RA>•ÜDSVERGADER1NG
d fbas&ssir ;2i! OKT. 2MK
/ //l / r / IZZHIZIJLI 0' y - "
— - •
__^.yL__
Gemeente j} Bergen op Zoom
J^J^M&^L—.
%]6-oig-^
Parerof .
Raadsvoorstel
Datum raadsvergadering
: 28 oktober 2004
Nummer
: SROB/04/101
Onderwerp
: Vaststellen richtlijnen milieueffectrapport (MER) Bergse Haven
Aan de gemeenteraad, Voorstel 1. De richtlijnen voor het milieueffectrapport (MER) Bergse Haven vast te stellen conform de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte bijlage. 2. De vastgestelde richtlijnen bekend te maken aan de Commissie voor de milieueffectrapportage, de adviseurs en aan degene(n) die inspraakreacties hebben ingediend. Inleiding De ruimtelijke uitbreidingsmogelijkheden van Bergen op Zoom worden sterk begrensd door de ingekaderde ligging tussen de bossen en het water. Dit gegeven vraagt om een ontwikkeling waarbij voor het invullen van de woningbehoefte het accent wordt gelegd op een transformatie van bestaand stedelijk gebied. In dit kader zijn wij al een aantal jaren bezig om ter plaatse van en in de directe omgeving van het bedrijventerrein in de Geertruidapolder een nieuw en waterrijk woongebied te ontwikkelen. Voor de realisatie van de Bergse Haven hebben wij inmiddels een voorontwerp structuurplan opgesteld, dat verder in procedure wordt gebracht. Vervolgens zal een herziening van de vigerende bestemmingsplannen worden opgesteld. Tevens hebben we bij de start van het project gekeken of voor de woningbouwontwikkeling in de Bergse Haven een milieueffectrapportage dient te worden opgesteld. Zoals eerder meegedeeld is de woningbouwontwikkeling in de Bergse Haven formeel alleen m.e.r.-beoordelingsplichtig1. Bij een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit beoordeelt het bevoegd gezag of er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor een volwaardige m.e.r.procedure noodzakelijk of wenselijk is. Met name de complexe samenhang met andere ontwikkelingen binnen en buiten het plangebied Bergse Haven hebben u doen besluiten een (vrijwillige) m.e.r.-procedure te volgen. Het onderhavige voorstel gaat nader in op deze m.e.r.-procedure en de door u te nemen stappen daarin. Uitwerking voorstel Doelstelling van een rnilteueffectrapportage (m.e.r.)2 is het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Het milieueffectrapport (MER) is daarbij een hulpmiddel en wordt opgesteld ten behoeve van één of meer besluiten die over de betreffende activiteiten) moeten worden genomen. In dit geval is 'het besluit' het herzien van de vigerende bestemmingsplannen voor de ontwikkeling van de woningbouw in de 1
Het betreft de aanteg van meer dan 2.000 woningen binnen dé bebouwde kom (activiteit 11.1 volgens onderdeel D van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.) en de aanleg van een jachthaven met meer dan 100 ligplaatsen (activiteit 10.3 volgens onderdeel D). 2 De afkorting m.e.r. staat voor de procedure die gevolgd moet worden bij het opstellen van het rapport en het gebruik ervan bij de besluitvorming. De, afkorting MER staat voor het rapport zelf.
GRSffiE Bergen op Zoom
-2-
Bergse Haven. Het MER vormt een onderlegger/onderbouwing voor het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling op een verantwoorde wijze rekening houdt met het milieu. Als initiatiefnemer treden wij op, maar u bent het bevoegd gezag. De m.e.r.-procedure is gestart met de ter inzage legging van de startnotitie. Deze startnotitie is in het kader van de bepalingen in de Wet Milieubeheer door ons op 12 juli jl. bekend gemaakt en toegezonden aan de Commissie m.e.r. en aan diverse instanties/adviseurs. De Commissie m.e.r. is een nationaal opererende commissie die in elke m.e.r-procedure adviseert over onder meer de wijze waarop het onderzoek moet worden uitgevoerd. De opmerkingen en advisering, naar aanleiding van genoemde bekendmaking en toezending, richten zich op de gewenste richtlijnen voor de inhoud van het MER, welke door u vastgesteld moeten worden. In de richtlijnen staat welke alternatieven en welke milieugevolgen in het MER moeten worden behandeld. De richtlijnen worden bekendgemaakt aan de Commissie m.e.r., de adviseurs en aan degene(n) die een inspraakreactie hebben ingediend. Van de Commissie voor de m.e.r. is een advies ontvangen voor de thans door u vast te stellen richtlijnen. Deze richtlijnen moeten worden gehanteerd bij de opstelling van het MER. Het advies van de Commissie is intern besproken, op basis waarvan de bij het voorstel behorende richtlijnen zijn opgesteld (zie hieronder bij reacties). Dit voorstel is in hoofdzaak gebaseerd op het advies van de commissie. Voor de onderdelen waar het advies verwijst naar de startnotitie m.e.r. is gebruik gemaakt van informatie uit de startnotitie. Zoals hierna is aangegeven is op enkele onderdelen afgeweken van het advies van de Commissie. Verder zijn van vier instanties, te weten Rijkswaterstaat, Waterschap Brabantse Delta, Rijksdienst voorde Monumentenzorg en de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek adviezen ontvangen naar aanleiding van de toezending van de startnotitie. Van de Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie IVN Groene Zoom is een inspraakreactie ontvangen. Onderstaand wordt hierop nader ingegaan en wordt aangegeven in hoeverre adyiezen en/of de inspraakreactie aanleiding geven om deze al dan niet op te nemen in de door u vast te stellen richtlijnen. Adviezen en overlegreacties n.a.v. toezending startnotitie MER Bergse Haven 1. Commissie voor de milieueffectrapportage De Commissie voor de m.e.r. geeft aan dat de startnotitie en het voorontwerpstructuurplan Bergse Haven al veel voor het MER relevante en goede informatie bevatten. Het advies van de Commissie sluit daarom zoveel mogelijk aan bij deze rapporten. Belangrijke aspecten volgens de Commissie zijn: - waterkwaliteit van de Binnenschelde en mogelijke veranderingen in de grondwaterstand; - effecten op de Vógelrichtlijngebieden Zoommeer en Markiezaatsmeer; - verwachte verkëersintensitejten/aanpassingen aan de infrastructuur buiten het plangebied. Re/af/e met vastte stellen richtlijnen De richtlijnen zijn opgesteld op basis van het advies voorde richtlijnen van de Commissie. Op enkele punten is hier van afgeweken. - Als hoofdpunt van het MER is de relatie met de industrieterreinen in en in de omgeving van het plangebied toegevoegd, omdat met name de fasering van de woningbouwontwikkeling (in verband met Nedalco) een belangrijk onderdeel is van de planvorming voor Bergse Haven. - De suggestie van de commissie om een variant met het gesloten houden van de Geertruidadijk is niet geheel overgenomen, omdat een waterverbinding tussen de ligplaatsen voor jachten in het plangebied en,de Binnenschelde en het Zoommeer in de uiteindelijke situatie een essentieel onderdeel vormt van de.woningbpuwontwikkeling. Wel wordt in de tijdelijke situatie (tijdens de aanleg) nagegaan of een dergelijke maatregel kan bijdragen aan het waarborgen van de waterkwaliteit van de Binnenschelde. De Commissie adviseert om parallel aan het MER een energievisie op te stellen. Gelet op het feit dat het grootste deel van de woningbouw pas over 10 of meer jaren gebouwd wordt, achten wij dat op dit moment weinig ^zinvol. Wel zal in het MER in globale zin wprden ingegaan op mogelijke opties voor een energiezuinig woongebied en de rol die duurzame energievormen daarbij kunnen spelen.
Bergen op Zoom
-3-
ln bijlage 5B van het advies geeft de Commissie aan op welke wijze informatie over aanwezige natuurwaarden het beste kan worden weergegeven. Dit is echter aanzienlijk gedetailleerder dan in een bestemmingsplan en de bijbehorende toetsing aan de Flora en faunawet noodzakelijk is. Wij achten dit daarom niet doelmatig en hebben het voorstel voor de richtlijnen afgestemd op de eisen voor bestemmingsplannen. 2. Rijkswaterstaat Rijkswaterstaat geeft aan dat naast de lokale ontsluitingsproblematiek ook nadrukkelijk dient te worden gekeken naar het regionale bereikbaarheidsaspect: uit de MER en het structuurplan dient voldoende duidelijk naar voren te komen of de infrastructuur de ontwikkeling van Bergse Haven kan dragen. Bij infrastructurele knelpunten zullen er voldoende middelen gereserveerd moeten worden om tot de meest kosteneffectieve oplossing te komen. Relatie met vast te stellen richtlijnen Voor wat betreft de verkeerscirculatie als gevolg van de komst van de Bergse Haven en de lokale en regionale ontsluitingsproblematiek wordt in bijgevoegde richtlijnen aandacht besteed aan het aspect verkeer. Conform het advies van de Commissie voorde m.e.r. is in de richtlijnen bepaald dat een worst-case scenario wordt doorgerekend voor het geval dat onverhoopt de benodigde infrastructuur op het rijkswegennet niet tijdig beschikbaar komt. 3. Waterschap Brabantse Delta Het Waterschap geeft aan dat het aanvullend onderzoek dat op dit moment wordt verricht door Witteveen en Bos ook een functie heeft voor het MER. Het waterschap oppert een meest milieuvriendelijk alternatief, zijnde een scheiding tussen de binnenstedelijke wateren en de Binnenschelde. Voorts geven zij aan dat er moet worden ingegaan op de gevolgen van de recreatieve vaart, de veiligheid met betrekking tot de Schutsluis en de juridische mogelijkheden om zowel in de aanleg- als in de beheerfase een milieuverantwoord materiaalgebruik en gebruik van de openbare en particuliere ruimte veilig te stellen. Re/af/e mef vast te stellen richtlijnen Het genoemde aanvullend onderzoek ten aanzien van water, dat in samenwerking met het waterschap wordt opgesteld, wordt gebruikt bij het opstellen van het MER en zal hierbij een bijlage vormen. Zoals hierboven aangegeven ten aanzien van het advies van de commissie voor de m.e.r. wordt het gesloten houden van de Geertruidadijk is niet geheel overgenomen, maar wordt wel in de tijdelijke situatie (tijdens de aanleg) nagegaan of een dergelijke maatregel kan bijdragen aan het waarborgen van de waterkwaliteit van de Binnenschelde. In de richtlijnen zijn de gevolgen van de recreatieve vaart voor de waterkwaliteit opgenomen als beoordelingscriterium voor het aspect oppervlaktewater. De veiligheid met betrekking tot de Schutsluis wordt in een separate procedure voor de aanleg van deze sluis meegenomen. Een mtlieueffectrapportage beschrijft de milieueffecten van een ontwikkeling en gaat niet in op juridische mogelijkheden om materiaal- en ruimtegebruik vast te leggen. Ook een bestemmingsplan - waar het MER een bijlage bij is - biedt geen mogelijkheden om materiaal- of ruimtegebruik af te dwingen (toelatingsplanologie). Uiteraard wordt er wel naar gestreefd om tijdens de aanleg de verontreiniging van watersystemen zoveel mogelijkite voorkomen, zowel binnen het plangebied als in de Binnenschelde. Ook tijdens de beheersfase zal ingezet worden op het voorkomen van verontreiniging. Het MER zal op hoofdlijnen aangeven welke mogelijkheden er zijn om verontreinigingen te voorkomen. 4. Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek De Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek heeft geen opmerkingen over de startnotitie.
/^.'«jggB,,
GRlFRE Bergen op Zoom
-4-
5. Rijksdienst voor de Monumentenzorg Rijksdienst voor de Monumentenzorg vraagt zich af of het niet mogelijk is de geluidscontour van Noordland en De Spie terug te dringen tot de bron, zodat de geluidswal op haar merites kan worden bezien en er mogelijk een andere stedenbouwkundige invulling mogelijk is. Voorts geeft zij aan dat er een kans wordt gemist bij de huidige ontwikkeling van de Waterschans. De Waterschans zou zich moeten onderscheiden van overige woonbebouwing in een bijzondere, krachtige en eminente vorm. Relatie met vast te stellen richtlijnen In de richtlijnen is opgenomen dat in het MER ingegaan dient te worden op de fasering en op industrielawaai. In dit kader zal beschreven worden hoe en wanneer de geluidscontour van Noordland zal worden verkleind. De geluidswal blijft echter noodzakelijk om de geluidbelasting vanuit industrieterrein Noordland op de woningbouwontwikkeling aanvaardbaar te houden (bovendien wordt hierin de vrijkomende, her te gebruiken grond, verwerkt). De opmerkingen omtrent de ontwikkeling van de Waterschans zullen worden meegenomen in de verdere stedenbouwkundige uitwerking van het gebied. Tevens zal worden nagegaan in hoeverre een aangepaste ontwikkeling van de Waterschans onderdeel kan vormen van het meest milieuvriendelijk alternatief. Inspraakreacties 1. Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie IVN Groene Zoom De vereniging geeft aan dat erop basis van de startnotitie nauwelijks keuzemogelijkheden zijn t.a.v. aard, omvang en locatie van de verschillende planonderdelen in relatie tot milieueffecten. Het milieueffectrapport zou volgens de vereniging in ieder geval informatie over de milieueffecten van de verschillende alternatieven moeten opleveren met betrekking tot de volgende onderwerpen: verkeer: de ontsluiting van de woningbouwontwikkeling en de alternatieven, water: het MER dient aan te sluiten bij de alternatieven die onderzocht worden voor het VolkerakZoommeer. - jachthaven: er moet gezocht worden naar het meest milieuvriendelijke alternatief voor de jachthaven cultuurhistorie: in het MER dient aandacht te worden besteed aan de maximale bescherming van de cultuurhistorische waarden in het plangebied. Bijvoorbeeld geen bebouwing Waterschans en de Ham. Relatie met vast te stellen richtlijnen In de richtlijnen wordt aangegeven dat de effecten op de lokale en regionale ontsluitingsproblematiek moeten worden beschreven. Conform het advies van de Commissie voorde m,e.r, is in de richtlijnen bepaald dat een worst-case scenario wordt doorgerekend voor het geval dat onverhoopt de benodigde infrastructuur op het rijkswegennet niet tijdig beschikbaar komt. In de richtlijnen wordt aangegeven dat zowel het scenario met zoet water in de Binnenschelde als het scenario met brak water in de Binnenschelde beschreven moet worden in het MER. Voor de jachthaven zal een afzonderlijke m.e.r.-procedure worden gevolgd. In dit MER wqrdt alleen ingegaan op de eventuele samenhang met de besluitvorming over de woningbouwontwikkeling. In het meest milieuvriendelijk alternatief zal worden ingegaan op mogelijke maatregelen ten aanzien van cultuurhistorie. De vast te stellen richtlijnen De door uw raad vast te stellen richtlijnen zijn vooreen belangrijk deel gebaseerd op het advies van de Commissie voor d$ m.e.r., die bij haar advies de ontvangen reacties op de startnotitie in beschouwing heeft genomen. In dk planvorming voor het Masterplan Bergse Haven zijn de milieueffecten van de woningbouwontwikkeling voor een groot deel al meegenomen. De noodzaak om in het MER uitgebreid in te gaan op alternatieven voor de inrichting is dan ook niet aanwezig. Dit wordt ook onderschreven door de commissie voor de m.e.r.. Verplicht zijn het nulaltematief (referentJealtematiëf), het basisalternatief (zoals Masterplan/struètuurplan) en het meest milieuvriendelijke alternatief. Het meest milieuvriendelijke alternatief r
!E Bergen op Zoom
-5-
(mma) kan uitgewerkt worden door een optimalisatie van het plan op onder meer energie, water, ecologie en duurzaamheidaspecten, waarbij uitgegaan wordt van een zo hoog mogelijk, maar realistisch ambitieniveau. Daarnaast zijn voor dit plan de autonome ontwikkelingen van belang. Hierbij gaat het om de waterkwaliteit, ontwikkelingen in de omgeving (toename verkeer), de invulling van industrieterrein Noordland / Theodorushaven en dergelijke. Verdere procedure Voorgesteld wordt de richtlijnen MER Bergse Haven vast te stellen conform de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte bijlage en de vastgestelde richtlijnen bekend te maken aan de Commissie:voor de m.e.r., de adviseurs en aan degene(n) die een inspraakreactie hebben ingediend. Wanneer het MER is opgesteld, dient u zich vervolgens uit te spreken over de aanvaardbaarheid ervan op grond van de richtlijnen en de in de Wet milieubeheer gestelde regels. Bij een aanvaardbaar MER dient het MER vervolgens gepubliceerd te worden. Het streven is om een en ander gelijktijdig te publiceren met het voorontwerpbestemmingsplan. Een raadsvoorstel ter zake wordt u te zijner tijd aangeboden. Bijlagen De volgende bijlagen zijn, als onderdeel van dit raadsvoorstel, bijgevoegd: - richtlijnen miiieueffectrapport (MER) Bergse Haven. De volgende bijlagen zijn, als achtergrondinformatie voor dit raadsvoorstel, ter inzage gelegd: - advies Commissie voor de m.e.r.; - adviezen diverse instanties (Rijkswaterstaat, Waterschap Brabantse Delta, Rijksdienst voor Monumentenzorg en Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek); - inspraakreactie Vereniging voor Natuur en Milieueducatie IVN Groene Zoom. Een ontwerpbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan. Het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom, De secretaris,
Mr. P.B.J.M. Thomassen.
