Aanbouw- en bedieningshandleiding
Spraylight
Stand: V3.20130109
30283305-02-NL
Lees en volg deze bedieningshandleiding. Bewaar deze bedieningshandleiding voor het gebruik in de toekomst.
Impressum Document
Aanbouw- en bedieningshandleiding Product: Spraylight Documentennummer: 30283305-02-NL Vanaf softwareversie: 2.00.10 Originele taal: Duits
Copyright ©
Müller-Elektronik GmbH & Co.KG Franz-Kleine-Straße 18 33154 Salzkotten Duitsland Tel: ++49 (0) 5258 / 9834 - 0 Telefax: ++49 (0) 5258 / 9834 - 90 E-Mail:
[email protected] Webpagina: http://www.mueller-elektronik.de
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 1
Voor uw veiligheid
6
1.1
Elementaire veiligheidsvoorschriften
6
1.2
Samenstelling en betekenis van waarschuwingsaanwijzingen
6
1.3
Beoogd gebruik
7
1.4
Eisen aan de gebruikers
7
1.5
EG Conformiteitsverklaring
7
2
Over deze bedieningshandleiding
8
2.1
Doelgroep van deze bedieningshandleiding
8
2.2
Samenstelling van handelingsaanwijzingen
8
3
Montage en installatie
9
3.1
Systeemoverzicht
9
3.2
Terminal monteren
10
3.3
Kabel aansluiten
11
3.4
Accuaansluitkabel aansluiten
11
3.5
Wielsensor monteren
11
3.5.1 3.5.2
Wielsensor op de velg monteren Wielsensor op de cardanas monteren
12 14
3.6
Snelheid via de signaalstekker van de tractor bepalen
15
3.7
Aanwijzingen voor toevoegingen
15
4
Beschrijving van het product
17
4.1
Beschrijving van de prestaties
17
4.2
Knoppenoverzicht
17
4.3
Beeldschermopbouw
18
4.3.1 4.3.2 4.3.3
4.3.4
Arbeidscherm bij een veldspuitmachine Arbeidscherm bij een pneumatische spuit Delen van het arbeidscherm Gedeelte spuitgegevens Gedeelte tankscherm Gedeelte koppelingscherm Gedeelte functiesymbolen Samenstelling van andere maskers
18 18 19 19 20 20 21 22
5
Bedieningsprincipe
23
5.1
In schermen navigeren
23
5.1.1 5.1.2 5.1.3
5.2 5.2.1 5.2.2
Tussen schermen bladeren Scherm verlaten Cursor bewegen
Parameters selecteren en activeren Gegevens invoeren Functies activeren en deactiveren
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
23 23 23
23 23 25
3
Inhoudsopgave
6
Spraylight voor gebruik voorbereiden
26
6.1
Wanneer moet u wat configureren?
26
6.2
Basisinstellingen van de boordcomputer configureren
27
6.2.1 6.2.2 6.2.3
6.3 6.3.1 6.3.2 6.3.3
6.3.4 6.3.5
6.4 6.4.1 6.4.2
6.5
6.5.1 6.5.2 6.5.3
6.6 6.6.1 6.6.2
Datum / tijd instellen Contrast en lichtsterkte instellen Taal kiezen
Parameters van de spuit invoeren Werkbreedte van de spuit invoeren Aantal sproeiers per sectie invoeren Type sproeiers configureren Het type sproeier selecteren Vermogen en spuitcapaciteit van de sproeier op uw machine berekenen Niet-ISO-conforme sproeiers kalibreren Sproeier bij slijtage opnieuw kalibreren Tankvolume invoeren Tankalarm instellen
Tank vullen Tank zonder Tank-Control vullen Tank met Tank-Control vullen
Debietmeter kalibreren
Debietmeter met de tankmethode kalibreren Debietmeter met de sproeimethode kalibreren Aantal impulsen per liter voor de debietmeter handmatig invoeren
Wielsensor kalibreren Impulsen per 100 meter vaststellen Aantal impulsen voor de wielsensor handmatig invoeren
27 27 28
28 28 30 31 31 33 34 35 36 36
37 37 38
38 38 40 41
41 42 43
6.7
Grenswaarde voor de spuitdruk instellen
43
6.8
Automatische modus configureren
44
Minimale werksnelheid vastleggen Minimale autosnelheid vastleggen Regelwaarde instellen
44 44 45
6.8.1 6.8.2 6.8.3
6.9
Hydraulische ventielen bedienen
45
7
Apparaat op het veld inzetten
47
7.1
Streefwaarde invoeren
47
7.2
Uitrijden sturen
47
7.2.1 7.2.2 7.2.3 7.2.4
Automatische modus gebruiken Handmatige modus gebruiken Uitrijden starten Uitrijden stoppen
47 48 48 49
7.3
Secties uitschakelen
49
7.4
Secties activeren
49
7.5
Secties activeren wanneer alle secties zijn uitgeschakeld
49
7.6
In de zonemodus werken
50
7.6.1 7.6.2 4
Bedrijfsscherm in de zonemodus Secties in de zonemodus activeren en uitschakelen
50 50 Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Inhoudsopgave
7.6.3 7.6.4
7.7
7.7.1 7.7.2 7.7.3
7.8 7.8.1 7.8.2
Zonemodus activeren Zonemodus deactiveren
Arbeidsresultaten documenteren Scherm Teller Scherm Dagteller Werkresultaten met een dagteller documenteren
Hydraulische ventielen bedienen Als toets geconfigureerde hydraulische ventielen bedienen Als schakelaar geconfigureerde hydraulisch ventiel bedienen
50 51
51 52 52 53
53 54 54
8
Service en onderhoud
56
8.1
Softwareversie controleren
56
8.2
V24-interface
56
8.3
Functie gesimuleerde snelheid activeren
56
8.4
Status van de sensoren weergeven
57
8.5
Apparaat onderhouden en reinigen
58
8.6
Van het apparaat ontdoen
58
8.7
Technische gegevens
58
8.8
Stekkerbezetting 8-pol. flenskoppelstuk
59
8.9
Stekkerbezetting 39-pol. contrastekker
59
9
Hulp bij fouten en storingen
61
9.1
Tabel met mogelijke storingen
61
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
5
1
1 1.1
Voor uw veiligheid Elementaire veiligheidsvoorschriften
Voor uw veiligheid Elementaire veiligheidsvoorschriften Lees de volgende veiligheidsaanwijzingen aandachtig door, voordat u het product voor de eerste keer gebruikt. ▪ Verwijder geen veiligheidsvoorzieningen of stickers van het product. ▪ Lees de gebruikshandleiding van het landbouwapparaat dat u met behulp van het product zult aansturen. ▪ Voor onderhouds- of reparatiewerkzaamheden aan de tractor, altijd de verbinding tussen de tractor en de terminal Spraylight loskoppelen . ▪ Voor het opladen van de accu van de tractor, altijd de verbinding tussen de tractor en de terminal loskoppelen
Spraylight. ▪ Voordat u begint met lassen aan de tractor of een aangehangen of aangebouwd apparaat, dient u altijd de stroomtoevoer naar de terminal Spraylight uit te schakelen. ▪ Het product heeft geen reparatieonderdelen. Open nooit de behuizing. ▪ Breng geen ongeoorloofde wijzigingen aan het product aan. Ongeoorloofde wijzigingen of ongeoorloofd gebruik kunnen uw veiligheid in gevaar brengen en de levensduur of functie van het product beïnvloeden. Ongeoorloofd zijn alle wijzigingen die niet in de documentatie van het product beschreven staan
1.2
Samenstelling en betekenis van waarschuwingsaanwijzingen Alle veiligheidsaanwijzingen, die in deze bedieningshandleiding voorkomen, zijn volgens de volgende voorbeelden samengesteld:
WAARSCHUWING Dit signaalwoord duidt op gevaren met een gemiddeld risico, die mogelijkerwijze de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg kunnen hebben, wanneer zij niet worden vermeden.
VOORZICHTIG Dit signaalwoord duidt op gevaren met een klein risico, die mogelijkerwijze licht of gemiddeld lichamelijk letsel of materiële schade tot gevolg kunnen hebben, wanneer zij niet worden vermeden.
VERWIJZING Dit signaalwoord duidt op handelingen die, wanneer zij niet juist worden uitgevoerd, tot bedrijfsstoringen kunnen leiden. Bij deze handelingen moet accuraat en voorzichtig te werk worden gegaan om optimale resultaten te bereiken. Er zijn handelingen, die in meerdere stappen moeten worden uitgevoerd. Wanneer er een risico is, staat er in deze bedieningshandleiding een veiligheidsaanwijzing bij. De veiligheidsaanwijzingen staan altijd onmiddellijk voor de riskante stap, zijn vetgedrukt en worden door een signaalwoord gekenmerkt.
6
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Voor uw veiligheid Beoogd gebruik
Voorbeeld
1
1. VERWIJZING! Dit is een opmerking. Het is een waarschuwing tegen een risico, dat bij de volgende stap van de handeling optreedt. 2. Riskante stap.
1.3
Beoogd gebruik Spraylight is uitsluitend bestemd voor gebruik in de landbouw en in de wijnbouw, fruit- en hopteelt. Elke vorm van installatie of gebruik van het systeem buiten deze gebieden valt niet onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant. De fabrikant is dan niet aansprakelijk voor resulterende persoonlijke of materiële schade. Alle risico's, die samenhangen met oneigenlijk gebruik, zijn uitsluitend voor rekening van de gebruiker. Tot beoogd gebruik behoort ook het voldoen aan de door de fabrikant voorgeschreven bedrijfs- en onderhoudsvoorwaarden. De desbetreffende voorschriften ter vermijding van ongevallen en de overige algemeen aanvaarde veiligheidstechnische, industriële en gezondheidsregels en de voorschriften van het wegenverkeersreglement moet worden opgevolgd. Eigenmachtige veranderingen aan het apparaat stellen de aansprakelijkheid van de fabrikant buiten werking.
1.4
Eisen aan de gebruikers
1.5
EG Conformiteitsverklaring
▪ Bedien het product altijd in overeenstemming met de voorschriften. Niemand mag het bedienen zonder eerst deze bedieningshandleiding te lezen. ▪ Lees alle veiligheidsaanwijzingen en waarschuwingsaanwijzingen in deze bedieningshandleiding en in de handleidingen van aangesloten machines en apparaten aandachtig door en houdt u er zich zorgvuldig aan.
