[107. 21.J
84
Verslag van den staat der hooge-, middelbare en lagen scholen over 1899—1900. (Bijlage S.)
(U>7. 21.)
BIJLAGE S.
VERSAG DBB COMMISSIE, in 1899 lebui mei hei exanineeren van hen die terne akte ten bekwaamheid ver* huiijden tot het geven van lager en middelbaar onderuit in de gymnastiek.
Aan Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche ZaI,en.
Hare eerste bijeenkomst werd gehouden den 9Jen Juli 1899 te Utrecht, tot het benoemen van een secretaris en tot het ontwerpen van een plan voor hare werkzaamheden, ook in verband met Uwer Excellentie*! gunstige besebikking op het, met redenen omkleed, verzoek van hare voorgangster in 1898, om te willen bevorderen dat de duur van het examen, inzonderheid voor de akte P, worde verlengd en verdeeld over twee dagen. Naar aanleiding daarvan werd bepaald : dat voor de akte l) voor eiken dag vier candidaten, en „
De commissie , krachtens a r t 69 der wet tot regeling van het middelbaar onderwijl en art. 65 der wet tut regeling van het
lager onderwys, door Uwe Excellentie hij hare beschikking Tan 7 .luli 1899, n°. 3701', afdeeling Onderwijs, benoemd en bestaande uit de heeren: dr. W. B. .1. van E y k . inspecteur van het middelbaar onderwijs te 's Graven hage, lid en voorzitter; J. A. Vrijheid . arts. oud-officier van gezondheid 1ste klasse, te Utrecht, lid en onder-voorzitter , en de leden: .1. de Haan, arts, officier van gezondheid 1ste klasse , te Utrecht: I'. ('. Adrian, leeraar aan de hoogere burgerschool met 5jarigen cursus, te Amsterdam; .1. II. Luiting, leeraar aan de 1ste hoogere burgerschool met Sjarigen cursus te Amsterdam; II. van Ereel . leeraar aan de Kyks- hoogere burgerschool te Utrecht; P. Baatsen, leeraar in de gymnastiek te Utrecht; benevens de heeren: dr. .1. M. Baart de la Faille, arts, directeur van het Zanderinstituut te Utrecht; P. II. Lamberts, arts te Utrecht; dr. A. tl. Olland, arts te Utrecht; lï. M. Roemer, leeraar aan de -hle hoogere burgerschool met i 3jarigen cursus te Amsterdam : K. Ramkema, onderwijzer aan de Büksnormaallessen te Utrecht; A. B. Kooyman, leraar aan de Kijks- hoogere burgerschool i- 's Hertogen bosch, als plaatsvervangende leden, heeft de eer Uwe Excellentie het verslag harer werkzaam* heden aan te bieden.
„
„
a
P
s
twee dagen acht candidaten
zouden opgeroepen worden en verder: dat het onderzoek in anatomie en physiologie zou geschieden door twee sub-commissiën en wel: in de anatomie door een van de leden gymnastici, bijgestaan door een der leden medici, en in de physiologie door één der leden medici, bijgestaan door een van de leden gymnastici. Overeenkomstig deze bepaling werden de sub-commissiën voor de verschillende onderdeden van het examen aangewezen en de hieronder volgende roosters van werkzaamheden vastgesteld. Inmiddels benoemde zij tot haren secretaris den heer J. H. Luiting. Voor beide akten hadden zich aangemeld 70 candidaten te weten: voor de akte 1) (lager onderwijs): 37 mannelijke eu 3 vrouwelijke candidaten; en voor de akte P (middelbaar onderwijs): 22 mannelijke eu 14 vreuwelijke candidaten.
Boostor van het examen voor de akte Gymnastici; Lager Onderwijs (D). AANTAL CAXOIUATEX 4.
Tjjdverdeeling van het examen in de v a k k e n : Anatomie
CO minuten.
Physiologie
SO
,
Les geven L. S.
45
„
Theorie
CO
Begrip
30
E i g e n werk
GO
RylagcD.
| C 6 7 . 2I.J
Tweede Kamer, ss
Verslag van den staat der hooge-, middelbare en lagere scholen over 1899 — 1900. (Bijlage S.) Itooster van liet iweedaajrsch examen voor de akte 's Voorniiddags. Gymnasliel; middelbaar onderwijs (!'). 9—10 uur Eigen werk en gemeenschappelijke oefeningen. Geheele commissie. Anatomie 30 minuten. 10
-10,30 B.
