Collegevoorstel
Openbaar Onderwerp
Aanpassing verordening en beleidsregels leerlingenvervoer Programma / Programmanummer
BW-nummer
Onderwijs / 1073 Portefeuillehouder
R. Helmer-Englebert Samenvatting
Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr.
Als gevolg van de invoering van passend onderwijs per 1 augustus 2014 dienen ook de verordening leerlingenvervoer en de beleidsregels leerlingenvervoer te worden aangepast. Het bijgaande raadsvoorstel regelt de vereiste aanpassing van de verordening. Bij het opstellen van de nieuwe verordening en beleidsregels is zoveel mogelijk vastgehouden aan het in 2010 vastgestelde Nijmeegse beleidskader leerlingenvervoer.
MO10, Mireille Souverijn, 2419 Datum ambtelijk voorstel
20 augustus 2014 Registratienummer
14.0009834
Ter besluitvorming door het college
Onder voorwaarde van vaststelling van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014 door de Raad: 1. De Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014 vast te stellen; en 2. De Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2010 in te trekken op het moment van inwerkingtreding van de Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014.
Aan de Raad voor te stellen
1. De Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014 vast te stellen 2. De Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2010 in te trekken op het moment van inwerkingtreding van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014.
Paraaf akkoord
Datum
Paraaf akkoord
Datum
Steller M. Souverijn
Ter besluitvorming door de Raad Besluit B&W d.d. 9 september 2014
X Conform advies Aanhouden Anders, nl.
nummer: 4.2
Bestuursagenda
Gemeentesecretaris
Portefeuillehouder
cv Verordening en beleidsregels leerlingenvervoer 2014
Collegevoorstel
1
Probleemstelling
Het passend onderwijs gaat op 1 augustus 2014 van start. De wetswijzigingen die als gevolg daarvan direct het leerlingenvervoer betreffen zijn in aantal beperkt. Het gaat om de volgende punten: • De regeling dient rekening te houden met de van ouders redelijkerwijs te vergen inzet. • Leerlingen die voortgezet speciaal onderwijs volgen kunnen slechts aanspraak maken op een vervoersvoorziening als zij wegens hun handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege hun handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken. Met deze wijziging worden leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs gelijk gesteld met leerlingen uit het voortgezet onderwijs. Dit sluit aan bij de visie van het passend onderwijs dat er meer leerlingen gebruik maken van het reguliere onderwijs in plaats van speciaal onderwijs. • De overige wetswijzigingen in verband met het passend onderwijs hebben in een aantal gevallen ook effect op de regeling voor het leerlingenvervoer. Zo oordeelt in het passend onderwijs het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het speciaal basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs. Commissies als de Permanente commissie leerlingenzorg en de Commissie voor de indicatiestelling verdwijnen of krijgen een andere functie. De wetswijzigingen maken een aanpassing van de verordening leerlingenvervoer noodzakelijk. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de verordening te vereenvoudigen. Het leerlingenvervoer kent verschillende soorten voorzieningen: een fietsvergoeding, een abonnement voor het openbaar vervoer, taxivervoer of een financiële vergoeding als ouders het kind zelf naar school brengen. In totaal maken 505 leerlingen gebruik van het leerlingenvervoer verdeeld over verschillende soorten vervoer en verschillende schoolsoorten (stand 1 november 2013): SOORT VERVOER
aantal
Eigen vervoer
95
(brom)fietsvergoeding
17
Openbaar vervoer
62
Stagevervoer
9
Taxivervoer
322
Totaal
505
SCHOOLSOORT Basisonderwijs Speciaal basisonderwijs Voortgezet onderwijs Speciaal onderwijs (Wet op de expertisecentra) Anders Totaal
aantal 23 41 6 430 5 505
Collegevoorstel
Vervolgvel
2
2
Juridische aspecten
Het leerlingenvervoer is een wettelijke taak van de gemeente op grond van de artikelen 4 van de Wet op het primair onderwijs (Wpo), Wet op de expertisecentra (Wec) en Wet op het voortgezet onderwijs (Wvo). Gemeenten hebben de (wettelijke) zorgplicht “passend vervoer” aan te bieden. Het vaststellen van de verordening is een bevoegdheid van de gemeenteraad. Naast de verordening kent de gemeente Nijmegen ook door het college vast te stellen beleidsregels voor het leerlingenvervoer. Deze beleidsregels geven de uitvoering van het leerlingenvervoer duidelijk handvatten voor de beoordeling van de aanvragen. De vigerende verordening en beleidsregels leerlingenvervoer zijn gebaseerd op het Nijmeegse beleidskader leerlingenvervoer 2010. De voorliggende verordening is eveneens op dit kader gebaseerd met dien verstande dat enkele hieronder genoemde wijzigingen in zijn aangebracht. In de bijlage bij dit voorstel treft u de verschillen aan tussen de landelijke regelgeving welke is vastgelegd in de modelverordening van de VNG, het vigerende Nijmeegse beleid en de voorliggende wijzigingen. 3
Doelstelling
Wij beogen meer duidelijkheid te creëren door een aantal zaken vast te leggen in beleidsregels. Tevens willen wij de uitvoeringslast zo laag mogelijk houden door een duidelijk toetsingskader vast te stellen voor beoordeling. Met deze verordening en beleidsregels volgen wij niet alleen de wetswijzigingen, maar houden wij ook vast aan de in 2010 vastgestelde Nijmeegse beleidskader leerlingenvervoer. 4
Argumenten
De reden om zoveel mogelijk vast te houden aan het bestaande Nijmeegse beleid komt vooral voort uit het beperkt aantal klachten over het leerlingenvervoer in de afgelopen jaren en de positieve evaluatie van het leerlingenvervoer dat in december 2013 is middels een enquête onder ouders/verzorgers van leerlingen die gebruik maken van het leerlingenvervoer. Slechts met betrekking tot onderstaande onderdelen wordt in het voorstel afgeweken van het vigerende Nijmeegse beleid: Stagevervoer: Stagevervoer komt niet veel voor, maar is – als er sprake is van taxivervoer – relatief duur vanwege afwijkende tijden dan schooltijden en andere routes. Stage is echter een belangrijk onderdeel van een aantal opleidingen. Wij willen voorkomen dat leerlingen na een lange stagedag ook nog eens lang in de taxi moeten doorbrengen en tevens willen wij de kosten van het stagevervoer beperken. Om die reden is in de Beleidsregels opgenomen dat stagevervoer mogelijk is binnen een straal van 20 kilometer van het woonadres. Indien de afstand verder gelegen is dan 20 kilometer zal gemotiveerd aangegeven moeten worden dat er geen dichterbij gelegen stageadres is, alvorens het stagevervoer kan worden toegekend. Met deze regel willen wij scholen en ouders motiveren om een nabijgelegen stageadres te vinden. Het is zeer zeker niet de bedoeling dat leerlingen hun diploma niet halen vanwege het ontbreken van stageadres dichtbij huis. Leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs worden gelijkgesteld met leerlingen uit het voortgezet onderwijs: De meeste leerlingen uit het voortgezet (speciaal) onderwijs die gebruik maken van het
Collegevoorstel
Vervolgvel
3
leerlingenvervoer zijn leerlingen met een dusdanige beperking dat zij niet in staat zijn om zelfstandig van de woning naar school en vice versa te reizen. Voor deze leerlingen verandert er niets. Voor de leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs die wel in staat zijn om zelfstandig naar school te reizen vervalt het recht op een vervoersvoorziening. In de meeste gevallen gaat het dan om een financiële bijdrage voor de kosten van de (brom)fiets of het openbaar vervoer. Deze leerlingen worden gelijk gesteld met leerlingen in het voortgezet onderwijs, die ook geen vergoeding krijgen. Omdat de scholen voor voortgezet speciaal onderwijs veelal in of dichtbij Nijmegen gelegen zijn, zullen de ouders van deze leerlingen niet geconfronteerd worden met hele grote kosten. In de verordening is een overgangsbepaling van een jaar opgenomen, waardoor ouders een schooljaar de tijd hebben om aan deze maatregel te wennen. Bijgehouden zal worden hoeveel klachten of problemen worden gemeld door ouders en in schrijnende gevallen zal maatwerk worden geleverd. Drempelbedrag wordt per kind toegepast en niet per gezin: Aan ouders van leerlingen in het basisonderwijs en speciale scholen voor basisonderwijs mag een drempelbedrag in rekening worden gebracht. Hiermee worden ouders mede verantwoordelijk voor een bepaald deel van de kosten van het vervoer, de zogenaamde drempel. Dit geldt niet voor leerlingen die vanwege een handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, of vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken. In het Nijmeegse beleidskader leerlingenvervoer 2010 werd uitgegaan van een drempelbedrag per gezin en was het drempelbedrag niet van toepassing op de fietsvergoeding. Om het gebruik van de fiets te bevorderen wordt ook in de nieuwe verordening en beleidsregels vastgehouden aan het niet van toepassing zijn van het drempelbedrag voor de fietsvergoeding. In de nieuwe verordening en beleidsregels wordt vastgehouden aan de modelverordening en is er voor gekozen om het drempelbedrag niet langer per gezin toe te passen, maar per kind. Reden hiervoor is dat dit in de praktijk alleen speelt bij signatuurvervoer, waarbij ouders de bewuste keuze maken om hun kinderen naar een verder gelegen school van een bepaalde levensbeschouwing of richting te laten gaan. Klachtenmeldpunt Bij de vaststelling van het Nijmeegse beleidskader leerlingenvervoer 2010 is besloten om een onafhankelijk klachtenmeldpunt voor het leerlingenvervoer in het leven te roepen. In de praktijk wordt hier helemaal geen gebruik van gemaakt en zijn de hiervoor begrote kosten reeds eerder wegbezuinigd. Formeel bestaat het klachtenmeldpunt nog wel en kan nu door aanpassing van de verordening en beleidsregels leerlingenvervoer officieel worden opgeheven. Klachten over het leerlingenvervoer kunnen bij de vervoerders worden ingediend of via algemeen klachtenmeldpunt van de gemeente Nijmegen. Net zoals in het verleden worden de klachten gemonitord. 5