De burgemeester,
v__
IpJirJEACIvrvan der Velden
:F!E
Bergen op Zoom
Gemeente ê Bergen op Zoom
De raad van de gemeente Bergen op Zoom; gezien het voorstel van het college van 21 september 2004, nr. SROB/04/101 ; gelet op Wet milieubeheer, het Besluit milieueffectrapportage en andere relevante wetgeving; BESLUIT: 1
De richtlijnen voor het milieueffectrapport (MER) Bergse Haven vast te stellen conform de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte bijlage. 2. De vastgestelde richtlijnen bekend te maken aan de Commissie voor de milieueffectrapportage, de adviseurs en aan degene(n) die inspraakreacties hebben ingediend. Aldus vastgesteld in dejDpenbare vergadering van
li De griffier,
De vi
F.P. de Vos
Bergen op Zoom
-7-
BIJLAGE A BIJ RAADSVOORSTEL SROB/04/101
RICHTLIJNEN MILIEUEFFECTRAPPORT (MER) BERGSE HAVEN
r
FIE Bergen op Zoom
-8-
RlCHTLIJNEN MILIEUEFFECTRAPPORT (MER)
BERGSE HAVEN
1. Inleiding De richtlijnen voor het milieueffectrapport voor de woningbouwontwikkeling Bergse Haven zijn in hoofdzaak gebaseerd op het advies van de Commissie voor de m.e.r. van 3 september 2004. Voor de onderdelen waar het advies verwijst naar de startnotitie m.e.r. is gebruik gemaakt van informatie uit de startnotitie. Zoals in het raadsvoorstel is aangegeven is op enkele onderdelen afgeweken van het advies van de commissie. 2. Hoofdpunten van het MER De volgende punten worden beschouwd als essentiële informatie in het milieueffectrapport: • de relatie met de industrieterreinen in én in de omgeving van het plangebied (Geertruidapolder, industrieterrein Noordland en industrieterrein Theodorushaven); • de consequenties voor de inrichting van het gebied bij scenario's met en zonder verzilting van Zoommeer/Binnenschelde; daarbij dient met name in het zoete scenario onderzocht te worden of een situatie waarbij de Geertruidadijk tijdens de aanlegfase niet wordt doorgestoken een reële optie is om de beoogde waterkwaliteit in de Binnenschelde te realiseren; • de verwachte waterkwaliteit en mogelijke verbeteringen om te voorkomen dat grote oppervlakten stilstaand water ontstaan; • effecten pp de prioritaire vogelsoorten in de nabijgelegen Vogelrichtlijn gebieden (Zoommeer en Markiezaatsmeer) rekening houdend met verstoring door extra vaarbewegingen, lichten geluid; • de mogelijke beïnvloeding van de grondwaterstand op de Brabantse Wal; • de verkeerseffecten van een worst-case scenario waarbij realisatie van mobiliteitsgenererende activiteiten in de tijd vooruit loopt op de noodzakelijke infrastructurele aanpassingen in en rondom Bergen op Zoom. 3. Probleemstelling, doel en besluitvorming De informatie over de probleemstelling in de startnotitie en het voorontwerpstructuurplan is voldoende voor het MER. Het voorontwerpstructuurplan geeft ook voldoende informatie over de concrete milieunormen en streefwaarden waaraan het plan en de varianten getoetst moeten worden (o.a. geluid en luchtkwaliteit). Deze informatie dient in het MER opnieuw kort te worden weergegeven. In het MER dienen de doelstellingen van de woningbouwontwikkelingen zoveel mogelijk geconcretiseerd te worden in toetsbare criteria voor o.a. hoogwaardig woongebied, nagestreefde milieuzonering voor industriële activiteiten en de intensiteit van recreatie. Tevens dient omschreven te worden wat de ecologische doelstellingen zijn (waterkwaliteit en ecologische verbindingen). De passende beoordeling in het kader van de Vogelrichtlijn (Zoommeer en Markiezaatsmeer) maakt onderdeel uit van het MER. Het MER bevat daarnaast alle informatie die ten behoeve van het bestemmingsplan noodzakelijk is in het kader van de toetsing aan de Flora en faunawet. In het MER wordt ook de benodigde informatie opgenomen ten behoeve van de watertoets. Tevens wordt aangegeven op welke wijze procedurele afstemming plaatsvindt met de besluitvorming over Fun City en de toekomstige jachthaven (geen onderdeel van de woningbouwontwikkeling) alsmede met de planvorming betreffende toekomstige sluis in de Noorderdam (wel onderdeel van het plan voorde woningbouwontwikkeling). 4. Voorgenomen activiteit en alternatieven Gegeven de doelstellingen van het plan, is er zeer weinig ruimte voor reële ruimtelijk onderscheidende alternatieven (zie startnotitie). Verplicht zijn het nulalternatief, het basisalternatief (voorgenomen ontwikkeling) en het meest milieuvriendelijk alternatief (MMA). Tevens dient ingegaan te worden op de fasering van de realisatie van het plan en op scenario's voor onzekere autonome ontwikkelingen zoals al of niet verzitten van het Zoommeer en de Binnenschelde. Bergen op Zoom
-9-
Nulaltematief en scenario's voor autonome ontwikkelingen De huidige mitieusituatie in het studiegebied wordt zodanig beschreven dat zij een voldoende basis biedt voor de effectbeschrijving (zie paragraaf 6). Bij de beschrijving van de ecologische effecten kan daarbij niet volstaan worden met het vermelden van voorkomende beschermde soorten en aantallen in het gebied maar moet de ruimtelijke spreiding van deze soorten op kaart aangegeven worden. Daarbij zal onderscheid worden gemaakt tussen beschermde gebieden, beschermde soorten en overige bijzondere soorten waarvoor het gebied een ecologische waarde vertegenwoordigt. De startnotitie geeft reeds een overzicht van autonome ontwikkelingen die vaststaan en van nog onzekere autonome ontwikkelingen. Zo is een besluit over te treffen maatregelen om te voldoen aan de waterkwaliteitsdoelstellingen in de Binnenschelde geen onderdeel van het voornemen maar een externe factor waarmee in het MER expliciet rekening gehouden moet worden. Voor de onzekere ontwikkelingen zullen scenario's worden geformuleerd. Onder meer wordt in het MER aangegeven wat de consequenties voor de inrichting zijn bij een zoet en brak Zoommeer/Binnenschelde. De huidige situatie plus de scenario's voor autonome ontwikkeling dienen als referentiesituatie (nulalternatief) voor de vergelijking van de alternatieven (zie paragraaf 6). Faseringen aanleg In het MER dient aangegeven te worden in welke fasen het plan gerealiseerd gaat worden en dient globaal te worden ingegaan op de (tijdelijke) effecten van inrichting/aanleg van nieuwe deelgebieden op reeds gerealiseerde deelgebieden. Tevens dienen mogelijke faseringsvarianten besproken te worden. De effecten van een worst-case scenario waarbij realisatie van mobiliteitsgenererende activiteiten in de tijd vooruit loopt op de noodzakelijke infrastructurele aanpassingen in en rondom Bergen op Zoom dienen beschreven te worden. Tevens dient beschreven te worden op welke wijze het gebied bouwrijp gemaakt wordt en wat de waterdiepte wordt binnen het plangebied (in relatie met de nagestreefde (ecologische) kwaliteit van het oppervlaktewater). Planvarianten en meest milieuvriendelijk alternatief Het voldoen aan de waterkwaliteitsdoelstellingen voor de Binnenschelde is uitgangspunt voor de realisatie van de woningbouwontwikkeling Bergse Haven. Als onderdeel van mogelijke maatregelen om negatieve effecten van de woningontwikkeling te voorkomen wordt nagegaan of een situatie waarbij de Geertruidadijk tijdens de aanlegfase niet wordt doorgestoken een reële optie is. De overige keuzen voor wat betreft de inrichting (eventuele varianten en meest milieuvriendelijk alternatief) spelen zich met name af op detailniveau. Het zal daarbij gaan om het in beeld brengen van optimalisatiemogelijkheden ten aanzien van leefmilieu, energie (energievisie), duurzaamheid, waterbeheer (doorspoelmaatregelen} en inpassing/compensatie bestaande natuurwaarden (natuurvriendelijke oevers, foerageerzones voor vleermuizen). Mogelijke onderdelen van het meest milieuvriendelijke alternatief zijn: • concretisering en optimalisatie op het gebied van leefmilieu, energie en duurzaamheid; • duurzaam waterbeheer; • inpassing/compensatie van bestaande natuurwaarden. Daarbij wordt in ieder geval aandacht besteed aan: • de noodzaak van doorspoelmaatregelen om te voorkomen dat grote oppervlakken stilstaand water ontstaan; • het ontwikkelen van natuurvriendelijke oevers, door bijvoorbeeld een vooroever (schelpenstrandjes of moerasvegetaties) bij de Geertruidadijk te realiseren; • het creëren van foerageerzones voor vleermuizen door opgaande begroeiing langs de oevers langs bijvoorbeeld de Waterschans. • de mogelijkheden voor vraag(reductie) en aanbod van energie (mogelijk gebruik van restwarmte van nabijgelegen bedrijven, windmolens of zonnepanelen). / ^. GRIFFIE. Bergen op Zoom
-10-
5. Milieueffecten De onderstaande tabel geeft een overzicht per thema van de milieueffecten die beschreven zullen worden in het MER. Tevens is hierirt aangegeven op welke wijze deze effecten beschreven zullen worden. De tabel is overgenomen uit de startnotitie m.e.r. en waar nodig aangepast. Hierbij is rekening gehouden met het advies van de Commissie voor de m.e.r.
