173
9. Chinezen langs ramen en deuren De contracten met China werden afgesloten op basis van ruilhandel, mineralen in ruil voor ontwikkelingssamenwerkingsprojecten. Het Westen verzette zich tegen deze contracten, maar de Congolezen observeren de situatie en namen eerder een afwachtende houding aan.
De Chinezen zijn om uiteenlopende redenen in Congo verzeild geraakt. In feite waren ze er al een hele tijd. Agenten van koning Leopold II loodsten op het einde van de negentiende eeuw de eerste Chinezen Congo binnen; er was immers mankracht nodig voor de aanleg van de chemin de fer des Cataractes in de Bas-Congo. Duizenden Chinese arbeiders verloren daarbij het leven en in de volksmond heet het dan ook dat onder elke aangelegde spoorstaaf iemand ligt begraven. Toen het werk gedaan was trok een aantal Chinezen dieper het binnenland in, in plaats van terug naar hun land te gaan, wat verklaart waarom er vandaag in de dorpen van de Bas-Congo kinderen met spleetogen rondlopen. Andere Chinezen werden in de jaren 70 door Mobutu het land binnengehaald. In Kinshasa bouwden ze het Stade des Martyrs (Martelarenstadion) en het Palais du Peuple (Volkspaleis), betonnen kathedralen in de functionele stijl eigen aan die tijd. Maar het zijn wel de enige publieke gebouwen die tijdens de dictatuur werden gebouwd en die nu nog altijd dienstdoen. Dat is niet zo verwonderlijk want de Chinezen hebben er al die tijd voor gezorgd dat hun eigen mensen het onderhoud voor hun rekening namen. Omdat Mobutu dat in zijn hoofd had gehaald, bouwden ze in Gbadolite vlakbij het presidentiële paleis een replica van de Verboden Stad. En Chinese landbouwers probeerden op de oevers van de Oubangui rijst te laten groeien. Op hetzelfde moment dat Laurent-Désiré Kabila in zijn maquis in het oosten bezig was om de maoïstische principes van zelfredzaamheid en
174 | DE T WEEDE ONAFHANKELIJKHEID VAN CONGO
een permanente volksoorlog in praktijk te brengen – hij had immers het China van Mao bezocht en onderhield uitstekende contacten met de Chinese ambassade in Tanzania – zocht Mobutu, de meester van Kinshasa, ten behoeve van zijn personencultus inspiratie in rituelen die in Peking gangbaar waren. In de ban van China bedacht hij de abacost, wat zoveel betekent als à bas le costume (weg met het kostuum). Omdat de benaming ‘Grote Roerganger’ al werd gebruikt, liet hij zich ‘le Guide Suprême’ (Opperste Gids) noemen, en de televisie liet elke dag zijn beeltenis zien tegen een achtergrond van wolken en een rijzende zon zodat de massa hem kon vereren.* Sindsdien is Zaïre de DRC of Democratische Republiek Congo geworden en ruilde China het maoïsme in voor het aloude beginsel om zoveel mogelijk rijkdom te vergaren. Met hetzelfde enthousiasme waarmee ze vroeger hun geliefde leider toejuichten, gingen miljoenen Chinezen op zoek naar rijkdom. Als mieren die uit een te klein geworden nest zijn ontsnapt, verspreidden de Chinezen zich nu al een tiental jaar over Afrika. Ze streken neer aan de kusten van Tanzania waar hun voorgangers door president Nyerere met open armen waren ontvangen toen ze de weg langs de TanZam-spoorlijn kwamen aanleggen die Zambia en Tanzania met Oost-Afrika moest verbinden. Van de Indische Oceaan zijn ze naar Centraal-Afrika getrokken en vanuit Zambia naar Katanga afgezakt. In Katanga heerste in het begin van de jaren 2000 de grootste wanorde. De Gécamines produceerde nog slechts 12.500 ton koper (tegen 450.000 ton in de goede jaren), de onderneming was op sterven na dood en de mijnen lagen er verlaten bij. Tien jaar eerder waren tienduizenden arbeiders ontslagen en was het immense staatsbedrijf dat destijds de belangrijkste bron van inkomsten van de natie was, in stukken opgedeeld. De privatisering moest dienen om met de beste ertslagen cliënten te lokken en in afwachting daarvan trok iedereen zijn plan om te overleven. Afgedankte mijnwerkers, kinderen die eigenlijk school moesten lopen, zelfs vrouwen hadden zich tot creuseurs omgeschoold. Allemaal liepen ze grote risico’s: meer dan 40.000 creuseurs doorzochten oude ertslagen, de mannen hakten met houwelen nauwe en nauwelijks ondersteunde gangen uit de rotsen waarin kinderen naar beneden werden gestuurd. Ze * Deze personencultus was het werk van Sakombi Inongou die later zijn diensten aan Laurent-Désiré Kabila zou aanbieden.
