M
Nieuwsbrief voor “de vriendenkring van het Molenmuseum”. Kerkstraat 3, 2890 Sint-Amands a/d Schelde Tel. 052/33 22 58 - KBC (IBAN) BE36 4331 1858 8181 Driemaandelijks : Januari - Februari - Maart 2015 Afgiftekantoor 2890 Sint-Amands - P509309
MOLE
Vlaams Docum Vriende
www.molenmuseum.be -
[email protected]
TENT
Voorjaar 2015
2500 JAAR MALEN : EEN ERFENIS
“D 1000 Tentoonstelling van 26 april ja tot 30 augustus der2015 Lage
Verantwoordelijke uitgever : Karel van den Bossche, Larendries 51, 2890 Sint-Amands - Vormgeving : www.krisvdb.be
Ter gelegenhe Openmonume
8 september 2
Open op :
• zaterdag en zondag van 14u30 tot 18u00 • in de week op afspraak
UITNODIGING
Vooropening tentoonstelling - receptie Vrijdag 24 april 2015 - 19u30 MOLENMUSEUM - KERKSTRAAT 3 - 2890 SINT-AMANDS
e 15 decem
Open op:
2500 JAAR MALEN : EEN ERFENIS En hoe met deze erfenis omgaan.
• Erfenis :
Wat men van voorgangers of van een vroeger geslacht heeft overgenomen en wat uit vroeger tijd is blijven bestaan. (Van Dale, 14de uitgave, blz. 967)
• Erven :
Deelachtig worden. (Van Dale, 14de uitgave, blz. 962, 4)
- Een erfenis kan aanvaard of verworpen worden.
Dat is ook met erfgoed het geval, nu en eveneens in vroegere tijden.
- Maatschappelijke bruikbaarheid
2
2500 jaar malen : een ERFENIS GRIEKEN Hellenistisch Griekenland Philo van Byzantium (280 v. Chr. - 220 v. Chr.) Watermolen ROMEINEN Vitruvius (85 v. Chr. - 20 v. Chr.) Watermolen VROEGE MIDDELEEUWEN �VI � X EEUW� Germaanse invallen Watermolen - Waterrecht VOLLE MIDDELEEUWEN �XI � XII � XIII EEUW� Graafschap Vlaanderen : windmolen NOORD�WEST�EUROPA Windmolen RENAISSANCE Kennisname Griekse Wetenschap INDUSTRIËLE REVOLUTIE �XVIII EEUW� Arbeidsverdeling - Mouture économique C. Bucquet (Fr) - Automatische molen Oliver Evans (V.S.) GEMECHANISEERDE GROOT�MAALDERIJ 19de eeuw COMPUTERGESTUURDE GROOT�MAALDERIJ 20-21ste eeuw
3
A. De erfenis van het Oud-Griekse denken. Het tijdperk van de Griekse wetenschap is onderverdeeld in vier hoofdperioden (1).
1.
De Pre-Socratische periode : 600 v.Chr. - 400 v.Chr.
- Aanvangsfase van ingevoerde invloeden ‘in ontwikkeling van de oude Griekse technologie, die Griekse streken bereikten vanuit Oosten ( Perzië, Babylon en Mesopotamië) en door Grieken toegepast vanaf de zesde eeuw B.C. Beduidende verandering ten tijde Thales van Milete (± 585 v. Chr.) en een nieuwe en uitsluitend Griekse wetenschap begon elke overgeërfde technologie, te overheersen. De volgende eeuwen was technologie zelf productiever en technologische vernieuwingen kwamen naar boven doorheen synergieen tussen wetenschap en technologie. Nieuwe meetinstrumenten, meetkundige begrippen, machinebouw, werktuigenkunde, muziekinstrumenten, beïnvloedden belangrijke toepassingsvelden zoals metaalkunde, bouwprojecten, architectuur, militaire taktieken en oorlogsmachines onder andere. (2) Thales van Milete (624 545 v. Chr.) Thales’ bijdrage tot de wetenschap is dat zijn werk nooit verwees naar berekeningen en uitslagen bekomen voor een specifiek voorbeeld of gevalstudie (zoals Egyptenaren en Babyloniërs deden), maar eerder was het zeer algemeen. Hij is te beschouwen als zijnde de eerste theoreticus in het domein der mathematica met stellingen bewijzende vermogens. (3)
2.
Vierde eeuw (400 v.Chr. - 300 v.Chr.)
Met als voornaamste vertegenwoordigers : Plato, Aristoteles, de Epicuristen - en Stoïcijnse filosofen.
Plato en Aristoteles
Epicurisme : Epicurus
Stoïcisme : Zeno van Citium
4
Het is opvallend dat er in de oud-Griekse taal geen woord bestaat voor de natuurwetenschappelijke vorser. (3) Dit feit is veelbetekend : het duidt aan dat wat er al aan natuurwetenschappelijke belangstelling was, slechts uitgeleefd kon worden binnen het kader van de studie der wijsbegeerte .(4) Al mag men niet zover gaan te ontkennen dat er in de Oudheid geen belangstelling was voor het experiment en de zorgvuldige observatie. De wijsbegeerte heeft deze beide benaderingswijzen toch wel zeer de wetten voorgeschreven. Deze wijsgerige belasting heeft in 3 opzichten de opbloei van een natuurwetenschap verhinderd : a) men was meer geïnteresseerd in eigen wijsgerige speculatie dan in het experiment : men beschouwde eigen speculatie niet als een hypothese, die experimenteel getoetst diende te worden; b) men stelde meer belang in het ‘waarom’ van de verschijnselen dan in het ‘hoe’; c) het ‘qualitatieve’ trok meer aandacht dan het quantitatieve aspect der dingen. De experimenten, die men deed, waren in het algemeen bedoeld om vooropgestelde theorieën te bevestigen. Zij werden voorts veel te simplistisch opgezet dan dat de soms verstekkende conclusies, die men er aan verbond, er door gerechtvaardigd konden worden. De ermee verkregen resultaten vormden zelden uitgangspunt voor de constructie van een instrument, waarin het experimenteel gewonnen inzicht gematerialiseerd werd. Plato koesterde diepe minachting voor die, overigens schaarse, philosofen die het waagden mechanische hulpmiddelen en daarmee opgebouwde proefopstellingen geometrische problemen op te lossen. De denk-arbeid van de philosoof had volgens hem geen materiële hulpmiddelen van node. Het gevolg was dat tussen philosofie en mechanica het contact verbroken werd: ‘Om die reden (nl. Plato’s kritiek) kwam er een volledige scheiding tussen mechanica en geometrie tot stand; aan de mechanica werd lange tijd door de philosofie voorbijgegaan en werd zodoende één van de militaire technieken. ’Plato’s kritiek inpliceert overigens, dat er kennenlijk dus wel enige wijsgeren waren, die hun philosofische denkarbeid combineerden met de beoefening van de mechanica op praktisch niveau. (5)
5
3.
De Hellinistische periode (300 à 100 v.Chr.)
Met als voornaamste vertegenwoordigers : Euclides, Archimedes, Apollonius. Deze periode wordt bestempeld als de Gouden Eeuw van wetenschap en technologie en volgde op de dood van Alexander de Grote (323). Periode tijdens dewelke Alexanders’ opvolgers heersten over het grootste gedeelte van de zogenoemde oude wereld. Tijdens deze periode greep er een meer rechtstreekse wisselwerking plaats tussen Grieken en overblijfselen van andere culturen. (6) (Mesopotamië; Babylon, Perzië).
4.
Periode 100 v.Chr. - 600 A.D.
Gedurende dewelke Griekse wetenschap beïnvloed werd door geestelijke en niet-rationele culturen. In deze periode ging de Griekse wetenschap later over naar de Arabieren en het Latijnse Westen, samengevat, gereorganiseerd en onderworpen aan uitgebreide commentaren. (7) 6
Drie instellingen in Oud-Griekenland bijdragend tot wetenschap en technologie. 1. Plato’s Academie 2. Aristoteles’ lyceum Deze beiden hadden zowat de status van universiteiten. 3. Museum en bibliotheek van Alexandrië Eerder een onderzoekslaboratorium : de School van Alexandrië (8). Plato’s Academie.
Voorstelling van de oude bibliotheek van Alexandrië.
7
*
De Gouden Eeuw (300 à 100 v.Chr.)
Tijdens de Gouden Eeuw, de Hellinistische periode, was wiskunde de tak der wetenschap nauw verbonden met technologische verwezenlijkingen. Wiskunde werd gebruikt niet enkel als een theoretische wetenschap maar ook als een werkmiddel. Wiskunde was de basis voor een breed gamma toepassingen en het middel tot ontwerpen van machinebouw. Het is geen toeval dat Thales Pythagoras, Euclides, Archimedes en Appolonius in de eerste plaats wiskundigen waren. (9)
Pythagoras
Apollonius
Euclides
De school van Alexandrië In volstrekte tegenstelling tot Plato’s bovenvermelde visie op de betekenis van mechanische constructies staat het Alexandrijnse standpunt, zoals dat in de school van Hero van Alexandrië beleden werd: ‘De ingenieurs van Hero’s school vertellen ons, dat de wetenschap der mechanica een theoretisch en een practisch gedeelte bevat. Het theoretisch gedeelte bevat geometrie, arithmetica, astronomie en physica, terwijl het praktische gedeelte uit metaalbewerking, architectuur, timmermanswerk, schilderen en de handvaardigheid in deze vakken bestaat. De Alexandrijnse ingenieursschool: die vanaf de vroege 3de eeuw tot in de Romeinse tijd haar triomfen vierde met de ontdekkingen van Ctesibius en Hero van Alexandrië en Philo van Byzantium. De Alexandrijnen hebben het principe van in samengeperste lucht en stoom verscholen energie gekend. Dit ‘vacuum’ was het uitgangspunt bij wijsgerige beschouwingen over het ‘ledige’. Kennis omtrent de eigenschappen van het luchtledige enerzijds en een met samengeperste lucht gevulde ruimte anderzijds is bij de Alexandrijnen uitgemond in het construeren van allerlei vernuftige instrumenten: zij stelden zich niet tevreden met het concipiëren van wijsgerige theorieën omtrent leegte en lucht. Theoretischmechanische problemen trokken al evenzeer de belangstelling van deze ontwerpers-philosofen. Pythagoraeïsche interesse voor het ontwerpen van ‘ballistica’ werd reeds aangestipt. De Alexandrijnen hebben, getuige hun geschriften, levendig gediscussieerd over de mechanica van een aantal belangrijke hulpmiddelen voor het verplaatsen van 8 zware lasten; hefboom, lier, katrol en tandwiel-mechanisme.
Archimedes’naam is in dit gezelschap bijkans obligaat : zijn ballistische ontwerpen, zijn op het principe van de katrol gebaseerde mechaniek voor het op het strand trekken van een schip, en de legendarische, voor waterverplaatsing gebruikte ‘schroef van Archimedes’ rechtvaardigen ruimschoots de vermelding van zijn naam in dit bestek (10). Archimedes Archimedesvijs
Philo van Byzantium (280 v.Chr. - 220 v.Chr.) Hij was één der belangrijkste Alexandrijnse werktuigbouwkundigen, schreef negen boeken over mechanica, waarvan er slechts enkele bewaard zijn gebleven. Hij schreef over oorlogsmachines, pneumatische automaten, toverkruiken en baggermolens. Sifons waren zijn stokpaardje. Met behulp daarvan bouwde hij speelautomaten, zoals vaten die zichzelf leegden en vulden, een toverkruik kon wijn, water of een mengsel van beide schenken. Een wasautomaat bood op een beweegbare hand een stukje puimsteen aan en vulde bij de inbedrijfstelling van het ding een vat met water. - Philo van Byzantiums’ hoofdbijdrage betreft tandraderen Overdracht van mechanische kracht en vermenigvuldiging of verdelend effect van draaiende beweging. Machines zijn gebaseerd op zulke tandraderen. Legde grondvesten voor Europese technologische ontwikkeling voor volgende 1500jaar (11).
Philo van Byzantium
9
Hero van Alexandrië (10 - 70 A.D) 800jaar traditie in Oud-Griekse wetenschap en technologie culmineert in het werk van Hero van Alexandrië : Zijn werk over pneumautica en automatie : grondslag moderne automatische controle. Beschrijving mechanische automatiesystemen in staat geprogrammeerde bewegingen uit te voeren. Zonder ‘s mensentussenkomst (12).
Ctesibius Ctesibius (ook wel Ctesibios of Ktesibios genoemd) (285 v.Chr. - 228 v. Chr.) was een Hellenistische wetenschapper, technicus, uitvinder en wiskundige uit Alexandrië in Ptolemaeïsch Egypte die leefde en werkte in de 3de eeuw v. Chr. Hij schreef de eerste verhandelingen over de wetenschap van de geperste lucht en het gebruik daarvan in pompen. Dat leverde hem in combinatie met zijn werk op het gebied van de elasticiteit van de lucht, Over de pneumatiek, de titel op van “vader van de pneumatiek”. Geen van zijn schriftelijk werk, waaronder zijn Memorabilia, een compilatie van zijn onderzoek is ons overgeleverd. Ctesibius werkte onder de Egyptische koningen Ptolemaeus I Soter en Ptolemaeus II Philadelphus in het Alexandrijnse Museon. Hij geldt als een van de eerste technici. Een van zijn leerlingen was Philo van Byzantium. Ctesibius, de Edison van de Hellenistische wereld, maakte een beroemd wateruurwerk en ook een waterorgel. Verder vond hij ook een wagen met snelheidsmeter (hodometer) uit. Verwijzingen in de Oudheid. Verwijzingen naar Ctesibius en zijn werk vinden we terug bij Vitruvius, Athenaeus van Naucratis en Philon van Byzantium, die opmerkt dat de eerste ingenieurs, zoals Ctesibius, het grote voordeel hadden dat ze onder koningen werkten die de techniek steunden. Hero van Alexandrië, de laatste van de ingenieurs van de Oudheid (1ste eeuw na Christus) en Proclus, de commentator op Euclides van Alexandrië in de vijfde eeuw na Christus, noemen Ctesibius eveneens.
Ctesibius
10
Watermolen In de derde, Hellenistische periode eerste ontmoeting met de watermolen (300 - 100 v.Chr.) Volgens nieuw onderzoek van Philo van Byzantium’s boek Mechaine Syntaxis komt daar de eerste beschrijving in de geschiedenis voor van de watermolen (13). De uitvinding van de watermolen dient geplaatst in het midden der derde eeuw voor Christus, door de Grieken (14).
Watermolen met horizontaal waterrad, beschreven door Philo van Byzantium.
Behalve de ‘technai’ van het maken van oorlogsmachines en van ‘vermaaksobjecten’ omvatte mechanica ook nog de problematiek a) van het verplaatsen, c.q. opheffen van zware gewichten met relatief geringe kracht en b) van waterverplaatsing. De maatschappelijke ‘uitloop’ van deze laatste twee onderdelen van de mechanica is het probleem dat ons nu moet bezighouden. De Alexandrijnen bestudeerden uitvoerig de principes van de hefboom, de katrol en van het tandwiel. Hero had zelfs in een houten kist een systeem van tandwielen geconstrueerd, dat met een zwengel in beweging werd gezet en waarbij met een kracht van 5 (26,2kg x 5 = 131) talent een gewicht van 1000 talent (26200 kgr.) moeiteloos werd opgetakeld. Het merkwaardige is nu dat de hefboom en de katrol in de praktijk zeker gebruikt zijn. Eerstgenoemde vond haar toepassing bij bepaalde types oliepersen, terwijl de katrol goede diensten bewees bij de door Vitruvius beschreve ‘hijsmachines’. Archeologische reliëfs tonen aan, dat de aandrijfkracht bij deze apparaten veelal geleverd werd door in een tredmolen lopende mannen. Hero’s gecompliceerde maar zeer arbeidsbesparende tandwiel-mechanisme schijnt in de praktijk nooit gebruikt te zijn. (15) 11
Het merkwaardige is nu dat de aanhangers van de Alexandrijnse school, d.w.z. van diegenen die theoretische bespiegelingen wensten te koppelen aan praktische toepassingen, slechts in bepaalde sectoren van de antieke maatschappij hun kans gekregen hebben. Op het stuk van toepassing van in natuurwetenschap en mechanica verworven inzichten in arbeidsbesparende instrumenten zijn in de antieke wereld niet meer dan schaarse en daarbij aarzelende stappen gezet. Mag men enerzijds zeggen dat arbeidsverlichtende apparaten (hefboom, katrol, waterwiel) zeker gebruikt zijn, en dat vooral op het gebied van de oorlogsmachines resultaten zijn geboekt , die voor pure mankracht onbereikbaar gebleven zouden zijn, anderzijds een duidelijke afkeer van het gebruik van arbeidsvervangende instrumenten (watermolen, oogstmachine, oogstmachine, tandwiel) in de civiele sector (16). De vraag dient gesteld waarom de watermolen als arbeidsvervangende machine zolang verwaarloosd is (17).
Uitvindingen en maatschappelijke bruikbaarheid. - Vrij verbazend neemt het Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal Van Dale het woord bruikbaarheid niet op; Wel te vinden op : • www.encyclo.nl/2013/lokaal/10364 vermeld : mate waarin het systeem geschikt is voor gebruik; - www.mijnwoordenboek.be/ Puzzelwoordenboek : bruikbaarheid : nut, utiliteit, relevantie, inpasbaarheid. • www.woordenboek.nl : bruikbaarheid : mate waarin een gebruikersgereedschap aan de gebruikersbehoeften voldoet. • Bruikbaarheid in samenhang met maatschappelijk houdt dan in, mate waarin het systeem geschikt is voor gebruik in de maatschappij, inpasbaar in de maatschappij; gebruikersgereedschap voldoend aan de gebruikersbehoeften van de maatschappij. - Maatschappij : Van Dale, 14de uitgave, blz. 2051, 4 : De wereld, omgang en verkeer der mensen, samenleving. - Maatschappelijk : Van Dale, o.c., blz. 2051 : Op de maatschappij betrekking hebbend, daartoe behorend, daarin voorkomend. Maatschappelijke bruikbaarheid houdt dan in : mate waarin het systeem geschikt is voor gebruik in de maatschappij; nut, inpasbaarheid in de maatschappij: gebruikersgereedschap voldoend aan de gebruikersbehoeften van de maatschappij.
12
De Alexandrijnen ontwierpen tal van arbeidsvervangende machines. Met uitzondering van oorlogsapparatuur kregen de Alexandrijnse arbeidsbesparende machines, weinig kans. Waarom? (18) A. De factor van de ruimschoots aanwezige mankracht. De beschikbaarheid van voldoende mankracht was een essentiële factor bij de verwaarlozing van arbeidsbesparende machines (19). B. Een tweede factor : mentaliteit der leidende maatschappelijke kringen. Deze beschouwen het werk van een constructeuringenieur en van iedere technieker die zich inlaat met de behoeften van de mens als ignobel en vulgair. De toonaangevende groepen hebben absoluut geen belangstelling in de arbeidsbesparende mechanische uitvindingen. Het literair-retorische half-wijsgerige opvoedingsideaal is hier debet aan. Naast deze literair-wijsgerige component is er ook de economische component in de mentaliteit van de maatschappelijke bovenlaag : haar investeringsbegrip wijkt totaal af van dit van andere perioden. De maatschappelijke bovenlaag deinsde terug voor jaarlijkse kosten en beschouwde het vermijden van uitgaven als de eerste en meest veilige bron van inkomsten. Het goed Nederlands gezegde : ‘de kost gaat voor de baat uit’ zou bepaaldelijk niet aan deze landheren besteed zijn geweest! Deze twee passages tonen aan dat de gemiddelde grondbezitter niet van zins was betere landbouwkundige methoden en/of arbeidsbesparende instrumenten toe te passen, resp. aan te schaffen, die hem in eerste instantie geld kosten. Het eerst verdiend is immers dat geld, dat men niet uitgaf. Men piekerde er eenvoudig niet over om een, de meelbereiding mechaniserenderationaliserende watermolen in gebruik te nemen, zolang deze meer kostte dan een resp. door paarden-, ezel- of mankracht aangedreven molen. Nog weer anders gezegd : de antieke grondbezitter verkoos bovenal zijn grondbezit uit te breiden, eerder dan het rendement van het bestaande areaal te verhogen. Verbreding dus, geen verdieping van de produktie. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat het peil van de landbouw in de Klassieke Oudheid vrij statisch was. Noch voor de arbeidsbesparende (= rendementsvergrotende) instrumenten noch voor in eerste instantie geld eisende nieuwe agrarische methoden was voldoende belangstelling (20). Toepassing De door Philo van Byzantium beschreven watermolen was dan ook slachtoffer van de duidelijke afkeer van het gebruik van arbeidsvervangende instrumenten. Wie van deze wel uitvoerig gebruikmaakten van de mogelijkheden van de mechanica waren de in de Hellenistische periode optredende alleenheersers door het inzetten van oorlogstuigen. Hun ‘maatschappij” opvattingen werden ruimschoots gediend door deze voor “militaire” bruikbaarheid. 13
Zo men al kan stellen, dat via de constructie van oorlogstuig de wijsgeren-ingenieurs hun vondsten aan de maatschappij ten nutte maakten, talloze andere vondsten kwamen niet boven het niveau uit van wat ‘onnuttige dingen’ geacht werden (21). Onnuttig omdat ze volgens de heersende maatschappijopvatting geen maatschappelijke bruikbaarheid inhielden. De door Philo van Byzantium beschreven watermolen werd als arbeidsvervangende machine verwaarloosd. Maatschappelijke onbruikbaarheid verhinderde toepassing der op het vlak der mechanica, gedane Griekse uitvindingen. Dit domein van het Griekse denken werd niet aanvaard door de Griekse samenleving.
B. De erfenis van de Romeinse technologie. Rome nam de Griekse erfenis in de Hellinistische vorm over. Na de verovering van Griekenland door Rome, veroverde het Hellenisme Rome, zoals het Oosten bezig was Griekenland te veroveren. Iedere uitbreiding van de Romeinse macht bracht het ferment der Hellinistische beschaving verder. De ware oorzaak van de verovering van Griekenland door de Romeinen was het innerlijk verval van de Griekse beschaving (22).
14
Techniek De belangrijkste bijdrage van de Romeinen tot de technische vooruitgang bestaat hierin, dat zij een aantal van anderen overgenomen ideeën tot verder ontwikkeling gebracht hebben. Van geheel nieuwe technische uitvindingen is bij hen nauwelijks sprake. Een van de oorzaken hiervan is het gebrekkige contact tussen de natuurwetenschappen en de technologie. De voornaamste bronnen van onze kennis zijn Strabo, die zijn Geographica voorzag van commentaren op technische processen, Plinius maior, die in zijn Naturalis historica grondstoffen en hun technische verwerking behandelt, en vooral Vitruvius, wiens werk ook voor de mechanica van belang is, alsmede de oudheidkundige vondsten. Bij de verwerking van landbouwproducten speelden de over het hele rijk bekende watermolens een grote rol; daarnaast kende men ook tredmolens, schroefpompen, kaapstanders en schepraderen (23).
Marcus Vitruvius Pollio (± 85 - 20 v. Chr.) Hij was een Romeins miltair, architect en ingenieur. Hij is bekend als auteur van een boek over de bouwkunst en architectuur: De Architectura libri decem (De bouwkunst, in tien delen). Hij is voornamelijk bekend geworden door dit werk, aangezien dit boek een van de weinig overgebleven boeken over de klassieke bouwkunde is, en daarom is de invloed op de Europese bouwkunst groot. Hij is een van de belangrijkste bronnen van de Romeinse bouwkunst en techniek van die periode. Het Romeinse Rijk had een van de meest ontwikkelde technologieën van zijn tijd, waarvan sommige zijn verloren tijdens de turbulente tijden van de Late Oudheid en de vroege Middeleeuwen (24). De Romeinen bereikten een hoog technologisch peil grotendeels omdat ze de cultuur van de reeds bestaande Hellenistische en andere volkeren van het Middellandse zeegebied - hadden overgenomen en verwerkt (25). De Romeinen gebruikten waterkracht, en watermolens waren verspreid over het Rijk, in het bijzonder om het einde van de 1ste eeuw na Chr. (26). Veel van wat er bekend is van de Romeinse technologie komt indirect uit de archeologie en Latijnse teksten gekopieerd van Arabische teksten, die op hun beurt gekopieerd waren van Griekse teksten van geleerden zoals Hero van Alexandrië of reizigers die Romeinse technologieën in actie hadden opgemerkt. Schrijvers als Plinius de Oudere en Strabo hadden genoeg intellectuele nieuwsgierigheid om kennis te nemen van de uitvindingen die zij zagen tijdens hun reizen (27).
15
De eerste uitvinding van de watermolen lijkt te hebben plaatsgevonden in het Hellenistische oostelijke Middellandse-Zeegebied in de nasleep van de veroveringen van Alexander de Grote en de opkomst van de Hellenistische wetenschap en technologie. In het daaropvolgende Romeinse tijdperk, was het gebruik van waterkracht verspreid en verschillende soorten watermolens verschenen. Deze omvatten allen de drie varianten van het verticale water wiel en het horizontale schoepenrad. Naast het belangrijkste gebruik in het malen van meel, werd waterkracht ook aangewend voor breken van erts, zagen van stenen en eventueel vollen en blaasbalgen voor smeden (28). De watermolen is het vroegste voorbeeld van een machine die het benutten van de natuurlijke krachten van de menselijke spieren arbeid vervangt (afgezien van het zeil). Als zodanig heeft hij een speciale plaats in de geschiedenis van de techniek en ook in de economische studies waar hij wordt verbonden met groei (29). Welke is de wezenlijke belangrijkheid van Vitruvius?
Functionalisme Ook het functionalisme is volgens de aanhangers ervan een bedenksel van Vitruvius. Het functionalisme houdt in dat bij een ontwerp of het gebruik van iets wordt uitgegaan van de functie die het voorwerp heeft. De schoonheid van een gebouw is zo, volgens Vitruvius, terug te vinden in de mate van functionaliteit - in het Latijn utilitas - van het gebouw. Maar Vitruvius laat zich niet zo gemakkelijk in een hokje duwen. Hij verbindt de utilitas niet alleen aan de firmitas (degelijkheid), maar ook aan de venustas (schoonheid). Vitruvius leidde het beginsel utilitas in, of, maatschappelijke bruikbaarheid. Zelf erfgenaam van het Griekse denken, voegde Vituvius aan deze erfenis het begrip maatschappelijke bruikbaarheid toe. Dit is nieuw. De Griekse wereld hield er geen rekening mee met de hoger geschetste toestand als gevolg. Ook de Romeinse samenleving was grotendeels geen vrije maatschappij maar toch maakten arbeidsbesparende machines ruime opgang. 16
Is de grote verdienste van Vitruvius dan niet het doorbreken van de Griekse wereld maatschappelijke onbruikbaarheid? Is dit geen stap voorwaarts in de denkwereld der mensheid? Arbeidsbesparende machines kenmerk van utilitas. Door gebruik en constructie ervan : belegerings- en aanvalswapens? Ja, maar ook watermolens, drainagemachines, hijsen, pneumatica. Vitruvius voegde aan de Romeinse technologie maatschappelijke bruikbaarheid toe.
Watermolen afgebeeld op grond van de beschrijving die Vitruvius ervan geeft in zijn “De Architectura Liber X”.
Lijst van oude watermolens (30) Deze lijst van oude watermolens geeft een overzicht van water-aangedreven graan-molens en industriële molens in de klassieke Oudheid van de Hellenistische tot de Romeinse keizerlijke periode. Een toegenomen belangstelling voor het onderzoek verbeterde sterk onze kennis van de Romeinse watermolensites in de afgelopen jaren. Tal van archeologische vondsten in de westelijke helft van het rijk vullen nu het documentair materiaal uit de oostelijke provincies aan; zij tonen aan dat de doorbraak van de watermolen -technologie gebeurde al in de eerste eeuw na Christus en niet werd uitgesteld tot het begin van de middeleeuwen zoals eerder gedacht (31). Uit de gegevens blijkt een brede spreiding van graan-fabrieken over de meeste delen van het rijk, met industriële molens. 17
Hoewel het overwicht van graan-molens natuurlijk betekende dat watermalen een typisch landelijk fenomeen bleef, steeg het ook aan belang in de stedelijke omgeving (32). De onderstaande gegevens overspannen de periode tot ca. 500 A.D. Het overgrote deel dateert uit de Romeinse tijd. Vroegste bewijs Onder : de eerste gegevens van het gebruik van waterkracht voor diverse industriële processen.
Onderslagrad
Middenslagrad
Bovenslagrad
18
Geschreven bronnen In het volgende worden de literaire, epigrafische en documentaire bronnen verwijzen naar watermolens en andere water-aagedreven machines vermeld.
19
Grafische voorstellingen Deze paragraaf gaat over afbeeldingen van watermolens die worden bewaard in oude schilderijen, reliëfs, mozaïeken, etc.
20
Archeologische vondsten Watermolen plaatsen. Hieronder opgegraven watermolensites gedateerd in de oude tijd.
21
22
Een indrukwekkend voorbeeld van maatschappelijke bruikbaarheid De grootste bekende concentratie van mechanische energie in de oude wereld : Barbegal-Gallië. De capaciteit van het Barbegal-complex met zijn twee series van acht waterwieken (elk waterwiel zette een paar molenstenen in werking) bedroeg bij een tien-urige werkdag 25 ton meel (33).
23
Barbegal
24
Barbegal Plan van de graanwatermolen Twee evenwijdig lopende aquaducten overschrijden de Vallon des Arcs. Een (A) naar Arles toe. De andere (B) overschrijdt de rotsheuvel op in een goot om uit te storten in een bevoorradingsbekken (C). Het bedrijf zelf omvat in het midden een monumentale trap (D) die toegang geeft tot de maalkamers aan beide zijden (E). Bij (F) bevinden zich de maalgangen op achtereen volgende terrassen waar het neerstromende water de waterwielen aandrijft. (H) is de stutmuur aan (I) de voorgever met de hoofingang. Bij (J) de ingegraven afvoerkanalen. Binnenin de buitenste perimeter muur (K) bevonden zich verschillende bijgebouwen van de onderneming. Tussen bekken C en de laatste maalkamer, is de waterval meer dan 20 meter. Eerder werd de vraag gesteld waarom de watermolen als arbeidsvervangende machine zolang verwaarloosd is. De lijst van oude watermolens geeft een antwoord. Het Barbegalcomplex van de tweede eeuw na Christus toont de maatschappelijke bruikbaarheid van de watermolen aan. Archeologische vondsten op de Janiculum in Rome getuigen van door waterkracht aangedreven graanmolens in de vroege derde eeuw na Christus vroeger voorafgegaan door Sappinum, Rueti, Venafro (34). De maatschappelijke bruikbaarheid van arbeidsvervangende machines was doorgedrongen in het gehele Romeinse Rijk: De molen is er dan het voornaamste symbool van.
25
C. De erfenis van de Middeleeuwen. Middeleeuws Europa verrees op de ruïnes van het Romeinse Rijk. De Middeleeuwse wereld bestond uit het contact van twee culturen: de Romeinse en deze der invallers. De Romeinse technische kennis was verloren gegaan. Lange tijd zou de westerse wereld het zonder moeten doen (37). In de Middeleeuwen was nauwelijks sprake van enige vooruitgang op het gebied van de mechanisering. Vrijwel alle mechanische werktuigen die gebruikt werden, zijn al door Hellenistische geleerden beschreven, vooral door de geleerden uit de Alexandrijnse School (38). Op het gebied van de energievoorziening bleef er de watermolen. Uit de beschrijving van Vitruvius blijkt dat de Romeinen de watermolen aanzienlijk verbeterd hadden (39). Het primitieve horizontaal geplaatste rad werd vervangen door een verticaal rad waarvan de horizontale as door middel van tandwielen verbonden was met de verticale as van de molenstenen (40). Watermolen met vertikaal waterrad
Germaanse invallen : vijfde eeuw en de watermolen
26
Waren er dan nog watermolens na de invallen? De met de komst van de invallers uitgevaardigde rechtsregels geven een (begin van) antwoord. Deze leges barbarorum, opgesteld tussen de 6de en de 9de eeuw in Westeuropese koninkrijken hebben alle min of meer de invloed van het Romeinse recht ondergaan, weerspiegelen het recht van de periode waarin ze werden opgetekend (40).
(41)
27
Rechtsverzamelingen van Germaanse volksstammen.
In de 5de eeuw hadden de Frankische volksstammen zich gevestigd in de streek tussen de Rijn en de Seine, dus vooral in de Belgische gewesten. De Frankische vorsten, onder wie Clovis, slaagden erin hun gezag op een steeds uitgebreider grondgebied te verstigen. Ze onderwierpen aldus vele volkeren van Germaanse oorsprong aan hun macht: Bourgondiërs, Westgoten, (alleen in Zuid-Gallië, niet in Spanje), Alamannen, Beieren, Friezen, Saksen, Oostgoten, Langobarden (42). Clovis dicteert de wet.
• De Lex Salica is het rechtsboek van de zg. Salische Franken, die op het einde van de 5de eeuw tussen de Noordzee, de Somme en het Kolenwoud (streek tussen Dijle en Samber) gevestigd waren. De Merovingische vorsten waren Salische Franken. De Lex Salica werd waarschijnlijk toegepast in een veel groter gebied, zich uitstrekkende tussen de Rijn en de Seine (42a).
28
29
• Het edict van Theodoricus (begin zesde eeuw A.D.) koning der Oostgoten (42b) in Noord-Italië. • Edictum Rothari (43) : Langobarden (43). In de wetten der Langobarden wordt er tegelijk gesproken van watermolens en de daarbij behorende sluizen en kassijnen der sasdeuren van het molenwater, welke men niet straffeloos beschadigen of in brand steken mocht.
(44)
• Het Romeins Recht van de Bourgonden. • Het Romeins Recht der Westgoten (Visigothen) Alleen deze laatste tekst heeft in het Westen een blijvende invloed gehad. De Breviarium Alarici begin zesde eeuw. Niettegenstaande de Westgoten door de Frankische koning Clovis in 507 verslagen werden, is het Breviarium Alarici tamelijk vlug de overheersende verzameling in het Frankische rijk geworden; het was er de tegenhanger van het werk van Justinianus in het Oosten (45).
Breviarium Alarici Westgoten (Visigothen)
30
Watermolen en staatsrecht. Watermolen en staatsrecht. In het Romeins recht behoorde de uitbating van de waterlopen tot het staatsrecht. Het Romeins recht bepaalt dat de heel het jaar stromende waterlopen Res Publicae sunt : staateigendommen. Ze behoren tot het openbaar domein. De rivieren behoren tot de regalia minora (46). Het Romeins recht had normaal moeten verdwijnen in West-Europa in de vijfde-zesde eeuw ten gevolge van de ineenstorting van het West-Romeinse Rijk, maar het bleef in de zesde tot de negende eeuw gedeeltelijk van kracht (47). In 438 was de eerste officiële Romeinse wettenverzameling, de codex Theodosianus, afgekondigd (48). Deze beïnvloedde de rechtsregels afgekondigd door de door de Franken onderworpen Germaanse volkeren, werden beïnvloed door het Romeinse recht zoals herbevestigd door de Instituten van Justinianus (49) behoorde de uitbating van gans het jaar stromend water, aan de staat. Staatssrecht : alle inwoners van het rijk zijn onderworpen aan het gezag van één enkele koning en aan eenzelfde administratie (50). In het Edictum Rothari (643) bv. wordt uitdrukkelijk de watermolen behandeld. De opvatting dat de heel het jaar stromende wateren onder het staatsrecht vallen, heeft haar weerslag op alle in het Frankische rijk uitgevaardigde rechtsregels stammend uit het Romeins staatsrecht. Het feit dat deze rechtsregels de watermolen behandelen beantwoordt de gestelde vraag : er waren na de invallen nog watermolens. Hoeveel? • In Engeland vermeldt het Domesday Book er in 1080 : 5624 (51) • Als erfenis wordt vermeld in het huidige België : 2243 waarvan 1379 nog bestaande (2015) en 864 verdwenen. In Vlaanderen minstens 7 van rond het jaar 700 en 33 van even rond het jaar 1000 (52).
31
Vroege Middeleeuwen (vijfde tot negende eeuw A.D.) Ze werden neerbuigend als de duistere Middeleeuwen betiteld. Vanuit het standpunt van geschiedenis der technologie is dit beeld evenwel vals. In deze vroege Middeleeuwen greep er in noordelijk Europa een landbouwrevolutie plaats. Dit werd mogelijk door wielploeg, drieslagstelsel, inzetten van met hoefijzer beslagen paarden wier trekkracht verhoogd werd door ze in te spannen met een stijf halster dat op de schouder rustte. Deze elementen samen lieten toe het ontginnen van grote stukken land. Deze landbouwrevolutie zette zich door van de zesde tot de negende eeuw (53). Deze landbouwrevolutie liet een gestadige bevolkingstoename toe en de voedseltoename een stedengroei zonder weerga. De nieuwe wijze trekdieren in te spannen had ware invloed op het vervoer van voedingswaren naar de steden waar ze noodzakelijk waren (54). Drieslagstelsel met verhoogde graanopbrengst en watermolens om deze te malen: erfenis ook van de vroege Middeleeuwen die dan toch niet zo duister blijken te zijn geweest.
32
Volle Middeleeuwen (elfde-twaalfde-dertiende eeuw) De windmolen verschijnt ten tonele. Dit is een totaal technologische nieuwigheid ontstaan in de elfde eeuw, in het Graafschap Vlaanderen (55). De omgekeerde Vitruviusmolen waar het waterwiel een windwiel wordt.
Van Vitruvius naar Vlaamse molenmeester A : waterwiel wordt windwiel A’ C : as verbonden met tand-(kroon)wiel D wordt C’ B : tandwiel wordt bonkelaar B’ D : tandwiel wordt vangwiel D’ G : worden molgenstenen G’ E:
as E wordt staanderd E’
F:
riem F wordt riem F’
H : kaar H wordt kaar schoe en klikspaan H’ NIEUW
I’ :
steenbalk
J’:
kruisplaat
K : staakijzer
33
“Een bijzonder mooi voorbeeld vind ik in de ontwikkeling van de machinetechniek. Wie ooit een houten molen van binnen heeft gezien, staat verbaasd als hij ziet in welke mate details van onze moderne machines daarin in beginsel reeds ontwikkeld zijn en een ingewikkeld cybernetisch mechanisme vormen. Het voorbeeld is hierom zo interessant omdat in het bewustzijn van de Engelsen de continuïteit lange tijd aanwezig is gebleven : een fabriek normden ze nog lange tijd een “mill”. Blijkbaar bleven ze zich ervan bewust hoe relatief de vernieuwing was” (56). Cybernetica :
leer van de automatische regelings- en communicatie mechanismen, van de terugkoppelingsprocessen, stuurkunde.
Cybernetisch :
betrekking hebbend op de cybernetica, behorend tot het object van de cybernetica. 34
Continuïteit? 2500 jaar erfenis van de door Philo van Byzantium beschreven watermolen met zijn tandraderen met overdracht en vermenigvuldiging of verdelend effect van draaiende beweging, en, van de door Hero van Alexandrië beschrijving van mechanische automatisatiesystemen in staat geprogrameerde bewegingen uit te voeren, en, van de door een Vlaamse molenmeester verwezenlijkte windmolen zijnde een omgekeerde Vitruviusmolen met bezeild windwiel en met de reeds aanwezig details van moderne machines. De redenen waarom de windmolen in Vlaanderen ontstond worden uiteengezet in de in noot 55 vermelde studies. Een praktijk man herwerkte de watermolen. Zou de Oud-Griekse theoretische kennis en wetenschap dan toch nog/reeds beschikbaar zijn geweest of geworden?
35
Vitruvius verbeterde de sinds de Hellenistische periode bestaande watermolen. In de Romeinse tijd was deze maatschappelijk bruikbaar geworden. (zie hoger vermeld functionalisme) Het was Hero van Alexandrië (10-70 A.D.) die in zijn werk over pneumatica en automatie de grondslag legde van de moderne automatische controle met de beschrijvingen mechanische automatie systemen in staat geprogrammeerde bewegingen uit te voeren zonder ‘s mensen tussenkomst. Philo van Byzantium’s (280 v.Chr. - 220 v.Chr.) hoofdbijdrage betreft tandraderen , overdracht van mechanische kracht en vermenigvuldigend of verdelend effect van draaiende beweging. Machines zijn gebaseerd op zulke tandraderen. Philo legde de grondvesten voor Europese technologische ontwikkeling voor volgende 1500 jaar. In de Hellenistische periode bleven de beschreven principes in grote mate theoretisch gezien maatschappelijk onbruikbaar. Vitruvius kende deze principes, vermeldt ze in zijn ‘Architectura’, past ze toe op de watermolen. Wat nu de Vitruviusmolen wordt genoemd is de erfenis van de Hellenistische periode, verbeterd en beschreven door een Romein : dubbele erfenis. Wanneer dat de windmolen te beschouwen is als een cybernetisch model zijn de Hellenistische theorie en de Romeinse toepassing verenigd in de windmolen. Erfenis : in het huidige België : bestaande windmolens : 439 (2015) verdwenen 3621(57).
D. De erfenis van de Renaissance (14de - 17de eeuw) Het is die periode in de Europese cultuurgeschiedenis die volgde op de Middeleeuwen. De wortels van de moderne wetenschap dienen gezocht bij de Middeleeuwse wetenschap en de Middeleeuwse universiteiten die, in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, veel aanzetten gaven tot kritisch onderzoek en nieuwe theorievorming bevorderden. Wat ons onderwerp betreft, de molen, staat vast dat de oudste kopij van pneumatica door Hero van Alexandrië, zich bevond in de Biblioteca Marciana te Venetië sinds de dertiende eeuw. De Vlaamse Dominicaan Willem van Moerbeke (1215-1286) vertaalde o.m. Hero’s pneumatica naar het Latijn. Gedurende de veertiende - vijftiende eeuw bestonden niet minder dan 25 kopijen van Philo van Byzantiums of van Hero van Alexandriës’ pneumatica (57). De pneumatica, automatiopoietica, belopoeica en cheirobalista van Hero van Alexandrië werden gepubliceerd in het Grieks en Latijn in Theusnot’s “Veterum mathematycorum opera graece et latina nunc primum edita”, Parijs, 1693 (58). 36
Werken bekend te zijn geschreven door Hero : • Pneumatica , een beschrijving van de machines werkend met lucht, stoom of water onder druk, met inbegrip van de hydraulis of waterorgel. • Automaten, een beschrijving van de machines met mechanische of pneumatische middelen (bv automatisch openen of sluiten van de tempel deuren, standbeelden die wijn giet, enz.). • Mechanica, bewaard alleen in het Arabisch, geschreven voor architecten, met middelen om zware voorwerpen te tillen. • Metrica, een beschrijving van hoe te berekenen oppervlakken en volumes van diverse objecten. • Op de Dioptra, een verzameling van methoden om lengtes te meten, een werk waarin de kilometerteller en de dioptra, een apparaat dat lijkt op de theodoliet. • Belopoeica, een beschrijving van oorlogsmachines. • Catoptrica, de progressie van licht, reflectie en het gebruik van spiegels. Tijdens de Renaissance werden dus de werken van Philo van Byzantium en Hero van Alexandrië ruimer bekend wat het malen een ander aanschijn gaat geven. De principes van mechanica, automatie en pneumatica zullen de erfenis, zoals herbekend gemaakt tijdens de Renaissance, toegepast worden in de achttiende tot de eenentwintigste eeuw.
Erfenis Leonardo da Vinci (1452-1519) Machine om zemelen te scheiden van de bloem. Het graan valt in een glijplank naar beneden in een linnen mouw. Deze wordt geschud door een staak verbonden met de tandwielen van het meelwiel. Zodoende kon de bloem door heen de mazen van mouw gescheiden worden van de zemel (58a).
37
Staakmolens en horizontale windmolens
Windmolens waren in Italië niet van groot technologisch belang wegens ongunstige weersomstandigheden. Bovenaan staakmolen, verschillend van de traditionele opvatting in de zin dat hij op de wind wordt gelegd bij middel van een staartvin eerder dan door een staartbalk rondbewogen bij handkracht. Voor het gewicht en het gemak der behandeling plaatste Leonardo de molenstenen gelijkvloers. Onderaan rechts zeilstellen of bekleding voor een horizontale molen. Deze kon werken ongeacht de windrichting (58b). De weinige aandacht door Leonardo da Vinci aan het malen en de molen : maatschappelijke onbruikbaarheid in het Italië der vijftiende - begin zestiende eeuw? 38
Ramelli
Experimentele windmolens in Italië in 1482 Francesco di Giorgio Martini (Siena, 1439-1502) was architect, vestingbouwkundige, beeldhouwer in brons, medailleur, schilder, tekenaar, ingenieur en theoreticus, kortom een der meest veelzijdig begaafde kunstenaars van de Renaissance in Italië. Hij was het Sienese pendant van tijdgenoot Leonardo da Vinci, die hij regelmatig ontmoet heeft.(1) De bouwkundige ontwerpen van Francesco di Giorgio Martini vinden we verzameld in zijn Trattati di architettura ingegneria e arte militare van ca. 1482. (2) Deze becommentarieerde schetsboeken, met ruim 1200 tekeningen, bevatten - naast belegeringstechnieken, vestingbouw, werptuigen, tandradsystemen, ... - ook diverse soorten molens : hans-, tred-, ros-, water-, wateropvoer-, schip- en windmolens. Over deze laatste zullen we het hier nu hebben. We zijn vooral geboeid door de voorstelling van een windmolen met “zeilschoepen”. Er zijn acht, relatief korte wieken. Ze bestaan uit rechthoekige houten kaders waaraan zeilen zijn gespannen, zodat een soort windbakjes gevormd worden. Ze doen ons onmiddellijk denken aan de schoepen van een waterrad. Opvallend is dat de molenas een horizontale ligging heeft. Nochtans is bekend dat een schuine stand een betere windvang garandeert. Op de ene tekening (afb. 1) zien we dat deze as het hele gebouw doorloopt, terwijl op de andere prent (afb. 2) deze as gelagerd is in een grote schraag middenin het molenhuis. 39
De molenkast is geheel van hout, bevat het volledig mechanisme met het steenkoppel en kan naar de wind worden gedraaid. Deze ronde, van een kegelkap voorziene molenkast draait op kruirollen boven een ronde tafel die op het boveneinde van een centrale spil staat en die door schuine schoren gestut wordt. Op de ene tekening (afb. 1) is deze spil duidelijk dikker dan op de andere (afb. 2). Het kruien gebeurt manueel, via een hefboomsysteem : een spil met platliggende stang of schroef, gericht naar de omgaande rollen.
Het is dus een heel bijzondere windmolen, werkelijk een uniek geval, dat moeilijk bij een regulier type kan ondergebracht worden. Het hele molenlichaam dat op rollen draait verwijst naar een paltrokmolen; de centrale vaststaande spil voert ons naar een standerdmolen; de ronde romp en de kegelkap vinden we terug bij bovenkruiers... Op zijn geheel genomen mogen we zeggen dat de molen het dichtst aanleunt bij de (latere!) paltrokmolens. 40
We kunnen verschillende technische bezwaren aanvoeren tegen de ontworpen molen. Vanuit de centrale spil vertrekken er schoren naar de kruitafel, maar hoe wordt die spil zelf in verticale positie gehouden? Bovendien moet deze spil en de kruitafel behoorlijk sterk zijn uitgevoerd om het volledige, draaibare molenhuis te dragen: niet enkel het grote gewicht speelt een rol, maar ook de torsie door het kruien. Er zijn geen voldoende voorzieningen aanwezig om te beletten dat de bovenbouw van de tafel schuift. De “zeilbakken” kunnen niet draaien als ze pal op de wind staan, wel als de wind er zijdelings in blaast. Er valt ook heel wat te zeggen over Francesco di Giorgio Martini, Codice Torinese Saluzziano 148, f° 37, tav. 69 het overbrengingssysteem. In de bijhorende tekst van de tekening (afb. 1) wordt hier veel aandacht aan gewijd. Op de horizontale molenas is een schijfloop met omtrek 10,5 voeten, dus met diameter ± 1 meter. Deze drijft een groter (dus trager draaiend) kamwiel aan, met diameter 4,5 voeten (132,5 cm) (3). Onmiddellijk onder dat kamwiel, op dezelfde spil, bevindt zich een identieke schijfloop als de eerste. Zijn spillen grijpen in de kammen van een groot spoorwiel (wederom snelheidsvertraging), dat uiteindelijk een relatief kleine schijfloop doet draaien : onderaandrijving van de loper van het steenkoppel (zoals bij een watermolen). Pas bij dat laatste stadium wordt een snellere rotatie bekomen. We hebben dus sterke twijfels over de doeltreffendheid van deze windmolen. Het systeem is tè zeer afgeleid van een watermolen (op een waterloop met voldoende verval en debiet). Zowel de “zeilschoepen” als het ingewikkeld overbrengingssysteem (met een dubbele vertraging) wijzen op een duidelijke overschatting van de wind als energiebron. (1)
Zie o.m.: FIORE (Francesco Paolo), Città e macchine nei digni di Francesco di Giorgio Martini, Florenze, 1978; PAPINI (Roberto), Francesco di Giorgio Architetto, Florence, 1946, 3 dln.; TOLEDANO (Ralph), Francesco di Giorgio Martini, Pittore e Scultore, Milano, 1987; WELLER (Allen Stuart), Francesco di Giorgio, Chicago, 1943.
(2)
Uitgegeven in 1967 te Milaan door Corrado Maltese, 2 vol., LXVIII + 289 + 323 p., in de reeks Classici italiani di scienze tecniche e arti/ Tratteli di architettura, 3 (exempl.: o.m. Koninklijke Bibliotheek te Brussel en de bibliotheken van de R.U.Gent en de K.U.Leuven, afdeling architectuur).
(3)
De oude Romeinse voet bedroeg 29,45 cm
41
Ook bij de andere windmolen-ontwerpen hebben we steeds het gevoel dat uitgegaan wordt van een onuitputtelijke voorraad wind. We hebben het met name over de molens met horizontaal windrad: een aantal borden (6 à 12) bevestigd aan een verticale spil. Het is niets minder dan een horizontaal waterrad dat nu bovenaan geplaatst wordt! Er zijn geen wanden voorzien om het terugwentelen van de borden te voorkomen. Een plan (afb. 3) toont ons dat rad bovenaan een koningsspil, met aan het ondereinde een schijfloop die een groot spoorwiel aandrijft (vertraging!), dat op zijn beurt de loper van het steenkoppel via een kleiner schijfloop in onderaandrijving doet draaien. Bij deze molen is het dus niet nodig dat de kast op kruirollen geplaatst wordt, zoals in het vorig geval. Op twee andere ontwerpen bemerken we dat het windrad slechts dient om het verticaal waterrad van water te voorzien: een windmolen die dus een watergraanmolen aandrijft. Het opvoeren van water, middels van een scheprad of een kettingsysteem, vereist echter een zo groot vermogen, dat het ontworpen windrad tegen deze taak nauwelijks opgewassen is (59). De beschreven en afgebeelde molens lijken dus ook geen fundamentele aanbreng tot de ontwikkeling van het malen te hebben aangebracht. Ramelli’s ingenieurwerk lijkt dan eerder een vingeroefening wat de molen betreft. Geen technologische ontwikkeling. De Renaissance schenkt ons in zake molens, geen technologische erfenis wel mooie tekeningen maar de hierna vertoonde Ramellimachine is een reeds bestaande molenstructuur. De Renaissance brengt wel de Griekse en Romeinse erfenis onder de aandacht.
Dus geen vooruitgang en geen meerwaarde van opgedane kennis van de erfenis.
42
Ramelli : tredmolen
Ramelli : staanderdmolen 43
Achttiende eeuw Arbeidsverdeling In de achttiende eeuw doet zich in de maalactiviteit een grondige verandering voor: voortaan zijn er molenaars én maalders, molens en maalderijen. De molenaar is de specialist die met zijn water- of windmolen graan tot meel maakt zoals dat reeds eeuwen gebeurt. De maalder is een arbeider die samen met andere arbeiders een afzonderlijke deelfase van het productieproces verzorgt, in een groot gebouw met verschillende verdiepingen. De arbeidsverdeling heeft onderdelen van het voorbereidingsproces van het graan en van het malen van het graan, toevertrouwd aan verschillende specialisten die voortaan niet meer het gehele productieproces, maar er slechts een fase van verzorgen. Er voltrekt zich aldus een scheiding, niet alleen economisch maar ook politiek en sociologisch, tussen wat van dan af de traditionele maalactiviteit geworden is en anderzijds de nieuw verschijnende maalderij. Tot dan toe maalde de molenaar met laagmalen en het hoogmalen. Vlakmalen : de molenstenen staan dicht op elkaar en het graan wordt in één beweging verbrijzeld tot meel dat door de molenaar niet wordt gezeefd. Hoogmalen : de molenstenen staan iets van mekaar waardoor het graan wordt gescheurd. Wat bloem is wordt gezeefd, de overige bestanddelen worden opnieuw gemalen totdat het graanomhulsel geen bloemdeeltjes meer bevat. Voortaan wordt het hoogmalen gemechaniseerd. De arbeidsorganisatie gebaseerd op arbeidsverdeling wijzigt het aanschijn en het wezen van graan vermalen. Hoe is dit technische vertaald? De geërfde theoretische beginselen van o.m. Philo van Byzantium en Hero van Alexandrië zijn maatschappelijk bruikbaar geworden.
44
Gemechaniseerde maalderij. A. la mouture économique (60). 1. Voorbereiden van het graan. • Het graan moet gescheiden worden van onzuiverheden. • Het graan moet een aangepaste vochtigheidsgraad hebben zowel om bewaard als om te kunnen vermaald worden. Graan kuisen - Oorspronkelijk gebeurde dit door wannen in de wind met een wanmand. Het bijbelse “koren scheiden van het kaf” gebeurde door de landman die het graan dat in de wanmand lag, met de wind in de rug, omhoog gooide. De wind blies kaf en lichte onzuiverheden weg: het kaf was gescheiden van het kaf. - In het begin der achttiende eeuw brengen Jezuïeten missionarissen de wanmolen mee uit China, waar hij werd aangewend om rijst te kuisen. Een erfenis.
Wanmolen (1791)
De wanmolen is een graankuismachine die een grote technische vooruitgang betekent niet alleen omdat deze met de hand aangedreven machine het zware handwerk met de wanmand overneemt, maar ook technisch omdat er gelijktijdig een schifting gebeurt én door een schuddende zeef én door een blaasinrichting. Hierdoor wordt er gereinigd én volgens volume én volgens densiteit. De zeef scheidt graan van vreemde lichamen zoals steen, de blaasinrichting blaast de lichtere delen zoals het kaf weg. Wanneer de Evangelist vaststelt : “Er is onkruid onde de tarwe” (Matheus, 13: 24-30), de wanmolen scheidt het koren van het kaf. Te vochtig graan kan niet of zeer moeilijk worden gemalen. Gedurende eeuwen was er geen andere oplossing dan het vochtige graan in een zeer dunne laag open te spreiden, het regelmatig te keren en het op die wijze te laten drogen. 45
Graan drogen. In feite was het een systematisch uitwerken van de hierboven geschetste methode, aangevuld door de warmte van kachels wier buizen door verschillende verdiepingen liepen en zo warme lucht verspreidden. De eerst bekende kunstmatige techniek om graan op stelselmatige wijze te drogen werd openbaar gemaakt in 1760 door een Parijse maalder, César Bucquet.
Drooginrichting voor graan - César Bucquet (1780)
Malen in een maalderij
Mouture économique van César Bucquet (1775)
Taakverdeling Maaltechniek De molenaar maalde het graan en levert het gemalen product als zodanig af, d.w.z. zijn product blijft vermengd met het omhulsel van het graan (zemelen, kriel). Om witte bloem te bekomen diende het meel gezeefd te worden. Dit werd niet gedaan door de molenaar zelf maar door ambachtslieden gespecialiseerd in het zeven van meel. Zij gingen van bakkerij tot bakkerij voor diegenen die wit brood wilden (en dit konden betalen). De “mouture économique” bestaat erin: nadat het graan een eerste maal door de maalstenen bewerkt is, het maalproduct een eerste maal over een builapparaat (zeefsysteem) te sturen. De bekomen witte bloem wordt er gescheiden van de graandeeltjes bij dewelke bloem en omhulsel nog verbonden zijn. Deze graandeeltjes worden opnieuw over de maalsteen gestuurd en vervolgens alweer gebuild (gezeefd). Dit processus wordt zoveel malen herhaald totdat er geen witte bloem meer aan het omhulsel van het graan kleeft. De inhoud van het graan (bloem) is gescheiden van het omhulsel (zemelen, kortmeel, kriel). 46
Builapparaat
De maasopeningen zijn op het einde van de builtrommel groter dan vooraan. Dit principe van her-malen zou door een maalder uit Senlis, een zekere Pigeault, uitgevonden zijn in de zestiende eeuw. Het systeem was echter niet erg werkbaar. Dit werd het wel toen het in de achttiende eeuw vervolmaakt werd door een andere maalder uit Senlis, César Bucquet. De bekomen resultaten waren van die aard dat ze de aandacht trokken van de Franse overheid. César Bucquet werd door de Franse regering afgevaardigd naar de provincies om het systeem openbaar te maken en het te gaan uitleggen. Hij bezocht Lyon in 1764, Bordeaux in 1767, enz... Een maalder uit Pontoise werd met een dergelijke opdracht belast in Normandië. Het systeem vond aldus zijn weg doorheen Frankrijk. De “Mouture économique” vereist vijf achteenvolgende bewerkingen, die een veel hoger rendement (verhouding bloem/omhulsel) toelieten dan in de traditionele molen. De “Mouture économique” leverde driemaal meer bloem op dan dit het geval was drie eeuwen voordien. De kwaliteit was ook aanzienlijk beter (61). De “Mouture économique” verbeterde gevoelig het rendement en de kwaliteit van het product, maar vereiste tevens veel meer werk. De vijf bewerkingen verliepen door de ingevoerde arbeidsverdeling wel als een continuproces maar precies om de ononderbroken productiewijze te verwezelijken diende bij elke fase der her-maling personeel te worden ingezet voor voeding naar en opvang der producten uit de machines; elke tussenschakel diende verwezenlijkt door een of meerdere arbeiders (zie de illustratie Mouture économique). Deze her-maling wordt in de technische maalderij-vaktaal verstaan “progressief” malen genoemd, in tegenstelling met vlak- en hoogmalen dat een erfenis is van eeuwen molenaarswerk.
47
B. Oliver Evans Het is de Amerikaan, Oliver Evans (1756-1819) die de maalderij haar moderne automatisatiestructuur gaf. Zijn uitvindingen of technische aanpassingen mechaniseerden productiestroom horizontaal en verticaal in die mate dat hiervoor geen personeel meer diende ingezet. In 1795 publiceerde hij te Philadelphia zijn “The Young mill-wright and miller’s guide”. Dit technische boek kende in 1850 zijn dertiende uitgave (62). Hoofdstuk IX van deel II van zijn “guide” vermeldt : (63) “beschrijving van de verbeteringen door de auteur aangebracht aan de machinerie voor het bewerken van graan tot meel en bloem”. “Art.87: deze verbeteringen bestaan in de uitvinding en toepassing van volgende machines : 1) de elevator 2) de archimedeschroef 3) de hopper boy 4) de schraper 5) de daler Deze vijf machines verzekeren elke noodzakelijke beweging van graan en meel, van het ene deel van de molen naar het andere, of van de ene machine naar de andere, doorheen al de verschillende bewerkingen vanaf het ogenblik dat het graan gelost wordt uit de zone van de vervoerder, of uit de weegschaal, aan boord van het schip, totdat het graan volledig bewerkt is tot bloem, zowel superfijn als andere kwaliteiten, en gescheiden, gereed voor verpakking in vaten, voor verkoop of uitvoer. Al deze behandelingen worden uitgevoerd bij waterkracht, zonder tussenkomst van handarbeid, behalve het starten der verschillende machines. Dit vermindert de arbeid- en bedieningskosten van bloemmolens. Het geheel, zoals het wordt toegepast, is afgebeeld op plaat XXII” Automatische molen van Oliver Evans (1791, plaat XXII)
48
Herhaalde bewerking (progressief malen) Het principe van de mouture économique was vooral dat van de herhaalde bewerking. In de bestaande, Franse molens werd het meel van het iets grovere meel en de zemelen gescheiden met een buil. Daar werd nu een tweede buil na geplaatst, die dat, wat de eerste buil opleverde aan ongeschift materiaal, alsnog scheidde. Deze buil was een langwerpige cylinder die schuin naar beneden liep en ronddraaide. Door gaas met aanvankelijk heel kleine, verder naar beneden steeds ruimere mazen te gebruiken, vielen aan het begin alleen de fijnste deeltjes door de zeef en hield men aan het eind alleen nog de grofste stukken in de buil over. De kleinste delen werden vervolgens opnieuw gemalen en weer gebuild over fijn gaas, weer gemalen en weer gebuild tot zelfs een derde herhaling van de bewerking. Elke builing leverde weer een meelsoort van een iets andere kwaliteit en er ging in elk geval niets verloren van het meel dat anders in een mengsel van zemelen en grof maalsel tegen een lagere prijs werd verkocht. 1) de elevator Verzekert verticaal of schuinoplopend vervoer. Het is een riem zonder eind lopend onderaan en bovenaan op een riemschijf; op de riem zijn bekers bevesitgd die het product vervoeren; om verlies te vermijden zijn riemschijven, riem en bekers ingebouwd in een elevatorkast. A.B. Elevator KI : Archimedesschroef, plaat VI Hellenistische erfenis. A.B. figuur 1, plaat VI is een elevator om graan, dat opgevangen werd bij A, te lossen op B. Figuur 2, is de elevatorriem met verschillende types bekers, en de verschillende wijzen om deze te hechten op de elevatorriem. Jacobsladder, eigenlijk de ladder in het bekende droomgezicht van aartsvader Jacob (Gen.28/12), werd de benaming voor een zeer lange ladder naar de top van een molen en uiteindelijk werd het, o.m. de Nederlandse benaming voor de hier beschreven elevator. 2) De Archimedesschroef (KI plaat VI fig 1) is een schroef zonder eind met twee ononderbroken spiralen, draaiend in een trog. Ze vervoert graan. Meel wordt eveneens door een Archimedesschroef vervoerd, zoals aangetoond door figuur 3 wordt het meel hier voortgestuwd door in spiraal geplaatste duwers; de ondervinding wees uit dat dit geschikter was om meel, enigszins verwarmd door de wrijving der maalstenen, te vervoeren.
49
Rond 1790 had Oliver Evans de lay-out ontworpen volgens dewelke de maalindustrie zich van de negentiende eeuw tot op heden toe ontwikkelde, en Oliver Evans kan zich niet anders dan hebben geïnspireerd op het cybernetisch model van de staanderdmolen die zijn Nederlandse voorouders overgeleverd kregen uit Vlaanderen.
Negentiende eeuw De vergelijking van Oliver Evans’ automatische molen (1791) en het diagramma van een negentiendeeuwse meelfabriek (1880) leidt onvermijdelijk tot de slotsom dat de opvatting dezelfde is. Elevator en Archimedesvijzen vervullen in beide gevallen dezelfde functie. De molenstenen zijn vervangen door walsenstoelen om het graan te malen, maar het Evans’schema is nog steeds van toepassing. Erfenis met mechanische uitrusting.
50
Amerikaanse, Engelse en Oostenrijks-Hongaarse aanpassingen. Ondertussen was er ook belangstelling getoond vanuit Amerika en Engeland, waar aan het principe nog enkele belangrijke verbeteringen werden toegevoegd. De Franse Revolutie en het Napoleontische bewind bemoeilijkten de internationale betrekkingen ernstig en toen in de jaren 1820 de eerste Engelse en Amerikaanse molenbouwers naar Frankrijk kwamen, zagen de Fransen hun eigen mouture économique terug in een sterk gewijzigde vorm, die ze sindsdien de mouture à l’anglaise noemden. Behalve een groot aantal builen van verbeterde constructie was de moderne maalderij nu uitgerust met zuiveraars voor graan, apparaten die tussen de verschillende maalronden het meel koelden, elevators en Archimedes schroeven die het graan en de tussenproducten van de ene bewerking naar de andere vervoerden. De scheiding van zemelen en meel bij het builen werd vergemakkelijkt, doordat tarwe die de Franse molenaars in de achttiende en negentiende eeuw verwerkten, vrij zacht was. De schil was elastisch en werd bij het malen niet tot heel kleine schilfertjes gereduceerd. Bij een hardere tarwesoort kreeg men veel fijnere zemelen, die moeilijker te verwijderen waren. Omstreeks 1820 was ook daarvoor een oplossing ontwikkeld in Pest, in het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk, waar de uiterst harde Hongaarse tarwesoorten werden geteeld. De methode stond bekend als het zogenaamde hoogmalen. Daarbij werden de stenen relatief ver van elkaar afgesteld, zodat eerst de buitenste schillen van de tarwekorrel werden verwijderd. Dan werd er gezeefd en werd de bijna schone tarwekorrel weer gemalen. Die procedure werd herhaald met iets nauwer gestelde stenen. De Oostenrijkers gingen ook veel verder in het builen en hermalen dan de Fransen. Watermolen als constante krachtbron Belang van een constante draaisnelheid van de molenstenen voor de kwaliteit van het meel. Een constante krachtbron was een vereiste voor de nieuwe maalderijen daar zij volstonden met werktuigen, ook voor het mechanisch transport binnen het bedrijf. Het aantal bewerkingen was verveelvoudigd ten opzichte van de tradiotionele methode, wat de productie ook kwetsbaarder maakte. Stilstand van de hele fabriek door gebrek aan drijfkracht betekende een groot verlies aan productie, terwijl het werken op ‘halve kracht’ de productkwaliteit nadelig kon beïnvloeden. Dat men deze ontwikkeling niettemin in deze richting doorzette, had te maken met de vanzelfsprekendheid van een grote, constante krachtbron. De technische veranderingen van de achttiende en negentiende eeuw werden allemaal toegepast in bestaande watermolens. In de negentiende eeuw werden her en der wel stoomwerktuigen bij watermolens opgesteld, die alleen dienden om in noodgevallen extra water naar de waterwielen te pompen.
51
Stoommachines De in de achttiende eeuw uitgevonden stoommachine (James Watt 1736-1819) wordt maatschappelijk bruikbaar. De erfenis van de Alexandrijnen die de energie kenden der principes van in samengeperste lucht en stoom verscholen energie: nu maatschappelijk bruikbaar.
Stoommachine van James Watt (1736-1819)
De stoommachine van Hero van Alexandrië (10-70A.D) Hellenistische erfenis.
52
De stoommachine leverde de nodige energie om het toenemend aantal gemechaniseerde fases aan te drijven. Toen de eeuwenoude molensteen rond 1870 vervangen werd door de walsenstoelen eerst met porceleinen, en snel door stalen walsen, kreeg de maalderij haar industrieel gelaat. Dankzij de eeuwenoude erfenis was een grote stap toekomstgericht gezet.
(64)
Sinds de Mouture économique en Oliver Evans’ automatische molen is het productieproces aanzienlijk verfijnd en ingewikkelder geworden. Vrucht van eeuwenlange erfenis : de meelfabriek, of, industriële maalderij.
53
54
Twintigste - een en twintigste eeuw. Pneumatische molens, elektrische drijfkracht en computergestuurd. Het inwendig vervoer van het te malen graan en de gemalen producten gebeurt pneumatisch. D.w.z. door middel van een krachtige zuigende of stuwende luchtstraal in een buis. M.a.w. pneumatica, automatica, mechanica, metrica samen toegepast om te malen. Hellenistische wetenschap en sinds de waremolen ontwikkelde vindingrijkheid, samen toegepast. Rond 1950 wordt de elevator- en Archimedesvijzen molen technische geschiedenis. De pneumatische molen neemt zijn taak op. Overzichtelijk, gebruiksvriendelijk. Einde twintigste eeuw doet de informatica haar intrede. Erfenis van Ctesibios, vader van de pneumatiek; van Philo van Byzantium die handelde over overdracht van mechanische kracht en vermenigvuldiging of verdelend effect van draaiende beweging; van Hero van Alexandrië over pneumatica en automatica en geprogrammeerde bewegingen. De meelfabriek 2015: waardige erfgenaam van een 2500 jarige erfenis. Quod erat demonstrandum.
55
56
57
715 jaar deelname aan de erfenis. Daneel van den Bossche vóór 1300 Jan van den Bossche °1330 - ⁺1365 Henric van den Bossche °1360 Jan van den Bossche °1390 Hendrik van den Bossche °1420 Jan van den Bossche °1450
*
Gielis van den Bossche °1480
n Bossche
365
Geeraert
Gilis van den Bossche °1510
Henric van den Bossche °1360 Elisabeth
Jan van den Bossche
Joos
Gillis & Amelberga Smet °1520
°1390 Hendrik van den Bossche
Marie
°1420
Martyne
Jan
Geeraert
°1560 - ⁺1 Jan van den Bossche °1450
*
Catherina °1590
Gielis van den Bossche °1480
Geeraert
Gilis van den Bossche °1510
Elisabeth
sche
Joos
Gillis & Amelberga Smet °1520
Gilis van den Bossche
Marie
Martyne
**
Jan
°1510
Gillis & Amelberga Smet °1520
Geeraert & Anna Van Opstal °1560 - ⁺1644
°1567
Catherina
Jan van den Bossche & Verheyden Johanna
°1590
°1580
Franciscus van den Bossc
**
Jan
°1616
Geeraert & Anna Van Opstal °1560 - ⁺1644
°1567
van den Bossche Christop °24.8.1648, Malderen
Catherina
Jan van den Bossche & Verheyden Johanna
°1590
°1580
***
⁺14.3.1725, Malderen x 20.2.1677, Malderen
van den Bossche Joannes
Franciscus van den Bossche & Jacqueline Segers
°12.12.1678, Malderen
°1616
⁺2.5.1734, Malderen
van den Bossche Christophorus & Vertongen Barbara °24.8.1648, Malderen ⁺14.3.1725, Malderen
x 26.1.1702, Malderen
58
⁺22.5.1721, Malderen
x 20.2.1677, Malderen van den Bossche Joannes & Van Gucht Judoca °12.12.1678, Malderen
°25.5.1675, Bugghenhout
⁺2.5.1734, Malderen
⁺13.4.1747, Opdorp
van den Bossche Egidius °11.11.1708, Malderen ⁺19.11.1783, Opdorp
Anna Van Opstal
44
°1567
Jan van den Bossche & Verheyden Johanna °1580
***
Franciscus van den Bossche & Jacqueline Segers °1616 van den Bossche Christophorus & Vertongen Barbara °24.8.1648, Malderen ⁺14.3.1725, Malderen
⁺22.5.1721, Malderen
x 20.2.1677, Malderen van den Bossche Joannes & Van Gucht Judoca °12.12.1678, Malderen
°25.5.1675, Bugghenhout
⁺2.5.1734, Malderen
⁺13.4.1747, Opdorp
x 26.1.1702, Malderen
van den Bossche Egidius & Van Assche Joanna Mar. °11.11.1708, Malderen
°3.10.1713, Malderen
⁺19.11.1783, Opdorp x 10.6.1740, Opdorp van den Bossche Carolus & Van Ransbeek Catherina °14.1.1750, Opdorp
°5.5.1756, Malderen
⁺1.12.1821, Opdorp
⁺10.12.1816, Opdorp
x 28.10.1785, Malderen van den Bossche Petrus & Cruyplandt Francisca °2.7.1789, Opdorp
°17.12.1788, Opdorp
⁺14.5.1849, Opdorp
°15.7.1866, Opdorp
x 11.9.1815, Opdorp van den Bossche Josephus & Reyntjens Philomena °14.1.1824, Opdorp
°29.4.1838, Opdorp
⁺12.2.1873, Opdorp
⁺2.11.1923, Opdorp
x 24.9.1859, Opdorp van den Bossche Carolus & De Mesmaecker M.T. °19.7.1869, Opdorp
°3.12.1871, Steenhuffel
⁺2.8.1915, Opdorp
⁺26.3.1959, Opdorp
x 20.7.1896, Steenhuffel van den Bossche Henri & Netta Duchateau °19.1.1902, Opdorp
°1910
⁺2.1.1967, Opdorp x 4.10.1932, Brussel van den Bossche Karel & Plasschaert Anna °1933
°1934
x 1960 Daneel van den Bossche vóór 1300 Jan van den Bossche °1330 - ⁺1365 Henric van den Bossche °1360 Jan van den Bossche °1390 Hendrik van den Bossche °1420 Jan van den Bossche °1450 Gielis van den Bossche °1480
Geeraert
Gilis van den Bossche °1510
Elisabeth
Joos
Gillis & Amelberga Smet °1520
Marie
Martyne
Jan
Geeraert & Anna Van Opstal °1560 - ⁺1644
°1567
Catherina
Jan van den Bossche & Verheyden Johanna
°1590
°1580 Franciscus van den Bossche & Jacqueline Segers °1616 van den Bossche Christophorus & Vertongen Barbara °24.8.1648, Malderen ⁺14.3.1725, Malderen
⁺22.5.1721, Malderen
x 20.2.1677, Malderen van den Bossche Joannes & Van Gucht Judoca °12.12.1678, Malderen
°25.5.1675, Bugghenhout
⁺2.5.1734, Malderen
⁺13.4.1747, Opdorp
x 26.1.1702, Malderen
van den Bossche Egidius & Van Assche Joanna Mar. °11.11.1708, Malderen
°3.10.1713, Malderen
⁺19.11.1783, Opdorp x 10.6.1740, Opdorp van den Bossche Carolus & Van Ransbeek Catherina °14.1.1750, Opdorp ⁺1.12.1821, Opdorp
°5.5.1756, Malderen ⁺10.12.1816, Opdorp
x 28.10.1785, Malderen van den Bossche Petrus & Cruyplandt Francisca °2.7.1789, Opdorp
°17.12.1788, Opdorp
⁺14.5.1849, Opdorp
°15.7.1866, Opdorp
x 11.9.1815, Opdorp van den Bossche Josephus & Reyntjens Philomena °14.1.1824, Opdorp
°29.4.1838, Opdorp
⁺12.2.1873, Opdorp
⁺2.11.1923, Opdorp
x 24.9.1859, Opdorp van den Bossche Carolus & De Mesmaecker M.T. °19.7.1869, Opdorp ⁺2.8.1915, Opdorp
°3.12.1871, Steenhuffel ⁺26.3.1959, Opdorp
x 20.7.1896, Steenhuffel van den Bossche Henri & Netta Duchateau °19.1.1902, Opdorp
°1910
⁺2.1.1967, Opdorp x 4.10.1932, Brussel van den Bossche Karel & Plasschaert Anna °1933 x 1960
°1934
59
2500 JAAR MOLENERFENIS : SAMENVATTENDE OVERZICHT I.
Hellenistisch Griekenland ( 300 - 100 v.Chr.)
• Archimedes : Archimedesschroef • Philo van Byzantium : (280-200 v. Chr.)
- tandraderen waarop draaiende beweging machines gebaseerd is. - eerste vermelding watermolen - horizontaal waterwiel - mechanica
• Hero van Alexandrië : (10 - 70 v. Chr.)
- pneumatica - automatica - hydrolica - mechanica - stoom
grondslag automatische controle
• School van Alexandrië, principes : - hefboom (300 - 100 v.Chr.) - katrol - tandwiel • Ctesibius : (285-226 v.Chr.)
II.
Perslucht
Romeinse Rijk ( 400 v.Chr. - 476 A.D.)
• Vitruvius : vertikaal waterwiel • Praktische toepassingen Griekse wetenschap
III.
Alle Germaanse koninkrijken
Gebruik van gans jaar stromend water : Uitbating waterrecht overgenomen uit Romeins Recht : Staatsrecht.
IV.
Middeleeuwen
• Vroege Middeleeuwen (400 - 900 A.D.) - Gebruik van watermolen - Landbouwrevolutie • Volle Middeleeuwen (900 - 1300 A.D.) - Opkomst windmolen - Industriële Revolutie - Herontdekking Griekse wetenschap 60
V.
Renaissance (14e - 17e eeuw)
Overdracht kennis Griekse wetenschap.
VI.
Achttiende eeuw
- mechanisering - stoom - automatisering - herhaalde maalbewerking
VII.
Negentiende eeuw
- mechanisering - herhaalde maalbewerking - stoommachine - walsenstoelen
VIII. Twintigste - eenentwintigste eeuw - gemechaniseerde molen - elektrische drijfkracht - pneumatische molen - informatica - computergestuurde molen
61
Noten 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
- Marshall, C., Greek science in Antiquity, collection books, Mac Millan, New York, 1963 - Gued, D., Le théorème du Perroquet, “éditions du Seuil,Paris, 1998 Valavanis, K.P., Vachtsevanos, G.L., Aatsaklis, P.J., Techology and autonomous mechanisms in the mediterranean : from ancient Greece to Byzantium, progerdines of the European control conference, Kos-Greece, 2007, blz. 263 Valavanis et alii, o.c., blz 263-264 - Pleket, H.W., blz. 97 - Forbes, R.J., History of technology, II, 590 ff., 603f, Oxford, 1956 Pleket, H.W., Techniek en maatschappij in de Grieks-Romeinse wereld in, geschiedenis van de techniek, E.J. Fischel, Martinus Nyhoff, Den Haag, 1950, blz. 98 Valavanis, o.c., blz. 264 - Lloyd, C.B.R., Greek science after Aristotle, W.W. Norton, New York 1973 - Macleod; R., E.D., The library of Alexandria, Center of Learning in the ancient world, I, B. Tauris, London, 2004 Valevanis, o.c., blz. 264 Idem, blz. 264 Pleket, o.c., blz. 98 Valavanis, o.c., blz. 264 Idem, blz. 265 Lewis, M.J.T., Millstone and hammer, The origins of waterpower, University of Hull Press, 1997, blz. 1-73 Pleket, o.c., blz. 104 Pleket, o.c., blz. 118 Idem, o.c., blz. 104 -107 Ibidem, o.c., blz. 107 Ibidem, o.c. blz. 108 Ibidem, o.c., blz. 108 Ibidem, o.c., blz. 112 Ibidem, o.c. blz. 103, Vitruvius, Boek X, 7, 4 ff. 5 Durant, W., De griekse wereld, L.J.C., Boucher, ‘s Gravenhage, 1948, blz. 766 Valavanis, o.c., blz. 267 Idem, blz. 267 Ibidem, blz. 267 Ibidem, blz. 267 Oneson, 2000, blz. 234, 270 Donners, Waelkens & Deckers, Watermolens in de omgeving van Sagalassos, Anatolische studies, vol. 52, blz. 1-17 Wilson, 2002, blz.9, Wikander 2000, blz.37 Lijst van oude watermolens - List of Roman watermills °Bronnen - Burnham, Barry C. (1997), “Roman Mining bij Dolaueothi : De gevolgen van de 1991-3, Opgravingen in de buurt van de Carreg Pumsaint”, Brittannia 28 : 325-336, doi : 10,2307/526.771 (http://dx.doi.org/10.2307%2F526771) - Czysz, Wolfgang (1994), “Eine bajuwarische Wassermühle im Paartal bei Dasing”, Antike Welt 25 (2) : 152-154 - Donners, K.; Waelkens, M.; Deckers, J. (2002), “Water Molens in de omgeving van Sagalassos : Een Verdwijnende Oude technologie”, Anatolische Studies 52 : 1-17, doi : 10,2307/3.643.076 (http:// dx.doi.org/10.2307%2F3643076), (https://www.jstor.org/stable/3643706) - Greene, Kevin (2000), “Technologische innovatie en economische vooruitgang in de Oude Wereld: MI Finley heroverwogen”, The economic History Review 53 (1) : 29-59, doi : 10.1111/1.468-0.289,00151 (http://dx.doi.org/10.1111%F1468-0289.00151) - Ritti, Tullia; Grewe, Klaus; Kessener, Paul (2007) “Een water-aangedreven Sone-draw Mill op een Sarcofaag bij Hierapolis en de gevolgen daarvan”, Journal of Romeinse Archeologie 20 : 138-163 - Wikander, Örjan (1985), “Archeologisch bewijs voor Vroege watermolens een tussentijds verslag”, Historie der Techniek 10 : 151-179 °Referenties : 1) ^ Greene 2000, p. 39 2) ^ab Ritti, Grewe & Kessener 2007, p. 161 3) ^Wilson 2002, p.9 4) ^Wikander 2000a, p. 371 5) ^Wikander 2000a, pp. 396f.; Donners, Waelkens & Deckers 2002, p. 11; Wilson 2002., pp 7F. 6) ^Wikander 2000a, pp. 373-378; Donners, Waelkens & Deckers 2002, pp. 12-15 7) ^ab Wikander 1985, p. 158, Wikander 2000b, p. 403; Wilson 2002, p. 16 8) ^abc Wikander 2000b, p. 407 9) ^ab Ritti, Grewe & Kessener 2007 10) ^Wikander 2000b, pp. 406f. 11) ^Wikander 1985, pp 151-154; .Wikander 2000a, pp 370-373;.Wilson 2002, pp 9-17:.Brun 2006., pp 7-9 12) ^Wikander 2000a, pp 397-400 13) ^Wikander 2000a, pp 379 14) ^Wikander 1985, p.160; Wikander 2000a, p.396 15) ^Wikander 2000a, pp.373f.; Donners, Waelkens & Deckers 2002, p. 12 16) ^ab Wikander 2000b, p. 402 17) ^Wikander 2000a, p. 375; Donners, Waelkens & Deckers 2002, p.13 18) ^ab Wikander 2000b, p. 406 19) ^Wikander 1985, pp 154-162; Wilson 2002, p. 11 20) ^abcdefg Wikander 2000a, p. 375 21) ^Ritti, Grewe & Kessener 2007, p. 154 22) ^Wilson 1995, blz. 507f.; Wikander 2000a, p.377; Donners, Waelkens & Deckers 2002, p. 13 23) ^Wilson 2001 62
24) ^Wikander 2000b, p. 404F. 25) ^abc Wilson 2001, p. 235 26) ^Wikander 1985, p. 163, fn. 109; Wikander 2000a, p. 400 27) ^abcd Wikander 1985, p. 160 28) ^Wikander 1985, p. 169, fn. 41 29) ^abc Wikander 2000a, p. 398 30) ^ab Wikander 2000a, p. 400, fn. 123 31) ^ abc Wikander 1985, p. 171, fn. 82 32) ^Wikander 2000b, p. 405 33) ^Wikander 2000a, p. 399, fn. 121 34) ^Wikander 1985, p. 171, fn. 69 35) ^Wikander 2000a, p. 399 36) ^Ritti, Grewe & Kessener 2007, pp. 143-146 37) ^ab Wikander 1985 38) ^ab Wikander 2000b, p. 403 39) ^Wikander 2000a, p. 396 40) ^Wikander 1985, p. 161; Wikander 20000a, p. 397, fn. 104 41) ^Wikander 1985, p. 170, fn. 45 42) ^ab Wikander 2000a, p. 373f. 43) ^ Wikander; p. 170, fn. 61; Wikander 2000a, p. 375 44) ^Wikander 1985, p. 159 45) ^Wikander 1985, p. 171; Wikander 2000a, pp. 384f. 46) ^abcdefg Wilson 1995, pp. 507f. 47) ^abcdefghij Wilson 2002, p. 10 48) ^abcdefghijklmnopqrstuvwxyz aa ab ac ad ae Wikander 1985, pp. 154-162 49) ^Wikander 2000a, p. 397, fn. 106 50) ^Wilson 2002, p. 11 51) ^Ntv.de: Uralte Wassermühle ausgegraben (http://www.n-tv.de/wissen/fundsache/Uralte-Wassermuehle-ausgegrabenarticle475990.html); Commons: Pic 1 (http://commons.wikemedia.org/wiki/File:Ehemalige_r%C3%B6mische_Wasserm%C3%BChle_Inde-1.JPG?uselang=de), Pic 2 (http://commons.wikemedia.org/wiki/File:Ehemalige_r%C3%B6mische_Wasserm%C3%BChle_Inde.JPG?uselang=de) 52) ^Wikander 2000a, p. 393 53) ^Wikander 2000a, p. 374 54) ^ ab Wikander 2000a, p. 385 55) ^Wilson 2002, p. 16; Ritti, Grewe en Kessener 2007, pp 149-151 56) ^Wikander 2000a, p. 394, fn. 95 57) ^Wikander 2000a, p. 372 58) ^abcdefghijklmnopqrstuvwxyz Wikander 1985, pp. 163-165 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55
56 57
Lewis, o.c., Waterkracht in Noord-Afrika en de ontwikkeling van de horizontale watermolen, Journal of Roman archeology, 8, blz. 499-510 Wilson, A., Macines, Power and old economics, the journal of Roman studies, vol. 92, 1-32 Forbet, R.J., Studies in ancien technology II, 1955, 91 ff. Lijst oude watermolens in Italië Le Goff, 2, De cultuur van Middeleeuws Europa, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 1987, blz. 14 Idem, o.c., blz. 38 Ibidem, o.c., blz. 49 Ibidem, o.c., blz. 251 Ibidem o.c. blz. 250 Vitruvius, Vertaling morris Kicky, ten books of Architecture, Bibliobazaar, 2008, blz. 370 Gillis, J., Historische inleiding tot het recht, Kluwer Rechtsbibliotheek, Antwerpen, 1981, blz. 168 Idem, o.c., blz. 180 Ibidem, o.c. blz. 176 Ibidem, o.c., blz. 178 Ronse, A., De windmolens, Devries-Brouwers, Antwerpen-Amsterdam, 1975, blz. 3 Gillis, o.c., blz. 175 Draye et Alii, Het juridisch statuut van de watermolens, Ministerie Vlaamse Gemeenschap, Centrum voor milieukunde, blz. 26, 28. Gillis, o.c. blz. 18-19 Idem, o.c., blz. 97 Ibidem, o.c. blz. 98 Ibidem, blz. 182, 176, De Meester, G, Geschiedenis van de politiek en het publiek recht, U.Gent, 2013-2014, blz. 16 Hinde, Thomas, Dumesday Book, Guild Publishing, London, 1985 www.molenzorg.org, Belgisch molenbestand, watermolen - White, L, Medieval technology and social change, Oxford, 1962, in, Geschiedenis van de techniek, o.c., blz. 130 - Van Dooren, J., Algemene en politieke geschiedenis, toerisme Vlaanderen, blz. 6 White, o.c., blz. 130 Van den Bossche, K., Waarom ontstond de richtbare windmolen in het Oude Graafschap Vlaanderen? Molenecho’s 2/12, blz. 61-73. - Waarom de richtbare windmolen in het Oude Graafschap Vlaanderen ontstond, Molinologie, Tims-Nederland en Vlaanderen, nr. 40, 2013, blz. 1-12 - Boehm, R., Leven in een tijd, 1984, blz. 22 - Countant, Y, Windmill technology in Flanders in the 14th and 15th centuries, Tims, Bm 21, 2012, blz. 1 www.molenzorg.org, Belgisch molenbestand, windmolens
63
57 www.molenzorg.org, Belgisch molenbestand, windmolens 58a Thevenot, Parijs, 1693 58b - Ginanchi, M, Leonardo da Vinci s’Machines, Becocci Editore, Florence, 1988, blz. 91 - Gibbs-Smith, C.,The inventions of Leonardo da Vinci, Peerage Books, London, 1985, blz. 58 59 Goeminne, L., Molenecho’s, april-juni 1996, blz. 86-94 60 Heirwegh, J.J., La mouture économique et son introduction dans les pays-bas autrichiens, Belgisch naschrift voor nieuwste geschiedenis, VI, 1975, 1-2 blz. 56 61 - Richard Bennett & John Elton, History of Cornmilling, Buat Franklin, New York, 1900, III, blz. 174-176 - De Fontenelle, J, P Benoit, M.F. Malepeyre, Manuel Complet du, Boulanger, négocianten grains, du meunier et du constructeur de moulins, manuels roret, laget, Paris, 1981, II, blz. 357-358 62 Greville + Dorothy Bathe, Oliver Evans, Chronicle of Erraly America Engineering, Arno press, New York, 1972, blz.3 63 Evans, O., The young mill-wright and miller’s guide, Philadelphia, 1795 64 Van den Bossche, K., Ontdek de molen, Centrum voor Molinologie, Sint-Amands, blz. 39 65 MIAGMühlenbau, Taschenbuch des Müllers, 1927, blz. 141 66 100 jaar Bühler
Geraadpleegde werken -
Shepherd, D.G., Historical development of the windmill, Cornell University, New York, Nasa, 1990
-
Van Dooren, J., Algemene en politieke geschiedenis, Toerisme Vlaanderen
-
De Meester, G., Geschiedenis van de politiek en het politiek recht, Hecht, 2013-2014
-
Van den Haver, B., Arbeid en technologie in de Middeleeuwen, waardering of onderwaardering?, 1987
-
Valavanis, K.P., Vachtsevanos, G.J. Antsakis, P.L., Technology and autonomous mechanism in the Mediterrian, from ancient Greece to Byzantium, proceedings of the European control conference, Kos-Greece, 2005, 2007
-
Draye, A.M., Van Heusden, B., Het juridisch statuut van de watermolens, Ministerie Vlaamse Gemeenschap, bestek nr. Lin/?/?,2004 U.Hasselt, Centrum voor milieukunde
-
Ambodetti, N., Wonder, Sorcery, and technology : Contribution of the history of medieval robotics, dipartimento di informatica e communicazione, Universitè degli studi di Milano
-
Van Passel, M., Eigendoms en gebruiksrecht van water .Van Passel en vennoten, Frankrijklei, 146, 2000 Antwerpen, Water nr 78, September - oktober 1994.
-
Vitruvius - Ten books on architecture, Morris Hicky Morgan, Bibliobazaar, 2008
-
Frances & Joseph Gibs, Cathedral, Forge and waterwheel, Walter Collins, New York, 1994
-
Fischer, E.J., Geschiedenis van de techniek, Martinus Nyhoff, Den Haag, 1980
-
Gilles, J., Historische inleiding tot het recht, Kluwer Rechtsbibliotheek, Antwerpen, 1981
-
White, L., Technologie médiévale et transformations sociale, Mouton, Paris, 1969
-
Papadopoulos, F, Heron of Alexandria, Departement of mechanical engineering. National technical university of Athens, 15780 Athens, Greece
64