10,30-11 11
Physiologie 30 minuten. 10
C.
—11,30 D.
11,30-12
11
A.
Theorie der gymn. 30 minuten.
—10,30 C.
10,30-11
10
D.
11
B.
Aantal candidaten 8. Tijdverdeeling van bet examen in de vakken.
—10,30 A.
10,40-11
—11,30 A.
11,30-12
T* { 2 medici met 3 plaatsv. J gesplitst ge in Examinatoren j 4 g y m n a a t i c i m e ' t 3 p | a i l t s v . j J£ commissiën.
B.
—11,30 C.
11.30-12
D.
Vrijheid en van Kreel ] de Haan en Luiting i Adrian eu Baatsen.
I
I 's Namiddags. Les geven L- S. | Begrip der stof 45 minuten. 30 minuten.
Candidaat D blijft beschikbaar van 1—2,30 . . . . Candidaat A blijft beschikbaar van 1,45—3,15 . . . Candidaat B blyft beschikbaar van 2,30-4 . . . . Candidaat C blijft besehikbaar van 1-1,45 en 3,15-4
a. Anatomie
30 minuten.
b. Physiologie
30
,
c. Theorie der gymnastiek
00
,
rf. Onderzoek naar het begrip der leerstof.
30
»
e. Eigen werk (onderl. oef.)
60
,
.
30
„
middelbare school
45
,
Schermen en handgrepen met het geweer
15
,
f.
Les geven aan klassen lagere school.
g. 1
—1,45 A.
1
—1,30 B.
1,45-2,30 B.
1,45—2,15 0.
2,30-3,15 C.
2,30-3
„
h.
,
„
„
o uren.
D.
3,15-4 D. 3,15-3,45 A. Adrian, Baatsen' Luiting en van en de medici. Kreel. Eerste dag.
9—10 uur Eigen werk (onderlinge oefeningen). Anatomie. 10-10,30 10,30-11 11-11,30 11,30-12 Vrn'heid en v.
A. B. C. H. Kreel.
Alle candidaten . Geheele commissie.
Physiologie.
Les geven L. S.
Les geven M. S.
10-10,30 D. 10,30-11 E. 11—11,30 F. 11,30-12 G. de Haan en Luiting.
10—10,30 H. 10,30-11 G. 11-11.30 A. 11,30-12 B. Adrian en Baatsen.
1—1,45 A. 1,45-2,30 B. 2,30—3,15 C. 3.15—4 D. Adrian en Baatsen.
Theorie. 1-2 Luiting eu 2-3 Luiting en 3 -4 v. Kreel en
D medicus. E. medicus. F. medicus.
Begrip leerstof. 1-1,30 H. 1,45-2,15 G. 2 , 3 0 - 3 A. v. Kreel en medicus. 3,15-3,45 B. Luitiug en medicus.
Tweede dag. 9-9,30 E. 9.30—10 F. 10-10,30 G 10,30-11 H Vrijheid en v. Kreel.
9-9.30 C. 9.30-10 D. 10-10,30 E. 10,30-11 F. Adrian en Baatseu.
9-9,30 H. 9,30-10 A. 10-10,30 B. 10,30-11 O. de Haan en Luiting.
1130-'l^ F" G ' H O' I E i g 6 D
Werk
'
schermen
en excerceereu.
Handelingen der Staten-Generaal. Bijlagen. 1900—1901.
2 sub-commissiëu. 1-2 G. 1—1,45 E. ; Adrian en medicus. 1,45-2,30 F. 1 - 2 H. Luiting en Baatsen. I v. Kreel eu medicu 2,30—3,15 G. 2 - 3 A. 3,15-4 H. ! Adrian en medicus. v. Kreel en Baatsen. 3—4 B. I Adrian en medicus. 3 - 4 C. Luiting en medicus.
11—11,30 C. v. Kreel en medicus. 11,30—12 D. Luiting en medicus. 2 - 2 , 3 0 E. v. Kreel en medicus. 2 , 3 0 - 3 F. Luiting en medicus.
22
|Iti7. £1.!