Tabel 1 In het MER te beschrijven milieueffecten thema aspect te beschrijven effecten/criteria verbetering ruimtelijke structuur Ruimtelijke situa- ruimtelijk-stedentie bouw-kundige structuur wijziging ruimtegebruik ruimtegebruik Bodem en water
bodemkwaliteit
bodem
grondbalans verandering grondwaterstanden en stroming
grondwater
risico verontreiniging grondwater waterkwantiteit Bergse Haven binnendijks waterkwaliteit/belasting vanuit riolering (overstorten)
oppervlaktewater Bergse Haven (plangebied)
oeverinrichting waterkwaliteit Binnenschelde als basis voor woonkwaliteit/recreatieve waarde
oppervlaktewater Binnenschelde (zoete en brakke situatie)
Ecologie
beschermde gebieden
bijzondere soorten
gevolgen voorgenomen ontwikkeling voor waterkwaliteit oeverinrichting verstoring: van speciale beschermingszones vande(P)EHS areaalveriies en verstoring leefgebied van: beschermde soorten extra beschermde soorten kwalificerende soorten vogelrichtlijngebied Rode lijsfsoorten
aanduiding werkwijze kwalitatieve beschrijving aan de hand van kaarten kwantitatieve beschrijving op basis van gegevens grondexploitatie weergave resultaten bodemonderzoek weergave beschikbare gegevens grondbalans berekening effecten grondwaterstand (mn. Brabantse wal) kwalitatieve beschrijving op basis van beschikbare gegevens kwalitatieve beschrijving (inclusief belasting door afkoppelen) nader onderzoek te verwachten kwaliteiten mogelijke maatregelen (sanering overstort, watercirculatie) kwalitatieve beschrijving beschrijving te verwachten kwaliteit Binnenschelde en benodigde maatregelen op basis van beschikbaar onderzoek kwalitatieve beschrijving gevolgen wijzigingen waterstructuur (sluis, vaargeul, verbinding met Binnenhaven) kwalitatieve beschrijving kwalitatieve beschrijving verstoringsinvloeden (extra recreatievaart; licht geluid en beweging woongebied) beschrijven gevolgen areaalverties en verstoring persoort(groep)
Ontwikkeling nieuwe leefgebieden Stadslandschap en cultuurhistorie
historische geografie vestingwerken archeologie Verkeer en vervoer
gevolgen groenstructuur
groenstructuur
bereikbaarheid autoverkeer (plangebied en omgeving) milieueffecten toename autoverkeer
-
aantasting/herstel historisch-stedenbouwkundige structuur gevolgen voor herkenbaarheid vestingwerken aantasting archeologische waarden/historisch bodemarchief verkeersintensiteiten/verkeersafwikkeling (congestiekans) gebruik milieuvriendelijke vervoerwijzen
beschrijven gevolgen per soortfaroep) gevolgen groenstructuur bepalen verandering groenareaal kwalitatieve beschrijving kwalitatieve beschrijving bepalen aangetast areaal prognose op basis van verkeersmodel, rekening houdend met autonome ontwikkelingen (scenario's) globale toetsing met methode VervoersPrestatie op Locatie (VBL)
Bergen op Zoom
-11thema
aspect verkeersveiligheid
bereikbaarheid langzaam verkeer Woon- en leefmi- industrielawaai lieu overige milieuhinder industrie wegverkeerslawaai
woon- en leefmilieu
luchtkwaliteit
externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen Energie en duur- energie zaam bouwen duurzaam bouwen
te beschrijven effecten/criteria verkeersveiligheid bamerewerking/oversteekbaarheid geluidsbelasting bij woningen geurhinder stofhinder externe veiligheid aantal woningen binnen 50 dB(A)contouren en belastingsklasse benodigde bron- en overdrachtsmaatregelen toename wegverkeerslawaai langs wegen buiten het plangebied toetsing aan grenswaarden
aanduiding werkwijze kwalitatieve beschrijving (criteria duurzaam veilig) kwalitatieve beschrijving weergave resultaten akoestisch onderzoek (inclusief tijdelijke situaties) weergave resultaten beschikbaar onderzoek en analyse milieuzonering industrieterrein beschrijving aan de hand van akoestisch onderzoek (SRM t, voor delen SRMII) beschrijving berekening op basis van verkeersprognose (SRM I) beschrijving aan de hand van berekeningen met CAR-model
risico's routes gevaarlijke stoffen risico's leidingen
beschrijving op basis van beschikbare informatie
opties energiezuinige woonwijk
uitwerking opties en kwantitatieve toetsing EPL
opt'es duurzaam bouwen
kwalitatieve beschrijving in relatie tot Nationaal Pakket Duurzaam bouwen
6. Overige onderdelen van het MER Vergelijking van alternatieven, vorm en presentatie De milieueffecten van het basisaltematief, de eventuele varianten en het MMA dienen onderling vergeleken te worden én met de referentiesituaties. De vergelijking moet inzicht geven in de mate waarin, dan wel de essentiële punten waarop, de positieve en negatieve effecten van het basisalternatief en de varianten van elkaar verschillen. Betrek daarbij de doelstellingen en de grens- en streefwaarden van het milieubeleid. Bijzondere aandacht verdient de presentatie van de vergelijkende beoordeling van de varianten. De onderlinge vergelijking dient bij voorkeur te worden gepresenteerd met behulp van tabellen en kaarten. Tevens dient: • kaartmateriaal voorzien te zijn van goed leesbare topografische namen en een duidelijke legenda; • het MER zo beknopt mogelijk te zijn, onder andere door achtergrondgegevens in een bijlage op te nemen; • een verklarende woordenlijst, een lijst van gebruikte afkortingen en een literatuurlijst opgenomen te zijn. Leemten in informatie In het MER dient aangegeven te worden over welke milieuaspecten geen informatie kan worden opgenomen vanwege gebrek aan gegevens. Deze inventarisatie dient toegespitst te worden op die milieuaspecten, die (vermoedelijk) in verdere besluitvorming een belangrijke rol spelen, zodat kan worden beoordeeld wat de consequenties moeten zijn van het gebrek aan milieu-informatie. Beschreven dient te worden: • welke onzekerheden zijn blijven bestaan en wat hiervan de reden is; • in hoeverre op korte termijn zou kunnen worden voorzien in de leemten in informatie; • hoe ernstig leemten en onzekerheden zijn voor het te nemen besluit. Evaluatieprogramma De gemeente Bergen op Zoom moet bij het besluit over het bestemmingsplan aangeven op welke wijze en op welke termijn een evaluatieonderzoek verricht zal worden. In het MER dient een aanzet te worden gegeven voor een programma van onderzoek, omdat er een sterke koppeling bestaat tussen onzekerheden in de gebruikte voorspellingsmethoden, de geconstateerde leemten in kennis en het te verrichten evaluatieonderzoek. GRIFFIE Bergen op Zoom
-12-
Samenvatting van het MER Er moet een zelfstandig leesbare samenvatting beschikbaar zijn, die duidelijk is voor burgers en geschikt voor de bestuurlijke besluitvorming. Het moet een goede afspiegeling zijn van de inhoud van het MER. Daarbij moeten de belangrijkste zaken zijn weergegeven, zoals: • het basisalternatief, de varianten en het MMA; • de vergelijking van de effecten van alternatieven/varianten/MMA en eventueel het voorkeursalternatief; • en belangrijke leemten in kennis.
GRIFFIE Bergen op Zoom
De Commissie voor
kan zich met dit voorste! verenigen
Gemeente n Bergen op Zoom
Bergen op Zoom, ,-*së?..~..lB.~....£2. De Commissie voornoemd, , voorzitter , secretaris
Datum raadsvergadering
: 28 oktober 2004
Nummer
: SROB/04/101
Onderwerp
: Vaststellen richtlijnen milieueffectrapport (MER) Bergse Haven
Aan de gemeenteraad,
Voorstel 1. De richtlijnen voor het milieueffectrapport (MER) Bergse Haven vast te stellen conform de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte bijlage. 2. De vastgestelde richtlijnen bekend te maken aan de Commissie voor de milieueffectrapportage, de adviseurs en aan degene(n) die inspraakreacties hebben ingediend. Inleiding De ruimtelijke uitbreidingsmogelijkheden van Bergen op Zoom worden sterk begrensd door de ingekaderde ligging tussen de bossen en het water. Dit gegeven vraagt om een ontwikkeling waarbij voor het invullen van de woningbehoefte het accent wordt gelegd op een transformatie van bestaand stedelijk gebied. In dit kader zijn wij al een aantal jaren bezig om ter plaatse van en in de directe omgeving van het bedrijventerrein in de Geertruidapolder een nieuw en waterrijk woongebied te ontwikkelen. Voor de realisatie van de Bergse Haven hebben wij inmiddels een voorontwerp structuurplan opgesteld, dat verder in procedure wordt gebracht. Vervolgens zal een herziening van de vigerende bestemmingsplannen worden opgesteld. Tevens hebben we bij de start, van het project gekeken of voor de woningbouwontwikkeling in de Bergse Haven een milieueffectrapportage dient te worden opgesteld. Zoals eerder meegedeeld is de woningbouwontwikkeling in de Bergse Haven formeel alleen m.e.r.-beoordelingsplichtig1. Bij een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit beoordeelt het bevoegd gezag of er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor een volwaardige m.e.r.procedure noodzakelijk of wenselijk is. Met name de complexe samenhang met andere ontwikkelingen binnen en buiten het plangebied Bergse Haven hebben u doen besluiten een (vrijwillige) m.e.r.-procedure te volgen. Het onderhavige voorstel gaat nader in op deze m.e.r.-procedure en de door u te nemen stappen daarin. Uitwerking voorstel Doelstelling van een milieueffectrapportage (m.e.r.)2 is het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Het milieueffectrapport (MER) is daarbij een hulpmiddel en wordt opgesteld ten behoeve van één of meer besluiten die over de betreffende activiteit(en) moeten worden genomen. In dit geval is 'het besluit' het herzien van de vigerende bestemmingsplannen voor de ontwikkeling van de woningbouw in de 1
Het betreft de aanleg van meer dan 2.000 woningen binnen de bebouwde kom (activiteit 11.1 volgens onderdeel D van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.) en de aanleg van een jachthaven met meer dan 100 ligplaatsen (activiteit 10.3 volgens onderdeel O). 2 De afkorting m.e.r. staat voor de procedure! die gevolgd moet worden bij het Opstellen van het rapport en het gebruik ervan bij de besluitvorming. De afkorting MER staat voor het rapport zelf.
-2-
Bergse Haven. Het MER vormt een onderlegger/onderbouwing voor het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling op een verantwoorde wijze rekening houdt met het milieu. Als initiatiefnemer treden wij op, maar u bent het bevoegd gezag. De m.e.r.-procedure is gestart met de ter inzage legging van de startnotitie. Deze startnotitie is in het kader van de bepalingen in de Wet Milieubeheer door ons op 12 juli jl. bekend gemaakt en toegezonden aan de Commissie m.e.r. en aan diverse instanties/adviseurs. De Commissie m.e.r. is een nationaal opererende commissie die in elke m.e.r-procedure adviseert over onder meer de wijze waarop het onderzoek moet worden uitgevoerd. De opmerkingen en advisering, naar aanleiding van genoemde bekendmaking en toezending, richten zich op de gewenste richtlijnen voor de inhoud van het MER, welke door u vastgesteld moeten worden. In de richtlijnen staat welke alternatieven en welke milieugevolgen in het MER moeten worden behandeld. De richtlijnen worden bekendgemaakt aan de Commissie m.e.r., de adviseurs en aan degene(n) die een inspraakreactie hebben ingediend. Van de Commissie voor de m.e.r. is een advies ontvangen voor de thans door u vast te stellen richtlijnen. Deze richtlijnen moeten worden gehanteerd bij de opstelling van het MER. Het advies van de Commissie is intern besproken, op basis waarvan de bij het voorstel behorende richtlijnen zijn opgesteld (zie hieronder bij reacties). Dit voorstel is in hoofdzaak gebaseerd op het advies van de commissie. Voor de onderdelen waar het advies verwijst naar de startnotitie m.e.r. is gebruik gemaakt van informatie uit de startnotitie. Zoals hierna is aangegeven is op enkele onderdelen afgeweken van het advies van de Commissie. Verder zijn van vier instanties, te weten Rijkswaterstaat, Waterschap Brabantse Delta, Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek adviezen ontvangen naar aanleiding van de toezending van de startnotitie. Van de Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie IVN Groene Zoom is een inspraakreactie ontvangen. Onderstaand wordt hierop nader ingegaan en wordt aangegeven in hoeverre adviezen en/of de inspraakreactie aanleiding geven om deze al dan niet op te nemen in de door u vastte stellen richtlijnen. Adviezen en overlegreacties n.a.v. toezending startnotitie MER Bergse Haven 1. Commissie voorde milieueffecfrapportage De Commissie voor de m.e.r. geeft aan dat de startnotitie en het voorontwerpstructuurplan Bergse Haven al veel voor het MER relevante en goede informatie bevatten. Het advies van de Commissie sluit daarom zoveel mogelijk aan bij deze rapporten. Belangrijke aspecten volgens de Commissie zijn: waterkwaliteit van de Binnenschelde en mogelijke veranderingen in de grondwaterstand; effecten op de Vogelrichtlijngebieden Zoommeer en Markiezaatsmeer; verwachte verkeersintensiteiten/aanpassingen aan de infrastructuur buiten het plangebied. Relatie met vast te stellen richtlijnen De richtlijnen zijn opgesteld op basis van het advies voor de richtlijnen van de Commissie. Op enkele punten is hier van afgeweken. Als hoofdpunt van het MER is de relatie met de industrieterreinen in en in de omgeving van het plangebied toegevoegd, omdat met name de fasering van de woningbouwontwikkeling (in verband met Nedalco) een belangrijk onderdeel is van de planvorming voor Bergse Haven. De suggestie van de commissie om een variant met het gesloten houden van de Geertruidadijk is niet geheel overgenomen, omdat een waterverbinding tussen de ligplaatsen voor jachten in het plangebied en de Binnenschelden het Zoommeer jn de uiteindelijke situatie een essentieel onderdeel vormt van de woningbouwontwikkeling. Wel wordt in de tijdelijke situatie (tijdens de aanleg) nagegaan of een dergelijke maatregel kan bijdragen aan het waarborgen van de waterkwaliteit van de Binnenschelde. De Commissie adviseert om parallel aan het MER een energievisie op te stellen. Gelet op het feit dat het grootste deel van de woningbouw pas over 10 of meer jaren gebouwd wordt, achten wij dat op dit moment weinig zinvol. Wel zal in het MER in globale zin worden ingegaan op mogelijke opties voor een energiezuinig woongebied en de rol die duurzame energievormen daarbij kunnen spelen.
-3-
In bijlage 5B van het advies geeft de Commissie aan op welke wijze informatie over aanwezige natuurwaarden het beste kan worden weergegeven. Dit is echter aanzienlijk gedetailleerder dan in een bestemmingsplan en de bijbehorende toetsing aan de Flora en faunawèt noodzakelijk is. Wij achten dit daarom niet doelmatig en hebben het voorstel voor de richtlijnen afgestemd op de eisen voor bestemmingsplannen. 2. Rijkswaterstaat Rijkswaterstaat geeft aan dat naast de lokale pntsluitingsproblematiek ook nadrukkelijk dient te worden gekeken naar het regionale bereikbaarheidsaspect: uit de MER en het structuurplan dient voldoende duidelijk naar voren te komen of de infrastructuur de ontwikkeling van Bergse Haven kan dragen. Bij infrastructurele knelpunten zullen er voldoende middelen gereserveerd moeten worden om tot de meest kosteneffectieve oplossing te komen. Re/af/e met vastte stellen richtlijnen Voor wat betreft de verkeerscirculatie als gevolg van de komst van de Bergse Haven en de lokale en regionale pntsluitingsproblematiek wordt in bijgevoegde richtlijnen aandacht besteed aan het aspect verkeer. Conform het advies van de Commissie voor de m.e.r. is in de richtlijnen bepaald dat een worst-case scenario wordt doorgerekend voor het geval dat onverhoopt de benodigde infrastructuur op het rijkswegennet niet tijdig beschikbaar komt. 3. Waterschap Brabantse Delta Het Waterschap geeft aan dat het aanvullend onderzoek dat op dit moment wordt verricht door Witteveen en Bos bok een functie heeft voor het MER. Het waterschap oppert een meest milieuvriendelijk alternatief, zijnde een scheiding tussen de binnenstedelijke wateren en de Binnenschelde. Voorts geven zij aan dat er moet worden ingegaan op de gevolgen van de recreatieve vaart, de veiligheid met betrekking tot de Schutsluis en de juridische mogelijkheden om zowel in de aanleg- als in de beheerfase een milieuverantwoord materiaalgebruik ;en gebruik van de openbare en particuliere ruimte veilig te stellen. Relatie met vast te stellen richtlijnen Het genoemde aanvullend onderzoek ten aanzien van water, dat in samenwerking met het waterschap wordt opgesteld, wordt gebruikt bij het opstellen van het MER en zal hierbij een bijlage vormen. Zoals hierboven aangegeven ten aanzien van het advies van de commissie voor de m.e,r. wordt het gesloten houden van de Geertruidadijk is niet geheel overgenomen, maar wordt wel in de tijdelijke situatie (tijdens de aanleg) nagegaan of een dergelijke maatregel kan bijdragen aan het waarborgen van de waterkwaliteit van de Binnenschelde. Jn de richtlijnen zijn de gevolgen van de recreatieve vaart voor de waterkwaliteit opgenomen als beoordelingscriterium voor het aspect oppervlaktewater. De veiligheid met betrekking tot de Schutsluis wordt in een separate procedure voor de aanleg van deze sluis meegenomen. Een milieueffectrapportage beschrijft de milieueffecten van een ontwikkeling en gaat niet in op juridische mogelijkheden om materiaal- en ruimtegebruik vast te leggen. Ook een bestemmingsplan - waar het MER een bijlage bij is - biedt geen mogelijkheden om materiaal- of ruimtegebruik af te dwingen (toelatingsplanologie). Uiteraard wordt er wel naar gestreefd om tijdens de aanleg de verontreiniging van watersystemen zoveel mogelijk te voorkomen, zowel binnen het plangebied als in de Binnenschelde. Ook tijdens de beheersfase zal ingezet worden op het voorkomen van verontreiniging. Het MER zal op hoofdlijnen aangeven welke mogelijkheden er zijn om verontreinigingen te voorkomen. •#. Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek De Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek heeft geen opmerkingen over de startnotitie.
