Voor het goede doel Jennefer Mellink
1/9
Het geluid van de deurbel schalmt door de woonkamer. Nerveus werp ik nog een laatste blik in de spiegel. Met trillende handen trek ik vluchtig een paar weelderige krullen los uit mijn opgestoken haren, die nu eigenwijs voor mijn gezicht dansen. Ik haast me naar de voordeur en adem diep in. Het melkglas in mijn voordeur verraad enkel een schim van Daniël. Het maakt me nog nerveuzer dan ik al was. Er is nu geen weg meer terug. Beheerst open ik de voordeur, dan sta ik oog in oog met de persoon die mij de laatste maanden meer zelfvertrouwen heeft gegeven dan Victor in twaalf jaar. Zonder iets te zeggen overhandigt Daniël me een doos bonbons, die ik gretig aanpak. Blij dat ik iets in mijn handen heb. ‘Voornamelijk pure chocolade,’ merkt hij met een knipoog op. ‘Ik ken je smaak.’ Zijn mondhoeken krullen omhoog. Als hij lacht, krijgt hij kuiltjes in zijn wangen. Ik schenk hem mijn beste glimlach en kan alleen maar hopen dat hij niet ziet hoe ik sta te trillen op mijn benen. ‘Kom binnen,’ zeg ik op zangerige toon, terwijl ik de voordeur wagenwijd voor hem openhoud. Daniël heeft een sportief, gebruind lichaam. Hij draagt een beige driekwartsbroek en een zwart t-shirt met een v-hals dat strak om zijn ge-
2/9
spierde lichaam zit gespannen en waar wat donker borsthaar onder vandaan piept. Hij is niet erg lang, maar nog altijd langer dan mijn lengte van 1.69 meter. Hij heeft bruin golvend haar dat halverwege zijn nek reikt en dikke, borstelige wenkbrauwen. Op zijn profielfoto heeft hij een donkere zonnebril op en een petje. In het echt vind ik hem nog aantrekkelijker. Ik ga hem voor naar de woonkamer en hij volgt me als een trouwe hond. Daniël komt me op de één of andere manier bekend voor, maar ik kan me niet zo snel bedenken waarvan. Hij doet me geloof ik denken aan een popster. In rap tempo leid ik hem rond door mijn huis. Ondertussen praten we wat over koetjes en kalfjes. We hebben meer oog voor elkaar, dan voor de inrichting van mijn woning. Zelfs de prachtige voorjaarsboeketten die ik speciaal voor deze gelegenheid heb aangeschaft krijgen niet de aandacht die ze verdienen. We gunnen ze geen blik waardig. Als ik, na de rondleiding, de hapjes van het cateringbedrijf uit het dorp op tafel heb gezet en we tegenover elkaar plaatsnemen aan de eettafel, komt het gesprek pas echt op gang. Ook vanavond strooit hij met complimentjes, net als tijdens onze chat sessies en telefoongesprekken. Hij geeft me het gevoel dat we elkaar al jaren kennen. In zijn bijzijn voel ik me gewaardeerd, bijzonder. ‘Wat kun je heerlijk koken, Chantal. Je hebt uitstekend je best gedaan.’ ‘Nou, dat valt we mee hoor,’ zeg ik lachend, hopend dat mijn neus niet groeit. Daniël neemt een grote slok wijn en zet zijn glas beheerst op tafel. ‘Heerlijk zo onder ons. Nu maar hopen dat er vanavond geen andere mensen over de vloer komen. Ik bedoel, je hebt toch zeker geen andere afspraken gemaakt?’ vraagt hij quasi nonchalant, terwijl hij een stokbroodje voorziet van een dikke laag kruidenboter en die vervolgens aan mij overhandigt. Ik schud mijn hoofd. ‘Geen zorgen. Dit is onze avond.’ ‘Heel goed, Chantal,’ mompelt hij terwijl hij opstaat en in mijn richting loopt en zijn zwoele blik op mij gericht houdt. Zijn donkere ogen kijken dwars door mijn ziel. Ik smelt.