86
Verslag van den staat der hooge-, middelbare en lagere scholen over 1899—1900. (Bijlage S.) Ten einde nader te overwegen, hoe de programma's, zoowel voor de akte D als P moeten word.il toegepast en voorts op welke wyze de verschillende schoolklassen . benoodigd voor het practiacli deel van hel examen. zouden gevormd worden, kwam de oommissie den 12den Augustus daaraanvolgende wederom bijeen. Intusscben was het bare gebleken , dat zij zich mocht verzekerd houden van den belangrijken steun indexen van Utrechts gemeentebestuur. Dank zij de krachtige medewerking van die zijde ondervonden, eveneens van den districts-sohoolopziener, van den directeur der Kijk— hoogere burgerschool, van den diree* tnur der Rrjksnormaallessen en van de hoofden van scholen kon de commissie beschikken over goed geoefende schoolklassen van beiderlei sekse en van verschillende leeftijd. Wanneer zij mag opmerken dat dit zeer in het voordeel moet geacht worden
Getal candidaten die zich hebben aangemeld.
'ietal candidaten die niet zijn opgekomen.
zijn.
Pioor de akte lager ondtncfjt.
2
37
35
Getal candidaten die zijn afgewezen.
Getal candidaten die zijn toegelaten.
Totaal.
24
37
I. Mannelijke candidaten.
— II.
B.
Overzicht examens lager en middelbaar onderwijs 1899.
Getal candidaten die zich tjjdens het examen terugtrokken.
Getal candidaten die ureexamineerd
A.
van dat onderdeel van het examen , waarbij de candidaten hunne bedrevenheid moeten toonen in hei leiden van gymnastische oefeningen, dan meent de oommissie, dat het hier de plaats is om met groote erkentelijkheid melding te maken van de belangrijke medewerking in dit opzicht ondervonden. Donderdag 17 Augustus kon zij hare taak aanvangen en niet eene enkele onderbreking op den 81sten Augustus, waarvoorde toestemming van Uwe Excellentie werd verkregen, zette zij die voort tot den loden September. Het navolgend staatje hoopt zij , moge een juiste blik geven op het resultaat van haren arbeid.
11
Vrouwelijke [candidaten."
1'onr de akte middelbaar onderwijs. I. Mannelijke candidaten. 19
j II.
3
7
I
Vrouwelijke candidaten.
14
14
I
5
5
14
De volgende tabel geeft een overzicht van de toegekende waardeeringscijfers bij de examens lager en middelbaar onderwijs:
Aantal malen dat is toegekend het cijfer: 4. L.
!
M.
L.
M
Anatomie
3
—
4
Fhysiologie
6
1
vrije en orde-oef. en spel. Theorie] ( toestellen
1
—
1
1
-
L. I M . I L.
' aan toestellen.
M.
3
1
• zonder toestellen . . Les geven ; 1 aan toestellen . . . I zonder toestellen. Eigen werk f
;
0
o
Begrip der leersto c Schermen Handgrepen met hetgeweer.( Alleen voor de mannelijke candidaten).
M.
L I M.
15
5
8
4
4
2
3
11
9
11
7
4
1
1
4
12
20
4
9
3
8
12
15
4
11
3
2 I 9
14
11
8
0
13
6
15
10
14
9
12
2
1
1
—
6
4
.
.
L.
L. ; M. j L. I M. I L.
i 9
1
7 !
18
19
18
13
10
14
-
7
3
. .
Bekendheid met de voorzorgen
10.
G.
o.
1 1
— 1
— 1
4
S
5 , 7 —
6 3
5 19 -
7 j
— . 5
—
M
L.
M.
|BÖJ.
