt ook meer. Dat begrijpt iedereen. Standaard leerlingen bestaan niet, dus alleen groepsgewijs leren voldoet al lang niet meer, evenals alleen instroom in augustus. Toch slagen we er maar moeilijk in, in het reguliere onderwijs hierop te anticiperen. Het beste lukt het nog bij de overbelaste jongeren. Waarom? Omdat zij een meer individuele aanpak opeisen. Doe je dat niet, dan is de kans op uitval groot. Gilde Opleidingen heeft daarom voor deze jongeren in 2003 gekozen voor een kleinschalige opvang in de vorm van Gilde Praktijkopleidingen (GPO). Jongeren die onmogelijk een startkwalificatie kunnen halen in de groepsgerichte, meer klassikale aanpak, volgen hun opleiding bij GPO. De doelstelling is een niveau 1 of liever nog een niveau 2 diploma te behalen. In elk geval een diploma, omdat dit voor het zelfbeeld van de leerling enorm van belang is. Een individuele aanpak, maatwerk dus. Voor de leerling betekent dit een grotere kans op succes en dat is ook wel gebleken in de afgelopen zeven jaar. Voor de docenten betekent dit, naast hun vakkennis, kennis van en het kunnen toepassen van allerlei methodieken om leerlingen te laten leren. Daarnaast dienen zij kennis te hebben van allerlei stoornissen die leerlingen kunnen heb-
Léon Simons Lid College van Bestuur Gilde Opleidingen
ben en leren bemoeilijken. Ook dienen zij weet te hebben van de leefomstandigheden van de leerlingen. Ook daar kunnen belemmeringen liggen die het leren doen stagneren. Maar vooral, de docent moet affiniteit hebben met de doelgroep. Voor de schoolorganisatie betekent dit extra middelen vrijmaken om extra begeleiding en kleine groepen te borgen. En, omdat de bekostiging van OCW zich richt op schooljaren en ‘normale’ trajecten is dit een permanente zorg voor de instelling. Natuurlijk zijn er incidentele middelen en/of projectgelden, maar de status van deze middelen is vooral tijdelijk, terwijl de doelgroep dit niet is. Toch blijven we dit werk doen. Waarom? Omdat iedere leerling die met succes de school verlaat energie geeft. Gelukkig zijn er in het onderwijs nog idealisten. Aanval op schooluitval in Limburg Februari 2011 - 1e jaargang - nr. 2
naar school te blijven gaan! Als je op school blijft dan heb je pas lef. En als je dat niet doet probeer je er makkelijk vanaf te komen. Op korte termijn, maar zeker niet op langere termijn. Het is begrijpelijk dat het misschien aantrekkelijker kan zijn om op straat te gaan lopen en drugs te gaan dealen. Maar dan heb je geen lef, vind ik.’
LEF-jongeren in actie
Op initiatief van de directie Voortijdig Schoolverlaten van het ministerie OCW, in samenwerking met het Actieplan Jeugdwerkloosheid Zuid-Limburg is in navolging van Amsterdam, Breda en Eindhoven ook in Zuid-Limburg een jongerenteam opgericht. Deze jongeren vertellen hun persoonlijke verhaal voor de klas. Over waarom ze ooit stopten met school, maar later ook de draad weer op hebben gepakt. Twee van hun hebben inmiddels voor de klas gestaan. ‘Een eigen verhaal maakt altijd veel meer indruk. Dat kan je bij de keel grijpen.’ Mischa van de Pol ‘Het is spannend, en heel moeilijk om je verhaal voor de klas te doen. Maar het geeft wel een goed gevoel om iets mee te delen waarvoor je anderen wellicht kunt behoeden. Ik denk wel degelijk dat het effect heeft op de leerlingen. Eentje was van plan om uit huis te gaan, één was al uit huis en wilde dus ook met school gaan stoppen. Die was nog wel aan het twijfelen en had veel interesse in mijn verhaal. De docent vertelde dat het normaal gesproken nooit langer dan tien minuten stil is in de klas, maar nu bleef iedereen muisstil.’ ‘Ik heb nog steeds geen eindkwalificatie, dus dat werd moeilijk om überhaupt mee te doen met LEF. Als alles loopt volgens plan ga ik volgend jaar weer beginnen aan een opleiding. Vandaar dat ik nu wel mee mag doen. Zo zie je maar weer. Ik zou iedereen aanbevelen om gewoon
Sven Esser ‘Nadat ik ben gestopt met school op mijn achteinde is er veel in mijn leven gebeurd waar ik niet trots op ben. Ontmoette de verkeerde personen, ging me met drugs bezighouden en eindigde uiteindelijk in een dagopvang voor dakloze jongeren. Als ik jongeren kan behoeden voor mijn eigen geschiedenis dan doe ik dat graag.’ ‘Voor de klas vertel ik over mijn problemen thuis, met mijn ouders, met geld. Ben vroeg uit huis gegaan, veel drugs gaan gebruiken, en met foute vrienden omgegaan. Dan zit je onderaan de put en probeer je vanuit daar weer naar boven te klimmen. Ik heb inmiddels al zes keer voor de klas gestaan. Was de eerste keer erg nerveus. Vond het heel spannend. Maar het was uiteindelijk echt heel leuk. Er waren veel leerlingen bij die ook spontaan hun verhaal gingen vertellen. Zoals vorige week er een meisje in de groep zat die veel in mijn verhaal herkende. Ze was erg emotioneel. Dat doet wel echt iets met je.’ ‘Iedereen heeft zijn eigen verhaal, zo moet je dat ook overbrengen. Hoe jij dat zelf hebt ervaren. Ik denk dat iedereen hierdoor ziet hoe het is om van je fouten te leren. Het hoeft niet zo, het kan ook anders. Een eigen verhaal maakt altijd veel meer indruk. Dat kan je bij de keel grijpen. Ik kan me herinneren dat ik zelf een verhaal in de klas te horen heb gekregen over hoe slecht het wel niet is om met alcohol achter het stuur te zitten. Daar luisterde niemand naar. Maar een maand later kwam een man in een rolstoel langs om over zijn eigen traumatische ervaring achter het stuur te vertellen. Dat maakte zoveel meer indruk.’ ‘Het maakt niet uit wat je meemaakt. Als je je eigen weg kiest en je niet bezig houdt met anderen, dan komt het vanzelf wel goed met je. Daar ben ik echt van overtuigd.’
