47040
BELGISCH STAATSBLAD — 13.08.2012 — MONITEUR BELGE Art. 3. Le Ministre flamand qui a l’enseignement dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 6 juillet 2012. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS Le Ministre flamand de l’Enseignement, de la Jeunesse, de l’Egalité des Chances et de Bruxelles, P. SMET
* VLAAMSE OVERHEID N. 2012 — 2369 [C − 2012/35932] 13 JULI 2012. — Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van het model van inschrijvingsregister en mededeling van niet-gerealiseerde inschrijving, de provinciale bemiddelingscel voor gemeenten gelegen buiten het werkingsgebied van het lokaal overlegplatform (LOP) en de procedure voor de goedkeuring van de aanmeldingsprocedure door de Vlaamse Regering na een negatief besluit van de Commissie inzake leerlingenrechten De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, artikel 37duodecies, § 3, artikel 37terdecies, § 2, artikel 37septies decies en artikel 37vicies sexies, 2°, ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011; Gelet op de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, artikel 110/12, § 3, artikel 110/13, § 2, artikel 110/17 en artikel 110/26, 2°, ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 1 juni 2012; Gelet op advies 51.485/1 van de Raad van State, gegeven op 21 juni 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel; Na beraadslaging, Besluit : Hoofdstuk 1. — Algemene bepaling Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op het basis- en secundair onderwijs, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, met uitzondering van hoofdstuk 5, dat van toepassing is op het basisonderwijs, het buitengewoon secundair onderwijs en het eerste leerjaar van de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs. Hoofdstuk 2. — Definities Art. 2. In dit besluit wordt verstaan onder: 1° AgODi: het Agentschap voor Onderwijsdiensten; 2° CLR: de Commissie inzake leerlingenrechten, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 2, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I; 3° codex: de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010; 4° decreet van 25 februari 1997: het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997; 5° initiatiefnemer: het schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 1, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I, betrokken bij de aanmeldingsprocedure; 6° LOP: het lokaal overlegplatform; 7° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs; 8° Regering: de Vlaamse Regering. Hoofdstuk 3. — Modellen Art. 3. Ter uitvoering van artikel 37duodecies, § 3, van het decreet van 25 februari 1997 en artikel 110/12, § 3, van de codex, bepaalt de administrateur-generaal van AgODi het model van inschrijvingsregister. Het model van inschrijvingsregister vermeldt naast de gegevens, vermeld in artikel 37duodecies, § 1, van het decreet van 25 februari 1997 of in artikel 110/12, § 1, van de codex, minimaal de volgende gegevens: 1° de volgnummers; 2° de datum en het uur van de inschrijving; 3° de naam van de leerling; 4° het geboortedatum van de leerling; 5° de contingenten Art. 4. Ter uitvoering van artikel 37terdecies, § 2, van het decreet van 25 februari 1997 en artikel 110/13, § 2, van de codex, bepaalt de administrateur-generaal van AgODi het model waarmee het schoolbestuur de niet-gerealiseerde inschrijving meedeelt aan de ouders en, in voorkomend geval, aan het LOP of aan AgODi. Het model vermeldt naast de gegevens, vermeld in artikel 37terdecies, § 2, van het decreet van 25 februari 1997 of in artikel 110/12, § 2, van de codex, minimaal de volgende gegevens: 1° het schooljaar waarvoor de niet-gerealiseerde inschrijving geldt; 2° de datum en het uur van de niet-gerealiseerde inschrijving; 3° de gegevens van de vestigingsplaats; 4° de naam van de leerling; 5° het geboortedatum van de leerling;
BELGISCH STAATSBLAD — 13.08.2012 — MONITEUR BELGE 6° de reden van niet-gerealiseerde inschrijving; Hoofdstuk 4. — Bemiddelingscel buiten een werkingsgebied van een LOP Art. 5. Ter uitvoering van artikel 37septies decies van het decreet van 25 februari 1997 en artikel 110/17 van de codex, wijst de administrateur-generaal van AgODi per provincie een LOP-deskundige aan en wijst de inspecteurgeneraal per provincie een onderwijsinspecteur aan, die voor de bemiddeling in gemeenten buiten het werkingsgebied van een LOP de taken van het LOP opnemen. De administrateur-generaal en inspecteur-generaal voorzien daarbij in een regeling voor de vervanging van bemiddelaars als die door omstandigheden verhinderd zijn. Hoofdstuk 5. — Procedure