RAW Casus Kloosterboer
Richtlijnantwoorden van het examen van de FFP d.d. 11 december 2009 Uitdrukkelijk zij vermeld dat het hier gaat om richtlijnantwoorden ten behoeve van de correctoren. Deze richtlijnantwoorden geven slechts een niet limitatieve opsomming van elementen zoals deze genoemd kunnen worden door de kandidaat. 1a
Bereken het consumptief besteedbaar inkomen over 2009 en het overschot of tekort op basis van het gegeven gewenst besteedbaar inkomen. U dient er hierbij van uit te gaan dat het vermogen per 1/1 en per 31/12 gelijk is aan het in de casus gegeven vermogen per heden en daarnaast kunt u voor het rendement op de aandelen en obligaties uitgaan van 4% contante opbrengst op jaarbasis. Voor de CV’s dient geen rekening te worden gehouden met direct rendement.
Bepalen netto besteedbaar inkomen in 2009 (in €): Man Fiscaal BOX 1: Salaris Pensioenpremie (87.535 * 14,20% *1/2) Autobijtelling (25%) Wg. Bijdrage ZVW (6,9% over € 32.369) Eigen woning forfait (0,55% van € 680.000) Hypotheekrente (6% van € 576.000) Premie A.O.V.
Besteedbaar
100.000 -/- 6.214
100.000 -/- 6.214
11.250 2.233
Vrouw Fiscaal
Besteedbaar
40.000
40.000
2.233
3.740 -/- 34.560
-/-
34.560
-/- 1.105
-/-
1.300
(85% premie woonlastenvz.)
MS Multiship 2 CV Subtotaal
PM 75.344
Heffing box 1 Subtotaal BOX 2: BOX 3: Opbrengst beleggingen (4% over 135.000; excl. cv’s) Huurinkomsten Kosten i.v.m. verhuur (O.Z.B.) Financieringskosten (5% van € 270.000 gemidd.) Kosten consumptief krediet (9% van € 40.000) Financieringskosten (6% van € 124.000) Voordeel uit sparen en beleggen (4%) Heffing box 3 (30%) Subtotaal (transport)
PM 57.926
42.233
40.000
-/- 32.180
-/- 16.217
25.746
23.783
5.400
-/-
12.000 1.000
-/- 13.500 -/-
3.600
-/- 7.440 3.019 -/-
905 16.701
23.783
Pagina 1 van 16 SC FFP © 2010
Subtotaal (transport) Alg. heffingskorting Arbeidskorting Heffingskorting groen beleggen (1,3%) Netto besteedbaar Consumptieve Bestedingen Aflossing Spaarrekening eigen woning Tekort/overschot Saldo
16.701 2.007 1.480 130
23.783 2.007 1.504
20.318
27.294
-/- 40.000 -/- 12.000 -/- 1.800
-/-
-/- 33.482 -/- 7.988
1.800 25.494
Berekening vermogensrendementsheffing box 3 voor 2009 (in €): Bezittingen Verhuurde woning Effectenportefeuille
Schulden 400.000 Financiering verhuurd OZ 150.000 Consumptief krediet Deel box 3 lening Drempel Tekort
Totaal bezittingen
550.000 Totaal schulden
Gemiddeld vermogen: Af: vrijstelling heffingsvrij vermogen (20.661 x 2 =) Af: vrijstelling maatschappelijke beleggingen (groen) Grondslag: Heffing = grondslag x 4% x 30%
265.000 40.000 124.000 -/- 5.800 pm 423.200
126.800 41.322 -/10.000 -/-----------75.478
Pagina 2 van 16 SC FFP © 2010
1b.
Maak een opstelling van het vermogen van Daan en Hanneke per 01-01-2010. Geef daarbij aan in welke fiscale box een vermogensbestanddeel wordt gekwalificeerd voor de inkomstenbelasting. U dient rekening te houden met een eventueel inkomensoverschot of tekort (uit vraag 1a).
Vermogen per 31-12-2009:
W.E.V. in €
Eigen woning (nieuw) box 1 Hyp. Geldlening eigen woning box 1 Hyp. Geldlening eigen woning box 3 Verhuurde woning box 3 Hyp. Geldlening verhuurde onroerende zaak box 3 Beleggingsportefeuille (Hanneke) box 3 MS Multiship 2 CV box 1 Boot (Daan) onbelast Consumptieve schuld (Daan) box 3 Pensioenkapitaal (Daan) box 1 (omkeerregel) Saldo beide bankspaarrekeningen box 1 (vrijstelling)1 Tekort CBI
-/-/-/-
-/-
-/-
Totaal vermogen 1)
700.000 576.000 124.000 400.000 265.000 150.000 50.000 80.000 40.000 pm 3.600 PM
378.600
Ingangsdatum 1-1-2009; € 300 per maand achteraf; saldo ultimo december = € 3.600.
Pagina 3 van 16 SC FFP © 2010
1c. Geef uw analyse en advies aan de hand van inkomen en vermogen.
