Waarom de 10 geboden? (HC v/a 115) Als je dit kerkgebouw binnenkomt, loop je letterlijk tegen de 10 geboden aan (of valt dat niet meer op?). Veel kerkdiensten beginnen of eindigen met de voorlezing van de 10 geboden. Het afgelopen jaar zijn we zelfs in twee catechisatiegroepen een heel seizoen bezig geweest met de 10 geboden. Je kunt er eigenlijk niet omheen. Ze hebben een vaste plaats in het leven van onze gemeente. We zijn ermee vertrouwd geraakt. Toch is niet iedereen daar even blij mee. Moet je jongeren onderwijzen in geboden, in regels, is dat de kern van het christelijk geloof? Is het nodig dat je in een kerkgebouw steeds weer aanloopt tegen de 10 geboden, of dat nu is aan de muur of in een kerkdienst die begint met het voorlezen van de 10 geboden? Vanaf de vroege tijd, de tijd van de apostelen hebben christenen zich afgevraagd wat ze met de 10 geboden, met de wet, met het hele Oude Testament aanmoesten. In de begintijd waren er, die de boeken van Mozes té letterlijk namen. Christenen moesten zich laten besnijden, vonden ze. Paulus, een van de grotere wetgeleerden, heeft ermee geworsteld (iets van die worsteling kan je lezen in Romeinen 7) en zei: nee, jullie zijn in Jezus besneden. Niet door mensenhanden maar door het afleggen van jullie aardse lichaam, in de doop (Kol. 2:11). Een ander voorbeeld is het sabbatsgebod. Moeten alle christenen zich houden aan de sabbatswetten? Nee, zegt Paulus. Kolossenzen 2: Laat niemand u iets voorschrijven op het gebied van eten en drinken of het vieren van feestdagen, nieuwemaan en sabbat. Dit alles is slechts een schaduw van wat komt – de werkelijkheid is Christus. Het sabbatsgebod is als een schaduw van de werkelijkheid in Christus. Jezus is opgestaan om niet maar één dag, maar het hele leven te heiligen. Als er één dag is om speciaal te vieren is het de dag van Jezus’ opstanding. Maar wie de zondag viert als een naar de eerste dag van de week verplaatste sabbat (een dag die geheiligd wordt door allerlei ge- en verboden), is niet goed bezig.
Láter kwamen er christenen die het Oude Testament, inclusief de tien geboden helemaal wilden afschaffen. Niet nodig na Pinksteren, vonden ze. Het concrete gebod werd hoe langer hoe meer vervangen door spontane inzichten, profetie en intuïtie. Paulus schrijft daarover: misbruik jullie vrijheid niet voor het bevredigen van je eigen verlangens maar laat je leiden door de Geest van God. In dat kader komen de 10 geboden dan opnieuw ter sprake (bijv. Galaten 5). We hebben gelezen dat Paulus schrijft in Romeinen 7 dat de wet zelf heilig is en de geboden heilig, rechtvaardig en goed. Mits goed gebruikt dus. Maar, best ingewikkeld. Hoe zit dat nu met de 10 geboden? Wat moeten we daar nog mee? Het viel mij bij het lezen van v/a 115 op dat de 10 geboden worden ingezet als een instrument. De 10 geboden hebben een doel. Een dubbel doel. Dat je Jezus leert kennen (verlangen naar vergeving en gerechtigheid in Jezus Christus) en dat je doelgericht leert leven (blijft verlangen naar volmaaktheid). Dat is mooi, maar om goed te begrijpen hoe dat werkt wil ik het vanmiddag eerst hebben over een paar misverstanden die spelen rond de 10 geboden. Allereerst: de 10 geboden zijn geen doel op zich. Nooit geweest ook. De 10 geboden staan in verband met de bevrijding uit Egypte. Voorafgaand aan het eerste gebod volgt die inleiding: Ik heb jullie bevrijd, dáárom […]. Dat blijft belangrijk om te onthouden. Altijd weer is het antwoord op de vraag waarom: omdat Hij ons bevrijd heeft. En opdat wij in die vrijheid zullen leven. We hebben het daarover ook gehad op Pinksterzondag. De wet werd 50 dagen na de bevrijding uit Egypte gegeven. Pinksteren volgt Pesach. Staat ook in dat verband. De wet had en heeft als doel dat mensen zullen leren leven als bevrijde mensen, op weg naar het beloofde land. De wet, joden zeggen Thora, is méér dan zomaar 10 geboden (of meer regels). Het is opgenomen worden in het verhaal van God die schept, bevrijdt, ruimte geeft. De tien geboden vervullen een belangrijke functie in het leren leven met God op weg naar het beloofde land. Dat bedoelde ik zonet ook met doel/missie. De wet is nooit een doel op zich maar een instrument op weg naar een hoger doel, nl. de volmaaktheid (in het OT het beloofde land, nu de nieuwe aarde).