21.|
87
Verslag vun den staat der hooge-, middelbare en lagere scholen over 1899—1900, (Bijlage 8.) ü e commissie wenseht evenwel volgende toe te voegen :
aan dit overzicht nog bet
I. Anatomie. Het onderzoek naar de anatomische kennisvan decandidaten voor de akte lager onderwijl leidde tot vrij bevredigende reiultaten, Aan betrekkelijk weinig candidaten behoefde een onvol-
de kennis van het .waarom". Bovendien bleken vele candidaten een juist begrip te hebben V:MI de waarde der voornaamste oefeningsgroepen en de plaats die de/.e in hel stelsel innemen. Hij de candidaten voor de akte middelbaar onderwijs gaf vooral dit ondetv.oek merkbaar minder gunstige resultaten en opmerkelijk
mag
het genoemd worden , dat zoovele candidaten zelfs
doend cijfer te worden toegekend. De kennis der skeletdeelen bleek bij /.eer velen voldoende te zyn en ook viel die «nar te nemen bu' de verbiuding dier doelen . voor zoover die uit een
niet het minste begrip toonden te hebben van het doel en de beteeken il der gymnastiek. Meermalen kwam hel voor dat men het antwoord schuldig bleef op vragen als de navolgende: welk doel beoogt men met het geven van gymnastiekonderwijs? waarom zou de gymnastiek uit een gezondheidsoogpunt aan
beschouwd te zijn. De kennis der groote spieren was behoudens
te bevelen zijn ?
anatomisch oogpunt werden beschouwd, maar ran meehaniscbe zijde bleken vele onderwerpen daaromtrent dik wjj Is onvoldoende enkele uitzonderingen voldoende te noemen en ook bevredigende
resultaten leverde dat deel van het onderzoek op , waarbij de candidaten moesten aangeven welke groote spiergroepen in functie treden bij bepaalde gymnastische oefeningen. Dit laatste ver-
meldt de commissie met bijzonder genoegen.
Minder gunstig waren de resultaten betreffende de kennis van anatomie bij de candidaten voor de akte middelbaar onderwijs, waardoor een beslist voldoend cijfer slechts een enkele keer kou
worden toegekend. De oorsaak hiervan moet niet in de allereerste
plaats gezocht worden in een gemis aan feitenkennis, in weerwil het sporadisch voorkwam dat het juist aanwijzen van tiroóte spieren en banden niet mogelijk w a s . maar meer in het onvermogen om het geleerde toe te passen op gymnastische grondoefeningen. B(j de analyse van een beweging ontbrak meestentijds een positief antwoord op de vraag: door welke krachten komt de beweging tot stand en welke verbindende organen verleenen hierbij h u l p ? Men toonde wel is waar dikwijls die organen bjj name te kennen . maar een beslist antwoord op de v r a a g , .of zij werkelijk van dienst zijn en op welke wijze", bleef meestentijds achterwege. H e t was tragisch soms van een strijd te liooren tussehen antagonistische spiergroepen bij het volvoeren van deze of gene beweging en waarbij de overwinning veelal ten deel viel aan de spiergroep die aan de bewegingszjjde lag. Dikwijls sprak men van exentrische spierwerking , zonder evenwel eenig begrip daarvan te hebben. De k l a c h t , welke de commissie in 1898 heeft g e u i t . n.1. dat de anatomie door de candidaten voor de akte middelbaar onderwijs is bestudeerd als één op zich zelf staand beschrijvend v a k . wordt thans zoo mogelijk met dubbele kracht herhaald. Het eenige verband tussehen de anatomie en de gymnastische bewegingen wordt niet gevoeld en daardoor miste de anatomische kennis hare groote waarde. II.
Physiologie.
Omtrent het onderzoek naar de kennis der physiologie kan verwezen worden naar het daaromtrent vermelde ui het verslag der commissie van 1898. Ook nu bepaalden de vragen zich tot de meeste eenvoudige begrippen , betreffende den invloed van lichaamsbewegingen op a d e m h a l i n g , bloedsomloop en dierlijke warmte. Steeds werd getracht na te gaan of de candidaten begrip hadden van den arbeid, die door het lichaam in verschillende toestanden wordt verricht en van den weer, langs «eiken de functionneerende organen in de behoefte aan arbeidsvermogen voorzien. Hoewel nu duidelijk bleek, dat de candidaten getracht hadden h u n n e studie in die richting te leiden, was het bereikte resultaat nog slechts van dien aard , dat aan verreweg de meerderheid der candidaten een eenigszins voldoend cijfer kon worden toegekend. Vooral voor de middelbare akte gaven vele candidaten blijk de studie van de phisiologie öf nagenoeg geheel te hebben verwaarloosd öf w e l , dat h u n n e algemeene ontwikkeling op ztdk een laag peil stond dat zelfs de eenvoudigste begrippen uit de physiologie niet verwerkt konden worden. III.
Theorie der
gymnastiek.
Het onderzoek naar de kennis van de theorie der gymnastiek gaf voor de akte lager onderwijs bevredigende resultaten. Een juist overzicht van de leerstof, eene goede rangschikking der 'verschillende oefeningsvormen en bekendheid met de geleidelijke opklimming der leerstof voor de verschillende leerjaren of'leerkringen , waren zaken, waaraan bet meerdeel der candidaten goede aaudacht had gewijd en even dikwijls paarde zich daaraan :
welke waarde /.oud t gij toekennen aan vrjje oefeningen, ordeoefeningen , toesteloefeningen en spelen ? hoe kan de toepassing der oefeningen aanleiding geven tot eene te groote geestelijke inspanning van den leerling? enz. Dat deze kennis verondersteld moet worden bij candidaten voor de akte middelbaar onderwijs. is zonder eenigen twijfel. Bovendien bleek, dar ook vele candidaten onbekend waren met de noodzakelijkheid om het onderwijs te geven naar een bepaald plan en welke eischen aan zulk een plan moeten ge«teld worden. Ook de i n r i c h t i n g en tijdduur van een gymnastiekles aan hoogere burgerscholen. zoowel voor meisjes als jongens , was een zaak van te weinig bekendheid bij de candidaten. IV.
Bet/iip der leerstof.
Bij dat deel der t h e o r i e . waarbij zoo juist kan worden n a g e gaan of de candidaat begrip heeft van de meerdere of mindere moeilijkheid eeuer uitgevoerde oefening door de leerlingen, met het oog op verkleining of vergrooting van het steunvlak , op merkbare of geringere verplaatsing van het zwaartepunt in het lichaam , op de gunstige of ongunstige evenwichtstoestand waarin het lichaam daarbij verkeert of gebracht kan worden e n z . , werden geen gunstige resultaten verkregen. I n verband daarmee viel het velen candidaten moeilijk zich rekenschap te geven van eene logische opvolging der oefeningen of oefeningsvormen . vooral waar dit betrof het onderwijs a a n de verschillende toestellen. Te dikwijls kwam het voor. dat bij het bespreken van voornatne oefeningen of oefeningsgroepen aan de toe-tellen als : oefeningen met draaien om de breedte a s ; zwaaioefeningen en de voorbereidingen d a a r t o e ; het afspringen aan het einde der zwaai enz. aan de ringen : stijgen en dalen aan de schuine l a d d e r : zwaaien in streksteun en aangevoegde oefeningen en meer andere, zelfs eenige bekendheid met de eenvoudigste mechanische wetten totaal ontbrak en beslist geen wijze kon worden aangegeven om te voorkomen dat eene of andere oefening zou mislukken of gevaar voor vallen kon voorkomen worden. V.
Les geven.
Hoewel het bijna niet voorkwam . dat de candidaten, zoowel voor de lagere als middelbare a k t e , volslagen onbekendheid toonden met de leerstof /.onder en aan toestellen . liet de toepassing van de oefeningen aan de toestellen en de voorzorgen daarbij te n e m e n , nog al te wenschen over. Enkele malen k w a m het voor, dat de caudidaat het toestel zoodanig stelde, dat daardoor groot gevaar had kunnen ont-taan voor de oefenende leerlingen. Eene doelmatige opstelling der leerlingen bij de toe.-telleu werd nog al vaak g"mi-r en blijkbaar was a a n deze voorname zaak te weinig de aandacht gewijd Eene opgewekte toon bij het onderwijzen der oefeningen zouder toestellen ontbrak nog al eens. VI.
Eigen werk.
W a t betreft het eigen werk der candidaten sluit de commissie zich ten volle aan hij de nieening van hare voorgangster*, nl. dat er gunstige veranderingen d a a r o m t r e n t zijn waar te nemen. Bij uitzondering moest een beslist onvoldoend cijfer worden toegekend.
\ÏW.