Algemeen • • • • •
Er is sprake van een tekort. Vraag is hoe dit gefinancierd wordt en of jaren ervoor ook al sprake was van een tekort in het besteedbaar inkomen. Door het tekort dienen beleggingen liquide te worden gemaakt. Vooral de aflossing op de lening van de vorige woning drukt zwaar op de liquiditeit, naast de rente op de nieuwe financiering. Vraag is of Hanneke en Daan niet boven hun stand zijn gaan wonen met de aankoop van het nieuwe huis. Wellicht dat Hanneke minder gaat werken na komst van de baby, waardoor het nog verstandiger wordt om de financiële positie nog eens te bekijken. Gezien de leeftijd van Hanneke is het de vraag indien Hanneke tijdelijk stopt met werken of zij later dan nog wel gaat werken, mede gezien de moeilijkheid van ouderen om weer een baan te krijgen.
1.1 Fiscaal • •
•
•
•
• • •
• •
Daan en Hanneke zijn gehuwd. Zolang zij een gezamenlijke huishouding voeren zijn zij altijd fiscaal partner van elkaar. Fiscaal partnerschap betekent dat de gezamenlijke inkomensbestanddelen naar keuze bij hem of bij haar kunnen worden aangegeven, waardoor voor zover dat box 1 heffing betreft, progressievoordeel behaald zou kunnen worden. In casu gaat het slechts om het saldo van het bijgetelde eigenwoningforfait minus de betaalde rente en kosten van geldlening t.b.v. de eigen woning. De rente en kosten van de eigen woningfinanciering kunnen (vanaf 1-1-2001) 30 jaar lang worden verrekend met het inkomen in box 1. In de casus is gegeven dat een hypothecaire geldlening is afgesloten in 2002. Indien ze voordien geen eigen woning schuld hadden, begint de termijn van 30 jaar in 2002 en eindigt dan -als de lening wordt voortgezet- in 2031. De oorspronkelijke hoofdsom van de woningfinanciering bedroeg in 2002 € 300.000. Dit betekent dat over dit bedrag na 2031 geen rente meer kan worden verrekend met het inkomen in box 1. Voor de nieuwe hoofdsom van € 700.000 is de 30-jaarsperiode ingegaan in januari 2009. De renteverrekening voor het meerdere boven de € 300.000 (ofwel € 400.000) eindigt per ultimo 2038. Voor het saldo van de spaarrekening eigen woning geldt onder voorwaarden een vrijstelling van thans maximaal € 147.500, of het saldo van de eigen woningschuld indien dat lager is. Deze vrijstelling geldt naar keuze voor een bankspaarvorm, een beleggingsrecht- of een kapitaalverzekering eigen woning. De vrijstelling wordt jaarlijks geïndexeerd, waarmee hier blijkbaar rekening is gehouden. Bij de bancaire vormen van gefaciliteerde spaarrekening moet ook tijdens de looptijd een eigenwoning schuld bestaan. Bij een bancaire vorm kan geen begunstigde worden aangewezen. Het saldo van de bancaire versie volgt de regels van het erfrecht c.q. testament. Voor de fiscale verrekenbaarheid van de rente en kosten is het niet relevant of de eigenwoning schuld is verzekerd door hypotheek. Het is voldoende als aangetoond kan worden dat de lening is aangegaan ter verwerving, verbetering of instandhouding van de eigen woning. Advies is om het (negatieve) saldo van de inkomsten uit eigen woning zoveel mogelijk toe te rekenen aan de partner met het hoogste inkomen in box 1 (i.c. Daan). Voor de inmiddels verhuurde woning geldt voor de inkomstenbelasting dat zodra deze niet meer ter beschikking staat, er sprake is van een fictieve vervreemding. De woning ‘verhuist’ dan van box 1 (eigen woning) naar box 3 (rendabele bezitting).