-4-
5. Rijksdienst voor de Monumentenzorg Rijksdienst voor de Monumentenzorg vraagt zich af of het niet mogelijk is de geluidscontour van Noordland en De Spie terug te dringen tot de bron, zodat de geluidswal op haar merites kan worden bezien en er mogelijk een andere stedenbouwkundige invulling mogelijk is. Voorts geeft zij aan dat er een kans wordt gemist bij de huidige ontwikkeling van de Waterschans. De Waterschans zou zich moeten onderscheiden van overige woonbebouwing in een bijzondere, krachtige en eminente vorm. Re/af/e met vast te stellen richtlijnen In de richtlijnen is opgenomen dat in het MER ingegaan dient te worden op de fasering en op industrielawaaï. In dit kader zal beschreven worden hoe en wanneer de geluidscontour van Noordland zal worden verkleind. De geluidswal blijft echter noodzakelijk om de geluidbelasting vanuit industrieterrein Noordland op de woningbouwontwikkeling aanvaardbaar te houden (bovendien wordt hierin de vrijkomende, her te gebruiken grond, verwerkt). De opmerkingen omtrent de ontwikkeling van de Waterschans zullen worden meegenomen in de verdere stedenbouwkundige uitwerking van het gebied. Tevens zal worden nagegaan in hoeverre een aangepaste ontwikkeling van de Waterschans onderdeel kan vormen van het meest milieuvriendelijk alternatief, Inspraakreacties 1. Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie 1VN Groene Zoom De vereniging geeft aan dat er op basis van de startnotitie nauwelijks keuzemogelijkheden zijn ta.v. aard, omvang en locatie van de verschillende planonderdelen in relatie tot milieueffecten. Het milieueffectrapport zou volgens de vereniging in ieder gevaf informatie over de milieueffecten van de verschillende alternatieven moeten opleveren met betrekking tot de volgende onderwerpen: - verkeer: de ontsluiting van de woningbouwontwikkeling en de alternatieven. water: het MER dient aan te sluiten bij de alternatieven die onderzocht worden voor het VolkerakZoommeer. - jachthaven: er moet gezocht worden naar het meest milieuvriendelijke alternatief voor de jachthaven cultuurhistorie: in het MER dient aandacht te worden besteed aan de maximale bescherming van de cultuurhistorische waarden in het plangebied, Bijvoorbeeld geen bebouwing Waterschans en de Ham. Relatie met vast te stellen richtlijnen In de richtlijnen wordt aangegeven dat de effecten op de lokale en regionale ontsluitingsproblematiek moeten worden beschreven. Conform het advies van de Commissie voor de m.e.r. is in de richtlijnen bepaald dat een worst-case scenario wordt doorgerekend voor het geval dat onverhoopt de benodigde infrastructuur op het rijkswegennet niet tijdig beschikbaar komt. In de richtlijnen wordt aangegeven dat zowel het scenario met zoet water in de Binnenschelde als het scenario met brak water in de Binnenschelde beschreven moet worden in het MER. Voor de jachthaven zal een afzonderlijke m.e.r.-procedure worden gevolgd. In dit MER wordt alleen ingegaan op de eventuele samenhang met de besluitvorming over de woningbouwontwikkeling. In het meest milieuvriendelijk alternatief zal worden ingegaan op mogelijke maatregelen ten aanzien van cultuurhistorie. l
• •
De vast te stellen richtlijnen De door uw raad vast te stellen richtlijnen zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op het advies van de Commissie voor de m.e.r., die bij haar advies de ontvangen reacties op de startnotitie in beschouwing heeft genomen. Inde planvorming voor het Masterplan Bergse Haven zijn de milieueffecten van de woningbouwontwikkeling voor een groot deel al meegenomen. De noodzaak om in het MER uitgebreid in te gaan op alternatieven voor de inrichting is dan ook niet aanwezig. Dit wordt ook onderschreven door de commissie voor 0*6 m.e.r.. Verplicht zijn het nulaltematief (referentiealternatief), het basisalternatief (zoals Masterplan/stftictuurplan) en het meest milieuvriendelijke alternatief. Het meest milieuvriendelijke alternatief
-5-
(mma) kan uitgewerkt worden door een optimalisatie van het plan op onder meer energie, water, ecologie en duurzaamheidaspecten, waarbij uitgegaan wordt van een zo hoog mogelijk, maar realistisch ambitieniveau. Daarnaast zijn voor dit plan de autonome ontwikkelingen van belang. Hierbij gaat het om de waterkwaliteit, ontwikkelingen in de omgeving (toename verkeer), de invulling van industn'eterrein Noordland / Theodorushaven en dergelijke. Verdere procedure Voorgesteld wordt de richtlijnen MER Bergse Haven vast te stellen conform de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte bijlage en de vastgestelde richtlijnen bekend te maken aan de Commissie voor de m.e.r., de adviseurs en aan degene(n) die een inspraakreactie hebben ingediend. Wanneer het MER is opgesteld, dient u zich vervolgens uit te spreken over de aanvaardbaarheid ervan op grond van de richtlijnen en de in de Wet milieubeheer gestelde regels. Bij een aanvaardbaar MER dient het MER vervolgens gepubliceerd te worden. Het streven is om een en ander gelijktijdig te publiceren met het voorontwerpbestemmingsplan. Een raadsvoorstel ter zake wordt u te zijner tijd aangeboden. Bijlagen De volgende bijlagen zijn, als onderdeel van dit raadsvoorstel, bijgevoegd: - richtlijnen milieueffectrapport (MER) Bergse Haven. De volgende bijlagen zijn, als achtergrondinformatie voor dit raadsvoorstel, ter inzage gelegd: - advies Commissie voor de m.e.r.; - adviezen diverse instanties (Rijkswaterstaat, Waterschap Brabantse Delta, Rijksdienst voor Monumentenzorg en Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek); - inspraakreactie Vereniging voor Natuur en Milieueducatie IVN Groene Zoom. Een ontwerpbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan. Het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom, De secretaris,
Mr. P.B.J.M. Thomassen.
De burgemeester,
Gemeente J Bergen op Zoom
De raad van de gemeente Bergen op Zoom; gezien het voorstel van het college van 21 september 2004, nr. SROB/04/101; gelet op Wet milieubeheer, het Besluit milieueffectrapportage en andere relevante wetgeving; BESLUIT:
1
De richtlijnen voor het milieueffectrapport (MER) Bergse Haven vast te stellen conform de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte bijlage. 2. De vastgestelde richtlijnen bekend te maken aan de Commissie voor de milieueffectrapportage, de adviseurs en aan degene(n) die inspraakreacties hebben ingediend. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van De griffier,
F.P. de Vos
De voorzitter,
-7-
BIJLAGE A BIJ RAADSVOORSTEL SROB/04/101
RICHTLIJNEN MILIEUEFFECTRAPPORT (MER) BERGSE HAVEN
RICHTLIJNEN MILIEUEFFECTRAPPORT (MER) BERGSE HAVEN 1. Inleiding De richtlijnen voor het milieueffectrapport voorde woningbouwontwikkeling Bergse Haven zijn in hoofdzaak gebaseerd op het advies van de Commissie voorde m.e.r. van 3 september 2004. Voorde onderdelen waar het advies verwijst naarde startnotitie m.e.r. is gebruik gemaakt van informatie uit de startnotitie. Zoals in het raadsvoorstel is aangegeven is op enkele onderdelen afgeweken van het advies van de commissie. 2. Hoofdpunten van het MER De volgende punten worden beschouwd als essentiële informatie in het milieueffectrapport: • de relatie met de industrieterreinen in én in de omgeving van het plangebied (Geertruidapolder, industrieterrein Noordland en industrieterrein Theodorushaven); • de consequenties voor de inrichting van het gebied bij scenario's met en zonder verzilting van Zoommeer/Binnenschelde; daarbij dient met name in het zoete scenario onderzocht te worden of een situatie waarbij de Geertruidadijk tijdens de aanlegfase niet wordt doorgestoken een reële optie is om de beoogde waterkwaliteit in de Binnenschelde te realiseren; • de verwachte waterkwaliteit en mogelijke verbeteringen om te voorkomen dat grote oppervlakten stilstaand water ontstaan; • effecten op de prioritaire vogelsoorten in de nabijgelegen Vogelrichtlijn gebieden (Zoommeer en Markiezaatsmeer) rekening houdend met verstoring door extra vaarbewegingen, lichten geluid; • de mogelijke beïnvloeding van de grondwaterstand op de Brabantse Wal; • de vert^erseffecten van een worst-case scenario waarbij realisatie van mobiliteitsgenererende activiteiten in de tijd vooruit loopt op de noodzakelijke infrastructurele aanpassingen in en rondom Bergen op Zoom. 3. Probleemstelling, doel en besluitvorming De informatie over de probleemstelling in de startnotitie en het voorontwerpstructuurplan is voldoende voor het MER. Het voorontwerpstructugrplan geeft ook voldoende informatie over de concrete milieunormen en streefwaarden waaraan het plan en de varianten getoetst moeten worden (o.a. geluid en luchtkwaliteit). Deze informatie dient in het MER opnieuw kort te worden weergegeven. In het MER dienen de doelstellingen van de woningbouwontwikkelingen zoveel mogelijk geconcretiseerd te worden in toetsbare criteria voor o.a. hoogwaardig woongebied, nagestreefde milieuzonering voor industriële activiteiten en de intensiteit van recreatie. Tevens dient omschreven te worden wat de ecologische doelstellingen zijn (waterkwaliteit en ecologische verbindingen). De passende beoordeling in het kader van de Vogelrichtlijn (Zoommeer en Markiezaatsmeer) maakt onderdeel uit van het MER. Het MER bevat daarnaast alle informatie die ten behoeve van het bestemmingsplan noodzakelijk is in het kader van de toetsing aan de Flora en faunawet. In het MER wordt ook de benodigde informatie opgenomen ten behoeve van de watertoets. Tevens wordt aangegeven op welke wijze procedurele afstemming plaatsvindt met de besluitvorming over Fun City en de toekomstige jachthaven (geen onderdeel van de woningbouwontwikkeling) alsmede met de planvorming betreffende toekomstige sluis in de Noorderdam (wel onderdeel van het plan voorde woningbouwontwikkeling). 4. Voorgenomen activiteit en alternatieven Gegeven de doelstellingen van het plan, is er zeer weinig ruimte voor reële ruimtelijk onderscheidende alternatieven (zie startnotitie). Verplicht zijn het nulalternatief, het basisalternatief (voorgenomen ontwikkeling) en het meest milieuvriendelijk alternatief (MMA). Tevens dient ingegaan te worden op de fasering van de realisatie van het plan en op scenario's voor onzekere autonome ontwikkelingen zoals al of niet verzilten van het Zoommeer en de Binnenschelde.
-9-
Nulaltematief en scenario's voor autonome ontwikkelingen De huidige milïeusituatie in het studiegebied wordt zodanig beschreven dat zij een voldoende basis biedt voor de effectbesehrijving (zie paragraaf 6). Bij de beschrijving van de ecologische effecten kan daarbij niet volstaan worden met het vermelden van voorkomende beschermde soorten en aantallen in het gebied maar moet de ruimtelijke spreiding van deze soorten op kaart aangegeven worden. Daarbij zal onderscheid worden gemaakt tussen beschermde gebieden, beschermde soorten en overige bijzondere soorten waarvoor het gebied een ecologische waarde vertegenwoordigt. De startnotitie geeft reeds een overzicht van autonome ontwikkelingen die vaststaan en van nog onzekere autonome ontwikkelingen. Zo is een besluit over te treffen maatregelen om te voldoen aan de waterkwaliteitsdoelstellingen in de Binnenschelde geen onderdeel van het voornemen maar een externe factor waarmee in het MER expliciet rekening gehouden moet worden. Voor de onzekere ontwikkelingen zullen scenario's worden geformuleerd. Onder meer wordt in het MER aangegeven wat de consequenties voor de inrichting zijn bij een zoet en brak Zoommeer/Binnenschelde. öe huidige situatie plus de scenario's voor autonome ontwikkeling dienen als referentiesituatie (nulalternatief) voor de vergelijking van de alternatieven (zie paragraaf 6). Fasering en aanleg In het MER dient aangegeven te worden in welke fasen het plan gerealiseerd gaat worden en dient globaal te worden ingegaan op de (tijdelijke) effecten van inrichting/aanleg van nieuwe deelgebieden op reeds gerealiseerde deelgebieden. Tevens dienen mogelijke faseringsvarianten besproken te worden. De effecten van een worst-case scenario waarbij realisatie van mobiliteitsgenererende activiteiten in de tijd vooruit loopt op de noodzakelijke infrastructurele aanpassingen in en rondom Bergen op Zoom dienen beschreven te worden. Tevens dient beschreven te worden op welke wijze het gebied bouwrijp gemaakt wordt en wat de waterdiepte wordt binnen het plangebied (in relatie met de nagestreefde (ecologische) kwaliteit van het oppervlaktewater). Planvarianten en meest milieuvriendelijk alternatief Het voldoen aan de waterkwaliteltsdoelstellingen voor de Binnenschelde is uitgangspunt voor de realisatie van de woningbouwontwikkeling Bergse Haven. Als onderdeel van mogelijke maatregelen om negatieve effecten van de woningontwikkeling te voorkomen wordt nagegaan of een situatie waarbij de Geertruidadijk tijdens de aanlegfase niet wordt doorgestoken een reële optie is. De overige keuzen voor wat betireft de inrichting (eventuele varianten en meest milieuvriendelijk alternatief) spelen zich met name af op detailniveau. Het zal daarbij gaan om het in beeld brengen van optimalisatiemogelijkheden ten aanzien van leefmilieu, energie (energievisie), duurzaamheid, waterbeheer (doorspoelmaatregelen) en inpassing/compensatie bestaande natuurwaarden (natuurvriendelijke oevers, foerageerzones voor vleermuizen). Mogelijke onderdelen van het meest milieuvriendelijke alternatief zijn: • concretisering en optimalisatie op het gebied van leefmilieu, energie en duurzaamheid; • duurzaam waterbeheer; • inpassing/compensatie van bestaande natuurwaarden. Daarbij wordt in ieder gevat aandacht besteed aan: • de noodzaak van doprspoelmaatregelen om te voorkomen dat grote oppervlakken stilstaand water ontstaan; • het ontwikkelen van natuurvriendelijke oevers, door bijvoorbeeld een vooroever (schelpenstrandjes of moerasvegetaties) bij de Geertruidadijk te realiseren; • het creëren van foerageerzones voor vleermuizen door opgaande begroeiing langs de oevers langs bijvoorbeeld de Waterschans. « de mogelijkheden voor vraag(reductie) en aanbod van energie (mogelijk gebruik van restwarmte van nabijgelegen bedrijven, windmolens of zonnepanelen).
-10-
5. Milieueffecten De onderstaande tabel geeft een overzicht per thema van de milieueffecten die beschreven zullen worden in het MER. Tevens is hierin aangegeven op welke wijze deze effecten beschreven zullen worden. De tabel is overgenomen uit de startnotitie m.e.r. en waar nodig aangepast. Hierbij is rekening gehouden met het advies van de Commissie voor de m.e.r.
Tabel 1 In het MER te beschrijven milieueffecten thema Ruimtelijke situatie
Bodem en water
aspect
te beschrijven effecten/criteria verbetering ruimtelijke structuur
ruimtelijk-stedenbouw-kundige structuur ruimtegebruik
wijziging ruimtegebruik
bodem
bodemkwaliteit grondbalans
grondwater
oppervlaktewater Bergse Haven (plangebied)
oppervlaktewater Binnenschelde (zoete en brakke situatie)
Ecologie
beschermde gebieden
bijzondere soorten
verandering grondwaterstanden en stroming risico verontreiniging grondwater waterkwantiteit Bergse Haven birinendijks waterkwaliteit/belasting vanuit riolering (overstorten) oeverinriqhting waterkwaliteit Binnenschelde als basis voor woonkwaliteit/recreatieve waarde plangebied gevolgen voorgenomen ontwikkeling voor waterkwaliteit oeverinrichting verstoring: van speciale beschermingszones van de (P)EHS areaalverlies en verstoring leefgebied van: beschermde soorten extra beschermde soorten kwalificerende soorten vogelrichtlijngebied
aanduiding werkwijze kwalitatieve beschrijving aan de hand van kaarten kwantitatieve beschrijving op basis van gegevens grondexploitatie weergave resultaten bodemonderzoek weergave beschikbare gegevens grondbalans berekening effecten grondwaterstand (mn. Brabantse wal) kwalitatieve beschrijving óp basis van beschikbare gegevens kwalitatieve beschrijving (inclusief belasting door afkoppelen) nader onderzoek te verwachten kwaliteit en mogelijke maatregelen (sanering overstort, watercirculatie) kwalitatieve beschrijving beschrijving te verwachten kwaliteit Binnenschelde en benodigde maatregelen op basis van ibeschikbaar onderzoek .kwalitatieve beschrijving gevolgen wijzigingen waterstructuur (sluis, vaargeul, verbinding met Binnenhaven) kwalitatieve beschrijving kwalitatieve beschrijving verStoringsinvloeden (extra recreatievaart; licht, getuid en beweging woongebied) beschrijven gevolgen areaalverlies en verstoring per soort(groep)
Ontwikkeling nieuwe leefgebieden Stadslandschap en cultuurhistorie
groenstructuur
gevolgen groenstructuur
historische geografie
aantasting/herstel historisch-stedenbouwkundige structuur gevolgen voor herkenbaarheid vestingwerken aantasting archeologische waarden/historisch bodemarchief verkeersintensiteiten/verkeersafwikkeling
vestingwerken archeologie Verkeer en vervoer
bereikbaarheid autoverkeer (plangebied en omgeving) milieueffecten toename autoverkeer
gebruik milieuvriendelijke vervoerwijzen
beschrijven gevolgen per sooiKgroep) gevolgen groenstructuur bepalen verandering groenareaal kwalitatieve beschrijving kwalitatieve beschrijving bepalen aangetast areaal prognose pp basis van verkeersmodel, rekening houdend met autonome ontwikkelingen (scenario's) globale toetsing met methode VervoersPrestatie.op Locatie (VPL)
-11-
thema
aspect verkeersveiligheid
bereikbaarheid langzaam verkeer Woon- en leefmi- industrielawaai
te beschrijven effecten/criteria verkeersveiligheid barrièrewerking/oversteekbaarheid geluidsbelasting bij woningen
lieu overige milieuhinder industrie wegverkeersla-
woon- en
luchtkwaliteit
geurhinder stofhinder externe veiligheid aantal woningen binnen 50 dB(A)contouren en belastingsklasse benodigde bron- en overdrachtemaatregelen toename wegverkeerslawaai langs wegen buiten het plangebied toetsing aan grenswaarden
leefmilieu
aanduiding werkwijze kwalitatieve beschrijving (criteria duurzaam veilig) kwalitatieve beschrijving weergave resultaten akoestisch onderzoek (inclusief tijdelijke situaties) weergave resultaten beschikbaar onderzoek en analyse milieuzonering industrieterrein beschrijving aan de hand van akoestisch onderzoek (SRM l, voor delen SRMII) beschrijving berekening op basis van verkeersprognose (SRMI) beschrijving aan de hand van berekeningen met CAR-model
risico's routes gevaarlijke stoffen risico's leidingen
beschrijving op basis van beschikbare informatie
energie
opties energiezuinige woonwijk
uitwerking opties en kwantitatieve toetsing EPL
duurzaam bouwen
opties duurzaam bouwen
kwalitatieve beschrijving in relatie tot Nationaal Pakket Duurzaam bouwen
externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen Energie en duurzaam bouwen
6. Overige onderdelen van het MER Vergelijking van alternatieven, vorm en presentatie De milieueffecten van het basisalternatief, de eventuele varianten en het MMA dienen onderling vergeleken te worden én met de referentiesituaties. De vergelijking moet inzicht geven in de mate waarin, dan wel de essentiële punten waarop, de positieve en negatieve effecten van het basisalternatief en de varianten van elkaar verschillen. Betrek daarbij de doelstellingen en de grens- en streefwaarden van het milieubeleid. Bijzondere aandacht verdient de presentatie van de vergelijkende beoordeling van de varianten. De onderlinge vergelijking dient bij voorkeur te worden gepresenteerd met behulp van tabellen en kaarten. Tevens dient: • kaartmateriaal voorzien te zijn van goed leesbare topografische namen en een duidelijke legenda; • het MER zo beknopt mogelijk te zijn, onder andere door achtergrondgegevens in een bijlage op te nemen; • een verklarende woordenlijst, een lijst van gebruikte afkortingen en een literatuurlijst opgenomen te zijn. Leemten in informatie In het MER dient aangegeven te worden over welke milieuaspecten geen informatie kan worden opgenomen vanwege gebrek aan gegevens. Deze inventarisatie dient toegespitst te worden op die milieuaspecten, die (vermoedelijk) in verdere besluitvorming een belangrijke rol spelen, zodat kan worden beoordeeld wat de consequenties moeten zijn van het gebrek aan milieu-informatie. Beschreven dient te worden: • welke onzekerheden zijn blijven bestaan en wat hiervan de reden is; • in hoeverre op korte termijn zou kunnen worden voorzien in de leemten in informatie; • hoe ernstig leemten en onzekerheden zijn voor het te nemen besluit. Evaluatieprogramma De gemeente Bergen op Zoom moet bij het besluit over het bestemmingsplan aangeven op welke wijze en op welke termijn een evaluatieonderzoek verricht zal worden. In het MER dient een aanzet te worden gegeven voor een programma van onderzoek, omdat er een sterke koppeling bestaat tussen onzekerheden in de gebruikte voorspellingsmethoden, de geconstateerde leemten in kennis en het te verrichten evaluatieonderzoek.
-12-
Samenvatting van het MER Er moet een zelfstandig leesbare samenvatting beschikbaar zijn, die duidelijk is voor burgers en geschikt voor de bestuurlijke besluitvorming. Het moet een goede afspiegeling zijn van de inhoud van het MER. baarbij moeten de belangrijkste zaken zijn weergegeven, zoals: • . hetbasisalternatief, de varianten en het MMA; • de vergelijking varfde effecten van alternatieven/varianten/MMA en eventueel het voorkeursaltematief; • en belangrijke leemten in kennis.
Besluitformulier commissie Ruimtelijke Ontwikkeling, Uitvoering en Beheer Datum Agendapunt Nummer raadsvoorstel Naam:
Voor Fractie
:
Tegen
Voorbehoud t
Lijst Linssen
X
GB/WP
X
CDA
X
VVD
X
Leefbaarheid
X
PvdA
X
D66/BSD
X
Groen Links
X
A/B-stuk
: 20 oktober 2004 :4i : SROB/04/101 : Vaststellen richtlijnen milieueffectrapport (MER) Bergse Haven
A-stuk
Opmerkingen •'. ,
16:08
VAN-RWS Dl R fJÖÖRD-BRABAST Af D. RB
Fax
Aan
Gemeente Bergen op Zoom
*3i -73-681 7371
T-136
P.BO1/003
Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat
Fax 0164-245356
10
College van burgemeesters en Wethouders T.a.v, Mw, H J. van Blitterswïjk
van PJ. Blom
Datum 9 augustus 2004 Kenfterk
Doorklesnunirner
073 681 73 83 Telefooniiummer Indien Incompleet ontvangen 073681 7817 Aantal pagina's (Indusléf voorblad) 3'
Onderwerp Reactie op startnottöe MER en conceptstructuurplan Bergse Haven
Geacht college/geachte mevrouw van Blitterswijk, Naar aanleiding van de door u toegezonden startnotitie MERen voorontwerpstructuurplan Bergse Haven, stuur ik u hierbij onze reactie per fax. De reactie zal u nog nagezonden worden per brief. Voor vragen of opmerkingen kunt u contact met mij opnemen. Hoogachtend, drs. Peter Blom Afdeling Ruimte, Bestuur en Verkeer (RBV) Tel: 073-6817383 Fax; 073--6817375 p J
[email protected]
D Erectie Noord-B rabant Postadres postbus 90157,5200 MJ 's-Hertogenbosdi Bezoekadres Zuidwal 58
Tefeftiori 073 6S1 73 17
Fax 073 681 73 75 E-mail pj.blomödnb. rws.minvenw.nl
F-654
*'' Oa-AUl-2004 1N8
VAN-RWS DIRNOORD^BRABAflT AFD. É'
+31>7'3-B8lfjif5
Ï-13G P-OD2/aff3
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom Postbus 35 4600 AA BERGEN OP ZOOM
Contactpersoon
Doorklesnummer
P.J.. Blom
073 681 73 83
Datum
Bijlage(n)
9 augustus 2004 Ons kenmerk DNB/2004/6041 Onderwerp
Uwkenmerfc 4D4-01O910
Reactie; op startnötitie MER en conceptstructuurplan Bergse Haven. Geacht college. Naar aanleiding van de door u toegezonden startnötitie MER en voorontwerpstructuurpfan Bergse Havenf stuur ik u hierbij on±e reacöe. in eerste instantie wil ïk uw college complimenteren met de plannen voor Bergse Haven. Ondanks de complexiteit van hét plan, fs met de startnötitie door de gemeente ingezet;op een integrale benadering waarbij de deelplannen in verband worden gezet en van een beoordelingskader kunnen worden voorzien. In het navolgende wil ik nog enkele opmerkingen maken en aanvullingen geven. Infrastructurele effecten Bij de ontwikkeling van grootschalige ruimtelijke projecten dienen ïnfrasfructurele effecten en oplossingen hiervoor gelijktijdig meegenomen te worden (parallelle planvorming). Ik ben verheugd te zien dat hier in de startnotrtie en het voorontwerpstructuurplan aandacht . aan wordt gegeven. De voorziene ontwikkelingen vergeh nogal wat van de infrastructuur in Bergen op Zoom zelf, maar ook van de regionale ontsluitingsstructuur, waaronder bijvoo&eeld de A4 en de A58; Naast de lokale ontsluitingsproblematiek, zal dus ook nadrukkelijk gekeken moeten wörderj riaar het regionale bereikbaarheidsaspect. Belangrijk is daarbij dat de infrastructuur deze ontwikkeling kan dragen. Dit zpu dan ook duidelijk uit de in de MER en het ontwerpstructyurplan genoemde verkeer5{model)studïe naar voren moeten komen.
DIensf Noord-Brabant Postadres postbus 90157.5200 A/U's-Hertogenbosdi Bezoekadres Zuidwat 53
Bcrolkbaar op teopaMand In ca. 19 min. «iiur station NS
Telefoon 073 68178 17 Fax 073 681 7375
[email protected]
F-Ö54
* OS-AU&2004 1&:08
VAN-RHS D1R NO'ÖRD-BRABANT AFD. RB
131-7^6817375
Ï-1ÏB f,003/083
DNB/20Q4/6041
Indien uit deze studie infrastructurele knelpunten naar voren zouden komen, zouden er in ieder geval voldoende middelen gereserveerd moeten worden orn deze te voorkomen danwei op te tossen. Hierbij moet natuurlijk gezocht worden naar het meest kosteneffectieve alternatief. Daarbij spelen het oplossend vermogen van de verschillende modaliteiten, zoals auto, bus, trein, fiets en de verschillende onderdelen van het wegermet (investeren in rijks, provinciale of gemeentelijke. wegen?) een belangrijke rol. We willen u nadrukkelijk verzoeken ons als wegbeheerder te betrekken bij de verder planvorming (bijvoorbeeld verkeersstudles, aansluitingen), teneinde parallelle planvorming invulling te geven.