CHINEZEN L ANGS R AMEN EN DEUREN | 175
haalden er gekleurde stenen uit naar boven, groene malachiet dooraderd met bruin kobalt, en stopten alles in jutezakken. Chinese handelaars die zich langs de toegangsweg naar de ertslagen hadden geïnstalleerd, beoordeelden net als de Indiërs, de Pakistanen en ook de Europeanen het ertsgehalte van de stenen met het blote oog en betaalden ze cash. De moedigste creuseurs, en wie het meeste geluk had, konden zo’n 60 à 100 dollar per dag verdienen. Vervolgens werden de zakken heterogeniet – de ruwe steen waar het mineraal nog moet worden uitgehaald – op vrachtwagens geladen en over de grens gebracht. Na een eerste keer in fabrieken in Zambia te zijn vermalen, werd het mineraal naar de havens van de Indische oceaan overgebracht en van daaruit naar China getransporteerd. Als de lokale besturen onder impuls van de Katangese gouverneur Moïse Katumbi uiteindelijk de export van ruwe mineralen verbieden en eisen dat er een eerste raffinage ter plaatse zou worden uitgevoerd, passen de Chinezen zich moeiteloos aan. In voortuintjes en tuinen van privéwoningen kringelde al snel rook op uit artisanale ovens waar het ruwe mineraal een eerste behandeling onderging. Aan de rand van Lubumbashi en Likasi, verborgen achter de hoge stenen muren van terreinen die in concessie waren gegeven, lagen de zakken mineralen opgestapeld. De restanten van het raffinageproces werden echter zonder bewerking gedumpt en tastten het grondwater aan. In de tijd dat Congo nog niet was opgedeeld in grote concessies, klaagde alleen Georges Forrest over de Chinezen. Hij hamerde er steeds maar op dat de Chinese ondernemers de groene ertsaders van Katanga openbraken, het ruwe mineraal meenamen en de kleine informele sector beconcurreerden. De immobiliënmakelaars raakten ook snel ontgoocheld. Aanvankelijk waren ze blij hun grote art-decohuizen of fermettes in Afrikanerstijl aan die toch zo beleefde Chinezen te kunnen verhuren die de huur in een keer voor verschillende maanden vooruit betaalden zonder ooit af te pingelen of te onderhandelen. Maar toen bleek dat twintig of zelfs dertig Chinezen tegelijk de huizen betrokken die voor een enkele familie waren bestemd en zich van het onderhoud niets aantrokken, daalde hun enthousiasme al snel. Ook op de lokale markten waren de ijverige Chinezen present. Dankzij hen konden de Congolezen die over niet zoveel geld beschikten eindelijk gebruiksgoederen kopen die al zo lang buiten hun bereik lagen: kleren,
176 | DE T WEEDE ONAFHANKELIJKHEID VAN CONGO
huishoudapparaten en andere benodigdheden. De aanvaardbare prijzen gaven hen eindelijk het gevoel over een zekere koopkracht te beschikken. In de handelsstraten van Lubumbashi maar vooral in de buurt van de ertslagen waar de creuseurs actief waren, stonden Chinezen klaar met allerlei verlokkelijke consumptiegoederen. Maar toen ze groenten uit Zambia op de markten begonnen te verkopen, brood gingen bakken en de plaatselijke winkeliers verdreven, voelden de Katangezen zich stilaan gekoloniseerd. Gouverneur Katumbi zette dan ook zonder pardon vijfduizend Chinezen die er onder het mom van toeristen al jaren verbleven met een visum voor drie maanden en zich meester hadden gemaakt van de lokale economie, over de grens.