Pagina 4 van 16 SC FFP © 2010
• •
•
• •
• •
• • •
• •
•
•
Vanwege de heffingssystematiek (twee peildata) wordt het effect van de woning in box 3 voor het eerst merkbaar op 31-12-2009. In de casus is echter gegeven dat begin en eindvermogen fiscaal hetzelfde zijn. Bij de ‘verhuizing’ van de woning van box 1 naar box 3 ontstaat in beginsel een eigen woning reserve (‘e.w.r.’). De omvang van de e.w.r. is het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer (WEV) en de hypothecaire schuld. In de casus komt deze overwaarde uit op een bedrag van € 124.000 (€ 400.000 -/- € 276.000). Door een speciale tijdelijke verruimingsmaatregel in het kader van de huidige economische crisis geldt dat indien de verhuur stopt en de periode dat de woning te koop mag staan nog niet is verstreken, de woning en de bijbehorende schuld ‘terugkeren’ in het regime van box 1. Deze periode loopt vanaf het moment dat de woning leeg staat gedurende het lopende kalenderjaar en de daaropvolgende twee kalenderjaren. De verruimingsmaatregel geldt voor het fiscale jaar 2010 en 2011. Voor de vaststelling van de grondslag van de vermogensrendementsheffing in box 3 moet de verhuurde woning worden gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer. (Volgens de casus wordt dit geschat op € 400.000). Bestanddelen van de rendementsgrondslag van box 3 kunnen naar keuze worden toegerekend aan één van beide fiscale partners. Dit biedt in principe geen echt belastingvoordeel, aangezien in box 3 sprake is van een forfaitaire heffing naar een vast tarief van 30%. De bijtelling van het privé gebruik auto van de zaak (autokosten fictie) verloopt voor Daan volledig via de loonheffing door de werkgever. De inkomstenbelasting sluit aan op het fiscale loon. Er is een arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidsverzekering afgesloten die recht geeft op een periodieke uitkering bij arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. Het premiedeel voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering is fiscaal verrekenbaar in box 1. De uitkering is belast. Het deel voor de werkloosheidsverzekering is niet verrekenbaar. De uitkering daaruit is ook niet belast. De waarde van dit deel van de verzekering valt in beginsel onder het regime van box 3, maar is waarschijnlijk feitelijk nihil. In de beleggingsportefeuille is blijkbaar gezocht naar fiscale optimalisatie. Er wordt belegd in commanditaire vennootschappen (CV’s) en in zogenaamde groenbeleggingen, waarbij de laatste geheel valt onder de fiscale vrijstelling in box 3 van maximaal € 55.145 per persoon. Voor de CV’s geldt een fiscale transparantie mits deze ‘besloten’ zijn (commandites kunnen NIET vrij toe- of uittreden). Fiscale transparantie betekent dat de commandites pro rata parte in de belastingheffing worden betrokken en niet de CV zelf. Voor Hanneke geldt terzake een heffing in de sfeer van de inkomstenbelasting. De vastgoed CV zal in principe kwalificeren als belegging. De commanditaire vennoten zullen zich niet actief met de exploitatie bemoeien. De vastgoed CV valt daardoor fiscaal onder het regime van box 3. De scheep-CV zal waarschijnlijk als onderneming kwalificeren. In deze CV is Hanneke dan zogenaamd medegerechtigde in box 1 van de inkomstenbelasting. Voor haar gelden als medegerechtigde overigens NIET de ondernemersfaciliteiten (zoals de ondernemersaftrek e.d.). Uit de casus blijkt niet of de scheeps-CV onder het ‘oude’ fiscale regime valt of onder de huidige ‘tonnageregeling’. In het ‘oude’ regime werd gebruik gemaakt van voordelige fiscale faciliteiten waardoor de investeerder vaak al in een beperkte periode de inleg fiscaal had terugverdiend. De tonnageregeling is een forfaitair winstregime dat minder aantrekkelijk is. Overigens is voor 2009 sprake van een tijdelijke fiscale stimuleringsregeling, die het mogelijk maakt om investeringen in 2009 versneld af te schrijven. Hierdoor kan bij een hoog belastingtarief van 52% binnen twee jaar meer belastinggeld terug worden ontvangen dat nominaal is ingelegd.
Pagina 5 van 16 SC FFP © 2010
1.2 Recht (inclusief huwelijksvermogens- en erfrecht) •
• • • • • •
De woning in Rotterdam wordt volgens de casus ‘voorlopig verhuurd’. Voorlopige verhuur bestaat juridisch in Nederland niet. De woning kan eventueel voor een vaste termijn worden verhuurd. Is dit niet het geval, of wordt aan de vaste termijn niet de hand gehouden, dan heeft de huurder recht op huurbescherming krachtens boek 7 BW. Hanneke en Daan zijn gehuwd met ‘koude uitsluiting’ hetgeen wil zeggen dat ze ieder hun eigen vermogen hebben. Voor de woningen en de woningschulden geldt dat ieder o.b.v. gezamenlijk eigendom gerechtigd is tot de onverdeelde helft. Volgens de casus is er geen sprake van enig verrekenbeding. Dat betekent dat bij einde van het huwelijk ieder slechts recht heeft op de eigen vermogensbestanddelen. Verrekenen is ook geen wettelijke plicht. Hanneke en Daan hebben geen testament. Dat betekent dat ze bij overlijden van elkaar zullen erven. Daarnaast hebben ze nog een erfgenaam in de maak omdat Hanneke in verwachting is. Bij geboorte is dit door het huwelijk automatisch hun gezamenlijke kind. Hanneke heeft een deel van de effectenportefeuille verkregen onder het bezwaar van een tweetrapsmaking. Dat betekent dat na haar overlijden de waarde hetgeen daarvan resteert moet worden betaald aan de verwachter, haar broer Gert. Advies is dat Daan en Hanneke een testament opmaken als zij willen afwijken van het wettelijk erfrecht. Bij dat testament kan onder meer aandacht geschonken worden aan: 1. Uitsluitingsclausule (flexibel?) 2. 30 dagenclausule 3. Voogdij 4. Bewind 5. Uitsluiting wilsrecht 6. Positie van Egbert 7. Verlenging van de termijn van ongedaanmaking van 3 maanden naar 8 maanden.