Dat was één. de 10 geboden zijn nooit een doel op zich maar een middel op weg. Vergelijk het met (relatie)therapie. Daar maak je soms ook afspraken. Maar daar gaat het niet over. Wie denk dat je met: jij doet de was en ik zet de vuilnis buiten hebt omschreven wat een relatie is, is gek. Zo is het ook met geloven. Je moet altijd óók terug naar het begin. De huwelijkssluiting, het verbond. De belofte. De liefde moet gevierd worden (Heilig Avondmaal), van daaruit verder. Misverstand no. twee. De tien geboden moeten scherp worden gepreekt, zegt v/a 115. Dat is wat anders dan altijd op dezelfde manier worden voorgelezen. Als een soort mantra, elke zondag opnieuw. Wat de catechismus hier bedoelt is dat we de wet blijven gebruiken. Zoals in de uitleg bij de 10 geboden. Of in de brieven van Paulus. Paulus schrijft bijvoorbeeld in Romeinen 7: ‘Ik zou niet weten wat begeerte was als de wet niet zei: ‘Zet uw zinnen niet op wat van een ander is.’ Wat Paulus hier bedoelt is dat de wet moet blijven spreken, functioneren. Paulus veronderstelt een praktijk waarin de wet ook echt gebruikt wordt. In het voorlezen van de 10 geboden in de liturgie zit het risico van sleur. Je hoort het wel, maar luistert niet echt. Daarom lezen we de wet soms op een ander moment of in andere woorden. Maar dan nog blijft het nodig dat je de wet gebruikt als een instrument. Weer het voorbeeld van die relatietherapie. In gesprekken kan je door middel van allerlei oefeningen en soms modellen leren inzien wat de ingeroeste en ongezonde patronen zijn en waar je dus aan moet werken. Maar daar moet je vervolgens wel mee aan de slag gaan. Als je ermee aan de slag gaat dan wordt de wet een verdraaid scherp instrument waarmee je jezelf en God kunt leren kennen. Zoals de zon bij het binnenvallen laat zien hoeveel stof er eigenlijk door de kamer zweeft. Zoiets. Misverstand no. 3 heeft te maken met de kracht, de functie van de wet. Het steeds maar voorlezen van de wet kan er zomaar toe leiden dat je je schuldig voelt (of anderen veroordeelt).
De wet activeert zeg maar een wettisictische neiging die niemand van ons vreemd is. Nu is dat al erg genoeg, erger is het als het daarbij blijft. Zondag op zondag wordt je geconfronteerd met je fouten en het wordt nooit beter. Lees dan thuis nog eens v/a 114, waarin staat dat dit het halve verhaal is. De wet heeft sinds Jezus is gestorven en zo de vloek van de wet verbroken heeft (de wet kan ons niet langer veroordelen) geen rechtskracht meer. Ze kan als instrument het stof wel aanwijzen maar niet filteren. Wel de diagnose stellen maar ze is zelf niet het medicijn. Het medicijn is Jezus. En zo kan de wet, zo kunnen de 10 geboden opnieuw een instrument worden – dat is deel II van het verhaal ‘… om steeds weer naar het beeld van God vernieuwd te worden.’ [dia 1] Over de voorlezing van de 10 geboden nog het volgende. De catechismus onderscheidt twee functies van de wet: […]. Calvijn onderscheidt nog een derde functie, nl. de wet als richtlijn voor de openbare orde. [dia 2] In de situatie van Calvijn, en dat is lang onveranderd gebleven, sloot de voorlezing van de 10 geboden in openbare kerkdiensten – waar veel mensen kwamen – naadloos aan bij allerlei gedeelde normen en waarden in de samenleving. Bijvoorbeeld over zondagsrust en huwelijk en echtscheiding, godslastering. Die situatie is grondig veranderd. Vandaag is het eerder andersom. Een van de eerste dingen waar mensen mee komen als je vertelt dat je gelooft is wat je dan moet en niet mag. Het kan ook zomaar gebeuren dat wij dat vooroordeel in de praktijk bevestigen door hier gewoon in mee te gaan (ja, ik ga twee keer naar de kerk, nee ik mag niet samenwonen). De geboden zijn goed. Maar gelukkig is ons geloof niet gebaseerd op regels. Uittocht, bevrijding, belofte, die komen allemaal eerst. Dán de wet, en dan nog: niet als een tegenprestatie van ons maar als een genadegave van God. We moeten in onze tijd ervoor oppassen zomaar mee te gaan in het praten over het christelijk geloof in termen van do’s en dont’s. We moeten de wet opnieuw leren begrijpen als instrument tot een doel, en dan dáárover praten. Over hoe er een relatie mogelijk is met God dankzij Jezus Christus. En over de weg naar de volmaaktheid, die open ligt.