Het contract van de eeuw Toen Kinshasa op 17 september 2007 het ‘contract van de eeuw’ aankondigde, bleef iedereen in Lubumbashi ijskoud bij dat nieuws. Begrijpelijk, want de Lushois (inwoners van Lubumbashi) zagen vooralsnog geen enkel verschil tussen de horden kleine Chinezen die op eigen initiatief toestroomden om hun geluk te beproeven en de grote Chinese ondernemingen die met de Gécamines langetermijncontracten hadden afgesloten. In de zomer van 2007 was Pierre Lumbi, de Congolese minister voor Infrastructuurwerken, door president Joseph Kabila naar Beijing gestuurd om hierover te gaan onderhandelen. Zo trad Lumbi, een man die liever op de achtergrond bleef, eindelijk uit de schaduw want tot dan wisten alleen insiders van de Congolese politiek wie hij was. Slechts enkelen waren ervan op de hoogte dat de in Frankrijk opgeleide psycholoog in het midden van de jaren 80 in Zuid-Kivu de ngo Solidarité paysanne had opgericht, een doorslagje van wat later het middenveld zou worden en de kern van het verzet tegen Mobutu en het streven naar democratie. Jarenlang was de uit de Maniéma afkomstige Lumbi met wisselend succes actief geweest in het verenigingsleven. Hij was zelfs kort minister in een regering onder leiding van de oude opposant Etienne Tshisekedi. Ondanks zijn verdiensten in het verleden moest Lumbi wachten tot hij van China terugkwam alvorens echt bekend te worden. Toen de Congolezen de details van het afgesloten akkoord met China vernamen, geloofden ze hun oren niet omdat het zo hemelsbreed ver-
CHINEZEN L ANGS R AMEN EN DEUREN | 177
schilde met wat ze gewend waren. De lezer kan zelf oordelen. Twee Chinese ondernemingen, Synohydro Corporation en CREC (China Railway Engineering Company) verbinden er zich toe de Congolese infrastructuur te herstellen en werken uit te voeren ter waarde van zo’n 6,5 miljard dollar. Beide Chinese ondernemingen zijn in hun domein de belangrijkste ter wereld. CREC, de grootste spoorwegmaatschappij van China en de derde grootste van Azië, stelt meer dan honderdduizend mensen te werk waarvan tienduizend ingenieurs, en realiseert een zakencijfer van 27,9 miljard dollar. Synohydro, dat de controversiële en beroemde Drieklovenstuwdam bouwde, stelt zestigduizend mensen te werk. Deze ondernemingen zullen onder meer drieduizend kilometer wegen en spoorwegen aanleggen en 31 hospitalen van elk 150 bedden, 145 gezondheidscentra, 4 universiteiten en maar liefst 50.000 sociale woningen verdeeld over het hele land gaan bouwen. In ruil zou Sicomines, een gemengde maatschappij in partnership met de Gécamines, recht hebben op 10 miljoen ton koper wat neerkomt op 6,5 miljoen ton geraffineerd koper, 200.000 ton kobalt en 372 ton goud. De Union Minière haalde tijdens de tachtig jaar durende kolonisatie in totaal 8 miljoen ton koper weg, wat een idee geeft van de omvang van de contracten met de Chinezen. Een eerste Chinese lening ten bedrage van 2 miljard dollar zal worden gebruikt voor de modernisering van het mijnbouwmaterieel om zo snel mogelijk met de exploitatie van de mijnen te kunnen starten. Een tweede lening zal dienen voor de aanleg van de benodigde infrastructuur. De door de Exim Bank of China en de China Development Bank toegestane leningen zullen in totaal 9,5 miljard dollar bedragen, een som die mogelijk nog kan stijgen. Als sleutelgeld verbinden de Chinezen zich ertoe om 350 miljoen dollar te storten: 100 miljoen dollar aan de Gécamines en 250 miljoen dollar ten behoeve van het Congolese overheidsbudget. De minister van Financiën was uiteraard bijzonder ingenomen met dit uitzonderlijke vooruitzicht, maar de storting van dat bedrag zou op zich laten wachten. In een eerste periode zouden de winsten uit de export van mineralen dienen voor de terugbetaling van de mijninvesteringen. In de loop van de tweede periode zou 66 percent van de winst van de joint venture worden gebruikt voor de terugbetaling van de eerste infrastructuurwerken en de
178 | DE T WEEDE ONAFHANKELIJKHEID VAN CONGO
resterende 34 percent als vergoeding voor de Chinese en Congolese aandeelhouders. Maar na een eerste Chinese lening zal het tweede deel van de voorziene infrastructuurwerken bekostigd moeten worden via fiscale inkomsten en douaneheffingen die door de Congolese overheid moeten worden geïnd. Kinshasa werd immers geconfronteerd met het IMF en zijn geldschieters van de Club van Parijs, die zich zeer vijandig opstelden en beducht waren voor een nieuwe schuldenberg, en werd ertoe gedwongen af te zien van de tweede schijf van de Chinese leningen (zijnde 3 miljard dollar) voor de verdere uitvoering van de infrastructuurwerken. Het was een tijdelijk offer dat node en onder druk werd toegestaan. Er werd immers mee gedreigd dat Kinshasa anders nooit het mythische ‘point d’achèvement’ (afrondingspunt) zou bereiken waarbij 90 percent van de schuld zou worden kwijtgescholden die het staatsbudget belast en de regering permanent tot soberheid noopt.
Win-winakkoorden Wat de akkoorden zo origineel maakt, is dat ze voorzien in een privaatpublieke samenwerking en werden afgesloten op basis van ruilhandel: grondstoffen tegen infrastructuur. Dit principe van geven en nemen, dat de Chinezen als win-win vertalen, is natuurlijk moeilijk te becijferen in geld. Koper was in het begin van de jaren 2000 500 dollar per ton waard en werd begin 2008 tegen 8400 dollar verhandeld, een prijs die enkele maanden later weer kelderde (wat de Chinese onderhandelaars ertoe noopte hun aanbod af te zwakken). Omdat iedereen in het duister tast over de prijs die binnen tien jaar zal gelden, werd dus met een gemiddelde prijs van 5000 dollar per ton gerekend. Een pluspunt is dat de potentiële reserves van Congo bijna even groot zijn als die van Chili, maar dat het mineraalgehalte van de Congolese ertslagen drie keer hoger ligt. Toen de akkoorden waren beklonken, barstte de westerse kritiek pas goed los en soms op basis van wel heel vreemdsoortige berekeningen. Experts lieten bijvoorbeeld uitschijnen dat de 10 miljoen ton koper uit Katanga tegen 8400 dollar per ton op de markt zou worden gegooid terwijl in feite niet meer dan 6,5 miljoen ton erts zal worden opgedolven en bewerkt en de prijs die ervoor zal worden betaald nog niet bekend is...