voor de goedkeuring van de aanmeldingsprocedure door de Regering na negatief besluit van de CLR Afdeling 1. — Ontvankelijkheid Art. 6. § 1. Het voorstel van aanmeldingsprocedure, vermeld in artikel 37vicies quinquies van het decreet van 25 februari 1997 of in artikel 110/25 van de codex, dat wordt voorgelegd aan de Regering, is ontvankelijk als: 1° de stukken met betrekking tot het voorstel van aanmeldingsprocedure aan AgODi zijn betekend met een aangetekende brief of tegen afgifte van ontvangstbewijs; 2° de stukken met betrekking tot het voorstel van aanmeldingsprocedure tijdig zijn ingediend als vermeld in artikel 37vicies sexies van het decreet van 25 februari 1997 of in artikel 110/26 van de codex; 3° de initiatiefnemer bij de stukken een uiteenzetting voegt over de argumenten tegen het negatieve besluit van de CLR. § 2. Terzelfdertijd geeft de initiatiefnemer aan of hij een hoorzitting wil en of hij die hoorzitting openbaar wil. Daarbij geeft hij aan welke personen, met uitzondering van de LOP-deskundige van het werkingsgebied waar de aanmeldingsprocedure betrekking op heeft, volgens hem gehoord moeten worden. Als de initiatiefnemer geen hoorzitting wil, verloopt de procedure verder schriftelijk. Een later verzoek om een hoorzitting te organiseren, is onontvankelijk. Afdeling 2. — De behandeling van een ontvankelijk voorstel van aanmeldingsprocedure Art. 7. § 1. Als AgODi op basis van artikel 6, § 1, vaststelt dat een voorstel van aanmeldingsprocedure ontvankelijk is, deelt hij dat binnen zeven kalenderdagen na de ontvangst van het dossier met een aangetekende brief mee aan de initiatiefnemer en aan de CLR. Bij de kennisgeving aan de CLR wordt de uiteenzetting van de initiatiefnemer over de argumenten tegen het negatieve besluit van de CLR, vermeld in artikel 6, § 1, 3°, gevoegd en wordt de indiening van eventuele relevante stukken gevraagd. De stukken moeten door de CLR aan AgODi bezorgd worden binnen een termijn van vijf kalenderdagen na de kennisgeving, vermeld in paragraaf 1. Als de initiatiefnemer heeft verzocht om een hoorzitting, overeenkomstig artikel 6, § 2, vermeldt de kennisgeving aan de initiatiefnemer bijkomend: 1° de plaats, de dag en het uur van de hoorzitting; 2° het recht om zich te laten bijstaan of, op grond van een schriftelijke machtiging, zicht te laten vertegenwoordigen door een raadsvrouw of -man. § 2. AgODi roept de personen, vermeld in artikel 6, § 2, ten minste tien kalenderdagen voor de hoorzitting op met een aangetekende brief. Art. 8. AgODi is belast met de samenstelling van het dossier. Het dossier bestaat uit: 1° de stukken die door de initiatiefnemer zijn ingediend, meer in het bijzonder het voorstel van aanmeldingsprocedure en een uiteenzetting over de argumenten tegen het negatieve besluit van de CLR; 2° de stukken die door de CLR aan AgODi zijn bezorgd. Afdeling 3. — De behandeling van een onontvankelijk voorstel van aanmeldingsprocedure Art. 9. Als AgODi op basis van artikel 6, § 1, vaststelt dat het voorstel van aanmeldingsprocedure onontvankelijk is, deelt hij dat binnen zeven kalenderdagen na de ontvangst van het dossier mee aan de minister. De procedure is afgehandeld als de minister de door AgODi vastgestelde onontvankelijkheid binnen zeven kalenderdagen na de kennisname bevestigt en de initiatiefnemer daarvan met een aangetekende brief op de hoogte brengt. Afdeling 4. — De hoorzitting Art. 10. § 1. De administrateur-generaal van AgODi of een door hem aangeduid personeelslid van AgODi leidt de hoorzitting en hoort de initiatiefnemer en, in voorkomend geval, de opgeroepen personen. § 2. De administrateur-generaal van AgODi of een door hem aangeduid personeelslid van AgODi stelt ter zitting een proces-verbaal op, dat onmiddellijk wordt voorgelezen en ter ondertekening wordt voorgelegd aan de initiatiefnemer. De initiatiefnemer kan gemotiveerd voorbehoud aantekenen bij de ondertekening. Afdeling 5. — De eindbeslissing Art. 11. De minister toetst het voorstel van aanmeldingsprocedure overeenkomstig artikel 37vicies sexies, 2°, van het decreet van 25 februari 1997 of artikel 110/26, 2°, van de codex, op basis van het dossier en, in voorkomend geval, op basis van het proces-verbaal van de hoorzitting. Art. 12. De minister brengt zijn eindbeslissing uit binnen de termijn, vermeld in artikel 37vicies sexies, 2°, van het decreet van 25 februari 1997, of in artikel 110/26, 2°, van de codex. De eindbeslissing van de minister en, in voorkomend geval, een kopie van het proces-verbaal van de hoorzitting worden met een aangetekende brief betekend aan de initiatiefnemer en aan de CLR.
