Memo
Aan
Tom Ysebaert, Erik van Zanten Datum
Aantal pagina's
30 juni 2009
16
Van
Doorkiesnummer
E-mail
Helena Hulsman
(088) 33 58 374
[email protected]
Onderwerp
Aanbevelingen voor een grootschalige oestermatras pilot in de Oosterschelde
1 Inleiding 1.1
Building with Nature/Ecoshape: oestermatras De laatste jaren is het Building with Nature concept verankerd geraakt in de wereld van waterbouwers en kustbescherming, gericht op duurzame inrichting van kust-, delta- en riviergebieden. De Building with Nature ontwerpen gaan uit van het ecosysteem en maken gebruik van natuurlijke processen, zonder de infrastructurele en economische randvoorwaarden te negeren. Binnen het WINN Biobouwers project, onderdeel van WINN Leve(n)de Waterbouw, wordt er onderzoek gedaan aan het stabiliseren van platen, schorren en slikken door middel van het gebruik van natuurlijke ‘bio-bouwers’: riet, oesters, mosselen, etc. Als onderdeel van dit project wordt er met BwN/Ecoshape samen gewerkt aan de ontwikkeling van een kunstmatig oesterrif om zandplaten te stabiliseren en zo erosie tegen te gaan. Naar aanleiding van een workshop tijdens het WINN Symposium Leve(n)de Waterbouw in januari 2009 werd er een concept voorgesteld, waarbij oesterschelpen in een netconstructie (van touw of metaal) worden opgerold tot een oesterworst, die moet worden verankerd in de bodem. Inmiddels is op verschillende discussiebijeenkomsten het concept van de oesterworst geanalyseerd op bruikbaarheid, haalbaarheid en effectiviteit, en is het concept enigszins aangepast tot ‘oestermatras’: een metalen platte lage (schanskorf-achtige) constructie gevuld met (dode) oesterschelpen. De opgedane ervaring met schanskorven kan zo optimaal benut worden, om substraat te bieden voor de ontwikkeling van een oesterrif, om zand vast te houden, en (in mindere mate) om golven te remmen.
1.2
Pilots In Building with Nature/Ecoshape wordt door Imares een project getrokken waarbij twee pilots worden uitgevoerd ter stabilisatie van eroderende zandplaten in de Oosterschelde door middel van een oestermatras. In eerdere BwN bijeenkomsten zijn twee Oosterschelde locaties voor de pilots vastgesteld: de zandplaat bij de Val, en de zandplaat bij Viane. Bij deze bijeenkomsten is de voorkeur uitgesproken voor een pilot bij Viane, omdat verwacht wordt dat de erosie effecten daar groter zijn, de toegankelijkheid tot het gebied beter is, en er minder verstoring is door pierenstekers van bij de Val. Locatie keuze is echter nog niet definitief. In de planning wordt in 2009 gestart met een kleinschalige pilot, waarbij de optimale constructie van de oestermatrassen wordt getest, en ook de sterkte, de duurzaamheid en de effectiviteit in het invangen van oesterbroed wordt geanalyseerd. In 2010 wordt een
Datum
Pagina
30 juni 2009
2/16
grootschalige pilot beoogd, waarbij een matras wordt neergelegd (+/- 100m), om delen van de zandplaat te ‘stabiliseren’ door te beschermen tegen erosie. 1.3
Probleemstelling Er is een ontwerp nodig van de grootschalige oestermatras en een indicatie van de locatie en de expositie van de matras, ter input van het proces van de vergunningsverlening. Vanwege gebrek aan inzicht in stromingen en interacties tussen de plaat en de geul, is het lastig om een betrouwbaar mathematisch model op te zetten dat de optimale dimensies en locaties van een oestermatras kan berekenen. Het is dus de zaak om expert judgement en beschikbare informatie te gebruiken om een opzet van een ontwerp te maken.
