4 COMPUTERPERSONAGE S, 4 PERSOONLIJKHEDEN?
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages
op hun waargenomen persoonlijkheid
Anouk de Smet - 129615 Afstudeerscriptie Bedrijfscommunicatie & Digitale Media
4 COMPUTERPERSONAGES, 4 PERSOONLIJKHEDEN? Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Oktober 2003
Faculteit: Letteren Opleiding: Communicatie - en Informatiewetenschappen Afstudeerrichting: Bedrijfscommunicatie en Digitale Media Begeleidend docent: dr. E.J. Krahmer Universiteit van Tilburg
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid
Voorwoord
bos
Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn onderzoek naar de toekenning van persoonlijkheidskenmerken aan computerpersonages, zogenaamde embodied conversational agents. Dit
onderzoek
heb
ik
gedaan
ter
afronding
van
de
opleiding
Communicatie
-
en
Informatiewetenschappen aan de Universiteit van Tilburg.
In mijn voorgaande opleiding, Communicatie Creatief (HBO), heb ik een onderzoek uitgevoerd naar de ontwikkelingen van visuele communicatie, de ontwikkelingen van computerpersonages gaat hierin verder en sluit daarnaast prima aan op mijn afstudeerrichting Bedrijfscommunicatie & Digitale Media. 4 computerpersonages, 4 persoonlijkheden? is geschreven om een kleine bijdrage te leveren aan de vele ontwikkelingen die er op het gebied van de Informatie - en Communicatie Technologie momenteel gaande zijn.
Het toekennen van persoonlijkheidskenmerken aan embodied conversational agents is geen gemakkelijk onderzoeksonderwerp geweest. Gelukkig heb ik daarbij alle steun gekregen van Dr. Emiel Krahmer. Hij heeft me door zijn kennis op de juiste manier weten te sturen naar het eindresultaat. Via deze weg wil ik hem daarom enorm bedanken voor zijn opbouwende kritiek en advies gedurende het afstudeertraject. Daarnaast wil ik alle proefpersonen bedanken voor hun vrijwillige medewerking aan mijn onderzoek.
Hopelijk zal deze scriptie een bijdrage leveren aan de verder ontwikkelingen van embodied conversational agents.
Anouk de Smet Oktober 2003
iii
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid
Samenvatting
bos
Wetenschappers trachten, middels de toepassing van agents, de communicatie tussen mens en computer zo natuurlijk mogelijk te laten verlopen. Agents, zogenaamde embodied conversational agents (ECAs), kunnen met behulp van een computer communiceren in natuurlijke taal en beschikken over een fysieke verschijningsvorm. De ontwikkeling van ECAs staat nog in de kinderschoenen, en in dit huidige onderzoek wordt geprobeerd een klein deel daarvan verder in kaart te brengen, door te onderzoeken hoe een dergelijke agent een persoonlijkheid gegeven kan worden. Meer specifiek wordt gekeken naar de invloed van audiovisuele cues en de invloed van de 'fysieke verschijning' van Embodied Conversational Agents op hun waargenomen persoonlijkheid. Door middel van een experiment is gezocht naar een antwoord op de bovenstaande onderzoeksvraag. Het experiment is opgedeeld in twee delen enerzijds geven dertig proefpersonen vier ECA´s een bepaalde persoonlijkheid op basis van alleen een afbeelding (het statische deel) en anderzijds kennen dertig andere proefpersonen acht ECAs een bepaalde persoonlijkheid toe op basis van een filmpje (het dynamische deel). De vier ECAs uit het statische deel van het experiment onderscheiden zich door verschil in uiterlijk. De acht ECAs uit het andere deel onderscheiden zich naast het uiterlijk ook door verschil in audiovisuele cues. De audiovisuele cues zijn verdeeld in introverte cues (laag spreektempo, korte blikken en geen wenkbrauwbewegingen) en extraverte cues (hoog spreektempo, lange blikken en wel wenkbrauwbewegingen). Om te voorkomen dat de proefpersonen de audiovisuele cues herkennen zijn er naast de acht ECAs vier afleiders gevormd. Het toekennen van een bepaalde persoonlijkheid gaat op basis van vijf persoonlijkheidsfactoren (extraversie, emotionele stabiliteit, cultuur, bereidheid en zorgvuldigheid). De proefpersonen beoordelen elke persoonlijkheidsfactor op basis van 5 adjectievenparen. Uit het experiment blijkt dat audiovisuele cues invloed kunnen uitoefenen op de waargenomen persoonlijkheid van computerpersonages. De sterkte van deze invloed is afhankelijk van de fysieke verschijning van de embodied conversational agents en van het feit op welke dimensie deze beoordeeld worden. Over het algemeen geldt dat personages met extraverte cues op alle vijf de persoonlijkheidsdimensies systematisch hoger scoren dan personages met introverte cues. Duidelijk uit dit experiment is af te leiden dat ECAs middels het uiterlijk en audiovisuele cues een bepaalde persoonlijkheid kunnen overbrengen. En dat variatie in uiterlijk en variatie in spraak, oogbewegingen (gaze) en wenkbrauwbewegingen deze persoonlijkheid kan veranderen.
iv
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid
Inhoudsopgave
bos
Voorwoord
iii
Samenvatting
iv
Inleiding
1
1 De grondslagen van Embodied Conversational Agents
3
1.1 Wat is een embodied conversational agent?
3
1.2 De oorsprong van embodied conversational agents
4
1.3 De voordelen van embodied conversational agent
5
1.4 ECAs en persoonlijkheid
7
1.5 Eerdere onderzoeken naar ECAs en persoonlijkheid
10
1.6 Verder onderzoek naar persoonlijkheid in ECAs
21
2 De invloed van het uiterlijk op het waarnemen van persoonlijkheid
22
2.1 Stereotypering
24
2.2 Waargenomen persoonlijkheid versus werkelijke persoonlijkheid
25
2.3 Het uiterlijk en de waargenomen persoonlijkheidskenmerken
27
2.4 Het uiterlijk van embodied conversational agents
35
3 Het Onderzoeksopzet
37
3.1 De motivatie
37
3.2 De instrumentatie
37
3.3 De proefpersonen
41
3.4 De experimentele setting
41
3.5 De procedure
43
4 De Resultaten
44
4.1 De resultaten statische deel
44
4.2 De resultaten dynamische deel
50
5 De conclusie, discussie en aanbevelingen
61
5.1 Conclusie
61
5.2 Discussie
63
5.3 Aanbevelingen
67
v
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Inhoudsopgave Bibliografie
69
Appendix A
74
Appendix B
78
vi
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid
Inleiding
bosbo
De laatste jaren is er een sterk groeiende belangstelling voor het ontwikkelen en toepassen van agents die middels een computer kunnen communiceren in natuurlijke taal en een fysieke verschijningsvorm hebben: zogenaamde embodied conversational agents (ECAs). Wetenschappers trachten hiermee om de communicatie tussen mens en computer zo natuurlijk mogelijk te laten verlopen. Het gebruik van dergelijke agents biedt bijvoorbeeld de mogelijkheid om applicaties persoonlijkheid te geven en emotie te laten uitdrukken. Verwacht wordt dat hiermee de communicatie tussen mens en machine natuurlijker, plezieriger en effectiever wordt. (Reeves and Nass, 1996) Uit recent onderzoek op het gebied van e-commerce via het web blijkt ook dat mensen informatie beter kunnen onthouden wanneer deze gepresenteerd wordt door agents dan in de vorm van een "standaard" elektronische tekst. (André, Müller & Rist, 1999)
Het ontwikkelen van ECAs staat nog in de kinderschoenen, en in deze scriptie wordt geprobeerd een klein deel daarvan verder in kaart te brengen, door te onderzoeken hoe een dergelijke agent een persoonlijkheid gegeven kan worden. Eerder onderzoek suggereert dat het geven van een consistente persoonlijkheid een positieve invloed op de interactie heeft. Ball en Breese (2000) geven aan dat wanneer twee autonome figuren met elkaar spreken de conversatie voor de kijker veel beter te volgen is wanneer de persoonlijkheid van de figuren bekend is. De figuren moeten dus naar voren komen als te onderscheiden individuen. Bovendien is het volgens Ball en Breese van belang dat de persoonlijkheden van de agent en de gebruiker overeenkomen. Uit een onderzoek blijkt namelijk dat mensen meer naar anderen toetrekken die qua persoonlijkheid overeenkomen met henzelf. (Reeves & Nass, 1996) Mensen voeren het liefst interactie met andere mensen met dezelfde persoonlijkheid. Om ECAs goed te laten functioneren als interface van de toekomst is het dus van belang een consistente set persoonlijkheidskenmerken toe te kennen, die voor de computergebruiker herkenbaar zijn.
De algemene onderzoeksvraag in deze scriptie luidt dan ook al volgt: op welke manier kan een embodied conversational agent een persoonlijkheid gegeven worden? Computergebruikers vertonen met betrekking tot interactie met computers gedragingen die ze ook bij interactie tussen mensen onderling hebben (Reeves en Nass, 1996). Bovendien veronderstelt Vonk (1998) dat mensen een eerste oordeel kunnen vormen over iemands persoonlijkheid op basis van diens uiterlijk. Dit is waarom meer specifiek zal gekeken worden naar de invloed van audiovisuele cues en de invloed van de 'fysieke verschijning' van Embodied Conversational Agents op hun waargenomen persoonlijkheid.
1
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Inleiding Deze redenering is een goed uitgangspunt voor verder onderzoek naar de ontwikkelingen van embodied agents en hun persoonlijkheid. Om verder te gaan in deze ontwikkelingen is het van belang om te weten welke ontwikkelingen er voorafgaand allemaal hebben afgespeeld. In hoofdstuk 1 zullen daarom definities worden toegelicht en eerder onderzoeken betreffende dit onderwerp worden besproken. Vervolgens zal in hoofdstuk 2 dieper worden ingegaan op de invloed van het uiterlijk op de waargenomen persoonlijkheid van ECAs. Hierin spelen stereotyperingen een belangrijke rol en zal daarnaast de leer van de fysionomie besproken worden. In hoofdstuk 3 wordt de opzet van het experiment beschreven, dat is uitgevoerd ter toetsing van de eerder gevonden theorieën. De resultaten van het experiment worden in hoofdstuk 5 uiteengezet. Naar aanleiding van dit onderzoek worden tenslotte in hoofdstuk 5 uiteindelijke conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan.
2
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid
I
De grondslagen van Embodied Conversational Agents
bo
Zoals in de inleiding al werd gezegd is het belangrijk te weten welke ontwikkelingen eerder hebben plaatsgevonden, voordat je verder kunt gaan onderzoeken. In dit hoofdstuk zal daarom de theorie die al voorhanden is over embodied conversational agents (ECAs) uitvoerig behandeld worden. Allereerst zullen we enkele gerelateerde definities zorgvuldiger toelichten. Daarnaast zullen we stilstaan bij de voordelen van embodied conversational agents. Vervolgens zal de koppeling worden gelegd tussen ECAs en hun persoonlijkheid. En tenslotte zal het hoofdstuk worden afgesloten met een uiteenzetting van eerdere onderzoeken naar ECAs en persoonlijkheid
1.1 Wat is een embodied conversational agent? Wanneer we embodied conversational agent (ECA) letterlijk vertalen betekent de term een belichaamd sprekende agent. Dit zegt nog niet zoveel daarom zal de term zorgvuldiger worden uitgelegd. De term embodied wil zeggen dat een agent een visualisatie heeft die ‘levend’ overkomt. Dit kan in de vorm van een menselijk uitziend lichaam of gezicht, maar het kan ook een dier of iets anders zijn. Een bekend voorbeeld van visualisatie van iets anders dan een menselijk lichaam is de office-assistent in Microsoft Office, die gevraagd en ongevraagd hulp en advies aanbiedt. Deze agent is gevisualiseerd in de vorm van een paperclip. Echter is dit voorbeeld ietwat simplistisch, omdat ECAs breder inzetbaar zijn dan enkel en alleen hulp en advies bieden. Conversational heeft alles te maken met communicatie. De agent brengt bepaalde informatie over waarna ze bepaalde interacties zal ondernemen. Bij een interface van een agent zijn de modaliteiten hetzelfde als de natuurlijke modaliteiten in menselijke communicatie: spraak, gezichtsuitdrukking, handgebaren en lichaamstaal. Een agent is een entiteit die zich in een bepaalde omgeving bevindt, observeert wat er in de omgeving gebeurt en daarop reageert, autonoom gedrag vertoont en initiatief kan nemen, zich pro-actief opstelt en kan communiceren met andere agents in de omgeving, waaronder ook menselijke gebruikers. Tegenwoordig wordt ook wel gesproken over Interactive Virtual Human in plaats van Embodied Conversational Agent.
De visualisatie van een embodied conversational agent kan 2-dimensionaal of 3-dimensionaal zijn en de mate van realisme kan variëren. ECAs kunnen gerepresenteerd worden met alleen een hoofd of met een compleet lichaam. Andere aspecten van de visualisatie zijn gebruikte animaties voor bijvoorbeeld gebaren, het tonen van gezichtuitdrukkingen, het aankijken van de gebruiker (gaze) en lipsynchronisatie met spraak. Embodied conversational agents worden vaak verward met zogenaamde Talking Heads. Het is belangrijk, om onduidelijkheid te vermijden, om een onderscheid te maken tussen ECAs en Talking Heads.
3
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 1 Embodied Communication Agents zijn wel Talking Heads maar Talking Heads zijn geen ECAs. Het verschil zit het hem in de term ‘embodied’. Een Talking Head bestaat alleen uit een hoofd en ECAs beschikken over een totaal lichaam. Zowel Talking Heads als ECAs kunnen interactie aangaan met de computergebruiker.
1.2 De oorsprong van embodied conversational agents De oorsprong van embodied conversational agents is tweeledig. ECAs hebben zich deels samen ontwikkeld met virtuele omgevingen en deels door ontwikkelingen in spraaksyntheses. Een virtuele omgeving is een binnen een computer gecreëerde artificiële wereld waarbij de gebruiker de illusie heeft in die wereld te zijn en daarbij de mogelijkheid heeft in die wereld te navigeren (rond te lopen) en objecten te manipuleren (Nijholt en Evers, 2001). Met andere woorden, men heeft te maken met een binnen de computer gegenereerde wereld die men kan verkennen alsof men erin aanwezig is. ECAs kunnen onderdeel van deze omgeving zijn. Om de omgeving zo natuurlijk mogelijk te laten lijken zouden de ‘bewoners’ van deze omgeving ook zo min mogelijk van de mensen uit de werkelijke wereld moeten afwijken. Daarnaast heeft spraaksynthese ook een belangrijke invloed op de ontwikkelingen van embodied conversational agents gehad. Spraaksynthese is het softwarematig produceren van gesproken taal. De oorsprong van de ontwikkeling van spraaksynthese ligt in de menselijke neiging om kenmerken van een mens te digitaliseren en te kopiëren. Zoals in de tijd van de industrialisering machines taken van mensen overnamen, worden nu door ontwikkelingen menselijke kenmerken door computers overgenomen. In het midden van de 90'er jaren werden grote stappen gezet richting digitale spraak (Dutoit, 1997). Er bestaan volop voordelen van spraaksynthese: bij telecommunicatie kan bijvoorbeeld 70% van de informatie die telefonisch gegeven wordt, afgehandeld worden via spraaksynthese. Daarnaast is spraaksynthese lucratief voor computer ondersteunend onderwijs voor bijvoorbeeld het leren van nieuwe talen, voor mensen met een visuele handicap of met leesproblemen. In de industrie kan het gebruikt worden omdat spraak soms beter werkt dan visuele berichten, denk hierbij aan spraaksynthese in een controlekamer. Het voordeel voor een controlekamer is dat auditieve middelen zoals spraaksynthese voor meer oplettendheid kan zorgen. En tenslotte is spraaksynthese een belangrijke factor voor de verbetering van communicatie tussen mens en machine. Mensen geven de voorkeur aan om zowel iemands gezicht te zien als iemands stem te horen tijdens communicatie (Massaro, Cohen, Beskow en Cole, 2000). Daarbij is het voor de verstaanbaarheid van spraak belangrijk om te zien wat iemand zegt. Of te wel spraak op zich zelfstaand zonder visualisering is vrij onduidelijk. Een personen waarbij je de mond ziet bewegen als die praat en waarbij je dus lip kan lezen is beter verstaanbaar (Benoit, Mohamadi en Kandel, 1994).
4
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 1 Na de totstandkoming van digitale spraak, is de stap om deze spraak een lichaam te geven hierdoor een logisch gevolg. Embodied conversational agents zorgen ervoor dat spraak nog natuurlijker vertaald wordt en hiermee de mens nog verder gedigitaliseerd wordt. De oorsprong van embodied conversational agents is een realiteit. Zeker bij de communicatie tussen mens en computer kunnen ECAs enorm veel voordelen bieden.
1.3 Voordelen embodied conversational agent De personificatie van de computerinterface heeft meerdere redenen of beter gezegd meerdere voordelen. Uit onderzoek blijkt dat computers vaak een sociale rol spelen. Gebruikers kennen aan computers menselijke eigenschappen toe (Reeves en Nass, 1996). Gebruikers vertonen met betrekking tot interactie met computers gedragingen die ze ook bij interactie tussen mensen onderling hebben. Geloofwaardigheid en betrouwbaarheid zijn twee belangrijke eigenschappen. Het concept van een embodied conversational agent is een interactiemetafoor die hier goed bij aansluit. De voordelen van ECAs zijn goed te herkennen wanneer je een helder beeld hebt waarvoor ECAs allemaal kunnen worden toegepast.
Embodied conversational agents worden gebruikt voor verschillende toepassingen, bijvoorbeeld:
Het geven van training en instructie, dit kan zowel voor een softwarepakket zijn als in een gesimuleerde omgeving. Een voorbeeld hiervan is ECA Baldi, deze agent is ontwikkeld door UCSC (University of California – Santa Cruz) en wordt toegepast door het Center for Spoken Language Understanding in Oregon. Baldi (figuur 1.1) is een geanimeerde embodied agent die dove kinderen helpt hun luister- en spreekvaardigheid te verbeteren. Baldi wordt realistisch gevisualiseerd met behulp van een 3-dimensionaal pratend hoofd in een apart venster. Baldi analyseert de spraak van gebruikers en gebruikt spraaksynthese en gezichtsanimatie om kinderen beter te leren spreken.
Figuur 1.1: Baldi die dove kinderen helpt hun luister- en spreekvaardigheid te verbeteren.
5
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 1
Het assisteren van gebruikers, bijvoorbeeld bij informatieontsluiting en in e-commerce toepassingen. Een goed voorbeeld bij deze toepassing is het MUeSLI project (Multimodal Spoken Language Interfaces) van Britisch Telecom Labs (Churcher en Wyard, 1999). In dit project is een driedimensionaal verkoopsysteem gebouwd. Dit systeem biedt een 3D visualisatie van een woonkamer waarin de gebruiker het effect van verschillende stoffen op meubels, gordijnen en behang kan zien vanuit verschillende gezichtspunten en bij verschillende opstellingen van het meubilair. De gebruiker wordt geassisteerd door een agent, gevisualiseerd door een pratend gezicht in een apart venster. De gebruiker kan vragen stellen aan de agent en kan opdrachten geven om bijvoorbeeld een bepaalde stof op bepaalde meubels te doen. De agent weet welke stoffen goed combineren en kan vertellen hoeveel het allemaal kost.
Hulp bij navigatie in een virtuele omgeving, bijvoorbeeld een agent die gebruikers rondleidt in een driedimensionaal model van een gebouw en die laat zien wat waar is en hoe alles werkt, en reageert op vragen van de gebruiker. Bij deze toepassing kan gedacht worden aan REA (Real Estate Agent) van het Amerikaanse MIT Media Lab, deze agente (figuur 1.2) is een makelaar die mensen helpt bij het zoeken van een geschikt huis. REA laat potentiële kopers huizen zien, verschaft informatie over de huizen en beantwoordt vragen.
Figuur 1.2: REA laat potentiële kopers huizen zien.
Wanneer de computer ook daadwerkelijk handelt naar de verwachting van de gebruiker, wordt het werken met een computer vereenvoudigd. De communicatie tussen mens en machine wordt hierdoor natuurlijker, plezieriger en effectiever. Uit empirisch onderzoek (Moreno en Rickenberg, 2000) blijkt dat er situaties zijn waar het gebruik van ‘levensechte’ agent in een interactieve leeromgeving een positieve invloed heeft op motivatie, het genoegen dat men heeft in het bezig zijn (en blijven) met het systeem en soms met de leerresultaten. Zo blijkt op het gebied van e-commerce via het web dat mensen informatie beter kunnen onthouden wanneer deze gepresenteerd wordt door embodied conversational agents dan in de vorm van een "standaard" elektronische tekst. Om een zo natuurlijk mogelijke ECA na te streven zijn ontwikkelingen op het gebied van hard - en software en vergelijkend onderzoek naar de overeenkomsten tussen de analoge en de digitale personages essentieel. Het toekennen van persoonlijkheidskenmerken aan ECAs is een middel om embodied conversational agents natuurlijker te vertalen
6
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 1
1.4 ECAs en persoonlijkheid In 2002 zijn 30 internationale onderzoekers van verscheidene disciplines bijeengekomen om hun kennis over ECAs te bundelen. Zij deelden hun kennis op de zogenaamde “Virtual Humans Workshop” op de University of Southern California. Het bouwen van een ECA is een multidisciplinaire samenwerking van een aantal onderzoeksgebieden, namelijk:
Menselijk gedaante-animatie;
Natuurlijke taal processing;
Gezichtsanimatie;
Spraakherkenning en – samenvoeging;
Perceptie;
Non-verbale communicatie;
Cognitief ontwerp;
Distribuerende simulaties;
Emoties en personaliteit;
Computerspelletjes.
De onderzoekers van de workshop brengen emoties en persoonlijkheid onder één onderzoeksgebied. Desalniettemin bestaat er een duidelijk verschil tussen emoties en persoonlijkheid. Emoties kun je uitdrukken en over persoonlijkheid beschik je. Emoties zijn meestal van korte duur, in tegenstelling tot persoonlijkheid, die vrij duurzaam is (Nederstigt en Poiesz, 1996). In dit onderzoeksverslag zal voornamelijk persoonlijkheid een prominente rol spelen. De andere onderzoeksgebieden worden daarbij niet uitgesloten want er bestaan voldoende raakvlakken. Het is met name interessant om persoonlijkheid bij ECAs te onderzoeken omdat er een soort gedragslijn bestaat die zegt dat mensen zich aangetrokken voelen tot persoonlijkheden die overeenkomen met hun eigen persoonlijkheid, zogenaamde ‘law of similarity-attraction’ (Reeves en Nass, 1996). Daarnaast maken de eerder genoemde voordelen van ECAs (§1.3) het boeiend om persoonlijkheidskenmerken in ECAs verder te onderzoeken. Om de communicatie tussen mens en computer soepeler te laten verlopen, is het nuttig te weten hoe je persoonlijkheid in ECAs kan beïnvloeden.
Er zijn al heel wat ontwikkelingen geweest en nog gaande op het gebied van ECAs en persoonlijkheid. Maar voordat we op deze ontwikkelingen verder gaan is het handig te weten wat nu in feite persoonlijkheid is. Mensen stellen belang in de persoonlijkheid van elkaar, omdat ze willen weten met wie ze van doen hebben. Mensen zijn op zoek naar consistente kenmerken en gedragingen in de ander. Hiermee stellen zij vast dat hetgeen een persoon doet, denkt of voelt van binnenuit komt. Aan de hand hiervan wordt getracht iemands gedrag te voorspellen en te begrijpen (Carver en Scheier, 1999). Het woord persoonlijkheid stamt af van het Latijnse persona, het masker dat in het Romeinse theater door acteurs gedragen werd om bepaalde effecten op te roepen. Op grond hiervan kreeg het begrip persona drie betekenissen: ten eerste de rol die iemand speelt, hetzij in het theater, hetzij in het dagelijks leven; ten tweede de waardigheid en het aanzien van de persoon en ten derde de essentiële eigenschappen van een individu. Deze drie betekenissen vormen de basis voor het ontstaan van talrijke filosofische, sociologische, juridische, en psychologische theorieën over persoonlijkheid.
7
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 1 Volgens het woordenboek van de psychologie (Reber, 1997) is een precieze definitie van het begrip persoonlijkheid ronduit onmogelijk. Reeds in 1927 probeerde de Amerikaanse psycholoog G.W. Allport enige helderheid te verschaffen, en zag zich vervolgens geconfronteerd met het gebruik van de term in bijna vijftig verschillende betekenissen. Een opsomming van al deze betekenissen is niet noodzakelijk. Voor dit onderzoek volstaat een algemene karakterisering van persoonlijkheid, die in principe is ontleend aan de Nederlandse psycholoog H.C.J. Dijker (1912-1983): “De voor een persoon kenmerkende verzameling van transtemporeel constante gedragsdeterminanten.” In eenvoudige (en minder precieze) bewoording is persoonlijkheid de verzameling van (lichamelijke en psychologische) kenmerken die voortdurend in het gedrag van een persoon ‘doorklinken’ en die hem of haar van anderen onderscheiden. De belangrijkste kenmerken van persoonlijkheid die in eerdergenoemde definitie naar voren komen zijn de individualiteit van persoonlijkheid en het belang van persoonlijkheid voor gedrag, gedachten en gevoelens. Wanneer je de definities van persoonlijkheid vertaalt naar personages in de media, betekent dit dat persoonlijkheid het voorspelbare in de acties en attitudes van het mediapersonage is. Mensen kennen deze voorspelbare kenmerken toe om de rol van het personage in de context van het betreffende medium vast te stellen (Isbister en Nass, 2000).
