Antwoorden op kamervragen van het lid Schippers (VVD) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het Landelijk Elektronisch Patiënten Dossier. (2040505550) 1 Bent u op de hoogte van het feit dat het Nationaal ICT Instituut in de Zorg (NICTIZ) heeft aangegeven dat de deadline van 1 januari 2006 voor een landelijk dekkend Elektronisch Medicatie Dossier niet wordt gehaald? 1) Wat is uw reactie hierop? Op welke manier denkt u deze deadline alsnog te halen? 1 In mijn brief van 20 december 2004 over “ICT in de zorg invoering van het medicatiedossier” (DBO-CB-U-2536980) heb ik uiteengezet dat het landelijk elektronisch medicatie dossier een onderdeel vormt van een landelijke basisinfrastructuur voor de zorg. Om op basis van volledige en tijdige informatie zorg te kunnen verlenen – een belangrijke voorwaarde voor de kwaliteit van zorg - is het noodzakelijk dat informatiesystemen ten behoeve van de zorg op een veilige en praktische manier worden gekoppeld. Een landelijke basisinfrastructuur voor de zorg, waarop zorgaanbieders kunnen aansluiten, moet deze koppeling binnenkort mogelijk maken. NICTIZ heeft de architectuur van deze zorginfrastructuur ontworpen. Volgens dit concept zal een landelijk netwerk worden gerealiseerd door lokale en regionale zorgnetwerken aan elkaar te koppelen via een landelijk schakelpunt (LSP). Het schakelpunt maakt een veilige landelijke uitwisseling van informatie in de zorg mogelijk. Het schakelpunt voorziet in functionaliteiten als identificatie van zorgaanbieders, authenticatie, logging en een verwijsindex. De verwijsindex is een index van Burgerservicenummers (BSN) van patiënten met daaraan gekoppeld de zorgverleners waar de patiënt zorg heeft verkregen. Daarnaast worden identificatievoorzieningen ontwikkeld: een sectorale berichtenvoorziening gericht op een betrouwbaar BSN en een UZI-pas gericht op authenticatie van zorgverleners en de mogelijkheid tot het zetten van een elektronische handtekening. De landelijke infrastructuur met het landelijk schakelpunt is ontworpen om naast het elektronische medicatiedossier ook de elektronische waarneeminformatie van huisartsen en het e-declaratieverkeer te ondersteunen. Ik heb u eerder bericht dat in de loop van 2006 de genoemde drie toepassingen operationeel worden en dus ook het landelijke elektronisch medicatiedossier. Met het realiseren van deze drie speerpunten worden belangrijke stappen gezet naar een elektronisch patiëntendossier (EPD). Een volgende stap, het elektronische dossier in de Jeugdgezondheidszorg, is ondertussen ook in voorbereiding. Om deze doelen te bereiken is er de afgelopen jaren veel gebeurd. Eind 2005 zullen alle voorwaarden gerealiseerd zijn die de implementatie en gebruik van het landelijk elektronische medicatie dossier mogelijk maken: • Het landelijk schakelpunt als basis van de zorginfrastructuur, • De sectorale berichtenvoorziening ten behoeve van het BSN, • De specificaties van de Zorgserviceproviders, • De specificaties van de Goed Beheerde Zorgsystemen (GBZ), • De UZI-pas voor zorgverleners, • De (toetsbare) NEN norm 7510 inzake informatiebeveiliging, • Een implementatieorganisatie die de uitrol van het landelijke elektronische medicatiedossier en de elektronische waarneeminformatie voor huisartsen zal ondersteunen. In 2004 is gewerkt aan de realisering van regionale medicatiedossiers op basis van bestaande standaarden. In 2005 worden de aansluitingen getest om medicatiegegevens ook landelijk uit te wisselen. In afgebakende gebieden wordt met het sofi-nummer -vooruitlopend op het BSN in 2006- door het landelijk schakelpunt gegevens uitgewisseld in zogenaamde
referentiepilots. Daarmee zal een deel van het landelijk elektronisch medicatiedossier zijn gerealiseerd. In 2006 volgt dan de verdere aansluiting van de zorgsector. Het implementatieplan wordt momenteel afgerond. Ik heb in de eerder genoemde brief aangegeven u over de voortgang voor 1 maart 2005 te informeren. 2 Bent u op de hoogte van het feit dat in 4 van de 5 NICTIZ ‘Versnellingsgeld-regio’s’ er gebruik wordt gemaakt van de lokale standaard ‘OZIS’, terwijl de ‘richtlijn’ van NICTIZ is gebruik te maken van de internationale standaard ‘HL7 v3’? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Hoe kunt u bewerkstellingen dat er een doorgroei mogelijk is naar een landelijk Elektronische Patiënten Dossier (EPD) op basis van internationale standaarden? 2 U bedoelt met de term ‘versnellingsgeld-regio’s’ waarschijnlijk de middelen die door NICTIZ zijn ingezet voor een regionaal versnellingsprogramma. Hierbij zijn vijf regio’s geselecteerd met het doel inzicht te krijgen in de (on)mogelijkheden van de toegepaste technologie en in het verandervermogen van het zorgveld. In deze regio’s is gewerkt aan de realisering van regionale medicatiedossiers op basis van bestaande standaarden, veelal OZIS- standaarden. NICTIZ gaat in de landelijke basisinfrastructuur uit van een toekomstvaste omgeving die tevens aansluit op de internationale ontwikkelingen. Daarbij wordt voor het uitwisselen van berichten uitgegaan van de standaard HL7 versie 3, omdat dit de enige (internationale) standaard is die het mogelijk maakt om op een landelijk niveau een EPD te realiseren. De uitwisseling van gegevens tussen regio’s vindt in 2005 plaats als het landelijk schakelpunt is gerealiseerd. Dan kan ook gewerkt worden met de gekozen standaard HL7 versie 3. Daar waar de benodigde HL7 v3 standaarden nog niet voorhanden zijn, neemt NICTIZ het initiatief om deze standaarden in samenwerking met de Stichting HL7 Nederland te definiëren en aan te bieden. De industrie (Stichting OZIS) heeft een migratieplan opgesteld om van de huidige OZIS omgeving te migreren naar de landelijke basisinfrastructuur en de HL7 standaard. 3 Kunt u aangeven of regio’s knelpunten ervaren met het ontwikkelen van initiatieven met betrekking tot het Medicatie Dossier en het EPD? Zo ja, welke knelpunten? Bent u bereid deze knelpunten weg te nemen? Zo ja, op welke wijze? 3 Het regionaal versnellingsprogramma is erop gericht ervaringen tussen regio’s onderling en met NICTIZ uit te wisselen. Deze ervaringen en dus ook geconstateerde knelpunten en verschillen vormen de basis voor het implementatieplan om te komen tot de landelijke basisinfrastructuur en daarbij ook het landelijk elektronisch medicatiedossier. Voorbeelden van knelpunten die in de regio’s zijn opgedaan zijn: • Men wil allemaal zelf het wiel uitvinden. • Er is onvoldoende kennis en ervaring in ICT en ketenintegratie aanwezig. • De regio’s ontwikkelen onvoldoende slagkracht om te komen tot landelijke uitwisseling van gegevens. NICTIZ • • • • •
helpt de regio’s om deze knelpunten weg te nemen door: kennis te delen, ondermeer via themadagen voor regio’s; het opstellen van landelijke berichtenstandaarden zoals HL 7 v3; eenmalige ontwikkeling van noodzakelijke infrastructurele diensten in plaats van binnen 25 regio’s dezelfde functies ontwikkelen; het bundelen van vraagzijde; een duidelijke koers, architectuur en beleid.
4 Bent u op de hoogte van het feit dat NICTIZ heeft verklaard vier pilot-regio’s te selecteren en dat de resultaten van deze pilots, die beschikbaar zullen zijn per medio 2005, zullen dienen als input voor de aanbesteding van een landelijk Shared Service Center? Hoe verhoudt zich dit tot de vijf ‘Versnellingsgeldregio’s’? 4 Voor het testen van de landelijke uitwisseling van gegevens zal in 2005 via het landelijk schakelpunt uitwisseling van gegevens plaats vinden in een beperkt aantal proefomgevingen. Dit zijn de zgn. referentiepilots. Deze proefomgevingen moeten nog definitief worden bepaald. Er worden dan -vooruitlopend op het BSN in 2006- gegevens uitgewisseld op basis van het sofi-nummer. Volgens planning zal in de tweede helft van 2005 het landelijke schakelpunt gereed zijn en kunnen de testen plaats vinden. Per 1-1-2006 zal de functionaliteit van het landelijk schakelpunt dan vervolgens beschikbaar zijn voor benutting door het zorgveld, voor ondermeer het landelijk elektronisch medicatiedossier. De referentiepilots hebben dus een ander doel dan het regionale versnellingsprogramma waar juist op regionale schaal ervaring is opgedaan. De referentiepilots dienen voor het testen op landelijk niveau. 5 Deelt u de mening dat de vier pilots wel inzichten gaan opleveren die niet uit de vijf ‘Versnellingsgeldregio’s’ zijn gekomen? Zo ja, hoe verhoudt de planning van deze pilots zich tot de deadline van 1 januari 2006? 5 Zie antwoord 3 en 4. 6 Deelt u de mening dat het eenvoudiger en zinvoller is om een Landelijk Elektronisch Medicatie Dossier aan te besteden in plaats van een Shared Service Center, zeker nu klaarblijkelijk uit een onderzoek van Het Expertise Centrum (HEC) 2) blijkt dat het twijfelachtig is of de regio’s gekoppeld zullen kunnen worden? 6 Neen, de opzet is om de basisinfrastructuur te realiseren, waarmee verschillende toepassingen, waaronder het landelijk elektronisch medicatiedossier worden gerealiseerd. Voor deze en andere toepassingen is het landelijk schakelpunt nodig. Voor deze opzet is gekozen vanuit de volgende uitgangspunten: - autonomie van de professional, - decentrale opslag van gegevens met een centrale verwijsindex (in plaats van een centrale database met medische gegevens), - ruimte voor marktwerking, - mogelijkheden voor ‘doorontwikkeling’ uitgaande van bestaande informatiesystemen. In Nederland is voor deze opzet voldoende draagvlak aanwezig, geuit via akkoord hierop van het NICTIZ bestuur en de Raad van Advies van NICTIZ, waarin alle betrokken partijen vertegenwoordigd zijn. De audit van DCE op de AORTA-infrastrucutuur geeft aan dat deze lijn een goede is. Ik informeerde u daarover in mijn eerder genoemde brief van 20 december. Indien gekozen zou worden voor een aanbesteding van alleen een landelijk elektronisch medicatiedossier komen er oplossingen die weinig tot niets bijdragen aan het tot stand komen van andere toepassingen. Het perspectief is immers het landelijk elektronisch
patiëntendossier. Daarnaast zou één enkele partij het monopolie krijgen. De basisinfrastructuur gaat uit van gestandaardiseerde uitwisseling van gegevens die uit verschillende systemen afkomstig mogen en kunnen zijn. 7 Kunt u aangeven wat de uitkomsten zijn van een aantal recent uitgevoerde audits 3) door DCE Consultants, Het Expertise Centrum (HEC) en KPMG? Kunt u aangeven welke acties hieraan worden verbonden? 7 Ik heb u in de eerder genoemde brief van 20 december uitgebreid geïnformeerd over de resultaten van de audit op de AORTA-infrastructuur van NICTIZ door DCE Consultants en de rapportage “Inventarisatie ZorgICT 2006” door Het Expertise Centrum (HEC) die in mijn opdracht zijn uitgevoerd. De rapportage van HEC beschrijft de witte vlekken en risico’s voor de implementatie van de geformuleerde doelstellingen terwijl de audit is uitgevoerd op de AORTA-architectuur. Daarnaast is KPMG in opdracht van NICTIZ door middel van interviewrondes nagegaan of de technische specificaties van de AORTA-architectuur hanteerbaar zijn in de praktijk. De rapportage van KPMG is nagenoeg afgerond. De uitkomsten van deze drie verschillende acties worden meegenomen in het eerder genoemde implementatieplan. Zoals aangekondigd zal ik u in maart hierover verder informeren. 8 Waarom is de KPMG-audit toegespitst op het beschouwen van een tweetal bedrijven, te weten Uzorg en Lifeline Networks? Heeft u hiermee al een principe-keuze gemaakt voor deze bedrijven? Wordt er door NICTIZ nog steeds geïnvesteerd in Uzorg? Hoeveel geld heeft NICTIZ al geïnvesteerd in Uzorg? 8 De interviewrondes van KPMG hadden als doel na te gaan of de technische specificaties van de AORTA-architectuur hanteerbaar zijn in de praktijk. NICTIZ heeft mij laten weten dat op dat moment de genoemde leveranciers de enige in Nederland waren die de AORTA specificaties al in praktijk hadden gebracht. Er is hiermee geen keuze gemaakt voor genoemde bedrijven voor wat betreft de aanbesteding van een landelijk schakelpunt. Door NICTIZ is niet geïnvesteerd in Uzorg. Wel heeft Uzorg in opdracht van NICTIZ de “professionele samenvatting” voor de elektronische waarneeminformatie van huisartsen getest. Verder is ook op verzoek van NICTIZ de verwijsindex op basis van de NICTIZstandaarden getest. 9 Welke waarde hecht u aan patiënt-participatie in het zorgproces, zoals bijvoorbeeld het inzage hebben in het eigen dossier, het geven van toestemming aan zorgverleners om het dossier te mogen raadplegen en het registreren van zelfzorgmedicatie? Hoe denkt u patiëntparticipatie te kunnen faciliteren in het licht van de huidige NICTIZ-architectuur en de huidige regio-initiatieven? 9 Patiënt-participatie is een speerpunt van mijn beleid waarbij verantwoordelijkheid voor de eigen gezondheid en het eigen zorgproces centraal staan. Het recht op inzage in het eigen dossier verandert niet bij een elektronische versie. Dat geldt ook voor de toestemming die artsen nodig hebben voordat zij een dossier raadplegen. Ook heeft de patiënt het recht om gegevens aan zijn dossier te laten toevoegen.
In de toekomst zal de patiënt ook thuis elektronisch zijn eigen dossier willen inzien en/of gegevens daaraan willen toevoegen. Ik ben daar voorstander van en er loopt een aantal projecten die daarmee experimenteren. Belangrijke voorwaarde hierbij is echter dat voorzien wordt in elektronische identificatie en authenticatie van patiënten. Hierbij wil ik aansluiten op algemene landelijke voorzieningen die ontwikkeld zullen worden voor burgers door bijvoorbeeld het Ministerie van BZK. De NICTIZ-architectuur houdt rekening met genoemde aspecten. De huidige implementatie is echter gericht om deze gegevens eerst voor zorgaanbieders –indien de patiënt daar toestemming voor geeft- beschikbaar te krijgen. 10 Hoe denkt u preventie ‘disease management’ te kunnen faciliteren in het licht van de huidige NICTIZ-architectuur en de huidige regio-initiatieven? Hoe verhoudt zich dit tot de kostenbeheersing in de gezondheidszorg? 10 Met de huidige NICTIZ-architectuur, uitgaande van decentrale dataopslag, is het mogelijk om preventie ‘disease management’ te kunnen faciliteren. In het publieke private domein van de zorgsector is gekozen voor een gedistribueerde opslag van patiëntgegevens, waar de zorgverlener zelf voor verantwoordelijk is. Gegeven deze situatie moet landelijk de toegang tot deze informatie geregeld zijn. Ook is het belangrijk dat de informatie op een gestructureerde veilige wijze wordt opgeslagen, zodat vervolgens landelijk diverse “vragen” gesteld kunnen worden en snelle en volledige managementinformatie op landelijk niveau kan worden verkregen (data mining). Disease management is hier een onderdeel van. Qua kosten is de NICTIZ-aanpak hiervoor de meest effectieve en efficiënte. 11 Deelt u de mening dat het zinvol is om voortaan uit te gaan van outputspecificaties via een zogeheten DienstenNiveau Overeenkomst of Service Level Agreement, dit in tegenstelling tot de huidige NICTIZ inputspecificaties die, omwille van een ‘appels-met-appelsvergelijking’, zeer gedetailleerd moeten zijn? Deelt u de mening dat met een outputspecificatie of Service Level Agreement, die de eisen en randvoorwaarden voor een EPD beschrijft, snel een aanbesteding voor het volledige Landelijke Medicatie Dossier en een EPD kan worden gestart, zodat de deadline van 1 januari 2006 kan worden gehaald? Ziet u kans op korte termijn zo’n aanbesteding van het Landelijke Medicatie Dossier en een EPD te starten, zodat de deadline alsnog kan worden gehaald? 11 De AORTA-specificaties zijn output-based beschreven. De specificaties voor het aanbesteden van het landelijk schakelpunt zijn apart beschreven in het Programma van Eisen. Deze worden momenteel aangevuld met de laatste specificaties van de Sectorale Beheervoorziening (SBV), zodat iedere zorgverlener straks met één “zorgstopcontact” en op een centraal punt alle noodzakelijke infrastructurele voorzieningen kan vinden zoals de locatie van patiënteninformatie en de landelijke unieke identificatie en authenticatie van zorgaanbieders, zorginstellingen, zorginformatiesystemen en zorgverzekeraars. Het streven is om zo spoedig mogelijk de randvoorwaarden in te vullen, daarna is het aan het veld en vooral aan de industrie om zo snel mogelijk de noodzakelijke aanpassingen in de zorginformatiesystemen door te voeren en aan te sluiten op het landelijk schakelpunt, zodat de doelstellingen, waarop ik in antwoord 1 ben ingegaan, kunnen worden bereikt. 1) Verkregen informatie van het Nationaal ICT Instituut in de Zorg 2) Zie noot 1 3) Zie noot 1