47041
47042
BELGISCH STAATSBLAD — 13.08.2012 — MONITEUR BELGE Hoofdstuk 6. — Slotbepalingen Art. 13. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2012. Art. 14. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit Brussel, 13 juli 2012. De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, P. SMET
TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE F. 2012 — 2369 [C − 2012/35932] 13 JUILLET 2012. — Arrêté du Gouvernement flamand fixant le modèle de registre d’inscription et le modèle de communication d’inscription non réalisée, la cellule provinciale de médiation pour les communes situées en dehors de la zone d’action de la plate-forme locale de concertation (LOP), ainsi que la procédure pour l’approbation par le Gouvernement flamand de la procédure de préinscription après une décision négative de la part de la ’Commissie inzake Leerlingenrechten’ (Commission des droits de l’élève) Le Gouvernement flamand, Vu le décret du 25 février 1997 relatif à l’enseignement fondamental, notamment les articles 37duodecies, § 3, 37terdecies, § 2, 37septies decies et 37vicies sexies, 2°, insérés par le décret du 25 novembre 2011; Vu le Code de l’Enseignement secondaire du 17 décembre 2010, notamment les articles 110/12, § 3, 110/13, § 2, 110/17 et 110/26, 2°, insérés par le décret du 25 novembre 2011; Vu l’accord du Ministre flamand chargé du budget, donné le 1er juin 2012; Vu l’avis 51.485/1 du Conseil d’Etat, donné le 21 juin 2012, en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973; Sur la proposition du Ministre flamand de l’Enseignement, de la Jeunesse, de l’Egalité des Chances et des Affaires bruxelloises; Après délibération, Arrête : Chapitre 1er. — Disposition générale Article 1er. Le présent arrêté s’applique à l’enseignement fondamental et secondaire financé ou subventionné par la Communauté flamande, à l’exception du chapitre 5, qui s’applique à l’enseignement fondamental, l’enseignement secondaire spécial et la première année d’études du premier degré de l’enseignement secondaire ordinaire. Chapitre 2. — Définitions Art. 2. Dans le présent arrêté, on entend par : 1° AgODi : l’’Agentschap voor Onderwijsdiensten’ (Agence de Services d’Enseignement); 2° CLR : la ’Commissie inzake Leerlingenrechten’ (Commission des droits de l’élève), telle que citée à la section 2 du chapitre IV du décret du 28 juin 2002 relatif à l’égalité des chances en éducation-I; 3° Code : le Code de l’Enseignement secondaire du 17 décembre 2010; 4° décret du 25 février 1997 : le décret relatif à l’enseignement fondamental du 25 février 1997; 5° preneur d’initiative : l’autorité scolaire, plusieurs autorités scolaires ensemble ou la LOP telle que visée à la section 1re du chapitre IV du décret du 28 juin 2002 relatif à l’égalité des chances en éducation-I, associées à la procédure de préinscription; 6° LOP: (’lokaal overlegplatform’) la plate-forme locale de concertation; 7° Ministre: le Ministre flamand chargé de la politique de l’enseignement; 8° Gouvernement : le Gouvernement flamand. Chapitre 3. — Modèles Art. 3. En exécution de l’article 37duodecies, § 3, du décret du 25 février 1997 et de l’article 110/12, § 3, du Code, l’administrateur général d’AgODi fixe le modèle du registre d’inscription. Le modèle de registre d’inscription mentionne, outre les données visées à l’article 37duodecies, § 1er, du décret du 25 février 1997 ou à l’article 110/12, § 1er, du Code, au moins les données suivantes : 1° les numéros d’ordre; 2° la date et l’heure de l’inscription; 3° le nom de l’élève; 4° la date de naissance de l’élève; 5° les contingents Art. 4. En exécution de l’article 37terdecies, § 2, du décret du 25 février 1997 et de l’article 110/13, § 2, du Code, l’administrateur général d’AgODi fixe le modèle avec lequel l’autorité scolaire communique l’inscription non réalisée aux parents et, le cas échéant, à la LOP ou à AgODi. Le modèle mentionne, outre les données visées à l’article 37terdecies, § 2, du décret du 25 février 1997 ou à l’article 110/12, § 2, du Code, au moins les données suivantes : 1° l’année scolaire à laquelle s’applique l’inscription non réalisée;