We weten nu wat persoonlijkheid is, maar voor het onderzoek naar persoonlijkheid in ECAs, is het van belang te weten hoe je de persoonlijkheid van een bepaald individu kan beschrijven. Een individu kan dus ook een embodied conversational agent zijn. In een groot aantal onderzoeken waarin persoonlijkheidsbeschrijvende termen werden gebruikt, zijn vijf factoren gevonden waarmee het domein van de persoonlijkheid kan worden beschreven. Deze vijf persoonlijkheidsfactoren zijn beter bekend onder de naam The Big Five (tabel 1.3). Fiske (1949) was de eerste die de Big Five ontdekte, en Tupes en Christal (1958) waren de eerste die ze identificeerden, het meest systematische werk is gedaan door Norman (1963), daardoor werd de Big Five ook bekend als de Norman Five. Aan de vijfdeling voor persoonlijkheidsbeschrijving gaven de verschillende theoretici ieder
afzonderlijke namen. In dit onderzoeksverslag hanteren we de
benamingen van Norman (1963): I extraversie (extraversion),
II emotionele stabiliteit (emotional
stability), III cultuur (culture), IV bereidheid (agreeableness) en V zorgvuldigheid (conscientious). Elke dimensie heeft een positieve en een negatieve pool.
Dimensie
Positieve pool
Negatieve pool
Extraversie
Extraversie
Introversie
Emotionele stabiliteit
Emotionele stabiliteit
Emotionele instabiliteit
Cultuur
Open voor ontwikkelingen
Gesloten voor ontwikkelingen
Bereidheid
Vriendelijkheid
Onvriendelijkheid
Zorgvuldigheid
Zorgvuldigheid
Onzorgvuldigheid
Tabel 1.3: The Big Five
8
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 1 Hieronder zullen we de verschillende dimensies zorgvuldiger uitleggen:
Extraversie Het begrippenpaar Extraversie - Introversie is afkomstig van Jung (1933), die er een naar buiten respectievelijk naar binnen gerichte energie, aandacht en oriëntatie mee aanduidde. Extraverte mensen zijn sociale mensen in die zin dat ze graag in het gezelschap van anderen vertoeven en van gezelligheid houden. Dit is echter slechts één van de facetten van extraversie. Naast hun voorkeur voor gezelschap, voor groepsactiviteiten en publieke gebeurtenissen zijn ze ook assertiever, actiever, en spraakzamer dan introverten. Zij houden van opwinding en spannende acties, en zijn opgewekt van aard. Zij zijn doorgaans goedgemutst, energiek en optimistisch. Introverte mensen zijn niet zozeer ongezellig, maar eerder wat gereserveerder; meer onafhankelijk dan onderdanig, eerder rustig dan sloom. Introverte mensen zijn doorgaans niet verlegen maar geven er vaak de voorkeur aan om alleen te zijn. Zij lijden doorgaans evenmin aan sociale angst, maar vinden het alleen minder prettig om veel in het gezelschap van anderen te verkeren. Ook zijn zij niet boven gemiddeld ongelukkig, depressief, of pessimistisch, al zal men zelden bij hen de euforie en het sterke optimisme aantreffen dat men wel bij extraverte mensen kan aantreffen.
Emotionele stabiliteit Dit brede domein van persoonlijkheidstrekken contrasteert emotionele stabiliteit met emotionele labiliteit. Het domein wordt ook wel aangeduid als gegeneraliseerde angst, omdat personen die hoog op dit domein scoren sterk geneigd zijn angst te ervaren. De kans is groot dat emotioneel labiele personen ook frequent andere negatieve gevoelens ervaren dan angst zoals woede, frustratie, somberheid, schaamte, schuld, enzovoort. Emotioneel stabiele mensen zijn moeilijk uit het lood te slaan. Ze hebben gewoonlijk een gelijkmatig humeur, zijn kalm en ontspannen, en benaderen stresssituaties rustig en zonder gespannen opwinding.
Cultuur De persoonlijkheidsfactor cultuur heeft alles te maken met openheid voor ontwikkelingen. Mensen die open staan voor ontwikkelingen zijn nieuwsgierig, zowel ten aanzien van hun innerlijke wereld als de buitenwereld. Hun ervaringswereld is doorgaans rijker en gevarieerder dan die van mensen die gesloten zijn voor ontwikkelingen, die we conventioneel kunnen noemen. Open mensen bekijken nieuwe en eventueel onconventionele ideeën, beelden en waarden welwillend en met nieuwsgierigheid. Ze conformeren zich niet bij voorbaat aan de beschikbare regels, schema's, gewoonten en uitgangspunten.
Gesloten mensen neigen naar conventioneel gedrag en
conservatieve opvattingen. Zij verkiezen het vertrouwde boven het nieuwe, en hun emotionele reacties zijn wat aan de vlakke kant. Er zijn echter geen aanwijzingen dat gesloten personen defensief zijn ingesteld. Het lijkt er eerder op dat het bereik en intensiteit van hun interesses geringer zijn.
9
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 1
Bereidheid Deze dimensie vertegenwoordigt de oriëntatie van het individu op de ervaringen, belangen en doelen van anderen. Bereidwillige mensen zijn hulpvaardig, bescheiden, vriendelijk en geneigd tot samenwerken; ze verplaatsen zich in de ander en bezien situaties vanuit het doel van de ander. Ze geloven dat anderen ook geneigd zijn om hem of haar te helpen wanneer dat nodig mocht zijn. Mensen die niet bereidwillig zijn, zijn daarentegen opstandig en egocentrisch. Hun instelling is eerder competitief dan coöperatief.
Zorgvuldigheid Zorgvuldige oftewel consciëntieuze mensen worden gekarakteriseerd door eigenschappen als volhardend,
ambitieus,
gewetensvol,
en
betrouwbaar.
Hij
of
zij
is
doelgericht
en
goedgeorganiseerd, en ziet het leven in termen van taken die moeten worden vervuld. Hoog consciëntieuze mensen hebben een sterke wil en zijn vastbesloten. Mensen die laag scoren op zorgvuldigheid ontbreekt het niet aan normen, waarden of idealen, noch aan regels of principes voor allerlei taken, ze zijn alleen minder stringent en precies in het toepassen ervan. Ze werken aan het bereiken van hun doelen op een meer ontspannen manier, en nemen het meer dan consciëntieuze mensen voor lief dat dingen soms mislukken, en dat sommige doelen niet bereikbaar blijken. Nonchalante mensen stellen minder eisen aan hun greep op het bestaan, en accepteren het ontbreken van invloed op hun eigen uitkomsten gemakkelijker.
Het is niet zo dat een mens per definitie alleen zorgvuldig of onzorgvuldig is. Er is sprake van een glijdende schaal, maar de mens lijkt deze schaal volgens Cook (1971) nauwelijks waar te nemen. Mensen worden doorgaans gezien als of zorgvuldig of onzorgvuldig zonder dat er rekening wordt gehouden met tussenvormen. De mens tracht wel enigszins zo te denken, maar veelal wordt met extremen gewerkt en gedacht in tegenovergestelde typologieën. Bij het onderzoek naar ECAs en persoonlijkheid kunnen we ons afvragen of dit model ook hanteerbaar is bij het toekennen van persoonlijkheidskenmerken bij ECAs. In de volgende paragraaf zal zorgvuldiger worden ingegaan naar eerdere onderzoeken naar persoonlijkheid in ECAs.
1.5 Eerdere onderzoeken naar ECAs en persoonlijkheid
Eerder werd al gezegd dat mensen belangstelling hebben in de persoonlijkheid van elkaar, omdat ze willen weten met wie ze van doen hebben. Daarnaast werd al gesteld dat gebruikers met betrekking tot interactie met computers gedragingen vertonen die ze ook bij interactie tussen mensen onderling hebben. Middels deze twee proposities kan gesteld worden, dat in het samenstellen van ECAs, het essentieel is persoonlijkheidskenmerken toe te kennen aan agents. Ondanks het feit dat het nog erg in de kinderschoenen staat, zijn er al verscheidene onderzoekers met het onderwerp bezig geweest. In deze paragraaf wordt dieper ingegaan op reeds gehouden studies waarna de tekortkomingen van deze studies worden besproken.
10
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 1
1.5.1 De invloed van persoonlijkheid van de gebruiker op de persoonlijkheid van ECAs Eerder kwam al aan bod dat er een soort gedragslijn bestaat die zegt dat mensen zich aangetrokken voelen tot persoonlijkheden die overeenkomen met hun eigen persoonlijkheid. Op basis van deze ´law of similarity-attraction` hebben Byron Reeves en Clifford Nass in 1996 middels een experiment onderzocht of een computer een persoonlijkheid kan hebben. Het experiment is uitgevoerd met een groep dominante en een groep onderdanige proefpersonen. In hoeverre de proefpersonen dominant waren of niet werd eerst vastgesteld door middel van een persoonlijkheidstest. Tweehonderd mensen moesten een vragenlijst invullen waaruit het niveau van dominantie kan vastgesteld worden. Net als de proefpersonen kregen ook de computers een dominante of onderdanige persoonlijkheid. Op basis van vier kenmerken creëerden de twee onderzoekers deze persoonlijkheden: (1) taalstijl van de interface, (2) de mate van vertrouwen wanneer de computer commentaar geeft, (3) de volgorde van interactie en (4) de naam van de computer. De dominante computer drukt zich sterker uit in commentaar, doet beweringen en geeft bevelen. Met de interactie tussen gebruiker en dominante computer gaat de computer altijd voor. De dominante machine leidt het proces. De naam die de computer kreeg toegewezen, was gebaseerd op een naam die bekend staat om bepaalde persoonlijkheid; de dominante computer kreeg een dominante naam en de onderdanige computer kreeg een onderdanige naam.
Het experiment bestond uit vier groepen proefpersonen: 1. Groep proefpersonen met een onderdanige persoonlijkheid die een taak uitvoerden op een onderdanige computer; 2. Groep proefpersonen met een onderdanige persoonlijkheid die een taak uitvoerden op een dominante computer; 3. Groep proefpersonen met een dominante persoonlijkheid die een taak uitvoerden op een onderdanige computer; 4. Groep proefpersonen met een dominante persoonlijkheid die een taak uitvoerden op een dominante computer;
Uit het experiment bleek dat de law of similarity-attraction ook opgaat voor digitale persoonlijkheden; de dominante proefpersonen prefereerden de dominante computer en de onderdanige proefpersonen gaven de voorkeur aan een onderdanige computer. Ondanks het feit dat beiden computers precies dezelfde boodschap presenteerden, werd de dominante computer door de dominante proefpersonen als intelligenter, inzichtelijker, nuttiger, en hulpvaardiger beoordeeld. De onderdanige proefpersonen oordeelden exact hetzelfde over de onderdanige computer. Welke persoonlijkheid de beste is, is afhankelijk van wat je met de persoonlijkheid wil bereiken en bij wie.
11
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 1 De proefpersonen waren wel van mening dat ze duidelijk met een machine communiceerden en niet met een sociaal wezen. Een natuurlijke situatie van communiceren werd niet behaald maar de hypothese van Nass en Reeves werd wel bevestigd. Reeves en Nass gaan in hun onderzoek uit van de meest onderdanige en de meest dominante proefpersonen. Deze twee uiterste persoonlijkheden zijn gefilterd middels voorselectie zodat de proefpersonen die tussen beiden dimensies in zitten wegvallen. Echter zou het zeker zo interessant zijn geweest wanneer er ook een derde groep proefpersonen in het onderzoek was betrokken die tussen beiden dimensies vielen. Hiermee kun je de ´law of similarity-attraction` ook toetsen door te achterhalen of mensen met een andere persoonlijkheid zowel de dominante als de onderdanige computer niet prefereren. In hun onderzoek is dit niet ter sprake gekomen, terwijl dit wel een realistischer beeld geeft van de werkelijkheid. Zoals Reeves en Nass zelf al aangaven waren de proefpersonen van mening dat ze duidelijk met een machine communiceerden en niet met een sociaal wezen. Het was ook niet de bedoeling van Reeves en Nass om een natuurlijke situatie van communiceren te behalen maar door een computer een persoonlijkheid te geven probeer je wel zoveel morgelijk de communicatie tussen mensen te kopiëren. Hieruit blijkt dat de taalstijl van de interface, de mate van vertrouwen wanneer de computer commentaar geeft, de volgorde van interactie en het benoemen van de computer niet voldoende is om te laten lijken dat de computergebruiker zich in een natuurlijke situatie van communiceren bevindt.
1.5.2 Het toekennen van persoonlijkheid middels gesimuleerde emoties Om een natuurlijke situatie nog meer te evenaren trachten onderzoekers emoties van ECAs zo menselijk mogelijk na te bootsen. De simulatiegedreven benadering heeft tot doel “echte” emoties te simuleren. Wanneer mensen maar ook ECAs veelvuldig dezelfde emoties tonen, zou dit invloed kunnen uitoefenen op iemands waargenomen persoonlijkheid. Zo zal een vriendelijk persoon ook eerder vrolijke emoties tonen dan een agressieve persoonlijkheid. In die zin kan het tonen van bepaalde emoties invloed hebben op de persoonlijkheid van ECAs. Daarnaast zijn emoties essentieel onderdeel voor de geloofwaardigheid van ECAs tijdens de interactie met mensen. Consistentie is een belangrijke factor van de geloofwaardigheid van een karakter (Ortony, 2003). Deze consistentie kan beschreven worden als de personaliteit van een karakter. De simulatiegedreven benadering is gebaseerd op de beoordeling van emotietheorieën. De meest prominente hierin zijn Andrew Ortony, Gerals Clore en Allan Collins (1988), met hun cognitieve beoordelingstheorie, ook wel het OCC model genoemd.
12
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 1 Het OCC model (figuur 1.4) is ontworpen om emoties van mensen in het algemeen te modelleren. Valenced reactions to
Consequences of events
Goals
Actions of Agents
Praise worthiness
desirability
Pleased displeased etc
Attitudes
Focusing on
Consequences for others
Undesirable for others
Consequences for self
Prospect relevant
Self agent
Prospect irrelevant
Other agent
gloating pity
joy distress hope fear
Fortunes of others
Confirmed
Satisfaction fear-confirmed
liking disliking etc.
pride admiration Attribution
happy-for resentment
appealing ness
Standards approving disapproving
Focusing on
Desirable for others
Aspects of Objects
love hate Attraction
Well-Being
Disconfirmed
relief disappointment
gratification remorse
gratitude anger
Well-Being/ Attribution compounds
► Emotie categorieën Intensiteit
► variabelen ►
kennis
Prospect-Based
Figuur 1.4: het OCC Model
Het OCC-model is een zeer complex model. Middels vijf fases zal uitgelegd worden hoe een persoon een bepaalde gebeurtenis ervaart en daarop reageert door het tonen van een bepaalde emotie. Hierdoor zal een duidelijker beeld worden gecreëerd hoe het OCC-model functioneert: 1. Classificatie: in de fase van classificatie evalueert een persoon een belevenis, actie of doel, (consequences of events, actions of agents, aspects of objects) waaruit informatie volgt over welke emotionele categorieën hierdoor worden beïnvloedt. 2. Kwantificeren: In de kwantificatiefase bepaalt de persoon de hevigheid van de beïnvloede emotiecategorieën. 3. Interactie: de classificatie en kwantificatie definieert de emotionele waarde van een bepaalde belevenis, actie of doel. Deze emotionele waarde zal in verband staan met bepaalde emotionele categorieën van de persoon. 4. Het in kaart brengen: het OCC-model onderscheidt 22 emotionele categorieën (rood omlijnd in figuur 1.4). Deze moeten gesorteerd worden naar een mogelijke lager aantal verschillende emotionele uitdrukkingen. 5. Expressie: de emotionele status kan direct uitgedrukt worden door gezichtsexpressies en kan het gedrag van de persoon beïnvloeden.
13
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 1 Aan de hand van een voorbeeld zullen de vijf fasen hopelijk duidelijker worden: stel je voor dat Fleur erg van bloemen houdt (in de classificatiefase is kennis heel belangrijk) en Bert weet dat en geeft haar een grote bos bloemen. Fleur zal de consequenties voor Bert van deze gebeurtenis evalueren (consequences of events). Wat resulteert in een medelijden (undesirable for other) omdat Bert nu een bos bloemen minder heeft (consequences for other). Fleur kan de gebeurtenis ook voor zichzelf (consequences for self) evalueren, wat haar voldoening geeft omdat zij bloemen heeft gekregen. Vervolgens evalueert Fleur de actie van Bert wat resulteert in bewondering (admiration) en tenslotte evalueert hij het aspect van het doel, wat resulteert in liefde (love).
Zoals al eerder is gezegd is het OCC model ontworpen om emoties van mensen in het algemeen te modelleren. Gewoonlijk hebben ontwerpers van embodied agents de neiging om de agent een neutraal karakter te geven dat zich gedraagt als een “normaal” mens. Computergebruikers die interactie hebben met een ECA zouden het neutrale karakter verschillend kunnen ontvangen. Ze verwachten een bepaalde persoonlijkheid en daarom is het misschien belangrijk om een bepaalde persoonlijkheid te creëren in plaats van een neutraal karakter. Dit kan de geloofwaardigheid van de ECA alleen maar ten goede doen. Het OCC-model zou goed toepasbaar kunnen zijn voor het uiten van emoties door ECAs. Echter wordt volgens Bartneck (2002) een belangrijk aspect over het hoofd gezien. Het model zou voorzien moeten worden van een geschiedenisfunctie, een functie van interactie in emoties en een persoonlijkheidsontwerper, wil het bruikbaar zijn voor de toepassing op het uiten van emoties door ECAs. De geschiedenisfunctie kan helpen de kans, de realisatie en de inspanning van gebeurtenissen te berekenen. Wanneer de computergebruiker bijvoorbeeld de ECA binnen een kort tijdsbestek de ene compliment na de ander geeft, dan zou de aantrekkelijkheid van één van deze gebeurtenissen afnemen gedurende de tijd. De ECA zal steeds minder enthousiast moeten worden bij elk compliment. De geschiedenisfunctie kan helpen de mogelijkheid op aantrekkingskracht te berekenen. Als een ECA een volgend compliment ontvangt, zal hij in de geschiedenis kijken en berekenen hoeveel complimenten hij al ontvangen heeft de laatste tijd. Hoe vaker hij een compliment heeft ontvangen des te hoger is de kans op deze gebeurtenis en daarmee zal de aantrekkingskracht tot complimenten lager worden. Hierdoor kan de geschiedenisfunctie een belangrijke rol spelen voor de geloofwaardigheid van de ECA. Middels de interactiefunctie kunnen de emotionele waarden van gebeurtenissen, acties en voorwerpen
aansluiten
op
de
bestaande
emotionele
gesteldheid
van
de
ECA.
Een
computerpersonage moet in staat zijn om actief zijn emoties aan te passen door eigen ervaringen, door een leermechanisme te gebruiken. Wanneer we weer het voorbeeld van de complimenten hierbij gebruiken zien we het volgende: laten we veronderstellen dat de ECA niet in staat is om een liedje te downloaden van Internet en daarom is hij boos. Vervolgens geeft de gebruiker hem een compliment over waartoe hij wel in staat is naast het downloaden van muziek. Deze gebeurtenis zal hem niet plotseling vrolijker maken, maar wel minder boos. Door de interactiefunctie heeft een emotionele waarde van een bepaalde gebeurtenis een wisselwerking met de aangenomen emotionele gesteldheid van de agent.
14
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 1 Tenslotte zou een functie toegevoegd moeten worden aan het OCC-model die persoonlijkheid aan ECAs toekent. De persoonlijkheidsontwerper zal de ontwerper van ECAs in staat stellen om systematisch de parameters van de agent te variëren, zoals zijn gewoontes en zijn attitudes. Middels een herhalende ontwerpcyclus van karakterontwerp en persoonlijkheidstesten, ontstaat de optimale persoonlijkheid voor een ECA. Er moet consistentie ontstaan in het uiten van emoties. Wanneer een bepaalde emoties eerder is getoond bij een bepaalde situatie moet de agent dezelfde emoties weer tonen wanneer dezelfde situatie geschiedt. Dus wanneer de agent vrolijk reageerde op het krijgen van complimenten zou de agent een volgende keer wederom vrolijk moeten reageren op het krijgen van een
compliment.
Met
behulp
van
de
eerder
genoemde
geschiedenisfunctie
kan
de
persoonlijkheidsontwerper zo de houding en de gewoontes aanpassen om een bepaalde situatie waardoor de ECA een consistente persoonlijkheid krijgt en daardoor betrouwbaarder overkomt.
Het OCC-model is een goed fundament voor het ontwikkelen van persoonlijkheid in ECAs. Echter zegt het model meer over het tonen van emoties door de agent, maar wordt de koppeling met het toekennen van persoonlijkheid niet in het belang gebracht. Bartneck geeft al aan dat het model een functie mist die persoonlijkheid koppelt aan bepaalde getoonde emoties en dat ECAs daarin ook consistent in moet zijn. Daarnaast kan het feit wie de emotie toont ook enorm verschillen met welke persoonlijkheid de gebruiker hem toekent. Een klein meisje dat een zielige emoties toont zal meer effect hebben dan een grof gebouwde kerel. De geloofwaardigheid van de getoonde emotie wordt beïnvloed door het uiterlijk van de ECA. Interessant om hierbij af te vragen is of de geloofwaardigheid van persoonlijkheid ook beïnvloed kan worden door uiterlijk. Echter een consistente uitdrukking van emoties beïnvloedt de persoonlijkheid. Een interessant discussiepunt die door zowel Ortony, Clore, Collins als Bartneck over het hoofd is gezien.
1.5.3 Het toekennen van persoonlijkheid middels persoonlijkheidsdimensies Een Bayesiaans netwerk (Jensen 1996; Pearl 1991) wordt door Microsoft onderzoekers Gene Ball en Jack Breese (2000) gebruikt om de relatie tussen emotie en persoonlijkheid en gedragsuitingen van ECAs te modelleren. Hierbij wordt uitgegaan van een netwerk van knooppunten van persoonlijkheidsen emotiedimensies die in verbinding staan met persoonlijkheids- en emotiekenmerken (figuur 1.5). De persoonlijkheidsdimensies waar het ontwerp van Ball en Breese zich op richt zijn dominantie en vriendelijkheid. De gedragsknooppunten richten zich op linguïstisch gedrag (parafrase selectie), vocale uitdrukkingen (basistoon en toonvariatie, spreeksnelheid en energie), lichaamshouding en gezichtsuitdrukkingen. Het netwerk geeft informatie over een variatie van observeerbare linguïstische en non-linguïstische gedragingen. Met behulp van het systeem wordt allereerst de input van de computergebruiker opgevangen en een oordeel gevormd over de persoonlijkheidskenmerken en de emotionele staat van de gebruiker. Vervolgens wordt een geschikte attitude voor de agent geselecteerd, die wordt gerepresenteerd middels spraak en uiterlijke vertoning.
15
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 1 Gesture Speed
Face Expression
Expression Strength
Gesture Size Average Pitch Pitch Range Speech Speed
V
A
Gesture
Friendliness
Posture
Dominance
Speech Energy words Active
words Positive
words Strong
words Terse
words Formal
Figuur 1.5: het Bayesiaans Netwerk
De weergave van het Bayesiaans netwerk verwezenlijkt een hoog intuïtief en veelomvattend model van een erg complexe collectie van verschijnselen. Hoewel Ball en Breese alleen geëxperimenteerd hebben met de herkenningsbekwaamheden van het model door het gebruik van kunstmatige invoeringen van zintuigen, zorgt de symmetrie tussen de generatie- en herkenningsprocessen ervoor dat we geloven dat het een bruikbaar instrument is voor het samenstellen van een natuurlijke kijk op emoties en persoonlijkheid van de gebruiker. Eén probleem van het model is dat het gesimuleerde gedrag onmiddellijk verandert (en enorm kan variëren) naar aanleiding van veranderingen in de interne situatie van de agent. In plaats van meer geloofwaardige emotionele overgangen te produceren, is er een bestaande versie van het netwerk ontworpen waarin eerdere situaties van de emotionele knooppunten expliciet zijn gerepresenteerd. Dus het niveau van opwinding van de agent kan afhangen van het eerder genoemde niveau van stimuli maar ook van de directe effecten van externe gebeurtenissen. Deze aanpassing belooft meer geleidelijke veranderingsovergangen te vervaardigen vanwege kleine gebeurtenissen, terwijl snelle reacties op extreme stimuli nog steeds worden veroorloofd. De mogelijkheid van een agent om te herkennen en direct te reageren op de persoonlijkheid en emotionele toestand van de gebruiker zal cruciaal zijn en in de eerste plaats vereist om een sociale capabele systemen te bouwen. Ball en Breese laten zien dat een alleenstaand Bayesiaans netwerk een rijk aannemelijk model kan representeren van veel verschillende gedragsverschijningen van emotie en persoonlijkheid dat passend is voor zowel de herkenning als de samenvoeging van natuurlijke sociale interactie. Middels een Bayesiaans netwerk kan de communicatie tussen mens en machine geloofwaardiger worden, waardoor het meer kan doen lijken dat een gebruiker met een ‘sociaal’ wezen praat in plaats van een machine. In het Bayesiaans netwerk van Ball en Breese richten zij zich alleen op de persoonlijkheidsaspecten dominantie en vriendelijkheid, dit terwijl er meer persoonlijkheidaspecten mogelijk zijn. De gedragsknooppunten richten zich op linguïstisch gedrag,
16
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 1 vocale
uitdrukkingen,
lichaamshouding
en
gezichtsuitdrukkingen.
Er
bestaan
geen
gedragsknooppunten met uiterlijke verschijning in het netwerk.