Dit product is vervaardigd in overeenstemming met de volgende nationale en geharmoniseerde normen in de betekenis van de geldende EMC Richtlijn 2004/108/EG. ▪ EN ISO 14982
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
7
2
2 2.1
Over deze bedieningshandleiding Doelgroep van deze bedieningshandleiding
Over deze bedieningshandleiding Doelgroep van deze bedieningshandleiding Deze bedieningshandleiding is bedoeld voor gebruikers van Spraylight .
2.2
Samenstelling van handelingsaanwijzingen Handelingsaanwijzingen leggen stap voor stap uit hoe u bepaalde werkzaamheden met het product kunt uitvoeren. In deze bedieningshandleiding worden de volgende symbolen gebruikt om handelingsaanwijzingen te kenmerken: Manier van presentatie
Betekenis
1.
Handelingen, die u na elkaar moet verrichten.
2. ⇨
Resultaat van de handeling.
⇨
Resultaat van een handelingsaanwijzing.
Dat gebeurt er, wanneer u een handeling verricht.
Dat gebeurt er, wanneer u alle stappen hebt uitgevoerd. Randvoorwaarden. Wanneer er randvoorwaarden worden gesteld, moet u daaraan voldoen voordat u een handeling verricht.
8
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Montage en installatie Systeemoverzicht
3
3
Montage en installatie
3.1
Systeemoverzicht
Spraylight - systeemoverzicht
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
9
3
Montage en installatie Terminal monteren
3.2
Terminal / Boordcomputer Wordt meegeleverd
Wielsensor (sensor X) Kan worden nabesteld Art.- nr.: 312084
Spanningsaansluitkabel Wordt meegeleverd
Adapterkabel voor de signaalstekker ISO11786 Kan worden nabesteld Art.- nr.: 312120
Houder voor computer Wordt meegeleverd
Verdeler met aansluitkabel Kan worden nabesteld 6,5m kabel - art.-nr.: 30221071 10m kabel - art.-nr.: 30221076
Basisconsole Kan worden nabesteld Art.- nr.: 312075
Kabelschroefkoppelingen voor de aansluitingen van secties, bypass, regeling, sensoren
Terminal monteren
Terminal monteren Terminal / Boordcomputer
Houder voor de montage van de terminal
Spanningsaansluitkabel Spanningsaansluitkabel met 3-pol. apparaatstekker.
Procedure
1. Houder
and de terminal
schroeven.
2. Houder met computer in de cabine van de tractor bevestigen. VERWIJZING! De afstand tot de radio of tot de antenne moet minstens een meter zijn. Voor het bevestigen in de cabine kan een grondconsole worden gebruikt. 3. Terminal met de verdeler verbinden. 4. Spanningsaansluitkabel
10
op de accuaansluitkabel aansluiten.
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Montage en installatie Kabel aansluiten
3.3
3
Kabel aansluiten
Aansluitingen 8-pol. Flenskoppelstuk Voor het aansluiten van de wielsensor. Uitsluitend gebruiken wanneer de wielsensor niet aan de verdeler kan worden aangesloten.
Spanningsaansluitkabel Voor het aansluiten op de accuaansluitkabel.
39-pol. Contrastekker Voor het aansluiten van de verdeler.
Procedure
1. Wielsensor aan het 8-pol. flenskoppelstuk aansluiten. Uitsluitend gebruiken wanneer de wielsensor niet aan de verdeler kan worden aangesloten. 2. Verdeler aan de 39-pol. contrastekker 3. Spanningsaansluitkabel
3.4
aansluiten.
met de accuaansluitkabel verbinden.
Accuaansluitkabel aansluiten Wanneer u de accuaansluitkabel wilt aansluiten, lees dan de met de accuaansluitkabel meegeleverde handleiding.
3.5
Wielsensor monteren Wielsensor (ook sensor X genaamd) is een sensor die de snelheid van het voertuig bepaalt en naar Spraylight doorgeeft. De wielsensor bestaat uit een sensor en meerdere magneten. De magneten worden op regelmatige afstanden aan de velg of aan de cardanas van de tractor gemonteerd. De wielsensor wordt aan de wielaslager gemonteerd. Wanneer de velg of cardanas draait, draaien de magneten mee. Telkens wanneer een magneet aan hem voorbij gaat, zendt de sensor een impuls naar een job- of boordcomputer. Uit alle impulsen over een bepaalde tijd berekent de software de actuele snelheid. U kunt de wielsensor op de volgende plaatsen monteren: ▪ op de velg van de getrokken machine ▪ op het voorwiel van de tractor ▪ op de cardanas van een tractor met vierwielaandrijving
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
11
3
3.5.1
Montage en installatie Wielsensor monteren
Wielsensor op de velg monteren De wielsensor wordt in de volgende gevallen op de velg gemonteerd: ▪ Bij een aanhangspuit - op de velg van de aanhangspuit. ▪ Bij een aangebouwde spuit en tractor zonder vierwielaandrijving - aan de voorkant van de tractor.
Wielsensor op de velg monteren Kabel naar 3-pol. stekker
schakelafstand moet 5 tot 10 mm bedragen.
Kleur wit: Massa
Afstand tussen de montagehoek en het einde van de sensor moet minstens 25 mm bedragen.
Kleur bruin: +12 Volt
3-pol. stekker - penbezetting (optioneel)
Kleur groen: Wiel
Kleur wit: Massa
Montagehoek
Kleur bruin: +12 Volt
Wielsensor met een blauwe kap
Kleur groen: Wiel
Magneet met een rode kap antimagnetisch monteren.
De volgende figuur toont de positie van de wielsensor en de magneet op de velg:
12
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Montage en installatie Wielsensor monteren
3
Positie van de wielsensor en de magneten op de velg Schakelafstand 5-10 mm
Magneet
Wielsensor
Procedure
1. Aantal benodigde magneten berekenen. Het aantal magneten is afhankelijk van de grootte van het wiel. De gereden afstand van impuls tot impuls mag niet meer zijn dan 60 cm. Berekening: Wielomvang ÷ 60 cm = aantal magneten vb.: 256 cm ÷ 60 cm = 4.27 = min. 5 magneten 2. Magneten met de meegeleverde V4A-schroeven in de wielschelp monteren. De magneten moeten gelijkmatig over de omvang van de velgen worden verdeeld. 3. Wielsensor aan de wielaslager met de meegeleverde houder monteren. Het uiteinde van de sensor moet op de magneet trekken. De afstand tussen de sensor en de magneten moet 5 - 10 mm bedragen. De volgende tekening toont de positie van de sensor en de magneet: 4. Wielsensor elektronisch aansluiten: U heeft daarbij de volgende mogelijkheden: - Wanneer u de wielsensor aan de aanhangspuit heeft gemonteerd, verbindt u de wielsensor met de verdeler. Gebruik de 39-pol. stekker. - Wanneer u de wielsensor op het wiel van de tractor heeft gemonteerd, verbindt u de wielsensor rechtstreeks met Spraylight. Steek de 3pol. stekker van de sensor in de 8pol. flenskoppelstuk van Spraylight.
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
13
3
Montage en installatie Wielsensor monteren
3.5.2
Wielsensor op de cardanas monteren
WAARSCHUWING Roterende machineonderdelen Gevaar voor indruk- en klemverwondingen. ◦ Schakel de motor uit voor u de wielsensor monteert! ◦ Zorg ervoor dat niemand de motor aansteekt zolang u de wielsensor monteert! De wielsensor wordt in de volgende gevallen op de cardanas gemonteerd: ▪ Bij een aanbouwspuit en tractor met vierwielaandrijving.
Wielsensor op de cardanas monteren Slangklem met magneten Naagelang de uitvoering kunnen er een of twee magneten zijn.
Kleur groen: Wiel
Cardanas
Schakelafstand 5 tot 10 mm
Magneet met een rode kap Antimagnetisch monteren.
3-pol. stekker - penbezetting (stekker is optioneel)
Wielsensor met een blauwe kap
Kleur wit: Massa
Kabel naar 3-pol. stekker
Kleur bruin: +12 Volt
Kleur wit: Massa
Kleur groen: Wiel
Kleur bruin: +12 Volt
Procedure
1. Slangklem met magneet aan de cardanas monteren. 2. De sensor trillingsvrij monteren. 3. De sensor moet in een afstand van 5 - 10 mm op de magneten wijzen. De volgende tekening toont de positie van de sensor en de slangklem:
14
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Montage en installatie Snelheid via de signaalstekker van de tractor bepalen
3
Positie van de wielsensor op de cardanas De afstand tussen de sensor en de magneten moet 5 - 10 mm bedragen.
3.6
Snelheid via de signaalstekker van de tractor bepalen Wanneer uw tractor met een signaalstekker is uitgerust en u geen wielsensor heeft, kunt u de snelheid van de tractor via de signaalstekker naar Spraylight overdragen. Wanneer u de snelheid via de signaalstekker van de tractor bepaalt, moet u toch de impulsen per 100m bepalen. Om Spraylight aan de signaalstekker aan te sluiten heeft u evt. een adapterkabel nodig. Deze adapterkabel kunt u bij Müller Elektronik onder het artikelnummer 312120 bestellen. De adapterkabel kan aan de traktoren van de volgende fabrikanten worden aangesloten: ▪ Fendt ▪ John Deere ▪ Deutz ▪ CLAAS De volgende figuur geeft een schematisch overzicht van de kabel:
Kabel voor de verbinding aan de signaalstekker [312120] Kabel naar computer 3-polig
3.7
Kabel naar signaalstekker 7-polig
Aanwijzingen voor toevoegingen Aanwijzing voor het achteraf installeren van elektrische en elektronische apparaten en/of componenten Heden ten dage zijn landbouwmachines uitgerust met elektronische componenten en onderdelen, die interferentie kunnen ondervinden van elektromagnetische signalen van andere apparaten. Zulke
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
15
3
Montage en installatie Aanwijzingen voor toevoegingen
interferentie kan gevaar voor personen betekenen, indien de volgende veiligheidsaanwijzingen niet in acht worden genomen. Keuze van componenten
Let er bij het kiezen van componenten vooral op, dat de elektrische en elektronische onderdelen, die u achteraf wilt installeren, voldoen aan de dan geldende versie van de EMC-Richtlijn 2004/108/EG en het CE-keurmerk dragen.
Verantwoordelijkheid van de gebruiker
Bij installatie achteraf van elektrische en elektronische apparaten en/of componenten in een machine met aansluiting op het boordnet, bent u er zelf voor verantwoordelijk om te controleren of die installatie storingen in de voertuigelektronica of andere componenten veroorzaakt. Dit geldt speciaal voor de elektronische bediening van: ▪ ETR, ▪ Trekhaak voorzijde, ▪ Aftakassen, ▪ Motor, ▪ Transmissie.
Aanvullende eisen
Voor het naderhand inbouwen van mobiele communicatiesystemen (bv., radio, telefoon) moet ook nog aan de volgende aanvullende eisen worden voldaan: ▪ Er mogen alleen apparaten worden ingebouwd, die voldoen aan de nationale voorschriften (bv., Telecommunicatiewet in Nederland). ▪ Het apparaat moet vast worden geïnstalleerd. ▪ Het gebruiken van draagbare of mobiele apparaten in het voertuig is alleen toegestaan via een verbinding over een vast geïnstalleerde buitenantenne. ▪ Het zendgedeelte moet op een andere plaats dan de voertuigelektronica worden ingebouwd. ▪ Bij het inbouwen van de antenne moet u erop letten, dat hij vakkundig wordt geïnstalleerd met een goede massa-verbinding tussen de antenne en de massa van het voertuig. Raadpleeg ook de inbouwhandleiding van de fabrikant van de machine voor de bekabeling en installatie en de maximum toegestane stroomafname.
16
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Beschrijving van het product Beschrijving van de prestaties
4
4
Beschrijving van het product
4.1
Beschrijving van de prestaties Spraylight heeft de volgende functionaliteiten: ▪ Tot zeven sectieschakelingen met sectie-hoofdschakelaar ▪ Handmatige en automatische regeling van de spuitcapaciteit ▪ Tot vier hydraulische functies ▪ Weergave van de huidige snelheid ▪ Weergave van de huidige spuitcapaciteit ▪ Weergave van de nog bewerkbare oppervlakte ▪ Weergave van de actuele tankinhoud ▪ Documentatie van de arbeidsresultaten
4.2
Knoppenoverzicht
Spraylight vooraanzicht
Bedieningselementen
Knoppen – Knoppen, die altijd dezelfde functie hebben. Ze worden van nu af aan alleen nog "knoppen" genoemd. In- en uitschakelen Naar arbeidscherm terugkeren Functiesymbolen van het menu oproepen in de automatische modus: streefwaarde met 10% verlagen in de handmatige modus: druk verlagen in de automatische modus: streefwaarde met 10% verhogen in de handmatige modus: druk verhogen Tussen de handmatige modus en de automatische modus schakelen Sectie-hoofdschakelaar in- en uitschakelen
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
17
4
Beschrijving van het product Beeldschermopbouw
In het arbeidscherm tussen groepen van functiesymbolen wisselen Arbeidscherm oproepen In menu's – de cursor een regel naar boven bewegen Bij data-invoer, de waarde met één verhogen In menu's – de cursor een regel naar onder bewegen Bij data-invoer, de waarde met één verlagen Scherm verlaten Data-invoer afbreken Pop-up venster uitfaden Data-invoer bevestigen Functietoetsen – Toetsen waarvan de werking afhangt van de op het beeldscherm weergegeven symbolen (functie-symbolen). Functietoetsen kunnen in elke display een andere functie hebben. Ze worden van nu af aan alleen nog "functietoetsen" genoemd. Op de functiesymbolen weergegeven functies activeren
4.3
Beeldschermopbouw
4.3.1
Arbeidscherm bij een veldspuitmachine Het werkmasker wordt gedurende het werk altijd getoond en bevat de belangrijkste informatie. Via het werkmasker krijgt u informatie over de status van de aangesloten machine gedurende het werk. Het arbeidscherm is in vier delen opgedeeld.
Delen van het arbeidscherm - veldspuitmachine
4.3.2
Gedeelte spuitgegevens
Gedeelte koppelingscherm
Gedeelte tankscherm
Gedeelte functiesymbolen
Arbeidscherm bij een pneumatische spuit Het arbeidscherm van de penumatische spuit verschilt alleen van het arbeidscherm van de veldspuitmachine in de gedeeltes van de koppelings- en tankscherm.
18
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Beschrijving van het product Beeldschermopbouw
4
Arbeidscherm bij een pneumatische spuit Gedeelte tankscherm
4.3.3
Gedeelte koppelingscherm
Delen van het arbeidscherm Gedeelte spuitgegevens In het gedeelte spuitgegevens wordt de volgende informatie weergegeven:
Gedeelte spuitgegevens Snelheid Actuele snelheid van de spuit in km/h.
Automatische modus Automatische modus is ingeschakeld.
Gemeten waarde Actuele spuitcapaciteit in l/ha.
Symbool Spuit-Uit Wanneer het symbool in het scherm verschijnt werd een streefwaarde van 0 l/ha voorgegeven of de minimale werksnelheid onderschreden.
Streefwaarde Voorgegeven spuitcapaciteit in l/ha.
Symbool Automatische modus-Uit Wanneer het symbool in het scherm verschijnt, is de actuele snelheid lager dan de AutoSnelh. en groter dan de Min.Snelh.
Procentuele aanpassing van de streefwaarde De streefwaarde kan in de automatische modus in stappen van 10% worden gewijzigd. De procentwaarde wordt ca. 2 seconden na het wijzigen weergegeven.
Spuitdruk Actuele druk van het sproeimengsel in bar (alleen wanneer de druksensor geconfigureerd is).
Handmatige modus Handmatige modus is ingeschakeld. De spuitdruk moet handmatig worden versteld.
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
19
4
Beschrijving van het product Beeldschermopbouw
Gedeelte tankscherm In het gedeelte tankscherm vindt u informatie die u helpt om de toestand van de tank in te schatten. Elke drie seconden verandert het type weergegeven informatie. De volgende figuur toont de betekenis van de weergegeven informatie.
Gedeelte tankscherm Actuele tankinhoud Naargelang de uitrusting van de spuit wordt hier de berekende of gemeten tankinhoud weergegeven.
Actuele tankinhoud Naargelang de uitrusting van de spuit wordt hier de berekende of gemeten tankinhoud weergegeven.
Bewerkbare afstand Deze afstand kan onder de huidige omstandigheden nog worden bewerkt.
Debiet per minuut Debietwaarde door de hoofddebietmeter.
Bewerkbaar oppervlakte Met de huidige tankinhoud en de huidige spuitcapaciteit kan de hier weergegeven oppervlakte nog worden bewerkt.
Vermogen / uur
In het gedeelte tankscherm kunnen ook symbolen van hydraulische ventielen verschijnen. Lees ook hierover het hoofdstuk Hydraulische ventielen bedienen [➙ 53].
Gedeelte koppelingscherm In het koppelingscherm vindt u de volgende informatie: ▪ Aantal secties ▪ Welke secties zijn geactiveerd of uitgeschakeld ▪ Welke secties rijden uit Mogelijke toestanden
De secties kunnen zich in drie toestanden bevinden. De toestand van een sectie kunt u in het arbeidscherm in het gedeelte koppelingscherm aflezen. De volgende toestanden van de secties zijn mogelijk: Scherm
Toestand van de sectie Sectie is uitgeschakeld. Sectie is geactiveerd. De sectie is klaar voor het uitrijden. Sectie is geactiveerd en sectiehoofschakelaar is ingeschakeld De sectie rijdt uit.
Voorbeeld 20
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Beschrijving van het product Beeldschermopbouw
4
Gedeelte koppelingscherm - voorbeeld 1 Sectie 1 is uitgeschakeld.
Secties 2 tot 7 zijn geactiveerd en rijden uit.
Gedeelte koppelingscherm - voorbeeld 2 Sectie 1 is uitgeschakeld.
Secties 2 tot 7 zijn geactiveerd, maar rijden niet uit.
Gedeelte functiesymbolen De functie-symbolen staan in de onderste zone van het werkmasker. Bij Spraylight kunnen vier functie-symbolen tegelijkertijd in deze positie worden getoond. In het arbeidscherm zijn er drie groepen functiesymbolen: ▪ Functiesymbolen voor de bediening van de secties
▪ Functiesymbolen van het menu
▪ Functiesymbolen van het hydraulisch systeem (optioneel)
Het aantal weergegeven functiesymbolen van het hydraulisch systeem hangt af van hoeveel hydraulische ventielen u heeft geconfigureerd. Bedieningselementen Tussen groepen van functiesymbolen wisselen
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
21
4
4.3.4
Beschrijving van het product Beeldschermopbouw
Samenstelling van andere maskers Behalve het werkmasker worden bij de Spraylight nog andere maskers getoond. Die maskers bestaan altijd uit de volgende drie zones:
Samenstelling van het masker Kopregel zone Bevat de beschrijving van het getoonde masker
Functie-symbolen zone Symbolen, die in dit masker gekozen kunnen worden.
Inhoud van het masker
22
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Bedieningsprincipe In schermen navigeren
5
5
Bedieningsprincipe
5.1
In schermen navigeren
5.1.1
Tussen schermen bladeren Er zijn schermen die teveel invoer hebben om alles op een scherm weer te geven. Bij deze schermen moet u evt. verder bladeren.
Bedieningselementen
Aan het volgende functiesymbool herkent u dat u in een scherm kunt verder bladeren. U kunt op de bijhorende functietoets drukken om verder te bladeren. Naar het volgende scherm bladeren
5.1.2
Scherm verlaten Wanneer u het data-invoerscherm verlaat, wordt de data-invoer afgebroken. Wanneer u een scherm wilt verlaten, heeft u de volgende mogelijkheden:
Bedieningselementen Masker verlaten. Naar het arbeidscherm gaan (werkt niet bij data-invoerschermen)
5.1.3
Cursor bewegen In veel schermen kunt u afzonderlijke regels selecteren om hun waarde te wijzigen.
Bedieningselementen
Cursor een regel naar boven bewegen Cursor een regel naar onder bewegen Selectie bevestigen
5.2
Parameters selecteren en activeren Wanneer u een parameter met de cursor markeert en op parameter de volgende mogelijkheden: ▪ Gegevens invoeren ▪ Functie activeren of deactiveren.
5.2.1
drukt, heeft u naargelang de
Gegevens invoeren De invoer van gegevens werkt altijd op dezelfde manier en vindt in het data-invoerscherm plaats. Het data-invoerscherm verschijnt altijd wanneer u een parameter, waarbij gegevens kunnen worden ingevoerd, met de toets
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
activeert.
23
5
Bedieningsprincipe Parameters selecteren en activeren
Data-invoerscherm
Data-invoerscherm
Bedieningselementen
Gedeelte kopregel bevat de omschrijving van de parameter, waarvan de waarde wordt ingevoerd.
Invoerveld bevalt getalvelden voor de invoer van de waarde.
Cursor markeert het aantal, dat kan worden veranderd.
Functiesymbolen
Cursor naar links bewegen Cursor naar rechts bewegen Alle getallen naar 0 terugzetten Gemarkeerd getal met een verhogen Gemarkeerd getal met een verlagen Data-invoer bevestigen en beëindigen Data-invoer afbreken
Procedure
1. Bevestigen dat het data-invoerscherm is opgeroepen! 2. Data-invoerscherm verschijnt:
3.
- Cursor naar de gewenste plaats brengen.
4.
- gewenst aantal instellen.
5.
- Cursor naar de gewenste plaats brengen.
6.
- gewenst aantal instellen.
7.
- bevestigen en invoer beëindigen.
⇨ De nieuwe waarde wordt door Spraylight overgenomen. 24
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Bedieningsprincipe Parameters selecteren en activeren
5.2.2
5
Functies activeren en deactiveren Er zijn functies die u aan Spraylight kunt activeren en deactiveren. U herkent deze functies aan de volgende symbolen: - Functie is geactiveerd. - Functie is gedeactiveerd.
Procedure
1. naar het scherm PARAMETER NR gaan: Bijvoorbeeldl:
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
2. 3.
- Regel met de omschrijving van de functie markeren. - Functie activeren of deactiveren.
⇨ Het symbool naast de parameter wijzigt.
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
25
6
6
Spraylight voor gebruik voorbereiden Wanneer moet u wat configureren?
Spraylight voor gebruik voorbereiden Wanneer u alle componenten van het systeem hebt aangesloten, moet u de Spraylight en de daaraan aangesloten componenten configureren. Om het systeem te configureren, moet u: ▪ parameters van de machine invoeren ▪ sensoren kalibreren ▪ Grenswaarde voor de spuitdruk instellen (min.druk en max.druk) ▪ Automatische modus configureren Lees de volgende hoofdstukken om meer hierover te weten te komen.
6.1
Wanneer moet u wat configureren? De volgende tabel geeft een overzicht van de functies, die gekalibreerd moeten worden, en wanneer dat moet gebeuren:
Wanneer moet u wat configureren?
Functie
Eerste ingebruikname Begin van het seizoen In andere gevallen
Taal
●
Datum / tijd
●
Tijdomschakeling. Na meer dan twee weken zonder stroomtoevoer.
26
Werkbreedte
●
Wijziging van de werkbreedte
Sproeiers per sectie
●
Wijziging van het sproeiaantal op een sectie
Tankvolume
●
Wijziging van de tankvolume
Tankalarm
●
Debietmeter kalibreren
●
●
Weergegeven spuitdruk klopt niet
Wielsensor kalibreren
●
●
Aangegeven snelheid is anders dan de werkelijke.
Min. druk
●
Max. druk
●
Min. snelh.
●
AutoSnelh.
●
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Spraylight voor gebruik voorbereiden Basisinstellingen van de boordcomputer configureren
Functie
Eerste ingebruikname Begin van het seizoen In andere gevallen
Regelwaarde
6.2
6
●
De regeling is te langzaam of hectisch.
Basisinstellingen van de boordcomputer configureren Om basisinstellingen te configureren, moet u: ▪ Taal kiezen ▪ Contrast en lichtsterkte instellen ▪ Datum / tijd instellen In de volgende hoofdstukken vindt u een precieze handleiding.
6.2.1
Datum / tijd instellen
Wanneer invoeren?
▪ Voor de eerste ingebruikname. ▪ Wanneer de Spraylight langer dan twee weken geen stroomtoevoer heeft gehad.
Procedure
1. Naar het masker Datum / tijd veranderen:
⇨ Volgend masker verschijnt:
2. Gewenste parameters veranderen.
6.2.2 Procedure
⇨ De nieuwe datum en de nieuwe tijd verschijnen in het masker Parameter 4
Contrast en lichtsterkte instellen
1. Naar het masker Beeldscherm wisselen:
⇨ Volgend masker verschijnt:
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
27
6
Spraylight voor gebruik voorbereiden Parameters van de spuit invoeren
2. Beeldscherm met de volgende functietoetsen configureren: - Contrast - Contrast - Lichtsterkte - Lichtsterkte verminderen 3.
6.2.3 Procedure
- Masker verlaten. ⇨ De veranderingen worden doorgevoerd.
⇨ U hebt contrast en lichtsterkte van het beeldscherm ingesteld.
Taal kiezen
1. Naar het scherm Parameter 4 gaan:
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
2.
- Taal kiezen. Telkens wanneer u op de toets taalafkorting.
⇨ 3.
6.3
drukt, verschijnt in de regel Taal een nieuwe
Druk zo vaak op de toets tot de afkorting van de gewenste taal verschijnt.
- bevestigen. ⇨ Terminal start opnieuw.
⇨ Die taal van de terminal wordt gewijzigd.
Parameters van de spuit invoeren Wanneer u Spraylight aan de spuit heeft aangesloten, moet u de parameter van de spuit invoeren.
6.3.1 Wanneer invoeren? 28
Werkbreedte van de spuit invoeren ▪ Voor de eerste ingebruikname. Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Spraylight voor gebruik voorbereiden Parameters van de spuit invoeren
6
▪ Wanneer de werkbreedte van de spuit verandert.
Werkbreedtes opslaan U kunt meerdere werkbreedtes in de Spraylight opslaan en indien nodig één hiervan selecteren. Procedure
Zo slaat u meerdere werkbreedtes op: 1. Naar masker Parameter 1 gaan:
⇨ Volgend scherm verschijnt:
2. 3.
- Regel Werkbreedte markeren. - Drukken. ⇨ Masker Werkbreedte ? verschijnt:
4. 5.
- Markeer één van de vier posities. - Bevestigen. ⇨ Masker voor gegevensinvoer verschijnt.
6. Werkbreedte invoeren. 7. 8.
- Masker verlaten. ⇨ Masker Werkbreedte ? verschijnt: - Masker verlaten. ⇨ Masker Parameter 1 verschijnt.
⇨ U hebt een werkbreedte opgeslagen.
Werkbreedte selecteren Procedure
Zo selecteert u één van de opgeslagen werkbreedtes:
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
29
6
Spraylight voor gebruik voorbereiden Parameters van de spuit invoeren
1. Naar masker Parameter 1 gaan:
⇨ Volgend masker verschijnt:
2. 3.
- Regel Werkbreedte markeren. - Drukken om een andere werkbreedte te selecteren. ⇨ Bij elke druk op de toets Werkbreedte.
6.3.2 Wanneer invoeren? Procedure
verschijnt een andere werkbreedte naast de parameter
⇨ U hebt een werkbreedte geselecteerd.
Aantal sproeiers per sectie invoeren U moet invoeren, hoeveel doppen an elke sectie geïnstalleerd zijn. ▪ Voor de eerste ingebruikname. ▪ Wanneer het aantal sproeiers op een sectie verandert. 1. Naar het scherm Sproeiaantal gaan:
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
In de kopregel staat het totaal aantal sproeiers. De nummers van de secties worden van links naar rechts aangeduid. Sectie 1 is de eerste sectie op de linkerzijde van de stang. 2. 3.
30
- gewenste sectie markeren. - bevestigen.
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Spraylight voor gebruik voorbereiden Parameters van de spuit invoeren
6
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
4. In het scherm Sectie het aantal sproeiers van de sectie invoeren. 5.
6.3.3
- bevestigen.
⇨ Het nieuwe sproeiaantal verschijnt in het scherm Sproeiaantal.
Type sproeiers configureren
Bij gebruik van de Spraylight heeft u de mogelijkheid het type sproeiers, die op een sectie gemonteerd zijn, te configureren. Daarbij kunt u: ▪ Het type sproeier selecteren. ▪ Het vermogen van de sproeier aan uw machine berekenen. ▪ De spuitcapaciteit van de sproeier op een gedefinieerde oppervlakte berekenen.
Het type sproeier selecteren De keuzelijst van de sproeiers bevat 14 door ISO 10625 gedefinieerde standaard-sproeitypes en 4 gebruikerspecifieke, vrij specificeerbare sproeitypes A, B, C en D. De volgende tabel toont een overzicht van de sproeiers, hun kleuren en vermogen: Sproeikleur volgens ISO 10625
ISO-omschrijving
Vermogen in l/min bij 3 bar
Licht paars
0050
0,2
Licht roze
0075
0,3
Oranje
01
0,4
Groen
015
0,6
Geel
02
0,8
Paars
025
1,0
Blauw
03
1,2
Donker rood
035
1,4
Rood
04
1,6
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
31
6
Spraylight voor gebruik voorbereiden Parameters van de spuit invoeren
Procedure
Sproeikleur volgens ISO 10625
ISO-omschrijving
Vermogen in l/min bij 3 bar
Bruin
05
2,0
Grijs
06
2,4
Wit
08
3,2
Lichtblauw
10
4,0
Lichtgroen
15
6,0
Sproeier A
-
Specifiek
Sproeier B
-
Specifiek
Sproeier C
-
Specifiek
Sproeier D
-
Specifiek
1. Naar het scherm Spuitselectie gaan:
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
2. 3.
- Regel Dop (kleur van de sproeier) markeren. - Bevestigen.
4. Het volgende scherm verschijnt:
Op het scherm ziet u: - de genormaliseerde kleur van de sproeier, - het genormaliseerde vermogen van de sproeier, - het genormaliseerde ISO-nummer van de sproeier. 5. 32
- Gewenste type sproeier selecteren. Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Spraylight voor gebruik voorbereiden Parameters van de spuit invoeren
6. 7.
6
- Selectie bevestigen. - Scherm verlaten. ⇨ In het scherm Spuitselectie verschijnt de geselecteerde sproeier met de berekende spuitcapaciteit.
⇨ U heeft een type sproeier geselecteerd.
U kunt nu het vermogen en de spuitcapaciteit van de geselecteerde sproeier onder verschillende voorwaarden bepalen.
Vermogen en spuitcapaciteit van de sproeier op uw machine berekenen In het scherm Spuitselectie kunt u berekenen, hoeveel u met de geselecteerde sproeier kunt uitrijden. Deze berekening moet u helpen, de bij uw opdracht passende sproeier te bepalen. Het scherm bevat drie parameters die u zelf kunt configureren. Wat u bij de parameters invoert, heeft geen invloed op het uitrijden. De waarden dienen voor de berekening van de spuitcapaciteit en het sproeivermogen. Parameters in het scherm Spuitselectie: ▪ Werksnelheid ▪ Minimale drukwaarde ▪ Maximale drukwaarde Het door de drukwaarde vastgelegde drukbereik moet altijd binnen de door de sproeierfabrikant vastgelegde specificaties liggen. Bovenop de drie genoemde parameters, wordt bij de berekening van het sproeivermogen met de volgende parameters rekening gehouden: ▪ Type sproeier ▪ Werkbreedte van de spuit De resultaten van de berekening kunt u in het scherm Spuitselectie zien:
Spuitselectie Vermogen van de sproeier in liter per minuut
Procedure
Spuitcapaciteit van de sproeier in liter per hectare.
1. Naar het scherm Spuitselectie gaan:
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
33
6
Spraylight voor gebruik voorbereiden Parameters van de spuit invoeren
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
2. 3.
- Gewenste parameters markeren. - Bevestigen. ⇨ Data-invoerscherm verschijnt.
4. In het data-invoerscherm de gewenste waarde van een parameter invoeren. 5.
- Bevestigen. ⇨ In het scherm Spuitselectie verschijnt het berekende vermogen van de sproeier.
Niet-ISO-conforme sproeiers kalibreren
Wanneer u een niet-ISO-compatibele sproeier installeert of bemerkt, dat uw sproeiers zich anders verhouden dan in de ISO-norm bepaald, kunt u de sproeiers opnieuw kalibreren. Procedure
1. Naar het scherm Spuitselectie gaan:
2. Type sproeier selecteren Zie hoofdstuk Het type sproeier selecteren [➙ 31]. Selecteer een van de sproeiers van het type A, B, C of D. 3.
- Drukken. ⇨ Het volgende scherm verschijnt:
4. Sproeier configureren. Zie tabel in deze handleiding.
34
Parameter
Betekenis
Ref. punt 1
Maximaal vermogen van de aangesloten sproeier
bij
druk, waarbij het maximaal vermogen werd bepaald
Ref. punt 2
Minimaal vermogen per sproeier
bij
druk, waarbij het minimaal vermogen werd bepaald
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Spraylight voor gebruik voorbereiden Parameters van de spuit invoeren
6
Sproeier bij slijtage opnieuw kalibreren Ook wanneer u ISO-conforme sproeiers gebruikt, kan het gebeuren dat het vermogen van de sproeier door slijtage verandert. In dit geval heeft u de mogelijkheid een ISO-sproeier te kalibreren en een nieuw vermogen aan te duiden. Procedure
1. Naar het scherm Spuitselectie gaan:
2. Type sproeier selecteren Zie hoofdstuk Het type sproeier selecteren [➙ 31]. Selecteer de sproeier die u wilt kalibreren. 3.
- Drukken. ⇨ Het volgende scherm verschijnt:
4. Regel Ref.punt1 markeren. 5. Actueel vermogen van de sproeier bij 3 bar invoeren. U bepaalt het vermogen van de sproeier door met een maatbeker bij een druk van 3 bar het uitgebrachte volume aan een sproeier gedurende een minuut te meten. ⇨ Het volgende scherm verschijnt:
Aan het symbool herkent u dat de geselecteerde sproeier omgeconfigureerd werd en niet langer ISO-conform is. ⇨ U heeft een sproeier gekalibreerd.
Fabrieksinstellingen herstellen
U kunt de ISO-instellingen op een nieuw-gekalibreerde ISO-sproeier herstellen. Procedure
1. Naar het scherm Spuitselectie gaan:
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
35
6
Spraylight voor gebruik voorbereiden Parameters van de spuit invoeren
2. Type sproeier selecteren Zie hoofdstuk Het type sproeier selecteren [➙ 31]. Selecteer een sproeier die u opnieuw gekalibreerd heeft en waarvan u de ISO-instellingen wilt herstellen. ⇨ Geselecteerde sproeier verschijnt in het scherm Spuitselectie:
3.
6.3.4 Wanneer invoeren? Procedure
- ISO-instellingen op sproeier herstellen. Wanneer dit functiesymbool niet verschijnt, is de sproeier ISO-conform gekalibreerd. ⇨ Het volgende scherm verschijnt:
⇨ U heeft de ISO-instellingen op de omgeconfigureerde sproeier hersteld.
Tankvolume invoeren
▪ Voor de eerste ingebruikname. 1. Naar het scherm Parameter 2 gaan:
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
2. Tankvolume van uw tank in de regel Tankvol. invoeren.
6.3.5
⇨ U heeft het tankvolume ingevoerd.
Tankalarm instellen
Wanneer het volume sproeivloeistof in de tank kleiner is als de op deze plaats ingevoerde waarde, wordt het tankalarm geactiveerd: ▪ Er verschijnt een pop-up venster. 36
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Spraylight voor gebruik voorbereiden Tank vullen
6
▪ Een pieptoon weerklinkt. Zo deactiveert u deze functie: ▪ Waarde 0 in de regel Tankalarm invoeren. Procedure
1. Naar het scherm Parameter 2 gaan:
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
2. Volume, bij onderschrijding waarvan het tankalarm moet worden geactiveerd, in de regel Tankalarm invoeren.
6.4
⇨ U heeft het tankalarm geactiveerd.
Tank vullen
Telkens wanneer u de tank van de spuit vult, moet u het getankte volume invoeren. Deze procedure heet: Tank vullen. Er zijn twee mogelijkheden om de tank te vullen: ▪ Tank zonder TANK-Control vullen ▪ Tank met TANK-Control vullen
6.4.1
Tank zonder Tank-Control vullen Wanneer u de tank zonder Tank-Control vult, moet u het gevulde volume handmatig op de Spraylight invoeren.
Voorwaarden
U heeft het tankvolume correct ingevoerd. 1. Naar het scherm Vullen gaan:
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
Parameterinhoud geeft de actuele inhoud van de tank aan.
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
37
6
Spraylight voor gebruik voorbereiden Debietmeter kalibreren
2. Wanneer de daadwerkelijke tank leeg is, maar volgens Spraylight nog niet leeg is, dan met Inhoud op 0 zetten. ⇨ Parameter Inhoud wordt op 0 liter gezet:
3. Tank vullen. Bij het vullen van de tank heeft u de volgende mogelijkheden: a)
- Op de terminal invoeren, dat de tank nu vol is.
b) - gemarkeerde cel Vullen activeren. In het data-invoerscherm het volume invoeren dat zich na het vullen in de tank bevindt. 4. Parameter Inhoud verandert van waarde.
6.4.2
⇨ U heeft de tank gevuld.
Tank met Tank-Control vullen Wanneer TANK-Control aan de spuit is aangesloten en Spraylight voor het gebruik van Tank-Control geconfigureerd is, moet u bij het vullen van de tank niets invoeren. TANK-Control is een meetsysteem dat voortdurend de actuele tankinhoud meet en weergeeft.
6.5
Debietmeter kalibreren
Wanneer kalibreren?
Omdat het aantal impulsen per liter tijdens de levensduur van een debietmeter kan veranderen, moet u in de volgende gevallen een kalibratie uitvoeren: ▪ Voor de eerste ingebruikname. ▪ Aan het begin van elk seizoen. ▪ Wanneer u vaststelt dat er tussen het daadwerkelijk gespoten en het weergegeven volume afwijkingen zijn. ▪ Wanneer u de debietmeter hebt vervangen of gerepareerd.
Methoden
Er zijn twee methoden waarmee u de debietmeter kunt kalibreren: ▪ De tankmethode - is tijdrovend, maar nauwkeurig. ▪ De sproeimethode - is niet zo nauwkeurig als de tankmethode, maar minder tijdrovend.
VERWIJZING Onprecies kalibreren Bij een onprecies kalibreren worden de berekeningen zeer onnauwkeurig en het uitrijden onprecies. ◦ Kalibreer de debietmeter heel precies.
6.5.1
Debietmeter met de tankmethode kalibreren
Functiebeschrijving
Bij de tankmethode wordt over een bepaalde tijd een groter volume water uit de tank gereden. De debietmeter meet in deze tijdspanne de impulsen. Na het uitrijden moet u het volume uitgereden water invoeren. De computer bepaalt dan het aantal impulsen per liter.
Voorwaarden
38
Alle secties zijn geactiveerd.
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Spraylight voor gebruik voorbereiden Debietmeter kalibreren
Manuele modus is geactiveerd (in het bedrijfscherm verschijnt het symbool
6
).
U heeft de tank met helder water gevuld. U heeft hiervoor meerdere honderd liter water nodig. U heeft een mogelijkheit de gehele aanhangwagen te wegen of het volume uitgereden water met een andere methode te meten. Pomp is ingeschakeld. 1. Let op dat aan alle voorwaarden is voldaan! 2. Naar het scherm DBM-impulsen gaan:
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
3.
- Kalibreren starten. ⇨ Volgende functiesymbolen verschijnen: - Kalibreren stoppen.
- Kalibreren afbreken. 4.
- Uitrijden starten. ⇨ Tijdens het uitrijden wordt in het scherm DBM-impulsen het aantal impulsen opgeteld.
5. Wacht tot enkele honderd liter zijn uitgereden. 6.
7.
- Uitrijden stoppen. ⇨ Het uitrijden wordt gestopt. ⇨ Op het scherm worden geen impulsen opgeteld.
- Kalibreren stoppen. ⇨ In het scherm DBM-impulsen verschijnt de gemarkeerde regel Volume.
8. Uitgereden volume bepalen.
9. Controleren of de cel Volume gemarkeerd is. 10.
- Regel Volume selecteren. ⇨ Data-invoerscherm verschijnt.
11. Het uitgereden volume in liter invoeren. 12.
- bevestigen.
13.
- Scherm verlaten.
⇨ U heeft de debietmeter met de tankmethode gekalibreerd.
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
39
6
Spraylight voor gebruik voorbereiden Debietmeter kalibreren
6.5.2
Debietmeter met de sproeimethode kalibreren Bij de kalibratie van de debietmeter d.m.v. de sproeimethode bepaalt u de hoeveelheid vloeistof die binnen een bepaalde tijd uit een dop gesproeid wordt.
Functiebeschrijving
Bij de sproeimethode wordt gedurende een bepaalde tijd water uit de tank door een dop gespoten. De debietmeter meet in die tijd de impulsen. Wanneer u het sproeien hebt beëindigd, moet u de hoeveelheid door een dop gespoten water invoeren. De computer berekent dan het aantal impulsen per liter.
Voorwaarden
U heeft een maatbeker voorbereid waarmee u het uitgereden volume kunt meten. U heeft een stopwatch voorbereid om precies een minuut te tellen. Er is slechts een sectie geactiveerd. Slechts één sproeier in de geactiveerde sectie is open. Manuele modus is geactiveerd (in het bedrijfscherm verschijnt het symbool
).
Tank is met helder water gevuld. De ingestelde werkbreedte is correct. Het aantal sproeiers per sectie en het aantal secties is correct aangegeven. 1. Let op dat aan alle voorwaarden is voldaan! 2. Naar het scherm DBM-impulsen gaan:
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
3.
- Kalibreren starten. ⇨ Volgende functiesymbolen verschijnen: - Kalibreren stoppen.
- Kalibreren afbreken. 4.
- Uitrijden starten. ⇨ Tijdens het uitrijden wordt in het scherm DBM-impulsen het aantal uitgereden liter per minuut opgeteld.
5. Naar de sproeier gaan en met de voorbereide maatbeker het uitgereden water precies 60 seconden lang verzamelen. Wij raden aan een gemiddelde van meerdere sproeiers te bepalen.
40
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Spraylight voor gebruik voorbereiden Wielsensor kalibreren
6.
7. 8.
6
- Uitrijden stoppen. ⇨ Het uitrijden wordt gestopt. ⇨ Op het scherm worden geen verdere liters geteld.
- Kalibreren stoppen. ⇨ In het scherm DBM-impulsen verschijnt de regel Volume.
- Regel Volume selecteren. ⇨ Scherm Volume verschijnt.
9. Het uitgereden volume in liter invoeren.
6.5.3
10.
- bevestigen.
11.
- Scherm verlaten.
⇨ U heeft de debietmeter met de sproeimethode gekalibreerd.
Aantal impulsen per liter voor de debietmeter handmatig invoeren Als u het precieze aantal impulsen per liter voor de debietmeter kent, kunt u dat handmatig invoeren.
Procedure
1. Naar het scherm Parameter 2 gaan:
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
2. Aantal impulsen per liter in de regel Imp.DBM invoeren.
6.6
⇨ Het ingevoerde aantal impulsen per liter verschijnt in de regel Imp.DBM.
Wielsensor kalibreren
▪ Wanneer de snelheid, die in het werkmasker is aangegeven, niet juist is. ▪ Wanneer de in het arbeidscherm aangegeven afgelegde afstand niet juist is.
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
41
6
Spraylight voor gebruik voorbereiden Wielsensor kalibreren
VERWIJZING Onprecies kalibreren Bij foutief gekalibreerde wielsensor kan de snelheid niet precies worden vastgesteld. Daardoor worden alle berekeningen van de bespoten oppervlakte, de afgelegde afstand en het uitgereden volume zeer onnauwkeurig. ◦ U moet de wielsensor erg nauwkeurig kalibreren.
6.6.1
Impulsen per 100 meter vaststellen Bij de kalibratie van de wielsensor met de 100 m-methode bepaalt u het aantal impulsen die de wielsensor over een afstand van 100 m ontvangt. Voor een juiste werking van de wielsensor moeten op zijn minst 185 impulsen per 100 meter worden ingevoerd. Wanneer het aantal impulsen bekend is, kan Spraylight de actuele snelheid berekenen.
Voorwaarden
Wielsensor is gemonteerd. Alle magneten aan de wielsensor functioneren probleemloos. Een afstand van 100m is uitgemeten en gemarkeerd. De afstand moet met de toestand van het land overeenkomen. Die moet dus over weide of land lopen. Tractor staat aan het begin van de gemarkeerde afstand klaar met een aangesloten machine om 100m te rijden. 1. Let op dat aan alle voorwaarden is voldaan! 2. Naar het scherm Wielimpulsen gaan:
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
3.
- Kalibreren starten.
4. Volgende functiesymbolen verschijnen: - Kalibreren stoppen. - Kalibreren afbreken. 5. De van te voren uitgemeten afstand van 100m rijden en aan het einde stoppen. ⇨ Gedurende het rijden worden de feitelijk vastgestelde impulsen aangegeven. 6. 7.
42
- Kalibreren stoppen.
- Scherm verlaten.
⇨ U hebt de wielsensor gekalibreerd.
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Spraylight voor gebruik voorbereiden Grenswaarde voor de spuitdruk instellen
6.6.2
6
Aantal impulsen voor de wielsensor handmatig invoeren Als u het aantal impulsen voor de wielsensor weet, kunt u dat ook handmatig invoeren.
Procedure
1. Naar masker Parameter 3 wisselen:
⇨ Volgend masker verschijnt:
2. Aantal impulsen op de regel Imp.wiel invoeren.
6.7
⇨ U hebt het aantal impulsen handmatig ingevoerd.
Grenswaarde voor de spuitdruk instellen Deze instelling definieert een spuitdrukdeel, waarbinnen de spuitdruk optimaal is. Wanneer de spuitdruk de minimale of maximale grens onder- of overschrijdt, wordt een alarm geactiveerd. U kunt zelf beslissen welke grenswaarde u wilt invoeren. Wanneer er geen druksensor op uw spuit is geïnstalleerd, moet u deze functie als volgt deactiveren: ▪ Waarde 0 in de regel Min.druk invoeren. ▪ Waarde 0 in de regel Max.druk invoeren.
Voorwaarden
Op de spuit is een druksensor geïnstalleerd. 1. Let op dat aan alle voorwaarden is voldaan! 2. Naar het scherm Parameter 1 gaan:
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
3. Minimale druk in de regel Min.druk invoeren. 4. Maximale druk in de regel Max.druk invoeren. ⇨ De nieuwe grenswaarde verschijnt in het scherm Parameter 1.
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
43
6
Spraylight voor gebruik voorbereiden Automatische modus configureren
6.8
Automatische modus configureren In de automatische modus wordt de spuitdruk automatisch gestuurd. Daardoor moet de streefwaarde worden bereikt. Om de automatische modus te gebruiken, moet u de volgende parameters configureren: ▪ Streefwaarde ▪ Regelwaarde ▪ Werkbreedte ▪ Wielsensor kalibreren / impulsen per 100m
6.8.1
Minimale werksnelheid vastleggen Wanneer de machine de minimale werksnelheid onderschrijdt, gebeurt het volgende: ▪ Het uitrijden wordt automatisch gestopt.
Procedure
1. Naar het scherm Parameter 3 gaan:
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
2. Minimale werksnelheid in de regel Min.Snelh. invoeren. Met 0 deactiveert u deze functie en de automatische modus.
6.8.2
⇨ De nieuwe waarde verschijnt in het scherm Parameter 3.
Minimale autosnelheid vastleggen
Wanneer de spuit de minimale autosnelheid onderschrijdt, gebeurt het volgende: ▪ De spuitdrukregeling wordt uitgeschakeld. Procedure
1. Naar het scherm Parameter 3 gaan:
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
44
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Spraylight voor gebruik voorbereiden Hydraulische ventielen bedienen
6
2. Minimale autosnelheid in de regel AutoSnelh. invoeren.
6.8.3
⇨ De nieuwe waarde verschijnt in het scherm Parameter 3.
Regelwaarde instellen
In de automatische modus wordt de spuitdruk van de sproeiers aan de actuele snelheid van de spuit aangepast. Door deze aanpassing moet precies het volume sproeivloeistof die u als streefwaarde heeft vastgelegd, worden uitgereden. De regelwaarde speelt daarbij een beslissende rol. Functiebeschrijving
De regelwaarde past de snelheid van de regeling aan: ▪ Hoe hoger de regelwaarde, hoe sneller de spuitdruk wordt aangepast. ▪ Hoe lager de regelwaarde, hoe langzamer de spuitdruk wordt aangepast. Bij de instelling van de regelwaarde kunt u het volgende in acht nemen: ▪ Wanneer, bij een rit met constante snelheid, het actueel uitgereden volume rond de streefwaarde springt, moet u de regelwaarde verlagen. ▪ Wanneer, bij een wijziging van de snelheid, het uitgereden volume niet snel genoeg aan de streefwaarde wordt aangepast, moet u de regelwaarde verhogen.
Procedure
1. Naar het scherm Parameter 1 gaan:
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
2. Gewenste regelwaarde in de regel Regelw. invoeren.
6.9
⇨ De nieuwe regelwaarde verschijnt in het scherm Parameter 1.
Hydraulische ventielen bedienen
Afhankelijk van configuratie kunnen meerdere hydraulische ventielen aan uw terminal zijn aangesloten. Om die te kunnen bedienen, moet u elk hydraulisch ventiel een functietoets toewijzen. Wanneer u een functietoets toewijst aan een hydraulisch ventiel, verschijnt er een functie-symbool voor dat hydraulisch ventiel in het werkmasker. Voorwaarden
Een servicetechnicus heeft de aansturing van de hydraulische ventielen in het onderhoudsgedeelte van Spraylight geactiveerd. 1. Let op dat aan alle voorwaarden is voldaan! 2. Naar het scherm Diagnose 2gaan:
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
45
6
Spraylight voor gebruik voorbereiden Hydraulische ventielen bedienen
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
Elke uitgang komt telkens met een hydraulisch ventiel overeen. 3. Druk op de functietoets om de gewenste hydraulische ventielen te activeren. Naast de beschrijvingen van de uitgangen verschijnen de volgende symbolen: - Hydraulisch ventiel is geactiveerd. - Hydraulisch ventiel is gedeactiveerd. 4.
- Scherm Diagnose 2 verlaten.
⇨ U hebt de gewenste hydraulische ventielen geactiveerd.
46
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Apparaat op het veld inzetten Streefwaarde invoeren
7
7
Apparaat op het veld inzetten In dit hoofdstuk leert u hoe u met behulp van Spraylight de spuit tijdens het gebruik kunt bedienen.
7.1
Streefwaarde invoeren De streefwaarde is het volume sproeivloeistof die u per hectare wilt uitrijden. Alleen wanneer u de streefwaarde invoert, kan Spraylight het uitrijden automatisch sturen.
Procedure
1. Naar het scherm Parameter 1 gaan:
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
2. Gepland uitrijdvolume in de regel Streefw. invoeren.
7.2
⇨ De ingevoerde streefwaarde verschijnt tussen haakjes in het bedrijfsscherm.
Uitrijden sturen
Spraylightmaakt het mogelijk in twee modi te werken: ▪ in de automatische modus ▪ in de handmatige modus Bedieningselementen
7.2.1
Tussen de handmatige modus en de automatische modus schakelen
Automatische modus gebruiken In de automatische modus stuurt Spraylight de spuitdruk en de sectie-hoofdschakelaar zodat de streefwaarde kan worden bereikt. U bevindt zich in de automatische modus, wanneer een van de volgende symbolen in het bedrijfsscherm verschijnt: Symbool in het bedrijfsscherm
Betekenis
Spuit kan uitrijden. De spuitdruk wordt zo geregeld dat de streefwaarde kan worden bereikt. De snelheid van de spuit is lager dan AutoSnelh. Spuit kan uitrijden. De spuitdruk wordt niet geregeld.
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
47
7
Apparaat op het veld inzetten Uitrijden sturen
Symbool in het bedrijfsscherm
Betekenis
De snelheid van de spuit is lager dan Min.Snelh. Spuit wordt automatisch uitgeschakeld. Functiebeschrijving
De spuitdruk wordt in de volgende gevallen automatisch aangepast: ▪ Snelheid van de spuit is gewijzigd. ▪ Aantal geactiveerde secties is gewijsigd. ▪ U heeft de streefwaarde handmatig veranderd. De snelheid en nauwkeurigheid waarmee de streefwaarde wordt aangepast, hangt van de waarde van de parameter Regelw. af.
Voorwaarden
U kunt de streefwaarde tijdens het rijden in de automatische modus handmatig wijzigen. ▪ Streefwaarde is ingevoerd ▪ Debietmeter is gekalibreerd ▪ Wielsensor is gekalibreerd ▪ Werkbreedte is ingesteld ▪ De snelheid van de spuit is hoger dan de ingevoerde AutoSnelh. ▪ Parameter Streefw. is ingesteld.
Bedieningselementen
Streefwaarde met 10% verhogen Streefwaarde met 10% verlagen Streefwaarde op 100 % instellen
7.2.2
Handmatige modus gebruiken U bevindt zich in de handmatige modus, wanneer het symbool
in het werksnelheid verschijnt.
In de handmatige modus moet u de spuitdruk zelf sturen. U kunt de actuele spuitdruk in het bedrijfsscherm aflezen. Bedieningselementen
Spuitdruk handmatig verhogen Spuitdruk handmatig verlagen
7.2.3 Voorwaarden
Uitrijden starten Tractor met de spuit bevindt zich op het veld. Spraylight is geconfigureerd. Spuitstang is uitgeklapt. 1. Let op dat aan alle voorwaarden is voldaan! 2.
48
- Spraylight inschakelen.
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Apparaat op het veld inzetten Secties uitschakelen
7
⇨ Bedrijfsscherm verschijnt:
3.
- Uitrijden starten. ⇨ De spuit wordt voor het uitrijden voorbereid. Aangezien de spuit niet beweegt, verschijnt het symbool
in het bedrijfsscherm.
4. Aanrijden en minimale autosnelheid overschrijden. ⇨ Van zodra de minimale autosnelheid overschreden wordt, begint de spuit uit te rijden. Bij het uitrijden verschijnt het symbool
7.2.4
in het bedrijfsscherm.
⇨ U heeft het uitrijden gestart.
Uitrijden stoppen
U heeft de volgende mogelijkheden om het uitrijden te stoppen: ▪
- het uitrijden stoppen.
▪ - alle secties uitschakelen. ▪ Langzamer rijden als de ingevoerde minimale snelheid.
7.3
Secties uitschakelen Secties kunnen uitsluitend van buiten naar binnen worden uitgeschakeld.
Bedieningselementen
Secties van links naar rechts uitschakelen Secties van rechts naar links uitschakelen Wanneer u een functietoets meermaals indrukt, wordt telkens een sectie uitgeschakeld.
7.4
Secties activeren
Bedieningselementen
Secties van links naar rechts activeren Secties van rechts naar links activeren
7.5 Procedure
Secties activeren wanneer alle secties zijn uitgeschakeld 1.
- een sectie rechtsbuiten activeren. ⇨ Aan de rechterzijde van het koppelingscherm verschijnt het symbool van een geactiveerde sectie:
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
49
7
Apparaat op het veld inzetten In de zonemodus werken
2.
- meer secties van rechts naar links activeren. ⇨ Een andere sectie wordt geactiveerd:
3. Ga verder tot het gewenste aantal secties is geactiveerd.
7.6
In de zonemodus werken De modus "Zonemodus" is voor de specifieke behandeling van kleine onkruidnesten ontwikkeld. In tegenstelling tot de normale modus kunt u in de zonemodus afzonderlijke secties activeren en uitschakelen, ook wanneer deze niet aangrenzend zijn.
7.6.1
Bedrijfsscherm in de zonemodus Het bedrijfsscherm in de zonemodus onderscheidt zich nauwelijks van het normale bedrijfsscherm. ▪ In het koppelingscherm verschijnt een cursorbalk onder de koppeling:
▪ In het gedeelte functiesymbolen verschijnen drie functiesymbolen voor de bediening van de secties.
7.6.2
Secties in de zonemodus activeren en uitschakelen Onafhankelijk van het feit of de spuit uitrijdt, kunt u de cursorbalk onder elke willekeurige sectie bewegen en de toestand van de sectie wijzigen.
Bedieningselementen
Cursorbalk naar links bewegen Cursorbalk naar rechts bewegen Gemarkeerde sectie activeren of uitschakelen Wanneer enkele secties zijn geactiveerd, dan start u het uitrijden aan deze geactiveerde secties Wanneer geen secties zijn geactiveerd, dan start u het uitrijden aan alle secties
7.6.3 Procedure
50
Zonemodus activeren 1. Naar het scherm Parameter 2 gaan:
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Apparaat op het veld inzetten Arbeidsresultaten documenteren
7
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
2.
- Regel Zonemodus markeren.
3.
- Zonemodus activeren.
4. Naast de parameter Zonemodus verschijnt het symbool
7.6.4 Procedure
.
⇨ Zonemodus is geactiveerd.
Zonemodus deactiveren
1. Naar het scherm Parameter 2 gaan:
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
2.
- Regel Zonemodus markeren.
3.
- Zonemodus deactiveren. ⇨ Naast de parameter Zonemodus verschijnt het symbool Zonemodus is gedeactiveerd.
7.7
.
⇨ Normale modus is opnieuw geactiveerd.
Arbeidsresultaten documenteren Er zijn twee schermen waarin u de bedrijfsresultaten kunt documenteren en evalueren: ▪ Scherm Teller ▪ Scherm Dagteller Op beide schermen kunt u de volgende informatie vinden: ▪ Volume – uitgereden volume. ▪ Oppervlakte – bewerkte oppervlakte. ▪ Afstand – tijdens het uitrijden gereden afstand. ▪ Tijd – Totale duur van het uitrijden.
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
51
7
Apparaat op het veld inzetten Arbeidsresultaten documenteren
7.7.1
Scherm Teller De teller documenteert automatische alle werkresultaten sinds de eerste ingebruikname van Spraylight .
Scherm Teller
Pad
7.7.2
Scherm Dagteller DAGTELLERS – documenteren de werkresultaten in de tijdspanne van de activering van de dagteller tot de activering van een andere dagteller. Spraylight beschikt over 20 dagtellers.
Dagteller Weergegeven dagteller Nummer van de dagteller, waarvan de resultaten worden weergegeven.
Geactiveerde dagteller Nummer van de dagteller die de actuele werken documenteert.
Pad Bedieningselementen
Vorige dagteller weergeven Volgende dagteller weergeven Weergegeven dagteller activeren Inhoud van de weergegeven dagteller wissen
52
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Apparaat op het veld inzetten Hydraulische ventielen bedienen
7.7.3
Werkresultaten met een dagteller documenteren
Functiebeschrijving
Alle werken die u uitvoert, worden door de geactiveerde dagteller gedocumenteerd.
7
De nummers van de geactiveerde dagtellers kunt u alleen handmatig veranderen. Wanneer u het nummer van de geactiveerde dagteller niet wijzigt, zet Spraylight de volgende dag het werk van de teller voort. Procedure
1. Naar het scherm Dagteller gaan:
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
2.
- de dagteller selecteren die u wilt activeren.
3. Als deze dagteller al werkresultaten bevat, kunt u: - Inhoud van de weergegeven dagteller wissen. 4.
- Weergegeven dagteller activeren. ⇨ Het nummer van de geactiveerde dagteller verandert in de kopregel.
5. Werk beginnen. Na het werk:
1. Gedocumenteerde werkresultaten noteren. 2. Voor het volgende gebruik opnieuw een dagteller activeren.
7.8
Hydraulische ventielen bedienen Bijkomende machines en functies worden via hydraulische ventielen aan de spuit aangesloten. Wanneer u de hydraulische ventielen aan Spraylight aansluit en configureert, kunt u de aangesloten apparaten met behulp van Spraylight bedienen.
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
53
7
Apparaat op het veld inzetten Hydraulische ventielen bedienen
WAARSCHUWING Verwondingsgevaar Bij het indrukken van een hydraulisch ventiel kunnen aangesloten machines en machineonderdelen worden bewogen. Daardoor kan er gevaar ontstaan voor u en voor mensen, die vlakbij de machine staan. ◦ Controleer welke machinefuncties door de kleppen worden aangestuurd. ◦ Lees de waarschuwingsvoorschriften in de bedieningshandleiding van de aan de hydraulische ventielen aangesloten machines voor u een hydraulisch ventiel aanstuurt! ◦ Volg de aanwijzingen uit de bedieningshandleiding van de aan de hydraulische ventielen aangesloten machines! Bedieningselementen
In het werkscherm de functietoetsen-groep hydraulische ventielen selecteren De functietoetsen voor de bediening van de hydraulische ventielen kunnen als volgt worden geconfigureerd: ▪ als schakelaar ▪ als toets De configuratie vindt plaats in het met een wachtwoord beveiligde gedeelte en kan alleen door een onderhoudstechnicus worden uitgevoerd.
7.8.1
Als toets geconfigureerde hydraulische ventielen bedienen Hydraulische ventielen die als toets zijn geconfigureerd, zijn alleen tijdens het indrukken van de functietoets geactiveerd.
Hydraulisch ventiel activeren
Hydraulisch ventiel deactiveren
7.8.2
1. Op de functietoets van de gewenste klep drukken en ingedrukt houden. ⇨ Hydraulisch ventielsymbool
verschijnt in het werkscherm.
⇨ Hydraulisch ventiel is geactiveerd, zolang u de functietoets ingedrukt houdt. 1. Ingedrukte functietoets loslaten ⇨ Hydraulisch ventielsymbool verdwijnt van het werkscherm.
⇨ Hydraulisch ventiel is gedeactiveerd.
Als schakelaar geconfigureerde hydraulisch ventiel bedienen Hydraulische ventielen die als schakelaar geconfigureerd zijn, blijven actief tot ze uitgeschakeld worden.
Hydraulisch ventiel activeren
54
1. Op de functietoets van de gewenste klep drukken. ⇨ Hydraulisch ventielsymbool verschijnt in het werkscherm.
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Apparaat op het veld inzetten Hydraulische ventielen bedienen
Hydraulisch ventiel deactiveren
7
⇨ Hydraulisch ventiel is geactiveerd.
1. Op de functietoets drukken ⇨ Hydraulisch ventielsymbool verdwijnt van het werkscherm.
⇨ Hydraulisch ventiel is gedeactiveerd.
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
55
8
Service en onderhoud Softwareversie controleren
8 8.1 Procedure
Service en onderhoud Softwareversie controleren 1. Naar masker Diagnose Info wisselen:
⇨ Volgend masker verschijnt:
⇨ ▪ ▪ ▪
8.2
Op het masker kan de volgende informatie verschijnen: SW: Softwareversie OP: Versie van de "Object Pool" (symbolen en grafieken) LP: Versie van de "Language Pool" (teksten in alle talen)
V24-interface De V24-interface dient ertoe de communicatie tussen Spraylight en een aangesloten toestel tot stand te brengen. Deze functie is interessant voor de klantendienst en de onderhoudstechnicus. In het invoermasker V24 kan één van de volgende parameters worden geactiveerd: ▪ SW-update: Instelling voor softwareupdates met de DataBox 2 ▪ Hardcopy: hier kan Müller-Elektronik gegevens van Spraylight laden. ▪ LH5000: De gewenste hoeveelheid wordt door de LH5000 overgenomen en het actuele sproeivolume wordt teruggeschreven.
Procedure
1. Naar het masker V24 wisselen:
2. Gewenste parameters activeren.
8.3
Functie gesimuleerde snelheid activeren De functie gesimuleerde snelheid wordt enkel bij tests van Spraylight gebruikt. Zij simuleert het rijden van de machine rijdt, wanneer ze niet rijdt. Door de activering van de gesimuleerde snelheid is het voor de klantendienstmedewerker mogelijk, te controleren of een sensor correct werkt. Standaard is de waarde op 0 km/h vooringesteld en de functie uitgeschakeld. Nadat de computer wordt heropgestart is de simulatie altijd gedeactiveerd. De laatst ingestelde waarde wordt opgeslagen en bij de volgende activering gebruikt.
56
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Service en onderhoud Status van de sensoren weergeven
Procedure
8
1. Naar scherm PARAMETER 3 gaan:
⇨ Volgend scherm verschijnt:
2. Controleren of daarin de lijn gesim.snelheid verschijnt: JA – gesimuleerde snelheid is geactiveerd. NEEN - gesimuleerde snelheid is gedeactiveerd. 3.
- Scherm voor gegevensinvoer van de gesimuleerde snelheid activeren. ⇨ Scherm voor gegevensinvoer verschijnt.
4. Waarde van de gesimuleerde snelheid invoeren. U kunt een willekeurige waarde tot 99,9 km/h invoeren. 5.
8.4
- bevestigen. ⇨ Parameter gesim.snelheid verschijnt in het scherm PARAMETER 3.
Status van de sensoren weergeven
De maskers in deze zone bevatten informatie, die voornamelijk voor de klantenservice van belang is. De status van de sensoren kunt u op het masker Diagnose 1 aflezen. Procedure
1. Naar het scherm Diagnose 1 gaan:
⇨ Het volgende scherm verschijnt:
In elke regel van dit scherm vindt u: - Omschrijving van de sensor - Actuele waarde van de sensor/teller - Eenheid waarin de waarde van de sensor wordt weergeven ⇨ Naargelang de configuratie van het systeem kunnen hier verschillende sensoren worden weergegeven: DBM – debietmeter Wiel – wielsensor
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
57
8
Service en onderhoud Apparaat onderhouden en reinigen
Druk – druksensor Tank – Tank-Control 2. U kunt zelf beslissen in welke eenheid de waarde van de sensor moet worden weergegeven door op de functietoets te drukken. 3. U kunt ook de waarde van de sensor naar 0 terugzetten. Bedieningselementen
Waarde van de sensor in impulsen per minuut weergeven Waarde van de sensor als totaal aantal impulsen weergeven Waarde van de sensor naar 0 terugzetten
8.5
Apparaat onderhouden en reinigen
8.6
Van het apparaat ontdoen
▪ Reinig de Spraylight alleen met een met schoon water of glasreiniger bevochtigde, zachte doek.
Dit product moet na gebruik volgens de geldende wettelijke bepalingen als elektronisch afval worden afgedankt.
8.7
58
Technische gegevens Parameter
Waarde
Bedrijfsvoltage
10 - 30 V
Bedrijfstemperatuur
-20 – +70 °C
Opslagtemperatuur
-30 – +80 °C
Gewicht
1 kg
Afmetingen (B x H x D)
170 x 165 x 90 mm
Beschermingsklasse
IP 54 volgens DIN 40050/15
EMC
Volgens ISO 14982 / PREN 55025 Ontstoringsgraad 4
ESD bescherming
Volgens ISO 10605 Level 3
Vermogensverbruik
5 watt
Display
160 x 160 pixel lcd-scherm transflectief met witte achtergrondverlichting; contrast, lichtsterkte en temperatuurcompensatie softwaregestuurd
Processor
60 MHz ARM7 LPC2214 met intern 256k flash en 16 K RAM
Werkgeheugen
1 MB Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Service en onderhoud Stekkerbezetting 8-pol. flenskoppelstuk
8
Parameter
Waarde
Boot flash
2 MB
Seriële FRAM
8 kB
Real Time Clock
Buffercondensator, onthoudt de tijd voor meer dan 2 weken zonder externe stroomtoevoer.
Toetsenbord
14 toetsen plus aan/uit-knop, allemaal met achtergrondverlichting
Uitgangen
4 Highside Switches met stroommeting, 5,5 A. 8 Full Bridges met stroommeting max. 2,5 A per Bridge en 1 x 6,5 A Omwille van de ingangsbeveiliging mag het volledige stroomverbruik niet meer dan 25 A bedragen.
8.8
Stekkerbezetting 8-pol. flenskoppelstuk In de volgende tabel worden de volgende afkortingen gebruikt: ▪ VE – Spanning elektronica ▪ VL – Spanning vermogen
8.9
8-pol. flenskoppelstuk Signaal Pin nr.
8-pol. flenskoppelstuk Pin nr.
Signaal
1
Wielsensor
5
werkpositie
2
+12 VE
6
radar
3
0 VE
7
RS232 RxD
4
aftakas
8
RS232 TxD
Stekkerbezetting 39-pol. contrastekker In de volgende tabel worden de volgende afkortingen gebruikt: ▪ VE – Spanning elektronica ▪ VL – Spanning vermogen ▪ A – Serie A ▪ B – Serie B ▪ C – Serie C
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
59
8
Service en onderhoud Stekkerbezetting 39-pol. contrastekker
39-pol. strip Pin nr.:
Signaal
39-pol. strip Pin nr.:
Signaal
39-pol. strip Pin nr.:
Signaal
A1
Regeling
B1
Sectie-5 B
C1
Hydraulica A of PWM-ventilator Caffini
A2
Regeling
B2
Sectie-6 A
C2
Hydraulica B
A3
Bypass
B3
Sectie-6 B
C3
Hydraulica C
A4
Bypass
B4
Sectie-7 A
C4
Hydraulica D
A5
Sectie-1 A
B5
Sectie-7 B
C5
Omloopklep
A6
Sectie-1 B
B6
12 VL
C6
vrij
A7
Sectie-2 A
B7
12 VL
C7
12 VE
A8
Sectie-2 B
B8
12 VL
C8
Debietmeter
A9
Sectie-3 A
B9
12 VL
C9
0 VE
A10
Sectie-3 B
B10
0 VL
C10
Wielsensor
A11
Sectie-4 A
B11
0 VL
C11
Druksensor (analoog)
A12
Sectie-4 B
B12
0 VL
C12
TANK-Control
A13
Sectie-5 A
B13
0 VL
C13
Druksensor (digitaal) of PWMventilatorsensor Caffini
De aansluitingen C4 en C5 zijn gebrugd.
60
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Hulp bij fouten en storingen Tabel met mogelijke storingen
9 9.1
9
Hulp bij fouten en storingen Tabel met mogelijke storingen Foutbeschrijving
Mogelijke oorzaak
Herstelmaatregel
Het apparaat kan niet worden ingeschakeld
Verkeerde polarisatie van de toevoerspanning
Accuaansluitkabel controleren.
Onderbrekening in de stroomtoevoer
Klemmen aan de accu en de beveiliging controleren
Algeheel falen
Apparaat insturen
Invoer impulsen/100m ontbreekt
Aantal impulsen/100m invoeren
Wielsensor stuurt geen impulsen naar de computer.
Afstand tussen de wielsensor en de magneet instellen op 510 mm.
De snelheid wordt niet aangegeven
Rode kant van de magneet moet naar de sensor gekeerd zijn. Sensor is defect, vervangen De oppervlakte wordt niet weergegeven
Copyright © Müller-Elektronik GmbH & Co.KG
Invoer werkbreedte ontbreekt
Werkbreedte invoeren
61