Financiën
De wijzigingen in het beleid zijn dusdanig miniem dat dit geen financiële gevolgen met zich mee brengt. 6
Participatie en Communicatie
In de evaluatie van het leerlingenvervoer dat in december 2013 is uitgevoerd hebben ouders hun mening kunnen geven over het huidige leerlingenvervoer en eventuele wijzigingen. Met de uitkomst van deze evaluatie is rekening gehouden.
Collegevoorstel
Vervolgvel
4
De aanpassingen in de wet en de gevolgen voor de leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs is besproken met directeuren van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs. Hierbij is specifiek de overgangsregeling voor VSO leerlingen besproken. Wij hebben de Adviescommissie JMG gevraagd advies uit te brengen. De Adviescommissie heeft positief gereageerd (zie bijlage) met dien verstande dat de commissie vraagt om rekening te houden met het feit dat ouders van kinderen met een beperking ook op andere terreinen dikwijls hoge komsten moeten maken die niet altijd zichtbaar zijn. Door middel van monitoring van de klachten en problemen en de mogelijkheid om maatwerk te leveren bij schrijnende gevallen, trachten wij aan deze oproep tegemoet te komen. Omdat de gemeente Nijmegen het taxivervoer heeft aanbesteed met de gemeenten Beuningen en Wijchen, heeft ook met deze gemeenten afstemming plaatsgevonden. De beleidsregels en de verordening zullen op de gebruikelijke wijze gepubliceerd, na vaststelling van de verordening door de gemeenteraad. Ouders, scholen en vervoerders van het leerlingenvervoer worden na publicatie van de verordening geïnformeerd over de wijzingen. 7
Uitvoering en evaluatie
Leerlingen die al gebruik maken van het leerlingenvervoer vallen onder de overgangsregeling waardoor deze regeling pas in schooljaar 2015-2016 voor hen zal gelden. Na inwerkingtreding van de nieuwe regeling monitoren wij het aantal klachten en schrijnende gevallen als gevolg van de wijzigingen. Wij informeren de raad hierover en zullen zo nodig de regeling aanpassen. 8
Risico
Het voorstel brengt geen specifieke risico’s met zich mee.
Bijlage(n): Overzicht verschillen Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014 Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014 Advies van adviescommissie JMG
Voorstel aan de Raad
Datum raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel
1 oktober 2014
/ 107/2014
Fatale termijn: besluitvorming vóór:
Onderwerp
Vaststellen Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014 Programma / Programmanummer
Onderwijs / 1073 Portefeuillehouder
R. Helmer-Englebert Voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d.
9 september 2014 Samenvatting
Als gevolg van de invoering van passend onderwijs per 1 augustus 2014 dient ook de verordening leerlingenvervoer te worden aangepast. Dit voorstel regelt de vereiste aanpassing van de verordening leerlingenvervoer. Voorstel om te besluiten
1. De Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014 vast te stellen. 2. De Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2010 in te trekken op het moment van inwerkingtreding van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014.
Opgesteld door, telefoonnummer, e-mail
Mireille Souverijn, 2419,
[email protected] rv Verordening leerlingenvervoer 2014
Voorstel aan de Raad
Aan de Raad van de gemeente Nijmegen 1
Inleiding
Het passend onderwijs gaat op 1 augustus 2014 van start. De wetswijzigingen die als gevolg daarvan direct het leerlingenvervoer betreffen zijn in aantal beperkt. Het gaat om de volgende punten: • De regeling dient rekening te houden met de van ouders redelijkerwijs te vergen inzet. • Leerlingen die voortgezet speciaal onderwijs volgen kunnen slechts aanspraak maken op een vervoersvoorziening als zij wegens hun handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege hun handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken. Met deze wijziging worden leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs gelijk gesteld met leerlingen uit het voortgezet onderwijs. Dit sluit aan bij de visie van het passend onderwijs dat er meer leerlingen gebruik maken van het reguliere onderwijs in plaats van speciaal onderwijs. • De overige wetswijzigingen in verband met het passend onderwijs hebben in een aantal gevallen ook effect op de regeling voor het leerlingenvervoer. Zo oordeelt in het passend onderwijs het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het speciaal basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs. Commissies als de Permanente commissie leerlingenzorg en de Commissie voor de indicatiestelling verdwijnen of krijgen een andere functie. De wetswijzigingen maken een aanpassing van de verordening leerlingenvervoer noodzakelijk. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de verordening te vereenvoudigen. Het leerlingenvervoer kent verschillende soorten voorzieningen: een fietsvergoeding, een abonnement voor het openbaar vervoer, taxivervoer of een financiële vergoeding als ouders het kind zelf naar school brengen. In totaal maken 505 leerlingen gebruik van het leerlingenvervoer In totaal maken 505 leerlingen gebruik van het leerlingenvervoer verdeeld over verschillende soorten vervoer en verschillende schoolsoorten (stand 1 november 2013
SOORT VERVOER
aantal
Eigen vervoer
95
(brom)fietsvergoeding
17
Openbaar vervoer
62
Stagevervoer
9
Taxivervoer
322
Totaal
505
rv Verordening leerlingenvervoer 2014
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
2
SCHOOLSOORT Basisonderwijs Speciaal basisonderwijs Voortgezet onderwijs Speciaal onderwijs (Wet op de expertisecentra) Anders
aantal 23 41 6 430 5
Totaal 505
1.1 Wettelijk kader of beleidskader
Het leerlingenvervoer is een wettelijke taak van de gemeente op grond van de artikelen 4 van de Wet op het primair onderwijs (Wpo), Wet op de expertisecentra (Wec) en Wet op het voortgezet onderwijs (Wvo). Gemeenten hebben de (wettelijke) zorgplicht “passend vervoer” aan te bieden. Het vaststellen van de verordening is een bevoegdheid van de gemeenteraad. Naast de verordening kent de gemeente Nijmegen ook door het college vast te stellen beleidsregels voor het leerlingenvervoer. Deze beleidsregels geven de uitvoering van het leerlingenvervoer duidelijk handvatten voor de beoordeling van de aanvragen. De vigerende verordening en beleidsregels leerlingenvervoer zijn gebaseerd op het Nijmeegse beleidskader leerlingenvervoer 2010. De voorliggende verordening is eveneens op dit kader gebaseerd met dien verstande dat enkele hieronder genoemde wijzigingen in zijn aangebracht. In de bijlage bij dit voorstel treft u de verschillen aan tussen de landelijke regelgeving welke is vastgelegd in de modelverordening van de VNG, het vigerende Nijmeegse beleid en de voorliggende wijzigingen. 1.2 Relatie met programma
Het leerlingenvervoer is een wettelijke taak van de gemeenten en is onderdeel van het programma Onderwijs. 2
Doelstelling
De verordening leerlingenvervoer aan te passen als gevolg van de inwerkingtreding van het passend onderwijs per 1 augustus 2014 met inachtneming van het vigerende Nijmeegse beleidskader leerlingenvervoer 2010. Leerlingen die al gebruik maken van het leerlingenvervoer vallen onder de overgangsregeling waardoor deze regeling pas in schooljaar 2015-2016 voor hen zal gelden. 3
Argumenten
De reden om zoveel mogelijk vast te houden aan het bestaande Nijmeegse beleid komt vooral voort uit het beperkt aantal klachten over het leerlingenvervoer in de afgelopen jaren en de positieve evaluatie van het leerlingenvervoer dat in december 2013 is middels een enquête onder ouders/verzorgers van leerlingen die gebruik maken van het leerlingenvervoer.
rv Verordening leerlingenvervoer 2014
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
3
Slechts met betrekking tot onderstaande onderdelen wordt in het voorstel afgeweken van het vigerende Nijmeegse beleid: Stagevervoer: Stagevervoer komt niet veel voor, maar is – als er sprake is van taxivervoer – relatief duur vanwege afwijkende tijden dan schooltijden en andere routes. Stage is echter een belangrijk onderdeel van een aantal opleidingen. Wij willen voorkomen dat leerlingen na een lange stagedag ook nog eens lang in de taxi moeten doorbrengen en tevens willen wij de kosten van het stagevervoer beperken. Om die reden is in de Beleidsregels opgenomen dat stagevervoer mogelijk is binnen een straal van 20 kilometer van het woonadres. Indien de afstand verder gelegen is dan 20 kilometer zal gemotiveerd aangegeven moeten worden dat er geen dichterbij gelegen stageadres is, alvorens het stagevervoer kan worden toegekend. Met deze regel willen wij scholen en ouders motiveren om een nabijgelegen stageadres te vinden. Het is zeer zeker niet de bedoeling dat leerlingen hun diploma niet halen vanwege het ontbreken van stageadres dichtbij huis. Leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs worden gelijkgesteld met leerlingen uit het voortgezet onderwijs: De meeste leerlingen uit het voortgezet (speciaal) onderwijs die gebruik maken van het leerlingenvervoer zijn leerlingen met een dusdanige beperking dat zij niet in staat zijn om zelfstandig van de woning naar school en vice versa te reizen. Voor deze leerlingen verandert er niets. Voor de leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs die wel in staat zijn om zelfstandig naar school te reizen vervalt het recht op een vervoersvoorziening. In de meeste gevallen gaat het dan om een financiële bijdrage voor de kosten van de (brom)fiets of het openbaar vervoer. Deze leerlingen worden gelijk gesteld met leerlingen in het voortgezet onderwijs, die ook geen vergoeding krijgen. Omdat de scholen voor voortgezet speciaal onderwijs veelal in of dichtbij Nijmegen gelegen zijn, zullen de ouders van deze leerlingen niet geconfronteerd worden met hele grote kosten. In de verordening is een overgangsbepaling van een jaar opgenomen, waardoor ouders een schooljaar de tijd hebben om aan deze maatregel te wennen. Bijgehouden zal worden hoeveel klachten of problemen worden gemeld door ouders en in schrijnende gevallen zal maatwerk worden geleverd. Drempelbedrag wordt per kind toegepast en niet per gezin: Aan ouders van leerlingen in het basisonderwijs en speciale scholen voor basisonderwijs mag een drempelbedrag in rekening worden gebracht. Hiermee worden ouders mede verantwoordelijk voor een bepaald deel van de kosten van het vervoer, de zogenaamde drempel. Dit geldt niet voor leerlingen die vanwege een handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, of vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken. In het Nijmeegse beleidskader leerlingenvervoer 2010 werd uitgegaan van een drempelbedrag per gezin en was het drempelbedrag niet van toepassing op de fietsvergoeding. Om het gebruik van de fiets te bevorderen wordt ook in de nieuwe verordening en beleidsregels vastgehouden aan het niet van toepassing zijn van het drempelbedrag voor de fietsvergoeding. In de nieuwe verordening en beleidsregels wordt vastgehouden aan de modelverordening en is er voor gekozen om het drempelbedrag niet langer per gezin toe te passen, maar per kind.
rv Verordening leerlingenvervoer 2014
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
4
Reden hiervoor is dat dit in de praktijk alleen speelt bij signatuurvervoer, waarbij ouders de bewuste keuze maken om hun kinderen naar een verder gelegen school van een bepaalde levensbeschouwing of richting te laten gaan. Klachtenmeldpunt Bij de vaststelling van het Nijmeegse beleidskader leerlingenvervoer 2010 is besloten om een onafhankelijk klachtenmeldpunt voor het leerlingenvervoer in het leven te roepen. In de praktijk wordt hier helemaal geen gebruik van gemaakt en zijn de hiervoor begrote kosten reeds eerder wegbezuinigd. Formeel bestaat het Klachtenmeldpunt nog wel en kan nu door aanpassing van de verordening en beleidsregels leerlingenvervoer officieel worden opgeheven. Klachten over het leerlingenvervoer kunnen bij de vervoerders worden ingediend of via algemeen klachtenmeldpunt van de gemeente Nijmegen. Net zoals in het verleden worden de klachten gemonitord. 4
Risico’s
Het voorstel brengt geen specifieke risico’s met zich mee. 5
Financiën
De wijzigingen in het beleid zijn dusdanig miniem dat dit geen financiële gevolgen met zich mee brengt. 6
Participatie en Communicatie
In de evaluatie van het leerlingenvervoer dat in december 2013 is uitgevoerd hebben ouders hun mening kunnen geven over het huidige leerlingenvervoer en eventuele wijzigingen. Met de uitkomst van deze evaluatie is rekening gehouden. De aanpassingen in de wet en de gevolgen voor de leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs is besproken met directeuren van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs. Hierbij is specifiek de overgangsregeling voor VSO leerlingen besproken. Wij hebben de Adviescommissie JMG gevraagd advies uit te brengen. De Adviescommissie heeft positief gereageerd (zie bijlage) met dien verstande dat de commissie vraagt om rekening te houden met het feit dat ouders van kinderen met een beperking ook op andere terreinen dikwijls hoge komsten moeten maken die niet altijd zichtbaar zijn. Door middel van monitoring van de klachten en problemen en de mogelijkheid om maatwerk te leveren bij schrijnende gevallen, trachten wij aan deze oproep tegemoet te komen. Omdat de gemeente Nijmegen het taxivervoer heeft aanbesteed met de gemeenten Beuningen en Wijchen, heeft ook met deze gemeenten afstemming plaatsgevonden. De beleidsregels en de verordening zullen op de gebruikelijke wijze gepubliceerd, na vaststelling van de verordening door de gemeenteraad. Ouders, scholen en vervoerders van het leerlingenvervoer worden na publicatie van de verordening geïnformeerd over de wijzingen.
rv Verordening leerlingenvervoer 2014
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
5
7
Uitvoering en evaluatie
Leerlingen die al gebruik maken van het leerlingenvervoer vallen onder de overgangsregeling waardoor deze regeling pas in schooljaar 2015-2016 voor hen zal gelden. Na inwerkingtreding van de nieuwe regeling monitoren wij het aantal klachten en schrijnende gevallen als gevolg van de wijzigingen. Wij zullen uw raad hierover informeren en zo nodig de regeling aan passen.
College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg
Bijlage(n):
Overzicht verschillen Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014 Advies van adviescommissie JMG
rv Verordening leerlingenvervoer 2014
Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014 Artikel 1. Tijdstip en termijn van uitbetaling Basis in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014 (artikel 4): “Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking dan wel de uitbetaling, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening.” Beleidsregels: a. De tijdsduur van bekostiging voor leerlingenvervoer kan meerdere schooljaren zijn, tot maximaal de gehele schoolperiode. b. De vergoeding voor het eigen vervoer wordt maandelijks uitbetaald. De laatste termijn wordt betaald na ontvangst van de eindafrekening over het betreffende schooljaar. Artikel 2. Terugvordering Basis in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014 (artikel 6 lid 4): “Ten onrechte genoten bekostiging kan van de ouders worden teruggevorderd, dan wel worden verrekend bij een eventuele nieuw verstrekte vervoersvoorziening.” Beleidsregels: Het college hanteert het uitgangspunt dat ten onrechte ontvangen tegemoetkomingen voor leerlingenvervoer altijd van de ouder worden teruggevorderd tenzij: 1. Er sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien; 2. Het terug te vorderen bedrag minder dan € 50,-- per schooljaar bedraagt. Ad 1. Er kan slechts sprake zijn van dringende redenen bij zeer bijzondere individuele omstandigheden. Ad 2. Hier gaat het alleen om de vordering die verband houdt met ten onrechte ontvangen tegemoetkoming leerlingenvervoer. Er kan geen cumulatie plaatsvinden met vorderingen uit andere hoofde. Artikel 3. Co-ouderschap Co-ouderschap is geen wettelijke term maar wordt in deze beleidsregels als volgt omschreven. Ouders, al dan niet gescheiden, die niet bij elkaar wonen, kunnen afspreken om hun kind(eren) gezamenlijk te (blijven) verzorgen en opvoeden. Er is sprake van co-ouderschap als zowel de ene ouders, als de andere ouder in een regelmatige afwisseling de zorg voor het kind of de kinderen hebben. Beleidsregel: Bij co-ouderschap kan er recht zijn op een vervoersvoorziening conform de Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014 voor de dagen dat de leerling bij de betreffende ouder verblijft. De beide ouders moeten afzonderlijk een aanvraag indienen voor de dagen dat het kind tijdens weekdagen bij hen verblijft. Artikel 4. Begeleiding Basis in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014 (artikel 12 lid 1 onder c en artikel 18 lid 1 onder c): “Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 9 of 16 bezoekt, indien: c. aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 11 en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of 1
anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een ander oplossing niet mogelijk is.” Beleidsregel: Het college kan indien er sprake is van “onmogelijkheid van begeleiding” in plaats van aangepast vervoer ook kiezen de inzet van begeleiding . Om te kunnen beoordelen of sprake is van “onmogelijkheid van begeleiding danwel ernstige benadeling van het gezin en het ontbreken van een andere oplossing” worden onderstaande criteria gehanteerd. a. Begeleiding is niet mogelijk omdat hiermee meer dan 60 minuten per rit van huis naar school gemoeid is. Indien begeleiding (mede) noodzakelijk is vanwege de beperking of handicap van de leerling, mag het begeleiden van een kind naar school een ouder maximaal 60 minuten per rit kosten. Hierbij wordt uitgegaan van de enkele afstand van huis naar school met de wijze van vervoer waar de ouder recht op heeft. Duurt de totale reistijd voor de ouder langer dan 60 minuten per rit, dan kan het kind in aanmerking komen voor een andere wijze van vervoer. Deze maximale begeleidingstijd geldt niet voor begeleiding die alleen noodzakelijk is vanwege de leeftijd van een leerling. b. Begeleiding is niet mogelijk vanwege medische of psychische redenen. Bij de beoordeling kan een medische verklaring betrokken worden. c. Begeleiding is niet mogelijk omdat sprake is van een alleenstaande ouder die werkt of een dagopleiding volgt en tevens meerdere schoolgaande kinderen heeft. Als een ouder een ander kind/andere kinderen in het gezin tegelijkertijd naar een andere school moet brengen, kan het kind dat recht op leerlingenvervoer heeft in aanmerking komen voor een andere wijze van vervoer dan waarop in eerste instantie recht bestaat. Er moet dan wel sprake zijn van een eenoudergezin of een vergelijkbare situatie waarbij de ouder werkt of een dagopleiding volgt en de werk- of lestijden het onmogelijk maken het kind te begeleiden. De ouder dient in dit geval een verklaring met betrekking tot werk- en/of schooltijden in te vullen waaruit blijkt dat het niet mogelijk is om werk- en/of schooltijden aan te passen. Artikel 5. Ontzeggen van de toegang tot het vervoer door de gemeente Basis in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014 (artikel 12 lid 3 en artikel 18 lid 3): “Het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer ontzeggen indien bij herhaling is gebleken dat de leerlingen door agressief gedrag of anderszins de orde in de bus verstoort of de veiligheid van bus en inzittenden in gevaar brengt”. In de situatie genoemd in de artikel 12 lid 3 en artikel 18 lid 3 van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014 wordt als richtlijn het onderstaande protocol gehanteerd. Het gaat in dit protocol over klachten in verband met agressief gedrag of anderszins van leerlingen tijdens het vervoer. Afhankelijk van de ernst van de gedraging van de leerling en de omstandigheden kan worden afgeweken van dit protocol. 1. Na melding van de klacht start de gemeente Nijmegen met een onderzoek. In het kader van dat onderzoek wordt gesproken met vervoerder, chauffeur, ouders/verzorgers en/of school. Indien na het onderzoek blijkt dat sprake is van verwijtbaar gedrag van de leerling volgt de eerste waarschuwingsbrief aan ouders/verzorgers. 2. Bij een volgende klacht wordt stap 1 herhaald en volgt een 2e waarschuwingsbrief. Het college zorgt in deze fase voor een extra zitplaats in de taxi om begeleiding van de leerling door de ouders mogelijk te maken. Als er een begeleider meegaat anders dan de ouder of verzorggeer en hier (loon)kosten aan zijn verbonden, zijn de kosten voor de ouder/verzorger. 2
3. Bij een volgende klacht organiseert het college een gesprek met ouders/verzorgers en/of school en/of vervoerder. Indien ouders hieraan niet willen meewerken, ofwel er gegronde redenen zijn om de leerling tijdelijk van vervoer uit te sluiten kan een schorsing per direct volgen voor een periode van één volle schoolweek. Er volgt een 3e waarschuwingsbrief aan ouders/verzorgers. 4. Bij een volgende klacht volgt met een 4e brief totale uitsluiting van het vervoer tot het eind van het schooljaar met een minimum van 3 maanden exclusief vakanties (schorsing aan het eind van het schooljaar kan dus doorlopen in het nieuwe schooljaar). 5. Indien ouders na schorsing opnieuw gebruik willen maken van het leerlingenvervoer dan moet een nieuwe aanvraag worden ingediend. Artikel 6. Drempelbedrag Basis in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014 (artikel 14): “1. Aan de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs, zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs bezoekt, van wie het inkomen tezamen meer bedraagt dan € 24.300,- wordt slechts bekostiging verstrekt voor zover de kosten van het vervoer van die leerling de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 10 bepaalde afstand te boven gaan. 2. In geval het college in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, betalen de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, per leerling per schooljaar een eigen bijdrage die gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 10 bepaalde afstand, indien het inkomen van de ouders meer bedraagt dan € 24.300,-. 3. De kosten voor openbaar vervoer, genoemd in het eerste en tweede lid, betreffen de kosten van openbaar vervoer die bij gebruik van de OV-chipkaart of een andere binnen de gemeente geldende OV-betaalmogelijkheid voor de in artikel 10 bepaalde afstand redelijkerwijs zouden worden gemaakt, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan. Bij het bepalen van de kosten wordt rekening gehouden met de kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden. 4. Het bedrag van € 24.300,- genoemd in het eerste en tweede lid, wordt met ingang van 1 januari 2014 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van het voorafgaande jaar en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 450,-. Het aangepaste bedrag treedt in plaats van het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag van € 24.300,-. 5. Deze bepaling is niet van toepassing op leerlingen die wegens hun structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken.” Beleidsregel: Indien sprake is van een fietsvergoeding wordt geen drempelbedrag toegepast. Artikel 7. Buitenschoolse opvang: vervoer naar een opvangadres na schooltijd, anders dan het woonadres Basis in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014 (artikel 22): “Het college kan aan de ouders van een leerling die op grond van deze verordening gebruik maakt van aangepast vervoer, bekostiging verstrekken van vervoer naar een locatie voor buitenschoolse opvang.” Beleidsregel: Leerlingenvervoer is uitsluitend bedoeld voor vervoer tussen school en woning. In bepaalde gevallen staat het college vervoer toe naar een opvangadres na schooltijd, anders dan het woonadres. Onder een opvangadres na schooltijd valt in ieder geval niet: een adres voor een vorm van therapie, 3
dagbehandeling of een sportvoorziening. Er valt in ieder geval wel onder: geregistreerde buitenschoolse opvang, geregistreerde gastouderopvang, opa of oma, buren. In andere gevallen beslist het college in het individuele geval of vervoer naar het adres is toegestaan. Vervoer van school naar een opvangadres na schooltijd is mogelijk als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 1. De leerling maakt gebruik van aangepast vervoer. 2. Het opvangadres ligt binnen de gemeentegrens van Nijmegen. 3. Er is één opvangadres naast het woonadres toegestaan. 4. Er dient sprake te zijn van een vast patroon, dat wil zeggen één vast adres alsook op vaste dagen per week. 5. Een volwassene dient ter plekke aanwezig te zijn om de leerling op te vangen. De chauffeur moet de leerling aan de volwassene kunnen overdragen bij de taxi(bus). Het college draagt geen verantwoordelijkheid vanaf het moment dat de leerling de taxi(bus) heeft verlaten. 6. Het vervoer vindt plaats in aansluiting op de reguliere eindtijd van de school volgens de schoolgids. Vervoer vanaf het opvangadres naar het woonadres behoort in geen enkel geval tot de mogelijkheden. 7. Indien het vervoer naar het opvangadres leidt tot individueel vervoer of om andere redenen leidt tot hogere kosten dan het vervoer naar het woonadres, behoudt het college zich het recht voor het vervoer niet toe te staan. Artikel 8. Stagevervoer Beleidsregel: Leerlingenvervoer is uitsluitend bedoeld voor vervoer tussen school en woning. Wanneer de stage is opgenomen in de schoolgids als praktische leertijd bij de beroepsopleiding dan is het stageadres aan te merken als ‘school’ mits het stageadres gelegen is binnen 20 kilometer van de woning. Artikel 9. Afwijkingsbevoegdheid Basis in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014 (artikel 24): “Het college kan in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zonodig na advies te hebben gevraagd aan deskundigen.” Beleidsregel: De afwijkingsbevoegdheid wordt niet toegepast als er alleen sprake is van de omstandigheid dat ouders/verzorgers wegens werkzaamheden of andere bezigheden de leerling niet naar school kunnen brengen. Toelichting: De Verordening leerlingenvervoer kent een afwijkingsbevoegdheid. Dat betekent dat in gevallen die niet in de verordening geregeld zijn en waarin dit tot een kennelijk onbillijke situatie zou leiden er met een beroep op deze bepaling alsnog een vervoersvoorziening kan worden toegekend. Toepassing van dit artikel is bedoeld voor echt uitzonderlijk situaties, omdat het overgrote deel van de voorkomende situaties in de verordening is geregeld. Ook van de beleidsregels kan worden afgeweken op grond van de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid van het college. Dit geldt dan eveneens voor situaties waarin de toepassing van de beleidsregels tot een kennelijk onbillijke uitkomst zou leiden. In deze beleidsregels is bepaald dat de afwijkingsbevoegdheid in een aantal situaties niet zal worden toegepast. Met nadruk staat er dat dit geldt indien er alleen sprake is van de genoemde omstandigheid. De reden daarvan is dat ook ouders die geen aanspraak maken op een vervoersvoorziening in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van een oplossing voor het schoolvervoer wegens werk of opleiding.
4
De genoemde omstandigheden kunnen wel in combinatie met andere relevante omstandigheden aanleiding zijn voor het toepassen van de hardheidsclausule. Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze beleidsregels treden tegelijk met de Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014 in werking. 2. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014
5
Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014 De raad van de gemeente Nijmegen bijeen in zijn vergadering van ______; Gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders van _________ Gelet op de artikelen 4 van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs besluit vast te stellen de Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014
VERORDENING LEERLINGENVERVOER § 1 Algemene bepalingen Artikel 1. Begripsomschrijving In deze verordening wordt verstaan onder: a. aangepast vervoer: vervoer per besloten (school)busvervoer, taxi, taxibus of bustaxi; b. afstand: afstand tussen de woning en de school, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg; c. begeleider: ouder of persoon die door de ouders wordt ingezet om de leerling tijdens het vervoer te begeleiden; d. commissie van onderzoek: commissie als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra; e. commissie voor de begeleiding: commissie als bedoeld in artikel 40b van de Wet op de expertisecentra; f. eigen vervoer: vervoer per eigen motorvoertuig of (brom)fiets; g. inkomen: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in het peiljaar, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs; h. leerling: leerling van een school als bedoeld in dit artikel; i. ondersteuningsplan: 1°. voor het primair onderwijs: ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 18a, zevende tot en met tiende lid, van de Wet op het primair onderwijs; of 2°. voor het voortgezet onderwijs: ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 17a, zevende tot en met tiende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs; j. opdc: orthopedagogisch en -didactisch centrum als bedoeld in artikel 17a, lid 10a, van de Wet op het voortgezet onderwijs; k. openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer per bus, trein, metro, tram, veerdienst of auto; l. opstapplaats: plaats aangewezen door het college, vanaf waar de leerling gebruik kan maken van het vervoer; m. ouders: ouders, voogden of verzorgers van de leerling; n. regionale verwijzingscommissie: commissie als bedoeld in artikel 10g van de Wet op het voortgezet onderwijs; o. reistijd: totale tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en de aanvang van de schooldag volgens de schoolgids, minus 1
p. samenwerkingsverband:
q. school:
r. stage: s. toegankelijke school:
t. vervoer:
u. vervoersvoorziening:
v. woning:
maximaal 15 minuten, indien en voor zover de leerling het schoolgebouw met bijbehorend terrein gewoonlijk eerder bereikt dan de schoolgids aangeeft, dan wel de totale tijdsduur die ligt tussen het einde van de schooldag volgens de schoolgids en de aankomst bij de woning, plus een eventuele wachttijd voor het openbaar vervoer of maximaal 15 minuten bij gebruikmaking van aangepast vervoer; 1°. voor het primair onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, tweede en vijftiende lid, van de Wet op het primair onderwijs; of 2°. voor het voortgezet onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a, tweede en zestiende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs; 1°.basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs; 2°. school voor speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra; of 3°. school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs; praktische leertijd bij de beroepsopleiding; school waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school; openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de opstapplaats en de school dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids, tenzij de structurele handicap van een leerplichtige leerling die aansluiting onmogelijk maakt; 1°. bekostiging van de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer voor de leerling en zo nodig diens begeleider; 2°. aanbieding van aangepast vervoer dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen; of 3°. gehele of gedeeltelijke bekostiging van de door het college noodzakelijk geachte vervoerkosten van de leerling en zo nodig diens begeleider; plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft.
Artikel 2. De door het college noodzakelijk te achten vervoersvoorziening 1. Ten behoeve van het schoolbezoek kent het college aan de ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag een vervoersvoorziening toe met inachtneming van het bepaalde in deze verordening. 2. Indien het college toepassing geeft aan het eerste lid, verlangt zij van de ouders aan wie slechts een gedeeltelijke bekostiging van de vervoerskosten toekomt, betaling van een bijdrage tot ten hoogste het bedrag dat de ouders volgens het bepaalde in deze verordening moeten bijdragen aan de kosten van het vervoer. Weigering tot of nalatigheid in de betaling van de in de vorige volzin bedoelde bijdrage doet de aanspraak op de vervoersvoorziening vervallen. 3. De bepalingen in deze verordening laten onverlet de verantwoordelijkheid van de ouders voor het schoolbezoek van hun kinderen. 4. Indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, wordt de vervoersvoorziening op aanvraag verstrekt aan de leerling. 2
Artikel 3. Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school 1. Een vervoersvoorziening wordt toegekend over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen en de ouders met het vervoer naar die school schriftelijk instemmen. 2. Indien ouders een vervoersvoorziening aanvragen voor het bezoeken van een school, die op grotere afstand van de woning is gelegen dan een andere school van dezelfde onderwijssoort, ontstaat slechts aanspraak op een vervoersvoorziening naar eerstgenoemde school als door de ouders schriftelijk wordt verklaard dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de leerling is aangewezen, die dichterbij de woning zijn gelegen. Artikel 4. Toekenning vervoersvoorziening Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking dan wel de uitbetaling, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening. Artikel 5. Aanvraagprocedure 1. Een aanvraag voor een vervoersvoorziening wordt gedaan door indiening bij het college van een volledig ingevuld en door de ouders ondertekend (e-)formulier, voorzien van de op het (e-) formulier vermelde gegevens. 2. Indien dit voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is, kan het college de ouders verzoeken aanvullende gegevens te verstrekken. 3. Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens. 4. Het college kan het in het vorige lid bedoelde besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis. 5. Indien een vervoersvoorziening wordt toegekend geldt deze: a. wanneer het een bekostiging betreft, met ingang van de door de ouders verzochte datum, met dien verstande dat de datum niet ligt vóór de datum van ontvangst van de aanvraag; b. wanneer het een aanbieding van aangepast vervoer betreft, met ingang van een datum die zo dicht mogelijk aansluit bij de door de ouders verzochte datum. Artikel 6. Doorgeven van wijzigingen 1. De ouders zijn verplicht wijzigingen, die van invloed kunnen zijn op de toegekende vervoersvoorziening, onder vermelding van de datum van wijziging, onverwijld via het (e-) formulier mede te delen aan het college. 2. Indien sprake is van een wijziging die van invloed is op de toegekende vervoersvoorziening, vervalt de aanspraak daarop en kent het college al dan niet opnieuw een vervoersvoorziening toe. 3. Indien de ouders niet voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, en het college een wijziging als bedoeld in het tweede lid vaststelt, waardoor blijkt dat ten onrechte een vervoersvoorziening is verstrekt, vervalt de aanspraak op de vervoersvoorziening terstond en kent het college al dan niet opnieuw een vervoersvoorziening toe. Het college deelt zijn besluit schriftelijk mee aan de ouders. 4. Ten onrechte genoten bekostiging kan van de ouders worden teruggevorderd, dan wel worden verrekend bij een eventuele nieuw verstrekte vervoersvoorziening. Artikel 7. Peildatum leeftijd leerling Voor het toekennen van een vervoersvoorziening op basis van artikel 11 is bepalend de leeftijd van de leerling op 1 augustus van het schooljaar waarop de voorziening betrekking heeft. Artikel 8. Andere vergoedingen 3
De aanspraak op een toelage, voor zover die voor de betreffende leerling betrekking heeft op de reiskosten, wordt op een bekostiging in mindering gebracht, dan wel als eigen bijdrage in rekening gebracht.
§ 2 Bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor primair onderwijs Artikel 9. Algemene bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor primair onderwijs 1. In deze paragraaf wordt verstaan onder school: a. een basisschool als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs; b. een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs; of c. een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra. 2. Deze paragraaf is niet van toepassing op leerlingen van scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs die voortgezet onderwijs volgen. 3. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 wordt een vervoersvoorziening verstrekt over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en: a. de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is, of b. een andere speciale school voor basisonderwijs in het onder a bedoelde samenwerkingsverband, indien het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen dan het vervoer naar de speciale school voor basisonderwijs, bedoeld onder a. 4. Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer eventuele (vervoers)adviezen van onafhankelijke deskundigen die voor de beoordeling van die aanvraag van belang zijn. Artikel 10. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per (brom)fiets 1. Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 9 lid 1 onder a bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school meer dan zes km bedraagt. Voor leerlingen die een school zoals bedoeld onder artikel 9 lid 1 onder b of c bezoekt vindt bekostiging plaats indien de hierboven bedoelde afstand meer dan vier km bedraagt. 2. Indien aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in het eerste lid en de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per (brom)fiets, verstrekt het college de ouders bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per (brom)fiets. Artikel 11. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer of vervoer per (brom)fiets ten behoeve van een begeleider 1. Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 9 bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer of vervoer per (brom)fiets van de leerling en een begeleider indien: a. aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 10 en de leerling jonger dan negen jaar is, en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat de leerling niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer of de (brom)fiets gebruik te maken, of b. de leerling door een structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de (brom)fiets gebruik kan maken. 2. Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging in aanmerking. 4
Artikel 12. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer 1. Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 9 bezoekt, indien: a. aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in de artikelen 10 of 11 en de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht; b. aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in de artikelen 10 of 11 en openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per (brom)fiets; c. aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 11 en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is; of d. de leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet in staat is – ook niet onder begeleiding –van openbaar vervoer gebruik te maken. 2. Indien begeleiding in het aangepast vervoer vereist is, vergoedt het college geen andere kosten dan de vervoerskosten welke verbonden zijn aan de begeleiding van de leerling in het aangepast vervoer. 3. Het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer ontzeggen indien bij herhaling is gebleken dat de leerling door agressief gedrag of anderszins de orde in de bus verstoort of de veiligheid van bus en inzittenden in gevaar brengt. Artikel 13. Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer 1. Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kan het college de ouders op aanvraag toestaan een of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren. 2. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren: a. een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien aanspraak zou bestaan op bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het vijfde lid; of b. een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling binnenland, indien aanspraak zou bestaan op een voorziening in de vorm van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid. 3. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die meer dan een leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto afgeleid van de Reisregeling binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid. 4. Aan de ouders die een of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van gemeentewege voor het vervoer van een of meer leerlingen bekostiging ontvangen, afgeleid van de Reisregeling binnenland, wordt door het college geen bekostiging verstrekt. 5. Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening en het college desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is, dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per (brom)fiets, bekostigt het college aan de ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de (brom)fiets, afgeleid van de Reisregeling binnenland. Artikel 14. Drempelbedrag 1. Aan de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs, zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs bezoekt, van wie het 5
2.
3.
4.
5.
inkomen tezamen meer bedraagt dan € 24.300,- wordt slechts bekostiging verstrekt voor zover de kosten van het vervoer van die leerling de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 10 bepaalde afstand te boven gaan. In geval het college in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, betalen de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, per leerling per schooljaar een eigen bijdrage die gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 10 bepaalde afstand, indien het inkomen van de ouders meer bedraagt dan € 24.300,-. De kosten voor openbaar vervoer, genoemd in het eerste en tweede lid, betreffen de kosten van openbaar vervoer die bij gebruik van de OV-chipkaart of een andere binnen de gemeente geldende OV-betaalmogelijkheid voor de in artikel 10 bepaalde afstand redelijkerwijs zouden worden gemaakt, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan. Bij het bepalen van de kosten wordt rekening gehouden met de kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden. Het bedrag van € 24.300,- genoemd in het eerste en tweede lid, wordt met ingang van 1 januari 2014 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van het voorafgaande jaar en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 450,-. Het aangepaste bedrag treedt in plaats van het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag van € 24.300,-. Deze bepaling is niet van toepassing op leerlingen die wegens hun structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken.
Artikel 15. Financiële draagkracht 1. Indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs (zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs) meer dan 20 km bedraagt, wordt de vastgestelde bekostiging verminderd met een van de financiële draagkracht van de ouders afhankelijk bedrag. 2. In geval het college in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, en de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan 20 km bedraagt, betalen de ouders een van de financiële draagkracht afhankelijke bijdrage tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer. 3. De hoogte van het bedrag als bedoeld in het eerste lid en de bijdrage als bedoeld in het tweede lid worden berekend per gezin en zijn afhankelijk van de hoogte van het inkomen van de ouders. Zij bedragen: Inkomen in euro’s 0-32.500 32.500-39.000 39.000-45.000 45.000-51.000 51.000-58.000 58.000-64.000 64.000 en verder
Eigen bijdragen in euro’s Nihil 130 545 1015 1485 1955 Voor elke extra € 5.000: € 480 erbij
4. De inkomensbedragen, genoemd in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2014 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 500,-.
6
5. De bedragen van de eigen bijdrage, bedoeld in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2014 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het consumentenprijsindexcijfer van de reeks alle huishoudens op het onderdeel vervoersdiensten heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 5,-. 6. Deze bepaling is niet van toepassing op leerlingen die wegens hun structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken. § 3 Bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor voortgezet onderwijs Artikel 16. Algemene bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor voortgezet onderwijs 1. In deze paragraaf wordt verstaan onder school: a. een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs; of b. een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra. 2. Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer eventuele (vervoers)adviezen van onafhankelijke deskundigen die voor de beoordeling van die aanvraag van belang zijn. Artikel 17. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer met begeleiding en vervoer per (brom)fiets 1. Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 16 bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer van de leerling en een begeleider, indien de leerling door een structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de (brom)fiets gebruik kan maken. 2. Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging in aanmerking. 3. In afwijking van de bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, zoals bedoeld in het eerste lid, verstrekt het college de ouders bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per (brom)fiets, indien de leerling naar het oordeel van het college onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per (brom)fiets. Artikel 18. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer 1. Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 16 bezoekt, indien: a. aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 17 en de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht; b. aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 17 en openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per (brom)fiets; c. aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 17 en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is; of d. de leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet in staat is – ook niet onder begeleiding – van openbaar vervoer gebruik te maken.
7
2. Indien begeleiding in het aangepaste vervoer vereist is, vergoedt het college geen andere kosten dan de vervoerskosten welke verbonden zijn aan de begeleiding van de leerling in het aangepaste vervoer. 3. Het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer ontzeggen indien bij herhaling is gebleken dat de leerling door agressief gedrag of anderszins de orde in de bus verstoort of de veiligheid van bus en inzittenden in gevaar brengt. Artikel 19. Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer 1. Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kan het college de ouders op aanvraag toestaan een of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren. 2. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren: a. een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien aanspraak zou bestaan op bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het vijfde lid; b. een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling binnenland, indien aanspraak zou bestaan op een voorziening in de vorm van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid. 4. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die meer dan een leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto afgeleid van de Reisregeling binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid. 5. Aan de ouders die een of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van gemeentewege voor het vervoer van een of meer leerlingen bekostiging ontvangen, afgeleid van de Reisregeling binnenland, wordt door het college geen bekostiging verstrekt. 6. Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening en het college desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is, dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per (brom)fiets, bekostigt het college aan de ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de (brom)fiets, afgeleid van de Reisregeling binnenland. § 4 Bepalingen omtrent weekeinde- en vakantievervoer Artikel 20. Toekenning vervoersvoorziening voor het weekeinde en de vakantie aan in de gemeente wonende ouders Met inachtneming van artikel 3 kent het college desgewenst een vervoersvoorziening voor het weekeinde- en vakantievervoer toe aan de in de gemeente wonende ouders van de leerling die, met het oog op het volgen van voor hem passend (voortgezet) speciaal onderwijs in een internaat of pleeggezin verblijft, volgens het bepaalde in deze paragraaf. Artikel 21. Vervoersvoorziening voor weekeinde en vakantie 1. Het college kent aan de ouders een vervoersvoorziening toe voor het weekeindevervoer van de leerling voor de, eenmaal per weekeinde gemaakte, reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de weekeinden niet vallen binnen de in het tweede lid bedoelde schoolvakanties. 2. Het college kent aan de ouders een vervoersvoorziening toe voor het vakantievervoer van de leerling voor de, eenmaal per schoolvakantie van twee dagen of meer, gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de vakantie voorkomt in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt. 3. Paragraaf 2 en 3 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 12, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a.
8
§ 4A Bepalingen omtrent het vervoer naar een locatie voor buitenschoolse opvang Artikel 22. Vervoersvoorziening naar een locatie voor buitenschoolse opvang Het college kan aan de verstrekking van een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer uitbreiden met een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer naar een locatie voor buitenschoolse opvang. § 5 Slotbepalingen Artikel 23. Beslissing college in gevallen waarin de regeling niet voorziet In gevallen, de uitvoering van het leerlingenvervoer betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college. Artikel 24. Afwijken van bepalingen Het college kan in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zonodig na advies te hebben gevraagd aan deskundigen. Artikel 25. Intrekking oude regeling De Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2010 wordt ingetrokken. Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt 1 dag na bekendmaking in werking. 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2014. Artikel 27. Overgangsbepaling 1. Aanvragen voor leerlingen, die voor het schooljaar 2013/2014 al een vervoersvoorziening ontvingen, worden voor het schooljaar 2014/2015 beoordeeld op basis van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Nijmegen 2010. 2. Op bezwaarschriften wordt beslist met toepassing van de verordening zoals die gold ten tijde van de primaire besluitvorming.
9
OVERZICHT VERSCHILLEN Onderwerp Buitenschoolse opvang / 1 ander opvangadres
Modelverordening --
Stagevervoer
Stage maakt onderdeel uit van onderwijs en dus vatbaar voor leerlingenvervoer. Stage hoeft niet overeen te komen met schooltijden
Reistijd
+ maximaal 10 minuten voor begin school en + 10 minuten wachttijd na afloop van school Afstandscriterium: 6 km
Afstandscriterium primair onderwijs (minimale afstand tussen woning en school om in aanmerking te komen voor leerlingenvervoer)
Afstandscriterium voortgezet onderwijs
Huidig beleid Nijmegen Vervoer mag naar 1 vast ander adres dan woonadres, mits gelegen in de gemeente Nijmegen --
+ 15 minuten
Afstandscriterium basisonderwijs: 6 km Afstandscriterium speciale school voor basisonderwijs: 4 km
Geen afstandscriterium voor kinderen met een beperking Niet langer leerlingenvervoer voor leerlingen voortgezet speciaal onderwijs tenzij
Geen afstandscriterium voor kinderen met n beperking Afstandscriterium speciaal voortgezet onderwijs: 4 km
Voorstel Handhaven afwijkend beleid Nijmegen
Toelichting Sluit aan bij de realiteit en de wensen/behoeften van ouders en kinderen. Kosten zijn beperkt. Stagevervoer beperken tot 20 Voorkomen dat leerlingen na km van woonadres, tenzij een lange stagedag lang in de aangetoond wordt dat er geen taxi moeten doorbrengen en stageadres is binnen 20 km kosten van stagevervoer beperken. Stagevervoer is – als er sprake is van taxivervoer – relatief duur vanwege afwijkende tijden en andere routes. Om scholen en leerlingen te prikkelen om stage dicht bij huis te zoeken, wordt voorgesteld om stagevervoer in principe te beperken tot 20 km vanaf woonadres. Handhaven afwijkend beleid 15 minuten regeling staat ook Nijmegen in het bestek met de vervoerders. Handhaven afwijkend beleid Het enige verschil met de Nijmegen landelijke modelverordening betreft de kinderen die naar een speciale school voor basisonderwijs gaan. Het is niet wenselijk om het afstandscriterium voor de bestaande leerlingen te wijzigen. Overnemen De leerlingen uit het modelverordening. voortgezet speciaal onderwijs Overgangsjaar voor leerlingen worden per schooljaar 15-16
1
OVERZICHT VERSCHILLEN dusdanige beperking.
Drempelbedrag in het basisonderwijs en speciale scholen voor basisonderwijs (≠ voor leerlingen met een handicap)
Bromfietsvergoeding
Begeleiding verantwoordelijkheid ouders
Drempelbedrag wordt per kind toegepast.
In modelverordening wordt alleen uitgegaan voor fiets- of autovergoeding. Er is geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat eigen vervoer uit vervoer per bromfiets bestaat. De fietsvergoeding per km is te laag en de autovergoeding per km is te hoog. Als ouders aantonen dat begeleiding in het openbaar vervoer of per fiets niet mogelijk is (zelf of door familie, vrienden) dan is er recht op aangepast vervoer.
speciaal voortgezet onderwijs.
gelijkgesteld met leerlingen in het voortgezet onderwijs, mede gelet op de nabijheid van de meeste scholen voor voortgezet speciaal onderwijs. Ouders mede verantwoordelijk maken voor de kosten van het vervoer voor eigen keuze om kinderen naar een verder gelegen school van een bepaalde geloofsovertuiging of richting te laten gaan.
Drempelbedrag per gezin
Overnemen modelverordening v.w.b. drempelbedrag per kind (= m.n. signatuurvervoer).
Geen drempelbedrag bij fietsvervoer
Handhaven afwijkend beleid Nijmegen v.w.b. geen drempelbedrag bij fietsvervoer (≠ bromfiets). Apart tarief voor eigenvervoer per bromfiets opnemen.
Drempelbedrag voor de fiets niet hanteren is om fietsen te stimuleren.
Handhaven huidig beleid Nijmegen. Uitbreiding met de toevoeging dat de gemeente kan kiezen voor de inzet van begeleiding of aangepast vervoer.
Het heeft de voorkeur om kosten te besparen en leerlingen zo zelfstandig mogelijk te maken. In specifieke situaties is het dan beter om begeleiding in te huren, dan een kind in het
Nijmegen ging ook uit van mogelijkheid om bromfiets te gebruiken.
Nijmegen hanteerde deze regeling al en heeft in de beleidsregels uitwerkt wat wel/niet wordt verstaan onder “niet mogelijk”.
Bromfietsvergoeding sluit aan bij de praktijk. Het is niet wenselijk om hiervoor een te lage (fietsvergoeding) of een te hoge (autovergoeding) te verstrekken.
2
OVERZICHT VERSCHILLEN taxivervoer te zetten. OV-chipkaart versus OVabonnement en eigen bijdrage.
Eigen bijdrage bij openbaar vervoer wordt gelijkgesteld met het goedkoopste abonnement.
Nijmegen kiest standaard voor Handhaven afwijkend beleid OV abonnement. Dit is Nijmegen duurder dan de OV chipkaart. Eigen bijdrage komt overeen met hogere kosten van OV abonnement (net zoals in Beuningen en Wijchen).
Klachtenmeldpunt over leerlingenvervoer
--
Nijmegen had een apart klachtenmeldpunt voor het leerlingenvervoer naast de klachtenafhandeling van de vervoerders.
Klachtenmeldpunt opheffen
OV chipkaart blijkt in de praktijk niet te werken bij de desbetreffende leerlingen (niet in- of uitgelogd), waardoor ouders extra kosten moeten betalen om de OVchip kaart te laden. Nijmegen kiest standaard voor duurdere OV abonnement (waar onbeperkt mee gereisd kan worden) en een hogere eigen bijdrage van ouders. Omdat er geen gebruik wordt gemaakt van dit Klachtenmeldpunt en ook de tevredenheid over het leerlingenvervoer is gestegen. Klachten kunnen voortaan ingediend worden bij vervoerder en via algemeen klachtenmeldpunt van de gemeente Nijmegen. De klachten worden blijvend gemonitord.
3
Adviescommissie J M G Gemeenle Nijmegen L 120 Postbus9105 6500 HG Nijmegen Contact: (bij voorkeur e-ma-l) advioscioJMGQnijmegen.n! Tel. 024 3292538 • www nijmogon.nl/adviescicJMG
R D V / I E S C O m i T l l S S I E JfTIG
Jeugd-, maatschappBlijkB opuang- en Gehandicaptenbeleid
Aan het College van Burgemeester en Wethouders Postbus 9105 6500 HG Nijmegen
Nijmegen, Kenmerk Betreft
30 junl 2014 12/CJ Gevraagd advies Beleidsregels Leerllngvervoer 2014
Geacht college, Naar aanleiding van uw adviesverzoek zljn de beleidswijzigingen besproken In de Adviescommissle JMG. De adviescommissle kan positief adviseren over de voorgestelde wijzigingen met slechts enkele opmerkingen. Het Is te waarderen dat het college minimale wijzigingen aanbrengt In een goedlopend systeem. De klanttevredenheld hierover Is hoog, wlj hopen dat dit zo blijft. Naar de mening van de advlescommlsie JMG Is het belangrijk goed te onderzoeken of leerlingen met een beperking In het voortgezet onderwijs leerlingenvervoer nodig hebben. En wij vragen u bij het eigen bijdrage beleid terughoudend te zljn en rekening te houden met het felt dat ouders van kinderen met een beperking ook op andere terreinen dikwijis hoge kosten moeten maken die niet altijd zichtbaar zljn.