1.5.4 Het toekennen van persoonlijkheid middels emotionele gezichtsexpressies Iemands gezicht kan veel vertellen over iemands persoonlijkheid. Middels gezichtsexpressies kun je bepaalde emoties tonen. Nou is emotie niet hetzelfde als personaliteit maar wanneer een ECA herhaaldelijk bepaalde emoties toont, kunnen mensen daar wel informatie over iemands persoonlijkheid afleiden. Wanneer je iemand vaak ziet lachen zal je eerder geneigd zijn om de persoonlijkheid van die persoon als vrolijk of vriendelijk te omschrijven. Sproull, Subramani, Walker, Kiesler en Waters (1996) hebben onderzoek gedaan naar het verschil in benadering van de computergebruiker van een interface met een menselijk gezicht ten opzichte van een interface die louter uit tekst bestaat. Hierbij werd onderzocht of mensen op een verschillende manier persoonlijkheid aan een ‘menselijke’-interface en een tekstuele-interface toekennen. Bij het experiment werd gebruikt gemaakt van twee gezichten, een streng en een vriendelijk gezicht. De proefpersonen dienden persoonlijke vragen te beantwoorden die door de computer (met behulp van het gezicht of de tekst) gesteld werden. De ‘menselijke’-interface werd, zowel vriendelijk als onvriendelijk kijkend, als socialer ervaren dan de tekstuele-interface. Uit het onderzoek van Sproull e.a. is te concluderen dat een ‘menselijke’-interface positief uitpakt voor de communicatie tussen mens en machine. Onderzoekers hebben zich verder verdiept om deze interface nog natuurlijker over te laten komen, dit kan bijvoorbeeld middels natuurlijke gezichtsexpressies.
Het
gezicht
speelt
een
belangrijke
rol
in
het
communicatieproces.
Gezichtsuitdrukkingen zijn uitingen van emoties en persoonlijkheid. Een glimlach kan vrolijkheid uitdrukken, een verlegen begroeting zijn of een feedbacksignaal zijn. Gezichtsuitdrukkingen door ECAs kunnen worden gebruikt om invloed uit te oefenen op de reactie van de gebruiker (Pelachaud, Carofiglio, De Carolis, de Rosis en Poggi, 2002). Wanneer je bijvoorbeeld een verzoek doet met een treurig gezicht kan dit medelijden oproepen en motiveert dit een bevestigende reactie van de gebruiker. Een interessant kenmerk van deze benadering is dat ECAs opzettelijk plannen om bepaalde emotie op te roepen. Aan de hand van het communicatieve doel dat een ECA voor zichzelf bepaalt, wordt een gezichtsuitdrukking gekozen. Een verstandige ECA denkt eerst goed na voordat hij zijn emoties toont, net als mensen (meestal) doen wanneer ze communiceren. Wanneer een agent besluit zijn emotie te tonen, kan hij zelf beslissen welke verbale en non-verbale signalen hij wil gebruiken in zijn communicatie en hoe hij deze wil combineren en synchroniseren (De Carolis, De Rosis, Pelachaud en Poggi, 2001).
17
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 1 Pelachaud toont het belang van een natuurlijke gezichtsexpressie middels een driedimensionaal hoofd dat de naam Greta (figuur 1.6) heeft gekregen. Greta´s hoofd doet zeer natuurlijk aan, door haar sterke menselijke kenmerken en de synchrone bewegingen van haar gezicht.
Berouwvol
Zelfverzekerd
Berouwvol + zelfverzekerd
Figuur 1.6: Greta kent verschillende natuurlijke gezichtsuitdrukkingen
Uit het onderzoek van Sproull blijkt dat een ‘menselijke’- interface socialer ervaren wordt dan een tekstuele interface. Bij de menselijke interface maken de onderzoekers wel onderscheid tussen een vriendelijke en een onvriendelijke interface, maar gaan hierbij niet dieper in op het uiterlijk. Het totale voorkomen van een ECAs kan nog meer zeggen dan slechts een vriendelijke of onvriendelijke gezichtuitdrukking. De persoonlijkheid achter deze blik maakt de blik betrouwbaarder of onbetrouwbaarder. Denk hierbij maar eens aan een treurige gezichtsuitdrukking van een klein meisje of een treurige gezichtuitdrukking van een robuuste man. Welke van deze twee verschijningen meer medelijden zal opwekken? Dit is een interessante discussie waar zowel Sproull als Pelachaud geen rekening mee hebben gehouden.
1.5.5 Het toekennen van persoonlijkheid middels spraak Bij de beschrijving van de oorsprong (zie §1.2) van embodied conversational agents kwam al ter sprake dat spraaksynthese een belangrijke invloed (uitgeoefend) heeft op de ontwikkeling van ECAs. De toon van de stem en het spreektempo vormen voor mensen een wezenlijke indicator bij het vaststellen van iemands persoonlijkheid. Zo geeft Pittman (1994) aan dat mensen met een extraverte persoonlijkheid sneller en harder spreken dan mensen met een introverte persoonlijkheid en dat zij een hoger stemgeluid hebben. Hall (1980) geeft daarnaast aan dat mensen met een extraverte persoonlijkheid meer variëren in toonhoogte van het stemgeluid dan mensen met een introverte persoonlijkheid. Uit onderzoek van Burgoon en Woodall (1983) is gebleken dat snelsprekende personen inderdaad als meer extravert en dynamisch werden beoordeeld, dan langzamer sprekende. Daartegenover stond dat snelsprekende personen werden gezien als minder kalm, minder betrouwbaar en minder eerlijk. Volgens Massaro (2000) is een veel gehoorde klacht over synthetische spraak dat ECAs vaak een monotoon stemgeluid hebben. Het patroon van klemtoon en intonatie wijkt zoveel af van natuurlijke spraak. ECAs hebben het vermogen om niet alleen waargenomen kwaliteit van gedeeltelijke articulaties te verbeteren maar ook het intonatiepatroon (prosodie).
18
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 1 Recentelijk bestaat er naast de traditionele prosodie (intonatie middels toonhoogte, accenten, duur en fasering) nu ook audio-visuele prosodie. Met behulp van gezichtsexpressies en overeenkomstige gebaren kan monotoon stemgeluid van ECAs gecompenseerd worden. Bijvoorbeeld middels de hoogte van de wenkbrauw, er is namelijk een positieve correlatie tussen wenkbrauwhoogte en stemhoogte (Ohala, 1994). Wanneer de toonhoogte stijgt, gaan de wenkbrauwen omhoog en wanneer de toonhoogte daalt, dalen de wenkbrauwen eveneens. Wenkbrauwbewegingen accentueren een woord. Het uiten van vooral emoties zoals verbazing, vrolijkheid en angst beïnvloeden de hoogte van de wenkbrauw. Daarnaast kunnen opgeheven wenkbrauwen een signaal zijn van een vraag. Pelachaud, Badler en Steedman (1996) hebben het Facial Action Coding System (FACS) uitgebreid om informatie die in verband staat met intonatie over te brengen. Het Facial Action Coding System is een systeem dat visuele gezichtsacties beschrijft (Ekman en Friesen, 1977). De FACS benadering van Pelachaud e.a. stimuleert gezichtexpressies om informatie, die normaal gesproken middels intonatie van de stem duidelijk word gemaakt, over te dragen. Wanneer er een reflectie op de reeds gehouden onderzoeken op het gebied van het toekennen van persoonlijkheidskenmerken middels spraak wordt losgelaten, bestaan er enkele discussiepunten. Zowel Pitmann, Hall, Burgoon en Woodall spreken over de invloed van spraak op het verschil van introverte en extraverte persoonlijkheden. Maar aan iemands spraak kan ook vaak afgeleid worden of iemand vriendelijk of onvriendelijk is, emotioneel stabiel of instabiel, of te wel de overige factoren die van belang zijn bij het persoonlijkheidsbeschrijving komen niet aan bod. Daarnaast zegt alleen spraak niet alles over iemands persoonlijkheid. Als je alleen naar iemands stem luistert, zonder die persoon te hebben gezien (bijvoorbeeld door de telefoon) creëer je een beeld voor je zelf van die persoon. Wil je een geloofwaardige persoonlijkheid overbrengen is het van belang dat het beeld en de spraak overeenkomen. Of te wel een ECA met jeugdige meisjesachtige verschijning en een zware stem zal minder geloofwaardig overkomen. Stem en verschijning moeten matchen.
1.5.6 Het toekennen van persoonlijkheid middels audiovisuele cues In 2002 heeft Van Buuren onderzoek gedaan naar de toekenning van persoonlijkheidskenmerken aan menselijke computeranimaties. Middels een computerexperiment met 24 proefpersonen heeft Van Buuren persoonlijkheidskenmerken aan computeranimaties getoetst. Bij het experiment is gebruik gemaakt van een mannelijk tweedimensionaal gezicht, een zogenaamde ´Talking head`, weergegeven als cartoonkarakter en afgespeeld in Windows Media Player. De proefpersonen is gevraagd of ze de computeranimatie juist introvert of extravert vonden overkomen. Een introverte of extraverte persoonlijkheid is gerealiseerd middels variatie in spraak, gaze en wenkbrauwbewegingen van computeranimaties met een menselijk gezicht. Deze variatie is als volgt geoperationaliseerd: Extravert
Introvert
Spraak
Lange blikken (=ES)
Korte blikken (=IS)
Oogbeweging (Gaze)
Hoog spreektempo
Laag spreektempo
Variatie in toonhoogte (=EG)
Weinig variatie in toonhoogte (=IG)
Wel beweging (=EB)
Geen beweging (=IB)
Wenkbrauwbeweging (Brows)
Tabel 1.7: Van Buren´s operationalisering van de extraverte en introverte uiterlijke kenmerken.
19
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 1 Door variatie in extraverte en introverte uiterlijke kenmerken kregen de proefpersonen te maken met acht experimentele condities: 1. ECA met extraverte spraak, gaze en brows. 2. ECA met extraverte spraak en gaze en introverte brows. 3. ECA met extraverte spraak en brows en introverte gaze 4. ECA met extraverte spraak en introverte brows en gaze. 5. ECA met introverte spraak, gaze en brows. 6. ECA met introverte spraak en gaze en extraverte brows. 7. ECA met introverte spraak en brows en extraverte gaze. 8. ECA met introverte spraak en extraverte brows en gaze.
In het totaal kregen de proefpersonen dus acht filmpjes te zien in twee versies in random-volgorde, dit om een mogelijk leereffect te voorkomen. In vergelijking met de eerste versie werden de filmpjesbij de tweede versie in omgekeerde volgorde aangeboden. De gebruikte ‘Talking head’ droeg bij ieder filmpje een andere dichtregel uit een bloemlezing voor. Voor deze regels is gekozen omdat zij allen als neutraal overkomen. De inhoud kan hierdoor hopelijk geen invloed uit oefenen op het toekennen van persoonlijkheid. Om het vaststellen van de persoonlijkheidskenmerken en de kwaliteitsbeoordeling te toetsen is de proefpersonen na ieder filmpje dezelfde vragenlijst voorgelegd. Deze vragenlijst is gedeeltelijk opgesteld aan de hand van de adjectieven van extraversie en introversie. Het tweede deel van de vragen betrof een kwaliteitsoordeel over de realisatie van persoonlijkheid. Variatie in de drie uiterlijke kenmerken blijkt de persoonlijkheidstoekenning al een behoorlijk eind op weg te helpen. Uit het onderzoek bleek dat het toepassen van zowel extraverte spraak (ES), als een extraverte blik (EG) én wenkbrauwbeweging (EB) als meest extravert beoordeeld werd. Animaties met introverte spraak (IS), een introverte blik (IG) én geen wenkbrauwbeweging (IB) werden als meest introvert beoordeeld. Er is pas een significant verschil te zien wanneer er twee of meer cues zijn toegepast (zie figuur 1.8). 35 30 25 20 15 10 5 0
IS+IG+IB
IS+EG+IB
ES+IG+IB
IS+IG+EB
ES+EG+IB
ES+IG+EB
IS+EG+EB
ES+EG+EB
Figuur 1.8: gemiddelde van het totaal personaliteitsscores van de acht animaties, 5 = erg introvert, 35= erg extravert (Audio-visual Personality Cues for Embodied Agents, Krahmer, Van Buuren, Ruttkay & Wesselink, 2002)
20
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 1 Uit dit onderzoek is gebleken dat op relatief eenvoudige wijze persoonlijkheid kan worden toegekend aan virtuele personages. Van Buuren gebruikt in zijn onderzoek om de persoonlijkheid vast te stellen slecht één verschijning van een ECA. Je kunt je afvragen of meerdere verschijningen ook verschillende persoonlijkheden opleveren. Daarom zou het interessant kunnen zijn om te onderzoeken welke invloed uiterlijk heeft op de waargenomen persoonlijkheid van ECAs. Zeker tijdens de eerste indruk vorm je al een beeld hoe iemand kan zijn. Met één enkele uiterlijke verschijning van een agent heb je niet echt een valide beeld. Daarnaast gebruikt Van Buren maar 1 persoonlijkheidsdimensie
in zijn onderzoek namelijk extraversie terwijl
er nog 4 andere
persoonlijkheidsdimensies (bereidheid, zorgvuldigheid, emotionele stabiliteit en culture) zijn. Tenslotte heeft Van Buren bij ieder filmpje een andere dichtregel gebruikt, dan werden deze wel als neutraal omschreven, maar je kan je afvragen of de ene dichtregel toch niet meer invloed kan uitoefenen op het toekennen van persoonlijkheid dan de andere.
1.6 Verder onderzoek naar persoonlijkheid in ECAs De reeds gehouden onderzoeken hebben een belangrijke rol gespeeld in de huidige ontwikkeling van embodied conversational agent en het toekennen van persoonlijkheidskenmerken van ECAs. De wijze waarop twee mensen communiceren, wordt steeds verder gedigitaliseerd, waardoor communicatie tussen mens en machines steeds minder van het natuurlijke afwijkt. Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat er nog voldoende onderwerpen zijn waar meer onderzoek nuttig is om de interactie tussen mens en computer te optimaliseren. Eén van deze opzichten is de invloed van het uiterlijk van ECAs op persoonlijkheid. Vonk (1998) geeft aan dat mensen gewoonlijk al na de eerste ontmoeting een globaal beeld van het innerlijk van de ander hebben. Volgens haar denken mensen bijvoorbeeld meestal snel te weten of iemand zelfverzekerd is of verlegen, spontaan of gesloten, vriendelijk of onvriendelijk, impulsief of besluiteloos. Mensen leiden dat soort dingen snel en zonder veel denkwerk af uit wat anderen doen en zeggen (verbale en non-verbale communicatie). Maar ook op basis van het uiterlijk van mensen. Wanneer we de term uiterlijk definiëren komen we tot de volgende omschrijving: uiterlijk is de fysieke verschijning wat naar buiten, voor de wereld, zichtbaar is. Mensen rekenen elkaar vaak af op hun uiterlijk. De invloed van verbale en non-verbale communicatie op de persoonlijkheid van embodied conversational agents hebben vele wetenschappers al onderzocht, maar de invloed van het uiterlijk is nog vaak weggemoffeld. Bij mensen wordt vaak persoonlijkheid middels uiterlijk afgelezen op basis van stereotypen. In hoofdstuk twee zal worden vastgesteld op basis van welke stereotypen mensen uiterlijk koppelen aan persoonlijkheid.
En zullen we onderzoeken of deze stereotypen ook
toegeschreven kunnen worden op embodied conversational agents.
21
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid
II
De invloed van het uiterlijk op het waarnemen van persoonlijkheid
bos
Al eeuwenlang veronderstelt men dat er een vaste relatie bestaat tussen uiterlijk en persoonlijkheid. De oude Grieken opperden dat mensen de persoonlijkheid zouden hebben van het dier waarop zij lijken (della Porta, 1586). Zo zou een spitse neus wijzen op intelligentie, omdat jachthonden eveneens een scherpe neus hebben. Zacht haar wijst op zachtmoedigheid, omdat schapen, herten en konijnen dezelfde haren hebben. Evenzo zou iemand met lange oren dwars en koppig zijn, omdat ezels ook lange oren hebben.
Figuur 2.1: de overeenkomsten tussen mens en dier (Giambattista della Porta, De Humane physiognomica, 1586)
De eenvoud van dergelijke theorieën past slecht bij de complexiteit van de menselijke aard en het dagelijks leven. Volgens onderzoek bestaan er nauwelijks betekenisvolle relaties tussen de statische kenmerken van het gezicht en iemands persoonlijkheid of intelligentie. Uitzonderingen op de regel zijn specifieke afwijkingen zoals het syndroom van Down (mongolisme). Daarnaast wordt een tweede uitzondering gevormd door de verworven gezichtsveranderingen. Iemand die erg goedlachs is kan op den duur lachrimpeltjes rond zijn ogen krijgen. Dit geeft zijn gezicht een doorlopend vrolijke uitdrukking die overeenstemt met zijn opgeruimde karakter. Andersom kunnen uitdrukkingen van afkeuring een gezicht langzaam onvriendelijk maken. Er zit dus een grond van waarheid in de uitspraak dat mensen van vijftig het gezicht hebben dat zij verdienen. Het geloof in de ‘echte’ fysionomie, de bestudering van persoonlijkheid aan de hand van het uiterlijk, blijkt echter onuitroeibaar (Bergsma, 1996). Nog steeds verschijnen met enige regelmaat boeken waarin lezers beloofd wordt dat zij persoonlijkheid kunnen peilen aan de hand van het uiterlijk. Men weigert kennelijk te geloven dat het uiterlijk dat in het dagelijks leven zo zwaar wordt gewogen nauwelijks informatie geeft over het innerlijk.
22
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 2 Eén van de eerste systematische onderzoeken naar de relatie tussen uiterlijk en karakter werd uitgevoerd door de Engels wetenschapper Francis Galton (Bergsma, 1996). Galton (1822-1911) probeerde met behulp van foto´s tot een definitieve omschrijving te komen van verschillende typen mensen. Hij belichtte foto´s met de gezichten van twee of meer personen. Galton dacht dat op die manier de individuele toevalligheden zouden wegvallen en het gemiddelde groepsgezicht zou overblijven. Zo fotografeerde hij mensen met tuberculose om een beeld te krijgen van een zwakke gesteldheid en van militairen om het toonbeeld van gezondheid te verwerven. Galton probeerde ook een beeld te krijgen van een superieure persoonlijkheid door mensen uit de bovenklasse op deze wijze vast te leggen. Het compositieportret ziet er echter voor moderne ogen stijf en hautain uit. Ook het misdadige type ontsnapte niet aan zijn aandacht en hij fotografeerde moordenaars en overvallers in de gevangenis. Het resultaat was echter niet een vals kijkende gestalte, maar een respectabel, doorsnee-gezicht. Hij schreef dat de misdadige onregelmatigheden van het gezicht waren verdwenen en dat ‘de algemene menselijkheid was bovengekomen’. Desondanks geloofde hij nog steeds dat zijn foto het prototype van een misdadige persoonlijkheid toonde. De fysionomische theorie was kennelijk zo overtuigend voor Galton dat hij nooit op het idee is gekomen haar te verwerpen.
Toch was Galton een interessante weg ingeslagen. Meer dan honderd jaar later werkt de Schotse psycholoog David Perrett nog steeds met compositiefoto’s. Het enige verschil is dat hij ze samenstelt op de computer, omdat de methode van Galton onscherpe beelden opleverde. Perrett stopt de coördinaten van verschillende gezichten in de computer en stelt met behulp daarvan een gemiddeld gezicht samen (Perrett, May en Yoshikawa, 1994). Door het systematisch verplaatsen van deze coördinaten ontstaat een nieuw gezicht. Deze werkwijze heeft verschillende speelse en praktische toepassingen. Zo heeft Perrett het gemiddelde mannelijke en vrouwelijke gezicht in de computer opgeslagen en hij weet daardoor ook precies in welk opzicht een mannelijk en vrouwelijk gezicht verschillen. Hij is dus in staat om gezichten een geslachtverandering te laten ondergaan. Een andere toepassing is het maken van karikaturen. De computer registreert hoe een bepaald gezicht afwijkt van het gemiddelde en kan deze afwijkingen met een willekeurig percentage vergroten. Deze procedure geeft het gezicht van bijvoorbeeld Arnold Schwarzenegger diepere groeven en donkerdere schaduwen, en zijn uitstraling verandert van vastberaden tot lichtelijk kwaadaardig.
Perrett gebruikt de computer ook voor een speurtocht naar schoonheid. Galton had al opgemerkt dat lelijke criminelen mooier werden door het samenstellen van een compositieportret en dit blijkt voor de meeste gezichten te gelden. De regelmatige trekken van het gemiddelde staan gelijk aan schoonheid. Het gemiddelde is echter niet de enige norm voor schoonheid. Toen Perrett het gemiddelde vrouwelijke gezicht vergeleek met het gemiddelde gezicht van een reeks mooie vrouwen, kreeg hij een uiterlijk dat met het blote oog moeilijk te onderscheiden was van het gemiddelde portret. Nameting bracht echter systematische afwijkingen aan het licht. De mooie vrouwen hadden gemiddeld hogere jukbeenderen, grotere ogen en een smallere kaak. Daarnaast was er sprake van een kortere afstand tussen mond en kin, en de mond en de neus.
23
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 2 Een volgende factor die de aantrekkingskracht van het uiterlijk beïnvloedt is jeugdigheid. Een gladde, gave huid wordt hoger gewaardeerd dan de oneffenheden van de ouderdom. Voor vrouwen geldt verder dat zij profiteren van typische vrouwelijke eigenschappen; hoe vrouwelijker hun gezicht is, hoe mooier het wordt gevonden. Voor mannen bestaan meer schoonheidsidealen. Het prototype van mannelijkheid met harde lijnen in het gezicht en een wilskrachtige kin heeft concurrentie te duchten van de mooie jongens met verfijnde, vrouwelijk aandoende trekken.
2.1 Stereotypering Een mooi uiterlijk correspondeert niet altijd met een mooie persoonlijkheid. Al eerder werd gezegd dat volgens onderzoek is gebleken dat er nauwelijks betekenisvolle relaties bestaan tussen de statische kenmerken van het gezicht en iemands persoonlijkheid of intelligentie. Dit wil echter niet zeggen dat mensen iemands persoonlijkheid niet afleiden van het uiterlijk. Al na de eerste ontmoeting met een persoon hebben we gewoonlijk een globaal beeld van het innerlijk van die ander. We denken bijvoorbeeld meestal al snel te weten of iemand zelfverzekerd is of verlegen, spontaan of gesloten, vriendelijk of onvriendelijk, impulsief of besluiteloos. Dit soort indrukken vormen we in de meeste gevallen zonder dat we erbij stilstaan. We leiden dat soort dingen snel en zonder veel denkwerk af uit wat mensen doen en zeggen, hun manier van bewegen en praten én hun uiterlijk. We kunnen ons al heel snel een indruk vormen van een persoon, op grond van betrekkelijk weinig informatie. Die eerste indruk kan in veel gevallen bepalend zijn voor de indrukken die daarop volgen. De eerste indruk wordt een gekleurde bril waardoor we latere informatie over een persoon waarnemen (Vonk, 1998). De eerste informatie over iemand betreft meestal het uiterlijk. Nog voordat iemand iets zegt of doet, hebben we al allerlei conclusies gemaakt op grond van uiterlijke kenmerken.
Mensen die er aantrekkelijk uitzien, worden over het algemeen aardiger en intelligenter gevonden dan minder aantrekkelijke mensen. Ook wordt gedacht dat ze rijker en gezonder zijn. Ons gedrag wordt dus ook beïnvloed door iemands uiterlijk. We doen aardiger tegen aantrekkelijke mensen. En wie aardig behandeld wordt, doet aardig terug. Dit betekent dat we onze aanvankelijke conclusies vaak bevestigd zien doordat aantrekkelijke mensen inderdaad aardig tegen ons doen. We beseffen niet dat we dat aardige gedrag zelf hebben opgeroepen door de ander aardig te behandelen. Onze eerste indruk wordt niet alleen beïnvloed door iemands algehele aantrekkelijkheid, maar ook door specifieke uiterlijke kenmerken. Mensen met een bril worden ingeschat als intelligenter en saaier dan mensen zonder bril. Mensen met dunne lippen worden gewetensvol gevonden, mannen met een breed gezicht en een terugtrekkende haargrens worden dominant gevonden en vrouwen met veel lippenstift worden frivool gevonden. En mensen met een rond gezicht, grote ogen en een klein neusje (de zogenaamde ‘babyface’) vinden we vaker zwak, lief en passief (McArthur, 1982).
24
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 2 Hiervoor zijn enkele voorbeelden genoemd van persoonlijkheidstrekken die we associëren met bepaalde fysieke kenmerken. Op dezelfde manier hebben we ook ideeën over de eigenschappen die relatief vaak voorkomen bij bepaalde sociale groepen. Als we iemand voor het eerst zien, kunnen we die persoon onmiddellijk indelen in een bepaalde sociale categorie, vaak op grond van het uiterlijk. Deze neiging leidt ertoe dat we in veel gevallen allerlei eigenschappen aan de persoon gaan toeschrijven die met een bepaalde categorie geassocieerd zijn. Een paar voorbeelden: mannen worden technischer gevonden dan vrouwen, vrouwen worden gevoeliger gevonden dan mannen; jonge mensen worden actiever en minder bedachtzaam gevonden dan oudere mensen; van boekhouders en bibliothecaressen denken we dat ze meestal saai en netjes zijn, van serveersters en studenten dat ze graag uitgaan, enzovoort. Ook hier geldt dat dergelijke veronderstellingen niet noodzakelijke accuraat zijn, maar wel dat er in onze cultuur een grote mate van overeenstemming over bestaat. De ideeën die mensen hebben over de eigenschappen die bij bepaalde sociale groepen horen, worden door psychologen stereotypen genoemd. In het dagelijks leven wordt ook gesproken over vooroordelen, omdat stereotypen er vaak toe leiden dat men zich een oordeel vormt over iemand voordat men over relevante informatie beschikt. Categorisatie van personen leidt er al gauw toe dat we die personen over één kam gaan scheren: door een bepaalde groep mensen in dezelfde categorie te plaatsen (carrièretypes, allochtonen, Brabanders of wat dan ook), gaan we vooral de overeenkomsten tussen die personen zien. Op die manier ontstaan stereotypen: ideeën die we hebben over bepaalde groepen. Stereotypen zijn een rechtstreeks gevolg van de menselijke neiging om de wereld te categoriseren. Het zijn simplificaties van de werkelijkheid die deels berusten op werkelijke overeenkomsten tussen leden van een bepaalde groep en deels op onze neiging die overeenkomsten te overdrijven en de onderlinge verschillen te onderschatten. We worden ons pas bewust dat het toekennen van bepaalde persoonlijkheidskenmerken op basis van iemands uiterlijk slechts een vooroordeel is wanneer we plotseling informatie krijgen die overduidelijk een andere kant uit wijst. De invloed van stereotypen wordt ook minder naarmate we een persoon beter leren kennen en steeds meer informatie krijgen over zijn of haar gedrag, gedachten en gevoelens. We gaan die persoon dan minder zien als lid van een bepaalde categorie en meer als individu.