3/9
Hij komt achter me staan en begint mijn schouders zachtjes te masseren. Ik kreun van genot en verlang naar meer. Hij weet precies de knopen in mijn schouderbladen te vinden en deze soepeltjes los te masseren. Het gevoel is hemels. Ik draai mijn hoofd in zijn richting, zodat hij me kan kussen, maar mijn oproep voor een zwoele, natte kus blijft onbeantwoord. Als een echte professional heeft hij enkel en alleen aandacht voor mijn pijnlijke spieren, waar ik hem afgelopen week aan de telefoon over heb verteld. Hij begint me steeds ruiger te masseren. Hij drukt hard op mijn schouders en knijpt in mijn vel. Als ik hem zeg dat het niet prettig voelt en ondertussen probeer op te staan, drukt hij me met al zijn kracht in mijn stoel. Ik probeer mezelf uit deze benarde positie te bevrijden, echter geheel tevergeefs. Zijn handen zijn niet alleen groot en mannelijk, maar ook beresterk. Dit voelt niet goed. ‘Wil je nog een glas rode wijn?’ vraag ik met trillende stem. Ik had verdomme naar mijn vriendinnen moeten luisteren. Hem nooit in mijn eigen huis moeten uitnodigen voor onze eerste date. ‘Nee,’ antwoordt Daniël monotoon, terwijl hij zijn handen om mijn nek vouwt en er zachtjes druk op zet. Ik tril steeds harder. Merk hoe paniek komt opzetten. ‘Het lijkt me beter als je gaat, Daniël,’ breng ik piepend met mijn meest vriendelijke stem uit. Wat moet ik dan? Ontsnappen is niet mogelijk in deze benarde positie. ‘Onzin. Het begint net leuk te worden. Bovendien heb ik je slaapkamer nog niet gezien,’ zegt Daniël terwijl hij mij de adem ontneemt. Mijn hele lichaam doet ontzettend veel pijn en als Daniël mijn nek loslaat, hap ik naar lucht en laat ik mijn bovenlichaam voorover op de tafel vallen. Ik voel me ontredderd, ben bang. Hij pakt mijn verslapte lichaam beet. Als ik een gil slaak, slaat hij mij hard in mijn gezicht. En nog een keer. En nog eens. Ik houd de tel niet meer bij. Ik probeer me te verzetten, maar hij is te sterk. Een hulpeloos gevoel maakt zich van mij meester. Het lukt mij niet me te verzetten. Hij pakt me onder mijn oksels beet en sleept me mee naar mijn slaapkamer. Ik voel me als een marionet waarvan de touwtjes zijn doorgeknipt; slap en levenloos; volledig onbedienbaar.
4/9
In de slaapkamer aangekomen smijt Daniël me met een immens harde duw op bed. Ik kom onhandig neer op het, godzijdank, zachte matras. Het voelt echter alsof mijn rug breekt. De positie waarin ik mij bevind is zowel letterlijk als figuurlijk beklemmend. ‘Je houdt je bek dicht begrepen, anders bind ik je deze voor,’ dreigt hij met een theedoek in zijn hand die hij zojuist uit zijn broekzak heeft opgediept. Het is mijn eigen groene theedoek. Als Daniël zich naast me neer laat ploffen, houdt hij met één hand mijn beide handen bij elkaar, zijn andere hand verdwijnt onder mijn shirt. Een brede, valse grijns verschijnt op zijn gezicht. ‘Nog net zo lekker als vroeger,’ beweert hij terwijl hij hard en pijnlijk in mijn borsten knijpt. Met tegenzin en heel veel moeite kijk ik nog eens in zijn diepe, donkere ogen die pure haat weerspiegelen. Een siddering trekt door mijn lijf. Die borstelige wenkbrauwen! Ik weet waar ik dit gezicht van ken. Daniël is mijn ex-vriendje van heel, heel lang geleden. Een prille tienerliefde van zeer korte duur. Daniël is Doris. Onze verkering stelde echter helemaal niets voor. Ik verbrak onze relatie omdat ik stage kon lopen bij een bedrijf dat zich inzette voor het goede doel aan de andere kant van Nederland, waarvoor ik ging verhuizen. Hij zwoer wraak op mij te zullen nemen, een dreigement dat voor mijn gevoel uit niet meer dan loze woorden bestond. Hoe naïef kan een mens zijn. Twintig jaar geleden toen ik een relatie met Doris had, had hij kort