Genoeg over de misverstanden. Nu over het grote doel. De NGB heeft een mooi artikel over de wet (art. 25) waar drie ingrediënten inzitten die aangeven hoe je de wet als christen mag en kan gebruiken. ‘Wij geloven dat de schaduwachtige eredienst van het oude verbond en de gebruiken die door de wet waren voorgeschreven, met de komst van Christus hebben afgedaan en dat zo aan al deze schaduwen een einde is gekomen. Daarom moeten de christenen die niet langer handhaven. Toch blijft voor ons de waarheid en de inhoud ervan in Christus Jezus, in wie zij hun vervulling hebben. Wel maken wij nog gebruik van de getuigenissen uit de Wet en de Profeten, om ons in het Evangelie te bevestigen en ook om overeenkomstig Gods wil ons leven in alle eerbaarheid in te richten tot zijn eer.’ Als je goed hebt opgelet ontdek je hier dus minstens drie dingen die ik je vanmiddag wil meegeven. De wet is er in de eerste plaats vooral om te gebruiken. Hoe mag je de wet gebruiken? Als een schaduw die vooruitwijst naar Jezus. Gebruiken doe je door te lezen en te overdenken. Schepping (Adam en Eva), bevrijding en uittocht uit Egypte. Het zijn allemaal getuigenissen die ons in het Evangelie kunnen bevestigen. De geschiedenis van de wet wijst vooruit naar en wordt vervuld door Jezus. Oók de tien geboden. Niet doodslaan bijvoorbeeld. Pas als je Jezus hebt gezien die zijn leven gaf voor zondaars zie je de vervulling van zo’n gebod. En dan vervolgens bidden om de Geest om zo ook zelf te doen. Wie kan jij vergeven, verdragen? Je ziet in het Nieuwe Testament bijvoorbeeld ook de schrijver van de Hebreeënbrief vrijmoedig gebruik maken van de getuigenissen uit de wet door allerlei ceremoniële voorschriften toe te passen op de dienst die Jezus doet in de hemel. Het tweede is getuigen. Dat volgt hier direct op. Als je gaat praten met anderen, doe dat dan vooral over Gods rechtvaardigheid in Jezus Christus. In plaats van wat je allemaal wel moet en niet mag. Zeg niet ‘ja, ik ga wee keer naar de kerk.’ Maar ga gewoon en nodig je vragensteller eens uit.
Ik was laatst in een winkelcentrum waar iemand mij als herkende als predikant. De persoon in kwestie dacht mij een plezier te doen door zich te beklagen over winkels die open waren op zondag. Denk je dat ik dat erg vind, zei ik? Dat mag toch niet van jullie, zei ze. Wat winkeliers doen moeten ze zelf weten, antwoordde ik. Ik heb iets veel beters te doen op zondag. Iets waar ik de week weer mee in kan. Een soort therapie. Bij getuigen gaat het om wat je uitstraalt. Om de uitnodiging. Er is nog iets waar je de wet voor kunt blijven gebruiken. En dat is verlangen. Verlangen om vernieuwd te worden naar het beeld van God. Verlangen naar volmaaktheid. Die weg is open, dankzij Jezus Christus! Je kunt de wet gebruiken in je gebed. De wet gebruiken leidt tot bidden. Dat zie je ook in de catechismus, op de bespreking van de 10 geboden volgt het gebed. Het leven in Christus is niet alleen maar: we doen het ermee. De tien geboden en de hele geschiedenis waarin ze een plaats hebben gekregen zijn ons gegeven om te blijven verlangen. We zijn op weg naar het beloofde land, naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Blijf verlangen naar dat doel: de volmaaktheid. [dia 3] Ik keek tijdens de voorbereiding van deze preek nog eens goed naar dat kunstwerk in de kerk. Toen zag ik ineens het kruis. Jezus, de vervulling van Gods bedoeling met zijn schepping. Toen het licht binnenviel werd het nog mooier. Ik zag mijn eigen gezicht erin weerspiegeld. Vaag, maar ik zag het. Ik ben toen de kerk ingelopen om te bidden of God het beeld scherper wilde stellen. [amen]