1.4
Bijeenkomst In de bijeenkomst van 15 juni 2009 van Deltares deskundigen (aanwezig: Hans de Vroeg, John de Ronde, Frank Dekker, Mindert de Vries, Claire van Oeveren, Helena Hulsman, Jan-Joost Schouten) is er getracht ervaringen uit te wisselen tussen betrokken experts bij het oestermatras project in de Oosterschelde (voorlopige voorkeur voor de plaat bij Viane) en het Rijke Strand project bij Wemeldinge. Bij dit laatste project is een ‘bund’ ontworpen voor het erosie-gevoelige strand van Wemeldinge. Een bund is een lage drempel (niet hoger dan -1 NAP) die de invloed van afbrekende processen op het strand vermindert, en de rand van de plaat beschermt. Bij deze bijeenkomst is besproken wat de belangrijkste afbrekende en opbouwende processen zijn die van invloed zijn op de plaat bij Viane, en in hoeverre een dergelijke bund (in de vorm van een oestermatras) toepasbaar is bij de plaatrand van Viane. Er is besproken welke kennis en data nodig is om een betrouwbaar model op te stellen waarmee de interactie tussen plaat en geul beter kan worden begrepen en erosie in kaart kan worden gebracht, en hoe een grootschalige pilot optimaal kan worden ontworpen en geplaatst zo dat monitoring gegevens bruikbaar zijn en gemakkelijk verkregen kunnen worden. Tijdens de bijeenkomst is naar voren gekomen dat de processen die spelen op de plaat, en tussen de geul en de plaat, erg onbekend zijn bij Viane. Er wordt geopperd dat de Val een betere locatie zou kunnen zijn, omdat de processen daar wellicht eenvoudiger te doorgronden zijn, en effecten van de oestermatras beter te meten.
1.5
Doel Deze memo wil een overzicht geven van de beschikbare kennis omtrent de achterliggende processen in de Oosterschelde, en aanbevelingen doen voor de vorm, locatie en expositie van de oestermatras. De vragen die behandeld worden, zijn: Wat is de optimale locatie van de grootschalige oestermatras pilot? Wat voor kennis is hiervoor nodig? Welke data is hier al voor aanwezig? Wat zijn aanbevelingen voor de locatie? De locatie wordt behandeld in hoofdstuk 2. Wat is de optimale lay-out van de grootschalige oestermatras pilot? Wat voor kennis is hiervoor nodig? Welke data is hier al voor aanwezig? Wat zijn aanbevelingen voor de lay-out? De lay-out wordt behandeld in hoofdstuk 3. Hoe kan deze pilot optimaal worden opgezet, zodat effecten van de matras waarneembaar zijn, en er bruikbare meetresultaten uitkomen? Hoe ziet het monitoring schema eruit? Wat zijn aanbevelingen voor monitoring? De monitoring van de pilot wordt behandeld in hoofdstuk 4. Wat zijn de vervolgstappen? Wat zijn de actiepunten? Hoofdstuk 5 geeft een overzicht van de mogelijke vervolgstappen.
Datum
Pagina
30 juni 2009
3/16
2 Locaties voor de grootschalige oestermatras In dit deel wordt een vergelijking gemaakt tussen de twee mogelijke pilot locaties op zandplaten bij de Val en bij Viane. Allereerst wordt de locatie beschreven, waarna een inschatting wordt gegeven van de oorzaken van erosie. Daarna wordt ingegaan op een mogelijke locatie van de oestermatras, en de verwachte effecten. 2.1 2.1.1
Locatie Viane Beschrijving locatie De Slikken van Viane bevinden zich ten oosten en ten zuiden van het plaatsje Viane (figuur 2.1).
Figuur 2.1. Satellietfoto van de Slikken van Viane (Google). Rode pijl wijst het oude dijkje aan.
Sinds het afsluiten van de Oosterschelde is het areaal van de Slikken van Viane teruggelopen van 427 ha (1985) tot 406 ha (2001), en is de gemiddelde hoogte teruggelopen van -5 naar -17 cm NAP (bron: Verminderd getij – RWS rapport 2008). De zandplaat in zijn huidige vorm is meer dan 4km lang en meer dan 1km breed. Over de zandplaat loopt een dijkje, om de voormalige havengeul naar Viane te beschermen. Delen van het dijkje zijn nog intact, maar grote delen aan de oostkant zijn inmiddels doorgebroken of verweerd, en liggen niet meer constant boven NAP.