CHINEZEN L ANGS R AMEN EN DEUREN | 179
Waarschijnlijk schommelt de opbrengst van de verkoop van deze 6,5 miljoen ton koper over een periode van twintig jaar rond 55 miljard dollar en van dat bedrag moet uiteraard zo’n 20 miljard dollar aan productiekosten worden afgetrokken. Over twintig jaar gespreid betekent dat een winst van 35 miljard dollar, te verdelen tussen de Chinezen en de Gécamines. De Chinezen en de Congolezen hadden er voorzichtigheidshalve voor gekozen om eventuele geschillen door het Arbitragehof van Parijs te laten beslechten. En de kritiek op de akkoorden pareerden ze heel sluw door te stellen dat ruilhandel een vermindering van de geldcirculatie met zich meebrengt en meteen ook het risico kleiner maakt dat er geld zou verdwijnen.* Toen Pierre Lumbi op 15 mei 2008 in het parlement dienaangaande met vragen werd bestookt en voor de voeten kreeg geworpen dat er Chinezen met valiezen zouden zijn gesignaleerd op de luchthaven, weliswaar zonder geld maar met adresboekjes, antwoordde hij heel gevat dat ze moeilijk wegen, bruggen, spoorwegen of luchthavens in hun valies konden stoppen. ‘Bovendien is het moeilijk en illegaal om belangrijke sommen geld in je valies te transporteren’, voegde hij daar ten overvloede aan toe. Het duurde tot januari 2008 alvorens men de exacte gevolgen van het afgesloten akkoord kon inschatten want de onderhandelingen in Beijing hadden twee maanden achter gesloten deuren plaatsgevonden. ‘Het waren harde besprekingen’, herinnert Paul Fortin zich, de Canadese advocaat die aan het hoofd van de Gécamines stond. De Wereldbank, zijn voormalige werkgever, zal hem later nog verwijten partij te hebben gekozen voor de Congolezen alvorens in oktober 2009 zijn ontslag in te dienen. ‘Onze delegatie bestond uit een twintigtal personen, mijnexperts, economen en ervaren kaderleden van de Gécamines. We hebben van man tot man gediscussieerd, er werd soms geroepen, sommigen barstten in woede uit en het gebeurde dat we ’s avonds kwaad uit elkaar gingen zonder uitzicht op een akkoord. ’s Nachts consulteerden we onze respectieve regeringen en ’s morgens kwamen de Chinezen breed glimlachend met nieuwe compromisvoorstellen naar ons toe.’ De PDG van de Gécamines werd stevig onder druk gezet en aangepord de nieuwe Chinese vrienden de mijnen te laten zien die onmiddellijk konden * De financiële crisis en de Fortisaffaire hebben aangetoond dat de verdwijntrucs van geld net zo goed in Europa voorkomen.
180 | DE T WEEDE ONAFHANKELIJKHEID VAN CONGO
worden geëxploiteerd. Met andere woorden: mijnen waarvan de waarde al was opgelijst en die gemakkelijk toegankelijk waren. De Belg Georges Forrest werd het kind van de rekening. ‘Ik heb alle ertslagen geanalyseerd die toegankelijk waren en ik ontdekte dat ik 4 miljoen ton tekort kwam’, vertelt Fortin. ‘Dat komt exact overeen met de productie van de twee mijnen Dikuluwe en Machanga in Dima bij Kolwezi. Ik heb dus aan Katanga Mining (het consortium waartoe Georges Forrest behoort) voorgesteld om Dima aan mij over te laten met de belofte dat we tegen 2012 ofwel 800 miljoen dollar zouden terugbetalen ofwel gelijkaardige mijnen zouden zoeken.’ Gécamines is inderdaad van plan om opnieuw met prospectie te starten en Fortin is ervan overtuigd dat in Katanga nog verborgen bodemschatten zitten, ertslagen die met winst kunnen worden geëxploiteerd. Forrest, die zich zonder al te veel moeite de rijkste ertslagen van Katanga had kunnen toe-eigenen toen hij aan het hoofd van de Gécamines stond, protesteerde nauwelijks tegen de onteigening die het gevolg was van de Chinese contracten. Hij was zelfs niet eens verbaasd, want jaren tevoren had hij al voorspeld dat als de Europeanen niet naar Congo trokken, de Chinezen hun plaats zouden innemen. Forrest maakt zich daarentegen wel grote zorgen over de concurrentie waartegen hij zal moeten opboksen inzake openbare werken. Hij beseft dat ‘zijn’ Congolezen nooit bereid zullen zijn onder dezelfde voorwaarden te werken als de Chinezen, die in ploegen van drie maal acht zijn georganiseerd en dag en nacht werken. De onderhandelaars hadden dergelijke bezwaren wel verwacht en daarom was in de akkoorden voorzien dat van de 10.300 banen die zouden worden gecreëerd er 7000 naar Congolezen moeten gaan. Die zullen bovendien worden opgeleid om zo vlug mogelijk aan de slag te kunnen gaan. In de akkoorden wordt tevens nadrukkelijk gestipuleerd dat er zoveel mogelijk Congolese ondernemingen bij het uitvoeren van de verschillende infrastructuurprojecten zullen worden betrokken. Deze clausules staan in schril contrast met de contracten die eerder met de Europese Unie of de Wereldbank werden afgesloten en waarin – Georges Forrest niet te na gesproken – Congolese ondernemers nooit als partners aan bod kwamen. De voorgenomen opleidingsprogramma’s moeten ervoor zorgen dat Congo weer kan beschikken over geschoolde beroepskrachten, want het ontbreken daarvan is een van de belangrijkste obstakels in het ontwikkelingsproces. Sinds de jaren 90 leeft 80 percent
CHINEZEN L ANGS R AMEN EN DEUREN | 181
van de Congolese bevolking van de informele sector, het onderwijssysteem functioneert niet meer en vooral in Katanga is er een grote vraag naar geschoolde arbeiders om in de mijnen te werken. Ondernemingen in de nabijheid van de Zambiaanse grens, zoals Anvil Mining of First Quantum, zijn zelfs genoodzaakt om Engelstalige arbeiders van Zimbabwe of Zambia te laten overkomen tot grote frustratie van de lokale bevolking.
De focus op de handel, geen politiek Tijdens de onderhandelingen deden de Chinezen heel wat aanlokkelijke voorstellen om de Congolezen over de streep te trekken. Zo werden er niet alleen duizelingwekkende bedragen in het vooruitzicht gesteld maar daarbovenop kwam ook nog eens het engagement om al dat geld op korte termijn te storten. ‘Het kan jaren duren alvorens zelfs een geringe westerse lening rond is en die wordt dan bovendien ook nog eens onderworpen aan heel wat voorwaarden, terwijl de Chinezen het geld zo op tafel leggen en onmiddellijk beginnen te werken’, benadrukten de raadgevers van de president. Ze verwijzen daarbij graag naar de kolossale Chinese overheidsreserves van om en bij de 1500 miljard dollar. De Congolese leiders net als alle Afrikaanse verantwoordelijken die met Beijing samenwerken, zijn erg gesteld op wederzijds respect en nietinmenging in hun binnenlandse aangelegenheden. China heeft vooral vaste voet in Afrika gekregen omdat het de handel liet primeren zonder politieke bijbedoelingen. Het gaat om uitwisselingen die wederzijds voordeel opleveren zonder dat daar voorwaarden aan zijn verbonden inzake beheer, mensenrechten of het toepassen van orthodoxe budgettaire regels. De Congolese mensenrechtenactivisten beseffen maar al te goed dat de Chinezen geen moeilijke politieke vragen stellen aan hun gesprekspartners, of het nu om Soedanese, Zimbabwaanse, Tshaadse of Angolese leiders gaat. Er zijn er dan ook veel die denken dat de contracten de clan rond de president voordeel zullen opleveren. De Congolese leiders zijn er vooral van onder de indruk hoe de Chinezen er in de buurlanden in slaagden goed zichtbare projecten in een mum van tijd te realiseren. ‘Toen we zagen hoe Luanda werd heropgebouwd en Brazzaville is veranderd en de wegen in onze buurlanden zijn heraangelegd, moesten we wel tot het besluit komen dat we niet mochten achterblijven’, zei een intimus van Kabila.