stekelig haar, was hij vrij mollig en was zijn gezicht bedekt onder een laag acné. Hij heeft ook een baard in zijn keel gekregen; vroeger had hij een schel piepstemmetje, nu een volwassen, rauwe mannenstem. ‘Volgens mij weet je nu wel wie ik ben hé? Wat ben ik toch veranderd qua uiterlijk hé, Chantal? Wat is Doris een mooie, aantrekkelijke man geworden hé?’ zegt hij meer tegen zichzelf dan tegen mij. Hij is een doorgedraaide narcist. Hij knijpt in mijn borsten alsof het stressballetjes zijn, zo hard dat de pijn onverdraagbaar wordt. Ik verzamel al mijn energie bij elkaar en geef hem een knietje
5/9
in zijn kruis. Hij gromt van de pijn en rolt van het bed. Ik probeer op te staan en weg te rennen, maar voordat ik de slaapkamerdeur bereik, pakt hij mijn onderbeen beet en val ik languit op de grond. Met zijn gespierde lichaam komt hij bovenop me zitten en duwt hij mijn gezicht hard tegen de grond aan. Het voelt alsof hij hiermee het laatste beetje energie dat ik had, letterlijk uit mijn lichaam perst. ‘Je denkt toch niet. Stomme trut, dat ik je zomaar laat gaan,’ spuwt Doris woedend. Met een snelle, agressieve beweging knoopt hij de groene theedoek voor mijn mond. Vervolgens bindt hij met vlotte, precieze handelingen mijn handen- en mijn voeten aan elkaar vast en daarna draait hij me om, zodat ik hem aan moet kijken. Het angstzweet gutst van mijn rug af. De vloer voelt hard, koud en bovenal pijnlijk aan mijn zere lijf. Ik besef maar al te goed dat alleen een wonder kan me op dit moment nog kan redden. Dit had een mooie voorjaarsavond moeten worden, maar inmiddels ben ik hoofdrolspeelster in mijn grootste nachtmerrie en het gaat van kwaad naar erger. Waar heb ik dit in godnaam aan verdiend? In zijn broek zie ik een erectie, het maakt me kotsmisselijk. Met zijn vingertoppen streelt hij mijn haren, mijn gezicht en vervolgens mijn nek. Als hij vervolgens opnieuw druk op mijn nek uitoefent, kan ik geen adem halen. Ik probeer naar lucht te happen, maar de theedoek maakt ademen door mijn mond onmogelijk. Doris begint akelig te lachen en laat weer los. Hysterisch adem ik in- en uit door mijn neus. ‘Ben je niet nieuwsgierig hoe ik je hebt gevonden?’ vraagt hij terwijl hij dondersgoed weet dat ik niet in staat ben te antwoorden. ‘Vanaf het moment dat jij op mijn profiel reageerde, zat je als een rat in de val, Chantal. Qua uiterlijk ben je best veranderd, je hebt nu blond haar en je kont is drie keer zo dik, maar gezien je naam en je leeftijd, wist ik meteen dat jij het was. Ik zag het aan je mooie blauwe ogen en je hartvormige mond. Wie is er dan ook zo dom zijn echte naam op een datingsite te gebruiken!’ Ik probeer helder na te denken. Was hij juist niet degene die mij een berichtje
6/9
stuurde via de datingsite? Heeft hij mij al die tijd in de gaten gehouden en zijn plannen beraamd? Dat zou betekenen dat hij op alles is voorbereid. Ik slik opkomend gal weg, voel hoe ik mijn hipster onder plas. Tranen stromen over mijn gezicht. Hij staat op en loopt naar het raam en schuift de donkere, kamerhoge gordijnen dicht. Complete duisternis vervult de slaapkamer. ‘Twintig jaar geleden liet je me stikken voor een klote stage. Wij zijn voor elkaar gemaakt, Chantal. Maar jij moest perse voor het goede doel werken van jezelf. Ik heb je er altijd om gehaat. Je verkoos het goede doel boven mij! Dat heb je altijd gedaan en dat zul je vandaag de dag nog doen. Jij denkt dat je een goed mens bent, maar je bent in en in slecht. Ik had alles voor jou over, en jij? Jij zette mij aan de kant als een bos verwelkte bloemen.’ Hij is gek. Volkomen de weg kwijt. Onze verkering betekende helemaal niks. Ik vang het geluid op van zo’n wegwerpaansteker, het rollen van een vuursteentje. Doris vloekt, de aansteker doet het niet. Hij blijft het proberen totdat ik opeens zie hoe de duisternis in de kamer wordt doorbroken. Doris’ gezicht doemt voor mij op. Hij trekt een vervaarlijke grimas. Mijn lichaam bevriest bij het zien van zijn moordlustige blik. Hij brengt het vlammetje tot op duimafstand van mijn gezicht. ‘Eigenlijk moet ik je verbranden, dat is wel goed voor het milieu toch?’ grinnikt hij. Ik probeer te gillen, maar er komt niet meer dan zacht gepiep uit mijn strot. Doris zwaait dreigend met zijn aansteker vlakbij mijn gezicht. Shit, de theedoek om mijn mond! Ik deins achteruit. Mijn hart klopt in mijn keel. ‘Jij bent hier de milieuactivist! Ik bedenk alleen maar een creatieve oplossing om straks op een milieuverantwoorde manier van je af te komen!’ tiert hij bij wijze van antwoord op mijn terugdeinzende reactie van zojuist. Het vlammetje dooft en ik hoor hoe hij de aansteker op het laminaat laat vallen. Een harde bons. Hij streelt met zijn wijsvinger mijn kruin. Dan zie ik vanachter zijn rug de glinstering van een lemmet weerkaatsen in het donker. Ik verslik me
7/9
zowaar in mijn eigen speeksel en begin luid te hoesten. ‘Stomme, stomme teef!’ blaft Doris, terwijl hij de knoop in de theedoek achterop mijn hoofd losmaakt. Ik hoest nu vrijuit en haal gulzig adem door mijn mond. ‘Ik wil niet dat je stikt, dat zou toch doodzonde zijn?’ Zijn ene hand bedekt mijn mond en zijn andere hand verdwijnt schaamteloos onder mijn rokje, tussen mijn benen. ‘Gadverdamme, goor wijf,’ hoor ik hem zeggen, waarschijnlijk omdat ik mijn blaas leeg heb laten stromen van de angst. Hij laat zich echter nergens door tegenhouden. ‘Alsjeblieft, nee alsjeblieft,’ stamel ik huilend uit, reden voor Doris om de theedoek meteen weer vast te binden. In één ruwe beweging legt hij een knoop erin, en nog één. Door de pijn in mijn gezicht en de verlamming van de rest van mijn lichaam, is ademen niet meer vanzelfsprekend. Iedere ademhaling is een gevecht voor mijn leven. ‘Oh, wees maar niet bang, ik zal je nu nog niet verkrachten,’ zegt hij, met de nadruk op ‘nog niet’. Even is hij stil. Ik hoor enkel mezelf strijden om zuurstof. Mijn hartslag klinkt als een op hol geslagen paard door de ruimte. ‘Ik werk tegenwoordig als patholoog-anatoom in een mortuarium en ik vermoed dat je straks, als ik klaar ben met je, bij mij op de snijtafel komt te liggen. Al lijkt dit bed me iets comfortabeler,’ grinnikt Doris, terwijl hij het lemmet tegen mijn wang drukt. Hij snijdt me. Bloeddruppels sijpelen over mijn gezicht. Mijn wang voelt ijskoud en verdoofd aan, geheel gevoelloos. Ik heb geen idee hoe erg hij me heeft verwond. Op dat moment gaat de voordeurbel. We schrikken allebei op. Doris raakt zichtbaar in blinde paniek. ‘Luister goed, stomme trut. Verwacht je iemand of niet?’ murmelt hij. Zijn lichaam verraadt hoe nerveus hij is. Ik schud van nee, en helaas spreek ik de waarheid. Had ik “ja” moeten knikken? Als er drie keer is aangebeld stormt Doris de slaapkamer uit, nadat hij zo’n tien keer hysterisch ‘Je houdt verdomme je bek dicht, anders gaat na jou ook je hele
8/9
familie eraan,’ tegen mij heeft gegromd. Naast me op de grond zie ik het metaal van het lemmet glimmen in het donker. Op dit moment is het de mooiste glinstering die ik ooit heb gezien. Misschien mijn redding. Met mijn rechtervoet tast ik in de richting van het mes. Ondertussen hoor ik hoe Doris de voordeur opent. ‘Goedenavond meneer. Heeft u wat over voor het goede doel?’ hoor ik iemand zeggen terwijl diegene met een collectebus op- en neer schudt. ‘Maar natuurlijk,’ antwoordt Doris beleefd, ‘Voor het goede doel ga ik immers over lijken.’
© Jennefer Mellink Volg Jennefer Mellink op Hebban
9/9