Gezien de waterbejangen in het plan wil ik u graag wijzen op de betrokkenheid van waterbeheerders in het kader van de watertoets. Hierbij dient er overleg gevoerd te worden over waterkwaliteit- en kwantiteitsaspecten met de waterbeheerders, waaronder Rijkswaterstaat directie Zeeland en Waterschap Brabantse Delta, Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben. Hoogachtend, DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT, namens deze,
DÉ HOOFDINGENIEUR-DIRECTEUR,
namens deze, het hopfcKan de hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken en Regionale
r, H.M.M. Latour
F-654
Waterschap
Brabantse Delta
Water doet léven
Onderwerp: StartnötitJe MER Bergse Haven Geachte mevrouw Peers, Naar aanleiding van uw verzoek tot advisering het volgende. Parallel aan dé opstart van het Mtft is de bestemmingsplanprocedure in gang gezet. Formeel bëttoëft een' watertoets alleen op een ruimtelijk (bestemmïngs- of structuur-)pian te worden uitgevoerd. Niettemin is het raadzaam om (ook) voor een MER in te gaan op de wateraspecten, in dit geval gericht op advies voor de richtlijnerijnzake de inhoud van het MER. In het bestemmingsplantraject is de waterhuishouding al uitgebreid aan bod geweest. Het waterschap kon op basis van de voorhanden zijnde informatie (nog) geen positief wateradvies geven. Hiervoor zal in opdracht van d? gemeente door adviesbureau Witteveen+Bos aanvullend onderzoek worden gedaan:öm de effecten van de ontwikkeling op de waterhuishouding in beeld te krijgen en eventuele alternatieve oplossingen te : -formuleren. Bedoeld onderzoek heeft uitdrukkelijk ook een functie voor het MER. Het Masterplan Bergse Haven van januari 2004 wordt door uw gemeente gehanteerd als uitgangspunt voor de verdere ontwikkeling. In de startnotitie MER wordt dit gedefinieerd als het ^basisalternatie?". Een van de alternatieven die wellicht als onderdeel van een meest milieuvriendelijk alternatief kan worden aangemerkt is het aanbrengen van een scheiding tussen het watersysteem van de stedelijke uitbreiding .en de Binnenschelde. Daarmee is bedoeld een scheiding die weliswaar stedenbouwkundig het aanzien heeft van integratie, maar waarbij toch fysische vermenging van water met verschillende kwaliteiten eni/of doelstellingen wordt voorkomen. Daarmee worden -alle negatieve milieueffecten en risico's: van de ontwikkeling op de Binnenschelde op voorband weggenomen. Een dergelijke scheidling kan zelfs een tijdelijk karakter hebben, daar de milieurisico's na^r verwachting bij een zout milieu (van Zoommféren Binnenschelde) aanmerkefïjk klëtner zullen zijn. Of dit zoute milieu er daadwerkelijk komt (s pp dit moment nog volstrekt onzeker. Behalve de gevolgen van de interactie tussen de diverse watersystemen zal moeten worden ingegaan op de gevolgen, die de recreatieve scheepvaart kan hebben, de veiligheid (schütsluis in primaire wafërkering) en de juridische mogelijkheden om zowel in de aanleg- als in de beheerfase een milieuverantwoord j l materfaalgebruik en gebruik van de openbare en particuliere ruimte veilig te stellen* .
Resumerend vertrouw ik erop, dat het onderzoek van Witteveen+Bos voldoende inzicht zal Verschaffen om zowel voor het MER, als voor de (verplichte) watertoets op structuurplan en bestemmingsplan tot een afrondend positief advies te komen. l Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben bericht. Hoogachtend, Namens hetjieerlopig dagelijks bestuur, Regioman£jf|(r|(egio West
Broederplein 41 - 3703 CD Zeist Postbus 1001 . 3700 BA Zeist
Burgenieester en
Postbus 35
DE
-.-
S1
l 030 - 698 32 U
fax
\ 030 - 691 61 89
Rabobank 1923 21 757
4600 AA Bergen op Zoom i
uw brief datum
' 9juli2004
' '
RZ-2004-1455
uw kenmerk HÓ4-010925 ' beKandeld door' ' regio Zuid/Schürmann
n T ' :oif~i>f^$3
• disciw fvOfö : Aftf.' 0R0 *^! ' i «Potó • 1 !'?6j.Merr,!. 6óO ' '«CSOeRmyiïpïir.
6983218
R
onderwerp
hjilacen
datum
ontwerpbestemmingspkn Bergse Haven en Startnotitie MER Geacht College, In antwoord op het mij — in het kader van het in artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening bedoelde overleg — bij bovengenoemde brief toegezonden ontwerpbestetTrmifigsplan Bergse Haven en Startnotitie MER, deel ik u het volgende mede. Een ambitieus plan in een steeds wisselende vormentaal. De eerste utopische aanzetten daarvoor waren weliswaar veel belovend, maar mogelijfcis de huidige planopzet beter realiseerbaar. Desalniettemin 2al het gebied een enorme transformatie ondergaan. Veel zal afhangen van de voorgenomen verplaatsing van ondermeer de Nedalco op een scharnierpunt in dé planoatwikkeling. Gelijkertijd zou bezien kunnen worden ii hoeverre het handhaven van een schone industriële locatie afbreuk zoa doen aan de vooigenomen pkaontwikkelingi, Ia ieder geval biedt het Masterplan voldoende ruimte om gaandeweg tot een meer definitieve vorm te komen. De schetsen in de concept Startnotitie MER geven daar een fraai beeld van. Daarom wil ik ook het volgende opmerken over de deelgebieden 2,11 en 12. Ad 2) Het overgrote deel van het plangebied ligt .binnen een forse geluidscontour van het industrieterrein Noordjand. Die geluidscontour is geen feitelijke geluidsbelasting, maar een papieren rlaïfn op het invullen ervan, zodra de hoofdgegadigde voor dit industrieterrein (GE Plastics) zich ook daadwerkelijk op Noordland zou gaan vestigen. Inmiddels opteert GE Plastics voor een vestiging in het gebied de Spie, wat aanzienlijk verder verwijderd ligt van de Geertoiidapplder. Hét jijkt dan ook vanzelfsprekend om de huidige zwaar drukkende geluidscontour mee terug te dringen tot de bron, zodat in deelgebied 2 de noodzakelijkheid van een forse geluidswal opnieuw op haar merites zou kunnen worden bezien en mogelijk: zelfs kan leiden tot een heel aadere stedenbouwkundige invulling. Het rudimentair aanwezige historische Havenkanaal zou dan meer onderdeel kunnen gaan vormen van ;een moelijk intensievere stedenbouwkundige invulling in dat gebied.
_. ,_
,
R I J K S D I E N S T VOOR DE M O N U M E N T E N Z O R G bladzijde
2
RZ-2004-1455
Ad 11,12) De resten van de zogenaamde Waterschans in zijn huidige vorm zal bij de argeloze passant niet direct de reminiscentie doen ontstaan, aan een kloek verdedigingswerk. De Schans is Rijksmonutnent (no; 9252), volledigheidshalve heb ik de registeromsdmjvïrtg ^bijgevoegd. Hooguit woidt de aanwezige aarden wal herkend als een deel van de waterkering met een wat uitzonderlijke hoekige vorm. En helaas is dit laatste zo ook uitgewerkt in de huidige planvorming. Er zijn letterlijk losse woningen op de dijk gezet en de voorgestelde bebouwing van het markante middengebied zoüoofc een vorm kunnen zijn in een nieuw te bouwen wijk elders. Mijns inziens wordt er pp deze wijze een kans gemist om de Waterschans als bijzonder element in het water een krachtige en eminente eigen vorm te geven, die zich onderscheidt van de overige woonbebouwing. Een waterverbinding vanuit de Binnenschelde naar de Binnenhaven en Binnenstad is een essentieel onderdeel van de planopzet en mag nimmer worden wegbezuinigd. Tot slot, om voor zoveel nieuwe woningen in de toekomst voldoende belangstelling te krijgen lijkt het me zinvol het plan ook te etaleren bij de zuiderburen, met name in Antwerpen en indien nodig de openbaar vervoersmogelijkheden visa versa daaf op af te stemmen. Met belangstelling zie ik de verdere planvorming tegemoet De Directeur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, voor deze, het Hoofd van de ]
(Mw.Drs.JX.P.B,
bijlage t bijlage 2:
advies PCGP van 8 juni 2004 over bestemmingsplan De Spie registeromschrijving Waterschans bergen op Zoom
Provinciale Planologische Commissie Noord-Brabant Algemene, subcommissie voor gemeentelijke plannen VERZONDEN Secretariaat: Brabantlaan
l, 's-Hertogenbosch Corr. adres: Postbus 90} 51, 5200 MC 's-Hertogenbosch
Tel; 073 - 681 26 31/680 88 28, fax 073 - 612 36 10
1
Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnr. Bijlagen Datum Onderwerp
8. JUN
: nr. 981432/1002578 :~ : 680 88 28 M. van de Ven :: 7 juni 2004 : Ontweip-bestemmingsplan De Spie
Email:
[email protected]
Het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom Postbus 35 4600 AA BERGEN OP ZOOM
Geacht college, De Planologische Commissie voor Gemeentelijke Plannen heeft bovenvermelde aangelegenheid, in samenhang met het directie-advies van 7 mei 2004, behandeld in haar vergadering van 26 mei 2004. De behandeling heeft geleid tot de volgende opmerkingen. De commissie is met de directie ROH van mening dat de in het directie-advies genoemde aspecten, aanpassing dan wel nadere toelichting behoeven, in aanvulling op hetgeen in het directie-advies staat beschreven adviseert de commissie om de onderbouwing van de koppeling tussen het vrijvallen van de reservering op Noordland en het ontwikkelen van De Spie duidelijker naar voren te laten komen. Daarnaast adviseert de commissie om te bezien of door onderliggende ontwikkeling de geluidscontour die momenteel nog over de Geertruidapolder is gelegen, aan verandering onderhevig is. Ten aanzien van de uitbreiding van het bedrijf GE Plastics adviseert de commissie u om deze op een landschappelijk verantwoorde wijze in te passen in de omgeving en bij de verdere uitwerking van dit plan ook Staatsbosbeheer als terreinbeheerder te betrekken. Voor het aangeven van de zwaarte van de gemaakte opmerkingen hanteert de commissie drie categorieën. Bij Categorie l opmerkingen gaat het om opmerkingen over planelementen die in haar ogen onaanvaardbaar zijn. Bij categorie II opmerttingen is de aanvaardbaarheid van het planelement onduidelijk omdat de toelichting geen of onvoldoende motivering en/of gegevens bevat. Bij categorie [II opmerkingen gaat het om opmerkingen ter verhoging van de kwaliteit van het plan. Dergelijke opmerkingen spelen geen doorslaggevende rol bij de advisering over vastgestelde plannen.
Hoogachtend, de secretaris,
mr. drs. E.J.A.M. de Groot.
De Provinciale Planologische Commissie en haar subcommissies adviseren het provinciaal bestuur en gemeenten over de ruimteliikp
de vo!ksbüis\/p<;lïnn f=n Ho ctóHalülxö ,/rt.-„:~.....;-- *- J- -~ -
OBJECT-GEGEVENS
Datum
: 30 augustus
2004 OBJECTEN DATABANK (ODB) RIJKSDIENST VOOR DE MONUMENTENZORG BASISGEGEVENS Provincie MlP-gebied Gemeente Plaats
:Npord-Brabant :Zuidwest-Brabant :Bergen op Zoom :Bergen op Zoom
Object-code Rijks-mon.nr
4600AA-00000-04 9252
Aanduiding :RdMz Bescherming:Art. 6 Ingeschreven Bebouwde kom:Onbekend XY-Coord,:76771 - 389906
Plaats:Bergen op Zoom Locatie:Schans met gracht en omdijking bij verdedigingswerke [
REDENGEVENDE OMSCHRIJVING " ' ' [~~ Aan het westelijk, uiteinde van de voormalige Buitenhaven gedeelte, van de stervormige schans met gracht en omdijking. Behorend tot de naar ontwerp en onder leiding van Mennoj'van Coehoorn in 1698-1712 aangelegde vestingwerken. Deze schans is aangelegd op de plaats van een oudere fortificatie. Aan de noordzijde deels bewaarde kademuur, ca. 80 meter lang, waarin nog de oude doorgang/d-i j kopening naèr de. kade langs de voormalige buitenliavén. Baksteen: roöd-bruin 21 a, 22 x 101 a 11 x 4 a 4,2 cm. Irt de oude doorgang, ter weerszijde, verticaal imgemetselde in hardsteen uitgevoerde groeven, 16 cm breed en 10 cm diep, voor het aanbrengen van stormvloedschotten. Latere dijkdeur (1956) met ouder hangwerk. Aan de west- en zuidzijde grotendeels bewaarde omdijking van de schans met waterpartij op de plaats van de voormalige schansgracht^ Eind jaren 1970 is het dijklichaam aan de boven- én binnenzijde verzwaard ir het kader van de toen uitgevoerde dijkversterkingen. Gedeelte van 1698 tot l'i 12 onder leiding van Menno van Coehoorn aangelegde stervormige schans met cracht en omdijking van belang als Rijksmonument wegens de cultuurhistorische waarde in het bijzonder de geschiedenis van de nederlandse
Woningbouwontwikkeling Bergse Haven eindconcept Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport
3 september 2004 / rapportnummer 1445-29
Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport Woningbouwontwikkeling Bergse Haven
ISBN 90-421-1373-1
1445-29 EIND concept rl advies.3 september 20041 3 september 2004
1.
5
10
15
20
25
30
INLEIDING De gemeente Bergen op Zoom heeft het plan om een nieuw woongebied te ontwikkelen in (de directe omgeving) van de Geertruidapolder met een omvang van ca 2700 woningen. Aan deze woningen zullen ca 200 ligplaatsen voor jachten worden gekoppeld. De gemeente Bergen op Zoom heeft er voor gekozen de procedure van milieueffectrapportage (m.e.r.) te volgen. Het plan is onderdeel van het Masterplan Bergse Haven, dat ook voorziet in aanleg van een nieuwe jachthaven van ca 250 ligplaatsen in de omgeving van de Noorlandsedijk en de realisatie van een grootschalig vrijetijdscentrum, Fun City. Voor de nieuwe jachthaven en Fun City worden separate m.è.r. procedures doorlopen. Bij brief van 12 juli 2004 is de Commissie voor de milïeueffectrapportage ih de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over de richtlijnen voor het milieueffectrapport1. De m.e.r.-procedure ging van start met de kennisgeving van de startnotitie - samen met het Concept Structuurplan Bergse Haven - in de Bergen op Zoomse Bode op 11 juli 20042. , Dit advies is opgesteld door een werkgroep van de Commissie voor de m.e.r.3 De werkgroep treedt op namens de Commissie voor de m.e,r. en wordt verder in dit advies 'de Commissie' genoemd. Het doel van het advies is om aan te geven welke informatie het milieueffectrapport (MER).moet bevatten om het mogelijk te maken het milieubelang; volwaardig in de besluitvorming mee te wegen. ,., ; ',
-/':
De Commissie heeft kennis genomen van de inspraakreacties en adviezen4 die zij van het bevoegd gezag heeft ontvatigen. Waar zij dit relevant acht, verwijst de Commissie in dit advies naar specifieke reacties. De startnotitie.en het Concept Structuurplan Bergse Haven bevatten al veel voor het MER relevante en goede informatie. In dit advies sluit de Commissie hierbij dus zo veel mogelijk aan en ligt de nadruk op onderwerpen die in het MER aanvullend,of meer expliciet aan de orde moeten komen.
Zie bijlage l. Zie bijlage 2. De samenstelling hiervan is gegeven in bijlage 3. Bijlage 4 geeft hiervan een lijst. -l-
1445-29 EIND concept rl advies.3 september 20041 3 september 2004
2.
HOOFDPUNTEN De Commissie beschouwt de volgende punten als essentiële informatie in het milieueffectrapport. Dat wil zeggen dat het MER onvoldoende basis biedt voor het meewegen van het milieubelang in de besluitvorming, als informatie ontbreekt over:
5
•
de consequenties voor de inrichting van het gebied bij scenario's met en zonder verzilting van Zoommeer/Binnenschelde; daarbij dient in het zoete scenario onderzocht te worden of een alternatief waarbij de Geertruidadijk in eerste instantie niet wordt doorgestoken of er op een andere manier een (tijdelijke) scheiding blijft tussen plangebied en Binnenschelde, een reële optie is om de beoogde waterkwaliteit in de Binnenschelde te realiseren; « de verwachte waterkwaliteit en mogelijke verbeteringen; zoals doorspoelvarianten om te voorkomen dat grote oppervlakten stilstaand water ontstaan; • effecten op de prioritaire vogelsoorten in de nabijgelegeri7Vogelrichtlijn gebieden (Zoommeer en Markiezaatmeer) rekening houdend-met verstoring door extra vaarbewegingen, licht en geluid;, • de mogelijke beïnvloeding van de grondwaterstand op de Brabantse Wal; * de effecten van een worst-case scenario waarbij realisatie van mobiliteitsgenererende activiteiten in de tijd vooruit loopt op de noodzakelijke infrastructurele aanpassingen in en rondom Bergen op Zoom.
10
15
20
Daarnaast moet een zelfstandig leesbare samenvatting beschikbaar zijn, die duidelijk is voor burgers en geschikt voor de bestuurlijke besluitvorming. '
25
3.
PROBLEEMSTELLING, DOEL EN BESLUITVORMING
3.1
Probleemstelling
De startnotitië-'en zeker ook het Concept Structuurplan gaan uitgebreid in op de probleemstelling :en het beleidskader waarbinnen de ontwikkeling van Bergse Haven tot stand moet komen. Deze informatie is voldoende voor het MER.
30
3.2 055
40
;";
Doel De startnotitie geeft onder 2.4 aan dat het project gericht is op het versterken de economische, sociale en ecologische structuur door: • een hoogwaardig woongebied te realiseren met ca 2700 woningen en ca. 200 ligplaatsen voor bewoners en passanten; • de bestaande problemen van het verouderde bedrijventerrein op te lossen; • de historische samenhang tussen de stad en het water te herstellen met optimale benutting van de recreatieve potenties van de Binnenschelde.
van
Concretiseer in het MER deze doelstellingen zo veel mogelijk in toetsbare criteria voor o.a. hoogwaardige woongebied, nagestreefde milieuzonering voor industriële activiteiten en de intensiteit van recreatie. Geef ook invulling aan -2-
1445-29 EIND concept rl advies.3 september 20041 3 september 2004
de ecologische doelstellingen zoals die voor de nagestreefde waterkwaliteit en de ecologische verbindingen5. Het Concept Structuurplan geeft voldoende informatie over de concrete milieunormen en streefwaarden waaraan het plan en de varianten getoetst moeten worden (o.a. geluid en luchtkwaliteit). Geadviseerd wordt om deze informatie kort in het MER weer te geven, bijvoorbeeld in de vorm van een tabel.
5
3.3
Besluitvormingstraject
10
De startnotitie gaat in op de directe nabijheid van gebieden met beschermde status in het kader van de Vogelrichtlijn (Zoommeer en Markiezaatmeer) en de mogelijke effecten daarop. Gemeld wordt dat de passende beoordeling in het kader van de Vogelrichtlijn onderdeel zal uit maken van het MER. =.
15
In het gebied komen ook soorten voor die beschermd zijn onder de Flora- eri Faunawet (FFw). Hiervoor zal dus een ontheffïngsaanvraag ingediend moeten worden. Wanneer het MER ook voor deze ontheffïngsaanvraag de basis moet bieden, heeft dit consequenties voor de mate van detail van te verstrekken informatie. Bijlage 5 geeft informatie over de wijze waarop in m.e.r. met de passende beoordeling in het kader van de Vogelrichtlijn en de soortbescherming op basis van de FFw kan worden, omgegaan. .
20
Voor het project wordt een Watertoéts uitgevoerd. De startnotitie geeft aan dat de thema's en de aanpak van het onderzoek nog nader uitgewerkt worden in overleg met de waterbeheerder. De Commissie gaat er van uit dat de benodigde informatie integraal onderdeel .uitmaakt van liet MER.
25
Geadviseerd wordt aan te geven - op welke wijze procedurele afstemming plaatsvindt met de besluitvorming ^ over Fun City en de toekomstige jachthaven in het Zoommeer. De realisatie van het plan strekt zich uit over een lange periode (tot na 2020)^ Het Concept Structuurplan geeft aan op welke wijze maatschappelijke toetsing plaats zal vinden tot en met vaststelling van het structuurplan,itHet is zinvol om in het MER aan te geven op welke wijze in het vervolgtraject bij de nadere uitwerking van de deelgebieden de maatschappelijké toetsing zal plaatsvinden.
30
35
4.
VOORGENOMEN ACTIVITEIT EN ALTERNATIEVEN
4. l
Fasering Geef aan in welke fasen het plan gerealiseerd gaat worden en ga daarbij globaal in op de (tijdelijke) effecten van inrichting/aanleg van nieuwe deelgebieden op reeds gerealiseerde deelgebieden.
40
5
IVN Groene Zoom (Bijlage 4, nr. 1) pleit er voor om binnen de ecologische verbindingen recreatieve en natuurdoelstellingen te combineren.
-3-
1445-29 EIND concept rl advies.3 september 20041 3 september 2004
Bespreek mogelijke faseringsvarianten. De Commissie denkt daarbij aan het gesloten houden van de Geertruidadijk zolang gebaggerd wordt in het gebied de Haveneilanden. Dit baggeren zal een sterke vertroebeling van het water met zich mee brengen. Door de dijk zo lang mogelijk gesloten te houden kan een negatief effect op het doorzicht in de Binnenschelde voorkomen worden.
5
Beschrijf de effecten van een worst-case scenario waarbij realisatie van mobiliteitsgenererende activiteiten in de tijd vooruit loopt op de noodzakelijke infrastructurele aanpassingen in en rondom Bergen op Zoom6. Het gaat daarbij vooral om de hinder langs de huidige zuidelijke ontsluiting richting A58 zolang de nieuwe aansluiting op de A58 nog niet is gerealiseerd.
10
4.2
Aanleg
15
Beschrijf in het MER op welke wijze het gebied bouwrijp gemaakt wordt en wat de waterdiepte wordt binnen het plangebied. Leg een relatie tussen de waterdiepte en de nagestreefde (ecologische) kwaliteit van het oppervlaktewater.
20
Geef aan wat de bouwhoogten zullen zijn mede in relatie tot de waterbergende capaciteit in het gebied en peilfluctuaties.
4.3
Plan, varianten en meest milieuvriendelijk alternatief De Commissie onderschrijft de conclusie in de startnotitie dat er, gegeven de doelstellingen van het plan, zeer weinig ruimte is voor reële ruimtelijk onderscheidende alternatieven. Zeer bepalend voor de feitelijke inrichting van het gebied is de keuze voor al of niet verzilten van Zoommeer/Binnenschelde. Het halen van de waterkwaliteitsdoelstellingen is immers een cruciale factor voor het welslagen van het plan (startnotitie blz. 17). Een besluit hierover is geen onderdeel van het voornemen maar een externe factor waarmee in het MER expliciet rekening gehouden moet worden.,: Om deze reden adviseert de Commissie in het MER aan te geven wat de consequenties voor de inrichting zijn bij een 'zoet' en een 'zout' Zoommeer/Binnenschelde. Mogelijk is een tijdelijk gesloten Geertruidadijk of het op een andere manier scheiden van plangebied en Binnenschelde een reële optie om in een 'zoet' scenario eutrofiëring binnen het plangebied zelf te voorkomen of te beperken7. Dit zou kunnen leiden tot onderscheidende inrichtingsalterriatieven.
25
30
35
40
De overige keuzen spelen zich met name af op detailniveau. Het zal daarbij gaan om het in beeld brengen van optimalisatie mogelijkheden. De startnotitie noemt als mogelijke varianten:
6
Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat vraagt in haar reactie (Bijlage 4, nr. 2) om aandacht voor parallele planvorming teneinde bereikbaarheidsproblemen te voorkomen. 7 Zowel IVN Groene Zoom als het Waterschap Brabantse Delta (Bijlage 4, inspraakreactie nr. l en 4) vragen in hun reacties om in het MER in te gaan op de consequenties voor het voornemen van al of niet verzilten. Het Waterschap vraagt specifiek aandacht voor een optie met (tijdelijke) fysieke scheiding van het stedelijke gebied en de Binnenschelde om goede waterkwaliteit in het stedelijke gebied te waarborgen. -4-
1445-29 EIND concept rl advies.3 september 20041 3 september 2004
• • • •
5
De Commissie adviseert om daarbij in ieder geval aandacht te besteden aan: • de noodzaak van doorspoelmaatregelen om te voorkomen dat grote oppervlakken stilstaand water ontstaan; • het ontwikkelen van natuurvriendelijke oevers, door bijvoorbeeld een vooroever (schelpenstrandjes of moerasvegetaties) bij de Geertruidadijk te realiseren; : • het creëren van foerageerzones voor vleermuizen door opgaande begroeiing langs de oevers langs bijvoorbeeld de Waterschans; - , Daarnaast beveelt de Commissie aan om parallel aan het MER en het opstellen van het bestemmingsplan een energievisie op te stellen. Deze energievisie kan gebaseerd worden op locatiespecifiek onderzoek naar vraag(reductie) en aanbod van energie, waarbij te denken valt aan mogelijk gebruik van restwarmte van nabijgelegen bedrijven, windmolens of zonnepanelen. ;
10
15
20
.;
4.4
30
5.
40
;,-
Referentiesituatie De startnotitie geeft een overzicht van autonome ontwikkelingen die vaststaan en van nog onzekere autonome ontwikkelingen., De uitvoering van maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit in de Binnenschelde staat nog niet vast. Gezien de belangrijke invloed van een eventuele verzilting van de Binnenschelde op het voornemen/varianten en hun effecten is het wenselijk dat in het MER twee referentie scenario's worden gebruikt. Eén met en één zonder verzilting. De huidige situatie plus de scenarios voor autonome ontwikkeling dienen als referentiesituatie voor de vergelijking van varianten.
25
35
de fasering in ontwikkeling van deelgebieden; concretisering en optimalisatie op het gebied van leefmilieu, energie en duurzaamheid; duurzaam waterbeheer; inpassing/compensatie van bestaande natuurwaarden.
MILIEUEFFECTEN Iri de startnotitie wordt bij de beschrijving van de milieueffecten prioriteit gelegd bij de aspecten verkeer, water en industrie. Bij een juiste invulling van de milieudoelstellingen, zoals geformuleerd in het Concept Structuurplan, zullen de effecten van de industriële bedrijvigheid op het plan naar de inschatting van de Commissie niet groot zijn. Dit aspect kan daardoor minder prioriteit krijgen. Een juiste beschrijving van mogelijke effecten op Speciale Beschermingszone (sbz) in de passende beoordeling dient daarentegen wel prioriteit te krijgen gezien het dwingende karakter van dit beschermingsregime.
45 De startnotitie geeft in tabel 2 een goed overzicht van de te beschrijven (mili-
eu)effecten. Deze kan de basis zijn voor de beschrijving van de effecten in het MER. Bij de tabel plaatst de Commissie de volgende kanttekeningen: -5-
1445-29 EIND concept rl advies.3 september 20041 3 september 2004
•
bij de beschrijving van de effecten op de grondwaterstand kan niet volstaan worden met kwalitatieve gegevens. Met het oog op de mogelijke beïnvloeding van de grondwaterstand op de Brabantse Wal zullen ook kwantitatieve gegevens (berekeningen) verstrekt moeten worden; « b i j de beschrijving van de ecologische effecten kan niet volstaan worden met het vermelden van voorkomende beschermde soorten en aantallen in het gebied maar moet de ruimtelijke spreiding van deze soorten op kaart aangegeven worden; geadviseerd wordt om onderscheid te maken tussen beschermde gebieden, beschermde soorten en overige bijzondere soorten waarvoor het gebied een ecologische waarde vertegenwoordigd (bijv. vissen en schaaldieren, ook in verband met de voedselvoorziening van vogels). .
5
10
6.
OVERIGE ONDERDELEN VAN HET MER
6. l
Vergelijking van alternatieven
15
Vergelijk de milieueffecten van het basisalternatief, de varianten en het mma onderling én met de referentiesituaties. De vergelijking moet inzicht geven in de mate waarin, dan wel de essentiële punten waarop, de positieve en negatieve effecten van het basisalternatief en de varianten. Betrek daarbij de doelstellingen en de grens- en streefwaarden van het milieubeleid.
20
•'"'"
6.2
30
6.3
40
:;
' -'
•
'
Geef aan over welke milieuaspecten geen informatie kan worden opgenomen vanwege gebrek aan gegevens. Spits deze inventarisatie toe op die milieuaspecten, die (vermoedelijk) in verdere besluitvorming een belangrijke rol spelen, zodat kan worden beoordeeld wat de consequenties moeten zijn van het gebrek aan milieu-informatie. Beschrijf dus: • welke onzekerheden zijn blijven bestaan en wat hiervan de reden is; • in hoeverre op korte ïefrnijn zou kunnen worden voorzien in de leemten in informatie; : • hoe ernstig leemten en onzekerheden zijn voor het te nemen besluit.
25
35
Leemten in informatie
;
Evaluatieprogramma De gemeente Bergen op Zoom moet bij het besluit over het structuurplan aangeven op welke wijze en op welke termijn een evaluatieonderzoek verricht zal worden. Daarmee kunnen de voorspelde effecten vergeleken worden met de daadwerkelijk optredende effecten en kunnen zo nodig aanvullende mitigerende maatregelen worden getroffen. Het verdient aanbeveling om in het MER al een aanzet te geven voor een programma van onderzoek, omdat er een sterke koppeling bestaat tussen onzekerheden in de gebruikte voorspellingsmethoden, de geconstateerde leemten in kennis en het te verrichten evaluatieonderzoek. Gedacht kan worden aan een herhalingsinventarisatie op beschermde flora en fauna.
-6-
1445-29 EIND concept rl advies.3 september 20041 3 september 2004
6.4
Bijzondere aandacht verdient de presentatie van de vergelijkende beoordeling van de varianten. De onderlinge vergelijking dient bij voorkeur te worden gepresenteerd met behulp van tabellen en kaarten. Voor de presentatie beveelt de Commissie verder aan om: • het MER zo beknopt mogelijk te houden, onder andere door achtergrondgegevens (die conclusies, voorspellingen en keuzen onderbouwen) niet in de hoofdtekst zelf te vermelden, maar in een bijlage op te nemen; • een verklarende woordenlijst, een lijst van gebruikte afkortingen en een literatuurlijst bij het MER op te nemen. De Commissie vraagt speciale aandacht voor het gebruik van goed kaartmateriaal met goed leesbare topografische namen en voorzien van eeil duidelijke legenda. ,
5
10
15
20
25
Vorm en presentatie
6.5
Samenvatting van het MER
\'
:
De samenvatting is het deel van het MER dat vooral wordt gelezen door besluitvormers en insprekers en het verdient daarom bijzondere aandacht. Het moet zelfstandig leesbaar zijn en een goede afspiegeling zijn van de inhoud van het MER. Daarbij moeten de belangrijkste.zaken zijn weergegeven, zoals: • het basisalternatief, de varianten gn,,he.t mma; • de vergelijking van de effecten van alternatieven/varianten/mma en eventueel het voorkeursalternatief; • en belangrijke leemten in kennis. •
"
''•'•
-7-
,
1445 rt bijlage 52 3 september 2004
BIJLAGE 5A Gebiedsbescherming op grond de Vogelrichtlijn1
5
10
15
20
25
Passende beoordeling 1. Op grond van welke vanwege de Vogelrichtlijn beschermde soorten heeft het gebied zich gekwalificeerd als speciale beschermingszone? 2. Welke significante gevolgen met betrekking tot deze soorten kunnen er optreden ten gevolge van de voorgenomen activiteit afzonderlijk of in samenhang met andere plannen of projecten (cumulatie)? 3. Indien er sprake kan zijn van significante gevolgen, dan dient er een passende beoordeling uitgevoerd te worden door het bevoegd gezag. De provincie kan ervoor kiezen de passende beoordeling in hét MER uit te voeren. Daarbij komen de volgende aspecten aan bod: • zijn er alternatieve oplossingen (met inbegrip vgjra mitigerende maatregelen), waardoor er geen significante gevolgen voor het beschermde gebied optreden? , • zijn er dwingende redenen van groot openbaar2 belang waarom het project toch gerealiseerd moet worden? s • indien het project toch in of nabij een beschermd gebied moet plaatsvinden en mitigerende maatregelen onvoldoende oplossing zal bieden voor de mogelijke significante gevolgen, welke compenserende maatregelen zullen dan getroffen worden om te wadrborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft? Eisen aan compensatie op grond van de Vogelrichtlijn 1. Geen netto verlies aart waarden wat betreft areaal en kwaliteit
(kwantitatieve en kwalitatieve eisen). Dat wil dus zeggen dat de staat van instandhouding van soorten die binnen de kwaliteitsdefinitie vallen na compensatie gelijk dient te zijn aan de situatie voor de ingreep; 30
35
2. Compensatie dient nabij het getroffen gebied plaats te vinden (of binnen het ecologische netwerk van de soort) onder de voorwaarde dat een duurzame situatie ontstaat (nabijheidbeginsel); 3. De algehè-Lê samenhang van Natura 2000 dient gewaarborgd te worden (instandhöüdingdoelstelling): daarom kan er nooit financieel worden gecompenseerd; }•, •> > 4. 'Zowel feitelijk, financieel als bestuurlijk: compensatie tijdig regelen.
Omdat gedurende de ingreep de kans op overleven vermindert, dient de compensatie voor de ingreep plaats te vinden.
Voor een korte toelichting: www.minlnv.nl/natura2000. Voor de gehele tekst en bijlagen zie: www.europa.eu.int /comm/environment/nature ƒ legislation Dwingende reden van groot openbaar belang (art. 6 Habitatrichtlijn) met inbegrip van redenen van sociale of economische aard. Maar in geval van prioritaire habitats of prioritaire soorten zijn de argumenten beperkt tot die verband houden met de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid, of met voor het milieu wezenlijk gunstige effecten dan wel, na advies van de Europese Commissie, andere dwingende redenen van groot openbaar belang. -l-
1445 rl bijlage 52 3 september 2004
Aanvullende informatie voor een passende beoordeling op grond van de Vogelrichtlijn (VR)
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Algemeen De aangewezen VR-gebieden en aanwijzingsbesluiten zijn te vinden op de website van het Ministerie van LNV: www.minlnv.nl/thema/groen/natimr. De kaarten (bijlage 2) geven een landelijk overzicht maar zijn niet bruikbaar voor de precieze begrenzing. Deze is wel digitaal beschikbaar (shape-files) bij het Expertisecentrum LNV (0318-822500). VR-gebieden zijn aangewezen op grond van twee hoofdgroepen. Broedvogels: het landelijk belang voor soorten die genoemd zijn in Bijlage I van de vogelrichtlijn (vijf beste broedgebieden gerangschikt naar procentueel aandeel in de landelijke populatiegrootte). Watervogels: trekkende watervogels wanneer zich tenminste ,1% van de biogeografïsche populatie in een gebied ophoudt. Artikel 4, lid 4 verplicht tot het nemen van passende maatregelen ter voorkoming van verslechtering >yan de leefgebieden van de3 soorten waarvoor een VR-gebied is .aangewezen, 4e 'kwalificerende soorten '. Per VR-gebied zijn voor de vaststelling van de begrenzing daarnaast ook gegevens van 'begrenzingsoorten' meegewogen4. In hoeverre deze onder hetzelfde beschermingsregime vallen is onderwerp van interdepartementale discussie; LNV neigt naar een gelijke beoordeling.
. : • ' . ' '
:; !
- •-•
Milieugevolgen Voor elke kwalificerende soort en begrenzingssoiort moet worden aangegeven: • verandering in het aantal paren en/of individuen; , • verandering in het oppervlakte leefgebied, wanneer' relevant aangeven per functie (broeden, foerageren, slapen); • in hoeverre sprake is van significante gevolgen tijdens en na de ingreep. Het wel of niet optreden van significante gevolgen is dé cruciale discussie bij de beoordeling van milieugevolgen in of nabij VR-gebieden. Dit zijn de effecten die de instandhouding aantasten van de soorten waarvoor een VR-gebied is aangewezen. Het vaststellen en beoordelen daarvan vergt veel kennis van de ecologie van de5 betreffende soort(en). De volgende toetsonderwerpen bieden daarbij houvast : / • habitatkeiis van de betreffende soort(en); • functie van het gebied voor de betreffende soort(en); • : verstorings- en vluchtafstanden; • aantallen en zo nauwkeurig mogelijke verspreiding (bijv. broed- en slaapplaatsen); • wijze van verstoring (bijv. lichthinder op nachtactieve watervogels, gfondwatèr-onttrekking op moerasvogels); • relatie met andere initiatieven die effect hebben op het gebied (cumulatie). Om concreet met het begrip significantie te kunnen werken kan, in afwachting van een verdere beleidsmatige invulling, de eventuele vermindering van aantal vogels worden weergegeven door bijvoorbeeld een 5procents-grens; een lagere grens is in de praktijk vaak niet werkbaar. Een afname van het gemiddeld seizoensmaximum van de kleine zwaan van >5% zou dan kunnen worden beschouwd als significant. Het is mogelijk dat de
Zie nota van Antwoord Vogelrichtlijn, deel l, Ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij, 23-2-2000. Zie nota van Antwoord Vogelrichtlijn, deel l, Ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij, 23-2-2000. Aangevuld naar "Wie is er bang voor de Korenwolf? Bestuurlijk juridische Kaderreeks 2003, uitgave Rijkswaterstaat
-2-
1445 rl bijlage 52 3 september 2004
verschillende fasen van een plan moeten worden getoetst als de aard van de ingreep een verschillend effect kan hebben. Elke ingreep dient in combinatie met andere activiteiten (cumulatie) te worden getoetst. Dat geldt ook voor kleine projecten die op zichzelf niet tot significante gevolgen leiden maar door cumulatie wel in significante gevolgen kunnen resulteren. De initiatiefnemer dient wanneer verschillende concrete plannen in/langs een VR-gebied spelen aan te tonen dat ook door cumulatie er geen significante gevolgen aan de orde zijn.
-3-
1445 ri bijlage 52 3 september 2004
BIJLAGE 5B Soortbescherming
5
Bestaande situatie en autonome ontwikkeling In het MER moeten de in het studiegebied voorkomende doelsoorten6 worden beschreven die worden beïnvloed door de voorgenomen activiteit en alternatieven. In sommige situaties kan worden volstaan met een gemotiveerde selectie van de voorkomende doelsoorten. Prioritaire soorten moeten deel uitmaken van deze selectie7. i Informatie over de doelsoort: • de mate van bescherming (Nederlandse en internationale wet- en regelgeving). Deze informatie is nodig om indien mogelijk de gevolgen voor de populatie te kunnen toetsen; : • de mate van bedreiging van de doelsoort in Nederland. Voor het bepalen van de mate van bedreiging wordt gebruik gemaakt van de Rode Lijsten. Deze informatie is nodig om de ernst van de potentiële gevolgen (voor een populatie) te kunnen bepalen8; , .' • voor dieren het voorkomen van het aantal^ individuen/paren per ecologisch netwerk, verdeeld over de deelgebieden. Indien onbekend: de oppervlakte van de leefgebieden van een netwerk; , ; • voor planten de oppervlakte van de standplaats; , ! Informatie over de (meta)populatie9 van de doelsoort (alleen voor die doelsoorten waarover wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn): • betekenis van deze populatie voor het behoud van de soort in Nederland; • mate waarin deze metapopxilatie of het leefgebied duurzaam is, dan wel duurzame condities biedt; • grootte, verspreiding eii , dichtheid van de (meta)populatie in het studiegebied of oppervlakte van het leefgebied van de (meta)populatie dat tot een ecologisch netwerk kan worden gerekend. i Voor het beschrijven van'de autonome ontwikkeling kan voor dieren gebruik worden gemaakt van de verandering van het aantal individuen/paren of de populatiegrootte over de afgelopen jaren (historische trend). Voor planten kan de verandering in standplaatsoppervlakte worden gebruikt.
10
15
20
25
30
35
Miüeugevolgert Voor elke (geselecteerde) doelsoort moet worden aangegeven: voor dieren:: • verandering van het aantal individuen/paren;
40
6 7
8 9
In het Handboek Natuurdoeltypen; bijlage 3 (LNV, 2001) staan alle doelsoorten. Habitat- en vogekichüijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van bepaalde natuurlijke habitats en soorten. Een deel hiervan is aangeduid als prioritaire habitat of soort omdat de EU voor de instandhouding hiervan een bijzondere verantwoordelijkheid draagt. Deze prioritaire typen natuurlijke habitats en soorten zijn respectievelijk in bijlage I en II van de Habitatrichtlijn met een sterretje (*) gemerkt. Bij mogelijke aantasting hiervan dient ontheffing te worden aangevraagd bij de Europese Commissie. Alle prioritaire soorten zijn ook doelsoort. Voor hele tekst van de Habitatrichtlijn en bijlages zie: www.europa.eu.int/comni/environment/nature/legislation In het najaar van 2004 wordt een herziening in de Staatscourant gepubliceerd. Een soort bestaat uit een groot aantal individuen die in het algemeen samenleven in een metapopulatie. Een metapopulatie bestaat uit een aantal deelpopulaties die onderling met elkaar zijn verbonden waardoor uitwisseling mogelijk is. Deze metapopulatie leeft in Nederland in het algemeen in een ecologisch netwerk van grotere en kleinere gebieden die onderling met elkaar zijn verbonden. -4-
1445 rl bijlage 52 3 september 2004
•
verandering van het oppervlakte van het leefgebied; wanneer relevant per functie aangeven in hoeverre er sprake is van het optreden van significante gevolgen; houdt rekening met het optreden van cumulatie10. voor planten: • verandering van de standplaatsoppervlakte. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met een verandering van de abiotische omstandigheden, als gevolg van het voornemen die invloed heeft op de standplaatsfactoren van planten; • in hoeverre er sprake is van het optreden van significante gevolgen.
5
10
Voor de doelsoorten (dieren) waarover wetenschappelijke informatie op populatieniveau beschikbaar is moet het volgende worden aangegeven. Indien de gevraagde informatie onder optie l ontbreekt dan kan opjtie 2 worden toegepast: Optie 1. de kans op het verdwijnen of uitsterven van een (meta)populatie in het studiegebied. Dit kan kwalitatief worden beoordeeld. Indien die kans zeer groot is zal ook voor de populatie(s) waarmee uitwisseling plaatsvindt een inschatting moeten worden gemaakt van deze kansV Indien er een kans bestaat op verdwijnen of uitsterven moet worden.aangegeven wat dit betekent voor het behoud van de soort in Nederland. Optie 2. de mate van aantasting van de oppervlakte van het ecologisch netwerk, en een inschatting van de gevolgen hiervan voor het voortbestaan van duurzame condities van het ecologisch, netwerk van de populatie.
15
20
25
Daarnaast is het te overwegen - maar dit is niet verplicht - om alle informatie die nodig is om voor een qntheffingsaanvraag op grond van de Flora- en Faunawet (FFW) in aanmerking te komen, ook op te nemen in het MER en de ingedragen informatie op correctheid te laten beoordelen door de Commissie. Indien ontheffing moet worden aangevraagd en er is besloten dat dit onderdeel van het MER wordt dan geldt het volgende: iedere in het plangebied voorkomende beschermde soort moet worden genoemd en per soort moet worden aangegeven wat de gevolgen zullen zijn. In geval van een ontheffingsaanvraag kan er dus niet met doelsoorten of een selectie hiervan worden gewerkt.
30
35
1. Welke beschermde planten- en diersoorten op grond van de FFW komen in en nabij het plangebied voor? 2. .Leidt het .realiseren van het voornemen tot handelingen die strijdig zijn ;met de verbodsbepalingen van de FFW betreffende planten en/of dieren? 3. Kan het, plan zodanig aangepast worden dat dergelijke verboden handelingen niet worden gepleegd? 4. Is om het plan te kunnen uitvoeren een ontheffing op grond van art. 75 van de FFW vereist? 5. Ontheffing kan worden verleend, indien: • er geen andere bevredigende oplossing bestaat (reëel alternatief) en; • sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu gunstige effecten, en; • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
40
45
50 10
• Cumulatie: elke ingreep in een Habitatrichtlijngebied dient in combinatie met andere activiteiten te worden getoetst. Indien hiervan sprake kan zijn dient de initiatiefnemer aan te tonen dat er ook door cumulatie geen significante gevolgen zullen optreden. -5-