Pagina 6 van 16 SC FFP © 2010
1.3 Toekomstvoorzieningen (sociale zekerheid, levensverzekeringen en pensioenen) • • • • •
• •
•
• • •
• •
Hanneke bouwt geen pensioen op. Een werkgever is ook niet verplicht om pensioen toe te zeggen. Pensioen kan overigens ook zelf op verschillende wijzen worden opgebouwd. Te denken valt aan een beleggingspand of een eigen spaarrekening / beleggingsrekening. Omdat bij Hanneke geen sprake is van pensioenopbouw bedraagt haar pensioenaangroeifactor “A” voor de lijfrente-aftrekberekening nihil, en heeft zij dus een aftrek ruimte van 17% (€ 40.000 - € 11.345). Daan bouwt pensioen op in een beschikbare premieregeling. In het Uitvoeringsbesluit Wet IB 2001 zijn regels opgenomen voor de wijze van vaststelling van de factor A een beschikbare premieregeling. Omdat Hanneke geen pensioen opbouwt, heeft ze als oudedagsvoorziening in beginsel alleen recht op AOW. Daan en Hanneke zijn geboren na 1-1-1950 waardoor beiden geen recht meer hebben op toeslag AOW voor een jonge partner. De AOW wordt opgebouwd d.m.v. een ‘omslagstelsel’ hetgeen betekent dat de AOW wordt betaald door de ‘werkzame generatie’. Er kan dus geen zekerheid worden geboden of de AOW nog bestaat als Daan en Hanneke 65 zijn geworden. De AOW ingangsleeftijd staat ook ter discussie (“vergrijzingsproblematiek”). Daan bouwt wel pensioen op. Indien een werkgever pensioen toezegt, krijgt deze ook te maken met de regels van de Pensioenwet (PW). Daan’s pensioendatum is 65 jaar. Het is niet meer toegestaan pensioen op te bouwen om voor 65 jaar met pensioen te gaan. Wel kan Daan eerder met pensioen gaan als hij dat wil. Voorwaarde is dat hij dan ook daadwerkelijk stopt met werken. Het pensioen zal dan actuarieel worden herrekend. Bij een beschikbare premieregeling komt dat er op neer dat van het op dat moment aanwezige kapitaal/participaties een levenslange uitkering wordt aangekocht. Het pensioen van Daan is een (beschikbare) premieregeling. Dat betekent dat Daan jaarlijks een bedrag van zijn werkgever krijgt dat wordt gestort in een pensioenverzekering. De waarde van de pensioenverzekering op de einddatum bepaalt uiteindelijk de feitelijke hoogte van zijn pensioen. Er is dus wel een pensioentoezegging maar geen pensioengarantie. Beleggingsresultaten vormen daardoor een belangrijk bestanddeel van de kapitaalopbouw. Omdat Daan en Hanneke getrouwd zijn zal Hanneke automatisch gerechtigd zijn tot het nabestaandenpensioen in de pensioenregeling. Op pensioendatum wordt van het aanwezige kapitaal een ouderdomspensioen (OP) en een nabestaandenpensioen ter grootte van 70% van het OP aan gekocht. Als Daan dus overlijdt na pensioendatum daalt de uitkering voor Hanneke naar 70%. Daan heeft een eerdere relatie gehad. Het is onbekend of zijn ex-partner aangemerkt werd als partner in de zin van de pensioenovereenkomst en dus in aanmerking komt voor het bijzonder nabestaandenpensioen (NP). Als dat zo is dan is het bijzonder NP afgesplitst voor zijn ex. Daartoe zullen voor de ex beleggingsparticipaties van de pensioenpolis opzij zijn gezet. Het bijzonder NP is namelijk een wettelijk recht, dat uit de PW (voorheen PSW) voortvloeit en niets met verevening te maken heeft. Verevening ziet alleen op het OP en niet op het NP. Zowel bij analyse van het langlevenrisico als bij een overlijdensscenario is sprake van een pensioentekort in de zin dat niet kan worden voldaan aan het gewenst besteedbaar inkomen. Advies is om voorzieningen te treffen om het pensioentekort op te vangen. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door een (dalende) overlijdensrisicoverzekering op het leven van Daan af te sluiten en een lijfrentevoorziening voor Hanneke. Hiervoor is echter momenteel geen ruimte in het CBI.
Pagina 7 van 16 SC FFP © 2010
• • •
• •
• •
Hanneke en Daan kunnen gebruik maken van de lijfrenteaftrek volgens de formule van de jaarruimte , 17% (P - € 11.345) - F - 7,5A. Eventueel is het mogelijk om de reserveringsruimte te benutten. Hiervoor is echter momenteel geen ruimte in het CBI. Zowel Daan als Hanneke kan gebruikmaken van de levensloopregeling. Er kan maximaal 12% van het salaris worden gespaard tot een maximum van 210% van het bruto jaarsalaris van het voorafgaande jaar. Hiervoor is echter momenteel geen ruimte in het CBI. Bij ziekte is het minimum geregeld door de werkgever. De werkgever kan meer toekennen dan dit minimum. De bepalingen voor loondoorbetaling bij ziekte zijn opgenomen in het Burgerlijk Wetboek: ⋅ Duur van de loondoorbetaling is minimaal 104 weken; daarna kan de WIA ingaan, tenzij de werkgever onvoldoende inspanningen heeft verricht voor re-integratie. ⋅ De werkgever mag maximaal 2 wachtdagen opnemen. Dat hoeft niet. ⋅ De werknemer heeft ten minste recht op loondoorbetaling van 70% van het dagloon (thans € 185,46). De werkgever moet een verzuimbeleid voeren. Inschakeling van een gecertificeerde bedrijfsarts of arbodienst is daarbij verplicht. De regels staan in de Arbowet, de Wet verbetering poortwachter en de Regeling procesgang 1e en 2e ziektejaar. Het werkloosheidsrisico is afgedekt voor 24 maanden. Dat is de periode waarin Daan en Hanneke naar alle waarschijnlijkheid ook een WW uitkering zullen ontvangen. Bij langduriger werkloosheid volgt toch een terugval naar bijstandsniveau. Alsdan zal allereerst worden gekeken naar het gezinsinkomen en uiteindelijk zou het vermogen moeten worden aangesproken. In de pensioenbrief staat dat de premie van de werknemer 50% van de pensioengrondslag is. Beoogd zal zijn de pensioenpremie aangezien anders de werkgever geen bijdrage hoeft te leveren. Vraag is wel hoe een en ander juridisch zit met de verschuldigdheid. Het ANW hiaat is niet gedekt, of te wel de kans bestaat dat bij overlijden er een inkomenstekort ontstaat.
1.4 Sparen en beleggen • • • • • •
•
De verhuur van de ‘oude’ woning is niet rendabel door de aflossing en de rente op de lening. De lasten zijn substantieel hoger dan de opbrengsten. De rente is niet meer aftrekbaar en is daardoor in deze casus alleen al meer dan de te ontvangen huur. Hanneke is kennelijk een actieve belegger. In de portefeuille zijn zeer recente uitgiften opgenomen (2009). Hanneke is blijkbaar op zoek naar een goed rendement. Ze kiest in de beleggingen voor relatief hoogrenderende of fiscaal vriendelijke producten. De preferente aandelen geven een ‘vast’ rendement van 5%, maar ze dragen wel degelijk het aandelenrisico. Het is een vorm van eigen vermogen en is dus niet vergelijkbaar met een obligatie. Het beleggingsrisico is ogenschijnlijk gematigd. Het renterisico is redelijk gespreid. De perpetuele ING heeft het hoogste renterisico vanwege de (in principe) oneindige looptijd. De CV’s zijn moeilijk te beoordelen omdat we de onderliggende waarde(n) niet kennen. Advies is om bij de (her)belegging van de effectenportefeuille rekening te houden met de erfrechtelijke kwestie van de tweetrapsmaking. Uit de casus blijkt niet dat hiermee rekening wordt gehouden. Gevaar is dan dat Daan denkt dat dit vermogen na overlijden van Hanneke wellicht aan hem kan toekomen. Advies is om de beleggingen regelmatig door te nemen en te actualiseren samen met een DSI gecertificeerd beleggingsadviseur, waarbij regelmatig gekeken moet worden naar de hoogte van de desbetreffende portefeuille. Bij te kleine portefeuilles zal meer geneigd worden, vanuit de advieskant, naar investeringen in beleggingsfondsen.
Pagina 8 van 16 SC FFP © 2010
1.5 Zwangerschap • • • • •
Naar verwachting zal op 1 januari een baby worden geboren uit de relatie van Daan en Hanneke. Het is aannemelijk dat daar in het CBI rekening mee gehouden moet worden (meer kosten, minder werken). Het kind kan civielrechtelijk beschikken over eigen vermogen. De vruchten komen toe aan de ouders. De verschuldigde (inkomsten)belasting komt voor rekening van de ouders. Door geboorte van het kind ontstaat recht op kinderbijslag krachtens de AKW. Vanaf de geboorte van het kind wordt het heffingsvrij vermogen in box 3 van Daan (oudste partner) verhoogd met € 2.762. Advies is om vanaf de geboorte te ‘sparen voor later’, bijvoorbeeld voor studie. Dat kan dan met periodiek relatief gematigde bedragen. Een spaardoel kan worden verzekerd d.m.v. een overlijdensrisicoverzekering op leven van de ouders. Dit vereist wel een budgettaire aanpassing.
Pagina 9 van 16 SC FFP © 2010
2. Geef een analyse en een advies met betrekking tot de financiële gevolgen als Daan op 01-01-2010 door een ongeval plotseling volledig arbeidsongeschikt zou worden. Ga daarbij uit van de fiscale situatie van 2009.
2.1 Fiscaal en Recht •
• •
Daan kan vanwege zijn arbeidsongeschikt gebruikmaken van de fiscale regeling ‘specifieke zorgkosten’ onderdeel van de persoonsgebonden aftrek. Deze aftrek wordt in aanmerking genomen voor zover een bepaalde inkomensafhankelijke drempel wordt overschreden. Daarbij wordt het inkomen van beide partners samengeteld. Zodra Daan geen inkomen uit arbeid meer ontvangt (i.e. na 2 jaar) dan heeft hij geen recht meer op arbeidskorting. De vraag is of Daan zijn eigen belangen nog kan behartigen. Indien dat niet het geval is zal meerderjarigenbewind wellicht noodzakelijk zijn om de benodigde rechtshandelingen namens hem te verrichten.
2.2 Toekomstvoorzieningen (sociale zekerheid, levensverzekeringen en pensioenen) • • •
• •
•
• • •
1
Daan wordt arbeidsongeschikt door een ongeval. Voor zijn inkomen maakt dat in beginsel niets uit. De financiële regeling bij ziekte en arbeidsongeschiktheid is niet afhankelijk van de oorzaak ervan. I.c. heeft de werkgever het minimum geregeld (zie 1.4). Daan valt terug naar een inkomen van € 33.884 (70% van 261 x € 185,46). Na 104 dagen loondoorbetaling door de werkgever heeft Daan in beginsel recht op een uitkering krachtens de WIA (wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen). Omdat hij volledig (aangenomen dat dit ook duurzaam is) arbeidsongeschikt is geworden, valt hij direct onder de Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA)1. De hoogte van de IVA uitkering bedraagt 75% van het laatstgenoten loon, met een maximum van 75% van het dagloon. I.c. betekent dat (75% van 261 x € 185,46 ofwel) € 36.304. De opbouw van pensioen vanaf de datum van arbeidongeschiktheid is afhankelijk van de pensioenregeling. I.c. is premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid meeverzekerd (i.c. volledig bij >65% arbeidsongeschiktheid). Dat wil zeggen dat pensioenopbouw wordt voorgezet tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid (AO). Fiscaal gezien mag de periode van AO ook worden aangemerkt als diensttijd. Tevens komt de woonlastenverzekering tot uitkering. Omdat Daan arbeidsongeschikt is geworden door een ongeval keert de verzekering 24 maanden lang het dubbele maandbedrag uit van € 2.500, oftewel € 30.000 op jaarbasis. De uitkering is bij Daan belast in box 1. De uitkering uit de woonlastenverzekering gaat in zodra Daan door de arbodienst of de UWV arbeidsongeschikt is bevonden. De eerste uitkering uit de woonlastenverzekering vindt pas plaats nadat is gebleken dat Daan ten minste 52 weken arbeidsongeschikt is geweest (met terugwerkende kracht, zie hiervoor). Dit betekent een extra liquiditeitsprobleem. Omdat Daan volledig arbeidsongeschikt is (>65%) bedraagt de uitkering 100% van het verzekerd bedrag.
Indien reeds eerder bekend is dat Daan volledig arbeidsongeschikt zal blijven geldt eventueel een verkorte wachttijd voor de IVA; i.c. heeft dat geen effect, omdat doorbetaald loon daarop in mindering komt.
Pagina 10 van 16 SC FFP © 2010
2.3 Sparen, beleggen en financieren (incl. CBI) • • •
Door de arbeidsongeschiktheid van Daan daalt het inkomen drastisch. De woonlast wordt op termijn onbetaalbaar. De beleggingen zullen waarschijnlijk aangesproken moeten worden om de financiële nood te lenigen. Bij de CV’s is het probleem dat deze participaties niet eenvoudig te gelde gemaakt kunnen worden. In de huidige onzekere tijd is het de vraag hoe de bank gaat reageren op de ontstane situatie. Gelet op een mogelijk verplicht verkooprisico is de kans vrij groot dat (ook) een verkoop van de eigen woning zal moeten worden overwogen.
Pagina 11 van 16 SC FFP © 2010
3. Geef een analyse en een advies met betrekking tot de financiële gevolgen als Daan op 30-12-2009 zou overlijden. Ga er bij de beantwoording van vraag 3 vanuit dat Daan niet arbeidsongeschikt is geworden.
3.1 Fiscaal Nalatenschap per 31-12-2009:
W.E.V. in €
50% Eigen woning (Dordrecht) 50% Hyp. Geldlening woning Dordrecht 50% Verhuurde woning 50% Hyp. Geldlening verhuurde onroerende zaak box 3
Boot (Daan) Consumptieve schuld (Daan) Saldo bankspaarrekening (rente pm) Tekort CBI Begrafenis/crematiekosten Saldo nalatenschap • • • • • • • • • • •
-/-
350.000 350.000
-/-
200.000 132.500
-/-
80.000 40.000 1800
pm pm € 109.300
Indien het kind levend ter wereld komt, zijn er 3 erfgenamen. Ieder erft dan voor de berekening van het successierecht uitgaande van de wettelijke verdeling zonder andere oprentingsafspraken € 36.433. Hanneke krijgt -doordat haar kind wordt geboren- recht op de alleenstaande ouderkorting en op de aanvullende alleenstaande ouderkorting. Hanneke krijgt recht op het kindgebonden budget. Het kindgebonden budget is afhankelijk van haar inkomen. Boven een inkomen van € 45.110 bedraagt het kindgebonden budget nihil. Hanneke krijgt recht op de kinderopvangtoeslag indien ze gebruik gaat maken van kinderopvang. Het is aannemelijk dat zij daarvan gebruik zal maken in verband met haar arbeid. Voor het successierecht heeft Hanneke recht op de gehuwden vrijstelling van maximaal € 532.570. Op deze vrijstelling wordt haar gekapitaliseerde pensioenrecht in mindering gebracht. De vrijstelling bedraagt echter minimaal € 152.166. Indien er geen rente wordt overeengekomen over de erfdelen van de kinderen is er sprake van fictief vruchtgebruik. Het fictief vruchtgebruik bedraagt is gelet op de leeftijd van Hanneke 78% van de hoofsom van de vordering van de kinderen. Het successierecht over de hoofdsom van de kinderen wordt berekend over 22% van de hoofdsom van hun vordering. Dit betekent dat voor hen het successierecht nihil bedraagt gelet op het feit dat een successierechtelijk verkrijging van € 8015, voor de kinderen binnen de vrijstelling valt. Hanneke erft zelf € 36.433 en wordt voor het successierecht belast met het fictief vruchtgebruik van de vordering (per saldo 2x € 36.433 x 78% ) = € 56.835. Ook haar totale verkrijging van € 93.268 valt in zijn geheel binnen de (hoge) vrijstelling.
Pagina 12 van 16 SC FFP © 2010
• •
De kinderen hebben een leeftijdsafhankelijke vrijstelling voor het successierecht. Gelet op de omvang van de nalatenschap worden deze niet volledig benut. De wettelijke verdeling is gedefiscaliseerd voor de inkomstenbelasting, dat wil zeggen dat de waarde van de bezittingen volledig bij Hanneke tellen en niet bij de kinderen.
3.2 Recht (incl. huwelijksvermogensrecht en erfrecht) • • • •
•
•
Er is geen verrekenbeding opgenomen in de huwelijkse voorwaarden hetgeen betekent dat er geen verrekening op basis van het huwelijksvermogensrecht hoeven plaats te vinden. Daan’s erfgenamen zijn Hanneke en Egbert. Het ongeboren kind erft alleen als het levend ter wereld komt. De erfenis van Egbert wordt omgezet in een schuld van Hanneke aan Egbert. Hanneke krijgt de volledige eigendom van Egbert’s erfenis. Bij overlijden is zowel voor Daan als Hanneke het wettelijk stelsel van toepassing, de ‘wettelijke verdeling’ hetgeen inhoudt dat de langstlevende alles erft en de kinderen een vordering krijgen op de langstlevende partner. Dat geldt ook voor Egbert. Egbert kan gebruikmaken van zijn wilsrechten als Hanneke zou gaan hertrouwen of samenwonen. Hij kan dan een bloot eigendomsrecht vestigen op de goederen uit de nalatenschap van zijn vader. Hanneke krijgt dan het vruchtgebruik. Egbert kan echter geen vermogensbestanddelen feitelijk opeisen. Als Hanneke het vermogen zou verteren, dan kan Egbert daartegen in principe niets beginnen. Gelet op de huwelijkse voorwaarden zijn er geen verrekenbedingen af te wikkelen.
3.3 Toekomstvoorzieningen (sociale zekerheid, levensverzekeringen en pensioenen) •
•
•
Als gevolg van het overlijden van Daan gaat het nabestaandenpensioen in. Van de tegenwaarde van de op dat moment aanwezige beleggingsparticipaties in de pensioenverzekeringspolis wordt een pensioenuitkering aangekocht. De uitkering is dus afhankelijk van de koersontwikkeling van de beleggingen tot de overlijdensdatum (pensioendatum), de rentestand en de dan geldende tarieven van de verzekeraar. Hanneke is geboren in 1966, dat is na 1950, maar omdat er een minderjarig kind is of aankomt heeft zij recht op een ANW-uitkering verhoogd met een halfwezenuitkering. Hanneke’s ANW-uitkering wordt echter gekort met haar inkomen uit arbeid. De
hoogte van de nabestaandenuitkering Anw wordt als volg berekend: o de eerste € 699,30 van uw inkomen telt niet mee. o het inkomen boven € 699,30 wordt voor twee derde van de nabestaandenuitkering af getrokken. o Wordt er meer verdient dan € 2.321,18 per maand, dan is er geen recht op de nabestaandenuitkering Anw o Er is dus alleen recht op een halfwezenuitkering.
Pagina 13 van 16 SC FFP © 2010
3.4 Sparen, beleggen en financieren (incl. CBI) •
• •
Aangezien de poliswaarde van de pensioenverzekering van Daan niet is gegeven, kan het nabestaandenpensioen niet worden berekend. Wel kan worden gesteld dat het inkomen uit arbeid, vermeerderd met de halfwezenuitkering en aangevuld met het nabestaandenpensioen, volstrekt onvoldoende zal zijn om aan het gewenst besteedbaar inkomen te voldoen. Er ontstaat een substantieel probleem, vooral vanwege de last van de beide huizen. Het gewenst besteedbaar inkomen van Hanneke zal lager zijn dan in de oude situatie, het zal echter ook zo zijn dat Hanneke wellicht minder zal moeten gaan werken om hun baby te gaan verzorgen. Evenals bij arbeidsongeschiktheid zal de gehele financiële positie dienen te worden herzien als gevolg van het overlijden van Daan. Daarbij dient te worden gekeken naar de beleggingsportefeuille, de woningen en uiteraard naar de persoonlijke wensen van Hanneke.
Pagina 14 van 16 SC FFP © 2010
4. Geef een analyse voor de inkomstenbelasting en successierecht in de navolgende onderscheiden situaties: a. Daan de BV-aandelen aanhoudt en de BV de onderneming blijft voortzetten; b. Daan de BV-aandelen na een jaar na overlijden van vader verkoopt aan een derde; c. Daan de BV-aandelen aanhoudt maar de BV een jaar na overlijden van vader de onderneming (activa-passiva) verkoopt aan een derde. 4.a
• • • • • •
•
• • • • • • •
Daan is successierecht verschuldigd over de waarde van de aandelen minus de te betalen inkomstenbelasting. Als hij kiest voor doorschuiving van de inkomstenbelastingclaim dan kan hij forfaitair 6,25% van de meerwaarde in mindering brengen op de nalatenschap. Onder meerwaarde voor de inkomstenbelasting wordt verstaan de huidige waarde minus de verkrijgingswaarde, per saldo i.c. € 2 mio. Niet doorschuiven betekent een inkomstenbelastingafdracht van € 500.000. Dit bedrag is niet aanwezig waardoor deze optie bij voortzetting van de BV niet zal worden gekozen. Voor het successierecht geldt bij doorschuiven van de aanmekelijk belangclaim als af te rekenen waarde € 3.000.000 -/- € 125.000 (€ 2 mio x 6,25%) = € 2.875.000. Voor de verkrijging van aandelen in een vennootschap die (zoals i.c.) een onderneming uitoefent, geldt onder voorwaarden voorts een vrijstelling. De vrijstelling geldt over het verschil tussen de liquidatiewaarde en de voortzettingswaarde en over 75% van de waarde van het ondernemingsvermogen berekend op basis van de voortzettingswaarde successierecht. Dit wordt de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) genoemd. Gevolg daarvan is dat de fiscaliteit Daan niet belemmerd in het voorzetten omdat de aanmerkelijk belang claim kan worden doorgeschoven, voor het successierecht grotendeels vrijstelling kan worden gerealiseerd en voor het resterende deel uitstel van betaling kan worden verkregen. Voorwaarden voor de BOF zijn ondermeer dat Daan nog 5 jaar aandeelhouder blijft van de BV en de BV de onderneming nog 5 jaar voortzet. Hij hoeft overigens zelf niet de directie te voeren of in de onderneming werkzaam te zijn. De vrijstelling geldt voor de waarde van de onderneming in de BV. Eventuele niet ondernemingsgebonden activa worden voor 15% van het balanstotaal echter ook meegeteld voor de faciliteit. Voor de 75% voorwaardelijke vrijstelling wordt een aanslag successierecht opgelegd. Deze wordt niet ingevorderd. Als na 5 jaar blijkt dat Daan aan de voorwaarden heeft voldaan, dan wordt de vrijstelling definitief en komt de voorlopige aanslag te vervallen. Voor de betaling van de verschuldigde belasting die resteert nadat er een conserverende aanslag is opgelegd, kan gedurende tien jaar uitstel van betaling worden verkregen. In dat geval moet Daan het successierecht na afloop van de termijn van tien jaren uiteindelijk wel betalen inclusief de invorderingsrente over die periode. Daan heeft door het overlijden een aanmerkelijk belang, waardoor een aantal zaken opnieuw dienen te worden bekeken, zoals loonbetaling, pensioenopbouw, fiscale faciliteiten en publicatieplicht. Indien Daan arbeid gaat verrichten voor de BV komt hij in aanraking met de fictief loon regeling.
Pagina 15 van 16 SC FFP © 2010
4.b Vervreemding van de aandelen van de BV na een jaar • Indien Daan de aandelen na een jaar verkoopt, vervalt de faciliteit voor het successierecht en wordt de reeds opgelegde aanslag ingevorderd. • Indien duidelijk is dat de aandelen snel verkocht zullen worden, is het te overwegen de aanmerkelijke belangclaim te laten afrekenen in de overlijdensaangifte inkomstenbelasting van vader zodat dan de volledige inkomstenbelastingschuld (25% in box 2) voor de berekening van het successierecht kan worden afgetrokken in plaats van dat er alleen rekening mag worden gehouden met de latentie van 6,25%. • Indien Daan de aanmerkelijke belangclaim bij overlijden heeft doorgeschoven moet er worden afgerekend voor het aanmerkelijk belang over de opbrengstprijs verminderd met de doorgeschoven verkrijgingprijs van € 1 mioo. 4.c Vervreemding na een jaar d.m.v. activa/passiva • Een activa/passiva transactie houdt in dat de activa en de passiva uit de BV, die feitelijk de onderneming vormen, worden verkocht. • Indien het bedrijf na een jaar wordt verkocht via een activa-passiva transactie, dan wordt de successiefaciliteit beëindigd en wordt de reeds opgelegde aanslag ingevorderd. • Bij een activa passiva transactie is aanmerkelijk belang winst niet aan de orde omdat de BV h activa verkoopt en niet de aandelen door Daan worden verkocht. • Afhankelijk of de BV wordt aangehouden is het hierbij ook een adviespunt om de aanmerkelijk belangclaim bij overlijden van vader af te rekenen omdat daardoor de successierechtschuld daalt.
Pagina 16 van 16 SC FFP © 2010