88
21.J
Verslag van den staat der hooge-, middelbare en lagere scholen over 1899—1900. (Bijlage S.) Schermen en handgrepen mei het geweer. Het schermen en de handgrepen met het geweer kan alleen aanleiding geven tot de bijzondere Opmerking, dat eenige caudidaten het .schennen niet den stok geheel of gedeeltelijk hadden verwaarloosd. Overigens was de bedrevenheid voldoende te noemen. Aan het slot wenscht de commissie gaarne op te merken, dat de uitslag van het examen lager onderwijs /.eer gunstig mag genoemd worden. Aan niet minder dan 70 pet. der candulaten kon de akte worden uitgereikt. Minder aangenaam is voor haar de uiededeeling ten opzichte van het examen middelbaar onderwijs , want het resultaat daaromtrent was, dat slechts aan ruim 33 pet. de verlangde akte kon worden toegekend. En wanneer zij daaraan mag toevoegen dat de grootste helft van het aantal gediplomeerden voor de akte middelbaar onderwijs, ééu- of meermalen door een der vorige commissiën werd afgewe/.en en zelfs van de 20 afgewezenen een achttal voor de 3de, ja zelfs 4de maal zich aan het examen kwam onderwerpen, dan voorzeker sluit 'zij zich gaarne aan bij den wensch van haar voorgangster in 1898, dat van Regeeringswege de noodige stappen mochten gedaan worden om te komen tot eene degelijke opleiding, die op doeltreffende wij/.e voorziet in de behoeften van de(n) aanstaande(n| gymnastiekleeraar(es). Naar aanleiding verder van Uwer Excellentie's beschikking op het verzoek der commissie in 1898, om in het belang van het examen P en niet minder in het belang van de candidaten voor genoemde akte, te willen bevorderen, dat de duur van het examen worde verlengd en verdeeld over twee dagen, veroorloofd zij zich met de meeste bescheidenheid het navolgende op te merken. Inderdaad mag de regeling, om bedoeld examen over twee dagen te verdeelen , geacht worden in het belang der candidaten die, blykens bijgaand rooster van werkzaamheden, een ruime rustpoos erlangden tusschen elk onderdeel van het onderzoek. En dat dit voordeel door de candidaten zeer werd gewaardeerd, is zonder eenigen twijfel. Üat dus het tweedaagsch examen bevorderlijk is geweest om te gemoet te komen aan het bezwaar, meermalen geuit, dat volgens waarneming, dikwijls candidaten gedurende het laatste uur van hun examen lichamelijk en
geestelijk zóó vermoeid bleken, dat dit noodwendig van invloed moest zijn op hot te behalen waardeerhigscyfer. zou op zich zelve kunnen pleiten vooreene bestendiging van dezen maatregel. Of evenwel het tweedaagsch examen met de bepaling da* voor twee dagen acht candidaten zullen worden opgeroepen, ook in alle opzichten bevorderlijk is geweest aan een meer degelijk onderzoek, in den geest zooals dit door haar voorgangster iu 1898 werd gewenscht, deze vraag durft de commissie niet bevestigend te beantwoorden. Wel is waar kon door grootere tijdruimte het theoretisch onderzoek gebracht worden tot op 00 minuten , maar meerdere tijd voor het tooneu van bedrevenbeid in het leiden der oefeningen met schoolklassen van de middelbare school inzonderheid k o n , hoe gewenscht ook , niet gevonden worden. Ook zou daarenboven eene geringe uitbreiding van den tijd voor het onderzoek in anatomie en physiologie in het voordeel moeten blijken van den candidaat. Met eene regeling waarbij , overeenkomstig het verzoek der commissie in 1898, niet acht maar zes candidaten voor twee dagen kunnen opgeroepen worden, zou, naar het oordeel der commissie, aan deze billijke wenschen, die geheel in het belang moeten geacht worden van het examen en van de candidaten voor de akte middelbaar onderwijs , kunnen te gemoet gekomen worden. Het is daarom dat zg zich de vrijheid veroorlooft, Uwe Excellentie met bescheidenheid te verzoeken het daarheen te willen leiden dat de regeling van een tweedaagsch examen bestendigd bljjve, evenwel met dien verstande, dat zes candidaten voor twee dagen worden opgeroepen. Ten slotte spreekt zij haren bijzonderen dank uit voor het vertrouwen in haar gesteld. _ Utrecht_ 14 October 1899. Amsterdam' Namens de commissie voornoemd, J. A.
VEIJUEID
, Ondervoorzitter.
J. H. LUITING , Secretaris.