Datum
Pagina
30 juni 2009
4/16
Figuur 2.2. Mosselbanken in de Oosterschelde. (uit: Verminderd getij – RWS rapport)
Zoals op figuur 2.2 is aangegeven, komen mosselbanken voor aan de geulzijde van de plaat bij Viane. De verschillende crosssecties in figuur 2.3 laten zien dat in de laatste 20 jaar erosie heeft plaatsgevonden op de plaat bij Viane. Dwars doorsnede 1
2
3
1
Dwars doorsnede 2
Dwars doorsnede 3
Figuur 2.3: profielen voor verschillende dwarsdoorsneden rondom de voorgestelde testlocatie.
Datum
Pagina
30 juni 2009
5/16
Er vindt erosie plaats bij Viane van circa 30 cm (tussen 2001 en 2007) in het gebied aan de geulzijde van de oude dijk rand. 2.1.2
Oorzaak plaaterosie bij Viane Mogelijke oorzaken van erosie In de voorgaande paragraaf is aangegeven dat de plaat bij Viane erodeert (zie ook Figuur 2.3). Er zijn twee hypothesen waardoor plaaterosie bij Viane kan worden veroorzaakt: 1. plaat erodeert door uitwisseling van sediment tussen de plaat en de geul: dwarstransport. Hierbij kan onderscheidt worden gemaakt tussen: a. alleen transport van de plaat af; b. een balans tussen transport van de plaat af en de plaat op, waarbij het transport van de plaat af overheerst. 2. plaat erodeert door sediment transport over de plaat: langs transport Deze hypothesen zijn schematisch weergegeven in Figuur 2.4. Het is de verwachting dat een combinatie van deze hypothesen de erosie van de plaat van Viane veroorzaken.
Figuur 2.4: mogelijke hypothesen voor erosie bij de plaat van Viane: erosie door dwars transport (rode pijl) en erosie door langs transport (blauwe pijl)
Richting van het transport De voorkeursrichting van zowel langs transport als dwars transport worden bepaald door (een combinatie van) locale golven en getij stromingen. Locale golven bij de plaat van Viane worden bepaald door locale windcondities. Een eerste inschatting van de locale windcondities is gemaakt op basis van windmetingen uit 2008 bij Stavenisse (verkregen via www.hmcz.nl). In Figuur 2.5 is een windroos van de windmetingen te zien. De windsnelheden zijn representatief voor een hoogte van 10 m en een periode van 10 minuten. In Figuur 2.5 is het volgende zichtbaar: Wind komt voornamelijk uit zuidelijke tot westelijke richtingen. De grootste windsnelheden (de stormen) komen met name uit een westelijke richting
Datum
Pagina
30 juni 2009
6/16
Figuur 2.5. Windroos Stavenisse (2008)
De maximale windsnelheden in 2008 (representatief voor 10 minuten) zijn rond de 20 m/s. Gemiddeld is de windsnelheid in 2008 ongeveer 6 m/s. Er zijn enkele initiële golfberekeningen uitgevoerd om een idee te krijgen van golfcondities bij deze typische wind condities. Voor gemiddelde windsnelheden zijn de significante golf hoogtes bij de plaat rond de 20 cm. Onder storm condities kan dit oplopen tot circa 1.5 m. De dominante golfrichting valt samen met de dominante windrichting en komt uit het zuidwesten. Verder zullen golven opgewekt door westelijke windrichting bijdraaien naar zuidwestelijke richtingen. In de brekerzone zullen deze golven een transport over de plaat richting het noordoosten genereren. De locatie van de brekerzone hangt samen met de waterstand. Er is een inschatting van getijstroming gemaakt op basis van de volgende informatie: in-house beschikbare stromingsmodellen van de Oosterschelde kaarten met maximale stroomsnelheden tijdens eb en vloed voor een springtij in 1996 (RWS data, zie Figuur 2.6)
Datum
Pagina
30 juni 2009
7/16
Figuur 2.6: maximale stroomsnelheden tijdens eb en vloed voor een springtij in 1996
Uit deze informatie kan het volgende worden geconcludeerd: De getij stromingen over de plaat zijn gemiddeld circa 20-30 cm/s. In de geul loopt de stroming op tot circa 40 cm/s. Tijdens extreme condities lopen de stromingen op de plaat op tot circa 35 cm/s en in de geul tot circa 50 cm/s. Stroomsnelheden tijdens eb zijn ongeveer 1.5 x groter dan tijdens vloed tijdens zowel gemiddelde als extreme stromingscondities. De dominante richting van sedimenttransport veroorzaakt door getij-stroming is richting het zuidwesten en tegengesteld aan de dominante golfgedreven sediment transportrichting. Dit is aangegeven in Figuur 2.7. Op de foto is een wat lichtere band te zien boven de rode pijl. Deze beweegt naar het noordoosten. Mijn inschatting daarom is dat golf gedreven transport ook belangrijk is. Met Gezien de relatief kleine golven in het gebied is de verwachting dat het transport veroorzaakt door getij stroming dominant zal zijn, al geeft de zand-band (lichtere band boven de rode pijl) aan dat golf gedreven transport in de noordoostenrichting ook een belangrijke rol kan spelen.
Figuur 2.7: dominante transport richting onder invloed van golven (rode pijl) en dominante transport richting onder invloed van getij stroming (blauwe pijl). De transport richtingen zijn nagenoeg tegengesteld.
Naast bovenstaande ‘langs-transport’ componenten is er ook een dwars-transport component (zie Figuur 2.4). In dwarsdoorsnede 2 is te zien dat de plaat uitbouwt op deze locatie in de richting van de geul. Ter plekke lijkt dus een dwars transport richting geul plaats te vinden. Dit zand wordt vanuit het zuidwesten aangevoerd (ongeveer uit de richting van de rode pijl in figuur 2.4).
Datum
Pagina
30 juni 2009
8/16
Invloed van stormen Verwacht wordt dat stormcondities sterk kunnen bijdragen aan erosie van platen, terwijl gemiddelde condities meer opbouwend werken. Het is echter onduidelijk in hoeverre de erosie van de plaat bij Viane samenhangt met stormcondities. Er wordt aangeraden om dit verder te onderzoeken. Conclusie Op basis van de beschikbare informatie hierboven beschreven en geanalyseerd kan geen conclusie worden getrokken over de dominante drijvende factor van de erosie van de plaat van Viane. 2.1.3
Oestermatras bij Viane Mogelijke locaties Uit voorgaande sectie is gebleken dat op basis van de beschikbare informatie geen conclusie kan worden getrokken over de oorzaak van erosie bij Viane. Wel zijn er een tweetal hypotheses gedefinieerd. Door een juiste locatie en oriëntatie van de oestermatrassen kunnen de hypotheses worden geverifieerd.
Locatie 1
Locatie 2
Figuur 2.8: voorstel voor mogelijke locaties van oestermatrassen In Figuur 2.8 zijn een tweetal mogelijke locaties voor oestermatrassen aangewezen. Het oesterrif bij locatie 1 moet de uitwisseling van sediment tussen de plaat en de geul voorkomen. Hiermee wordt zowel erosie (afbrekend proces) als sedimentatie (opbouwend proces), veroorzaakt door uitwisseling tussen de plaat en de geul, vermindert. De verwachting is dat aan de ‘dijkzijde’ van het oesterrif ophoping van sediment zal plaatsvinden. Door het oesterrif aan de noordelijke punt te verbinden met het bestaande dijkje wordt het sediment in die hoek ‘opgesloten’. Het oesterrif bij locatie 2 beïnvloedt de langstransporterende processen, veroorzaakt door zowel golven als getijstroming. De verwachting is dat bij dit oestermatras ophoping van sediment aan beide zijden zal plaatsvinden. Zoals in voorgaande sectie beschreven is het onduidelijk welke transport richting de overhand heeft. Op basis van het verschil in sedimentatie kan daar een conclusie over worden getrokken. Zoals aangegeven zal door middel van de voorgestelde locaties meer inzicht worden verkregen in de eroderende processen bij de plaat van Viane. De locaties zijn niet in eerste
Datum
Pagina
30 juni 2009
9/16
instantie bedoeld om de plaat te beschermen tegen erosie. Om maatregelen te nemen tegen plaaterosie moet eerst het eroderende mechanisme duidelijk zijn. 2.2 2.2.1
De Val Beschrijving locatie De Val, een zandplaat ten zuiden van Zierikzee, liggende tussen -1m NAP en -2m NAP, is ook onderhevig aan erosie. Op deze locatie zijn veel wormstekers actief, dus het sediment wordt regelmatig omgewoeld, en er bevinden zich ook enkele mosselpercelen (zie figuur 2.2). Diepte (m tov NAP) en
Verschil in diepte
Locatie dwarsdoorsnede
tussen 2001 en 2007
Profiel totale dwarsdoorsnede
Profiel zoom dwarsdoorsnede
Figuur 2.9: plaaterosie bij de Val
Op basis van Figuur 2.9 kan worden geconcludeerd dat er erosie plaats vindt bij De Val van circa 20-30 cm tussen 2001 en 2007. In de volgende paragraaf worden de mogelijke oorzaken voor erosie beschreven. 2.2.2
Oorzaak plaaterosie de Val In Figuur 2.9 is te zien dat bijna de hele plaat bij de Val erodeert. Aan de landkant in de punt van de plaat vindt een kleine hoeveelheid sedimentatie plaats, hier ligt ook een klein door stenen beschermd schorretje. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat plaaterosie met name plaatsvindt door uitwisseling van sediment tussen de plaat en de geul, waarbij de afbrekende processen overheersen. De uitwisseling tussen de plaat en de geul kan worden
Datum
Pagina
30 juni 2009
10/16
gerelateerd aan zowel golven als getijstroming. Verder kunnen stormen een grote invloed hebben op de erosie van de plaat. Deze processen worden hieronder afzonderlijk besproken. Invloed van golven In paragraaf 2.1.2 is op basis van een wind klimaat bij Stavenisse (zie Figuur 2.5) een inschatting gemaakt van de golf condities bij Viane. Op basis van dezelfde wind condities kan ook een inschatting gemaakt worden van de golfcondities bij De Val. Typische windsnelheden zijn weergegeven in paragraaf 2.1.2. Op basis hiervan kan worden afgeleidt dat gemiddeld de golfhoogtes circa 20-30 cm zijn en onder extreme condities kunnen oplopen tot circa 1.5 m. Gezien de dominante wind richting is de verwachting dat aan de oostkant van de plaat de golfactie groter zal zijn dan aan de westkant van de plaat. Aan de oostkant van de plaat is de gemiddelde richting ongeveer loodrecht op de dijk. Daarom wordt een beperkte golf-gedreven transport langs de dijk verwacht. Het is niet duidelijk wat de invloed van de golven is op het sediment transport in dwarsrichting op de dijk. Invloed van stroming Op basis van dezelfde dataset is een inschatting van de stromingscondities gemaakt. De stroming op de plaat is gering, maar in de geul stroomt het circa 50 cm/s onder extreme omstandigheden (springtij). Onder normale omstandigheden zal het circa 40 cm/s stromen. Met vloed stroomt het iets sneller dan met eb. Het is de verwachting dat er circulatie stromingen zullen optreden (bochtstroming/eddies). Deze stromingen kunnen van grote invloed zijn op de sedimentatie en of erosie van de plaat. Op basis van beschikbare gegevens kan geen inschatting worden gemaakt van deze stromingen. Invloed van stormen Het is onduidelijk in hoeverre de erosie van de plaat bij De Val samenhangt met stormcondities. Er wordt aangeraden om dit verder te onderzoeken. Conclusie Plaat erosie vindt plaats door uitwisseling van sediment tussen de plaat en de geul, waarbij het afbrekende proces overheerst. Op basis van de beschikbare informatie kan geen conclusie worden getrokken of er ook een opbouwend proces plaats vindt. Verder is de oorzaak van de uitwisseling tussen de plaat en de geul (getijstroming, golven, stormen) niet duidelijk aan te geven. 2.2.3
Oestermatras bij de Val In Figuur 2.10 is een mogelijke locatie van de oesterrif weergegeven. Het oesterrif ligt op een diepte van circa -2m NAP. Door het oesterrif te verbinden met de bestaande dijk wordt voorkomen dat er sediment ‘weglekt’ tussen de dijk en het oesterrif. Verder is de vloedstroom groter dan de eb-stroom en kan worden verwacht dat er meer sediment via de oostkant van de plaat wordt afgevoerd dan via de westkant. Aan de oostkant wordt ook meer dynamiek verwacht aangezien de golfactie aan die kant groter is. Zowel de bathymetrie als de erosie van de plaat is redelijk uniform verdeeld over de plaat (zie Figuur 2.10). Daardoor zijn er twee vergelijkbare dwarsdoorsneden te definiëren. Door voor een van deze dwarsdoorsneden een oesterbank te plaatsen kan het effect van de oesterbank op de achterliggende plaat inzichtelijk worden gemaakt.
Datum
Pagina
30 juni 2009
11/16
Figuur 2.10: voorstel locatie oesterbank De Val
Datum
Pagina
30 juni 2009
12/16
3 Lay-out van grootschalige oestermatras De rapportage van de 1e fase van WINN Biobouwers laat zien dat er eenvoudige modelstudies over de effecten van verschillende vormen (breedte, lengte) van oester- en mosselbanken op de erosie van een schor zijn uitgevoerd. Smalle banken blijken minder effectief in erosieremming dan brede banken (meer dan 5 meter breed). Bredere banken dempen de golfslag en halen de dynamiek uit water. Dit zorgt ervoor dat direct achter de matras of dam minder opwelling van sediment ontstaat, waarmee zand zou kunnen worden weggevoerd via langsstroming (om de matras). Op de randen en hoeken van het oesterrif kan scour (locale erosie) optreden. Om dit tegen te gaan wordt aangeraden de gradiënt tussen het oesterrif en de omliggende bodem zo klein mogelijk te maken en met afgeronde vormen te werken: afgeronde randen van de matras (richting een ovalen vorm), en ook het afronden van de bovenkant van de matras (een bolling in het midden van de matras) (zie figuur 3.1.). De mate van benodigde afronding hangt af van hoe diep de matrassen komen te liggen. Wellicht is het enkel nodig de buitenste randen van de hele constructie schuin af laten lopen.
zijaanzicht
Bovenaanzich
Figuur 3.1: afgeronde vormen van een oesterrif
Aaneengesloten / onderbroken rif Een mogelijke vorm van een oestermatras is een aaneengesloten matras (figuur 3.2), van ongeveer 20m breed, en tussen de 100 en 200m lang. Ook een onderbroken rif (figuur 3.3), dus meerdere (smallere) matrassen die op een afstand van ongeveer 2 meter van elkaar worden gelegd, behoort tot de mogelijkheden.
Datum
Pagina
30 juni 2009
13/16
Schanskorven (6x2x0.17 m) gevuld met oesterschelpen
± 20m
200 m
laagwaterlijn Figuur 3.2. Aaneengesloten rif.
Schanskorven (6x2x0.17 m) gevuld met oesterschelpen
± 20m
200 m laagwaterlijn Figuur 3.3. Onderbroken rif.
Bij een onderbroken rif bestaat de kans dat er tussen de matrasdelen erosie optreedt, vooral achter de matrasdelen aan de kant van de geul. Aan de landzijde is het echter ook mogelijk dat sedimentatie wordt bevorderd. Het is dus aan te bevelen beide mogelijkheden op te nemen in de grootschalige pilot, door delen van het rif aaneengesloten te maken, en andere delen onderbroken te maken. Optimale dimensies van een oestermatras De vorm die wordt voorgesteld is gebaseerd op een te verwachten werking van het oesterrif. De volgende werking wordt verwacht: oesterriffen hebben een uitdovend effect op de golven. Dit effect bestaat uit een combinatie tussen een verhoogde bodem (een obstakel zoals een golfbreker) en een verhoogde bodemruwheid. Bij laag water zal de meeste golfuitdoving plaatsvinden door de verhoogde bodem. Bij hoog water zal de meeste golfuitdoving plaatsvinden door de verhoogde bodemruwheid. Om enige golfuitdoving te realiseren door een verhoogde bodemruwheid, moet het oesterrif een minimale breedte hebben van meerdere golflengtes. Typische golven in dat gebied hebben een periode van 2 tot 2.5 seconden en een golflengte van circa 6 tot 10 m. Op basis hiervan wordt voorgesteld
Datum
Pagina
30 juni 2009
14/16
het oesterrif minstens 20 m breed te maken. We denken overigens dat door de diepe ligging van de oesterriffen de dempende werking op golven gering zal zijn. Het oesterrif vangt zelf zand in en hoogt zich op. Dit is effectiever naarmate stroming en golfwerking tussen de oesters sterker wordt gereduceerd. Om het effect van het oesterrif op sediment transport te zien geldt een minimale lengte van 50 m. De nu gemeten netto erosie is in de orde van 5cm per jaar. Wellicht is het mogelijke effect in dezelfde orde. Dit geeft een randvoorwaarde aan de nauwkeurigheid van de monitoring. Structuur van matras: creëren van habitats Het doel van de oestermatras is in eerste instantie het aanbieden van hard substraat voor oesterbroed, zodat de oesterkolonie zich kan ontwikkelen en vervolgens zelf een oesterrif kan vormen. De oestermatras moet dus zo ontworpen worden dat een optimale habitat gecreëerd wordt voor oesterontwikkeling. Omdat nog niet veel bekend is over het ideale ontwerp voor kunstmatige oesterrif ontwikkeling, is het aan te raden een ontwerp te kiezen met een mozaïek van verschillende habitats: afwisseling in hoogte, dynamiek en beschutting creëert een verscheidenheid aan habitats, waarbij er vervolgens in de monitoring periode een beeld wordt verkregen over de meest aantrekkelijke habitat voor oesterontwikkeling. Ontwatering van het rif Doorstroom van de omgeving en ontwatering van het rif is nodig om ophoping microfaeces te voorkomen, en zo de lokale waterkwaliteit goed te houden. Open laten of gedeeltelijk vullen van ‘patches’ levert wellicht gunstige habitat voor zacht substraat organismen op en bespaart materiaal. Onderbrekingen in het rif kunnen bijdragen aan de ontwatering van de oestermatrassen; dit komt ten goede aan de kwaliteit van de habitat voor oesterontwikkeling. Echter, onderbrekingen in de oesterriffen zorgen voor verminderde blokkering van het sediment transport bij de bodem. Het is dus de verwachting dat de effectiviteit van een lang oesterrif groter is dan een oesterrif met onderbrekingen. Mogelijkheden voor ontwerpen zouden onderzocht moeten worden waarbij wel het bodemtransport geblokkeerd wordt, maar waar de mate van ontwatering optimaal is voor oesterontwikkeling.
4 Voorlopige aanbevelingen Locatie De Val wordt voor een locatie van de grootschalige oestermatras proef geprefereerd, vanwege de eenvoudigere morfodynamiek in het gebied (het erosie mechanisme is duidelijk), de uniformiteit van het gebied en de beschikbaarheid van een betere referentie raai. Viane is beter toegankelijk en minder verstoord door pierenstekers, maar de erosie mechanismen zijn relatief ondoorzichtig, en het gebied weinig uniform (dus gebrek aan een referentie locatie). De mate van erosie en dynamiek op de twee locaties is erg vergelijkbaar. Lay-out Een aaneengesloten matconstructie van 30cm hoog, 100m lang en variërend van 10 tot 20m breed is aantrekkelijk vanuit het oogpunt van beperkte dynamiek aan de landkant van de matras. Een onderbroken matras (2x 50m) zou kunnen leiden tot sterke langsstroming als de opening ertussen te klein is. Als er toch wordt gekozen voor een onderbroken matras (voor bijvoorbeeld praktische redenen), moet er rekening worden gehouden met een minimale afstand tussen de matrasdelen van ongeveer 20m.
Datum
Pagina
30 juni 2009
15/16
Door de matras niet uit 1 geheel te maken, maar bijvoorbeeld uit stukken van 25m lang en 2m breed (dus 5 stukken naast elkaar leggen om een breedte van 10m te krijgen), is er de mogelijkheid om te spelen met de ruimte tussen de verschillende parallelle delen. Met de breedte van de matras kan over de lengte van 100m worden gevarieerd: 8m, 12m, 16m, 20m. Parallelle openingen tussen de eerste rijen matrassen zijn niet aan te raden vanwege mogelijk kans op erosie door brekende golven. Wellicht is een opening tussen 3e en 4e of 4e en 5e rij matrassen wel mogelijk omdat hier minder golfwerking resteert. Interessant is te bezien hoe we met zo weinig mogelijk matrassen zoveel mogelijk zand vangen. Er kan gevarieerd met het aantal en de breedte van de openingen tussen de parallelle matrasdelen. Als er wordt gekozen voor geen openingen, kunnen de matrasdelen tegen elkaar aan gelegd worden, of, om meer weerstand te creëren, deels overlappend gelegd worden (deels over elkaar heen), zodat hoogte verschillen gecreëerd worden. Afronding van hoeken en een bolling in de matras kunnen verder het effect van langsstroming op de plaat verkleinen. Pilot monitoring: Cruciaal voor de monitoring is voldoende resolutie in verticaal om subtiele hoogteeffecten te zien. Ook voldoende resolutie in horizontaal is belangrijk om effecten in matrassen, tussen matrassen en er vlak achter te kunnen zien. Meerdere raaien zijn nodig om toevalstreffers uit te sluiten. Het is dus van belang om een aantal (drie) goede raaien uit te zetten die nauwkeurig met RTK bemeten worden (scheepsmetingen zijn hiervoor te onnauwkeurig). In de wintermaanden dient minimaal iedere maand een meting uitgevoerd te worden. Van groot belang is het om bij een zware storm vooraf en achteraf een meting te hebben, vooral een meting die snel na de storm gedaan wordt is cruciaal.
5 Vervolg Op basis van deze memo wordt gezamenlijk een definitief besluit genomen over de locatie, de vorm en het monitoring plan van de grootschalige oestermatras pilot. Deltares zal samen met IMARES een korte workshop organiseren over het gedetailleerde ontwerp en het aanbrengen van grootschalige oestermatrassen, met het oog op het maken van een stabiele, zand stabiliserende matras, maar tegelijk het ontwikkelen van een voor oesters aantrekkelijke habitat. - van Oord en Heijmans betrekken (betrokken bij ontwikkeling idee ‘oesterworst’ op WINN Symposium) bij ontwikkeling van ontwerp - ecologen betrekken bij ontwikkelen van optimale habitat voor oesterontwikkeling - oesterkwekers betrekken bij ontwikkelen van optimale habitat voor oesterontwikkeling - morfologen betrekken bij het inschatten van de gevolgen van het ontwerp voor de erosie processen. Dit onderdeel wordt gefinancierd vanuit WINN.
Datum
Pagina
30 juni 2009
16/16
Kopie aan
John de Ronde, Hans de Vroeg, Jan-Joost Schouten