BELGISCH STAATSBLAD — 13.08.2012 — MONITEUR BELGE 2° la date et l’heure de l’inscription non réalisée; 3° les données de l’implantation; 4° le nom de l’élève; 5° la date de naissance de l’élève; 6° la date de l’inscription non réalisée; Chapitre 4. — Cellule de médiation en dehors d’une zone d’action d’une LOP Art. 5. En exécution de l’article 37septies decies du décret du 25 février 1997 et de l’article 110/17 du Code, l’administrateur général d’AgODi désigne par province un expert LOP et l’inspecteur général désigne par province un inspecteur de l’enseignement, qui assument les missions de la LOP pour ce qui est de la médiation dans les communes situées en dehors de la zone d’action d’une LOP. L’administrateur général et l’inspecteur général prévoient à cet effet un régime de remplacement des médiateurs lorsque ceux-ci sont empêchés pour convenance personnelle. Chapitre 5. — Procédure pour l’approbation par le Gouvernement de la procédure de préinscription après une décision négative de la part de la CLR Section 1re. — Recevabilité Art. 6. § 1er. La proposition de procédure de préinscription visée à l’article 37vicies quinquies du décret du 25 février 1997 ou à l’article 110/25 du Code, qui est introduite au Gouvernement flamand, est recevable si : 1° les pièces relatives à la proposition de procédure de préinscription sont notifiées à AgODi par lettre recommandée ou par remise contre récépissé; 2° les pièces relatives à la proposition de procédure de préinscription sont introduites à temps, tel que mentionné à l’article 37vicies sexies du décret du 25 février 1997 ou à l’article 110/26 du Code; 3° le preneur d’initiative joint aux pièces un exposé sur les arguments contre la décision négative de la CLR. § 2. En même temps, le preneur d’initiative indique, s’il souhaite une audition et s’il souhaite que celle-ci soit publique ou non. Ce faisant, il indique quelles sont les personnes qu’il souhaite voir entendues, à l’exception de l’expert de la LOP de la zone d’action sur laquelle porte la procédure de préinscription. Si le preneur d’initiative ne veut pas d’audition, la procédure continue de manière écrite. Une demande ultérieure d’organiser une audition est irrecevable. Section 2. — Le traitement d’une proposition recevable de procédure de préinscription Art. 7. § 1er. Lorsque, en vertu de l’article 6, § 1er, AgODi constate qu’une proposition de procédure de préinscription est recevable, il en informe le preneur d’initiative et la CLR par lettre recommandée, dans les sept jours calendaires de la réception du dossier. Lors de la notification à la CLR, celle-ci est assortie de l’exposé du preneur d’initiative sur les arguments contre la décision négative de la CLR, visé à l’article 6, § 1er, 3°, et l’introduction d’éventuelles pièces pertinentes est demandée. La CLR doit transmettre ces pièces à AgODi dans les cinq jours calendaires de la notification visée au paragraphe 1er. Si le preneur d’initiative a demandé une audition, conformément à l’article 6, § 2, la notification faite au preneur d’initiative mentionne à titre complémentaire : 1° le lieu, la date et l’heure de l’audition; 2° le droit de se faire assister ou, sur la base d’une autorisation écrite, de se faire représenter par un conseiller/une conseillère. § 2. AgODi convoque les personnes visées à l’article 6, § 2, au moins dix jours calendaires avant l’audition par une lettre recommandée. Art. 8. AgODi est chargée de l’établissement du dossier. Le dossier se compose : 1° des pièces introduites par le preneur d’initiative, notamment la proposition de procédure de préinscription et un exposé sur les arguments contre la décision négative de la CLR; 2° des pièces remises par la CLR à AgODi. Section 3. — Le traitement d’une proposition irrecevable de procédure de préinscription Art. 9. Lorsque, en vertu de l’article 6, § 1er, AgODi constate que la proposition de procédure de préinscription est irrecevable, elle en informe le Ministre dans les sept jours calendaires de la réception du dossier. La procédure est clôturée lorsque le Ministre confirme l’irrecevabilité constatée par AgODi dans les sept jours calendaires de la prise de connaissance et en informe le preneur d’initiative par une lettre recommandée. Section 4. — L’audition er
Art. 10. § 1 . L’administrateur général d’AgODi ou un membre du personnel d’AgODi désigné par lui a la conduite de l’audition et entend le preneur d’initiative et, le cas échéant, les personnes convoquées. § 2. L’administrateur général d’AgODi ou un membre du personnel d’AgODi désigné par lui dresse un procès-verbal séance tenante, dont il est immédiatement fait lecture et qui est soumis à la signature du preneur d’initiative. Le preneur d’initiative peut signifier sa réserve motivée lors de la signature. Section 5. — La décision finale Art. 11. Le Ministre contrôle la proposition de procédure de préinscription conformément à l’article 37vicies sexies, 2°, du décret du 25 février 1997 ou à l’article 110/26, 2°, du Code, sur la base du dossier et, le cas échéant, sur la base du procès-verbal de l’audition. Art. 12. Le Ministre émet sa décision finale dans le délai visé à l’article 37vicies sexies, 2°, du décret du 25 février 1997, ou à l’article 110/26, 2°, du Code. La décision finale du Ministre et, le cas échéant, une copie du procès-verbal de l’audition sont notifiées au preneur d’initiative et à la CLR par lettre recommandée.