Aanval op schooluitval in Limburg Februari 2011 - 1e jaargang - nr. 2
“Het is heel belangrijk om de jeugd bewust te maken van het belang van onderwijs” Het LEF jongerenteam wordt gecoacht door niemand minder dan voormalig bokskampioen Arnold Vanderlyde. Samen met de zeven leden van het team is hij aan de slag gegaan om ze zo goed mogelijk voor te bereiden op hun schoolbezoek. Een korte kennismaking. ‘Zelf was ik een moeilijke leerling. Als kind was ik emotioneel absoluut niet in balans. Had weinig gevoel van eigenwaarde, moeite met leren, en voelde me daardoor dom en was bang om te falen. Als ik me in het nauw gedreven voelde begon ik meteen van me af te slaan. Op mijn vijftiende begon ik met boksen, wat een keerpunt in mijn leven vormde: het gaf me zelfvertrouwen, en lef. Vandaar dat ik me heel goed kan associëren met het gevoel wat deze jongeren hebben gehad en wat de kinderen op de scholen wellicht op dit moment hebben. Die handschoen wil ik oppakken, want ik denk dat het uiteindelijk van cruciaal belang is om de jeugd zo veel mogelijk te laten leren. Het is heel belangrijk om de jeugd bewust te maken van het belang van onderwijs.’- aldus Vanderlyde Binnenkort gaan alle leden van het LEF jongerenteam hun verhaal voor de klas vertellen. Voor sommigen een lastige opgave, omdat het vaak om persoonlijke omstandigheden gaat die veelal in de privé sfeer liggen. Voor Vanderlyde ligt daar juist de uitdaging. ‘Als coach stimuleer ik de jongeren fysiek en mentaal om die metaforische handschoen op te pakken en zelf hun verhaal te vertellen. In de voorbereiding ben ik intensief met ze aan de slag gegaan. Het is belangrijk dat ze goed weten wat ze moeten doen en wat ze precies willen vertellen. Twee dagen ben ik non stop met ze bezig geweest en heb ik met ze gespart. Daar zat ook een stukje representatietechniek bij. Hoe motiveer je mensen? Hoe vertel je je verhaal? Met welke intonatie en welke fysieke houding sta je voor een groep? Ook dat helpt om je geschiedenis geloofwaardig over te brengen. Het meeste laat je immers zien met je lichaam. Probeer recht op te staan, energie uit te stralen, omhoog te kijken, een glimlach op het gezicht. Daar gaat het om. Het gaat om het bewegen, om
het mentaal en fysiek in balans zijn. Die harmonie heb ik zelf gevonden in de sport. Harmonie tussen lijf en geest ontwikkelen, dat is ook iets wat ik deze jongeren probeer mee te geven. Sport en beweging kun je gebruiken om in de zogenaamde ‘winning mood’ te komen. Ook dat heb je nodig om je verhaal goed en oprecht te kunnen overbrengen.’ Binnenkort worden de eerste schoolbezoeken geëvalueerd en teruggekoppeld. Het zal een kwestie zijn van een beetje bijsturen en aanpassen, maar Vanderlyde is ervan overtuigd dat dat helemaal goed gaat komen. ‘Ik weet zeker dat het goed is om de metafoor, het voorbeeld, te gebruiken om echt een verhaal te vertellen. Als de jongeren dat vol passie en overtuiging doen, dan weet ik 100 % zeker dat dat effect heeft op de leerlingen. Ze kunnen zich aan de verhalen optrekken. En misschien zelfs de ervaringen met elkaar delen. Daar leren mensen het snelst van. Dat is de universele regel. In de toekomst wil ik dit zeker nogmaals doen. De jeugd is onze toekomst. Je moet mensen op de goede weg houden. Naar school gaan, informatie oppakken is van heel groot belang. Ik ben sociaal bewogen dus ik wil zeker met dit soort projecten betrokken blijven. Die voorbeeldfunctie is het belangrijkste doel. Om mensen die er zelf een tijdje uit zijn geweest, hun persoonlijke verhaal te laten vertellen. Zodat andere mensen daarvan kunnen leren. LEF is een organisatie die daar bewust mee bezig is en ook echt naar de scholen toegaat. Daar sta ik volledig achter.’
Aanval op schooluitval in Limburg Februari 2011 - 1e jaargang - nr. 2
Buddy wijst de weg naar het diploma
“Een verstandig maatje, dat ben ik.” Aan het woord is Giel Graven, Buddy in de regio Maastricht. Samen met zijn vier collega-Buddy’s helpt hij leerlingen op weg. “Het gaat om jongeren in het vmbo en mbo die wel in staat zijn om hun diploma te halen, maar bij wie het door omstandigheden niet lukt.” Het project startte begin schooljaar 2010-2011. Giel heeft sindsdien zo’n vijftien leerlingen onder zijn hoede gehad en niet zonder succes. “Op één na heb ik ze allemaal kunnen helpen. Het is mooi om te zien wanneer dat lukt. Soms is een oplossingen snel gevonden. Zo was er een jongen met ADHD die ik aanraadde de huisarts om andere medicijnen te vragen. Bij de medicijnen die hij slikte was regelmatige, structurele inname heel belangrijk. Dat lukte hem niet. Met de nieuwe medicijnen is de rust terug in zijn hoofd en gaat het ook weer stukken beter op school.”
‘Aandacht is een toverwoord’
Willen leren Maar niet iedere leerling is zo gemakkelijk geholpen. “De oorzaken zijn uiteenlopend. Meestal signaleert de school dat er een probleem is. Het Zorgadviesteam van de school meldt de jongere vervolgens aan bij de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL). Die beslist in een overleg of de leerling in aanmerking komt voor Buddyzorg. Zoja, dan stellen ze een behandelplan op. De Buddy neemt daarna binnen vijf dagen contact op met de leerling.” Concrete hulp Tien weken lang is er intensief contact tussen Buddy en leerling. Giel: “Eerst is er een ontmoetingsgesprek, vaak bij de mensen thuis, behalve als juist daar het probleem ligt.
Het is goed om te zien hoe een jongere woont en leeft. Daarna probeer ik de meeste afspraken op school te plannen, omdat de leerlingen dan al zijn waar ze moeten zijn. Vervolgens gaan we heel concreet aan de slag. Ik help ze op weg met wat nodig is. Dat kan zijn het regelen van woonruimte, het maken van een planning voor een bepaald vak of het inschakelen van de juiste hulpinstanties.”
Aanval op schooluitval in Limburg November 2011 - 2e jaargang - nr. 3
Buddy Giel Graven is ‘een verstandig maatje’
Het vingertje Giel raakt be-trokken. “Maar ook weer niet té betrokken. Ze moe-ten me vertrouwen, hun verhaal kunnen doen, aandacht is daar-bij het toverwoord. Maar aan de andere kant moeten ze ook luisteren wanneer ik zeg dat ze iets moeten doen. Het blijft dan ook altijd ‘meneer’ en ‘u’. ”Zo belde hij een keer een jongen op dat hij nú naar hem toe moest komen. “Ik zei dat als hij er over een half uur nog niet zou zijn, ik voor zijn deur zou staan. Dat hielp. Aan de andere kant ben ik niet iemand van de school zelf. Ik ben niet ‘het vingertje’ dat zegt dat je niet mag spijbelen. En ik hoef aan de school ook niet door te geven wanneer de leerling iets niet doet.” Eigen rol Het werk is erg oplossingsgericht. “Ik wijs ze op hun eigen rol. Dan geef ik ze bijvoorbeeld het benodigde telefoonnummer, maar ze moeten wel zelf bellen. Of we gaan het eerste gesprek op een nieuwe school samen aan, maar daarna gaan ze alleen. Na tien weken moeten ze het tenslotte ook zelf kunnen doen. Al houd ik met sommigen nog wel contact. Bijvoorbeeld met Salvana (‘Jongere aan het woord’ op pagina 2 en 3). Als zij volgend jaar haar diploma haalt, zit ik vooraan in de rij. Dan ben ik trots ja.”
Jongere aan het woord “Ik wil naar het hbo”, verklaart Mathijs stellig. Na het afronden van het vmbo-t eind 2009 vervolgde Mathijs zijn pad richting het vak van docent Engels via de mbo-opleiding voor onderwijsassistent. Dat bleek geen succes; in mei 2011 stopte hij met de opleiding. Nu probeert hij het opnieuw, via de vavo. “Ik bereid me voor op véél huiswerk.” “Ik was vijftien toen ik mijn vmbo-t afrondde, maar wist al wel wat ik wilde: docent Engels worden”, vertelt Mathijs. “Op advies van mijn school ging ik naar het mbo, de meest logische weg. Achteraf gezien was ik liever naar de havo gegaan, maar ik wist niet dat dat een optie was.” Mathijs ging naar de mbo Onderwijsassistent. “Het eerste jaar liep ik stage op een basisschool, het tweede in een klas van vmbo verzorging. Daar was ik veel bezig met het opknappen van klusjes, terwijl ik juist had verwacht dat ik bijvoorbeeld mee zou mogen kijken met een docent Engels. Maar daar was geen vacature voor. Ook de lessen vielen tegen. Qua inhoud en qua klasgenoten. Niet iedereen was even gemotiveerd en dat ging soms ten koste van de lessen.”
Havodiploma Hij zit met volwassenen in de klas, maar ook met jongeren die bijvoorbeeld nog twee vakken moeten volgen om hun havo-diploma te halen. “Gemotiveerde klasgenoten”, denkt Mathijs. “Dat vind ik prettig. Ik heb er zin in, ook al weet ik dat het pittig wordt. Ik ben van plan om mijn huiswerk goed bij te houden, vooral niet achterop te raken. Hopelijk sta ik aan het eind van het jaar met mijn havodiploma op zak. Mijn toegangsbewijs voor de studie Engels.”
‘Havodiploma is mijn toegangsbewijs voor het hbo’ s : Mathij ie W d: 18 t Leeftij tolk of docen Doel: worden Engels
Loopbaanbegeleider In mei 2011 stopte Mathijs in zijn tweede jaar met het mbo en ging in de weekenden bij zijn vader in de zaak werken. “Ik deed administratief werk voor het laboratorium van mijn vader. Ondertussen sprak ik met een loopbaanbegeleider. Ik wist namelijk niet meer wat ik wilde. Was het onderwijsvak nog wel wat voor mij? En hoe kon ik nu naar het hbo?” De begeleider raadde Toekomst voor Talent aan. Testen en bezoeken Mathijs deed diverse tests en bezocht een aantal scholen. “Je zoekt onder begeleiding uit wie je bent, wat je kan en wat je wilt. Het werd duidelijk dat er op het mbo geen geschikte optie voor mij was. Toen opperde mijn begeleider vavo. Dat is de havo maar dan in één in plaats van twee jaar. Ik was meteen enthousiast.” Aanval op schooluitval in Limburg November 2011 - 2e jaargang - nr. 3
Mathijs vervolgt zijn pad richting hbo Engels
Aanval op schooluitval in Limburg November 2011 - 2e jaargang - nr. 3
Jongere aan het woord Heftige ruzies thuis, broers met problemen, een vader met een drankprobleem en een nieuwe school; het werd Salvana eind 2010 allemaal teveel. Daarbij werd ze ook nog ziek. “Maar ik bleef geloven dat ik uiteindelijk mijn diploma kon halen.” Salvana wil, net als haar moeder, haar eigen kinderdagverblijf beginnen. Daarvoor heeft ze een vmbo-diploma nodig, richting zorg en welzijn, en SPW. “Dat is mijn doel”, vertelt ze stralend. Een klein jaar geleden zag ze haar dromen in rook opgaan. “Ik was overgestapt van vmbo consumptief naar zorg en welzijn en had tijdens de zomer daar extra werk voor gedaan zodat ik mijn derde jaar niet opnieuw zou hoeven doen. Maar in de zomer werden de problemen thuis steeds groter. Dat veroorzaakte stress bij mij. Eenmaal op school ging het gewoon niet meer. Ik was veel ziek en was bang om naar school te gaan. Ik durfde niet meer met andere leerlingen in mijn klas te zitten.”
Buddy Ze ging het gesprek aan met haar teamleider op school. “Ik vertelde hem het hele verhaal en hij stelde voor om me op te geven voor Buddyzorg. Dat wilde ik wel. Want ik wilde nog steeds mijn diploma halen, maar op deze manier ging dat niet lukken. Kort daarna ontmoette ik meneer Graven en samen hebben we plannen gemaakt. Lichamelijk ging het niet goed met me, ik viel in korte tijd twintig kilo af. De dokter stelde de diagnose reflux, wat betekent dat mijn maagzuur terugvloeit naar mijn slokdarm, en een vitamine-B tekort. Dankzij medicijnen gaat het nu beter.” Doodeng In eerste instantie wilde Giel Graven dat Salvana terugging naar haar klas. “We gingen samen naar school, wat ik doodeng vond. Ik werd er lichamelijk ziek van. Maar mijn klas in, dat durfde ik niet.” Uiteindelijk kan ze terecht op het Sint Joseph. “Daar ga ik nu zo’n drie ochtenden per week naar toe. Ik volg de lessen van mijn oude school, maar zit daar in de klas. Dat gaat goed. Ik vind het niet meer eng om naar school toe te gaan. Dit schooljaar hoop ik op deze manier mijn diploma te halen.” Meerdere begeleiders Salvana heeft ondertussen begeleiders vanuit meerdere hulpinstanties die haar ondersteunen. “Ik weet nu waar ik terecht kan. Ze zoeken nog naar een plek om te wonen voor mij omdat ik niet bij mijn vader kan blijven. Ik ben ontzettend blij met de hulp die ik heb gekregen. Als ik geen buddy had gehad, ging ik nu waarschijnlijk niet naar school en had ik boetes vanwege het negeren van mijn leerplicht. Dat zie ik bij mijn broer van 17 jaar. Hij wil niet en zit dus diep in de problemen. Ik ben heel blij dat ik een toekomst heb.”
Salvana hoopt komend schooljaar haar diploma te halen
‘Ik vind het niet meer eng om naar school te gaan’
Wie: Salvana Leeftijd: 16 jaar Toekomstdroom: haar eigen kinderdagverblijf
Weert heeft jongeren iets te bieden Een samenwerkingsverband dat staat als een huis, korte lijnen, grote betrokkenheid, een niet te omvangrijke gemeente en een mentaliteit van ‘dit gaan we doen’. Dat is volgens RMC coördinator Bram Winantz hét succesvolle recept van de aanpak tegen schooluitval in Weert. Met vier collega’s voert Bram de RMC en Leerplicht uit. Daarnaast is hij onder meer betrokken bij PlusPunt, een nieuw project voor een kleine groep ‘overbelaste’ jongeren met grote problemen. “Weert is een actieve regio, met verhoudingsgewijs een normaal aantal uitvallende leerlingen. We hebben diverse projecten om jongeren aan een startkwalificatie te helpen.” Jongerenloket Zo is er de coördinatie van RMC om uitval tegen te gaan en goed in kaart te brengen. Daarnaast heeft de gemeente Weert en Nederweert een jongerenloket. Bram: “Dit is een overleg van RMC, sociale dienst, UWV Werkbedrijf, ROC Gilde, maatschappelijk werk en GGZ bemoeizorg over jongeren tot 27 jaar. Wanneer één van de partijen signaleert dat het niet goed gaat met een jongere, vraagt hij hulp en advies in het overleg. Samen gaan we op zoek naar de juiste aanpak.” Bovendien kent Weert het Netwerk 12+ waarin onder andere Jeugdhulpverlening, jongerenwerk en Leerplichtambtenaren de trajecten bespreken van kinderen die dreigen af te glijden door zware problemen. Pluspunt Het nieuwste project is Pluspunt, een combinatie van onderwijs, arbeid en zorg. “Het is een samenwerking van SW-bedrijf De Risse, docenten vo en mbo, een orthopedagoog, gemeente en diverse hulpverleningsinstanties. Daarbij gaan we uit van wat iedere organisatie in huis heeft en bouwen samen aan een nieuwe oplossing voor de zwaarste categorie zorgleerlingen. Het project ging in december 2010 van start en al in januari 2011 begonnen de eerste jongeren. Dat betekende snel leren en schakelen. Maar aangezien we werken met flexibele organisaties en uit zijn gegaan van bestaande samenwerkingsverbanden is dat gelukt.”
Trajectbegeleider van de Risse groep Helma van Happen en Bram werken met andere partijen samen aan het project Pluspunt
Flexibel met structuur “De eerste zes tot acht weken leren en werken de jongeren onder begeleiding in het Arbeids Training Centrum van De Risse, waar ze ook een assessment doorlopen”, legt Bram uit. “Het is wennen voor de deelnemers om in een SW-bedrijf te werken, maar al snel zien ze dat ze niet de enige jongeren zijn. In die eerste weken bekijkt Pluspunt wat een jongere belemmert en welke mogelijkheden er zijn. Dat vormt het uitgangspunt voor een persoonlijk ontwikkelingsplan. De invulling van dat plan is flexibel en soms onorthodox, maar altijd voorzien van een duidelijke structuur.” Resultaten De eerste 20 leerlingen hebben hun half jaar volbracht en de meesten stromen door richting school en een enkeling vindt werk. “We zijn blij met de eerste resultaten. Jongeren krijgen duidelijkheid over hun loopbaan en grip op hun toekomst. Al hebben we niet bij iedereen succes geboekt en kost het een hoop energie. We denken dat we met Pluspunt iets te bieden hebben voor de regio. Ons doel is om naast de loopbaantrajecten ook te kunnen diplomeren, bijvoorbeeld niveau 1. Hopelijk wordt dat in de toekomst mogelijk.”
Kijk verder dan het topje van de ijsberg
Een leerling komt elke dag te laat, maakt zijn huiswerk niet of veroorzaakt onrust in de klas. Is zijn gedrag een gevolg van problemen thuis? Of is het puberaal gedrag? Onwil vs onmacht, wanneer herken je het en hoe ga je verder als je een probleem vermoedt? Om antwoorden op die vragen te krijgen, is er deskundigheidsbevordering op het gebied van PLUSjongeren. Aan tafel zitten Ger Hoofwijk, projectleider Plusvoorziening RMC 39, regio Parkstad Limburg, en Marcel de Groot, coördinator deskundigheidsbevordering PLUSregio RMC 38. Een vergelijkbare functie in aangrenzende regio’s. Hoe doen de verschillende regio’s het op het gebied van deskundigheidsbevordering? Wat zijn de overeenkomsten en waarin verschilt de aanpak?
Marcel: “Gouden docent voor meer deskundigheid” Lastig signaleren “Ik zie overbelaste jongeren als jongeren waarbij vaak alleen het topje van de ijsberg te zien is”, legt Ger uit. “Vaak schamen ze zich voor de problemen, waardoor het moeilijker is voor een docent, leerlingbegeleider of zorgcoördinator om ze te signaleren. Kinderen zijn altijd loyaal aan de ouders, hoe negatief die hen soms ook benaderen. Hoe eerder je een kind kan helpen, hoe beter. Deskundigheidsbevordering is dus van wezenlijk belang.”
Aanval op schooluitval in Limburg November 2011 - 2e jaargang - nr. 3
Hoog fruit Marcel herkent dit. “De VSV-cijfers zijn de afgelopen jaren verbeterd. Maar we moeten niet te vroeg juichen. De echte overbelaste jongeren zijn als hoog fruit. Het kost veel inspanning om ze te bereiken. Daarvoor is een ladder en een lange adem nodig.” RMC 38 werkt volgens drie pijlers. We werken met gouden docenten/ondersteuners. We stimuleren het samenwerken in maatschappen en we hebben een professional learning community (PLC). Kennis delen De filosofie zit in samenwerken, een hecht netwerk en kennisoverdracht. Marcel: “Het is in onze regio niet verplicht om aan cursussen deskundigheidsbevordering deel te nemen. Maar als docenten of andere ondersteuners zich aanmelden, gaan ze een verbintenis aan. Ze vullen een ‘format’ in met allerlei vragen. Is er bijvoorbeeld sprake van een diepte-investering? Is de scholing gericht op een maatschap, of is het mogelijk een structureel resultaat te behalen door middel van overdracht van methodiek of kennis? De scholing moet ook openstaan voor collega’s in de regio! Gouden docent Op de PLUSvoorzieningen werken veelal ‘gouden docenten’, docenten met een natuurlijk gezag en een passie voor de leerling. “Door aanvullende scholing te volgen gaat dat goud nog meer blinken. Maar verguld mag ook”, lacht Marcel. “Deze gouden ondersteuners dragen hun inzichten over op hun collega’s en vormen soms op de school of instelling een maatschap. In die maatschap werken ze nauw samen, bespreken ze leerlingen en zoeken zo naar de beste oplossingen. Het PLC is er om de maatschappen onderling te verbinden. Het is een netwerk van sleutelfiguren en gouden docenten/ondersteuners in RMC 38.” Eigen methodiek Daarnaast is de regio bezig met het opzetten van een online platform waarop deskundigheidsbevordering wordt toegelicht en aangeboden. En waar potentiële deelnemers zich kunnen aanmelden. Marcel: “Bovendien willen we in de PLC een eigen methodiek ontwikkelen.
Daarbij worden we vanaf januari 2012 ondersteund door het Ruud de Moor Centrum. Dit is een afdeling van de Open Universiteit die methoden onderzoekt en beschikbaar maakt voor andere partijen. Hopelijk kunnen we andere regio’s in Nederland inspireren.” Basismaterie In RMC 39 zijn de cursussen niet optioneel. Ger: “Iedere Zorgcoördinator heeft hier een basisopleiding gevolgd. Zo is iedereen bekend met de basismaterie. We proberen via de zorgcoördinatoren alle docenten te bereiken, hen bewustwording mee te geven. Wanneer er aanvullende opleidingsvragen zijn, is dat wel vrijblijvend.” Een geborgde aanpak dus. “De inhoudelijke kern van de aanpak is: wie is de leerling in kwestie eigenlijk? Hoe signaleer je dat er iets is? En vervolgens: hoe krijg je contact met deze leerling? Hoe win je zijn of haar vertrouwen? Dat is vaak een subtiele balans.” Plusvoorziening Beide regio’s zijn afhankelijk van een budget dat helaas na anderhalf jaar is opgedroogd. Marcel: “De Plusvoorziening wordt ondergebracht bij het VSV, maar dat budget blijft hetzelfde. Dat is jammer.” De aanpak in RMC 39 is mede gebaseerd op dit feit. Ger: “We wilden niet van alles op touw zetten om vervolgens te stoppen als de bodem van de pot bereikt was. Daarom maken we veel gebruik van instanties waar we al mee samenwerken. Jeugdzorg, gemeente, psychiatrische instellingen, SW-bedrijven; er is een hoop expertise beschikbaar. Daar maken we gebruik van in de aanpak.”
Ger: “Hoe win je het vertrouwen van een leerling?” Vertrouwen in school Beide heren nemen het rapport ‘Vertrouwen in school’ van Pieter Winsemius als leidraad. Hij gaat uit van het bieden van structuur en verbondenheid. Duidelijke regels maar tegelijkertijd een gevoel van ‘erbij horen’ en dat hulp dichtbij is. De oplossing kan liggen in een overstap naar een andere school, maar er is zeker ook aandacht voor de sociale en emotionele aspecten van de problemen.
Marcel en Ger nemen een kijkje in de keuken van de andere regio.
“Soms moet je de protocollen juist loslaten”, vindt Marcel. Ger: “Je moet tot de conclusie komen dat de gestructureerde aanpak bij deze overbelaste kinderen niet werkt. Daarbij houd je het doel, hen begeleiden richting een startkwalificatie, voor ogen en laat je de regels soms even los.” Feedback Deskundigheidsbevordering komt in beide regio’s regelmatig ter sprake tijdens overleggen. Denken de heren dat het werkt? Ger: “Er is niet zoiets als een eindtoets, dus hoeveel mensen meekrijgen weet ik niet. Wel vraag ik altijd feedback van de aanwezigen zodat ik dit kan verwerken in een nieuwe cursus.” Marcel knikt. “Bij mij gaat er ook na afloop van een deskundigheidstraject een evaluatieformulier de deur uit. Het moet straks gaan blijken uit de cijfers op de lange termijn of het écht werkt.” Na afloop van het gesprek Wat vonden Ger en Marcel van het gesprek? “Je proeft de gezamenlijke passie, ook al is de aanpak hier en daar verschillend”, vertelt Marcel. “Ik verwacht dat we vanwege de budgettaire veranderingen meer naar elkaar toe gaan groeien omdat we deskundigheidsbevordering ‘breder’ moeten inzetten.” Ger vond de regiobrede aanpak en het systematische en planmatig opzetten van de scholing erg inspirerend. “Ook de learning communities vond ik interessant. Een mooi middel om over organisatie- en regiogrenzen heen verbindingen te leggen. Ik wil mezelf sowieso de komende periode inzetten om binnen RMC-regio 39 meer samen te werken.”
Stichting LVO: Van kassier naar huisvader Stichting Limburg Voortgezet onderwijs is sinds de start van VSV ruim vier jaar geleden contactschool voor de hele provincie Limburg. Hoe kijkt bestuurslid Ron Bonekamp terug op de eerste jaren en wat zijn aandachtspunten voor de toekomst? “Er ligt een pittige taak.” “Het doel vanuit het ministerie is om in 2016 maximaal 25.000 voortijdige schoolverlaters te hebben”, vertelt Ron Bonekamp, bestuurslid Stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs. “Pittig, aangezien de afgelopen jaren vooral het lage fruit geplukt is. De komende jaren wordt de aanpak intensiever en persoonlijker. Collectieve middelen volstaan dan niet meer, je moet creatieve oplossingen zoeken om leerlingen te bereiken. Maar het is ontzettend belangrijk dat we ons hiervoor blijven inzetten. Een startkwalificatie is van levensbelang, dat meen ik letterlijk. Zonder startkwalificatie heeft een jongere geen toekomstperspectief. Limburg moet extra hard werken aan VSV omdat er straks vacatures vervuld moeten worden. We hebben de nieuwe aanwas nodig. Jongeren kunnen een bijdrage leveren aan Limburg, mits ze een startkwalificatie hebben.”
Limburg’ m o ek h n ee g t a a t s ‘Er Structuur en contact “Toen we vier jaar geleden begonnen, wisten we eigenlijk niet waaraan”, vervolgt hij. “Je zag dat gemeenten al lopende projecten onder VSV schaarden en dat scholen er langzaam mee aan de slag gingen. In het begin fungeerde LVO meer als kassier, een brievenbus waar het budget in werd ontvangen, een verdeler van de middelen en een toezichthouder op het gebied van uitvoer en besteding van middelen. Gaandeweg kreeg VSV meer vorm. Er werden verbin-dingen gelegd en structurele zaken werden afgesproken. Elke euro is van de belastingbetaler, daar moeten we goed en efficiënt mee omgaan. De administratie is gestructureerd, nieuwe plannen zijn uitgevoerd en contacten zijn gelegd. Dat laatste is niet zozeer tussen instellingen met afkortingen gebeurd, maar tussen ménsen. Daar draait het om.”
Signaleren en oplossen Hoe ziet de aanpak er de komende jaren uit? “Intensiever en persoonlijker. De zorgteams spelen daarbij een belangrijke rol. Die functioneren al aardig, maar het kan zeker nog beter, nog professioneler. En docenten worden steeds belangrijker. Zij signaleren het als het fout gaat. Maar kunnen ze daar ook iets mee? Het kan niet zo zijn dat we hen en de leerlingen niets te bieden hebben. Het gaat niet alleen om het signaleren van problemen, maar juist ook om het oplossen daarvan. Buddy’s zouden daar een rol in kunnen spelen. De reguliere middelen blijken niet te werken bij de leerlingen die nu nog buiten de boot vallen. Wel is de vraag wat de invloed van de bezuinigingen in het passend onderwijs zullen zijn. Blijven er voldoende oplossingen als een gedeelte van het passende onderwijs verdwijnt?” Investeren Het rapport van de eerste jaren Aanval op school uitval ligt er inmiddels. In de begeleidende brief benadrukt minister Marja van Bijsterveldt het belang van het programma. Vandaar dat op dit punt niet bezuinigd maar juist geïnvesteerd wordt. Terecht, vindt Bonekamp. “Als je met een financiële bril kijkt, is het alleen al logisch. Criminaliteit, UWV, bijstand; de kosten zijn vele malen hoger wanneer jongeren die uitvallen werkeloos worden of blijven of zelfs de criminaliteit ingaan. Dat moeten we niet willen.” Persoonlijk geraakt Wel moet je presteren om recht te hebben op de financiën. “Dat motiveert. In RMC38 hebben we het niet gehaald. De minister noemde in haar brief twee regio’s die achterbleven bij de rest. Onze regio zit daarbij en dat raakt me persoonlijk. Het zal toch niet gebeuren dat wij dit niet waar kunnen maken. Er valt overigens binnen de regio in kleinere gemeentes nog succes te behalen met structurele middelen. We hebben grote stappen gezet, wat het beste gaat met zo min mogelijk partijen. Het is nu zaak om ook de kleinere gemeentes te laten aanhaken, dan zitten we weer op landelijk niveau.” Qua structuur verandert er daarom ook iets in RMC38. “De regio is zo langgerekt,
ijk’ ‘VSV wordt persoonl
dat samenwerking soms lastig is. Daarom gaan we werken met subregio’s. De steden blijven dezelfde werkwijze hanteren en werken nog steeds samen in de basis. Maar op leerlingniveau en in overleggen is het praktischer om dat binnen de eigen subregio te doen.” Prestatiedrang De Stichting heeft twee petten op: die van bestuurder en van uitvoerder. “Intern hebben we die twee taken heel duidelijk gescheiden; er zijn letterlijk twee functies. Ik kan moeilijk mezelf controleren.” Hoe ziet Bonekamp de Stichting LVO nu? “Als een goede huisvader. We moeten van
Ron Bonekamp vindt een startkwalificatie letterlijk van levensbelang
elkaar leren, zonder elkaar zaken op te leggen. Dat wekt weerstand. Je ziet de verandering: mensen kijken verder dan wat ze zelf doen en vragen wat ze een ander (regiobreed en daar buiten) te bieden hebben of wat ze van de ander willen. Kennisdelen is ontzettend belangrijk.” Hij merkte de afgelopen jaren een cultuurverandering binnen de scholen. “Er is prestatiedrang. En er wordt samengewerkt, binnen de scholen, binnen vo, mbo en gemeente, regio’s binnen de provincie maar ook buiten de grenzen. Er staat geen hek om Limburg. Leerlingen vertrekken naar Brabantse mbo’s, ook daar moeten we contacten aanhalen.”
Aanval op schooluitval in Limburg April 2012 - 3e jaargang - nr. 4
‘Het tegendeel bewijzen’
Aanval op schooluitval in Limburg April 2012 - 3e jaargang - nr. 4
Sven Esser (25)
“Mijn ouders werkten allebei veel, waardoor er thuis weinig regels waren. Mijn vader verliet het gezin toen ik ongeveer 10 jaar was en mijn moeder lijdt aan Borderline. We werden begeleid door Jeugdzorg en kregen een gezins-voogd. Ik werd uit huis geplaatst, ging in een jeugdgroep wonen en kwam nog meer in contact met drugs en negativiteit. Wel haalde ik mijn vmbo diploma. Ik ging eigenlijk alleen naar school om mijn ouders geen boete te bezorgen vanwege de leerplicht. Toen ik een-maal 18 jaar was, kon ik vertrekken uit de woongroep. Ik leefde op straat, gebruikte hard drugs en deed criminele dingen. Totdat ik op een ochtend wakker werd in de struiken en twee meter verderop een spuit zag liggen. Ergens diep in me zat het besef dat ik zo niet langer door kon gaan. Via via kwam ik bij de daklozenopvang voor jongeren terecht. Er werd een woning en een uitkering voor me geregeld. De praktische problemen waren opgelost, maar de onderliggende problemen niet. Alleen konden instanties mij niet helpen, ik voelde me ‘afgevinkt’. Ik verviel weer in het oude patroon en gaf teveel geld uit aan verkeerde dingen. Mijn schulden stapelden zich op en vier jaar later belandde ik weer op straat. Inmiddels zit ik in de schuldsanering en ben ik bezig met het afronden van mijn mbo-2. Hierna hoop ik Communicatie & Multimedia Design te
gaan studeren. Maar of dat lukt, is de vraag, aangezien mijn schuld momenteel alleen maar verder oploopt. Ik heb een begeleider nodig, iemand die mij coacht en de weg bij instanties kent. Ze hebben altijd tegen me gezegd dat ik er niet zou komen, ik wil het tegendeel bewijzen.” Svens verhaal stond tijdens de conferentie symbool voor het verhaal van een aantal VSV’ers. Hij ging aan het eind van de conferentie niet alleen met een tas vol visitekaartjes naar huis, maar ook met coach Giel Graven, studiebegeleiding van Arcus en hulp van de gemeente Maastricht bij zijn schuldsaneringtraject.
Sven Esser vertelde zijn verhaal als VSV’er
VSV over de regio grenzen
Zoveel mogelijk jongeren met een startkwalificatie, dat is het doel van het beleid van Voortijdig Schoolverlaten. Sinds de start van de ‘Aanval op de uitval’ in 2006 zijn vele plannen uitgevoerd, is er veel geleerd over de oorzaak van uitval en zijn de cijfers flink gedaald. Drie wethouders aan het woord over hun gemeente, hun doelen en waarom ‘Aanval op de uitval’ nog steeds zo belangrijk is.
Stephan: “We zijn vliegende kiep” Regioschets “Noord-Limburg ontwikkelt zich goed. Er vestigen zich nieuwe bedrijven en de werkgelegenheid groeit. Om die vacatures te voldoen hebben we jongeren nodig met een startkwalificatie, die uitgroeien tot kwalitatieve werknemers. Elke jongere die uitvalt is een gemiste kans voor de regio en voor de ondernemers. En natuurlijk doet hij zichzelf tekort. Als overheid hebben we een faciliterende rol tussen alle samenwerkingspartners. We houden de vinger aan de pols.” De cijfers tot nu toe “Samen met onze samenwerkingspartners constateerden we dit voorjaar dat de cijfers flink zijn verbeterd. Maar dat bete-kent niet dat we achter-over kunnen leunen. We moeten vliegende kiep zijn voor diegene die door het beleid heen sijpelen. Die aanpak verschilt per opleiding en per persoon, feit is dat je zo snel mogelijk moet acteren.”
Aanval op schooluitval in Limburg April 2012 - 3e jaargang - nr. 4
Nieuw beleid “Een punt van aandacht is de overstap van vmbo naar mbo. Het blijkt dat het risico op uitval hoog is door het maken van een verkeer-de studiekeuze. De loopbaanbegeleiding moet dus nóg beter. We schakelen ondernemers in om jongeren te laten zien wat een beroepskeuze in de praktijk inhoudt. Een ander, nieuw project in deze regio haakt in op digitalisering. In plaats te kijken naar de afleiding die digitale middelen op het moment bieden, kun je er ook gebruik van maken. Daarom krijgen leerlingen op mbo 3/4 les met tablets. Deze proef voeren we in samenwerking met TechnoDome in Venlo uit en we krijgen enthousiaste reacties.” Eigen ervaring “Zelf ben ik nooit uitgevallen, ik doorliep de mavo, havo, hbo en uiteindelijk wo. Wel was ik een luie leerling en luiheid is geen goede raadgever.”
Wie: Stephan Satijn Wat: wethouder Venlo Sinds: mei 2011 Partij: VVD
Regioschets “Het terugdringen van VSV vinden wij ontzettend belangrijk. Voor de jongere, de gemeente en voor de maatschappij. Onze aanpak is breed. We kozen vijf jaar geleden voor het speerpunt ‘geen jeugd tussen wal en schip’ en proberen signalen zo vroeg mogelijk op te pikken met behulp van preventieve jeugdzorg. Die hulp start al op de basisschool en soms nog eerder. We plakken er niet het labeltje ‘zorg’ op, maar spreken liever over informeren. Vaak hebben ouders een opvoedvraag die met wat basale hulp op te lossen is en zo niet in een zorgvraag verandert.”
Wie: Harrie Coolen Wat: wethouder Weert Sinds: april 2006 Partij: CDA
Harrie: “Goed geoliede samenwerking” De cijfers tot nu toe “Ik ben trots dat Weert als beste Limburgse gemeente uit de bus is gekomen. We hebben 2,7% VSV’ers. Dat komt mede door onze preventieve aanpak, maar ook door de goed geoliede samenwerking met scholen, zorginstanties en ondernemers. Dus ik wil hen ook complimen-teren. We zijn meerdere goede initiatieven gestart. Neem bijvoorbeeld de zesjarige vmbo-mbo-opleiding van Gilde Opleidingen en Het Kwadrant. Leerlingen gaan in één lijn door richting de startkwalificatie.” Nieuw beleid “We kijken binnen de samenwerking waar het nóg beter kan. Als gemeente voeren we de regie. Wij stellen de vragen en bekijken hoe we samen met bestaande instanties oplossingen kunnen bieden. Die koers bepalen we gezamenlijk. We maken gebruik van elkaars expertise en van mogelijkheden die er al zijn. Het draait om verbinden. In nieuw beleid hoeft niet alles nieuw te zijn, maar juist slimmer.” Eigen ervaring “Mijn dochter is in het vierde jaar van haar studie fysiotherapie gestopt. Dat was best schrikken. Ik kan me voorstellen dat het voor jongeren ingrijpend is om te beseffen dat een studiekeuze niet bevalt. Mijn dochter heeft een time out genomen en kwam tot de conclusie dat ze het onderwijs in wilde. Dat heeft goed uitgepakt. Ik ben zelf overigens ruim twintig jaar directeur van een basisschool geweest.”
Aanval op schooluitval in Limburg April 2012 - 3e jaargang - nr. 4
Wie: Twan Jansen Wat: wethouder Venray Sinds: november 2008 Partij: PvdA
Regioschets “Veel vmbo-leerlingen vertrekken naar Eindhoven of Nijmegen voor hun mbo-opleiding. Wanneer deze leerlingen uitvallen, zijn ze onze verantwoordelijkheid. Daar zit een groot lek. We zijn momenteel bezig om contacten te leggen met deze mbo’s.” De cijfers tot nu toe “We zijn redelijk tevreden, maar als ik naar de cijfers kijk, schrik ik toch. Ieder kind dat uitvalt is er één teveel. Zonder startkwalificatie zijn ze niet toegerust om aan hun eigen toekomst te beginnen. En er is het risico op ontregelde gezinnen en overlast van hangjongeren. School biedt houvast tijdens de puberteit.” Nieuw beleid “Leerlingen die uitvallen zijn niet altijd degenen die besproken worden in de Zorgadviesteams, terwijl het tijdig signaleren van problemen zo belangrijk is. Dat is een punt om aan te werken. Het begint bij de docenten op de werkvloer. Zij hebben één-op-één contact met de leerlingen. Als voormalig docent weet ik dat je in de eerste plaats de lesstof over wilt brengen op de leerlingen. Maar iedereen herinnert zich wel een dierbare docent van vroeger. Als gemeente hebben we een regisseurstaak bij het voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten. Wij zorgen voor contacten met betrokken instanties, dat de goede partijen aan tafel zitten. Ik merk overigens dat scholen meer openheid geven dan vroeger, een goede ontwikkeling.” Eigen ervaring “Ik was een voorbeeldig leerling, maar mijn zoon was dat niet. Zo zie je dat een schoolverlater niet altijd uit een probleemgezin hoeft te komen. Het gaf ons veel zorgen, we zagen onze zoon wegglippen. Uiteindelijk heeft hij dankzij intensieve huiswerkbegeleiding zijn havo gehaald. Daarna maakte hij helaas de verkeerde studiekeuze. Na een jaar werken is hij enthousiast begonnen met een nieuwe opleiding.”
Aanval op schooluitval in Limburg April 2012 - 3e jaargang - nr. 4
Twan: “Iedereen herinnert zich een dierbare docent”
Mick Waulthers over de nieuwe regio-indeling
Wat hoop je uit de nieuwe samenwerking te halen? “Dat mensen zich meer betrokken voelen bij VSV’ers uit de hele regio, niet alleen die uit hun eigen gemeente. Er gebeurt heel veel in de provincie. Maar de verschillende regio’s en projecten zijn nog niet voldoende met elkaar verbonden. De regievoerders hebben de afgelopen periode de kaders bepaald. De werkgroep VSV zorgt voor de monitoring, begeleiding, het toekennen van de middelen en de borging. Nu is het aan de scholen, gemeentes en instellingen onderling om vast te stellen waar zij zich voor willen inzetten.”
‘Het wiel hoeft niet steeds opnieuw uitgevonden te worden’ Limburgse gemeenten verder in subregionaal overleg Als directeur van het servicecentrum van Gilde Opleidingen is hij verantwoordelijk voor alle sector-overstijgende, leerlinggebonden zaken van Limburgs grootste ROC. Als voorzitter van de werkgroep VSV in Noord- en Midden-Limburg werkt hij aan een lange termijnaanpak voor het terugdringen van het aantal VSV’ers in zijn regio. In gesprek met Mick Waulthers. Werkgroep VSV heeft dit schooljaar een nieuwe aanpak. Niet gemeentelijk of schoolgebonden maar subregionaal. Wat is de reden? “Voortijdig schoolverlaten is een gezamenlijke problematiek die niet ophoudt bij de gemeentegrenzen. Om aan te sluiten bij het landelijke beleid hebben we onze aanpak gewijzigd en werken we voortaan vanuit de inbreng van de subregio. Samen met de omliggende gemeenten vormen Venlo en Venray subregio Noord, Roermond, Weert en omliggende gemeenten zijn Midden-Limburg. Alle hier gevestigde onderwijsinstellingen worden in het subregionaal overleg betrokken.”
Hoe gaat het tot nu toe? “De subregio’s zijn sinds de zomervakantie een aantal keer bij elkaar geweest. De subregionale afstemming is nog niet overal vanzelfsprekend. We hebben te maken met een andere, vaak subregionaal gekleurde thematiek. De opdracht is: leer van elkaar, maak gebruik van elkaars expertise. Het gaat niet om het terugdringen van de uitvalcijfers van die ene school of gemeente. We hebben een regionaal belang en willen een vanzelfsprekende aanpak voor de toekomst opzetten.” Waar zit de grootste uitdaging? “Misschien wel de verscheidenheid van de subregio’s in relatie tot de regionale aanpak. Als de verschillen te groot worden, dan is er voor de werkgroepleden een mooie taak weggelegd om de twee weer bij elkaar te brengen. Klaarblijkelijk is het niet vanzelfsprekend dat onderwijsinstellingen en gemeenten elkaar helpen. Ik zou willen dat we niet steeds opnieuw het wiel uitvinden. Als iets werkt op de ene school kan dat ook heel goed ergens anders werken. Zo moeilijk hoeft het niet te zijn.” Waar houdt de werkgroep zich verder mee bezig op het moment? “Werkgroep VSV is aangehaakt bij passend onderwijs, een bestaand samenwerkingsveband in de regio. Met passend onderwijs hebben scholen zorgplicht, en dat sluit natuurlijk naadloos aan bij VSV. De komende tijd zal onze werkgroep de regie van het subregionaal overleg nog wel even in handen houden. Als het eenmaal loopt, zijn we binnen de kortste keren niet meer nodig.” Aanval op schooluitval in Limburg November 2012 - 3e jaargang - nr. 5
Onderwijs en gemeente: een vruchtbare samenwerking Jan Jegers houdt zich al meer dan 30 jaar bezig met de problematiek van onderwijsachterstanden en voortijdig schoolverlaten. Tegenwoordig bij gemeente Maastricht als Programmamanager Onderwijs. “Ondanks beleidswisselingen bij de Rijksoverheid gaan wij gestaag verder op de ingeslagen weg.” Als Programmamanager bij de sector Beleid & Ontwikkeling/Sociaal coördineert Jegers het onderwijsbeleid van de gemeente Maastricht. Daarnaast vertegenwoordigt hij de gemeenten Maastricht-Heuvelland in de subregionale en regionale werkgroep VSV. “De samenwerking tussen gemeenten en onderwijs is goed. Altijd al geweest. Nu de verantwoordelijkheid meer bij het onderwijsveld ligt zie ik hier geen verandering in. We zijn steeds met dezelfde partijen en veelal dezelfde personen verder getrokken. Onze werkwijze en maatregelen worden steeds effectiever: ondanks allerlei beleidswisselingen in Den Haag gaan wij op dezelfde voet verder.” Stappen maken “Sinds 2008 hebben we de VSV’er steeds beter in beeld gekregen. Wie is die jongere? En wat leidt tot zijn of haar vroegtijdig schoolverlaten? Uit onderzoek blijkt dat er twee zogenaamde risicogroepen zijn: leerlingen op mbo-niveau 3/4 die de verkeerde keuze hebben gemaakt en de multi problem leerlingen op mbo-niveau 1/2 die al jaren door onze zorgcircuits lopen en vaak eindigen in een uitkeringssituatie. Door de komst van onder andere Passend Onderwijs en Plusvoorzieningen wordt VSV steeds meer in de doorgaande leer- en zorglijnen geplaatst. Uiteindelijk halen hierdoor meer jongeren hun startkwalificatie. En als dat niet mogelijk is toch minstens een branchegerichte certificering.” Ideaalbeeld “Als leer- en zorglijnen doorlopend zijn, is maatwerk mogelijk voor iedere leerling. Niemand mag aan de zijlijn komen te staan, zeker niet met de toekomstige krapte op de arbeidsmarkt, we hebben onze mensen keihard nodig.” Op de vraag wie de regie moet voeren, onderwijs of gemeente, zegt Jegers: “De regie lag bij de gemeente,
vervolgens bij de onderwijspartners en wordt door de minister nu weer nadrukkelijk als gezamenlijke verantwoordelijkheid gezien. Met het oog op doorlopende leer- en zorglijnen vind ik dit een goede ontwikkeling.” VSV en havo Jegers maakt zich druk om de havo-problematiek. Volgens hem is dit het schoolvoorbeeld van de tweedeling in ons onderwijssysteem. “Je hoort erbij of niet. Normaal gesproken zou 60 procent van de bevolking een (v)mbo-opleiding moeten volgen en 40 procent havo of hoger. In werkelijkheid is dit andersom. Ouders zetten hun kinderen onder druk en vervolgens gebeurt hetzelfde bij de leerkrachten van groep 8. Het voortgezet onderwijs laat teveel leerlingen toe in de brugklas havo/vwo, met verschillende gevolgen: te weinig leerlingen op vmbo-basis en -kader, havoleerlingen die boven hun kunnen moeten presteren, een enorme markt in studie- en huiswerkbegeleidingsgroepen voor degenen die het kunnen betalen, grotere uitval van havisten in de propedeusefase van het hbo, te grote faculteiten Social Work en Economie, te kleine faculteiten Techniek, enzovoort. Dit werkt standenonderwijs in de hand en dat moeten we niet willen. Leerlingen duiken op in het mbo, niveau 3/4, en weten niet wat te doen. Resultaat is een restgroep VSV’ers op het laagste niveau zonder zelfvertrouwen, zonder doel. Moet het VSV-beleid dit oplossen?” Aantrekkelijk beroepsonderwijs Jegers denkt na over oplossingen. “Ten eerste een reële inschatting van de niveaus van leerlingen in groep 8, daarnaast een tweejarige brugperiode met een duidelijke determinatie van leerlingen: opstromen in plaats van afstromen. Het beroepsonderwijs moet weer een prima alternatief worden, óók voor kinderen uit de hogere milieus. Recentelijk heeft de regio een subsidie van 635.000 euro toegewezen gekregen van Platform Bèta&Techniek om een negenjarige beroepskolom techniek vmbo-t, mbo-4 en hbo neer te zetten onder de titel ‘Toptechniek in Bedrijf’. Dit als alternatief voor vijf jaar havo en vier jaar hbo. Ik hoop dat de schoolbesturen zulke projecten omarmen en ervoor gaan!”
Aanval op schooluitval in Limburg November 2012 - 3e jaargang - nr. 5
5 vragen aan… VSV’er Sven Esser
Op de VSV-bijeenkomst in maart van dit jaar stond het verhaal van Sven Esser centraal. Een voortijdig schoolverlater die koste wat kost een betere toekomst voor zichzelf wil. In het voorjaar zat hij vol goede plannen. Wat is daarvan terechtgekomen? Hoe gaat het nu met je? “Het gaat goed. Ik ben deze week begonnen als video editor bij KRACHT 12, het bedrijf waar ik stage heb gelopen. Het is een zogenaamde groeibaan in samenwerking met de gemeente Maastricht. Als het van beide kanten klikt wordt het tijdelijke contract omgezet in een vaste aanstelling.”
Wat waren de reacties? “Van sommige mensen heb ik niets gehoord. Van een heleboel mensen wel en daarom volg ik nu de opleiding ‘Realisator Videoproducties’ aan het Belgische opleidingsinstituut Syntra. Via Mieke Damsma van gemeente Maastricht ben ik contact gekomen met de A2-school en Jongeren@ Work. Voor de A2-school maak ik een aantal filmpjes. In ruil daarvoor betalen zij schooljaar 1. Voor Jongeren@ Work geef ik 15 lesuren op verschillende scholen en daarmee cover ik het tweede schooljaar.” Hoe zie jij je toekomst? “Positief. Ik zit nu op het juiste pad en werk in het vakgebied dat me zo aanspreekt. Als alles blijft gaan zoals het nu gaat ben ik binnen vier jaar van mijn schulden af, daar heeft buddy Giel Graven me mee geholpen. Uiteindelijk wil ik mijn eigen editing-bedrijfje beginnen, maar voorlopig zit ik bij KRACHT 12 prima op m’n plek.”
Hoe ken je KRACHT 12? “Via Pension Jekerzicht. Tweeënhalf jaar geleden ben ik er al begonnen als vrijwilliger, om een dagritme te krijgen. Samen zijn we op zoek gegaan naar een mbo-opleiding niveau 2. Ik heb de opleiding Signmaker gevolgd en kon bij KRACHT 12 blijven voor mijn stages”. Heb je nog iets gehad aan de door jou verzamelde visitekaartjes? “Jazeker. Na het behalen van mijn diploma wilde ik heel graag een vervolgopleiding doen. Omdat ik daar zelf het geld niet voor heb moest ik een andere oplossing zoeken. Ik heb iedereen waarvan ik het visitekaartje kreeg een mail gestuurd met de vraag of ze me konden helpen. Niet met geld, maar met middelen.”
Aanval op schooluitval in Limburg November 2012 - 3e jaargang - nr. 5
Sven Esser vertelde zijn verhaal als VSV’er
Halverwege project ‘Aanval op Schooluitval’
VSV-project klaar voor doorstart In 2008 kwam de Rijksoverheid met een opdracht: maximaal 25.000 nieuwe VSV’ers in 2016. Wiel Cals, projectleider VSV in Limburg, blikt terug op de afgelopen termijn en kijkt vooruit naar de resterende vier jaar: “We staan nu op een kantelpunt.” Zoveel mogelijk jongeren met een startkwalificatie, dat is het doel van het beleid ‘Aanval op Schooluitval’ dat zo’n vier jaar geleden werd gepresenteerd door de overheid. Sindsdien is er door projectteams in het hele land hard gewerkt om dit doel daadwerkelijk te bereiken. Volgens Wiel Cals, projectleider VSV en Plusvoorzieningen namens, het contactbestuur Stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs (LVO) is het kantelpunt bereikt. “De infrastructuur is aangelegd, we weten met welke problemen de verschillende regio’s te maken hebben, nu is het tijd om resultaten te boeken.” Op zoek naar samenhang Anders dan in de beginperiode staat niets een succesvol vervolg van het VSV-traject in de weg. Cals: “Vier jaar geleden was daar ineens een grote zak met geld vanuit Den Haag. Iedereen maakte plannen
Wiel Cals, Projectleider VSV in Limburg
om aanspraak te maken op dit budget. Door al die verschillende projecten was de samenhang ver te zoeken. Mijn eerste periode als projectleider heb ik gebruikt om structuur aan te brengen in het overleg tussen scholen, gemeente en zorg-instellingen. Er wordt nu gewerkt vanuit twee RMC-gebieden. RMC-38 omvat Noord- en Midden-Limburg. Komende jaren wil men - om beter aan te kunnen sluiten op de subregionale problematiek- vanuit twee subregio’s werken: Noord-Limburg met Venlo en Venray en Midden-Limburg met Roermond en Weert als kerngemeenten. In RMC-39 Zuid-Limburg hebben ze met deze subregionale aanpak al de nodige goede ervaringen opgedaan. Vanuit Heerlen, Maastricht en Sittard-Geleen wordt daar de problema-tiek subregionaal aangepakt.” Toekomstbestendig Nu de randvoorwaarden en infrastructuur duidelijk zijn gaat het VSV-project een nieuw tijdperk in. Geen op zichzelf staande projecten meer, maar doorlopende thema’s. Limburg heeft gekozen voor een focus op loopbaanoriëntatie, de ‘warme overdracht’ tussen vo en mbo en de verbetering van de zorgstructuur. Hoe de thema’s worden ingevuld mag de regio zelf bepalen. Belangrijk is dat de partijen nu gericht aan het werk gaan, gesteund door het contactbestuur en de Rijksoverheid. “Per regio stelt de overheid vijf miljoen euro ter be-schikking, VSV heeft topprioriteit in Den Haag. In Zuid-Limburg gaat het voorspoedig, daar zijn al 30 procent minder uitvallers. In het noorden en midden van de provincie liggen de uitvalcijfers hoger. Dit komt met name door het weglekken van leerlingen naar omringen-de provincies. Een vergelijking maken tussen de twee regio’s is dus niet helemaal eerlijk.” Vruchtbaar resultaat De grootste verdienste van de afgelopen jaren is volgens Cals de gerealiseerde samenwerking tussen scholen, gemeentes en overige instellingen. “De VSV-plannen die er nu liggen vormen een goed aanknopingspunt om verder te gaan. Zeker als de verschillende partners verantwoordelijkheid nemen in hun specifieke aandachtsgebied én de andere partners hen daar ook op aanspreken. Communicatie speelt een grote rol. Van en met elkaar leren, zo komt de gerealiseerde samenwerking het snelst tot resultaat.” Aanval op schooluitval in Limburg November 2012 - 3e jaargang - nr. 5
COLOFON • AANVAL OP SCHOOLUITVAL • 2010 - 2012 Initiatief: Monaïm Benrida • Projectcoördinatie & productie: Deviante.nl Redactie: MelindeBussemaker.nl • Vormgeving & Druk: Bidust.nl Eindredactie:
[email protected] Mede mogelijk gemaakt door: