A A N M E L D I NG S F O R MU L I E R
Hier s.v.p. 1 x Pasfoto (met naam op achterzijde)
Ondergetekende meldt zich aan als aspirant lid van de Hoofddorpse Luchtvaart Club en verklaart de verschuldigde contributie ( volgens bijlage 1) te hebben overgemaakt naar de rekening van de Hoofddorpse Luchtvaartclub. Tevens verklaart ondergetekende van alle in de bijlagen (6) gestelde kennis te hebben genomen, als ook zich voldoende verzekerd te hebben tegen schade aan derden, veroorzaakt door het vliegen met modelvliegtuigen (alle categorieën).
Handtekening: _________________________________________ Datum: __________________ Indien minderjarig, tevens handtekening van ouder of voogd): ________________________
MACHTIGING voor een doorlopende SEPA incasso Door ondertekening van dit formulier geeft u toestemming aan de Hoofddorpse Luchtvaartclub om doorlopend , doch eenmaal per jaar incasso opdrachten te sturen naar uw bank om de jaarlijkse contributie voor uw lidmaatschap bij de Hoofddorpse Luchtvaartclub van uw rekening af te schrijven. Als u het niet eens bent met deze afschrijving kunt u deze laten terugboeken. Neem hiervoor binnen acht weken na afschrijving contact op met uw bank. Vraag uw bank naar de voorwaarden. Bij deze machtiging wordt door de Hoofddorpse Luchtvaartclub een Crediteurnr. en een Mandaatnr.’ verstrekt. Deze nummers worden op uw rekeningafschrift getoond. Het Crediteurnr is: NL47ZZZ405941590000, het Mandaat nr is: [uw lidmaatschapsnummer].00. Het lidmaatschapsnummer wordt na inschrijving aangemaakt en in de lidmaatschap bevestigingsbrief, als ook op uw ledenpas vermeld.
Naam: ________________________________________________________________________ Adres: ________________________________________________________________________ Postcode: _______________ Woonplaats:_______________________________ Land: NL IBAN nummer: __________________________________________________________________ Datum: ___________________________ Handtekening: ________________________________
Hoofddorpse Luchtvaartclub
Blad 1 van 12
Het aanmeldingsformulier, ondertekend en met één pasfoto opsturen, of emailen naar de HLC Secretaris: Steven van den Dungen Christinaweg 4 5492 CG Sint Oedenrode Tel. 06 5321 3735 email:
[email protected]
Contributie en inschrijfkosten HLC Lidmaatschap voor 18 jaar en ouder Lidmaatschap tot 18 jaar en/of gezinsleden Eenmalig entreegeld voor 18 jaar en ouder Eenmalig entreegeld tot 18 jaar en/of gezinsleden
€ 120,00 per jaar € 60,00 per jaar € 40,00 € 20,00
U wordt verzocht bij inschrijving de contributie en het entreegeld zelf over te maken op rekening:
IBAN: NL59 INGB 0001101072 t.n.v. HOOFDDORPSE LUCHTVAARTCLUB Bijlage 1 - Lidmaatschap en contributie Het lidmaatschap van de Hoofddorpse Luchtvaartclub is geldig gedurende het verenigingsjaar, lopend van 1 januari tot en met 31 december. Het lidmaatschap is persoonlijk en gaat in op de op het inschrijfformulier vermelde datum én na betaling van de verschuldigde contributie en entreegelden voor het lopende jaar. Na ontvangst van uw aanmelding en contributie wordt u ingeschreven als aspirant-lid. Zie hiervoor het huishoudelijke reglement, verderop in deze brief. Belangrijke punten ten aanzien van het aspirant-lidmaatschap zijn: Alvorens aspirant-leden als gewoon lid of als jeugdlid kunnen toetreden, zal een proefperiode van tenminste 18 maanden worden aangehouden. Van de aspirant-leden wordt in deze periode verwacht, en ook daarna, dat zij zich een goed lid van de vereniging tonen. Het wordt verwacht, dat dit tot uitdrukking zal komen in hun gedrag tijdens de vliegoefeningen, het zich houden aan de door vereniging gestelde regels en het betonen van een goede kameraadschap voor hun medeleden Aspirant-leden dienen gedurende de proefperiode één van de gangbare vliegbrevetten te halen Aspirant-leden mogen gedurende de proefperiode géén brandstofturbine aangedreven modelluchtvaartuigen (jet) besturen.
Indien u na 30 juni lid wordt, bedraagt de contributie 50% van het jaarbedrag + volledig entreegeld. U wordt tevens verzocht de machtiging op het aanmeldingsformulier te ondertekenen, waarmee de verschuldigde contributie vanaf het eerst volgende verenigingsjaar automatisch van uw rekening wordt geïncasseerd.
Het entreegeld is opgebouwd uit € 5,00 administratiekosten en een eenmalige bijdrage van € 35,00 t.b.v. de infrastructuur van het vliegveld en clubinventaris, waaraan bestaande leden jarenlang hebben bijgedragen. Entreegelden worden ook berekend indien u langer dan één jaar geen lid van onze vereniging bent geweest.
Het lidmaatschap zal automatisch steeds met de periode van een jaar verlengd worden, tenzij u schriftelijk uiterlijk twee maanden voor het eind van het lopende jaar te kennen geeft uw lidmaatschap te willen beëindigen.
Hoofddorpse Luchtvaartclub
Blad 2 van 12
Bijlage 2 - Regels bij aanvraag lidmaatschap. Modelvliegen op ons veld is uitsluitend toegestaan onder hierna genoemde voorwaarden 1.
2.
3.
4.
Ledenpas Indien u als aspirant-lid uw contributie heeft voldaan en in bezit bent van een HLC ledenpas. Geen ledenpas = niet vliegen! Verzekering U gegevens kunt overleggen waaruit blijkt dat u een aansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten die schade met betrekking tot de modelvliegsport voldoende dekking geeft. De meeste WA verzekeringen dekken deze schade voldoende, u dient dit wel te verifiëren bij uw verzekeraar. Het lidmaatschap van de KNVvL geeft met betrekking tot de modelvliegsport voldoende dekking bij ongevallen en schade. Brevet Solovliegen is alleen toegestaan indien u een modelvliegbrevet kunt overleggen van de KNVvL, een geldig brevet uitgegeven door een modelvliegclub dan wel enig bewijs waaruit blijkt dat u een modelvliegtuig zonder direct gevaar voor personen en materiaal kunt besturen. Bent u niet in het bezit van een van de hiervoor genoemde papieren, dan is vliegen alleen toegestaan samen met een vlieginstructeur, of als deze u en het bestuur nadrukkelijk te kennen heeftgegeven dat hij u in staat acht het vliegtuig zelf te besturen. U krijgt dan een tijdelijk (oefen) brevet, waarmee u dan kunt vliegen, echter altijd in het bij zijn van een gebrevetteerd clublid. Toestemming om solo te mogen vliegen, kan wanneer er zich situaties voordoen die hier om vragen, direct worden ingetrokken. Geluidsnorm In het kader van de milieuvergunning is het niet toegestaan te vliegen met motormodellen die boven de geluidsnorm uitkomen. Ieder gemotoriseerd model (brandstof en elecktro!) dient vooraf een geluidsmeting en een technische keuring te hebben doorstaan. Zweeftoestellen (zonder motor) enkel een technische keuring. Dit kan door een terreincommissaris worden uitgevoerd. Het geluid wordt onder drie hoeken op een afstand van 7 meter gemeten, waarbij het model op 1 meter boven de grond wordt gehouden (bij heli’s: hooveren). Normering: 2 takt brandstof: max 78 dBa 4 takt brandstof: max 83 dBa Heli’s: max 79 dBa Brandstof turbine (jet) motoren: max 95 dBa a, onder speciale vliegvoorwaarden (zie veld reglement)
Verder zijn de volgende regels van toepassing: Met zweefvliegtuigen en met elektromotoren aangedreven modellen, welke onder de 73dBablijven, mag op alle dagen van de week onbeperkt gevlogen worden, tussen 09:00 en 22:00 uur. Voor alle overige gemotoriseerde modellen boven 73 Dba geldt: Iedere dag van 09:00 tot en met 19:00 maximaal 4 brandstof modellen tegelijk in de lucht
Iedere dag vanaf 19:00 tot en met 21:00 maximaal 2 brandstof modellen tegelijk in de lucht Jet’s: iedere dag van 09:00 tot en met 19:00 maximaal 1 model in de lucht (dus ook geen andere vliegtuigen op hetzelfde moment. Het inlopen of testen van brandstofmotoren en het vliegen met door brandstofmotoren aangedreven modellen is uitsluitend toegestaan op hierna vermelde tijden. Voor een bedrag van € 5,00 kunt u in het bezit komen van een sleutel voor de toegang en het clubhuis. Deze sleutel heeft u in bruikleen. Bij teruggave ontvangt u de € 5,00 retour. Uitsluitend indien u in het bezit bent van een ledenpas en een brevet kunt u een sleutel bij de baancommissaris aanvragen. Op alle activiteiten op onze club is het veld- en basis veiligheidsreglement van toepassing. U wordt als lid geacht kennis te hebben genomen van dit reglement en gehouden aan de hierin gestelde regels. Middels het ondertekende aanmeldingsformulier heeft u de reglementen geaccepteerd. Bijlage 3 – Basis Veiligheidsreglement Artikel A INLEIDING Bij het van kracht worden van de Regeling modelvliegen op 8 december 2005 (Staatscourant nr. 239,pagina 13) heeft de overheid aangegeven dat de sector zelf dient te zorgen voor een nadere invulling voor het binnen het gestelde kader voldoende veilig beoefenen van het modelvliegen. Bij het beoefenen van het modelvliegen zijn een aantal zaken uit de overheidssfeer van toepassing. Genoemd worden: terreinen (milieu en ruimtelijke ordening), ARBO en veiligheid. Het Basis Veiligheidsreglement gaat over het aspect veiligheid. Bij de invoering van de Wet Luchtvaart is de modelvlieger een bestuurder van een luchtvaartuig, is daarmee deelnemer aan het luchtverkeer en moet dus voldoen aan de eisen van het Luchtverkeersreglement. Dat kan niet voor een aantal aspecten als het aan boord zijn van de bestuurder, radiocontact, verlichting, enz. Dus zijn er uitzonderingen. Deze zijn verwoord in de Regeling modelvliegen en zijn nader verklaard in de erbij behorende toelichting. Bij de invoering van de Regeling modelvliegen berust de verantwoordelijkheid bij de modelvlieger. Veiligheid is daarbij van het grootste belang. Van doorslaggevend belang zijn de artikelen 5.3 en 5.4 uit de Wet Luchtvaart. Daarin worden respectievelijk de volgende, ook voor het modelvliegen van toepassing zijnde verboden met betrekking tot veiligheid expliciet genoemd: Het is verboden op zodanige wijze aan het luchtverkeer deel te nemen dat daardoor personen of zaken in gevaar worden of kunnen worden gebracht. Het is verboden boven gebieden met aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrieën havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenmenigten, aan het luchtverkeer deel te nemen op een zodanige hoogte dat het niet meer mogelijk is een noodlanding uit te voeren zonder personen of zaken op het aardoppervlak in gevaar te brengen. Dit Basis Veiligheidsreglement dient gezien te worden als een lijdraad voor leden van de Hoofddorpse Luchtvaartclub om de sport op een binnen de samenleving verantwoorde wijze
Hoofddorpse Luchtvaartclub
Blad 3 van 12
uit te oefenen. Dit reglement is in feite een veiligheidscode. Bij daadwerkelijke navolging daarvan wordt de vereiste veiligheid van het modelvliegen gewaarborgd. Elke modelvliegtuigcategorie heeft zijn specifieke risicogebieden en men dient met zorg alle mogelijkheden tot verhoging van de veiligheid toe te passen. Het Basis Veiligheidsreglement is opgesteld door het bestuur van de Hoofddorpse Luchtvaartclub op basis van het Basis Veiligheidsreglement Modelvliegsport van de KNVvL Artikel B - ALGEMENE BEPALINGEN 1 : In aanvulling op en onverminderd het gestelde in de Regeling modelvliegen dient voor het veilig en verantwoord uitoefenen van de modelvliegsport het in dit reglement bepaalde in acht te worden genomen. 2 : In de Regeling modelvliegen heeft de wetgever de modelvlieger verplicht al het mogelijke te doen om risico’s te vermijden en de veiligheid te bevorderen. Risico’s zijn ondermeer: a Het in gevaar brengen van een ander luchtvaartuig. b Hinder of overlast bezorgen aan personen en zaken buiten het modelvliegterrein. c Schade berokkenen of letsel toebrengen aan personen en zaken op het modelvliegterrein. 3 : Iedere modelvlieger dient zich bewust te zijn van de grenzen van zijn eigen kunnen. Het aanleren van het bekend zijn met de risico’s van de modelvliegsport dient een wezenlijk onderdeel van de instructie en van het behalen van een clubbrevet te zijn. Effectief risico beperkende maatregelen zijn vooral, maar niet uitsluitend: a Opleiden en begeleiden van nog onvoldoende ervaren modelvliegers. b Controleren van de constructie van het modelvliegtuig. c Controleren van de besturingsapparatuur. d Toepassen van frequentiebewaking. e Aanpassen aan specifieke terreinomstandigheden. f Rekening houden met de weersgesteldheid. g Toezicht houden op modelvliegactiviteiten. 4 : Onder de bestuurder (gezagvoerder volgens de Wet Luchtvaart) wordt verstaan: diegene die het modelvliegen zelf bedrijft. In het geval van instructie is de instructeur de bestuurder cq gezagvoerder. 5 : De bestuurder van een radio bestuurd modelvliegtuig dient in het bezit te zijn van een voor dat soort modelvliegtuig geldig clubbrevet. Eén en ander conform de uitwerking in hoofdstuk II van dit reglement. 6 : Het terrein voor het bedrijven van radio bestuurd modelvliegen voldoet aan de volgende voorwaarden: a De start- en of landingsbaan, c.q. het uit- en aanvlieggebied, zijn geschikt gemaakt en zo ingericht veilige vluchten te kunnen maken en af te dwingen. b Er zijn afdoende maatregelen getroffen om het publiek op veilige afstand van het vliegbedrijf te houden. c Er is een veldreglement van toepassing
7
: Voor een radio bestuurd modelvliegtuig mag alleen gebruik gemaakt worden van de in Nederland voor modelbesturing vrijgegeven frequenties. Dringend wordt geadviseerd om uitsluitend goedgekeurde apparatuur in de 35 MHz (specifiek gereserveerd voor vliegende modellen) en 2,4 Ghz band te gebruiken 8 : De methode van frequentiebewaking voor 35 Mhz is opgenomen in het veldreglement zoals bedoeld in artikel 3 lid 3. 9 : Om de vliegveiligheid te waarborgen is het niet toegestaan een modelluchtvaartuig te besturen wanneer de vliegvaardigheid wordt beïnvloed door het gebruik van geneesmiddelen. 10 : Het is uitdrukkelijk niet toegestaan om een modelluchtvaartuig te besturen wanneer alcoholische middelen of drugs zijn gebruikt Artikel C CLUBBREVET 1 : Algemene richtlijnen voor een clubbrevet staan beschreven in Annex 3 2 : Voor de eisen voor de diverse clubbrevetten wordt verwezen naar de brevet examenformulieren Artikel D TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN 1 : Iedere bestuurder dient ervoor te zorgen dat de technische staat van zijn modelvliegtuig steeds is gecontroleerd en in orde bevonden volgens de methode als beschreven in annex I van dit reglement. Artikel E SLOTBEPALINGEN 1 : Dit reglement, inclusief annex I t/m IV, is Geldig vanaf 17 januari 2011 ANNEX I KEURING VAN MODELVLIEGTUIGEN De keuring van een modelvliegtuig omvat naast de constructie van het model ook de technische staat van de motor en de besturing, voor zover aanwezig. De handleiding is opgesteld ter ondersteuning van de keuring en is als volgt opgezet:
Checklist technische controle vaste vleugelmodellen: met inwendige verbrandingsmotor (2- of 4-takt) met (schroef)turbine met elektromotor zweefmodellen. Checklist technische controle helikoptermodellen. Keuringsformulier modellen. Handleiding voor de keurmeester.
Het behoort tot de verantwoordelijkheid van een modelvlieger om te bepalen welk model gekeurd of herkeurd dienen te worden conform de geldende regels. ANNEX II INSTRUCTEURS Iemand leren modelvliegen bestaat niet alleen uit het bijbrengen hoe met zender en modelvliegtuig moet worden omgegaan. Het gaat hier ook om het opvoeden van de modelvlieger om te komen tot een goed en veilig vlieggedrag. Dit betekent dat er zodanig wordt gevlogen, dat de modelvlieger personen en zaken in zijn omgeving niet in gevaar brengt of beschadigt en geen hinder of overlast veroorzaakt. Dit is onder meer te bereiken door een gedegen opleiding.
Hoofddorpse Luchtvaartclub
Blad 4 van 12
FREQUENTIEBEWAKING: Het bestuur van de Hoofddorpse Luchtvaartclub stelt instructeurs aan. Men kan voor een bepaalde categorie alleen instructeur worden indien men in het bezit is van een clubbrevet voor de desbetreffende categorie. Instructierichtlijnen zijn te vinden in het aparte document “ALGEMENE RICHTLIJNEN VOOR INSTRUCTIE” ANNEX III CLUBBREVETTEN Een van de belangrijkste voorzorgen ter verkrijging van het veilig vliegen is het in de vereniging ten uitvoering brengen van het systeem van clubbrevetten. Brevetexamens worden afgenomen door minimaal twee bevoegde examinatoren. Het bestuur van de Hoofddorpse Luchtvaartclub is verantwoordelijk voor het aanwijzen van examinatoren. Na ontvangst van het examenformulier zal de secretaris een geldig brevet verstrekken De volgende soorten clubbrevetten zijn te onderscheiden:
MOTORVLIEGTUIG A: modelvliegtuigen met inwendige verbrandingsmotor of elektromotor lichte elektrovliegtuigen zoals Easy Star, Shockflyers, Parkflyers of soortgelijke vliegtuigen of trainers met een maximum gewicht van 1200 gram MOTORVLIEGTUIG B: modelvliegtuigen met inwendige verbrandingsmotor of elektromotor niet vallende onder categorie MOTORVLIEGTUIG A. JET: modelvliegtuigen met turbinemotor. ZWEEF: zweefvliegtuigen (start/klimmethode naar keuze) of Bij twijfel bepaald de examinator in welke klasse het betreffende vliegtuig thuis hoort. HELIKOPTER: helikopters met inwendige verbrandingsmotor of elektromotor.
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen land- of watermodellen. Het aantal motoren is vrij. Indien een modelvliegtuig niet zonder meer onder één van de categorieën valt, dient naar het oordeel van de examinatoren de meest voor de hand liggende aangehouden te worden. Clubbrevetten zijn alleen van toepassing voor buiten vliegende modellen. Er is geen geldigheidsduur vastgelegd. Indien een gebrevetteerde langere tijd niet heeft gevlogen of een wat minder ervaren modelvlieger met een toestel boven zijn kunnen komt, is het uiteraard verstandig dat een instructeur hem terzijde staat. Zo nodig kan een brevet tijdelijk of definitief ingetrokken worden.
Toegestane frequenties en de manier waarop het veilige gebruik daarvan wordt bewaakt.
VEILIGHEID VOOR PERSONEN EN ZAKEN OP DE GROND:
De manier waarop het modelvliegveld is afgebakend; Locaties waar vliegers zich opstellen; Locaties waar niet vliegers zich mogen bevinden; Locaties waar publiek zich kan ophouden; De manier waarop publiek voor risico’s wordt gewaarschuwd en tegen risico’s wordt beschermd. Niet overvliegen van mensen die werken op omringende landerijen al dan niet in open of gesloten landbouwwerktuigen.
VEILIGHEID IN DE LUCHT:
Het toegestane vlieggebied; De toegestane typen modelvliegtuigen; De locatie en richting van start en landingsbanen, circuits en uit- en aanvliegroutes; De manier waarop vliegers elkaar onderling waarschuwen voor (gedwongen) afwijkingen van de routine; Maximum vlieghoogte indien dat afwijkt van het gestelde in de Regeling modelvliegen.
OMGEVING:
Toegestane vliegtijden; Toegestaan aantal gelijktijdig vliegende (motor)modellen; Toegestane geluidsdruk voor motormodellen en de manier waarop dit wordt gecontroleerd; De manier waarop derden zo nodig worden geïnformeerd over het begin en einde van het vliegen.
ANNEX IV VEILIGHEID IN HET VELDREGLEMENT In het Veldreglement zijn de volgende punten beschreven. Het clubbestuur heeft hier invulling aan gegeven en houdt toezicht op de naleving daarvan. LEIDING VAN HET VLIEGBEDRIJF: De omstandigheden waaronder slechts onder leiding van een vliegleider gevlogen kan worden; De manier waarop vliegleiders worden aangesteld; De taken en bevoegdheden van de vliegleider.
Hoofddorpse Luchtvaartclub
Blad 5 van 12
Bijlage 4 - Veldreglement
Leerling
Artikel A – Begripsbepalingen In dit reglement wordt verstaan onder:
Lid
Aspirant lid Clubhuis Convenant
Evenement
Examenkandidaat
Frequentiebord
Gast
Gebruiker
Helikopterveld Helper Het bestuur
Instructeur
Jetvlieger Jetvliegtuig Knijper
: Nieuw lid dat nog geen anderhalf jaar lid is : Het gebouw dat zich bevind op het terrein. : Overeenkomst afgesloten tussen de luchtverkeersleiding Nederland en de HLC. In deze overeenkomst worden voorwaarden beschreven welke een aanvulling zijn op de regeling modelvliegen. : Een door de activiteiten commissie georganiseerde dag of deel van een dag waarbij vliegers zijn uitgenodigd. Een evenement kan een bepaalde wedstrijdvorm in zich hebben. : Een leerling die ver genoeg gevorderd is om met goed gevolg het examen voor een modelvliegbrevet af te leggen. : Een bord met daarop knijpers met kanaalaanduiding. Oranje kanaal aanduiding voor 35 Mhz, groene kanaalaanduiding voor 40 Mhz : Een gebruiker welke geen lid is van de HLC en het verschuldigde gastvliegtarief heeft voldaan bij de actieve terreincommissaris. : Een lid of gast welke actief gebruik maakt van de door de HLC geboden faciliteiten voor het uitvoeren van de modelvliegsport. Een gebruiker bevindt zich in de pits of op het vliegveld : Dat deel van het vliegveld waar alleen met helikoptermodellen gevlogen mag worden. : Een gebruiker die de vlieger ondersteunt bij het uitvoeren van zijn vliegactiviteiten. : Het bestuur van de Hoofddorpse Luchtvaartclub zoals samengesteld volgens de statuten, en waarvan de namen en persoonsgegevens te vinden zijn in het clubhuis. : Een lid dat actief instructie geeft aan een ander lid om de kennis en vaardigheid nodig voor het kunnen besturen van een modelluchtvaartuig over te dragen. : een vlieger die een jetvliegtuig bestuurd. : Een modelluchtvaartuig aangedreven door een modelturbine motor. : Kanaalaanduiding.
Logboek
Milieuvergunning
Modelluchtvaartuig
Modelvliegsport Modelvliegterrein No fly zone
Parkeerplaats
Pits Regeling modelvliegen Terrein Terreincommissaris
Toeschouwer Vlieger
: Een lid dat nog geen modelvliegbrevet heeft voor het type modelluchtvaartuig dat hij wenst te besturen. : Persoon die geen aspirant lid is en aan alle lidmaatschapsvoorwaarden heeft voldaan. : Een boek waar belangrijke gebeurtenissen op het veld in worden gemeld. In het logboek wordt ondermeer aangegeven wie, wanneer en hoe laat actieve terreincommissaris was en wie, wanneer, waar en hoe laat een buitenlanding heeft gemaakt. Jetvliegers houden in het logboek bij wanneer en hoe lang zij met een jetvliegtuig gevlogen hebben. : Vergunning afgegeven door de gemeente met betrekking tot milieu gerelateerde zaken. Belangrijkste onderdeel uit deze vergunning is het maximaal geluidsniveau dat geproduceerd mag worden door de diverse type brandstof motoren welke zijn ingebouwd in de modelluchtvaartuigen. : Een modelvliegtuig of modelhelikopter dat voldoet aan de wettelijk gestelde normen zoals vermeld in de regeling modelvliegen. : Het besturen van modelluchtvaartuigen al dan niet in wedstrijd verband. : Terrein : Gebied waar uit veiligheidsoverwegingen niet gevlogen mag worden. Dit gebied wordt aangegeven in de geldende vliegregels. : Gedeelte op het terrein dat verhard is en waarop aangegeven staat dat het gebruikt kan worden voor het parkeren van auto’s, motoren en (brom)fietsen. : Dat deel van het terrein waar modelluchtvaartuigen staan opgesteld zowel voor als na vliegactiviteiten. : Onderdeel van de luchtvaartwet met betrekking tot het gebruik van het luchtruim door modelluchtvaartuigen. : Het perceel waar de HLC is gevestigd, gelegen aan de dr Heijelaan te Abbenes : Persoon die door of namens het bestuur is belast met het toezicht op naleving van de in dit reglement gestelde bepalingen. : Iedere betreder van het terrein, anders dan een terreincommissaris, of een gebruiker. : Gebruiker die op het vliegveld actief zijn modelluchtvaartuig bestuurd.
Hoofddorpse Luchtvaartclub
Blad 6 van 12
Vlieggebied
Vliegregels
Vliegveld
Artikel B –
: Dat deel van het luchtruim waar de modelluchtvaartuigen volgens het convenant mogen vliegen : Een overzicht van de regels zoals deze gelden voor de desbetreffende weersomstandigheden. In deze regels worden zaken als start- en landingsrichting, circuit, centrale vliegplek, toegestaan vlieggebied, en de procedure voor het ophalen van een modelluchtvaartuig na een buitenlanding beschreven. : Dat deel van het terrein waar de vliegactiviteiten plaats vinden. Algemene en bijzondere gebruiksvoorschriften
Algemeen 1 2
3 4
: Met in acht name van artikel B.5 mag slechts gevlogen worden tussen zonsopkomst en zonsondergang. : a Het terrein mag gedurende de artikel B.5 vermelde openingstijden uitsluitend worden gebruikt voor het beoefenen van de modelvliegsport. b Van het in artikel B.2.a bepaalde mag met uitdrukkelijke toestemming van het bestuur worden afgeweken. : Het parkeren, respectievelijk stallen van auto’s, motoren, (brom)fietsen van gebruikers en toeschouwers, geschiedt op de daartoe aangewezen parkeerplaatsen. : De veroorzaker van schade aan eigendommen en rechten van de club kan daarvoor aansprakelijk gesteld worden, indien deze schade het gevolg is van eigen, grove onzorgvuldigheid of nalatigheid.
Bijzonder 5 6
7
: Het terrein mag gebruikt worden op: Maandag tot en met zondag van 9:00 uur tot 22:00 uur : Het gebruik van modelluchtvaartuigen met een verbrandingsmotor is beperkt toegestaan. Het aantal modelluchtvaartuigen met een verbrandingsmotor dat tegelijk in de lucht mogen zijn is als volgt verdeeld: Van 10:30 uur tot 19:00 uur 4 modelluchtvaartuigen Van 19:00 uur tot 21:30 uur 2 modelluchtvaartuigen Voor jetvliegtuigen geldt een maximum van 4 vlieguren van 10:30 uur tot 19:00 uur. Het gebruikte aantal vlieguren wordt vastgesteld door het op de desbetreffende dag gelogde vlieguren. Zodra 4 vlieguren zijn bereikt mag er niet meer met een jet gevlogen worden. : Het vlieggebied is een cilindervormig onderdeel van het luchtruim met een straal van 250 meter en een hoogte van 150 meter waarvan het centrum zich midden op het vliegveld bevindt (zie bijlage A).
Artikel C – Voorschriften ten aanzien van de gebruiker 1 : a Iedere gebruiker van het terrein wordt geacht op de hoogte te zijn van het HLC veldreglement en alle bepalingen hieruit na te leven. b Iedere gebruiker van het terrein wordt geacht op de hoogte te zijn van het HLC veiligheidsreglement (zie pdf op website of document in clubhuis) en alle bepalingen hieruit na te leven. c Iedere gebruiker van het terrein wordt geacht op de hoogte te zijn van de inhoud van het convenant tussen de LVNL en de HLC (zie pdf op website of document in clubhuis) en alle bepalingen hieruit na te leven. d Iedere gebruiker van het terrein wordt geacht op de hoogte te zijn van de regeling modelvliegen (zie pdf op website of document in clubhuis) en alle bepalingen hieruit na te leven. e Iedere gebruiker van het terrein wordt geacht op de hoogte te zijn van de geldende milieuvergunning(en) (zie pdf op website of document in clubhuis) alle bepalingen hieruit na te leven. 2 : a Iedere gebruiker van het terrein dient in het bezit te zijn van een geldige op zijn naam gestelde HLC lidmaatschapskaart b Van het in artikel C.2.a gestelde mag afgeweken worden met uitdrukkelijke toestemming van het bestuur. Het bestuur zal hiertoe een tijdelijke HLC lidmaatschapskaart verstrekken c Van het in artikel C.2.a gestelde kan afgeweken worden met uitdrukkelijke toestemming van het bestuur of actieve terreincommissaris. Het bestuur of de actieve terreincommissaris zal hiertoe een HLC dagpas verstrekken. 3 : a Iedere vlieger dient in het bezit te zijn van een op zijn naam gesteld (afhankelijk van de categorie van het modelvliegtuig waarmee gevlogen wordt) en ter zake geldig HLC modelvliegbrevet. b Vliegers die niet voldoen aan artikel C.3.a mogen uitsluitend vliegen onder toezicht van een hiertoe bevoegd lid. c Van het in artikel C.3.a en C.3.b gestelde kan afgeweken worden met uitdrukkelijke toestemming van het bestuur, een bevoegd instructeur of de actieve terreincommissaris. Hiertoe zal het bestuur, de bevoegde instructeur, of de actieve terreincommissaris een tijdelijk ter zake geldig HLC modelvliegbrevet uitgeven. d Een in artikel C.3.c genoemd tijdelijk HLC modelvliegbrevet zal niet langer geldig zijn dan twee maanden. Een tijdelijk modelvliegbrevet kan éénmalig verlengt worden met één maand. Daarna dient een officieel en ter zake geldig modelvliegbrevet gehaald te worden. 4 : Iedere gebruiker van het terrein is verplicht de vereiste bescheiden op verzoek van de actieve terreincommissaris ter inzage te geven. 5 : Iedere gebruiker dient in het bezit te zijn van een geldige WA verzekering die schade door modelvliegtuigen dekt. Indien de gebruiker niet in het bezit is van een geldige WA verzekering dan dient de gebruiker aangesloten te zijn bij de KNVvL.
Hoofddorpse Luchtvaartclub
Blad 7 van 12
Artikel D – Voorschriften ten aanzien van de modelvliegtuigen 1 : Op het vliegveld mag uitsluitend worden gevlogen met luchtwaardige modelluchtvaartuigen welke een keuring volgens het HLC veiligheidsreglement hebben doorstaan. 2 : Het bestuur of de actieve terreincommissaris kan modelluchtvaartuigen keuren en voorzien van een bewijs van luchtwaardigheid. 3 : modelluchtvaartuigen welke structurele schade hebben opgelopen door een crash of andere oorzaak dienen opnieuw gekeurd te worden. 4 :a Alle modelluchtvaartuigen dienen te voldoen aan de geluidsnormen zoals beschreven in de milieuvergunning. Modelluchtvaartuigen met verbrandingsmotor, en modelluchtvaartuigen met electromotor zullen gekeurd zijn volgens de geluidsemissie eisen zoals beschreven in de Milieuvergunning. b van het in artikel D.4.a gestelde kan afgeweken worden met uitdrukkelijke toestemming van de actieve terreincommissaris of het bestuur. Deze toestemming is van tijdelijke aard en van toepassing op modellen voorzien van een zuigermotor waarmee een proefvlucht gemaakt wordt en vervalt uiterlijk aan het eind van de dag waarop de toestemming is verleend. Het model waarvoor van artikel D.4.a wordt afgeweken wordt tijdens het uitvoeren van de proefvlucht behandeld als ware het een jetvliegtuig. Het gevolg hiervan zijnde dat er gedurende de vluchtuitvoering geen andere brandstofmodellen mogen vliegen en dat de vlucht wordt bijgeschreven in het logboek. c Modelluchtvaartuigen welke niet voldoen aan gestelde in artikel D.4.a of D.4.b mogen niet deelnemen aan vliegactiviteiten. 5 : a Electromodellen kunnen onderverdeeld worden in 4 categorieën. Deze categorieën bepalen hoeveel van de betreffende modellen één brandstof model vervangen. De volgende categorieën zijn te onderscheiden: Categorie A : <= 73 dBA, van dit type kunnen een ongelimiteerd aantal vliegen zonder een brandstofmodel te vervangen. Categorie B : >73dBA <=77 dBA, 4 modellen van dit type vervangen 1 brandstofmodel Categorie C : >77 dBA <=80dBA, 2 modellen van dit type vervangen 1 brandstofmodel Categorie D : >80 dBA <=83 dBA 1 model van dit type vervangt 1 brandstofmodel b Het is mogelijk om combinaties van categorieën toe te passen. Hierbij geld dat 1 model van categorie C gelijk staat aan 2 modellen van categorie B. c Om het onderscheidt tussen de verschillende categorieën duidelijk te maken wordt er naast de algemene keuringssticker voor de categorieën A, B en C nog een aparte stciker uitgereikt welke zichtbaar op het model moet worden bevestigd. De kleuren zijn als volgt: Categorie A : blauwe sticker Categorie B : groene sticker
Categorie C: oranje sticker. 6 : Van het in artikel D.1 gestelde kan afgeweken worden met uitdrukkelijke toestemming van de actieve terreincommissaris. Hiertoe zal de actieve terreincommissaris een tijdelijk bewijs van luchtwaardigheid afgeven. Artikel E – Voorschriften ten aanzien van zenders en frequentiegebruik 1 : Voor het vliegen met modelluchtvaartuigen mag uitsluitend gebruik gemaakt worden van door het ministerie van economische zaken, divisie telecom toegestane kanalen op de 35Mhz, 40Mhz en 2,4Ghz frequenties. 2 : De HLC is niet aansprakelijk voor schade aangericht aan eigendommen van de HLC of derden veroorzaakt door het gebruik van niet goedgekeurde zendapparatuur. In dergelijke gevallen zal de gebruiker aansprakelijk gesteld worden. 3 : De eerste gebruiker zal het frequentiebord op de daarvoor bestemde plaats ophangen. 4 : a Een gebruiker van de 35Mhz of 40Mhz frequentie mag zijn zendapparatuur pas aanzetten wanneer hij in het bezit is van de knijper met de juiste kanaalaanduiding. b Indien een gebruiker schade veroorzaakt door artikel E.3.a te overtreden, zal deze aansprakelijk gesteld worden. c Een gebruiker van de 2,4Ghz kan zijn zender gebruiken zonder in het bezit te zijn van een knijper. d Alleen op het vliegveld zijn antennes uitgeschoven. Op andere delen van het terrein zijn antennes altijd ingeschoven. 5 : Wanneer een gebruiker geen gebruik meer maakt van zijn zendapparatuur hangt hij de knijper terug op het frequentiebord. 6 : Iedere vlieger dient zich te houden aan eventueel door de actieve terreincommissaris ingestelde tijdslimiet voor het gebruik van de knijper. Artikel F – Voorschriften met betrekking tot verloop van vliegactiviteiten met bestuurde modelluchtvaartuigen 1 : a Iedere vlieger dient voor aanvang van de vliegactiviteiten de geldende vliegregels tot zich te nemen en zich dienovereenkomstig te gedragen. b Een vlieger mag maximaal 2 helpers meenemen naar het vliegveld. Deze helpers mogen gedurende de vliegactiviteiten op het vliegveld blijven in de buurt van de vlieger. 2 : a Starten en landen dient zoveel mogelijk tegen de wind in plaats te vinden. b Van het in artikel F.2.a gestelde mag slechts bij uitzondering en met toestemming van de actieve terreincommissaris afgeweken worden, tenzij veiligheid van overige gebruikers en/of toeschouwers in het geding komt. c Van het in artikel F.2.a gestelde mag afgeweken worden wanneer voortstuwing van het modelluchtvaartuig niet meer mogelijk is en het modelluchtvaartuig onvoldoende hoogte heeft om een landing tegen de wind in te maken. Hierbij mag de veiligheid van overige gebruikers of toeschouwers geen moment in het geding komen. 3 : Vliegen in een no fly zone is ten strengste verboden. Wanneer dit artikel wordt overtreden zal de actieve terreincommissaris een waarschuwing uitdelen. Wanneer
Hoofddorpse Luchtvaartclub
Blad 8 van 12
een vlieger een tweede maal op een dag wordt gewaarschuwd volgt een vliegverbod voor de rest van de dag. Bij herhaaldelijk overtreden van dit artikel kan het bestuur disciplinaire maatregelen overwegen. 4 : a Het laten opstijgen van een modelluchtvaartuig dient te worden aangekondigd met het luid en duidelijk roepen van het woord “START”. b Het laten landen van een modelluchtvaartuig dient te worden aangekondigd met het luid en duidelijk roepen van het woord “LANDING”. c Het uitvoeren van een noodlanding of voorzorgslanding met een modelluchtvaartuig dient te worden aangekondigd met het luid en duidelijk roepen van het woord “NOODLANDING”. d Indien zich een storing voordoet waardoor een zich in het luchtruim bevindend modelluchtvaartuig onbestuurbaar is, dient dit te worden aangekondigd met het luid en duidelijk roepen van het woord “STORING”. e Indien het woord NOODLANDING of STORING geroepen wordt zal een ieder de vereiste veiligheid in acht nemen. 5 : a Iedere opzettelijke handeling van een vlieger, die een goed en/of veilig verloop van de vlucht met het eigen modelluchtvaartuig of dat van een andere vlieger in gevaar brengt, is in strijd met veilig modelvliegen en kan door de actieve terreincommissaris een vliegverbod voor de rest van de dag opgelegd krijgen. Bij herhaaldelijk overtreden van dit artikel kan het bestuur disciplinaire maatregelen overwegen. b Van het in artikel F.5.a gestelde kan met uitdrukkelijke toestemming van het bestuur afgeweken worden voor specifieke evenementen. 6 : Bij onenigheid of meningsverschillen met medegebruikers of toeschouwers zal direct contact worden opgenomen met de actieve terreincommissaris. De uitspraak van de actieve terreincommissaris in het geschil is op dat moment bindend. 7 : a Wanneer een modelluchtvaartuig zich in het luchtruim bevindt, met uitzondering van de start en landingsprocedure, zal de vlieger zich op de in vliegregels voorgeschreven plaats bevinden. b Van het in artikel F.7.a gestelde kan in speciale gevallen met uitdrukkelijke toestemming van de actieve terreincommissaris afgeweken worden. 8 : Het betreden van rond het terrein gelegen kavels voor het ophalen van een modelluchtvaartuig dat een buitenlanding heeft gemaakt is aan regels gebonden. Deze regels zijn terug te vinden in de geldende vliegregels. Iedere gebruiker dient zich aan deze regels te houden. 9 : Bij eventuele schade aan derden, aangericht door een modelluchtvaartuig, neemt de gebruiker direct contact op met de terreincommissaris. De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor de afhandeling van de schade. Artikel G – Voorschriften ten aanzien van instructie en examineren 1 : Leden in het bezit van een geldig en op naam gesteld modelvliegbrevet en schriftelijke toestemming van het bestuur kunnen instructie geven aan ongebrevetteerde leden.
2
: Leden die als examinator schriftelijk zijn aangesteld door het bestuur kunnen examens voor modelvliegbrevetten afnemen. 3 : a Een instructeur of examinator stelt voor aanvang van de instructie of examen de actieve terreincommissaris en overige gebruikers op de hoogte van de instructie of examen. b Een instructeur of examinator geeft duidelijk aan welk modelluchtvaartuig gebruikt wordt voor instructie of examen. c Vliegers die geen instructie ontvangen of geëxamineerd worden dienen rekening te houden met het modelluchtvaartuig dat gebruikt wordt voor de instructie of examen. d Indien een modelluchtvaartuig dat niet gebruikt wordt voor instructie of examen tijdens een vlucht in contact komt met een modelluchtvaartuig dat gebruikt wordt voor instructie of examen, dan zal de vlieger van dit modelluchtvaartuig aansprakelijk gesteld worden voor de eventuele schade. 4 : Tijdens de instructie zullen naast andere vliegers, alleen de instructeur en de leerling zich op het vliegveld begeven. 5 : Tijdens een examen zullen naast andere vliegers, maximaal twee examinatoren en examenkandidaat zich op het vliegveld begeven. 6 : De instructeur of examinator is niet verantwoordelijk voor schade ontstaan aan een modelluchtvaartuig tijdens instructie of examen. Artikel H – Taken en bevoegdheden terreincommissaris 1 : a Op ieder moment dat gebruik gemaakt wordt van het terrein is er één actieve terreincommissaris aanwezig. b De actieve terreincommissaris is, rekening houdend met de taken waar hij voor staat, tenminste 18 jaar en in het bezit van een modelvliegbrevet voor ten minste één categorie modelluchtvaartuigen. c Indien er géén van de door het bestuur aangestelde terreincommissarissen op het terrein aanwezig is, mag pas met vliegactiviteiten begonnen worden indien de aanwezige gebrevetteerde gebruikers onderling hebben bepaald wie tijdelijk actieve terreincommissaris zal zijn. Deze persoon zal de functie waarnemen totdat een door het bestuur aangestelde terreincommissaris arriveert en heeft dezelfde taken en bevoegdheden als een door het bestuur aangestelde terreincommissaris. d Indien er meer dan één door het bestuur aangestelde terreincommissarissen aanwezig zijn, zullen zij onderling bepalen wie de actieve terreincommissaris zal zijn. e De actieve terreincommissaris zal een melding maken in het logboek. 2 : De actieve terreincommissaris is verantwoordelijk voor het toezien op naleving van alle in dit reglement opgenomen bepalingen en de in artikelen C.1.b, C.1.c en C.1.d genoemde bepalingen. 3 : De actieve terreincommissaris heeft tevens tot taak eventuele geschillen tussen gebruikers onderling of tussen gebruikers en toeschouwers voor zover dat binnen zijn mogelijkheden ligt, tot een oplossing te brengen.
Hoofddorpse Luchtvaartclub
Blad 9 van 12
4
5
: De actieve terreincommissaris zorgt ervoor dat de geldende vliegregels op de daarvoor bestemde plaats worden opgehangen. Hij zal de vliegregels tot zich nemen om te kunnen toezien op de naleving van deze vliegregels. : a De actieve terreincommissaris is door het bestuur bevoegd om een gebruiker een officiële waarschuwing te geven indien deze zich zodanig gedraagt dat de veiligheid van gebruikers of toeschouwers in gevaar komt. b De actieve terreincommissaris zal voor iedere waarschuwing een aantekening in het logboek maken. De naam van de desbetreffende gebruiker wordt hierbij niet genoemd. c Bij herhaalde waarschuwing zoals bedoeld in artikel H.5.a, is de actieve terreincommissaris door het bestuur bevoegd om één van de navolgende maatregelen te treffen Ontzegging van vliegactiviteiten met een bepaald modelluchtvaartuig voor de rest van de dag. Ontzegging van vliegactiviteiten met een bepaalde categorie modelluchtvaartuig voor de rest van de dag. Ontzegging van het gebruik van bepaalde zendapparatuur voor de rest van de dag. Ontzegging van het verder gebruik van het terrein voor de rest van de dag. d Indien artikel H.5.c wordt toegepast zal de actieve terreincommissaris het bestuur zo spoedig mogelijk op de hoogte stellen van de gebeurtenissen die geleid hebben tot het toepassen van artikel H.5.c. Hierbij zal de naam van de gebruiker worden doorgegeven.
Bijlage 5 - Wetgeving Regeling modelvliegen Regeling van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 2 december 2005, nr. HDJZ/LUV/2005-2297, Hoofddirectie Juridische Zaken, houdende nadere regels voor vluchten met een modelvliegtuig (Regeling modelvliegen) De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van defensie; Gelet op artikel 5.7 van de Wet luchtvaart en artikel 56 van het Luchtverkeersreglement; Besluit: Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder een modelvliegtuig: een luchtvaartuig van geringe afmeting, waarvan de totale startmassa niet meer dan 25 kilogram bedraagt. Artikel 2
Voor een vlucht met een modelvliegtuig gelden in afwijking van hoofdstuk III van het Luchtverkeersreglement de volgende regels: a. de vlucht wordt uitgevoerd in overeenstemming met de algemene vliegvoorschriften voor zover daarvan niet wordt afgeweken in de onderdelen b tot en met q; b. de vlucht wordt slechts uitgevoerd onder omstandigheden en op locaties waarbij er vanaf de grond tijdens de gehele vlucht goed zicht is op het modelvliegtuig en het luchtruim daaromheen; c. de bestuurder houdt tijdens de gehele vlucht goed zicht op het modelvliegtuig; d. een hoogtemeter hoeft niet te worden gebruikt; e. het is verboden voorwerpen of stoffen te verwijderen tijdens de vlucht, met uitzondering van zand, water of voorwerpen waarvan de massa niet meer is dan 200 gram per voorwerp overeenkomstig door de Minister van Verkeer en Waterstaat op grond van artikel 13 van het Luchtverkeersreglement te stellen regels; f. een ander modelvliegtuig of een net of doek mag worden gesleept; g. kunstvluchten mogen worden uitgevoerd; h. het is verboden een ander luchtvaartuig zo dicht te naderen dat gevaar voor botsing ontstaat, tenzij tussen de bestuurders vooraf hierover afspraken zijn gemaakt; i. de bestuurder van een modelvliegtuig neemt alle maatregelen die een botsing kunnen voorkomen en geeft voorrang aan elk luchtvaartuig, dat geen modelvliegtuig is; j. voor een vlucht wordt geen vliegplan ingediend; k. gecontroleerde vluchten zijn niet toegestaan; l. vluchten zijn toegestaan tot een hoogte van maximaal 300 meter boven de grond of het water in luchtruim met klasse G, mits 1. voor vluchten binnen een afstand van 3 km van een ongecontroleerd luchtvaartterrein of een terrein waarvoor een ontheffing van artikel 14 van de Luchtvaartwet is verleend, geen bezwaar bestaat bij de houder van de aanwijzing respectievelijk ontheffing; 2. voor vluchten binnen een gebied waarin laag mag worden gevlogen door civiele of militaire luchtvaartuigen iemand met de bestuurder van het modelvliegtuig meekijkt om deze te kunnen waarschuwen voor luchtvaartuigen; m. vluchten zijn toegestaan tot een hoogte van maximaal 450 meter boven de grond of het water, mits dit gebeurt binnen een aerodrome traffic zone van een militair luchtvaartterrein waarop modelvliegen is toegestaan en dit gebied exclusief voor modelvliegen wordt gebruikt of met de andere gebruiker(s) sluitende afspraken zijn gemaakt inzake separatie; n. vluchten zijn toegestaan in luchtruim met klasse C, mits op schriftelijk verzoek van belanghebbende een convenant is gesloten met de organisatie die de plaatselijke luchtverkeersleiding verzorgt en de bestuurder zich houdt aan de afspraken in dat convenant; o. de regels voor een radioverbinding met een luchtverkeersleidingdienst gelden niet; p. de regels voor de bediening van boordapparatuur voor het beantwoorden van vragen door radargrondstations gelden niet; q. de regels voor de navigatie- en telecommunicatie- installaties waarmee een luchtvaartuig voor het uitvoeren van een VFR-vlucht is uitgerust, gelden niet. Artikel 3 Modelvliegtuigen worden aangewezen als onbemande luchtvaartuigen, bedoeld in artikel 5.7, derde lid, van de Wet luchtvaart
Hoofddorpse Luchtvaartclub
Blad 10 van 12
Artikel 4 In artikel 24, derde lid, onderdeel a, van de Regeling luchtvaartvertoningen1 wordt ‘Regeling modelvliegtuigen’ vervangen door: Regeling modelvliegen.
b.
Artikel 5 De Regeling modelvliegtuigen2 wordt ingetrokken. Artikel 6 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant, waarin zij wordt geplaatst. Artikel 7 Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling modelvliegen. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, M.H. Schultz van Haegen. 1 Stcrt. 2004, 16. 2 Stcrt. 1993, 133, gewijzigd bij ministeriële regeling van 6 juli 1994, Stcrt. 1994, 136. Toelichting Algemeen In de wet van 29 april 1999, houdende wijziging van de Wet Luchtverkeer (luchtvaartuigen en vluchtuitvoering Stb, 1999, 235), sinds 1 juli 1999 de Wet luchtvaart geheten, is een nieuwe definitie van luchtvaartuig gegeven. Het voordien onder de Luchtvaartwet geldende systeem dat bij algemene maatregel van bestuur toestellen wel of niet onder het begrip luchtvaartuig gebracht werden, kwam daarmee te vervallen. Daarmee is artikel 59 van het Luchtverkeersreglement in feite inhoudloos geworden. Die bepaling regelt het gebruik van het luchtruim door nietluchtvaartuigen en is de grondslag voor een ministeriële regeling. Op grond van deze bepaling is de oorspronkelijke ministeriële regeling voor modelvliegtuigen vastgesteld. In de praktijk is nodig gebleken, mede door de toename van het luchtverkeer, voor modelvliegtuigen enige gebruiksregels te stellen. De desbetreffende regeling is gebaseerd op artikel 56 van het Luchtverkeersreglement. Dit artikel voorziet in het stellen van nadere regels ten aanzien van vluchten waarbij door de aard van het luchtvaartuig of het doel van de vlucht niet kan worden voldaan aan bij of krachtens hoofdstuk III van het Luchtverkeersreglement gestelde regels. Gelet op de aard van het modelvliegtuig is het evident dat niet kan worden voldaan aan tal van verplichtingen van dat hoofdstuk. De regeling is in nauw overleg met de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart (KNVvL) tot stand gekomen. In het kader van deregulering en zelfregulering zijn inhoudelijke normen met betrekking tot de constructie en besturing uit de Regeling modelvliegtuigen niet overgenomen. Het is aan de sector om de inhoudelijke normen zelf in te vullen. Daarbij wordt de bestuurder van een modelvliegtuig geadviseerd, teneinde op een verantwoorde wijze de modelvliegsport te beoefenen, veiligheidsmaatregelen te nemen, zoals die bijvoorbeeld zijn opgenomen in het basis veiligheidsreglement modelvliegsport van de KNVvL. Voor modelvliegtuigen waarvan de totale massa ten hoogste 25 kg bedraagt zijn al delen van de luchtvaartwet- en regelgeving niet van toepassing verklaard: a. artikel 2.1, eerste en tweede lid, van de Wet luchtvaart met het verbod om een luchtvaartuig te bedienen zonder het daarvoor geldige bewijs van bevoegdheid of
c.
gelijkstelling, zodat voor het besturen van een modelvliegtuig geen door de Minister van Verkeer en Waterstaat afgegeven vliegbewijs nodig is (Artikel 11 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart) hoofdstuk 3 van de Wet luchtvaart en het Besluit luchtvaartuigen met regels voor nationaliteitskenmerken en registratie, luchtwaardigheid (certificatie en onderhoud), zodat een modelvliegtuig niet hoeft te zijn ingeschreven in het luchtvaartuigregister en geen bewijs van luchtwaardigheid nodig is (Artikel 1 van het Besluit luchtvaartuigen) artikel 14, eerste lid onderdelen a en b, van de Luchtvaartwet, zodat het niet verboden is om met een modelvliegtuig te starten van of te landen op een terrein dat geen luchtvaartterrein is (Artikel 1a van het Besluit inrichting en gebruik niet aangewezen luchtvaartterreinen).
Een modelvliegtuig is, zodra het vliegt, onderdeel van het luchtverkeer. De verplichtingen voor luchtverkeer bij of krachtens de Wet luchtvaart zijn van toepassing op degene die verantwoordelijk is voor een modelvliegtuig. Een basisregel is het verbod in artikel 5.3 van de Wet luchtvaart om op zodanige wijze aan het luchtverkeer deel te nemen dat daardoor personen of zaken in gevaar worden of kunnen worden gebracht. Artikel 5.4 van de Wet luchtvaart verbiedt het om boven gebieden met aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenmenigten, aan het luchtverkeer deel te nemen op een zodanige hoogte dat het niet meer mogelijk is een noodlanding uit te voeren zonder personen of zaken op het aardoppervlak in gevaar te brengen. Volgens artikel 5.7 van de Wet luchtvaart is de gezagvoerder ervoor verantwoordelijk dat de uitvoering van de vlucht geschiedt in overeenstemming met de bij of krachtens deze wet gestelde regels. Degene die een modelvliegtuig bestuurt of oplaat geldt als gezagvoerder. In vergelijking met de in te trekken Regeling modelvliegtuigen beperkt de onderhavige regeling zich tot het stellen van enige gebruiksregels. De technische voorschriften uit de Regeling modelvliegtuigen zijn niet meer overgenomen en vervallen derhalve. Wat de gebruiksregels betreft is nieuw het sluiten van een convenant met de desbetreffende luchtverkeersleidingorganisatie (zie artikelsgewijs, artikel 2). Het initiële convenant vergt voorbereiding en zal inspanning en in tijd een aantal dagdelen kosten. Het verlengen van lopende convenanten zal daarentegen naar verwacht nauwelijks extra inspanning vergen. Tenslotte streeft de KNVvL er naar een modelconvenant op te stellen. De onderhavige regeling betreft alleen het gebruik van het luchtruim. Andere onderwerpen ook die welke in verordeningen van lagere overheden kunnen zijn geregeld, bijvoorbeeld in het kader van milieu, openbare orde en veiligheid, vallen buiten de reikwijdte van deze regeling Artikelsgewijs Artikel 2 Bij modelvliegen blijft de bestuurder/ gezagvoerder op de grond. De veiligheid van het modelvliegen vereist derhalve in de eerste plaats goed zicht vanaf de grond op het modelvliegtuig en het luchtruim daaromheen. Luchtruim met de klasse G is vanaf de grond gezien al het luchtruim direct boven de grond buiten de plaatselijke luchtverkeersleidinggebieden. Die laatste gebieden hebben de klasse C, hetgeen inhoudt, dat daarin aan alle vluchten luchtverkeersleiding wordt verstrekt, en liggen rond zowel burger- als militaire luchtvaartterreinen waar plaatselijke luchtverkeersleiding wordt gegeven. Om met een modelvliegtuig binnen een plaatselijk luchtverkeersgebied te mogen vliegen dient een convenant te worden gesloten, de luchtverkeersleider ter plaatse kan en mag
Hoofddorpse Luchtvaartclub
Blad 11 van 12
geen toestemming verlenen. In het convenant kunnen dan in lijn met de regeling op de plaatselijke omstandigheden afgestemde gebruiksbepalingen worden opgenomen, zoals bijvoorbeeld de maximale vlieghoogte, het type modelvliegtuig of de afmetingen van het vlieggebied. Het Ministerie van Defensie heeft al een zogenaamde raamvergunning voor burgermedegebruik van militaire luchtvaartterreinen afgegeven aan de KNVvL. Deze is van toepassing op specifieke militaire luchtvaartterreinen. Voor het modelvliegen buiten zo'n terrein, maar binnen het plaatselijk luchtverkeersleidinggebied kan men zich wenden tot het Ministerie van Defensie, TL/AOO/HB M LVB, Postbus 20703, 2500 ES Den Haag Voor het noodzakelijke convenant binnen de burgerluchtverkeersleidinggebieden kan men zich wenden tot het bestuur van LVNL, Postbus 75200 1117 ZT Luchthaven Schiphol Modelvliegen vanaf een luchtvaartterrein of een terrein met een ontheffing ex artikel 14 Luchtvaartwet is in principe ook mogelijk (omdat dit de meest extreme vorm ‘binnen een afstand van 3 km’ is). Het certificaat van het luchtvaartterrein en de planologische mogelijkheden zijn dan automatische randvoorwaarden. Laag vliegende luchtvaartuigen zijn met name te verwachten inde plaatselijke luchtverkeersleidinggebieden (met luchtruim klasse C), oefengebieden, laagvlieggebieden en routes en bij luchtvaartterreinen. Deze locaties zijn te vinden in de luchtvaartgids (aeronautical information publication). Deze gids is o.a. te raadplegen via internet op www.ais-netherlands.nl Omdat de minimum vlieghoogte voor luchtvaartuigen onder zichtvliegvoorschriften (VFR) buiten aaneengesloten bebouwing 500 voet (150 m) bedraagt, bestaat de mogelijkheid van een conflict tussen een modelvliegtuig en een (waarschijnlijk klein) luchtvaartuig. Het is primair de bestuurder van het modelvliegtuig die een dergelijk conflict kan en moet voorkomen. Hij dient daartoe dan ook alle maatregelen te nemen. Een dergelijke maatregel zou bijvoorbeeld kunnen zijn iemand met de bestuurder mee te laten kijken om te kunnen waarschuwen voor andere luchtvaartuigen.
Bijlage 6 - Lokatie Vliegveld Het HLC Vliegterrein is gelegen aan de Dr. Heijlaan, te Abbenes. Afslag A44 – Kaag , Abbenes. Volg de borden naar Abbenes. In het dorp, voor de kerk, rechtsaf de Dr. Heijelaan in. Let op dit is een woonwijk en zal binnenkort een 30km zone worden. Rechts aanhouden en vervolgens over de A44 heen. Direct na het viaduct linksaf naar beneden (dit is het Dr. Heijepad). Onderaan links ligt de toegang naar het vliegveld.
Artikel 3 Artikel 5.7, eerste lid, van de Wet luchtvaart bepaalt dat de gezagvoerder zich aan boord van het luchtvaartuig bevindt. Ingevolge het derde lid van deze bepaling kan de Minister van Verkeer en Waterstaat bij ministeriële regeling onbemande luchtvaartuigen aanwijzen waarop het eerste lid niet van toepassing is. In onderhavig artikel is het modelvliegtuig aangewezen als onbemand luchtvaartuig. De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, M.H. Schultz van Haegen. Uit: Staatscourant 8 december 2005, nr. 239 / pag. 13 2 Luchtvaart convenant LVNL- Luchthaven Schiphol en de Hoofddorpse Luchtvaartclub Onder verwijzing naar artikel 2 lid r, is de maximaal toegestane vlieghoogte van modelvliegtuigen op het luchtvaartterrein van de HLC te Abbenes gesteld op 150 meter. r.
vluchten zijn toegestaan in luchtruim met klasse C, mits op schriftelijk verzoek van belanghebbende een convenant is gesloten met de organisatie die de plaatselijke luchtverkeersleiding verzorgt en de bestuurder zich houdt aan de afspraken in dat convenant;
Hoofddorpse Luchtvaartclub
Blad 12 van 12