2.2 Waargenomen persoonlijkheid versus werkelijke persoonlijkheid Fysionomie en stereotyperingen zijn niet gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Daarentegen zou de basis wel gebruikt kunnen worden voor onderzoek. De manier waarop mensen iemands persoonlijkheid afleiden kan wel op basis van uiterlijke kenmerken zijn. Zo kunnen mensen iemand met een bril op het eerste gezicht intelligenter vinden, maar hoeft deze persoon niet persé ook intelligenter te zijn dan mensen zonder bril. De mate waarin men iemands persoonlijkheid afleidt op diens uiterlijke kenmerken kan wel degelijk worden onderzocht. Het is daarom van belang om een duidelijk onderscheid te maken tussen waargenomen persoonlijkheid en werkelijke persoonlijkheid.
25
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 2 Dus hoe wordt iemand gezien en hoe is iemand daadwerkelijk. De waargenomen persoonlijkheid is zonder meer wetenschappelijk te onderzoeken.
Reeves en Nass (1996) hebben al eerder onderzoek gedaan op basis van stereotyperingen. Ze onderzochten het verschil tussen mannen en vrouwen. Ze probeerden te achterhalen of subtiele geslachtscues gelijkvormige stereotyperende reacties veroorzaken. Ze vroegen zich af wat er zou gebeuren als een computer een bepaald geslacht had. De stem is een van de meest krachtigste indicator voor het geslacht, wanneer de betreffende persoon absent is natuurlijk. Mannelijke stemmen zijn laag en hard, de vrouwelijk stem is hoog en zacht. Computers kunnen stemmen genereren dus dat moet in principe voldoende zijn om een computer mannelijk of vrouwelijk te doen laten overkomen. Reeves en Nass hadden de volgende verwachtingen over hun onderzoek (gebaseerd op psychologisch werk):
Evaluaties van computers met een mannelijke stem zullen meer serieus genomen worden dan evaluatie van computers met een vrouwelijke stem.
Een computer met een vrouwelijk stem die evalueert zal minder gewaardeerd worden dan de evaluatie van de computer met een mannelijke stem.
De computers met een vrouwelijke stem zullen als meer kundig worden gezien op het gebied van liefde en vriendschap dan de computers met een mannelijke stem.
De computers met een mannelijke stem zullen als meer kundig worden gezien op het gebied van technische onderwerpen dan de computers met een vrouwelijke stem.
Reeves en Nass gebruikten in hun onderzoek drie stemmen per geslacht om uit te sluiten dat een bepaalde stem verschil op zou kunnen leveren. Het experiment was ingedeeld in drie delen: 1. In het eerste deel namen de proefpersonen deel aan interactieve educatieve sessies. Ze werden onderwezen op het gebied van drie onderwerpen: liefde en relaties (een typisch vrouwelijk onderwerp), massamedia (een neutraal onderwerp) en computers (een typisch mannelijk onderwerp). Iedereen ontving identieke informatie, alleen sommige proefpersonen hoorden een mannelijke stem en andere een vrouwelijke stem. 2. Na de educatieve sessies verhuisden de proefpersonen naar een tweede computer waar ze een multiple-choice test moesten afleggen over de drie onderwerpen. 3. Na de test gingen ze naar een derde computer die de deelnemers vertelde welke vragen ze goed en fout hadden. Vervolgens hemelde de computer de educatieve lessen gehouden door de eerste computer op. Voor de helft van de proefpersonen was de derde computer mannelijk en voor de andere helft vrouwelijk. Tenslotte werd de proefpersonen gevraagd de onderwijzende en de evalueerde computers te beoordelen.
26
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 2 De resultaten lieten het volgende zien:
Zowel de mannen als de vrouwen waren meer beïnvloed door de ophemeling van de mannelijke computers dan door de identieke ophemeling van de vrouwelijke computer.
De proefpersonen waren van mening dat de evaluatie van de mannelijke computers vriendelijker was dan de evaluatie van de vrouwelijke computers. Dat terwijl het commentaar identiek was.
De vrouwelijke computer werd gewaardeerd als beste onderwijzer op het gebied van liefde en relaties en als slechtste onderwijzer op het gebied van computers.
De proefpersonen uit het experiment van Reeves en Nass zeiden dat ze geen stereotypes ten aanzien van het geslacht hanteerden in het vormen van hun mening over de computers. Echter blijkt dat stereotypen een complexe wereld simpel maken, ook al zorgen ze ervoor dat ze kritische individuele verschillen over het hoofd zien. Mensen proberen het geslacht te achterhalen van degene waar ze interactie mee hebben omdat het geslacht aanwijzingen geeft over hoe ze zich moeten gedragen, wat ze moeten zeggen en hoe ze het moeten zeggen. In mens-computer interactie, hoe dan ook, geven stereotyperingen geen enkele basis, maar ze worden wel toegepast. Het maakt niet uit welke keuze een ontwerper maakt om een computer of computergebaseerde agent te representeren, er zullen altijd bepaalde verwachtingen worden gecreëerd. Door stereotyperingen, wordt het ontwerpen van een personage of agent betrokken bij een aantal moeilijke beslissingen. Stel je voor dat een ontwerper oudere mensen wil aanmoedigen een computer te gebruiken. De oplossing lijkt voor de hand liggend: geef een computer een stem die klinkt als de stem van een oudere burger. Je zou verwachten dat dit de ouderen aanmoedigt zich te identificeren met deze computer en daardoor zich comfortabelere met computers te voelen. Echter stereotyperingen wijzen uit dat gebruikers denken dat de computers relatief onbekwaam zijn, stereotyperend voor oudere mensen is namelijk dat ze weinig weten over computers. Stereotypen vormen dan wel niet de basis maar het is wel van belang ze te onderkennen bij het ontwerpen van embodied agents. Computergebruikers zullen namelijk verwachtingen hebben over een personage. Die verwachtingen zijn vaak gebaseerd op stereotyperingen.
2.3 Het uiterlijk en de waargenomen persoonlijkheidskenmerken In hoofdstuk 1 bespraken we al dat er vijf factoren bestaan waarmee het domein van de persoonlijkheid beschreven kan worden beschreven. In dit hoofdstuk behandelen we de invloed van het uiterlijk en stereotypen op het afleiden van iemands persoonlijkheid. Fysionomisten leiden iemands persoonlijkheid puur af van uiterlijke kenmerken. In deze paragraaf zullen we proberen een link te leggen tussen de fysionomie (niet wetenschappelijk bewezen) en de vanuit de wetenschap gecreëerde persoonlijkheidsfactoren. Wat zegt iemands uiterlijk over de verschillende persoonlijkheidsfactoren? Fysionomisten verdelen het uiterlijk vaak in de ogen, de mond, de neus en de vorm van het gezicht omdat deze onderdelen van het uiterlijk het meest kunnen vertellen over iemands persoonlijkheid (Jackson, 1996).
27
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 2 2.3.1 De ogen De ogen zijn de spiegels van de ziel. Voor het vaststellen van de persoonlijkheid van een mens zijn diens ogen van alle delen van het gezicht het betekenisvolst. Uit talloze onderzoeksprojecten blijkt dat de ogen sterke indicatoren van persoonlijkheidsstoornissen kunnen
zijn. Snelle verticale
oogbewegingen kunnen bijvoorbeeld een teken van angst (emotionele instabiliteit) zijn (Jackson, 1996). Naast oogbewegingen zegt de grootte, de kleur, de vorm en de iris van een oog ook veel over 1
iemands persoonlijkheid. In China brengen de Siang Mien-meesters grote ogen in verband met een impulsieve en hartstochtelijke persoonlijkheden. Deze mensen zijn tevens open en eerlijk en kunnen moeilijk iets geheim houden, deze omschrijving is vergelijkbaar met een extraverte persoonlijkheid. Kleine ogen zijn daarentegen een indicatie van een meer gereserveerde, behoedzame aard, overeenstemmend met een introvert karakter. Alle fysionomisten zien in de vorm van de ogen een belangrijke sleutel tot het doorgronden van de persoonlijkheid. De Chinese onderzoekers onderscheiden in dit verband acht categorieën van oogvormen, die elk indicatief zijn voor een bepaald karaktertype. In de onderstaande tabel (pagina 28 en 29) staan deze acht categorieën afgebeeld, in de tweede kolom staat een karakterbeschrijving volgens de fysionomisten hierbij past en tenslotte in de laatste kolom proberen we voorzichten enkele overeenkomsten te beschrijven met de persoonlijkheidsfactoren uit de Big Five.
Soort ogen
Karakteromschrijving
De draak
In de Chinese cultuur is de draak een symbool voor macht en autoriteit. Het mag dan ook niet verbazen dat men aan mensen met zogenoemde drakenogen een sterke persoonlijkheid toeschrijft en zegt dat ze moedig en onbesuisd zijn. Daarnaast zijn ze sociaal ingesteld, beminnelijk en dikwijls uiterst genereus van aard. Personen met koeienogen zijn open, vrijmoedig en direct van aard. Daarnaast worden zij als betrouwbaar en eerlijk beschouwd.
De koe
De pauw
De tijger
Overeenkomst met de Big 5 De dimensie bereidheid uit de Big 5 kent enkele overeenkomstige kenmerken met de karakteromschrijving van iemand met drakenogen. Bereidwillige mensen hechten veel waarden aan belangen van anderen in zekere zin kun je ze daardoor ook genereus noemen. Open en direct zijn overeenkomstige kenmerken met de extraverte persoonlijkheid en betrouwbaar en eerlijk is overeenstemmend met een zorgvuldige persoonlijkheid. Emotionele labiele mensen laten zich ook eerder door hun gevoelens leiden. Overeenstemmend met de dimensie emotionele stabiliteit.
Het pauwenoog wijst op een emotioneel aangelegde persoon, die zich in zijn daden en besluiten dikwijls eerder door gevoelens en emoties laat leiden dan door verstandelijke overwegingen. Het tijgeroog is kenmerkend voor Een rationele persoonlijkheid komt iemand die volhardend, rationeel en overeen met een emotionele stabiele persoonlijkheid. vooruitstrevend is.
Tabel 2.2: overzicht van de verschillende oogtypen en eventuele af te lezen persoonlijkheidseigenschappen (Jackson, in een oogopslag, 1996) - deel 1/2 -
Soort ogen 1
Karakteromschrijving
‘Siang Mien’ is Chinees voor fysionomie.
28
Overeenkomst
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 2
De vos
De driehoek
De kip
De nieuwe maan
met de Big 5 Iemand met vossenogen is een teken Geslepenheid heeft weinig te doen van geslepenheid. (overeenkomstige met zich verplaatsen in de ander, er is een gelijkenis te zien met nietmet de theorie van della Porta) bereidwillige mensen. Een driehoekig oog doet een autoritair en manipulatief karakter vermoeden. Mensen met dit type oog dulden geen kritiek en tegenspraak. Mensen met kippenogen beschouwen de Siang Mien-meesters als bemoeials met een nerveuze dispositie.
Deze mensen zullen eerder extravert dan introvert zijn.
Nerveus zegt iets over emotionele instabiliteit.
Een oog met de vorm van een nieuwe Oneerlijkheid en gewiekstheid zijn maan wijst op een tendens tot geen kenmerken van betrouwbaar oneerlijkheid en gewiekstheid. heid. Hier is gelijkenis te trekken met mensen die laag zullen scoren op de dimensie zorgvuldigheid.
Tabel 2.2: overzicht van de verschillende oogtypen en eventuele af te lezen persoonlijkheidseigenschappen (Jackson, in een oogopslag, 1996) - deel 2/2 -
Het lezen van iemands persoonlijkheid uit de kleur van zijn ogen is altijd populair geweest onder onderzoekers. Onderzoekers aan de University of California ontdekten dat er een sterke correlatie tussen de kleur van onze ogen en onze persoonlijkheid bestaat (Rosenberg en Kagan, 1989). Psychologen hadden al enige tijd het vermoeden dat de kleur van onze ogen op de een of andere manier samenhing met geremdheid. De onderzoekers besloten de hypothese te testen. Daartoe selecteerden zij tweejarige kinderen uitsluitend op grond van hun oogkleur – bruin of blauw – en observeerden hun gedrag. Zij stelden vast dat een significante relatie tussen blauwogige en geremd gedrag bestond en de kans op geremdheid veel kleiner was bij bruinogige kinderen. Tenslotte bestudeert het Rayid-systeem (Johnson, 1993) van iris-analyse de relaties tussen tekens in de iris en persoonlijkheid. De iris van een oog kan aangeven of iemand extravert of introvert is. In een normale iris ligt de zenuwkrans op ongeveer een derde tussen de pupil en de buitenrand van de iris. Volgende het Rayid-systeem van iriscopie vertelt een krans dichter bij de pupil, dat de betrokkene naar introversie neigt, terwijl hij meer naar extraversie zal overhellen naarmate de krans zich verder van de pupil af bevindt.
2.3.2 De neus Volgens aanhangers van de fysionomische theorie is de neus een graadmeter voor rijkdom. Dit orgaan wordt ook wel de economische schatkamer genoemd. Maar de neus vertelt meer. Neem nou de kleur. Een zachtroze neus staat voor geluk en innerlijke harmonie. Een rode neus staat voor driftaanvallen, weinig levensvreugde en overmatig alcoholgebruik (Kuei, 1996). Een ‘rode neus’ hoeft geen drinker te zijn, maar men zal hem wel zo noemen. En zo zijn er meer stereotyperingen te bedenken over het afleiden van iemands persoonlijkheid op basis van zijn neus. De neus is in negen soorten te delen die allemaal iets zeggen volgens de leer van de fysionomie over het karakter van de persoon met de desbetreffende neus.
29
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 2 Soort neus
Karakteromschrijving
Rechte, spitse neus Een rechte neus is mooi en staat in direct verband met helder denken, betrouwbaarheid, verdraagzaamheid, maar ook met onbuigzame volharding.
Romeinse neus
Haakneus
Wipneus
Vlezige neus
Knobbelneus
Leeuwenneus
Overeenkomst met de Big 5 Betrouwbaarheid is binnen de vijf persoonlijkheidskenmerken een kenmerk van een zorgvuldige persoonlijkheid.
De Romeinse neus is een lang neus, waarbij de neuspunt overhelt en staat symbool voor moed, vechtlust en initiatief. Verwijst naar de Romeinse krijgers, die als buitengewoon dapper golden en altijd klaarstonden om hun eer en bezit te verdedigen. Deze mensen kunnen helder denken en zijn zeer besluitvaardig. Mensen met een haakneus hebben meestal een zevende zintuig als het om geld gaat. Ze gaan volledig op in hun werk en hebben, als het moet, ontzettend veel energie om hun doelen (geld) te verwezenlijken.
Initiatief nemen is een teken van een extraverte persoonlijkheid. Helder kunnen denken heeft alles te doen met een emotioneel stabiel karakter.
Deze kwieke, kittige neusvorm staat symbool voor psychische en lichamelijke onvolwassenheid. Ze zijn graag haantje de voorste. Daarnaast zijn typische kenmerken: humeurigheid, temperament, een fijnbesnaard gevoelsleven, ruimdenkendheid en gulheid. Mensen met een vlezige neus, meestal mannen, zijn gul, ruimdenkend, emotioneel, gevoelig en op zekerheid gesteld. Het zijn vaak echte helpers, zelfs als ze daar offers voor moeten brengen. Vreemd genoeg vinden ze het tonen van gevoelens veel moeilijker. Mensen met een knobbelneus tonen naar buiten toe een sterk karakter. Ze staan voor hun mening maar geven die niet gauw prijs. Koppige lui. Maar hun kracht is vaak schijn, want ze zijn tamelijk snel van hun stuk gebracht.
De karakteromschrijving van een Wipneus kent veel kenmerken van verschillende dimensies van de Big 5: haantje de voorste zegt iets over extraversie, humeurig, fijnbesnaard en gevoelig is over de mate emotionele stabiliteit en gulheid iets over de mate van bereidwilligheid. Ruimdenkendheid is overeenkomstig met de dimensie cultuur. Emotioneel gevoelig is een kenmerk van emotioneel instabiel.
‘Leeuwenneuzen’ weten wat te doen om sympathiek over te komen. Alleen mag je hen nooit op hun fouten wijzen. Niets is erger dan door het slijk gaan en toegeven, vinden ze. Psychisch zijn ze dus wat labiel. Het gaat doorgaans wel om genereuze mensen die risico´s durven te nemen en over een goede babbel te beschikken.
De vlotte babbel is een indicator van een extraverte persoonlijkheid, echt psychisch labiel zegt weer iets over de mate waarin ze emotioneel instabiel zijn.
30
Doelgerichtheid is een kenmerk binnen de Big Five van een zorgvuldige persoonlijkheid.
De emotionele reacties van ‘de knobbelneus’ is wat aan de vlakke kant dat maakt deze mensen gesloten mensen waardoor ze laag scoren op de dimensie van cultuur.
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 2 Tabel 2.3: overzicht van de verschillende neussoorten en eventuele af te lezen persoonlijkheidseigenschappen (Kuei, De taal van het gezicht, 1996) - deel 1/2 –
Soort neus Scheve neus
Stompe neus
Karakteromschrijving
Overeenkomst met de Big 5 Een scheve neus is een teken van Onevenwichtigheid zegt iets over de onevenwichtigheid en knorrigheid. mate waarin je emotioneel instabiel Soms zijn deze mensen uitgesproken bent. hatelijk.
Lijkt op de wipneus, met dit verschil dat de neuspunt dikker en ronder is. Deze mensen zijn bedachtzaam, evenwichtig, betrouwbaar en denken doelmatig. De stompneus geldt als iemand die oprecht anderen wil helpen. Soms gaan de goedmoedigheid en behulpzaamheid zo ver dat ze er zelf bij inschieten.
De karakterbeschrijving van de fysionomisten zegt dat de stompe neus betrouwbare en doeltreffende karakters hebben, dit zijn kenmerken van zorgvuldige persoonlijkheid beschreven in de big 5.
Tabel 2.3: overzicht van de verschillende neussoorten en eventuele af te lezen persoonlijkheidseigenschappen (Kuei, De taal van het gezicht, 1996) - deel 2/2 -
2.3.3 De mond Net als de ogen en de neus zegt de mond ook veel over iemands persoonlijkheid. In de onderstaande tabel is een duidelijk overzicht gecreëerd van de relatie tussen bepaalde persoonlijkheidskenmerken en de vorm van de mond. En tenslotte is gekeken of er bepaalde overeenkomsten bestaan met de vijf persoonlijkheidskenmerken (Kuei, 1996).
Soort mond
Karakteromschrijving
kleine mond
Mensen met een kleine mond zijn introvert, wilskrachtig en aardig. Het verlangen naar onafhankelijkheid is doorgaans enorm, waardoor het lot ze vaak tot eenlingen maakt. Bezitters van een grote mond houden erg van gezelschap. Ze zijn afhankelijk van andermans bewondering. Ze zijn een beetje egoïstisch en ongevoelig. Volle bovenlip is een teken van oprechtheid. Ze worden als vlotte praters gezien, die open en overtuigend een zaak kunnen verdedigen. Mensen met een volle onderlip schijnen onbetrouwbaar zijn. Ook overschatten zich zo nu en dan, waardoor erkenning en waardering uitblijven.
grote mond/ volle lippen
volle bovenlip
volle onderlip
Overeenkomst met de Big 5 Fysionomisten gebruiken de term introversie al wat we ook kennen uit de omschrijving van de persoonlijkheidskenmerken van de Big 5. De grootte van de mond heeft volgens de fysionomisten alles te doen met de figuurlijke grootte van de mond, kenmerkend voor de mate van extraversie. Bij de karakteromschrijving van mensen met een volle bovenlip zijn we sterke gelijkenissen met de mate waarin iemand extravert is. Al eerder is gezegd dat betrouwbaarheid een kenmerk is van de mate van zorgvuldigheid. We zien hier dus een zekere overeenstemming met de dimensie zorgvuldigheid.
Tabel 2.4: overzicht van de verschillende typen monden en eventuele af te lezen persoonlijkheids eigenschappen (Kuei, De taal van het gezicht, 1996). - deel 1/2 -
31
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 2
Soort mond
Karakteromschrijving
Overeenkomst met de Big 5 Vooruitstekende bovenlip Dit liptype symboliseert In zekere mate verwant met de mate onzekerheid en een gebrek aan van emotionele instabiliteit. kracht en bezieling. Ze zijn er zelf het meest van overtuigd geen enkel talent te hebben. vooruitstekende onderlip Deze mensen worden als hartelijk, Mensen met een vooruitstekende vrij en onafhankelijk gezien. Ze onderlip hebben kenmerken van het houden van macht. in de big 5 omschreven extraverte karakter. Tuitlippen
Doorgaans gaat het om openhartige, ijdel en arrogante mensen. Ze zijn niet echt intelligent te noemen.
rechte lippen
scheve mond
lachende mond
huilende mond
Openhartigheid correspondeert in zekere zin met extraversie en onintelligent kent overeenkomsten met de dimensie cultuur.
Mensen met rechte lippen stralen Een uitgebreide interesse zegt iets kracht en intelligentie uit. Ze zijn over de mate waarin je open staat overal in geïnteresseerd. voor ontwikkelingen en in die zin is er een zekere overeenkomst met de dimensie cultuur. Scheve mond, scheve gedachten. Listig is synoniem onbetrouwbaar Deze mond staat in het teken van en die term heeft alles te doen met de mate van zorgvuldigheid volgens onredelijkheid en list. de beschrijving van de persoonlijkheidskenmerken van de big 5. Deze mensen stralen geluk uit. De Gelukkig zijn en gelukkig overkomen blije, optimistische indruk komt zijn in zekere zin indicatoren voor emotioneel stabiliteit en extraversie overeen met de werkelijkheid. Ze stralen een sombere sfeer uit, vaak zonder het te weten. Het zijn eenlingen die vasthouden aan hun gewoonten.
Somberheid is een uitdrukking van negatieve gevoelens en dat is een kenmerk van emotioneel instabiliteit. Daarnaast kunnen we uit deze omschrijving ook een zekere overeenkomst vinden met de dimensie cultuur, het vasthouden aan gewoontes zegt iets over de mate waarin je openstaat voor nieuwe ontwikkelingen.
Tabel 2.4: overzicht van de verschillende typen monden en eventuele af te lezen persoonlijkheidseigenschappen (Kuei, De taal van het gezicht, 1996) deel 2/2
2.3.4 De vorm van het gezicht Het laatste belangrijke onderdeel van het uiterlijk is de vorm van het gezicht zelf. Vanaf de ogen, de neus en de mond is af te lezen of iemand extravert, bereidwillig, zorgvuldig, emotioneel stabiel of een open persoonlijkheid heeft. Echter kan de vorm van het gezicht hier ook een belangrijke invloed op uitoefenen. Bij sommige mensen zien we in één oogopslag de typische gezichtsstructuren. Bij anderen moeten we beter kijken en hebben we te maken met mengvormen, soms heel ingewikkelde, waardoor de persoonlijkheidstrekken die erbij horen ook minder goed zichtbaar zijn en verwateren.
32
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 2 In de kunst van het gezicht lezen, scheppen we orde door alle kenmerken in verband te brengen met het gezicht als geheel, en af te wegen welke vormen, en dus ook de karaktereigenschappen het duidelijkst naar voren komen. Er zijn een aantal sterk karakteristieke gezichtsvormen te noemen. De Chinese fysionomisten hebben onderscheid gemaakt tussen elf verschillende gezichtsvormen die allen een zekere overeenkomst hebben met bepaalde persoonlijkheidskenmerken eerder omschreven in de Big Five (Kuei, 1996). De karakteristieke gezichtsvormen zijn:
Soort gezicht
Karakteromschrijving
Vollemaansgezicht Een vollemaansgezicht kenmerkt zich door een rond gezicht. Mensen met een soortgelijk gezicht komen traag en passief over. Het zijn smikkelaars en levensgenieters pur sang. Ze zijn makkelijk in de omgang en altijd vriendelijk, geboren diplomaten. Het zijn tamelijk zorgeloze mensen.
Overeenkomst met de Big 5 Makkelijk in omgang is een kenmerk van een extravert karakter. Als we de omschrijving bekijken heeft deze de meeste kenmerken in zich van de dimensie extraversie.
Metaalgezicht
Het gezicht is te omschrijven als een gedrongen gezicht met grote, volle wangen. Mensen met een lang metaalgezicht zijn doorgaans groot, erg egoïstisch en niet flexibel. Ze bereiken hun doel door egoïsme, volharding en pragmatisch denken. Ze gaan graag hun eigen gang.
Egoïstisch en stug zijn duidelijke kenmerken van de dimensie bereidheid. En dan wel in de negatieve zin.
Jadegezicht
De wangen van een jadegezicht zijn glooiend en zeer expressief. De mensen hebben een lief en zacht voorkomen. Maar ze zijn harder dan de eerste indruk doet vermoeden. Ze beschikken over sterke ambities. Naast hun optimistische karakter, hebben ze een sterke wil en zijn ze vastbesloten.
Een sterke wil en vastbeslotenheid correspondeert deels met de mate waarin mensen zorgvuldig zijn.
Vuurgezicht
Het vuurgezicht, ook wel het eierhoofd genoemd, heeft een breed voorhoofd, hoge jukbeenderen en een smalle spitse kin. Deze mensen zijn zeer flexibel en hun intelligentie stijgt boven het gemiddelde uit. Doorgaans barsten ze van de ideeën en wat misschien even belangrijk is, ze kunnen die soms in daden omzetten. Vuurgezichten zijn gevoelsmensen die zich blindstaren op uiterlijk.
De hoge intelligentie zegt iets over hun openheid voor ontwikkelingen en deze openheid is kenmerkend voor de in de big 5 beschreven dimensie cultuur.
Tabel 2.5: overzicht van de verschillende hoofdsoorten en eventuele af te lezen persoonlijkheidseigenschappen (Kuei, De taal van het gezicht, 1996) - deel 1/3 -
33
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 2
Soort gezicht
Karakteromschrijving
Watergezicht
Breed voorhoofd, opvallende ogen. De kenmerken van het watergezicht. Bij de eerste aanblik zien we dat ze ontzettend vitaal zijn. Ze hebben een sterk betrouwbaar karakter en het zijn echte verzamelaars van kennis. Mede dankzij hun intelligentie krijgen ze maatschappelijk succes en het respect dat ze verdienen.
Koningsgezicht
De hoekige vorm, het opvallende voorhoofd, de jukbeenderen en de stevige kaken zijn kenmerkend voor het koningsgezicht, ook wel zonnegezicht genoemd. Een koningsgezicht is een hartstochtelijk verenigingsdier. Als geen ander weten zij mensen om zich heen te scharen, waarbij ze hun leiderskwaliteiten graag laten zien. Dankzij hun spontaniteit en enthousiasme oefenen ze magische aantrekkingskracht op anderen uit. Het aardgezicht heeft een rijke mimiek. Vergeleken met het voorhoofd is de kin hoekig en breed. Hun persoonlijkheid heeft iets chaotisch. Ze reageren fel als er problemen opduiken, vloeken en beledigen horen er vaak bij. Bovendien zijn ze in staat om met rauw geweld hun vermeende rechten te verdedigen.
Aardegezicht
Overeenkomst met de Big 5 Intelligentie is karakteristiek voor de mate waarin mensen openstaan voor nieuwe ontwikkelingen. Er is dus een overeenkomst tussen deze omschrijving en de dimensie cultuur.
Het koningsgezicht is iemand met een typische extraverte persoonlijkheid.
De dimensie emotionele stabiliteit uit de Big 5 kent enkele overeenkomstige kenmerken met de karakteromschrijving van iemand met een aardegezicht. Emotionele labiele mensen drukken negatieve gevoelens uit en komen vaak chaotisch over.
Berggezicht
Het berggezicht heeft een buitengewoon smal voorhoofd. Een berggezicht zoekt steeds schouderklopjes, respect en goedkeuring. Kritiek kan ernstige gevolgen hebben. Zijn agressie richt zich tegen alles en iedereen.
Onzekerheid is een kenmerk van emotionele labiliteit. De karakteromschrijving door de fysionomisten heeft veel overeenstemmingen met de dimensie emotionele stabiliteit.
Muurgezicht
Ze hebben een zeer laag, breed voorhoofd en een afgeplatte, al even brede kin. Het zijn realisten en kunnen als het erop aankomt, de handen uit de mouwen steken. Ze neigen echter naar sloomheid. Soms zijn ze zelfs lui en worden ze geplaagd door levensangst.
Levenloosheid is karakteristiek voor de mate waarin iemand introvert is. Introversie is een van de twee polen van de dimensie extraversie. De handen uit de mouwen steken kan iets zeggen over de mate waarin men bereidwillig is. In die zin zijn er overeenkomsten te noemen.
Tabel 2.5: overzicht van de verschillende hoofdsoorten en eventuele af te lezen persoonlijkheidseigenschappen (Kuei, De taal van het gezicht, 1996) - deel 2/3 -
34
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 2
Soort gezicht Asymmetrische gezicht
Karakteromschrijving Het zijn meestal fascinerende mensen. Ze koesteren zich in luxe en stralen dat uit. Deze mensen kennen alle trucs om anderen voor hun karretje te spannen, en als ze onrechtvaardig behandeld voelen, kunnen ze heel haatdragend zijn, wraakzuchtig zelfs. Ze hebben een rijk gevoelsleven en zijn wel ongelooflijk attent.
Overeenkomst met de Big 5 De karakteromschrijving heeft wat eigenschappen in zich van de dimensie emotionele stabiliteit. Wraakzucht en haatdragendheid zijn duidelijke indicatoren van negatieve gevoelens.
Tabel 2.5: overzicht van de verschillende hoofdsoorten en eventuele af te lezen persoonlijkheidseigenschappen (Kuei, De taal van het gezicht, 1996) - deel 3/3 -
Er kunnen wel vraagtekens gezet worden bij de invloed van iemands uiterlijk op persoonlijkheid. Want wanneer nu een bepaalde neus een extraverte persoonlijkheid uitstraalt en deze persoon heeft ogen die introversie aanduiden, welke persoonlijkheid heeft deze persoon dan? De verschillende onderdelen van het uiterlijk kunnen elkaar in die zin tegenspreken. Desalniettemin is de bespreking van de fysionomie wel interessant om te bespreken. Er bestaat een duidelijke
link
tussen
karakteromschrijvingen
door
de
fysionomisten
en
de
vijf
persoonlijkheidsfactoren. Want de kenmerken die de aanhangers van de fysionomie noemen komen overeen met de Big 5. Daarnaast kunnen tabel 2.2 tot en met 2.5 een nuttige bron van informatie zijn voor toekomstige ECA ontwerpers. Want mocht het zo zijn dat de theorie van de fysionomie en de waarneming van persoonlijkheid door computergebruikers overeenkomen, dus zien computergebruikers iemand met bijvoorbeeld een asymmetrisch gezicht daadwerkelijk als iemand met een emotioneel instabiele persoonlijkheid, dan kunnen ECA-ontwerpers deze theorie zeker in hun ontwerp betrekken. In hoofdstuk 5 (pagina 64) zullen we hier verder op terugkomen of blijkt dat de waarneming van computergebruikers overeenkomt met de fysionomie.
2.4 Het uiterlijk van embodied conversational agents In dit hoofdstuk hebben we kunnen zien hoe mensen iemands persoonlijk waarnemen. Ruim vierhonderd jaar geleden leiden mensen iemands persoonlijkheid af op basis van een dier waar die persoon op leek. Vervolgens waren er een aantal wetenschappers die middels compositieportretten mensen indeelden in bepaalde categorieën. Vonk (1998) beschreef dat iemands persoonlijkheid al snel werd afgeleid op basis van stereotyperingen. En tenslotte bestaat er nog een groep aanhangers van de fysionomie, die van mening zijn dat iemands persoonlijkheid totaal is af te leiden aan de hand van een aantal uiterlijke kenmerken. Dus, uiterlijk beïnvloedt de manier waarop mensen de persoonlijkheid van anderen inschatten toch is er tot dusver niet of nauwelijks onderzoek gedaan naar de invloed van uiterlijk op de persoonlijkheid van embodied conversational agents.
35
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 2 In hoofdstuk 1 is duidelijk omschreven hoe ontwerpers ECAs een bepaalde persoonlijkheid kunnen geven, als de stereotyperingen omschreven in dit hoofdstuk ook voor computerpersonage gelden, zouden ontwerpers nog zorgvuldiger ECAs een bepaalde persoonlijkheid kunnen geven. Hiervoor is verder onderzoek noodzakelijk. Zullen computergebruikers de persoonlijkheid van embodied agents ook beoordelen op basis van het uiterlijk van deze agents? Het lijkt vanzelfsprekend dat wanneer de computergebruiker voor het eerst kennis maakt met de embodied conversational agent dat deze ook een eerste beeld vormt van zijn innerlijk. Zal deze beeldvorming op dezelfde wijze plaatsvinden als bij een ontmoeting tussen twee mensen? Moeten we de fysionomische theorie wat computerpersonages betreft totaal verwerpen? In hoofdstuk 3 zal een experiment worden omschreven die in het kader van dit onderzoek is uitgevoerd. Het experiment zal antwoord dienen te geven op of het uiterlijk een effect heeft op het afleiden van de persoonlijkheid van de agents.
36
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid
III
Het onderzoeksopzet
boss
Uit verscheidene onderzoeken, die in het eerste hoofdstuk zijn beschreven, bleek dat er geen rekening is gehouden met het feit dat mensen een eerste oordeel kunnen vormen over iemands persoonlijkheid op basis van diens uiterlijk. Zeker bij de eerste ontmoeting categoriseren mensen elkaar op basis van uiterlijke kenmerken. Uit het tweede hoofdstuk bleek bovendien dat stereotypes hierbij een belangrijke rol spelen. In dit hoofdstuk wordt een experiment beschreven dat in het kader van dit onderzoek is uitgevoerd. Het experiment is tweeledig; enerzijds zullen vier ECAs puur op hun uiterlijk worden getest (het zogenaamde statische deel) en anderzijds zal naast het uiterlijk ook de invloed van audiovisuele cues op de persoonlijkheid van deze ECAs worden getest (het zogenaamde dynamische deel). Het statische deel van het experiment fungeert als basis voor het dynamische deel van het experiment. Middels deze tweedeling krijgen we een goed beeld wat de invloed is van de audiovisuele cues en welke invloed het uiterlijk op de waargenomen persoonlijkheid kan hebben. De motivatie waarom is gekozen voor déze tweedeling wordt allereerst gegeven en vervolgens wordt de instrumentatie behandeld. Daarna worden de kenmerken van de proefpersonen besproken waarna tenslotte hoofdstuk 3 afgesloten wordt met de experimentele setting en de procedure van het experiment.
3.1
De motivatie
Uit de hoofdstukken 1 en 2 is gebleken dat er nog voldoende onderzoek verricht kan worden naar embodied conversational agents en het toekennen van persoonlijkheidskenmerken. De invloed van verbale en non-verbale communicatie op de waargenomen persoonlijkheid van embodied conversational agents hebben vele wetenschappers al onderzocht, maar de invloed van het uiterlijk is nog vaak weggemoffeld. Om te onderzoeken hoe groot de invloed van het uiterlijk is, heb je een tweede factor nodig om dit te kunnen vergelijken. Daarom is gekozen voor een tweedeling, enerzijds zullen ECAs puur op hun uiterlijk worden getest en anderzijds zal het totale plaatje weergegeven worden, dus ECAs die verbaal en non-verbaal communiceren. Zoals eerder gezegd zouden we het statische deel als een soort fundament moeten zien, waardoor we goed inzicht krijgen in de verschillen tussen de ECAs. Deze twee variabelen (het uiterlijk en de audiovisuele cues) zullen hieronder zorgvuldiger worden besproken.
3.2
De instrumentatie
Zoals in hoofdstuk 2 al is aangegeven, vormen mensen vaak hun eerste oordeel over iemands persoonlijkheid op basis van het uiterlijk middels stereotyperingen. Wanneer we iemand voor het eerst ontmoeten, vormen we vaak een beeld op basis van uiterlijke kenmerken waar we al eerder mee in aanraking zijn gekomen. We gaan er heel kortzichtig vanuit dat die persoon die we net ontmoet hebben, een vergelijkbare persoonlijkheid zal hebben als iemand die we al eerder kenden. We stoppen elkaar in hokjes en verdelen elkaar in sociale categorieën. 37
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 3 Fysionomisten gaan nog een stap verder en beweren, reeds besproken in het vorige hoofdstuk, dat je iemands persoonlijkheid geheel kan afleiden van iemands uiterlijk. In dit experiment zullen we onderzoeken of de proefpersonen op basis van puur iemands uiterlijk een bepaalde persoonlijkheid toe kunnen kennen. We zullen de waargenomen persoonlijkheid toetsen en niet de werkelijke persoonlijkheid. We testen dus in hoeverre de stereotyperingen die bij mensen gelden ook voor computerpersonages opgaan.
Bij het experiment is gebruik gemaakt van vier verschillende tweedimensionale gezichten, enerzijds als stilstaand beeld (statisch) en anderzijds als bewegend beeld af te spelen in Windows Media Player (dynamisch). De gezichten zijn ontworpen door het Centrum voor Wiskunde en Informatica (CWI) en de software voor de animaties is vervaardigd door Technische Universiteit Eindhoven (TU/e). De animaties zelf zijn speciaal voor dit onderzoek gemaakt door mijn begeleider en mijzelf.
personage 1 personage 2 personage 3 Figuur 3.1: de vier verschillende hoofden gemaakt door het CWI en TU/e
personage 4
Naast het uiterlijk kunnen ook audiovisuele cues een belangrijke indicator zijn voor het beoordelen van de persoonlijkheid bij ECAs. Onder audiovisuele cues verstaan we in dit onderzoek spraak (speech), oogopslag (gaze) en wenkbrauwbewegingen (brows). In het experiment bestaan de audiovisuele cues uit twee condities, namelijk de introverte conditie en extraverte conditie, die alleen toegepast zullen worden in het dynamische deel van het experiment.
Spraak
Extraverte conditie
Introverte conditie
Hoog spreektempo
Laag
variatie in toonhoogte
langzamer
accenten
spraak),
spreektempo dan weinig
(17,65
de
extraverte
variatie
toonhoogte en geen accenten Gaze
Lange blikken
Korte blikken
2 x met ogen geknipperd
(wegkijken richting zuidwest) 1 x met de ogen geknipperd
Wenkbrauwbeweging
Wel beweging
Geen beweging
2 x worden de wenkbrauwen opgetrokken Tabel 3.2: de Uiteenzetting van de twee condities in het dynamische deel van het experiment. (deel 2/2)
38
%
in
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 3 De kenmerken van de audiovisuele cues (weergegeven in tabel 3.2) zijn deels afgeleid uit Van buren´s onderzoek (2002) en deels gebaseerd op eerder onderzoek. In het eerste hoofdstuk zijn over audiovisuele cues al verscheidene onderzoeken besproken. Voornamelijk op het gebied van extraversie en introversie is veel bekend wat spraak voor invloed hierop kan hebben. Zo geeft Pittman (1984) aan dat mensen met een extraverte persoonlijkheid sneller en harder spreken dan mensen met een introverte persoonlijkheid. Hall (1980) geeft daarnaast aan dat mensen met een extraverte persoonlijkheid meer variëren in toonhoogte van het stemgeluid dan mensen met een introverte persoonlijkheid. Uit het onderzoek van Burgoon en Woodall (1983) is gebleken dat snelsprekende personen inderdaad als meer extravert en dynamisch werden beoordeeld, dan langzamer sprekenden. Daartegenover stond dat snelsprekende personen werden gezien als minder kalm, minder betrouwbaar en minder eerlijk. Volgens Massaro (2000) is een veel gehoorde klacht over synthetische spraak dat ECAs vaak een monotoon stemgeluid hebben en daardoor zullen ze eerder een introverte persoonlijkheid toebedeeld krijgen. Met behulp van gezichtsexpressies en overeenkomstige gebaren kan monotoon stemgeluid van ECAs gecompenseerd worden. Bijvoorbeeld middels de hoogte van de wenkbrauw, er is namelijk een positieve correlatie tussen wenkbrauwhoogte en toonhoogte (Ohala, 1994).
Naast de onafhankelijke variabelen (uiterlijk en audiovisuele cues) spelen ook de afhankelijke variabelen een belangrijke rol in het experiment. De afhankelijke variabelen bestaan uit de vijf persoonlijkheidsfactoren (de Big 5): extraversie, emotionele stabiliteit, cultuur, bereidheid en zorgvuldigheid. Met behulp van adjectieven zullen we onderzoeken hoe de vier ECAs scoren op deze persoonlijkheidsfactoren. De adjectieven van extraversie en introversie zijn letterlijk uit Van Buren´s onderzoek (2002) overgenomen. De adjectieven van de overige dimensies zijn van het Internet afgehaald. (http://www.fmarion.edu/~personality/corr/big5/traits.htm) Zowel de adjectieven van Van Buren als die van het Internet zijn gebaseerd op werk van Wiggins (1996). Voor het experiment zijn alle adjectieven vertaald in het Nederlands. De verdeling van de adjectieven over de vijf persoonlijkheidsfactoren ziet er als volgt uit:
1. Extraversie Introvert
Extravert
Schuchter
Enthousiast
Verlegen
Brutaal
Introvert
Extravert
Gesloten
Open
Levenloos
Levendig
39
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 3
2. Emotionele stabiliteit Emotionele instabiliteit
Emotionele stabiliteit
Nerveus
Ontspannen
Onzeker
Zeker
Emotioneel
Niet-emotioneel
Bezorgd
Kalm
Jaloers
Niet-jaloers
3. Cultuur Gesloten voor ontwikkelingen
Open voor ontwikkelingen
Niet-creatief
Creatief
Onorigineel
Origineel
Conventioneel
Onconventioneel
Apathisch
Nieuwsgierig
Fantasieloos
Fantasierijk
4. Bereidheid Onvriendelijkheid
Vriendelijkheid
Onhulpvaardig
Hulpvaardig
Stug
Flexibel
Onbeleefd
Beleefd
Onsympathiek
Sympathiek
Egoïstisch
Sociaal
5. Zorgvuldigheid Onzorgvuldigheid
Zorgvuldigheid
Chaotisch
Georganiseerd
Onbetrouwbaar
Betrouwbaar
Slordig
Netjes
Onverantwoordelijk
Verantwoordelijk
Wisselvallig
Standvastig
Figuur 3.3: de adjectieven van de Big 5 (The Five-Factor Model of Personality, Wiggins, 1996)
Hoe deze adjectieven gebruikt zijn in het experiment zal worden besproken in de experimentele setting na de beschrijving van de proefpersonen.
40
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 3
3.3
De proefpersonen
Aan het experiment namen zestig proefpersonen deel, 26 mannen en 34 vrouwen. Dertig proefpersonen (12 mannen en 18 vrouwen) namen deel aan het statische deel van het experiment en dertig proefpersonen (14 mannen en 16 vrouwen) namen deel aan het dynamische deel van het experiment. De proefpersonen varieerden in de leeftijd van 19 tot 64 jaar. Opleiding of beroep spelen hierbij geen rol. Ondanks het feit dat dit onderzoek over computerpersonages gaat, speelt ook de computerervaring geen rol in het experiment. Er is gekozen voor een zo goed mogelijke afspiegeling van de Nederlandse (volwassen) bevolking.
3.4
De experimentele setting
Om te toetsen hoe de proefpersonen ECAs een bepaalde persoonlijkheid toekennen, krijgen de zestig proefpersonen de taak om vijf adjectieven per persoonlijkheidsdimensie (in het totaal 25 adjectieven) te waarderen. De vijfentwintig adjectieven, afgebeeld in tabel 3.3, worden gewaardeerd met behulp van een zeven-puntsschaal met de adjectieven aan de polen. Wanneer bijvoorbeeld de dimensie extraversie wordt gewaardeerd staat 5 voor volledig introvert (vijf adjectieven zijn gewaardeerd met een 1)
en 35 voor volledig extravert (vijf adjectieven zijn gewaardeerd met een 7). Tijdens het
experiment zijn alle adjectieven gerandomiseerd aangeboden en zijn de verschillende polen omgewisseld, dit om een leereffect te voorkomen. Voor de verwerking van de resultaten zal de indeling weergegeven in tabel 3.3 gehandhaafd blijven.
De zestig proefpersonen zijn willekeurig in twee groepen gedeeld. Het experiment is, zoals al eerder gezegd, tweeledig: (1) het statische deel, waar dertig proefpersonen de persoonlijkheid van vier ECAs afleiden van een stilstaand beeld op basis van het uiterlijk en (2) het dynamische deel, waarin de overige dertig proefpersonen acht ECAs een bepaalde persoonlijkheid toekennen vanuit een filmpje op basis van hun uiterlijk ondersteund door audiovisuele cues.
In het statische deel krijgen de proefpersonen daarom met vier stimuli te maken: 01. ECA met uiterlijk 1 02. ECA met uiterlijk 2 03. ECA met uiterlijk 3 04. ECA met uiterlijk 4
41
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 3 En in het dynamische deel krijgen de proefpersonen met twaalf stimuli te maken: (ES = extraverte spraak, IS = introverte spraak, EG = extraverte gaze, IG = introverte gaze, EB = extraverte wenkbrauwbewegingen en IB = introverte wenkbrauwbewegingen) 01. ECA met uiterlijk 1 met IS + IG + IB 02. ECA met uiterlijk 1 met ES + EG + EB 03. ECA met uiterlijk 2 met IS + IG + IB 04. ECA met uiterlijk 2 met ES + EG + EB 05. ECA met uiterlijk 3 met IS + IG + IB 06. ECA met uiterlijk 3 met ES + EG + EB 07. ECA met uiterlijk 4 met IS + IG + IB 08. ECA met uiterlijk 4 met ES + EG + EB
Naast de bovenstaande stimuli is gekozen voor nog vier afleiders zodat de proefpersonen de introverte en extraverte cues niet direct zullen herkennen. Bij elke verschijningsvorm zijn afwijkende audiovisuele cues toegevoegd om de proefpersonen af te leiden: 09. ECA met uiterlijk 1 met ES + EB + afwijkende IG (wegkijken noordoost) 10. ECA met uiterlijk 2 met ES + EB + afwijkende IG (wegkijken zuidoost en noordoost) 11. ECA met uiterlijk 3 met IS + EB + EG 12. ECA met uiterlijk 4 met afwijkende ES (hoger spreektempo) + EB + afwijkende IG (wegkijken zuidoost en noordoost)
Om een leerproces te voorkomen is voor zowel het statische als het dynamische deel gekozen voor twee random volgordes. In het statische deel doorlopen 15 proefpersonen het experiment in omgekeerde volgorde (dus: ECA met uiterlijk 4 wordt hier als eerste getoond) . Ook in het dynamische deel doorlopen 15 proefpersonen het experiment in omgekeerde volgorde. Bovendien volgen in het experiment nooit twee ECAs met hetzelfde uiterlijk elkaar op eveneens wisselen extraverte cues en introverte cues elkaar af. Als we de nummering aanhouden die hierboven is weergegeven zien de twee versies van het dynamische deel er als volgt uit: Versie A: 1 → 10 → 6 → 12 → 2 → 3 → 11 → 8 → 5 → 4 → 9 → 7 Versie B: 7 → 9 → 4 → 5 → 8 → 11 → 3 → 2 → 12 → 6 → 10 → 1
In het dynamische deel kennen de proefpersonen een bepaalde persoonlijkheid toe op basis van een filmpje waarin een ECA één zin uitspreekt. Van Buren (2002) gebruikte in zijn onderzoek verschillende dichtregels. Een discussiepunt in zijn onderzoek was dat er één zin tussen zat die als een mening werd geïnterpreteerd. Dit heeft echter geen vertekend resultaat in zijn onderzoek opgeleverd. Maar om de onbetrouwbaarheid van resultaten zoveel mogelijk uit te sluiten, is gekozen om de ECAs in dit experiment één en dezelfde zin uit te laten spreken, namelijk: “De 44 gezichtsspieren kunnen 5000 uitdrukkingen maken.” Er is bewust gekozen voor een neutrale zin die weinig invloed kan uitoefenen op de waargenomen persoonlijkheid van de ECAs.
42
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 3
Nu bekend is hoe de waargenomen persoonlijkheid van de ECAs getoetst wordt, op welke wijze dit gewaardeerd wordt en wat de precieze taak voor de proefpersonen is, wordt in de procedure besproken hoe het experiment is afgenomen, hoe de proefpersonen geïnstrueerd zijn, wat de rol van de proefleider is en tenslotte hoe lang het experiment duurde.
3.5
De procedure
Om de embodied conversational agents niet uit de natuurlijke setting te halen, is gekozen om de connectie tussen ECA en computer niet te doorbreken. De ECAs worden door de proefpersonen op een computerbeeldscherm bekeken. Bij het statische deel krijgen de proefpersonen een link van een website. Middels deze website nemen ze aan het experiment deel. Om te voorkomen dat de filmpjes in het dynamische deel bij elke proefpersoon anders eruit zien, is gekozen om dit deel van het experiment met behulp van een laptop af te nemen. De opbouw van de 2
website in het statische deel en het dynamische deel is identiek. De twee delen verschillen alleen in het feit dat de proefpersonen uit het statische deel plaats en tijd onafhankelijk zijn wanneer ze deelnemen aan het experiment. Met de proefpersonen uit het dynamische deel moest een plaats en tijd afgesproken worden om middels de laptop het experiment af te nemen.
Voor aanvang wordt uitgelegd waar het experiment over gaat en worden er instructies gegeven. De proefpersonen van het statische deel mochten zo vaak en zo lang als ze wilden de afbeeldingen bekijken. In het dynamische deel duren de filmpjes elk maar 4 seconden, gezien de korte duur van de filmpjes mochten de proefpersonen deze ook zo vaak als zij wilden afspelen, om ervoor te zorgen dat alle kenmerken ook daadwerkelijk werden opgemerkt. Voor het feitelijk starten van het experiment, doorlopen de proefpersonen eerst een trainingssessie om bekend te raken met de experimentele setting. Na de trainingssessie bekijken de proefpersonen de verschillende condities en waarderen zij de
ECAs middels de in tabel 3.3 genoemde 25
adjectievenparen.
De website is zo ontworpen dat de proefpersonen individueel aan de slag kunnen en het hele experiment alleen kunnen doorlopen. Er bestaat tijdens het experiment geen interactie met de proefleider. Het experiment duurde voor de proefpersonen van het statische deel ongeveer 10 minuten en voor de proefpersonen van het dynamische deel ongeveer 30 minuten.
De resultaten van het experiment worden in het volgende hoofdstuk ook volgens deze tweedeling (statisch versus dynamisch) uiteengezet.
2
De website zoals de proefpersonen deze ontvingen is terug te vinden in Appendix A (pagina 74 - 77)
43
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid
IV
Resultaten
…….
Bij het bespreken van de resultaten zullen we de tweedeling statisch en dynamisch aanhouden. Omdat het statische deel als basis voor het gehele experiment fungeert zullen we eerst de resultaten uit dit deel bespreken. Allereerst zal met behulp van de Cronbach´s Alpha analyse de consistentie tussen de vijf adjectievenparen per persoonlijkheidsdimensie worden gemeten. Wanneer we weten of en in hoeverre de resultaten consistent zijn, kunnen we onderzoeken of er een algemeen effect bestaat van het uiterlijk op de waargenomen persoonlijkheid van de verschillende agents. Dit zal gemeten worden middels een MANOVA. Als blijkt dat er een algemeen effect bestaat zal middels de post hoc test antwoord worden gegeven op wat het effect precies is.
Nadat we de resultaten van het statische deel hebben geanalyseerd, zullen dezelfde stappen ook worden genomen voor het dynamische deel.
4.1 Resultaten van het statische deel Zoals in de beschrijving van het experiment is aangegeven, is de persoonlijkheidstoekenning van de animaties gemeten aan de hand van vijf persoonlijkheidsdimensies, die elk opgedeeld zijn in vijf zeven-punts adjectievenparen. Alle adjectieven zijn door alle proefpersonen beantwoord. Voordat daadwerkelijk de resultaten worden besproken is het noodzakelijk te weten of de resultaten consistent zijn. De homogeniteit tussen de vijf adjectieven per dimensie per personage is getoetst middels Cronbach´s Alpha:
Extraversie
Emotionele
Cultuur
Bereidheid
Zorgvuldigheid
stabiliteit Personage 1 Personage 2
Personage 3 Personage 4
.66
.48
.57
.80
.72
matig
onvoldoende
onvoldoende
goed
adequaat
.70
.44
.38
.69
.87
adequaat
onvoldoende
onvoldoende
matig
goed
.87
.46
.72
.84
.69
goed
onvoldoende
adequaat
goed
matig
.52
.43
.45
.79
.72
onvoldoende
onvoldoende
onvoldoende
adequaat
adequaat
Tabel 4.1: de interne consistentie van de vijf adjectieven per dimensie per personage (Cronbach´s Alpha >.80 is goed, .70 - .80 is adequaat, .60 -.70 is matig, <.60 is onvoldoende).
44
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 4 Wanneer we naar tabel 4.1 kijken, blijkt dat de uitkomsten uit de Cronbach´s Alpha analyse nogal verschillen. Over het algemeen worden de dimensies bereidheid en zorgvuldigheid vrij consistent beoordeeld. De overige drie dimensies: extraversie, emotionele stabiliteit en cultuur bevatten een aantal erg lage Cronbach´s Alpha scores. Deze lage uitkomsten kunnen twee oorzaken hebben: 1. De opstelling van de 25 adjectieven was niet goed, of 2. De taak, die de proefpersonen moesten uitvoeren, was erg moeilijk. Door bepaalde items weg te laten kunnen de score soms meer homogeen worden en weet je dat de gekozen items niet altijd even goed waren. Middels het weglaten van enkele erg laag scorende items is onderzocht of de oorzaak van de lage uitkomsten aan de opgestelde adjectievenlijst lag (Appendix B, pagina 78). Het blijkt dat het weglaten van één of meer items geen beduidend hogere uitkomsten oplevert. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de oorzaak van de lage scores uit de Cronbach´s Alpha analyse ligt aan het feit dat de proefpersonen de taak uit het experiment moeilijk vonden.
Nu we, wat het statische deel betreft, weten of en in hoeverre de resultaten consistent zijn, kunnen we de resultaten verder bekijken. Ter verduidelijking van de getrokken conclusies uit de analyse van de resultaten, zijn eerst de gemiddelde scoretotalen afgebeeld in tabel 4.2 en figuur 4.3.
Extraversie
Emotionele
Cultuur
Bereidheid
Zorgvuldigheid
stabiliteit Personage 1
16,20 (4,67)
19,10 (4,21)
16,90 (4,10)
19,10 (5,49)
23,13 (4,79)
Personage 2
23,33 (6,65)
18,97 (4,46)
22,97 (3,89)
24,53 (4,51)
18,33 (4,91)
Personage 3
19,83 (5,62)
20,90 (4,05)
18,97 (4,82)
22,93 (5,77)
23,63 (4,76)
Personage 4
13,47 (3,56)
19,70 (3,90)
13,23 (3,61)
12,17 (4,53)
21,47 (5,58)
Tabel 4.2: de gemiddelde scoretotalen per personage per persoonlijkheidsdimensie (score is minimaal 5, maximaal 35; standaardafwijking staat tussenhaakjes).
Voor de duidelijkheid zijn de scores uit tabel 4.2 ook nog eens in een staafdiagram gezet (figuur 4.3) waardoor al goed te zien is welke personages hoger op de verschillende dimensies scoren en welke personages lager.
personage 1 personage 2 personage 3 personage 4
35 30 25 20 15 10 5 extraversie
emotionele stabiliteit
cultuur
bereidheid
zorg vuldigheid
Figuur 4.3: de gemiddelde scoretotalen per personage per persoonlijkheidsdimensie weergegeven in een diagram.
45
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 4
Met behulp van een MANOVA (Multivariate ANalysis Of Variance) kan gekeken worden of er een hoofdeffect bestaat van het uiterlijk op de waargenomen persoonlijkheid van de agents. Of te wel kunnen we antwoord krijgen op de centrale vraag binnen het onderzoek: speelt uiterlijk een rol bij het afleiden van de persoonlijkheid van de ECAs? Uit de multivariate toets blijkt dat er sprake van een hoofdeffect van het uiterlijk is op de waargenomen persoonlijkheid F(15,310)=9.80, p<.01.
In het voorgaande hoofdstuk is besproken dat de waargenomen persoonlijkheid opgedeeld is in vijf persoonlijkheidsdimensies. Met behulp van de Tests of Between-Subjects Effects wordt per dimensie nagegaan of het uiterlijk hier invloed op uitoefent. Er wordt het volgende gevonden:
Er bestaat een effect van het uiterlijk op de mate in extraversie F(3,116)=20.13, p<.01; op de mate waarin de agent open staat voor ontwikkelingen (cultuur) F(3,116)=29.05, p<.01; op de mate waarin deze bereidwillig is F(3,116)=34.88, p<.01 en bovendien bestaat er een effect van het uiterlijk op de mate in zorgvuldigheid; F(3,116)=6.81, p<.01.
Daarentegen bestaat er geen effect van het uiterlijk op de mate van emotionele stabiliteit F(3,116)=1.35, p=.26. Dit is te zien in figuur 4.3. Bovendien liet de Cronbach´s Alpha op de dimensie emotionele stabiliteit al zien dat de proefpersonen erg inconsistent reageerden, ze hadden geen eenduidige mening op deze dimensie.
Middels de post hoc test kan worden gezien op welke dimensie het effect van het uiterlijk het grootst is. Oftewel welke van de 4 personages scoort hoog op de vijf persoonlijkheidsdimensies en welke minder hoog. De Post Hoc analyses staan afgebeeld per dimensie in de tabellen 4.4 t/m 4.8. 95%
Dependent
(I)GEZICHT
(J)GEZICHT
Mean Difference (I-J)
Confidence Interval Std. Error
Sig.
Variable EXTRAVERSIE
personage 1
personage 2
personage 3
personage 4
Lower
Upper
Bound
Bound
personage 2
-1,427*
,2709
,000
-2,133
-,720
personage 3
-,727*
,2709
,041
-1,433
-,020
personage 4
,547
,2709
,187
-,160
1,253
personage 1
1,427*
,2709
,000
,720
2,133
personage 3
,700
,2709
,053
-,006
1,406
personage 4
1,973*
,2709
,000
1,267
2,680
personage 1
,727*
,2709
,041
,020
1,433
personage 2
-,700
,2709
,053
-1,406
,006
personage 4
1,273*
,2709
,000
,567
1,980
personage 1
-,547
,2709
,187
-1,253
,160
personage 2
-1,973*
,2709
,000
-2,680
-1,267
personage 3
-1,273*
,2709
,000
-1,980
-,567
* The mean difference is significant at the .05 level.
46
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 4 Tabel 4.4: Post Hoc analyse van alle personage op de persoonlijkheidsdimensie extraversie.
47
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 4 Uit de post hoc analyse (zie tabel 4.4) is het volgende op te maken:
Personages 2 en 3 scoren significant hoger op de dimensie extraversie dan de personages 1 en 4. Het verschil tussen personage 2 en 3 en het verschil tussen personage 1 en 4 zijn beiden niet significant.
95%
Dependent
(I)GEZICHT
(J)GEZICHT
Mean Difference (I-J)
Confidence Interval Std. Error
Sig.
Variable EMOTIONELE
personage 1
Lower
Upper
Bound
Bound
personage 2
,027
,2149
,999
-,533
,587
personage 3
-,360
,2149
,341
-,920
,200
personage 4
-,120
,2149
,944
-,680
,440
personage 1
-,027
,2149
,999
-,587
,533
personage 3
-,387
,2149
,279
-,947
,173
personage 4
-,147
,2149
,904
-,707
,413
personage 1
,360
,2149
,341
-,200
,920
personage 2
,387
,2149
,279
-,173
,947
personage 4
,240
,2149
,680
-,320
,800
personage 1
,120
,2149
,944
-,440
,680
personage 2
,147
,2149
,904
-,413
,707
personage 3
-,240
,2149
,680
-,800
,320
STABILITEIT
personage 2
personage 3
personage 4
Tabel 4.5: Post Hoc analyse van alle personage op de persoonlijkheidsdimensie emotionele stabiliteit.
Uit de post hoc analyse (zie tabel 4.5) is het volgende op te maken:
De verschillen tussen alle personages op de dimensie emotionele stabiliteit zijn niet significant. 95%
Dependent
(I)GEZICHT
(J)GEZICHT
Mean Difference (I-J)
Confidence Interval Std. Error
Sig.
Variable CULTUUR
personage 1
personage 2
Lower
Upper
Bound
Bound
personage 2
-1,213*
,2132
,000
-1,769
-,657
personage 3
-,413
,2132
,218
-,969
,143
personage 4
,733*
,2132
,004
,177
1,289
personage 1
-1,213*
,2132
,000
,657
1,769
personage 3
,800*
,2132
,002
,244
1,356
personage 4
1,947*
,2132
,000
1,391
2,503
* The mean difference is significant at the .05 level.
Tabel 4.6: Post Hoc analyse van alle personage op de persoonlijkheidsdimensie cultuur. (deel 1/2)
48
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 4 95%
Dependent
(I)GEZICHT
(J)GEZICHT
Mean Difference (I-J)
Confidence Interval Std. Error
Sig.
Variable CULTUUR
personage 3
personage 4
Lower
Upper
Bound
Bound
personage 1
,413
,2132
,218
-,143
,969
personage 2
-,800*
,2132
,002
-1,356
-,244
personage 4
1,147*
,2132
,000
,591
1,703
personage 1
-,733*
,2132
,004
-1,289
-,177
personage 2
-1,947*
,2132
,000
-2,503
-1,391
personage 3
-1,147*
,2132
,000
-1,703
-,591
* The mean difference is significant at the .05 level.
Tabel 4.6: Post Hoc analyse van alle personage op de persoonlijkheidsdimensie cultuur. (deel 2/2)
Uit de post hoc analyse (zie tabel 4.6, deel 1 en 2) is het volgende op te maken:
Op de dimensie cultuur scoort personage 2 significant hoger dan de overige drie personages. Personage 3 scoort significant hoger dan de personage 1 en 4, waarbij het verschil tussen personage 1 en 3 niet significant is. Personage 4 komt over als het personage dat het minst openstaat voor nieuwe ontwikkelingen.
95%
Dependent
(I)GEZICHT
(J)GEZICHT
Mean Difference (I-J)
Confidence Interval Std. Error
Sig.
Variable BEREIDHEID
personage 1
personage 2
personage 3
personage 4
personage 2
Lower
Upper
Bound
Bound -,399
-1,087*
,2637
,000
-1,774
personage 3
-,767*
,2637
,022
-1,454
-,079
personage 4
1,387*
,2637
,000
,699
2,074
personage 1
1,087*
,2637
,000
,399
1,774
personage 3
,320
,2637
,619
-,367
1,007
personage 4
2,473*
,2637
,000
1,786
3,161
personage 1
,767*
,2637
,022
,079
1,454
personage 2
-,320
,2637
,619
-1,007
,367
personage 4
2,153*
,2637
,000
1,466
2,841
personage 1
-1,387*
,2637
,000
-2,074
-,699
personage 2
-2,473*
,2637
,000
-3,161
-1,786
personage 3
-2,153*
,2637
,000
-2,841
-1,466
* The mean difference is significant at the .05 level.
Tabel 4.7: Post Hoc analyse van alle personage op de persoonlijkheidsdimensie bereidheid.
49
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 4 Uit de post hoc analyse (zie tabel 4.7) is het volgende op te maken:
Personages 2 en 3 scoort significant hoger op de dimensie bereidheid dan de personages 1 en 4. Het verschil tussen personage 2 en 3 is niet significant. Volgens de proefpersonen is het personage 4 het minst bereidwillig.
95%
Dependent Variable
ZORGVULDIGHEID
(I)GEZICHT
personage 1
personage 2
personage 3
personage 4
(J)GEZICHT
Mean Difference (I-J)
Confidence Interval Std. Error
Sig.
Lower
Upper
Bound
Bound
personage 2
,960*
,2593
,002
,284
1,636
personage 3
-,100
,2593
,980
-,776
,576
personage 4
,333
,2593
,574
,343
1,009
personage 1
-,960*
,2593
,002
-1,636
-,284
personage 3
-1,060*
,2593
,000
-1,736
-,384
personage 4
-,627
,2593
,080
-1,303
,049
personage 1
,100
,2593
,980
-,576
,776
personage 2
-1,060*
,2593
,000
,384
1,736
personage 4
,433
,2593
,344
-,243
1,109
personage 1
-,333*
,2593
,574
-1,009
,343
personage 2
,627*
,2593
,080
-,049
1,303
personage 3
-,433*
,2593
,344
-1,109
,243
* The mean difference is significant at the .05 level.
Tabel 4.8: Post Hoc analyse van alle personage op de persoonlijkheidsdimensie zorgvuldigheid. Uit de post hoc analyse (zie tabel 4.8) is het volgende op te maken:
Personages 1 en 3
scoort significant hoger op de dimensie zorgvuldigheid dan de
personages 2 en 4. Personages 1 en 3, 1 en 4 en de personages 3 en 4 verschillen allen niet significant. De proefpersonen zijn van mening dat personage 2 het minst zorgvuldig overkomt.
Kortom uit het statische deel blijkt dat het uiterlijk zeker invloed kan uitoefenen op de waargenomen persoonlijkheid van ECAs. In figuur 4.3 is goed te zien dat de dimensies extraversie, cultuur en bereidheid dezelfde trends laten zien. Bij deze drie dimensies scoort het uiterlijk van personage 2 het hoogst. In tegenstelling tot uiterlijk 4 dat telkens juist de laagste score heeft op deze dimensies. De proefpersonen hebben in het statische deel het meest moeite gehad een oordeel te vormen op de dimensie emotionele stabiliteit. Emotionele stabiliteit is dus moeilijk af te lezen van alleen een afbeelding van een ECA. Opvallend is dat personage 2 juist op de mate van zorgvuldigheid significant het laagst scoort. Al met al kan gezegd worden dat het uiterlijk een duidelijke invloed heeft op de waargenomen persoonlijkheid. In het dynamische deel gaan we verder onderzoeken welke invloed de audiovisuele cues naast het uiterlijk nog kunnen uitoefenen.
50
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 4
4.2 De resultaten van het dynamische deel Net als bij het statisch deel zullen we eerst middels de Cronbach´s Alpha analyse kijken of de resultaten van dit deel consistent zijn gescoord.
Extraversie
Emotionele
Cultuur
Bereidheid
Zorgvuldigheid
stabiliteit Personage 1
.50
.75
.51
.85
.85
+ IC
onvoldoende
adequaat
onvoldoende
goed
goed
Personage 1
.85
.48
.42
.75
.85
+ EC
goed
onvoldoende
onvoldoende
adequaat
goed
Personage 2
.74
.59
.50
.85
.65
+ IC
adequaat
onvoldoende
onvoldoende
goed
matig
Personage 2
.69
.63
.84
.38
.71
+ EC
matig
matig
goed
onvoldoende
adequaat
Personage 3
.76
.46
.34
.58
.84
+ IC
adequaat
onvoldoende
onvoldoende
onvoldoende
goed
Personage 3
.77
.69
.75
.82
.72
+ EC
adequaat
matig
adequaat
goed
adequaat
Personage 4
.74
.21
.15
.19
.87
+ IC
adequaat
onvoldoende
onvoldoende
onvoldoende
goed
Personage 4
.64
.39
.34
.92
.54
+ EC
matig
onvoldoende
onvoldoende
goed
onvoldoende
Tabel 4.9: de interne consistentie van de vijf adjectieven per dimensie per personage (Cronbach´s Alpha >.80 is goed, .70 - .80 is adequaat, .60 -.70 is matig, <.60 is onvoldoende).
Net als bij het statische deel blijkt dat de scores van de Cronbach´s Alpha erg wisselend zijn. Met name op de dimensies emotionele stabiliteit, cultuur en bereidheid hebben de proefpersonen moeite de items te beoordelen. In geen van de gevallen kan er consequent één bepaald item uit een dimensie gehaald worden, zodat dit winst oplevert voor alle personages (zie Appendix B, pagina 78 en 79). Niet alleen persoonlijkheid aflezen door middel van een afbeelding blijkt moeilijk te zijn, ook wanneer het personage een zin uitspreekt en ondersteund wordt door audiovisuele cues, lijkt het er op dat de proefpersonen het moeilijk vinden om de personages te beoordelen.
Uit de analyse van de resultaten van het statische deel is duidelijk geworden dat er een hoofdeffect bestaat van het uiterlijk op de waargenomen persoonlijkheid van de embodied conversational agents. In het dynamische deel gaan we nog een stap verder, hier kijken we of naast het uiterlijk ook de audiovisuele cues effect hebben op de waargenomen persoonlijkheid. En bovendien of er een interactie bestaat tussen het uiterlijk en de audiovisuele cues.
51
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 4 Oftewel bestaat er een effect van het uiterlijk op de invloed van de audiovisuele cues op de waargenomen persoonlijkheid? Ter verduidelijking van de getrokken conclusies uit de analyse van de resultaten uit het dynamische deel, zijn de gemiddelde scoretotalen eerst afgebeeld in tabel 4.10.
Extraversie
Emotionele
Cultuur
Bereidheid
Zorgvuldigheid
stabiliteit Personage 1 + IC Personage 1 + EC Personage 2 + IC Personage 2 + EC Personage 3 + IC Personage 3 + EC Personage 4 + IC Personage 4 + EC
19,53 (4,13)
24,63 (2,62)
17,17 (3,61)
21,23 (5,90)
24,47 (4,91)
27,03 (4,76)
21,97 (3,47)
24,33 (3,71)
29,60 (3,87)
28,60 (5,32)
19,53 (5,03)
19,77 (4,34)
17,37 (3,25)
20,87 (5,38)
20,57 (4,18)
23,10 (4,45)
22,37 (4,00)
25,27 (4,20)
27,27 (3,79)
23,77 (4,11)
14,93 (4,16)
16,53 (3,48)
17,13 (2,98)
22,47 (3,40)
18,77 (4,81)
15,73 (4,66)
21,10 (6,23)
14,53 (5,22)
21,10 (5,73)
21,97 (4,85)
13,20 (3,23)
17,40 (3,84)
14,10 (2,77)
15,80 (2,94)
22,43 (6,52)
13,83 (3,86)
19,53 (3,59)
15,17 (3,69)
15,83 (7,01)
24,97 (3,51)
Tabel 4.10: de gemiddelde scoretotalen per personage per persoonlijkheidsdimensie (score is minimaal 5, maximaal 35; standaardafwijking staat tussenhaakjes).
Uit de MANOVA bleek het volgende: Er bestaat een hoofdeffect van het uiterlijk op de waargenomen persoonlijkheid F(15,630)=22.28, p<.01. Bovendien bestaat er ook een hoofdeffect van de audiovisuele cues op de waargenomen persoonlijkheid F(5,228)=12.89, p<.01; en is er interactie tussen uiterlijk en audiovisuele cues F(15,630)=10.07, p<.01. Wanneer we kijken naar tabel 4.10 en figuur 4.11 kunnen we goed zien wat deze interactie precies is: alle animaties met extraverte cues krijgen ook een extraverte beoordeling (scoren hoger op de dimensie extraversie), maar dit effect is veel sterker voor personage 1 en 2, dan voor personage 3 en 4.
Middels de Tests of Between-Subjects Effects kan na worden gegaan welke invloed het uiterlijk en de audiovisuele cues precies hebben per persoonlijkheidsdimensie. Om de resultaten te expliciteren zal allereerst per dimensie alle resultaten worden afgebeeld in een staafdiagram (zie figuur 4.11, 4.14, 4.16, 4.19 en 4.22), waarna we de uitkomsten uit de test zullen bespreken. Ten slotte zal per dimensie worden bekeken welke verschijningsvormen significant hoger of lager scoren op de desbetreffende dimensies. Dit zal worden onderzocht middels een post hoc test. In vergelijking met het statische deel zal hierbij ook de audiovisuele cues betrokken worden.
52
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 4
35 30 25 introverte cues extraverte cues
20 15 10 5
pers.1
pers.2
pers.3
pers.4
Figuur 4.11: de gemiddelde scoretotalen per personage op de persoonlijkheidsdimensie extraversie (verdeeld in introverte en extraverste cues).
Er is een effect van het uiterlijk op de dimensie extraversie F(3,232)= 70.34, p<.01. Ook blijkt dat de audiovisuele cues invloed uit oefenen op de mate in extraversie F(1,232)= 31.41, p<.01. En tenslotte bestaat er op deze dimensie ook een interactie tussen uiterlijk en audiovisuele cues F(3,232)= 8.30, p<.01. 95%
Dependent
(I)GEZICHT
(J)GEZICHT
Mean Difference (I-J)
Confidence Interval Std. Error
Sig.
Variable EX.IC
personage 1
personage 2
personage 3
personage 4
Lower
Upper
Bound
Bound
personage 2
,000
,2162
1,000
-,564
,564
personage 3
,920*
,2162
,000
,356
1,484
personage 4
1,267*
,2162
,000
,703
1,830
personage 1
,000
,2162
1,000
-,564
,564
personage 3
,920*
,2162
,000
,356
1,484
personage 4
1,267*
,2162
,000
,703
1,830
personage 1
-,920*
,2162
,000
-1,484
-,356
personage 2
-,920*
,2162
,000
-1,484
-,356
personage 4
,347
,2162
,381
-,217
,910
personage 1
-1,267*
,2162
,000
-1,830
-,703
personage 2
-1,267*
,2162
,000
-1,830
-,703
personage 3
-,347
,2162
,381
-,910
,217
* The mean difference is significant at the .05 level. Tabel 4.12: de Post Hoc analyse van de personages met introverte cues op de dimensie extraversie.
53
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 4 95%
Dependent
(I)GEZICHT
(J)GEZICHT
Mean Difference (I-J)
Confidence Interval Std. Error
Sig.
Variable EX.EC
personage 1
personage 2
personage 3
personage 4
Lower
Upper
Bound
Bound
personage 2
,787*
,2296
,005
,188
1,385
personage 3
2,260*
,2296
,000
1,661
2,859
personage 4
2,640*
,2296
,000
2,041
3,239
personage 1
-,787*
,2296
,005
-1,385
-,188
personage 3
1,473*
,2296
,000
,875
2,072
personage 4
1,853*
,2296
,000
1,255
2,452
personage 1
-2,260*
,2296
,000
-2,859
-1,661
personage 2
-1,473*
,2296
,000
-2,072
-,875
personage 4
,380
,2296
,352
-,219
,979
personage 1
-2,640*
,2296
,000
-3,239
-2,041
personage 2
-1,853*
,2296
,000
-2,452
-1,255
personage 3
-,380
,2296
,352
-,979
,219
* The mean difference is significant at the .05 level.
Tabel 4.13: de Post Hoc analyse van de personages met extraverte cues op de dimensie extraversie.
Wat de dimensie extraversie aangaat is uit de post hoc analyse (tabel 4.12 en 4.13) het volgende op te maken:
De personages 1 en 2 met introverte cues scoren significant hoger op de dimensie extraversie dan de personages 3 en 4. personage 1 en 2 met introverte cues verschillen niet significant op de dimensie extraversie.
Personage 3 met introverte cues scoort significant hoger op de dimensie extraversie dan personage 4.
Personage 1 met extraverte cues scoort het hoogst op de dimensie extraversie in vergelijking met personage 2,3 en 4.
Net als bij de personages met de introverte cues scoort personage 4 met extraverte cues significant lager op deze dimensie dan de overige personages.
35 30 25 introverte cues extraverte cues
20 15 10 5
pers.1
pers.2
pers.3
pers.4
Figuur 4.14: de gemiddelde scoretotalen per personage op de persoonlijkheidsdimensie emotionele stabiliteit
53
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 4 In tegenstelling tot het statische deel bestaat er in het dynamische deel van het experiment wel een effect van het uiterlijk op de dimensie emotionele stabiliteit F(3,232)= 18.28, p<.01. Wanneer we de Cronbach´s Alpha van het statische deel vergelijken met die van het dynamische deel op deze dimensie dan is al te zien dat ze bij het dynamische deel een stuk hoger vallen. Daarentegen blijkt dat de audiovisuele cues wél invloed uit oefenen op de mate in emotionele stabiliteit F(1,232)= 9.99, p<.01. En tenslotte bestaat er op deze dimensie ook een interactie tussen uiterlijk en audiovisuele cues F(3,232)= 8.56, p<.01. De precieze interactie tussen uiterlijk en audiovisuele cues is weer duidelijk af te lezen uit tabel 4.10 en figuur 4.14: animatie 2,3 en 4 met extraverte cues worden emotioneel stabieler beoordeeld dan dezelfde animaties met introverte cues, dit effect is voor personage 3 duidelijk sterker dan voor personage 2 en 4.
95% Confidence
Dependent
(I)GEZICHT
(J)GEZICHT
Mean Difference (I-J)
Interval Std. Error
Sig.
Variable EM.IC
personage 1
personage 2
personage 3
personage 4
EM.EC
personage 1
personage 2
personage 3
personage 4
Lower
Upper
Bound
Bound
personage 2
,973*
,1871
,000
,603
1,344
personage 3
1,620*
,1871
,000
1,249
1,991
personage 4
1,447*
,1871
,000
1,076
1,817
personage 1
-,973*
,1871
,000
-1,344
-,603
personage 3
,647*
,1871
,001
,276
1,017
personage 4
,473*
,1871
,013
,103
,844
personage 1
-1,620*
,1871
,000
-1,991
-1,249
personage 2
-,647*
,1871
,001
-1,017
-,276
personage 4
-,173
,1871
,356
-,544
,197
personage 1
-1,447*
,1871
,000
-1,817
-1,076
personage 2
-,473*
,1871
,013
-,844
-,103
personage 3
,173
,1871
,356
-,197
,544
personage 2
-,080
,2304
,729
-,536
,376
personage 3
,173
,2304
,453
-,283
,630
personage 4
,487*
,2304
,037
,030
,943
personage 1
,080
,2304
,729
-,376
,536
personage 3
,253
,2304
,274
-,203
,710
personage 4
,567*
,2304
,015
,110
1,023
personage 1
-,173
,2304
,453
-,630
,283
personage 2
-,253
,2304
,274
-,710
,203
personage 4
,313
,2304
,177
-,143
,770
personage 1
-,487*
,2304
,037
-,943
-,030
personage 2
-,567*
,2304
,015
-1,023
-,110
personage 3
-,313
,2304
,177
-,770
,143
* The mean difference is significant at the .05 level.
Tabel 4.15: de Post Hoc analyse van de personages met introverte - en extraverte cues op de dimensie emotionele stabiliteit.
54
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 4 Met betrekking tot de dimensie emotionele stabiliteit is uit de post hoc analyse (tabel 4.15) het volgende op te maken:
Het personage 1 met introverte cues is het meest emotioneel stabiel in vergelijking met de personages 2,3 en 4. personage 3 en 4 met introverte cues verschillen niet significant in de mate van emotionele stabiliteit. Personage 3 met introverte cues scoort het laagst op deze dimensie.
Personage 2 met extraverte cues is het meest emotioneel stabiel in vergelijking met de personages 1,3 en 4. Alleen de personages 1 en 4 en 2 en 4 verschillen significant met elkaar in de mate van emotionele stabiliteit. In tegenstelling tot de personages met introverte cues wordt personage 4 als het meest emotioneel instabiel gezien van de personages met extraverte cues op deze dimensie.
35 30 25 introverte cues extraverte cues
20 15 10 5
pers.1
pers.2
pers.3
pers.4
Figuur 4.16: de gemiddelde scoretotalen per gezicht op de persoonlijkheidsdimensie cultuur
Het uiterlijk oefent invloed uit op de dimensie cultuur F(3,232)= 49.11, p<.01. Ook blijkt dat de audiovisuele cues effect hebben op de mate waarin de personages openstaan voor nieuwe ontwikkelingen F(1,232)= 48.86, p<.01. En tenslotte bestaat er op deze dimensie ook een interactie tussen uiterlijk en audiovisuele cues F(3,232)= 26.99, p<.01. Animatie 1,2 en 4 met extraverte cues worden hoger op de dimensie cultuur beoordeeld dan dezelfde animaties met introverte cues, zo blijkt uit tabel 4.10 en figuur 4.16. Dit effect is voor personage 1 en 2 veel sterker dan voor personage 4.
95% Confidence
Dependent
(I)GEZICHT
(J)GEZICHT
Mean Difference (I-J)
Interval Std. Error
Sig.
Variable CU.IC
personage 1
personage 2
Lower
Upper
Bound
Bound
personage 2
-,040
,1637
,807
-,364
,284
personage 3
,007
,1637
,968
-,318
,331
personage 4
,613*
,1637
,000
,289
,938
personage 1
,040
,1637
,807
-,284
,364
personage 3
,047
,1637
,776
-,278
,371
personage 4
,653*
,1637
,000
,329
,978
* The mean difference is significant at the .05 level.
55
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 4 Tabel 4.17: de Post Hoc analyse van de personages met introverte cues op de dimensie cultuur. 95% Confidence
Dependent
(I)GEZICHT
(J)GEZICHT
Mean Difference (I-J)
Interval Std. Error
Sig.
Variable CU.IC
personage 3
personage 4
CU.EC
personage 1
personage 2
personage 3
personage 4
Lower
Upper
Bound
Bound
personage 1
-,007
,1637
,968
-,331
,318
personage 2
-,047
,1637
,776
-,371
,278
personage 4
,607*
,1637
,000
,282
,931
personage 1
-,613*
,1637
,000
-,938
-,289
personage 2
-,653*
,1637
,000
-,978
-,329
personage 3
-,607*
,1637
,000
-,931
-,282
personage 2
-,187
,2195
,397
-,621
,248
personage 3
1,960*
,2195
,000
1,525
2,395
personage 4
1,833*
,2195
,000
1,399
2,268
personage 1
,187
,2195
,397
-,248
,621
personage 3
2,147*
,2195
,000
1,712
2,581
personage 4
2,020*
,2195
,000
1,585
2,455
personage 1
-1,960*
,2195
,000
-2,395
-1,525
personage 2
-2,147*
,2195
,000
-2,581
-1,712
personage 4
-,127
,2195
,565
-,561
,308
personage 1
-1,833*
,2195
,000
-2,268
-1,399
personage 2
-2,020*
,2195
,000
-2,455
-1,585
personage 3
,127
,2195
,565
-,308
,561
* The mean difference is significant at the .05 level.
Tabel 4.18: de Post Hoc analyse van de personages met introverte - en extraverte cues op de dimensie cultuur.
Wat de dimensie cultuur betreft is uit de post hoc analyse (tabel 4.17 en 4.18) het volgende op te maken:
Personage 2 met introverte cues scoort het hoogst op de dimensie cultuur en personage 4 met introverte cues scoort het laagst op deze dimensie. Alleen personage 4 verschilt significant met de personages 1,2 en 3 op deze dimensie.
Personage 1 met introverte cues scoort significant hoger op cultuur dan personage 3 met introverte cues.
Ook personage 2 met extraverte cues scoort het hoogst op de dimensie cultuur, echter niet personage 4 maar personage 3 met extraverte cues scoort significant lager in de mate van openstaan voor ontwikkelingen dan de andere personages.
Personage 1 en 2 met extraverte cues en personage 3 en 4 met extraverte cues verschillen niet significant met elkaar op deze dimensie.
Personage 1 met extraverte cues scoort hoger op de dimensie cultuur dan personage 4 met extraverte cues.
56
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 4
35 30 25 introverte cues extraverte cues
20 15 10 5
pers.1
pers.2
pers.3
pers.4
Figuur 4.19: de gemiddelde scoretotalen per gezicht op de persoonlijkheidsdimensie bereidheid (verdeeld in introverte en extraverste cues).
De mate waarin de personages bereidwillig zijn wordt beïnvloed door het uiterlijk F(3,232)= 44.29, p<.01. Ook blijkt dat de audiovisuele cues invloed uitoefenen op de mate van bereidwilligheid F(1,232)= 27.74, p<.01. En tenslotte bestaat er op deze dimensie ook een interactie tussen uiterlijk en audiovisuele cues F(3,232)= 13.88, p<.01. Aan figuur 4.19 is goed te zien dat er een effect van het uiterlijk is op de invloed van de audiovisuele cues. De animaties 1 en 2 scoren met extraverte cues erg hoog op de dimensie bereidheid, terwijl de audiovisuele cues bij animatie 4 totaal geen invloed uit oefenen.
95% Confidence
Mean
Interval
Difference Dependent
(I)GEZICHT
(J)GEZICHT
Std. Error
(I-J)
Sig.
Variable BE.IC
personage 1
personage 2
personage 3
personage 4
Lower
Upper
Bound
Bound
personage 2
,073
,2366
,757
-,395
,542
personage 3
-,247
,2366
,299
-,715
,222
personage 4
1,087*
,2366
,000
,618
1,555
personage 1
-,073
,2366
,757
-,542
,395
personage 3
-,320
,2366
,179
-,789
,149
personage 4
1,013*
,2366
,000
,545
1,482
personage 1
,247
,2366
,299
-,222
,715
personage 2
,320
,2366
,179
-,149
,789
personage 4
1,333*
,2366
,000
,865
1,802
personage 1
-1,087*
,2366
,000
-1,555
-,618
personage 2
-1,013*
,2366
,000
-1,482
-,545
personage 3
-1,333*
,2366
,000
-1,802
-,865
* The mean difference is significant at the .05 level. Tabel 4.20: de Post Hoc analyse van de personages met introverte cues op de dimensie bereidheid.
57
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 4
95% Confidence
Mean
Interval
Difference Dependent
(I)GEZICHT
(J)GEZICHT
Std. Error
(I-J)
Sig.
Variable BE.EC
personage 1
personage 2
personage 3
personage 4
Lower
Upper
Bound
Bound
personage 2
,467
,2722
,089
-,073
1,006
personage 3
1,700*
,2722
,000
1,161
2,239
personage 4
2,753*
,2722
,000
2,214
3,293
personage 1
-,467
,2722
,089
-1,006
,073
personage 3
1,233*
,2722
,000
,694
1,773
personage 4
2,287*
,2722
,000
1,747
2,826
personage 1
-1,700*
,2722
,000
-2,239
-1,161
personage 2
-1,233*
,2722
,000
-1,773
-,694
personage 4
1,053*
,2722
,000
,514
1,593
personage 1
-2,753*
,2722
,000
-3,293
-2,214
personage 2
-2,287*
,2722
,000
-2,826
-1,747
personage 3
-1,053*
,2722
,000
-1,593
-,514
* The mean difference is significant at the .05 level. Tabel 4.21: de Post Hoc analyse van de personages met extraverte cues op de dimensie bereidheid.
Uit de post hoc analyse (tabel 4.20 en 4.21) is het volgende op te maken met betrekking tot de dimensie bereidheid:
Opvallend feit is dat personage 3 met introverte cues het meest bereidwillig is bij eerder genoemde dimensies scoorden de personages 1 en 2 telkens significant hoger dan personages 3 en 4. Net als bij de overige dimensie scoort ook hier personage 4 met introverte cues het laagste in de mate van bereidwilligheid.
Personage 1 met introverte cues is meer bereidwillig overgekomen dan personage 2 met introverte cues.
Echter bij de personages met extraverte cues scoort personage 1 weer significant hoger dan de rest. Wederom komt personage 4 met extraverte cues het minst bereidwillig over.
Personage 2 met extraverte cues heeft een grotere bereidwillige persoonlijkheid volgende de proefpersonen dan personage 3 met extraverte cues.
58
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 4
35 30 25 introverte cues extraverte cues
20 15 10 5
pers.1
pers.2
pers.3
pers.4
Figuur 4.22: de gemiddelde scoretotalen per gezicht op de persoonlijkheidsdimensie zorgvuldigheid (verdeeld in introverte en extraverste cues).
Er is een effect van het uiterlijk op de dimensie extraversie F(3,232)= 17.40, p<.01. Ook blijkt dat de audiovisuele cues invloed uit oefenen op de mate in extraversie F(1,232)= 27.22, p<.01. Maar er bestaat geen interactie tussen uiterlijk en audiovisuele cues op deze dimensie F(3,232)= 0.28. p=.84. In figuur 4.22 is goed te zien dat het verschil tussen de introverte - en extraverte cues voor alle personages ongeveer gelijk is, daaraan kan al worden gezien dat het uiterlijk geen effect heeft op de invloed van de audiovisuele cues op de zorgvuldigheid van de personages.
95% Confidence Mean Dependent
(I)GEZICHT
(J)GEZICHT
Difference
Std. Error
Sig.
(I-J)
Variable ZV.IC
Interval
personage 1
personage 2
personage 3
personage 4
Lower
Upper
Bound
Bound
personage 2
,780*
,2674
,004
,250
1,310
personage 3
1,140*
,2674
,000
,610
1,670
personage 4
,407
,2674
,131
-,123
,936
personage 1
-,780*
,2674
,004
-1,310
-,250
personage 3
,360
,2674
,181
-,170
,890
personage 4
-,373
,2674
,165
-,903
,156
personage 1
-1,140*
,2674
,000
-1,670
-,610
personage 2
-,360
,2674
,181
-,890
,170
personage 4
-,733*
,2674
,007
-1,263
-,204
personage 1
-,407
,2674
,131
-,936
,123
personage 2
,373
,2674
,165
-,156
,903
personage 3
,733*
,2674
,007
,204
1,263
* The mean difference is significant at the .05 level. Tabel 4.23: de Post Hoc analyse van de personages met introverte cues op de dimensie zorgvuldigheid.
59
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 4
95% Confidence
Mean
Interval
Difference Dependent
(I)GEZICHT
(J)GEZICHT
Std. Error
(I-J)
Sig.
Variable ZV.EC
personage 1
personage 2
personage 3
personage 4
Lower
Upper
Bound
Bound
personage 2
,967*
,2323
,000
,507
1,427
personage 3
1,327*
,2323
,000
,867
1,787
personage 4
,727*
,2323
,002
,267
1,187
personage 1
-,967*
,2323
,000
-1,427
-,507
personage 3
,360
,2323
,124
-,100
,820
personage 4
-,240
,2323
,304
-,700
,220
personage 1
-1,327*
,2323
,000
-1,787
-,867
personage 2
-,360
,2323
,124
-,820
,100
personage 4
-,600*
,2323
,011
-1,060
-,140
personage 1
-,727*
,2323
,002
-1,187
-,267
personage 2
,240
,2323
,304
-,220
,700
personage 3
,600*
,2323
,011
,140
1,060
* The mean difference is significant at the .05 level. Tabel 4.23: de Post Hoc analyse van de personages met extraverte cues op de dimensie zorgvuldigheid.
Betreffende de dimensie zorgvuldigheid is uit de post hoc analyse (tabel 4.23) het volgende op te maken:
Personage 1 met introverte cues is het meest zorgvuldig overgekomen. Op deze dimensie scoort personage 4 met introverte cues erg hoog, namelijk significant hoger dan de personages 2 en 3 met introverte cues.
De personages 1 en 2, personages 1 en 3 en personages 3 en 4 met introverte cues verschillen significant in de mate van zorgvuldigheid.
Ook bij de personages met extraverte cues komt personage 4 na personage 1 het meest zorgvuldig over. Personage 2 met extraverte cues scoort hoger in de mate van zorgvuldigheid dan personage 3 met extraverte cues.
De personages 2 en 3 en de personages 2 en 4 met extraverte cues verschillen niet significant in de mate van zorgvuldigheid.
Uit het dynamische deel van het experiment blijkt dat naast het uiterlijk zeker ook de audiovisuele cues een effect hebben op de persoonlijkheidsdimensies. Als dit niet zo was geweest, waren de uitkomsten van het statische deel gelijk aan de uitkomsten van dit laatste deel. Het dynamische deel laat zien dat dit niet het geval is. Wanneer we tabel 4.6 tot en met 4.10 naast elkaar leggen, valt op dat, buiten de dimensie emotionele stabiliteit, de overige staafdiagrammen over het geheel gezien hetzelfde plaatje laat zien. Personage 1 en 2 scoren significant hoger dan personage 3 en 4, hetzelfde
60
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 4 geldt voor
personages met extraverte cues, zij scoren significant hoger dan personages met
introverte cues. In hoofdstuk 5 zal dieper op de verdere conclusie worden ingegaan.
61
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 5
V
Conclusie, discussie en aanbevelingen
bos
In dit laatste hoofdstuk zullen de onderzoeksresultaten nader worden toegelicht. Allereerst zullen we in de conclusie de resultaten van het statische deel vergelijken met het dynamische deel. Vervolgens zullen we enkele verbeterpunten van het experiment bespreken middels een kritische reflectie. Bovendien zullen we dit onderzoek vergelijken met het onderzoek uitgevoerd door Van Buren (zie hoofdstuk 1, pagina 19). Van Buren´s
onderzoek fungeerde namelijk als vertrekpunt voor dit
onderzoek. Hoofdstuk 5 zal worden afgesloten met aanbevelingen die van belang kunnen zijn voor de ontwikkelingen van embodied conversational agents en toekomstig onderzoek naar de persoonlijkheid van ECAs.
5.1 Conclusie In het voorgaande hoofdstuk zijn al enkele vergelijkingen gemaakt tussen het statische en het dynamische deel van het experiment. In de conclusie wordt nog dieper op de relatie tussen het statische en het dynamische deel ingegaan. Om duidelijk weer te geven wat deze relatie is, staan de gemiddelde scoretotalen van beiden onderdelen per persoonlijkheidsdimensie afgebeeld in tabel 5.1.
Extraversie
Emotionele
Cultuur
Bereidheid
Zorgvuldigheid
stabiliteit Personage 1
16,20
19,10
16,90
19,10
23,13
Personage 1 + IC
19,53
24,63
17,17
21,23
24,47
Personage 1 + EC
27,03
21,97
24,33
29,60
28,60
Personage 2
23,33
18,97
22,97
24,53
18,33
Personage 2 + IC
19,53
19,77
17,37
20,87
20,57
Personage 2 + EC
23,10
22,37
25,27
27,27
23,77
Personage 3
19,83
20,90
18,97
22,93
23,63
Personage 3 + IC
14,93
16,53
17,13
22,47
18,77
Personage 3 + EC
15,73
21,10
14,53
21,10
21,97
Personage 4
13,47
19,70
13,23
12,17
21,47
Personage 4 + IC
13,20
17,40
14,10
15,80
22,43
Personage 4 + EC
13,83
19,53
15,17
15,83
24,97
Tabel 5.1: gemiddelde scoretotalen van statische en dynamische deel per persoonlijkheidsdimensie.
Het doel van het onderzoek is te toetsen welke invloed de 'fysieke verschijning' van embodied conversational agents en de audiovisuele cues hebben op hun waargenomen persoonlijkheid. Als we naar de scores op extraversie kijken is te zien dat in het statische deel personage 1 erg laag scoort en personage 2 erg hoog, terwijl personage 1 met extraverte cues in het dynamische deel juist hoger scoort dan personage 2 met extraverte cues.
61
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 5 Daarnaast verschillen de scores op extraversie voor deze twee personages met introverte cues helemaal niet. Het lijkt er dus op dat de introverte cues voor personage 2 ertoe leiden dat dit personage minder extravert overkomt, terwijl de extraverte cues bij personage 1 ertoe lijken te leiden dat deze meer extravert overkomt. Over het algemeen geldt dat de personages met extraverte cues hoger scoren dan de personages met introverte cues. Dit betreft niet alleen de waargenomen mate van extraversie, maar ook enkele andere persoonlijkheidsdimensies.
Wanneer we kijken naar de resultaten op de dimensie emotionele stabiliteit is te zien dat de resultaten van de vier personages in het statische deel niet significant verschillen. Maar de toevoeging van de audiovisuele cues in het dynamische deel zorgt er voor dat de personages wel significant van elkaar verschillen. Het lijkt er dus op dat het uiterlijk alleen, geen invloed heeft op de mate van emotionele stabiliteit, terwijl de toevoeging van de cues ervoor kan zorgen dat het uiterlijk wel invloed kan uitoefenen. Over het algemeen gezien versterken de extraverte cues de emotionele stabiliteit. Opvallend feit is dat bij personage 1 juist de introverte cues tot gevolg hebben dat dit personage meer emotioneel stabiel overkomt.
Bij de dimensie cultuur verschillen de scores van personage 1 en 3 in het statische deel niet significant, terwijl de scores voor deze personages in het dynamische deel erg verschillen. De introverte cues hebben op zowel personage 1, 2 en 3 hetzelfde effect, de scores zijn hier laag. Terwijl het effect van de extraverte cues per personage erg verschilt. De extraverte cues zorgen bij personage 1 en 2 ervoor dat deze personages erg hoog scoren op cultuur, terwijl dezelfde cues bij personage 3 ertoe lijken te leiden dat deze erg laag scoort op cultuur, zelfs lager dan bij de toevoeging van de introverte cues. Ditzelfde effect zien we ook bij de persoonlijkheidsdimensie bereidheid.
De scores op zorgvuldigheid laat duidelijk zien dat de audiovisuele cues de mate van zorgvuldigheid versterken waarbij de extraverte cues de meeste invloed hebben op de zorgvuldigheid van de computerpersonages. Dit effect is voor alle personages vergelijkbaar. Opvallend is dat in vergelijking met de andere dimensies personage 4 op deze dimensie hoog scoort. Als we deze resultaten bekijken kunnen we ons afvragen of de benaming extraverte en introverte cues wel correct is. Tenslotte leiden de extraverte settings niet alleen tot hogere scores op de waargenomen mate van extraversie, maar leiden ze ook tot systematisch hogere scores op de andere dimensies. We kunnen ons afvragen of er een verband bestaat tussen de vijf persoonlijkheidsfactoren. Volgens hoofdstuk 1 (pagina 9) zijn extraverte personen sociale mensen, die graag in het gezelschap van anderen vertoeven. Naast hun voorkeur voor gezelschap, zijn ze ook assertief, actief, en spraakzaam. Bovendien zijn ze opgewekt van aard, open, energiek en optimistisch. Personen die opgewekt en optimistisch van aard zijn, zullen eerder emotioneel stabiel dan emotioneel instabiel overkomen. Het ene persoonlijkheidskenmerk vloeit voort uit het andere, zo zullen sociale personen zich eerder verplaatsen in anderen en is de kans groot dat ze als bereidwillig worden gezien.
62
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 5 Bovendien lijken assertieve mensen doelgericht en goedgeorganiseerd, waardoor ze waargenomen worden als zorgvuldige mensen. Kortom er bestaat in die zin een duidelijke relatie tussen de vijf persoonlijkheidsdimensies. Het lijkt daardoor vrijwel logisch dat wanneer extraverte cues de waargenomen mate van extraversie beïnvloeden, dit ook hetzelfde effect kan hebben op de andere persoonlijkheidsdimensies.
De onderzoeksresultaten hebben laten zien dat audiovisuele cues invloed kunnen uitoefenen op de waargenomen persoonlijkheid van computerpersonages. De sterkte van deze invloed is afhankelijk van de fysieke verschijning van de embodied conversational agents. Met name bij personage 1 en 2 is dit effect het grootst, bij personage 3 en 4 zijn de scores tamelijk gemiddeld (zowel bij het statische als het dynamische deel). We kunnen ons afvragen of het uiterlijk van personage 3 en 4 zo´n sterke invloed heeft op de beoordeling dat de audiovisuele cues hier verder bijna geen effect meer op hebben. Veel proefpersonen uit het dynamische deel merkten op dat ze met name personage 4 erg onsympathiek vonden overkomen. De reden waarom ze dit personage onsympathiek vonden was puur het uiterlijk. Het effect van de audiovisuele cues lijkt op deze manier totaal vervaagd. Kortom middels het uiterlijk en de audiovisuele cues kunnen ECAs een bepaalde persoonlijkheid overbrengen. Variatie in uiterlijk en variatie in spraak, gaze en wenkbrauwbewegingen kan de waarneming van de persoonlijkheid veranderen.
5.2 Discussie Uit de conclusie blijkt dat er duidelijke resultaten uit het experiment naar voren zijn gekomen. Het onderzoek heeft aangetoond dat er een sterke invloed bestaat van het uiterlijk van embodied conversational agents en dat ook de audiovisuele cues een effect hebben op de waargenomen persoonlijkheid. Natuurlijk kunnen er ook een aantal op - en aanmerkingen worden gemaakt op het onderzoek, deze worden hier zorgvuldig aangehaald. Zo blijkt uit de Cronbach’s Alpha analyses dat de beoordeling van de 25 adjectievenparen niet geheel consistent verlopen is. Dit zou kunnen door het feit dat sommige adjectieven moeilijk te beoordelen zijn op basis van alleen het uiterlijk of dat juist de toevoeging van de audiovisuele cues het beoordelen bemoeilijkt heeft. Aan de keuze van de adjectieven heeft het in ieder geval niet gelegen, Appendix B (pagina 78 en 79) heeft laten zien dat het weglaten van sommige items geen winst opleverde, bovendien komen uit de post hoc analyse heldere uitkomsten. De proefpersonen kunnen een gezicht moeilijk te interpreteren vinden, waardoor inconsistente beoordelingen het gevolg kunnen zijn. De taak, die de proefpersonen moesten uitvoeren, was tamelijk ingewikkeld: persoonlijkheidskenmerken toekennen op basis van alleen een afbeelding of op basis van een filmpje van 4 seconden valt niet mee. Door te weinig informatie over de personages kunnen onduidelijkheden over hun waargenomen persoonlijkheid ontstaan.
63
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 5 Daarnaast hadden alle vier de personages dezelfde vrouwelijke stem, wat effect kan hebben op de resultaten van het onderzoek. Misschien zijn er proefpersonen geweest die op basis van een stem iemands
persoonlijkheid toekennen, doordat hier geen variatie in is geweest, zou het deze
proefpersonen in hun taak hebben kunnen bemoeilijkt.
In Hoofdstuk 2 is de leer van de fysionomie besproken. De vergelijking van de resultaten van het statische deel van het experiment met de kenmerken uit fysionomie laat het volgende zien:
Personage
Resultaten experiment
Fysionomie
Extraversie: 16,20
Overeenkomst
Hebben een
Emotionele stabiliteit: 19,10
persoonlijkheid dat
Cultuur: 16,90
zorgvuldigheid uitstraalt.
Bereidheid: 19,10 Zorgvuldigheid: 23,13
Jadegezicht
Personage 1
Extraversie: 23,33
Mensen met een
Emotionele stabiliteit: 18,97
vollemaansgezicht
Cultuur: 22,97
beschikken over een
Bereidheid: 24,53
extraverte persoonlijkheid.
Zorgvuldigheid: 18,33 vollemaansgezicht
Personage 2
Extraversie: 19,83
Het muurgezicht is
Emotionele stabiliteit: 20,90
kenmerkend voor
Cultuur: 18,97
bereidwillige personen.
Bereidheid: 22,93 Zorgvuldigheid: 23,63 muurgezicht
Personage 3
Extraversie: 13,47
Een huilende mond is
Emotionele stabiliteit: 19,70
typerend voor mensen die
Cultuur: 13,23
niet openstaan voor
Bereidheid: 12,17
nieuwe ontwikkelingen.
Zorgvuldigheid: 21,47 huilende mond
Personage 4
Tabel 5.2: de resultaten van het statische deel vergeleken met de leer van de fysionomie.
Zowel in het statische deel als in de leer van de fysionomie wordt persoonlijkheid afgeleid van puur het uiterlijk. Tabel 5.2 laat zien dat er duidelijke overeenkomsten bestaan tussen de resultaten uit het experiment en de fysionomie. Niet voor niets is aan het einde van hoofdstuk 2 een kanttekening gemaakt over het feit dat de verschillende onderdelen van het uiterlijk elkaar tegen kunnen spreken. De huilende mond van personage 4 zien we ook terug bij personage 3, terwijl personage 3 op de dimensie cultuur boven gemiddeld scoort.
64
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 5 Daarnaast heeft het gezicht van personage 4 sterk iets weg van het zogenaamde ‘watergezicht’ (pagina 34) dat typerend is voor mensen die openstaan voor nieuwe ontwikkelingen, dit terwijl personage 4 laag scoort op de dimensie cultuur. Ondanks deze kanttekeningen is het ook niet helemaal toeval dat er enkele overeenkomsten bestaan tussen de resultaten van het onderzoek en de theorie van de fysionomisten. Zoals al eerder gezegd beschikten de proefpersonen maar over weinig informatie, wanneer we over weinig informatie beschikken leiden we iemands persoonlijkheid af op basis van stereotypes (aldus hoofdstuk 2).
In hoofdstuk 1 (pagina 19) is het onderzoek van Van Buren (2002) al besproken. Net als dit onderzoek deed Van Buren onderzoek naar de toekenning van persoonlijkheidskenmerken aan menselijke computeranimaties. Zijn onderzoek fungeerde als vertrekpunt voor mijn onderzoek, waar hij gebleven was ging ik verder. Hieronder zullen we een vergelijking maken van beiden onderzoeken, waarna we een duidelijk overzicht kunnen schetsen waar beiden onderzoeken nog aan tekort komen en wat van belang zou kunnen zijn voor de toekomstige ontwikkelingen van embodied conversational agents.
Doelstelling
Van Buren
De Smet
(onderzoek 2002)
(onderzoek 2003)
Hoe is persoonlijkheid toe te kennen aan een
Op welke manier kan een embodied
embodied conversational agent?
conversational agent een persoonlijkheid gegeven worden?
Vraagstelling
Weet de computergebruiker de variërende
Wat is de invloed van audiovisuele cues en
persoonlijkheidskenmerken daadwerkelijk te
de invloed van de 'fysieke verschijning' van
onderscheiden?
Embodied Conversational Agents op hun waargenomen persoonlijkheid?
Methoden
24 proefpersonen
30 proefpersonen
1 fysieke verschijning van ECA
4 fysieke verschijningen van ECAs
8 experimentele condities * :
8 experimentele condities (+ 4 afleiders):
1.
ECA met ES + EG+ IB
1.
ECA 1 met ES + EG + EB
2.
ECA met IS + IG +IB
2.
ECA 1 met IS + IG + IB
3.
ECA met ES + IG +IB
3.
ECA 2 met ES + EG + EB
4.
ECA met IS + EG + IB
4.
ECA 2 met IS + IG + IB
5.
ECA met ES + EG + EB
5.
ECA 3 met ES + EG + EB
6.
ECA met IS + IG + EB
6.
ECA 3 met IS + IG + IB
7.
ECA met ES + IG + EB
7.
ECA 4 met ES + EG + EB
8.
ECA met IS + EG + EB
8.
ECA 4 met IS + IG + IB
(* ES= extraverte spraak, IS= introverte spraak, EG= extraverte gaze, IG= introverte gaze, WB= wenkbrauwbeweging)
Figuur 5.3: vergelijking tussen onderzoek Sander Van Buren en onderzoek Anouk de Smet - deel 1/2 -
65
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 5
Methoden
Van Buren
De Smet
(onderzoek 2002)
(onderzoek 2003)
8 filmpjes waar ECA telkens een andere
dichtregel uitsprak.
8 filmpjes waar ECA telkens dezelfde zin uitsprak.
Beoordeling op één
Beoordeling op alle vijf
persoonlijkheidsdimensie middels 5
persoonlijkheidsdimensies middels
adjectieven.
telkens 5 adjectieven (totaal 25). én
30 proefpersonen
4 fysieke verschijningen van ECAs
4 experimentele condities:
ECA 1, ECA 2, ECA 3, ECA 4
Geen filmpjes maar 4 stilstaande afbeeldingen.
Beoordeling op alle vijf persoonlijkheidsdimensies middels telkens 5 adjectieven (totaal 25).
Resultaten
Variatie in spraak, oogbewegingen en
Audiovisuele cues kunnen invloed uitoefenen
wenkbrauwbewegingen kunnen duidelijke
op de waargenomen persoonlijkheid van
indicatoren vormen voor de toekenning van
computerpersonages. De sterkte van
een persoonlijkheidsdimensie aan ECAs.
invloed
Extraverte spraak wordt als extravert
verschijning van de embodied conversational
beoordeeld en introverte spraak als introvert.
agents en van het feit op welke dimensie
Een extraverte blik wordt als extravert
deze beoordeeld worden. We kunnen wel
is
afhankelijk
van
de
deze fysieke
beoordeeld en een introverte blik als introvert. duidelijk uit dit experiment afleiden dat ECAs Animatie met wenkbrauw - beweging worden
middels het uiterlijk en audiovisuele cues een
meer extravert beoordeeld dan animaties
bepaalde
zonder wenkbrauw -beweging. De
overbrengen. En dat variatie in uiterlijk en
computeranimatie met volledig extraverte
variatie
kenmerken is als meer extravert beoordeeld
wenkbrauwbewegingen deze persoonlijkheid
dan de animaties met gedeeltelijke of
kan veranderen.
persoonlijkheid
in
spraak,
kunnen
gaze
en
volledige introverte kenmerken.
Discussie
Een kritiekpunt van sommige deelnemers De taak die de proefpersonen moesten betrof de onnatuurlijkheid van de stem. uitvoeren lijkt moeilijk te zijn geweest. Dit Daarnaast waren twee proefpersonen van blijkt
uit
een
niet
geheel
consistente
mening dat een dichtregel als een mening beoordeling van de 25 adjectievenparen. van de spreker werd geïnterpreteerd.
Figuur 5.3: vergelijking tussen onderzoek Sander Van Buren en onderzoek Anouk de Smet - deel 2/2 -
66
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 5
5.3 Aanbevelingen Van Buren heeft aan het einde van zijn onderzoek ook enkele aanbevelingen gedaan, enkele zijn meegenomen in dit onderzoek, anderen zouden nog steeds nader kunnen worden onderzocht en sommige aanbevelingen zijn door dit onderzoek noemenswaardig geworden. Voor de toekomstige ontwikkeling van ECAs is het volgens Van Buren ook van belang te weten welk type persoonlijkheid door de computergebruiker het meest gewaardeerd wordt. Hij gaf daarbij de mogelijkheid middels verschillende ECAs met steeds dezelfde persoonlijkheid te testen of uiterlijke kenmerken hierbij een rol spelen. Op deze aanbeveling is mijn onderzoek onder andere gebaseerd, om nog sterkere uiteenlopende resultaten te krijgen, zou aan te bevelen zijn om in een vervolgonderzoek nog meer uiteenlopende personages te gebruiken. Door bijvoorbeeld een sterker onderscheid te maken tussen man/vrouw en jong/oud. Daarnaast zou de toevoeging van een mannelijke stem naast een vrouwelijke stem ook een meerwaarde kunnen hebben. Wel belangrijk is dan de vooroordelen van mannen en vrouwen in je onderzoek op te nemen en het geslacht van de proefpersonen omdat dit zeker invloed kan hebben op de resultaten.
In het onderzoek van Van Buren zijn de embodied conversational agents enkel op de dimensie van extraversie beoordeeld. Omdat uit de literatuur blijkt dat iemands persoonlijkheid middels 5 factoren is te beschrijven is in dit onderzoek ervoor gekozen om alle persoonlijkheidsdimensies erbij te betrekken. Elke dimensie werd getoetst middels elk 5 adjectievenparen, in het totaal moesten de proefpersonen dus 25 adjectieven waarderen. Het beoordelen van de 25 adjectieven blijkt een moeilijke taak te zijn geweest. De proefpersonen hebben niet consistent de 25 items gewaardeerd. Om de persoonlijkheid van computerpersonages toch middels alle vijf persoonlijkheidsfactoren te toetsen, is het noodzakelijk de verschillende adjectieven nader te onderzoeken. Dit zou kunnen door een zogenaamd testteam samen te stellen die kritisch bekijken welke adjectieven nou moeilijk te beoordelen zijn en welke minder moeilijk. Uit de Cronbach’s Alpha analyses bleek al dat emotionele stabiliteit een moeilijke factor was om te beoordelen. Door te onderzoeken op welke wijze iemand een persoon juist emotioneel stabiel of juist instabiel vindt, zou deze taak kunnen worden vereenvoudigt.
Dit onderzoek betreft maar een klein deel van de grote ontwikkelingen op het gebied van embodied conversational agents. De aandacht ging uitsluitend uit naar de non-verbale expressie van de computeranimatie. Het statische deel betrof een stilstaand beeld van een ECA. En in het dynamische deel van het experiment is met opzet gekozen dat de agents een neutrale zin uitspraken, die geen invloed kon uitoefenen op hun persoonlijkheid. Echter in een realistische omgeving spelen de acties en uitspraken van de ECA en ook de context waarin de ECA functioneert een belangrijke rol voor het waarnemen van de persoonlijkheid door een computergebruiker.
67
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Hoofdstuk 5 Nu onderzocht is dat variatie in fysieke verschijning, spraak, gaze of wenkbrauwbeweging invloed uitoefent op persoonlijkheidstoekenning van ECAs, zou een interessant vervolgonderzoek kunnen zijn wat de inhoud van uitspraken van ECAs, acties van ECAs en de context waarin de ECA functioneert voor rol zou kunnen spelen voor de persoonlijkheidstoekenning. Bovendien wanneer je de uitspraken, acties en context in je onderzoek betrekt heb je een grotere kans dat je proefpersonen de personages eerder identiek zullen interpreteren. Ze krijgen hierdoor meer informatie over het personage. In hoofdstuk 2 hebben we gezien dat wanneer je meer over een personage weet, de kans groter is dat je stereotyperingen uitsluit. Waardoor de kans wordt vergroot, dat de adjectieven consistenter worden beoordeeld. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de in hoofdstuk 1 behandelde REA, zij bevindt zich in een virtuele omgeving. Welke invloed heeft deze omgeving op haar persoonlijkheid?
Wanneer we een volledig beeld hebben over hoe we persoonlijkheid aan ECAs kunnen toekennen en we op de hoogte zijn welke persoonlijkheid de computergebruiker prefereert, ontstaat wellicht een betere en meer natuurlijke interactie tussen mens en machine.
68
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid
Bibliografie
bos
André E., Müller, J. & Rist T. (1999) Employing AI methods to control the behavior of animated interface agents. Applied Artificial Intelligence 13: 415-448.
Baarda D. & de Goede M. (1995) Methoden en Technieken, praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek, Stenfert Kroese, Educatieve Partners Nederland, Houten.
Ball G. & Breese J. (2000) Emotion and Personality in a Conversational Agent, In: Embodied Conversational Agents, J. Cassell, J. Sullivan, S. Prevost & E. Churchill (Eds.), The MIT Press, Cambridge, Massachusetts 7: 189-219.
Bartneck Ch. (2002)
Integrating the OCC Model of Emotions in Embodied Characters,
Department of Industrial Design, University of Eindhoven.
Benoit C., Mohamadi T. & Kandel S. (1994)
Effects of phonetic context on audio-visual
intelligibility of fRench, Journal of Speech and Hearing Research, 37: 1195-1203.
Bergsma, A. (1996) Het gezicht, het visitekaartje van de ziel, Uitgeverij L.J. Veen Amsterdam, Antwerpen.
Burgoon, J. & Woodall, W. (1983)
Talking fast and changing attitudes: a qritique and
clarification, Journal of Nonverbal Behavior, 8: 126-141.
Carver, C. & Scheier, M. (2000)
Perspectives on personality, Needham Heights, Pearson
Education Company.
Churcher, G. & Wyard, P. (1999) Multimodal integration in the MUeSLI project, IEEE Multimedia Systems '99: International Conference on Multimedia Computing and Systems, 7-11 June 1999, IEEE Comput. Soc, pp 407-12.
Cook, M. (1971) Interpersonal perception, Harmondsworth, Penguin.
De Carolis, B., De Rosis, F., Pelachaud, C. & Poggi I. (2001) Behavior planning for a reflexive agent, IJSCAI 2001, Seattle September 2001.
Della Porta, G. (1586) De Humana Physiognoma.
69
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid
Dutoit, T. (1997)
An Introduction to Text-to-Speech Synthesis, Kluwer Academic Publishers,
Dordrecht.
70
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Bibliografie
Ekman, P. & Friesen W. (1977) Manual for the Facial Action Coding System, Palo Alto, Calif., Consulting Psychologists Press.
Fiske, D. (1949)
Consistency of the factorial structures of personality ratings from different
sources, Journal of Abnormal and Social Psychology, 44: 329-344.
Gratch, J., Rickel, J., André, E., Badler, N., Cassell, J. & Petajan, E. (2002)
Creating
Interactive
Society,
Virtual
Humans:
Some
Assembly
Required,
In:
IEEE
Computer
JULY/AUGUST 2002
Hall, J. (1980) Nonverbal sex differences, Baltimore: John Hopkins University Press.
Isbister, K & Nass, C. (2000) Consistency of personality in interactive characters: verbal cues, non-verbal cues, and user characteristics, Int. J. Human Computer Studies, 53: blz 251-267.
Jackson, A. (1996)
In een oogopslag, wat je ogen onthullen over je gezondheid, emoties,
persoonlijkheids en liefdesleven, Becht, Haarlem.
Jensen, F. (1996) An introduction to Bayesian networks, New York: Springer-Verlag.
Johnson, D. (1993) Wat het oog onthult: karakterschets op basis van irisanalyse, een inleiding tot de Rayid-methode, Deventer: Ankh-Hermes.
Kuei, C. (1996) De taal van het gezicht, BZZTôH, ’s-Gravenhage.
Luteijn, F. (1974)
De Konstruktie van een persoonlijkheidsvragenlijst (De NPV), VRB
Offsetdrukkerij, Groningen.
Massaro, D., Cohen, M., Beskow, J. & Cole, R. (2000)
Developing and Evaluating
Conversational Agents, In: Embodied Conversational Agents, J. Cassell, J. Sullivan, S. Prevost & E. Churchill (Eds.), The MIT Press, Cambridge, Massachusetts, 10: 287-318.
McArthur, L. (1982) Judging a book by its cover: A cognitive analysis of the relationship between physical appearance and stereotyping, In Cognitive social psychology, A. Hastorf & A. Isen (Eds.), NY, Elsevier.
Moreno, R. (2000)
Life-like pedagogical agents in constructivist multi-media environments,
EDMEDIA, 741-746.
70
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Bibliografie
Nederstigt, A. & Poiesz, Th. (1996) Consumentengedrag, Stenfert Kroese, Educatieve Partners Nederland, Houten.
Nijholt, A. & Evers, M. (2001)
Embodied Agents in de Interface, Faculteit Informatica,
Universiteit van Twente.
Norman, W. (1963) Toward an adequate taxonomy of personality attributes: Replicated factor structure in peer nomination personality ratings. Journal of Abnormal and Social Psychology, 66: 574-578.
Ohala, J. (1994) The frequency code underlies the sound simplistic use of voice pitch, In L. Hinton, J. Nichols, and J. Ohala, eds., Sound symbolism, New York: Cambridge University Press, 325-347.
Ortony, A. (2003) On making believable emotional agents believable. In R.P. Trapple, P. (ed.), Emotions in humans and artefacts, Cambridge: MIT Press.
Ortony, A., Clore, G. & Collins, A. (1988) The Cognitive Structure of Emotions, Cambridge University Press.
Pearl, J. (1991) Probabilistic reasoning in intelligent systems: Networks of plausible inference, Rev. 2d ed, San Mateo, Calif.: Morgan Kaufmann.
Pelachaud, C., Carofiglio, V., De Carolis, B., de Rosis, F. & Poggi, I. (2002) Embodied Agent in Information Delivery Application, In: Proc. Of Autonomous Agents and Multiagent Systems. To appear.
Pelachaud, C., Badler, N. & Steedman M. (1996) Generating facial expressions for speech, Cognitive Science 20: 1-46.
Perrett D., May K. & Yoshikawa S. (1994) Attractive characteristics of female faces: preference for non-average shape. Nature, Lond. 368, 239-242.
Pittam, J. (1994) Voice in social interaction: an interdisciplinary approach, Sage, Thousand Oaks.
Reber, A. (1997)
Woordenboek van de Psychologie, termen, theorieën en verschijnselen,
uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam.
Reeves, B. & Nass, C. (1996) The Media Equation: how people treat computers, television, and new media like real people and places, CSLI Publication Cambridge University Press.
71
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Bibliografie
Rickenberg, R. & Reeves, B. (2000)
The effects of animated characters on anxiety, task
performance, and evaluations of user interfaces, In Proceedings of CHI´00: Human Factors in Computing Systems, The Hague, The Netherlands, 49-56.
Rosenberg, A. & Kagan, J. (1989)
Physical and physiological correlates of behavioural
inhibition, University of California, Berkeley, in Developmental Psychobiology, 22 (8): 753-770.
Sproull, L., Subramani, R., Walker, J., Kiesler, S. & Waters, K. (1996) When the interface is a face. Human Computer Interaction, 11: 97-124.
Tupes, E. & Christal, R. (1958) Recurrent personality factores based on trait ratings, USAF ASD Technical Note, No. 61-97.
Van Buren, S (2002) Computeranimaties met Persoonlijkheid, onderzoek naar de toekenning van persoonlijkheidskenmerken aan virtuele personages, scriptie Faculteit Letteren, Universiteit van Tilburg.
Van Wijk, C. (2000) Toetsende statistiek op de computer: basistechnieken, een praktijkgerichte inleiding voor onderzoekers van taal, gedrag en communicatie, Coutinho, Bussum.
Van Wijk, C. (2000)
Toetsende statistiek op de computer: basistechnieken, instructie - en
oefenboek SPSS onder Windows voor onderzoekers van taal, gedrag en communicatie, Coutinho, Bussum.
Vonk, R. (1998) De eerste indruk, bekijken en bekeken worden, Boom, Amsterdam.
72
APPENDIX
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid
Appendix A
bos
Het experiment is afgenomen middels een website. Hieronder staat de website afgebeeld waardoor je een goed beeld krijgt van de wijze waarop de proefpersonen het experiment hebben moeten doorlopen.
Beginpagina:
74
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Appendix A Instructiepagina:
75
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Appendix A Het experiment
Voor alle personages doorlopen de proefpersonen 5 van de hierboven afgebeelde webpagina’s. Per pagina staan 5 adjectieven in random volgorde afgebeeld.
76
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Appendix A Bij het dynamische deel staat in plaats van de afbeelding van het personage een link waarop de proefpersonen kunnen klikken om het filmpje te starten:
77
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Appendix B
Appendix B
boss
Hoofdstuk 4 laat zien dat de uitkomsten uit de Cronbach´s Alpha analyses nogal verschillen. Door bepaalde items weg te laten kunnen scores soms meer homogeen worden en weet je dat de gekozen items niet altijd even goed gekozen waren. Middels het weglaten van enkele erg laag scorende items is onderzocht of de oorzaak van de lage uitkomsten aan de opgestelde adjectievenlijst lag. Appendix B bewijst dat het weglaten van sommige items geen beduidende winst oplevert voor de consistentie van de beoordelingen en dat de oorzaak van de inconsistente uitkomsten elders ligt.
Het statische deel
De Cronbach´s Alpha analyse van het statische deel laat zien dat de consistentie in beoordeling van de dimensie emotionele stabiliteit zeer zeker onvoldoende is. Binnen deze dimensie is er geen enkel item dat systematisch laag scoort of waarop de proefpersonen systematisch inconsistent scoren. Wanneer we bij personage 1 en 2 het item
emotioneel/niet-emotioneel weglaten verandert
Cronbach´s Alpha van .48 en .44 in respectievelijk .57 en .55. Bij personage 3 en 4 levert het weglaten van het item jaloers/niet-jaloers een ‘positievere’ score op van namelijk .46 en .43 in respectievelijk .59 en .62. Het weglaten van één van de items levert geen beduidende winst op, alle scores zijn nog steeds onvoldoende tot matig. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de keuze van de adjectieven correct is, maar dat hoogstwaarschijnlijk de proefpersonen het moeilijk vinden om op basis van alleen een afbeelding van een personage te zeggen of dit personage nou emotioneel stabiel of juist emotioneel instabiel is.
Het dynamische deel
Wanneer we kijken naar de resultaten van de Cronbach´s Analyse van het dynamische deel van het experiment valt op dat hier ook een aantal bijzondere lage Cronbach´s Alpha´s tussen staan. Wanneer we bijvoorbeeld kijken naar de persoonlijkheidsdimensie emotionele stabiliteit zijn de Cronbach´s Alpha van het personage 1 met extraverte cues, personage 2 en 3 met introverte cues en personage 4 met zowel introverte als extraverte cues allemaal onvoldoende. Wanneer het item jaloers/niet-jaloers weggelaten wordt, is deze winst beduidend: bij het weglaten van dit item uit de dimensie emotionele stabiliteit verandert de Cronbach´s Alpha van personage 3 met introverte cues van .46 in .75 en de Cronbach´s Alpha van personage 4 met introverte cues van .21 in .65. Daarnaast is de Cronbach´s Alpha van het personage 1 met extraverte cues adequaat te noemen wanneer we het item gesloten/open weglaten in deze berekening, De Cronbach´s Alpha verandert hierdoor van .48 naar een Cronbach´s Alpha van .70. Ook de Cronbach´s Alpha van het personage 2 met introverte cues (.59) wordt adequaat (.78) wanneer we hetzelfde item uit de dimensie emotionele stabiliteit weglaten.
78
Experimenteel onderzoek naar de invloed van het uiterlijk van computerpersonages op hun waargenomen persoonlijkheid Appendix B Maar er is dus niet één specifiek item dat ervoor zorgt dat de Cronbach´s Alpha over de hele linie hoger uitkomt. Er valt daarom te twisten over of de lage Cronbach´s Alpha´s liggen aan de gekozen items of dat de proefpersonen het gewoon moeilijk vonden om de mate van emotionele stabiliteit toe te kennen aan de personages. Dit laatste kwam al naar voren bij het statische deel.
Bij de persoonlijkheidsdimensie cultuur zijn de Cronbach´s Alpha bij 6 van de 8 personages onvoldoende. Wanneer de items conventioneel/ onconventioneel en apathisch/ nieuwsgierig worden weggelaten heeft dit een positief effect op de consistentie in het beoordelen van de items.
Cronbach´s Alpha bij Cronbach´s Alpha bij
Resultaat
alle 5 de items
zonder de 2 items
Personage 1 + IC
.51
.61
onvoldoendematig
Personage 1 + EC
.42
.63
onvoldoendematig
Personage 2 + IC
.50
.55
onvoldoendeonvoldoende
Personage 2 + EC
.84
.78
goedadequaat
Personage 3 + IC
.34
.64
onvoldoendematig
Personage 3 + EC
.75
.86
adequaatgoed
Personage 4 + IC
.15
.60
onvoldoende matig
Personage 4 + EC
.34
.79
onvoldoende adequaat
Figuur 4.5: de verandering in Cronbach´s Alpha bij het weglaten van twee items uit de persoonlijkheidsdimensie cultuur.
Het verschil is wel positiever maar niet beduidend beter. Over de hele linie bestaat nog steeds geen goede consistentie in scores. Het lijkt er eerder op dat proefpersonen net als bij de dimensie emotionele stabiliteit het moeilijk vinden om op deze dimensie een oordeel te vergen dan dat er slechte keuze van de items bestaat. Tenslotte staan er bij de persoonlijkheidsdimensie bereidheid ook een drietal (erg) lage berekeningen van de Cronbach´s Alpha. Echter om deze berekening hoger te laten uitkomen zou je voor elk personage afzonderlijk een ander item weg moeten laten wil de winst beduidend zijn. Het weglaten van één specifiek item geeft dus geen goed resultaat over de hele lijn.
79