47043
47044
BELGISCH STAATSBLAD — 13.08.2012 — MONITEUR BELGE Chapitre 6. — Dispositions finales Art. 13. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er septembre 2012. Art. 14. Le Ministre flamand ayant l’enseignement dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté Bruxelles, le 13 juillet 2012. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS Le Ministre flamand de l’Enseignement, de la Jeunesse, de l’Egalité des Chances et des Affaires bruxelloises, P. SMET
* VLAAMSE OVERHEID N. 2012 — 2370 [2012/204500] 13 JULI 2012. — Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de begroting en het financiële beheer van de Dienst met Afzonderlijk Beheer Digitale Drukkerij DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 87, § 1, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wet van 16 juli 1993; Gelet op het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof, artikel 3, § 1; Gelet op het decreet van 23 december 2011 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2012, artikel 69, eerste lid; Gelet op het begrotingsakkoord, gegeven op 10 januari 2012; Gelet op advies 50.867/3 van de Raad van State, gegeven op 7 februari 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1o, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op voorstel van de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en de Vlaamse Rand en de Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport; Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. — Definitie Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder DAB : de Dienst met Afzonderlijk Beheer Digitale Drukkerij. HOOFDSTUK 2. — De begroting Art. 2. De ramingen van de ontvangsten hebben betrekking op : 1o het over te dragen saldo; 2o de dotatie; 3o de eigen ontvangsten van de DAB gedurende het begrotingsjaar in kwestie. Art. 3. Op de begroting van een bepaald jaar worden de volgende bedragen aangerekend : 1o op het vastleggingskrediet : het bedrag van de verbintenissen, aangegaan tijdens het begrotingsjaar; 2o op het vereffeningskrediet : de sommen, vereffend gedurende het begrotingsjaar. HOOOFDSTUK 3. — Beheer Art. 4. § 1. In dit artikel wordt verstaan onder : 1o eenvoudige uitvoering : het treffen van alle maatregelen en beslissingen voor de verwezenlijking van de opdracht binnen de perken van de aanneming, met uitzondering van de maatregelen en beslissingen die een beoordeling van de gunnende overheid vereisen; 2o gedelegeerde : de gedelegeerd beheerder. § 2. De beheerder is bevoegd om bestekken voor werken, leveringen of diensten of de bescheiden die ze vervangen, goed te keuren, de wijze te kiezen waarop de opdrachten worden gegund, opdrachten voor de aanneming van werken, leveringen of diensten te gunnen en te zorgen voor de uitvoering ervan. De beheerder zorgt bovendien voor de eenvoudige uitvoering van de opdrachten voor de aanneming van werken, leveringen of diensten die in het kader van het functioneren van de DAB zijn gegund door de Vlaamse Regering of het bevoegde lid ervan. § 3. De gedelegeerde is bevoegd om alle vastleggings- en betalingsdocumenten te tekenen binnen de perken van de geopende kredieten. De gedelegeerde zorgt bovendien voor de eenvoudige uitvoering van de opdrachten voor de aanneming van werken, leveringen of diensten die in het kader van het functioneren van de DAB zijn gegund door de Vlaamse Regering of het bevoegde lid ervan. § 4. De administrateur-generaal van het Agentschap voor Facilitair Management wordt aangesteld als beheerder van de DAB. Het afdelingshoofd van de afdeling Centrale Dienstverlening is de gedelegeerde. HOOFDSTUK 4. — Slotbepalingen Art. 5. De Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake de facilitaire dienstverlening en het vastgoedbeheer in de Vlaamse administratie, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 13 juli 2012 De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS