S1005/S1006.mz-18/24 HoTT.2.nl
14+
!
LET OP!
Niet gesch kt voor kinderen jonger dan 36 maanden Bevat kle ne onde delen die tot verst kk ng kunnen leiden
03
Programmeerhandboek
Inhoudsopgave Algemene aanwijzingen Vóór het gebruik............................................................. 3 Inleiding.......................................................................... 3 Waarschuwings- en aanwijzingssymbolen en hun betekenis............................................................ 3 Veiligheidsaanwijzingen.................................................. 4 BEOOGDE TOEPASSING.......................................... 4 Veiligheidsaanwijzingen en behandelvoorschriften voor … … Nikkel-Metaal-Hydride accu’s................................. 8 … Lithium-Ionen (LiIo)- en Lithium-Polymeer (LiPo)-accu’s................................ 10 Verwijderen van verbruikte batterijen en accu’s:........... 12 Aanwijzingen voor de milieubescherming.................... 12 Beschrijving van de radiobesturingsets mz-18 en mz-24....................................................13 Technische gegevens............................................... 14 Algemene gebruiksaanwijzingen Zender-stroomvoorziening............................................ 15 Aanbevolen laadapparaten (toebehoren)................. 16 Afstellen van de stuurknuppels..................................... 17 Zenderbeschrijving Bedieningselementen van de zender....................... 18 Toetsenslot................................................................ 19 Toetsen en ESC en ENT............................ 19 Digitale trimming....................................................... 19 Display...................................................................... 20 Bediening van het display..................................... 21 Waarschuwingen.................................................. 22 Zender-achterkant.................................................... 24 DSC-aansluiting.................................................... 24 Data-poort............................................................. 25 Aansluiting hoofdtelefoon...................................... 25 Cardslot................................................................ 26 Mini-USB-aansluiting............................................ 27 Inbedrijfname In bedrijf nemen van de zender................................ 28 Update van de zendersoftware............................. 30 2
Inhoudsopgave
Zendersoftware herstellen.................................... 30 In bedrijf nemen van de ontvanger........................... 32 Firmware-update van de ontvanger...................... 33 Ontvangerinstellingen opslaan.............................. 33 Aanwijzingen bij de installatie................................... 34 Stroomvoorziening van de ontvanger................... 36 Begripsdefinities........................................................... 38 Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars...................................................... 40 Aansluiting aan de ontvanger Vliegtuigmodellen..................................................... 42 Helikoptermodellen................................................... 43 Programmabeschrijvingen Programmabeschrijving................................................ 44 Basismenu Modelkeuze.................................................................. 46 Modelnaam................................................................... 47 Modeltype..................................................................... 66 Weg/limit....................................................................... 68 Omkeer/vertraging........................................................ 70 Midden.......................................................................... 72 Motor-stop.................................................................... 74 Zenderinstelling............................................................ 76 Klokken......................................................................... 82 Fail Safe........................................................................ 86 Triminstelling................................................................. 88 Servomonitor................................................................ 92 Kanaal Set.................................................................... 94 Gaslimiet-functie....................................................... 96 Zenderuitgang.............................................................. 98 Functiemenu Vliegtuig- en helimodellen Wat is een mixer?....................................................... 100 Algemene opmerkingen bij de vrij programmeerbare mixers...................................... 101 Vrije mixers................................................................. 102 Trainer......................................................................... 109 Verbindingsschema................................................ 112
Draadloos HoTT-systeem....................................... 113 Telemetrie................................................................... 116 Vliegtuigmodellen Fase............................................................................ 134 DR/Expo..................................................................... 138 Vleugelmixers............................................................. 142 Gas-curve................................................................... 146 Stationairloop............................................................. 150 Snap Roll.................................................................... 151 RO-differentiatie......................................................... 152 WK-mixers.................................................................. 154 WK-SET...................................................................... 158 Rem............................................................................ 162 Butterfly...................................................................... 164 V-staart....................................................................... 168 Helikoptermodellen Fase............................................................................ 170 DR/Expo..................................................................... 173 Pitch curve.................................................................. 177 Gas curve................................................................... 183 Gyro/Governor............................................................ 188 Gas AR....................................................................... 192 Tuimelschijf................................................................. 194 TS Limiter................................................................... 195 Heli mixer.................................................................... 196 Gas mixer................................................................... 198 Pitch >> hek................................................................ 200 Systeemmenu Stick mode.................................................................. 202 Waarschuwing............................................................ 203 ETC set....................................................................... 204 Display........................................................................ 207 Knuppelkalibratie........................................................ 210 MP3 Player................................................................. 212 Telemetrie Weergave telemetrie-data.......................................... 215
Programmeervoobeeld
Vóór het gebruik
Sequenzer.................................................................. 220
Hartelijk dank dat u gekozen heeft voor een Graupner mz-18 HoTT of mz-24 HoTT-radiobesturingsysteem. Dit systeem is extreem veelzijdig en kan zowel door beginners als door experts worden gebruikt. Leest u alstublieft deze handleiding zorgvuldig door, om de beste resultaten met uw radiobesturing te bereiken en vooral veilig te vliegen. Wanneer er bij het gebruik zich moeilijkheden mochten voordoen moet u het handboek raadplegen of uw detailhandelaar of het Graupner Service Center om hulp vragen. Vanwege technische wijzigingen kan de informatie in dit handboek zonder aankondiging vooraf worden veranderd.
Aanhangsel Aanhangsel................................................................. 222 Conformiteitsverklaring............................................... 226 Graupner centrale service.......................................... 227 Garantie-certificaat..................................................... 227
Inleiding Het Graupner-radiobesturingsysteem kan gebruikt worden om motor-, zweef- en helikoptermodellen te sturen en is de perfecte keuze voor iedereen die een kwalitatief hoogwaardige radiobesturing nodig heeft. Het HoTT-systeem verzendt een grote hoeveelheid data in real-time zoals bv. motortoerental, spanning, temperatuur, door de gebruiker ingestelde waarschuwingen enz. Zulke gegevens komen bv. direct van een HoTT-compatibele toerenregelaar, zonder dat er extra sensoren nodig zijn. Uiteraard kunnen deze data ook door apart aangesloten, en met het HoTT-systeem compatibele sensoren worden uitgegeven. WAARSCHUWING: Lees de hele handleiding door om u met de bediening van het apparaat vertrouwd te maken, voordat u deze gaat gebruiken. Een foutieve bediening kan de apparatuur beschadigen en leiden tot schade en/of ernstig letsel.
Waarschuwings- en aanwijzingssymbolen en hun betekenis WAARSCHUWING: Dit symbool benadrukt de ernaast afgedrukte en eventueel volgende aanwijzingen, die door de gebruiker in ieder geval opgevolgd moeten worden! Bij het niet opvolgen van hiervan kan de veilige functie van het apparaat worden beïnvloed en de veiligheid van de gebruiker en omstanders in gevaar worden gebracht. LET OP: Dit symbool benadrukt de ernaast afgedrukte en eventueel volgende aanwijzingen, die door de gebruiker in ieder geval opgevolgd moeten worden! Het niet opvolgen van deze aanwijzingen kan schade, verlies van garantie enz. tot gevolg hebben. Dit symbool ZONDER specifiek opschrift benadrukt de ernaast afgedrukte en eventueel volgende aanwijzingen resp. tips, die door de gebruiker in ieder geval opgevolgd moeten worden! Het niet opvolgen van de aanwijzingen en tips kan verschillende vormen van schade tot gevolg hebben. Dit symbool wijst op aanwijzingen en tips, die door de gebruiker opgevolgd moeten worden. Dit symbool wijst op aanwijzingen m.b.t. het onderhoud van het apparaat, die door de gebruiker in ieder geval moeten worden opgevolgd om een lange levensduur van het apparaat te garanderen.
P
Voor het gebruik
3
Veiligheidsaanwijzingen In ieder geval goed doornemen!
Om nog lang plezier aan uw modelbouwhobby te beleven, is het raadzaam deze handleiding nauwkeurig door te lezen en met name de veiligheidsvoorschriften op te volgen. Ook moet u zich direct online registreren onder https://www.graupner.de/de/service/produktregistrierung.aspx, want alleen op deze manier krijgt u automatisch via e-mail actuele informatie over uw product. Wanneer u op het gebied van radiobestuurde modelvliegtuigen, -schepen of –auto’s een beginner bent, moet u in ieder geval hulp vragen aan een ervaren modelbouwer. Deze handleiding dient in ieder geval aan een eventuele navolgende gebruiker meegegeven te worden. BEOOGDE TOEPASSING LET OP: Deze radiobesturinginstallatie mag alleen voor het door de producent beoogde doel, voor het besturen van niet- mandragende modelvoertuigen worden gebruikt. Een andersoortig gebruik is niet toegestaan en kan leiden tot schade aan de apparatuur en tot grote schade en/of letsel. Voor onvakkundig gebruik buiten deze bepalingen wordt daarom geen garantie verleend of verantwoordelijkheid genomen. LET OP: NIET GESCHIKT VOOR KINDEREN ONDER DE 14 JAAR ZONDER TOEZICHT VAN VOLWASSENEN, WANT VEILIGHEID IS GEEN TOEVAL en RADIOBESTUURDE MODELLEN ZIJN GEEN SPEELGOED. Ook kleine modellen kunnen door onvakkundig gebruik, maar ook door invloed van derden, aanzienlijke schade aan personen of goederen veroorzaken. Deze handleiding is onderdeel van het product. Ze bevat belangrijke aanwijzingen m.b.t. het gebruik en de handhaving van uw radiobesturing. Deze handleiding moet daarom zorgvuldig worden bewaard en wanneer de apparatuur wordt doorverkocht aan de volgende gebruiker worden 4
Veiligheidsaanwijzingen
overhandigd. Het niet opvolgen van de handleiding en de veiligheidsaanwijzingen leiden tot verlies van de garantie. Verdere aanwijzingen en waarschuwingen Technische defecten van elektronische of mechanische aard kunnen leiden tot onvoorzien starten van de motor en/of het rondvliegen van onderdelen, die u aanzienlijk kunnen blesseren! Kortsluitingen van welke soort dan ook moeten absoluut vermeden worden! Door kortsluiting kunnen niet alleen delen van de radiobesturing worden vernietigd, maar afhankelijk van de energievoorraad van de accu bestaat er ook acuut verbrandings- tot explosiegevaar. Propellers, rotors van helikopters en in het algemeen alle onderdelen, die door een motor worden aangedreven, zijn een voortdurende bron van gevaar. Zij mogen door geen enkel lichaamsdeel of voorwerp worden aangeraakt. Een snel draaiende propeller bv. kan een vinger afhakken! Houd u zich daarom nooit op bij draaiende propellers of andere draaiende delen! Bij aangesloten aandrijfaccu geldt: houd u zich nooit op in het gebied van de propeller of schroef! Let er ook tijdens het programmeren op, dat een aangesloten verbrandings- of elektromotor niet per ongeluk gaat lopen. Onderbreek eventueel de brandstofvoorziening resp. maak de aandrijfaccu los. Beschermt u alle onderdelen tegen stof, vuil, vocht, trillingen en andere invloeden van buiten af. Vermijd overmatige hitte en koude, evenals stoot- en drukbelasting. Radiobesturingen mogen alleen bij “normale” buitentemperaturen worden gebruikt, d.w.z. in een bereik van –15 °C tot +55 °C. Vermijd stoot- en drukbelasting. Controleert u de apparatuur voortdurend op beschadigingen aan de behuizing en de kabels. Beschadigde of nat geworden apparaten, zelfs wanneer ze opgedroogd zijn, niet meer gebruiken! Alleen door ons aanbevolen componenten en accessoires mogen gebruikt worden. Gebruikt u altijd alleen bij elkaar behorende, originele Graupner stekkers van
dezelfde constructie en hetzelfde materiaal. Let u er op bij het plaatsen van de kabels, dat deze niet strak getrokken, overmatig geknikt of gebroken zijn. Ook scherpe randen en kanten zijn altijd een gevaar voor de isolatie. Let u er op, dat alle stekkers vast zitten. Stekkers nooit aan de kabels lostrekken. Er mogen geen veranderingen aan de apparaten worden aangebracht, anders verliest u iedere garantie en aanspraken bij uw verzekering. Stuur eventueel het desbetreffende apparaat aan de Graupner-servicedienst, zie bladzijde 227. Inbouwen van de ontvangstinstallatie De ontvanger wordt, ook om stoten te voorkomen, in schuimrubber ingepakt in het vliegtuigmodel achter een sterke spant resp. in het auto- of scheepsmodel tegen stof en water beschermd, geplaatst. Verpak de ontvanger echter niet luchtdicht, zodat hij tijdens het gebruik niet te warm wordt. De ontvanger mag op geen enkele plek direct tegen het model zelf aanliggen, omdat anders trillingen en schokken meteen aan de ontvanger zouden worden doorgegeven. Bij het inbouwen van de ontvangstinstallatie in een model met verbrandingsmotor, alle delen altijd afgeschermd inbouwen, zodat geen uitlaatgassen of olieresten kunnen binnendringen. Dit geldt vooral voor de meestal aan de buitenkant gemonteerde AAN/ UIT-schakelaar. De ontvanger zo vastleggen, dat de antenne en de aansluitkabels naar de servo’s en accu losjes liggen en de ontvangstantenne minstens 5 cm van alle grotere metalen delen of bedrading, die niet direct uit de ontvanger komt, verwijderd is. Dit omvat naast staal- ook koolstofvezeldelen, servo’s, elektromotoren, brandstofpompen, allerlei soorten kabels enz. Het beste is het om de ontvanger uit de buurt van andere componenten op een goed bereikbare plaats in het model onder te brengen. In geen geval mogen servokabels om de antenne gewikkeld zijn of er dicht in de buurt liggen!
Zorg er ook voor dat de kabels in de directe omgeving van de antenne zich tijdens het vliegen niet kunnen bewegen! Positie van de ontvangerantennes De ontvanger en de antenne moeten zo ver mogelijk van welke aandrijving dan ook worden aangebracht. Bij rompen van koolstof moeten de uiteinden van de antennes in ieder geval minimaal 35 mm uit de romp steken. Eventueel moeten de ca. 145 mm lange standaardantennes van de HoTT-ontvangers vervangen worden door langere exemplaren. De uitrichting van de antenne(s) is niet kritisch. Voordelig is echter een verticale (staande) montage van de ontvangerantenne(s) in het model. Bij Diversity-antennes (twee antennes) moet de tweede antenne in een hoek van 90 ° ten opzichte van de eerste antenne staan, en moet de ruimtelijke afstand tussen de actieve uiteinden het liefst groter dan 125 mm zijn. Inbouw van de servo’s Servo’s altijd met de bijgevoegde trillingsdempende rubbers bevestigen, alleen zo zijn ze tegen al te harde trillingen enigermate beschermd, zie ook “Aanwijzingen bij de installatie” op bladzijde 34. Inbouwen van stuurstangen In principe moet het inbouwen zó plaatsvinden, dat de stuurstangen vrij en licht lopen. Bijzonder belangrijk is, dat alle roerhevels hun volledige uitslagen kunnen uitvoeren, dus niet mechanisch begrensd worden. Om een draaiende motor ten allen tijde te kunnen stoppen, moet men de carburateur zó hebben ingesteld, dat de carburateuropening helemaal gesloten wordt, wanneer de stuurknuppel en trimhevel in de stationaire positie worden gebracht. Let er op dat geen metalen delen bv. door het uitslaan van roeren, trillingen, draaiende delen enz. tegen elkaar schuren. Hierdoor ontstaan zogenaamde knakimpulsen, die de ontvanger storen. Uitrichten zenderantenne In het verlengde van de zenderantenne is de veldsterkte
slechts gering. Het is daarom verkeerd, met de antenne van de zender op het model te ‘richten’, om de ontvangstsituatie te verbeteren. Bij gelijktijdig gebruik van radiobesturingen op naastgelegen kanalen moeten de bestuurders in een los groepje bij elkaar staan. Bestuurders, die zich niet aan deze regel houden, brengen zowel hun eigen modellen als die van anderen in gevaar. Wanneer 2 of meer piloten met een 2.4-GHz radiobesturing dichter dan 5 m bij elkaar staan kan dit echter leiden tot een oversturen op het terugkoppelingskanaal en een waarschuwingsmelding m.b.t. de reikwijdte. Vergroot de afstand, totdat de waarschuwing uitgaat. Controle voor de start Voordat u de ontvanger inschakelt moet u er zeker van zijn dat de gasknuppel van de zender op stop/stationair staat. Altijd eerst de zender aanzetten, dan pas de ontvanger. Altijd eerst de ontvanger uitzetten, dan pas de zender. WAARSCHUWING: Wanneer deze volgorde niet aangehouden wordt, dus de ontvanger aan staat en de bijbehorende zender nog op “UIT”, dan kan de ontvanger door andere zenders, storingen enz. signalen oppikken. Het model voert ongecontroleerde stuurbewegingen uit en kan schade aan personen of goederen veroorzaken. Met name voor modellen met een mechanische gyro geldt: voordat u uw ontvanger uitzet, door onderbreken van de energievoorziening er voor zorgen dat de motor niet onbedoeld kan gaan lopen. Een uitdraaiende gyro wekt vaak zoveel spanning op, dat de ontvanger in de veronderstelling is geldige gassignalen te krijgen. Daardoor kan de motor per ongeluk gaan draaien!
Reikwijdte- en funktiestest Vóór iedere start de correcte functie en reikwijdte controleren. Maak het model voldoende vast en let er op, dat er zich geen personen direct voor het model bevinden. Voer op de grond een complete functietest en een simulatie van de vlucht uit, om fouten in het systeem of de programmering van het model uit te sluiten. Let ook op de aanwijzingen op bladzijde 79. WAARSCHUWING: Wanneer de reikwijdte- en functietest en de vliegsimulatie niet uitvoerig en precies wordt uitgevoerd kan dit onverwachte functiestoringen en /of uitval van de ontvangst veroorzaken, wat een controleverlies over het model of zelfs een crash tot gevolg kan hebben, die weer kunnen leiden tot grote schade en/of letsel. Omgang met vliegtuig-, heli-, scheeps- en automodellen WAARSCHUWING: • Vlieg nooit over toeschouwers of andere piloten heen. Breng nooit dieren, toeschouwers of andere bestuurders in gevaar. Gebruik uw model nooit in de buurt van hoogspanningsleidingen of in de buurt van sluizen en openbare scheepsvaart. Gebruik uw model ook niet op openbare straten, wegen en pleinen etc. U kunt daardoor schade veroorzaken of in het ergste geval mensen in gevaar brengen. • Schakel de zender tijdens het gebruik nooit uit! Wanneer dit zou voorkomen moet u kalm blijven en wachten, tot het zenderdisplay helemaal uit en de zender dus helemaal afgeschakeld is. Dit duurt minimaal drie seconden. Schakel de zender dan pas weer in. Anders loopt u het gevaar dat de zender direct na het uitschakelen “blijft hangen” en u daardoor de controle over het model definitief verliest. Een opnieuw in bedrijf nemen van de zender is dan alleen mogelijk door hem uit te zetten en dan de hierboven beschreVeiligheidsaanwijzingen 5
ven procedure te herhalen. Slepen van een model WAARSCHUWING: Let er bij het slepen van een model op dat er een minimale afstand van ca. 50 cm tussen de beide ontvangers resp. hun antennes is. Gebruik satellietontvangers, anders zijn storingen via het terugkoppelingskanaal niet uit te sluiten. Controle zender- en ontvangeraccu Wanneer bij een lager wordende accuspanning de aanwijzing “Accu moet geladen worden!!” op het display verschijnt en er een hoorbaar alarm klinkt, moet u direct stoppen en de zenderaccu opladen. Controleert u regelmatig de toestand van de accu’s, met name de ontvangeraccu. Wacht u niet tot de bewegingen van de servo’s merkbaar langzamer zijn geworden! Vervang opgebruikte accu’s op tijd. Let u steeds op de aanwijzingen van de accufabrikant en houd u zich nauwkeurig aan de laadtijden. Accu’s nooit zonder toezicht opladen. Probeer nooit droge batterijen op te laden. Er bestaat acuut explosiegevaar. Alle accu’s moeten voor ieder gebruik worden opgeladen. Om kortsluiting te vermijden geldt: eerst de bananenstekker van de laadkabels op de juiste manier aan het laadapparaat aansluiten, daarna pas de stekkers van het laadapparaat aan de laadbussen van zender en ontvangeraccu bevestigen. Haalt u altijd de accu’s uit uw model, wanneer u deze langere tijd niet meer gebruiken wilt. Gebruik nooit defecte of beschadigde accu’s resp. accu’s met verschillende typen cellen, een mix van oude en nieuwe cellen of cellen van een verschillend fabricaat. Capaciteit en gebruikstijd Voor alle stroombronnen geldt: de capaciteit wordt met elke lading kleiner. Bij lage temperaturen neemt de in6
Veiligheidsaanwijzingen
wendige weerstand toe en neemt de capaciteit sterk af, daardoor zijn de gebruikstijden korter bij koude weersomstandigheden. Vaak opladen of gebruik van accu-onderhoudsprogramma’s kan langzaam leiden tot capaciteitsvermindering. De stroombronnen moeten om de 6 maanden gemeten en op voldoende capaciteit gecontroleerd worden, en bij een duidelijk verminderd prestatieniveau worden vervangen. Koop alleen originele Graupner-accu’s. Ontstoren van elektromotoren Alle conventionele elektromotoren veroorzaken tussen collector en borstels vonken die de radiobesturing kunnen storen. Met name in modellen met elektroaandrijving moet iedere motor daarom zorgvuldig ontstoord worden. Ontstoorfilters onderdrukken zulke stoorimpulsen verregaand en moeten bij elektroaandrijving en gebruik van een radiobesturinginstallaties altijd worden ingebouwd. Let u daarbij op de aanwijzingen in de bedienings- en montagehandleiding van het model. Verdere details w.b. ontstoorfilters vindt u in de Graupner-hoofdcatalogus FS of op internet onder www. graupner.de. Servo-ontstoorfilter voor verlengkabel Best.-Nr. 1040 Het servo-ontstoorfilter is bij toepassing van kabels van meer dan gewone lengte noodzakelijk. Het filter wordt direct aan de ontvangeringang aangesloten. In kritische gevallen kan een tweede filter worden toegepast. Toepassing van elektronische snelheidsregelaars De juiste keuze van een elektronische vaartregelaar hangt af van het vermogen van de gebruikte elektromotor. Om een overbelasten / beschadigen van de regelaar te voorkomen, moet de continue belastbaarheid van de regelaar minstens de helft van de maximale motor-blokkeerstroom bedragen. Bijzondere voorzichtigheid is er bij zogenaamde tuning-motoren geboden, die vanwege hun geringe aantal
windingen bij het blokkeren een veelvoud van hun nominale stroom opnemen en daardoor de regelaar kunnen verwoesten. Elektronische ontstekingen Ook ontstekingen van verbrandingsmotoren veroorzaken storingen, die de functie van de radiobesturing negatief kunnen beïnvloeden. Elektrische ontstekingen moeten daarom altijd uit een aparte accu worden gevoed. Gebruikt u alleen ontstoorde bougies, bougiedoppen en afgeschermde bougiekabels. Bouw alle onderdelen van de ontstekingsinstallatie zo ver mogelijk verwijderd van de radiobesturing in. Statische lading WAARSCHUWING: De functie van een zender wordt door de bij blikseminslag ontstane magnetische golven gestoord, ook wanneer het onweer nog kilometers ver weg is. Daarom bij naderend onweer direct stoppen met vliegen! Door statische lading via de antenne kan levensgevaar ontstaan! LET OP: •
Om aan de FCC-eisen w.b. de HF-afstraling van mobiele zendapparatuur te voldoen, moet bij het gebruik van de apparatuur een afstand tussen de antenne van de installatie en personen van minimaal 20 cm of meer aanwezig zijn. Een gebruik op een kleinere afstand wordt daarom niet aanbevolen. • Om storende invloeden van de elektrische eigenschappen en de afstraalkarakteristiek te vermijden, moet u er op letten dat er zich geen andere zender op een afstand van minder dan 20 cm bevindt. • Het gebruik van de radiobesturing vereist aan de zenderkant een correcte programmering van de landeninstelling. Dit is nodig om aan diverse richtlijnen, FCC, ETSI, CE te voldoen. Let hierbij op de desbetreffende handleiding bij de zender en ontvanger. • Voer vóór iedere vlucht een complete functie- en
reikwijdtetest uit met een vliegsimulatie, om fouten in het systeem of de programmering uit te sluiten. Let in ieder geval op de aanwijzingen op bladzijde 79. • Programmeer de zender of ontvanger niet wanneer u het model bestuurt. Onderhoudsaanwijzingen Reinig de behuizing, telescoopantenne etc. nooit met schoonmaakmiddelen, benzine, water e.d., maar uitsluitend met een droge, zachte doek.
P
Componenten en accessoires LET OP: De firma Graupner/SJ GmbH als fabrikant adviseert om alleen componenten en accessoires te gebruiken die door de firma Graupner/SJ GmbH getest zijn op deugdelijkheid, functie en veiligheid en vrijgegeven zijn. De firma Graupner/SJ GmbH neemt in dit geval de verantwoordelijkheid voor het product van u over. De fa. Graupner/SJ GmbH neemt geen verantwoordelijkheid voor producten of accessoires van andere fabrikanten en kan ook niet van ieder merkvreemd product beoordelen, of het zonder veiligheidsrisico kan worden toegepast.
In zoverre dit wettelijk noodzakelijk is, is de verplichting van de Fa. Graupner/SJ GmbH tot schadevergoeding, uit welke rechtsgrond dan ook, beperkt tot de geldwaarde van de direct schadeveroorzakende producten van de Fa. Graupner/SJ GmbH. Dit geldt niet, indien de Fa. Graupner/SJ GmbH volgens dwingende wettelijke eisen wegens opzet of nalatigheid onbeperkt verantwoordelijk kan worden gesteld. Verder kunnen eventuele eisen alleen behandeld worden wanneer er een log-bestand kan worden getoond, zie onder “Gegevensverzameling /-opslag” op bladzijde 26 en onder “Klokken” op bladzijde 82. Ook moet de zender altijd op de nieuwste software-stand geüpdatet zijn. Let u er daarbij op, dat vanwege technische oorzaken tijdens de weergave van MP3-bestanden er GEEN opslag van gegevens mogelijk is. Om altijd op de hoogte te zijn van belangrijke software-updates moet u zich daarom registreren onder https://www.graupner.de/de/service/produkt registrierung.aspx. Alleen zo wordt u via e-mail op de hoogte gehouden van nieuwe updates.
Uitsluiting van aansprakelijkheid/schadevergoeding Dit handboek dient alleen ter informatie en kan zonder aankondiging worden gewijzigd. De firma Graupner/SJ GmbH is niet verantwoordelijk of aansprakelijk voor fouten resp. onnauwkeurigheden die misschien in dit handboek staan. Zowel de toepassing van de montage-instructies en handleiding, als ook de voorwaarden en methoden voor de installatie, gebruik en onderhoud van de radiobesturingcomponenten kunnen door de Fa. Graupner/SJ GmbH niet gecontroleerd worden. Daarom neemt de Fa. Graupner/SJ GmbH geen enkele aansprakelijkheid op zich voor verliezen, schades of kosten, die resulteren uit foutief gebruik of op welke manier dan ook daarmee samenhangen. Veiligheidsaanwijzingen
7
Veiligheidsaanwijzingen en behandelvoorschriften voor Nikkel-Metaal-Hydride accu’s Zoals bij alle technisch hoogwaardige producten is het absoluut noodzakelijk om de onderstaande veiligheidsvoorschriften en aanwijzingen op te volgen, om een lang en veilig plezier van uw accu’s te hebben. LET OP: •
Losse cellen en accu’s zijn geen speelgoed en mogen daarom niet binnen het bereik van kinderen komen. • Vóór ieder gebruik de toestand van de accu’s controleren. Defecte of beschadigde cellen/accu’s niet meer gebruiken. • Cellen/accu’s mogen alleen gebruikt worden binnen de grenzen, zoals deze voor het accutype zijn gespecificeerd. • Accu’s/cellen niet verhitten, verbranden, kortsluiten of met een te hoge of verkeerd aangesloten stroom laden.
• Accu’s van parallel geschakelde cellen, combinaties van oude en nieuwe cellen, cellen van verschillend fabricaat, formaat, capaciteit, fabrikant, merken of cellentype mogen niet worden gebruikt. • Een in het apparaat ingebouwde accu uit het apparaat verwijderen, wanneer deze niet wordt gebruikt. Apparaten na het gebruik uitzetten, om een te diep ontladen te voorkomen. Accu’s altijd op tijd opladen. • De te laden accu moet tijdens het laadproces op een onbrandbare, hittebestendige en niet geleidende ondergrond leggen! Hou ook brandbare of licht ontvlambare stoffen ut de buurt van de laadopstelling. • Accu’s mogen alleen onder toezicht worden opgeladen. De voor het celtype aangegeven maximale snellaadstroom mag niet worden overschreden. • Wanneer de accu tijdens het laden warmer wordt dan 60 °C moet het laden direct worden afgebroken en de accu afkoelen tot ca. 30 °C. • Nooit reeds geladen, hete of niet geheel lege accu’s opladen. • Wijzig niets aan de accu’s. Nooit direct aan de accu’s 8
solderen of lassen. • Bij een foutief gebruik bestaat brand- of explosiegevaar. Accu’s kunnen ook bijtende zuren bevatten. Geschikte blusmiddelen zijn een blusdeken, CO2 brandblusser of zand. • Vrijkomend elektrolyt is bijtend, niet in contact laten komen met handen of ogen. In geval van nood direct met veel water uitspoelen en een arts raadplegen. • De ventielopeningen van de cellen mogen nooit geblokkeerd of gedicht worden, bv. door soldeertin. Bij het solderen mag de soldeertemperatuur van max. 220 °C niet langer dan 20 sec. worden toegepast. • Om een vervorming te voorkomen mag er geen grote mechanische druk plaatsvinden. • Bij een eventueel overladen van de accu’s las volgt te werk gaan: Maak de accu gewoon los en leg deze op een onbrandbare ondergrond (bv. steen) totdat hij afgekoeld is. Hou de accu nooit in de hand, om het risico van een explosie te vermijden. • Let op de voorschriften voor het laden en ontladen van de accu’s. Algemene aanwijzingen De capaciteit van uw accu wordt met elke lading/ontlading kleiner. Ook het gedurende langere tijd opslaan kan leiden tot een vermindering van de capaciteit van de accu. Accu’s opslaan Een opslaan gedurende langere tijd moet alleen plaatsvinden in een niet geheel ontladen toestand in een droge ruimte bij een temperatuur van +5 °C tot +25 °C. LET OP: De celspanning mag bij een langer opslaan niet onder de 1,2 V komen. Eventueel moet u de accu vóór het opslaan opladen. Balanceren van de individuele accucellen • Om nieuwe cellen te balanceren deze via de zogenaamde normale lading naar de maximale laadtoe-
Veiligheidsaanwijzingen en behandelvoorschriften voor NiMH-accu’s
stand brengen. Als vuistregel geldt in dit geval dat een lege accu 12 uur lang met een stroom van één tiende van de opgedrukte capaciteit geladen wordt (“1/10 C”-methode). De cellen zijn dan allemaal even vol. Een dergelijk balanceren dient bij elke 10e lading herhaald te worden, zodat de cellen op elkaar afgestemd blijven en de levensduur maximaal is. • Wanneer u de mogelijkheid heeft om cellen individueel te laden moet u deze optie bij elke lading benutten. Verder moet het accupack tot een individuele celspanning van 0,9 V per cel worden ontladen. Dit is bijv. bij het in de zender gebruikte pack van 4 cellen een ontlaad-eindspanning van 3,6 V. Lading Laden is alleen toegestaan met de gespecificeerde stromen, laadtijden, temperatuurgrenzen en onder voortdurend toezicht. Wanneer u niet over een geschikt snellaad-apparaat beschikt waarvan de laadstroom precies kan worden ingesteld moet de accu via de normale lading volgens de 1/10 C-methode worden geladen, zie voorbeeld hierboven. Zenderaccu’s moeten vanwege de verschillende laadtoestanden van de cellen altijd, indien mogelijk, met 1/10 C worden geladen. De laadstroom mag echter nooit groter zijn dan de waarde die in de handleiding van de zender wordt genoemd! Snellading Uw laadapparaat deze mogelijkheid heeft moet u de Deltapeak-afschakelspanning op 5 mV per cel instellen. De meeste laadapparaten zijn echter vast op 15 … 20 mV per cel ingesteld en kunnen daardoor zowel voor Ni-Cd-accu’s als voor Ni-MH-accu’s worden gebruikt. Raadpleeg in geval van twijfel de handleiding of informeer bij uw winkelier, of uw apparaat geschikt is voor Ni-MH-accu’s. In geval van twijfel laadt u de accu’s met de helft van de aangegeven maximale laadstroom. Ontlading Alle door Graupner en GM-Racing verkochte accu’s zijn, afhankelijk van het accutype, geschikt voor een maximale stroombelasting van 6 … 13 C (let op de specifica-
ties van de fabrikant!). Hoe hoger de belasting, des te lager is de levensduur. Reflexladen en ook laad-/ontlaadprogramma’s verkorten de levensduur van de accu’s onnodig en moeten alleen worden gebruikt om de accucellen te controleren of oude cellen “nieuw leven in te blazen”. Ook het laden/ontladen van een accu voor gebruik heeft geen zin, behalve wanneer u de kwaliteit ervan wilt checken. Aanwijzingen bij de radiobesturingset mz-18 HoTT Best.-Nr. S1005 De desbetreffende radiobesturingset is standaard voorzien van een NiMH-zenderaccu. Na het bereiken van de fabrieksmatig ingestelde onderspanningsgrens van 4,8 V verschijnt er een waarschuwing op het display van de zender.
Veiligheidsaanwijzingen en behandelvoorschriften voor NiMH-accu’s
9
Veiligheidsaanwijzingen en behandelvoorschriften voor Lithium-Ionen (LiIo)- en Lithium-Polymeer (LiPo)-accu’s Zoals voor alle technisch hoogwaardige producten is het navolgen van de volgende veiligheidsaanwijzingen en de behandelvoorschriften een noodzaak om Lithium-Ionen- en –Polymeer-accu’s lang, storingsvrij en ongevaarlijk te kunnen gebruiken. LiIo-/LiPo-accu’s hebben een bijzondere behandeling nodig. Dit geldt zowel voor het laden en ontladen als ook voor de opslag en het verdere gebruik. Hierbij moet u letten op de volgende specificaties: Bijzondere aanwijzingen voor het laden van Graupner LiIo-/LiPo-accu’s LET OP: •
•
•
•
•
•
10
Omdat de firma Graupner GmbH de juiste lading en ontlading van de cellen niet kan controleren, wordt iedere garantie bij een foutieve lading of ontlading afgewezen. Voor de lading van LiPo-accu’s mogen alleen de toegestane laadapparaten met de bijbehorende laadkabels worden gebruikt. Iedere ingreep aan de lader resp. de laadkabel kan tot verregaande schade leiden. De max. laadcapaciteit moet begrensd worden op het 1,05-voudige van de accucapaciteit. Voorbeeld: 700 mAh accu = 735 mAh max. laadcapaciteit. Gebruik voor het laden en ontladen van LiIo-/ LiPo-accu’s alleen de in de set aanwezige stekkerlader resp. speciaal daarvoor ontworpen laad-/ontlaadapparaten van Graupner, zie bladzijde 16 of onder www.graupner.de. Verzeker u ervan dat het aantal cellen resp. de laad-eindspanning en de ontlaad-eindspanning correct zijn ingesteld. Let ook op de handleiding van uw laad-/ontlaadapparaat. Onder deze voorwaarden kunnen Graupner LiIo-/ LiPo-accu’s met max. 2 C (de waarde van 1 C komt overeen met de celcapaciteit) laadstroom worden geladen. Vanaf een spanning van mx. 4,2 V per cel moet met een constante spanning van 4,2 V per cel
•
• •
•
•
•
•
•
verder geladen worden, totdat de laadstroom onder 0,1 … 0,2 A komt. Een spanning van meer dan 4,20 V per cel moet in ieder geval worden vermeden, omdat de cel anders permanent wordt beschadigd en in brand kan vliegen. Om een overladen van individuele cellen in een pack te voorkomen, moet voor een langere levensduur de afschakelspanning tussen 4,10 V … 4,15 V per cel worden ingesteld. Het toegestane temperatuurbereik bij het laden en opslaan van LiIo-/LiPo-accu’s bedraagt 0 … +50 °C. Accu’s en ook losse cellen zijn geen speelgoed en mogen niet in de buurt van baby’s of kleine kinderen komen. Zouden accu’s worden ingeslikt, dan direct een arts waarschuwen. Accu’s mogen niet in de magnetron komen of onder druk raken. Rook en vuur en nog meer kunnen het gevolg zijn. Haal nooit een LiPo-accu uit elkaar. Het openen van een LiPo-accu kan interne kortsluitingen veroorzaken. Gasontwikkeling, brand en explosies of andere problemen kunnen het gevolg zijn. De in de LiPo-accu’s aanwezige elektrolyten en elektrolytdampen zijn schadelijk voor de gezondheid. Vermijd in ieder geval direct contact met deze vloeistof. Bij contact van elektrolyt met de huid, ogen of andere lichaamsdelen moet u deze direct uit- en afspoelen met voldoende schoon water, daarna een arts consulteren. Vóór ieder gebruik de juiste toestand van de accu controleren. Defecte of beschadigde cellen/accu’s niet meer gebruiken. Cellen/accu’s mogen alleen binnen de technische mogelijkheden worden gebruikt, die voor het desbetreffende celtype is gedefinieerd.
• Accu’s/ cellen niet verhitten, verbranden, kortsluiten of met te hoge of omgepoolde stromen laden. Bij een foutieve behandeling bestaat er ontbrandings- of explosiegevaar en kunt u zich verwonVeiligheidsaanwijzingen en behandelsvoorschriften voor LiIo- en LiPo-accu’s
den. Geschikte blusmiddelen zijn een blusdeken, CO2-brandblusser of zand. • Bij oververhitte accu’s gaat u als volgt te werk: Maak de accu gewoon los en leg hem op een onbrandbare ondergrond (bv. steen) totdat hij afgekoeld is. Hou de accu nooit in de hand om het risico van een explosie te vermijden. • Accu’s uit parallel geschakelde cellen, combinaties van oude en nieuwe cellen, cellen van verschillend fabricaat, formaat, capaciteit, fabricaat, merk of celtype mogen niet gebruikt worden. • Een in een apparaat ingebouwde accu altijd uit het apparaat nemen, wanneer dit apparaat niet gebruikt wordt. Apparaten na het gebruik altijd uitzetten om diepe ontladingen te vermijden. Diep ontladen LiPo-accu’s zijn defect en mogen niet meer worden gebruikt! • Accu’s altijd op tijd opladen. De te laden accu moet tijdens het laadproces op een onbrandbare, hittebestendige en niet-geleidende ondergrond gelegd worden! Hou ook brandbare of makkelijk ontvlambare voorwerpen uit de buurt van het laadapparaat. • Accu’s mogen alleen onder toezicht worden opgeladen. De voor het celtype aangegeven max. laadstroom mag niet worden overschreden. • In principe mogen in serie geschakelde LiPo-accu’s in een pack alleen tegelijkertijd worden opgeladen, als de spanning van de verschillende cellen niet meer dan 0,05 V van elkaar afwijkt, of wanneer de spanningsverschillen via de zogenaamde Balancer-aansluiting via een Balancer of Equalizer tijdens het laadproces bewaakt resp. gecompenseerd worden. De in de set aanwezige LiIo-accu is voorzien van een speciale veiligheidsschakeling, zodat een “balanceren” van spanningsverschillen tussen de individuele cellen via de gebruikelijke balancer-aansluiting vervalt. • Wanneer de accu tijdens het laden warmer wordt dan 60 °C moet het laden direct worden onderbroken
en moet u de accu laten afkoelen tot ca. 30 °C. • Aan de accu’s mogen geen wijzigingen worden aangebracht. Nooit direct aan cellen solderen of lassen. • Om een vervorming te voorkomen mag geen overmatige mechanische druk worden uitgeoefend. • Let er op dat de laad- en ontlaadvoorschriften worden opgevolgd. Opslag LiIo-/LiPo-cellen moeten bij een ingeladen capaciteit van 10 … 20 % bewaard worden. Daalt de spanning van de cellen onder de 3 V, dan moeten LiIo-/LiPo-cellen in ieder geval worden bijgeladen naar een capaciteit van 10 … 20 % van de volle capaciteit, anders wordt de accu door een te diepe ontlading tijdens de opslag onbruikbaar. Bijzondere aanwijzingen bij de ontlading van Graupner LiIo-/LiPo-accu’s: • Een continue belasting van 1 C vormt voor Graupner LiIo-/LiPo-accu’s geen groot probleem. Bij grotere stromen moet u letten op de specificaties in de catalogus. Let echter ook op de max. belastbaarheid van het stekkersysteem, zie max. ontlaadstroom op de accu. • Een ontlading van onder de 2,5 V per cel beschadigt de cellen permanent en moet daarom absoluut vermeden worden. • Sluit de accu’s nooit kort. Een kortsluiting veroorzaakt een heel hoge stroom, die de cellen opwarmt. Dit leidt tot het verlies van elektrolyt, gassen of zelfs explosies. Hou de Graupner-LiIo-/LiPo-accu’s uit de buurt van geleidende oppervlakten, die een kortsluiting kunnen veroorzaken. • De accutemperatuur bij het ontladen mag in geen geval boven de +70 °C komen. In dit geval moet er voor een betere koeling of een geringere ontlading worden gezorgd. De temperatuur kan gemakkelijk met een infrarood-thermometer Best.-Nr. 1963 worden gecontroleerd. De accu mag echter nooit via de laadbus van de zender worden ontladen. Deze
aansluiting is daarvoor niet geschikt. Verdere aanwijzingen bij het gebruik • De capaciteit van de accu wordt met iedere lading/ontlading kleiner. Ook bij opslag bij te hoge of te lage temperaturen kan dit een geleidelijke vermindering van de capaciteit ten gevolge hebben. In de modelbouw bereiken de accu’s vanwege de hoge ontlaadstromen en de inductiestromen van de motor – ook bij het opvolgen van de laad- en ontlaadvoorschriften – na 50 cycli nog ongeveer 50 - 80 % van de capaciteit van een nieuwe accu. • Accupacks mogen alleen in uitzonderlijke gevallen in serie of parallel geschakeld worden, omdat de cellencapaciteiten en de laadtoestand te verschillend kunnen zijn. Door ons geleverde accupacks zijn daarom geselecteerd. • De aansluitpunten van LiIo-/LiPo-accu’s zijn niet zo stevig als bij andere accu’s. Dit geldt vooral voor de pluspool-aansluiting. De aansluitingen kunnen makkelijk afbreken.
cellen, de geur van elektrolyt of uitlopend elektrolyt. In deze gevallen is een verder gebruik van de accu’s niet meer toegestaan. Beschadigde of onbruikbare cellen zijn Klein Chemisch Afval en moeten op de juiste manier worden afgedankt. Algemene waarschuwingen De accu’s mogen niet in vloeistoffen zoals water, zeewater of dranken worden ondergedompeld. Ieder contact met vloeistoffen moet worden vermeden. Aanwijzingen bij de radiobesturingset mz-24 HoTT Best.-Nr. S1006 De desbetreffende radiobesturingset is standaard voorzien van een LiPo-zenderaccu met een geïntegreerde veiligheidsschakeling (wijzigingen voorbehouden). Na het bereiken van de fabrieksmatig ingestelde onderspanningsgrens van 3,6 V verschijnt er een waarschuwing op het display van de zender.
Verbinding van de cellen Direct solderen aan de accucellen is niet toegestaan. Direct solderen kan componenten van de accu’s zoals separator of isolator door de hitte beschadigen. Accu-aansluitingen kunnen alleen door industrieel puntlassen worden gemaakt. Bij een ontbrekende of losgetrokken kabel moet een professionele reparatie door de fabrikant of de verkoper plaatsvinden. Vervangen van individuele accucellen Het vervangen van accucellen mag alleen door de fabrikant of verkoper worden gedaan, en nooit door de gebruiker zelf. Defecte cellen niet meer gebruiken Beschadigde cellen mogen in geen geval weer worden gebruikt. Kenmerken van beschadigde cellen zijn o.a. een beschadigde behuizing, vervorming van de accuVeiligheidsaanwijzingen en behandelsvoorschriften voor LiIo- en LiPo-accu’s
11
Verwijderen van verbruikte batterijen en accu’s: Elke consument is wettelijk verplicht om alle verbruikte batterijen resp. accu’s weer in te leveren. Een verwijdering via het huisvuil is verboden. Oude batterijen en accu’s kunnen gratis bij depots van de gemeente, bij onze handelaren en overal, waar batterijen en accu’s worden verkocht weer ingeleverd worden. U kunt de door ons geleverde accu’s na gebruik, maar wel voldoende gefrankeerd weer terugsturen naar het volgende adres: Graupner|SJ GmbH Service: Gebrauchte Batterien Henriettenstrasse 96 D-73230 Kirchheim unter Teck Het verantwoord verwijderen van accu’s is een bijdrage aan de bescherming van het milieu!
Aanwijzingen voor de milieubescherming Het symbool op het product, de gebruiksaanwijzing of de verpakking wijst er op, dat dit product aan het einde van zijn levensduur niet in het normale huishoudelijke afval mag belanden. Het moet bij een verzamelpunt voor de recycling van elektrische of elektronische producten worden afgegeven. De toegepaste materialen zijn herbruikbaar. Door het hergebruik van oude apparatuur wordt het milieu aanzienlijk gespaard. Accu’s en batterijen moeten uit het apparaat worden verwijderd en bij een verzamelpunt voor Klein Chemisch Afval worden afgegeven. Informeert u zich bij uw gemeente naar het desbetreffende verzamelpunt.
VOORZICHTIG: Beschadigde accu’s moeten soms speciaal worden verpakt voor de verzending, omdat ze soms zeer giftig zijn!!!!
12
Aanwijzingen bij de verwijdering en milieubescherming
Computersystemen van de serie mz-18
en mz-24
twee radiobesturingsets met 2,4-GHz-Graupner-HoTT-technologie (Hopping Telemetry Transmission) Gemeenschappelijke kenmerken
Radiobesturingset mz-18, Best.-Nr. S1005
Radiobesturingset mz-24, Best.-Nr. S1006
• Microcomputer-radiobesturingssyteem met moderne 2,4 GHz Graupner HoTT-technologie • Maximale ongevoeligheid tegen storingen door geoptimaliseerde frequentie-hopping over max. 75 kanalen en brede kanaalspreiding • Intelligente data-overdracht met correctiefunctie • Ultrasnelle reactietijden door directe en betrouwbare transfer van de data van de hoofdprocessor naar de 2.4-GHz-HF-module met betrouwbare overdracht. Geen extra vertraging door omwegen via een module-processor • Bidirectionale communicatie tussen zender en ontvanger • Extreem snel re-binden ook bij maximale afstand • Reikwijdte test- en waarschuwingsfunctie • Waarschuwing bij te lage ontvangerspanning op het zenderdisplay • Extreem breed spanningsbereik voor de ontvanger van 3,6 V tot 8,4 V (werkt nog geheel tot 2,5 V) • Fail Safe • Door speciale telemetrie-displays talrijke programmeer- en informatiedisplays direct op het zenderdisplay • Ook in de toekomst bruikbaar omdat alle componenten geüpdatet kunnen worden • Geavanceerd draadloos leraar-leerling-systeem voor de comfortabele instructie van beginners • Aanraakgevoelig gekleurd TFT-display • Extra bedieningstoetsen aan de zijkant • Enz.
• Levering Zender mz-18 HoTT, Best.-nr. S1005, met ingebouwde NiMH-zenderaccu 4NH-2000 RX RTU plat (wijzigingen voorbehouden), stekkerlaadapparaat (5,6 V / 200 mA), bidirectionele Graupner ontvanger GR-12L HoTT (Best.-nr. S1012) en GR-24 HoTT (Best.-nr. 33512), USB-adapter/aansluiting (Best.nr. 7168.6), inclusief USB-kabel en adapterkabel (Best.-nr. 7168.6S) voor updates van de ontvanger, draagriem en handleiding, garantiekaart en stift als alternatieve bediening voor het aanrakingsgevoelige display.
• Levering Zender mz-24 HoTT, Best.-nr. S1006, met ingebouwde LiPo 1s2p/4000mAh, 3,7 V TX-zenderaccu (wijzigingen voorbehouden), stekkerlaadapparaat (4,2 V / 500 mA), bidirectionele Graupner ontvanger GR-12L HoTT (Best.-nr. S1012) en GR-24 HoTT (Best.-nr. 33512), USB-adapter/aansluiting (Best.nr. 7168.6), inclusief USB-kabel en adapterkabel (Best.-nr. 7168.6S) voor updates van de ontvanger, draagriem en handleiding, garantiekaart en stift als alternatieve bediening voor het aanrakingsgevoelige display.
• Individuele eigenschappen van de zender max. 9 stuurkanalen 30 modelgeheugens 2 trimbare kruisknuppel-aggregaten (stuurelement 1 … 4) 1 twee-standen-schakelaar met lange greep (S6*) 1 drie-standen-schakelaar met lange greep (S3*) 4 drie-standen-schakelaars met korte greep (S1*, S4*, S5* en S7*) 2 eenzijdig zelfneutraliserende drie-standen-schakelaars met lange greep (S2* en S8*) 2 aan de achterzijde gemonteerde proportionele schuifregelaars (SL1* en SL2*) 2 aan de voorzijde gemonteerde proportionele draaiknoppen (DV1 en DV2*)
• Individuele eigenschappen van de zender max. 12 stuurkanalen 30 modelgeheugens 2 trimbare kruisknuppel-aggregaten (stuurelement 1 … 4) 1 twee-standen-schakelaar met lange greep (S6*) 1 drie-standen-schakelaar met lange greep (S3*) 4 drie-standen-schakelaars met korte greep (S1*, S4*, S5* en S7*) 2 eenzijdig zelfneutraliserende drie-standen-schakelaars met lange greep (S2* en S8*) 2 INC/DEC-toetsen (DT1* en DT2*) 2 aan de achterzijde gemonteerde proportionele schuifregelaars (SL1* en SL2*) 4 proportionele draaiknoppen (DV1 … DV4*)
* zie “Bedieningselementen van de zender” bladzijde 18
Zenderbeschrijving
13
Technische gegevens Zender mz-18 en mz-24 HoTT
Ontvanger GR-12L HoTT, Best.-Nr. S1012
Toebehoren
Frequentieband
2,4 … 2,4835 GHz
Bedrijfsspanning
3,6 … 8,4 V*
Best.-Nr. omschrijving
Modulatie
FHSS
Stroomverbruik
ca. 70 mA
Zendvermogen
100 mW EIRP
Frequentieband
2,400 … 2,4835 GHz
1121 70 3097
Stuurfuncties
mz-18 HoTT: 9 functies, waarvan 4 trimbaar mz-24 HoTT 12 functies, waarvan 4 trimbaar
Modulatie
FHSS
Antenne
1x ca. 145 mm lang, ca. 115 mm gekapseld en ca. 30 mm actief
Aan te sluiten servo’s
6
Aan te sluiten sensoren
1 (in plaats van servo 5)
Temperatuurbereik
ca. -10 ° … +55 °C
Afmetingen
ca. 36 x 21 x 10 mm
Gewicht
ca. 7 g
Temperatuurbereik
-10 … +55 °C
Antenne
draai- en knikbar
Bedrijfsspanning
3,4 … 6 V
Stroomverbruik
ca. 540 mA
Afmetingen
ca. 194 x 287 x 112 mm
Gewicht
ca. 840 g met zenderaccu Ontvanger GR-24 HoTT, Best.-Nr. 33512 Bedrijfsspanning
14
Zenderbeschrijving – technische gegevens
3,6 … 8,4 V*
Stroomverbruik
ca. 70 mA
Frequentieband
2,400 … 2,4835 GHz
Modulatie
FHSS
Antenne
Diversity-antennes, 2x ca. 145 mm lang, ca. 115 mm gekapseld en ca. 30 mm actief
Aan te sluiten servo’s
12
Aan te sluiten sensoren
1
Temperatuurbereik
ca. -10 ° … +55 °C
Afmetingen
ca. 46 x 31 x 14 mm
Gewicht
ca. 16 g
omhangriem, 20 mm breed omhangriem, 30 mm breed windkap voor handzender
Meer toebehoren zie aanhangsel of op internet onder www.graupner.de. Uw detailhandelaar helpt u graag verder. leraar-/leerling-kabel voor HoTT-zenders zie bladzijde 112
Onderdelen Best.-Nr. omschrijving S8360
aluminium zenderkoffer HoTT voor mz-zender
2498.4FBEC S8345 33800
4NH-2000 RX RTU plat LiIo 1s2p/4000mAh/3,7 V zenderantenne HoTT
*
De opgave voor de toegestane bedrijfsspanning geldt alleen voor de ontvanger! Let er in dit verband op dat de ingangsspanning van de ontvanger ongeregeld aan de servo-aansluitingen wordt doorgegeven, terwijl de toegestane spanning Voor de meeste servo’s, toerenregelaars, gyro’s enz. maar 4,8 tot 6 Volt bedraagt!
Algemene gebruiksaanwijzingen Zender mz-18 HoTT en mz-24 HoTT Zender-stroomvoorziening
Aanwijzingen:
De zender mz-18 HoTT is standaard voorzien van een oplaadbare NiMH-accu met 2000 mAh en de zender mz-24 HoTT van een 1s2p-LiPo-accu met 4000 mAh capaciteit. (wijzigingen voorbehouden). De standaard in de zender ingebouwde accu is bij de levering echter niet opgeladen. De zender-accuspanning is tijdens het gebruik zichtbaar op het LCD-display. Wanneer de spanning onder een waarde komt, die in de regel “Waarschuwing accu” van het ondermenu »ETC. SET«, van het systeemmenu, bladzijde 204, is ingesteld – standaard 4,8 V (NiMH) bij de zender mz-18 HoTT resp. 3,6 V (Lith.) bij de zender mz-24 HoTT – klinken er hoorbare waarschuwingssignalen en verschijnt er op het display het venster:
•
TRG.
NIEUW LADEN AAN
CLR
S. VOLT
Let op de instelling van het juiste accutype in het ondermenu »ETC. SET« van het systeemmenu, bladzijde 204! • In een speciaal kalibratie-menu, dat door aantippen van de spanningsweergave op het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift kan worden geopend, kunt u de werkelijke spanning nauwkeurig instellen, zie het onderdeel “Accuwaarschuwing” op bladzijde 204. De oplaadbare NiMH-accu van de zender mz-18 HoTT resp. de 1s2p-LiPo-accu van de zender mz-24 HoTT kan, zoals hierna beschreven wordt, via de met CHARGE aangegeven laadaansluiting aan de achterkant van de zender met behulp van de bij elke set meegeleverde stekkerlader weer opgeladen worden:
02
E. VOLT
00 3.7V
4.7V VELD ST. 00 000% ESC STR 00 000.0A
ALARM VELD ST. AAN
ESC VOLT 00 00.0V
resp.: TRG.
NIEUW LADEN
CLR
S. VOLT
04 3.5V
VELD ST. 00 000% ESC STR 00 000.0A
AAN
E. VOLT
00 3.7V
ALARM VELD ST. AAN
ESC VOLT 00 00.0V
De laadbus is standaard via een diode beschermd tegen foutieve polariteit. Originele Graupner automatische laadapparaten herkennen desondanks de spanningstoestand van de accu. Let op de aanwijzingen voor de instelling van het desbetreffende laadapparaat.
Polariteit van de mz-laadbus De laadkabels van andere fabrikanten, die zich op de markt bevinden, hebben vaak een andere polariteit. Gebruik daarom alleen de originele Graupner-laadkabel met het Best.-Nr. 3022.
Laden van de zenderaccu met stekkerlader Met de in de set aanwezige stekkerlader bedraagt de laadtijd van de zenderaccu ca. 15 uur. Gebruik nooit laadapparaten of netvoedingen van ander fabricaat of apparaten, die voor andere accutypes zijn bedoeld. Een te hoge uitgangsspanning en eventuele foutieve polariteit van de stekker, zie hieronder, kunnen immense schade veroorzaken. Voorzie de stekkerlader eventueel van een passend opschrift om fouten uit te sluiten. Let ook op de desbetreffende veiligheidsaanwijzingen op de bladzijden 4 … 12. De zender moet tijdens het hele laadproces uitgezet zijn. Nooit de zender, zolang deze nog met het laadapparaat verbonden is, aanzetten! Ook een heel korte onderbreking van het laadproces kan de laadspanning dusdanig laten stijgen, dat de zender door overspanning direct beschadigd wordt. Let u daarom ook op een veilig en goed contact van alle stekkerverbindingen.
Uiterlijk nu moet u stoppen met zenden en de zenderaccu weer opladen!
Zenderbeschrijving – algemene gebruiksaanwijzingen
15
Laden met automatische laadapparaten
Begrens eventueel de stroom op het laadapparaat.
Voor een sneller opladen van de zenderaccu kunnen ook automatische Graupner laadapparaten worden gebruikt, zie de tabel hieronder.
Losnemen van de zenderaccu Voor het uitnemen van de zenderaccu eerst het deksel van de accuschacht op de achterkant van de zender verwijderen:
x
x
x
x
x
x
x
x
geïntegr. balancer
x
loodaccu
LiPo
Ultramat 12 plus
NiMH
6463
NiCd
Ultramat 8
aansl. 12 V DC
aanduiding
6411
aansl. 230 V AC
Best.-Nr.
Aanbevolen laadapparaten (toebehoren) geschikt voor volgende accutypen
in het midden en de minpool (bruine of zwarte draad) aan de kant van de accu.
x
x
accu-aansluitstekker
6464
Ultramat 14 plus
x
x
x
x
x
x
x
In geen geval de stekker met geweld in de bus op de zenderprint vastdrukken. Leg de accu in het vak en sluit het deksel van de zender daarna weer.
6466
Ultra Trio plus 14
x
x
x
x
x
x
x
Accu-bedrijfstijd op het display links onderaan
6468
Ultramat 16S
x
x
x
x
x
x
x
6469
Ultra Trio Plus 16
x
x
x
x
x
6470
Ultramat 18
x
x
x
x
x
x
x
6475
Ultra Duo Plus 45
x
x
x
x
x
x
6478
Ultra Duo Plus 60
6480
Ultra Duo Plus 80
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Voor het opladen van de zender is ook de laadkabel Best.-Nr. 3022 en voor de ontvangeraccu de laadkabel Best.-Nr. 3021 nodig. Meer laadapparaten en details vindt u in de Graupner hoofdcatalogus FS of op Internet onder www.graupner.de.
Verbind eerst de bananenstekkers met het laadapparaat en steek daarna het andere einde van de laadkabel in de laadbus van de zender. Verbind nooit de blanke uiteinden van een al aan de zender aangesloten laadkabel met elkaar! De toegestane laadstroom mag 1,5 A niet overschrijden, om schade aan de zender te voorkomen. 16
Deze – met een groene kleur aangegeven – klok toont de cumulatieve bedrijfstijd van de zender sinds de laatste keer dat de accu werd opgeladen. Deze klok wordt automatisch naar de waarde “0:00” teruggezet, zodra bij opnieuw aanzetten van de zender, bv. na het opladen, merkbaar hoger is dan eerst: 000%
000%
4.2V
Dan de stekker van de zenderaccu door voorzichtig trekken aan de kabel losmaken. Daarna de accu aan de zijkant optillen en zonder veel kracht te zetten lostrekken van het klittenband. (De afbeelding toont de accu van de zender mz-24 HoTT.) Inleggen van de zenderaccu De accu-aansluiting is door twee afgeschuinde kantjes tegen foutief polen beschermd. De vrije bus van de accu-aansluitstekker bevindt zich, zoals te zien op de afbeelding hieronder, naar boven wijzend op de bodem van het accuvak. De pluspool (rode draad) bevindt zich
Zenderbeschrijving – algemene gebruiksaanwijzingen
000
0:01:23 M 1
000
mz 000
000
000:00.0 000:00.0 NORMAAL
MODELNAAM 1 ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Algemene aanwijzingen bij het laden
Afstellen van de stuurknuppels
•
Naar keuze kan zowel de linker als ook de rechter stuurknuppel van neutraliserend naar niet neutraliserend en omgekeerd worden gewijzigd. Ook kan de terugstelkracht van de stuurknuppels aangepast worden aan de gewoonte van de piloot. Het desbetreffende afstelsysteem bevindt zich op de achterkant van de zender in het accuvak, onder rubberen afdekkingen en onder de zijdelingse, met dubbelzijdig plakband bevestigde handgrepen, zie markeringen in de afbeelding hieronder. Door draaien van de bijbehorende stelschroeven met een (kruiskop-)schroevendraaier kan de gewenste instelling worden bereikt. Hou daarbij de desbetreffende knuppel voor de zekerheid vast:
•
•
•
•
•
Houdt u zich steeds aan de laadaanwijzingen van de laadapparaat- en accufabrikant. Let op de maximaal toegestane laadstroom van de accufabrikant. Om schade aan de zender te voorkomen, mag de laadstroom echter normaal gesproken 1,5 A niet overschrijden! Begrenst u indien nodig de laadstroom aan het laadapparaat. Moet de zenderaccu toch met meer dan 1,5 A worden geladen, dan moet deze in ieder geval buiten de zender worden geladen. Anders riskeert u een beschadigen van de zenderprint door overbelasting van de contactbanen en/of een oververhitting van de accu. Voer een aantal proefladingen uit, om de afschakelautomaat van het laadapparaat uit te proberen. Dit geldt vooral, wanneer u de standaard in de zender mz-18 HoTT ingebouwde NiMH-accu resp. den in de zender mz-24 HoTT ingebouwde lithium-accu met een automatisch laadapparaat wilt opladen. Pas eventueel het afschakelpunt aan, in zoverre het toegepaste laadapparaat over deze functie beschikt. Voer geen accu-ontladingen of accu-onderhoudsprogramma’s uit via de laadbus! De laadbus is voor deze toepassing niet geschikt! Altijd eerst de laadkabel met het laadapparaat verbinden, dan pas met de ontvanger- of zenderaccu. Zo voorkomt u een onbedoelde kortsluiting met de blanke uiteinden van de laadkabel-stekker. Bij een sterke warmteontwikkeling de toestand van de accu controleren, deze eventueel vervangen of de laadstroom verkleinen.
• Laat de accu’s tijdens het laden nooit zonder toezicht. • Let op de veiligheidsaanwijzingen en voorschriften op bladzijde 4.
4
• 3 en 6 Om de standaard instelling van de linker resp. rechter knuppel om te wisselen draait u deze schroef in de richting van de binnenkant van de zender, totdat de desbetreffende stuurknuppel van aanslag tot aanslag vrij bewegelijk is resp. draait u deze weer uit, totdat de stuurknuppel weer helemaal zelfneutraliserend is. Lengteverstelling van de stuurknuppels Beide stuurknuppels kunnen traploos over een lengte van ca. 8 mm worden versteld, om het sturen aan de gewoonte van de piloot aan te kunnen passen. Hou de onderste helft van de geribbelde greep vast en maak door te draaien het bovenste geschroefde deel los:
7
3 6
8
5 1
2
9
10
• 1en 2 / 9 en 10 Met de buitenste van de beide schroeven stelt u de remkracht in en met de binnenste de kracht van de ratel van de bijbehorende stuurknuppel.
Nu door omhoog- resp. naar beneden draaien de stuurknuppel verlengen of verkorten. Daarna het onderste en bovenste gedeelte van de greep vastzetten door ze tegen elkaar in te draaien.
• 4 en 5 / 7 en 8 Door draaien van de desbetreffende instelschroef met een (kruiskop-)schroevendraaier kan de terugstelkracht van de bijbehorende stuurrichting worden afgesteld. Zenderbeschrijving – algemene gebruiksaanwijzingen
17
Zenderbeschrijving Voorkant
Bedieningselementen van de zender mz-24 HoTT
proportionele draaiknop DV2
draai- en knikbare antenne
proportionele draaiknop DV1
proportionele draaiknop DV3 proportionele draaiknop DV4
schakelaar S6
schakelaar S8
schakelaar S5
schakelaar S7
schakelaar S1
schakelaar S4
schakelaar S2
schakelaar S3 INC/DEC-toets DT2
INC/DEC-toets DT1
rechter stuurknuppel
linker stuurknuppel
oog voor draagriem
trimming
trimming
AAN-/UIT-schakelaar
alternatieve keuzetoetsen ESC-toets
18
Zenderbeschrijving – voorkant resp. bedieningselementen
alternatieve keuzetoetsen ENTER-toets
Toetsenslot
Toetsen en ESC en ENT
Digitale trimming met optische en akoestische aanduiding
De toegang tot alle verstelbare opties kan in het basisdisplay tegen ongewild gebruik worden afgesloten, door ca. een seconde lang de beide toetsen ESC en ENT in te drukken. Rechts boven op het display wordt dit gesymboliseerd door een sleutelsymbool, dat van eenkleurig grijs nu blauw/geel is geworden:
Hoewel de bediening van de beide zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT op de eerste plaats uitgaat van een “aantippen van het aanrakingsgevoelige beeldscherm met een vinger of de meegeleverde stift” kan in speciale gevallen de bediening van deze zenders ook via de naast het display aangebrachte tweemaal drie toetsen worden uitgevoerd: Toetsen links van het display
Het slot is direct actief, maar de besturing blijft de hele tijd klaar voor gebruik. Een hernieuwd indrukken van de toetsen ESC en ENT gedurende ca. een seconde heft het slot weer op. Tegelijkertijd wordt de kleur van het sleutelsymbool weer eenkleurig grijs:
• Keuzetoetsen 1. Instellen van parameters in instelvelden na de activering daarvan door indrukken van de toets ENT. 2. Gelijktijdig indrukken van de toetsen zet een veranderde parameter-waarde in het actieve invoerveld weer terug naar de standaardwaarde (CLEAR). 3. Door gelijktijdig indrukken van de toetsen in het basisdisplay en in alle menu’s met SERVO resp. Sv -button direct wisselen naar de “servo-aanduiding”. • ESC-toets firmwareversie vóór V 1.023 Indrukken van de ESC-toets bevestigt de actuele instelwaarde en deactiveert het actieve instelveld. firmwareversie V 1.023 en hoger Indrukken van de ESC-toets resulteert in een stapsgewijs terugkeren naar de functiekeuze resp. ook weer terugkeren tot aan het basisdisplay. Een eventueel tussentijds gewijzigde instelling blijft behouden.
De beide kruisknuppels zijn voorzien van een digitale trimming. Kort aantippen verstelt met iedere “klik” de neutrale positie van de kruisknuppel met een bepaalde waarde. Bij een langer vasthouden loopt de trimming met toenemende snelheid in de desbetreffende richting. De verstelling wordt ook “hoorbaar” gemaakt door verschillend hoge tonen. Tijdens het vliegen de middenpositie terugvinden is daarom ook zonder op het display te kijken geen probleem: bij het bereiken van de middenpositie is een korte pauze ingevoerd. De actuele trimwaarden worden automatisch bij een wisselen van modelgeheugenplaats opgeslagen. Verder heeft de digitale trimming binnen een geheugenplaats effect per afzonderlijke vliegfase, behalve bij de trimming van de gas-/remkleppen- resp. gas-/ pitch-stuurknuppel – stuurfunctie “K1” (kanaal1) genoemd. Verder heeft de trimming van de K1-stuurknuppel bij de keuze van een verbrandingsmotor in het display “Soort aandrijving”, bladzijde 49, zowel bij een vliegtuig- als bij een helikoptermodel alleen effect in de “onderste” helft van de stuurknuppelweg, d.w.z. alleen in de positie, waarin de motor gestart wordt. De aanduiding van de actuele trimposities is zowel numeriek als ook in grafische vorm zichtbaar op het basisdisplay van de zender, zie afbeelding op de linker en op de volgende pagina, en in een speciaal display, zie bladzijde 90.
Toetsen rechts van het display • Keuzetoetsen “Bladeren” door de menuregels binnen de instelmenu’s resp. door de oproepbare icons van het basisdisplay. • ENT-toets Binnen de instelmenu’s activeert (bevestigt) u door indrukken van de ENT-toets de desbetreffende instelvelden. Zenderbeschrijving – toetsen, toetsenslot en digitale trimming
19
Display Grafische weergave van de positie van de standaard alleen bij de zender mz-24 HoTT aanwezige – linker – INC/DEC-toets DT 1 met numerieke positie- en richtingsaanduiding Grafische weergave van de positie van de proportionele draaiknop DV 1 (mz-18 HoTT) resp. DV 2 (mz-24 HoTT) met numerieke positie- en richtingsaanduiding
Deze icons hebben alleen een informatief karakter: gekleurd = actief grijs = inactief Modeltype * MP3-Player* (vanaf V 1.023)
Grafische weergave van de positie van de standaard alleen bij de zender mz-24 HoTT aanwezige – rechter – INC/DEC-toets DT 2 met numerieke positie- en richtingsaanduiding Grafische weergave van de positie van de proportionele draaiknop DV 2 (mz-18 HoTT) resp. DV 3 (mz-24 HoTT) met numerieke positie- en richtingsaanduiding Driekleurige weergave van de zender-accuspanning. Wanneer de accuspanning onder een in te stellen drempel daalt verschijnt er een waarschuwingsaanduiding, tegelijkertijd klinken er akoestische waarschuwingssignalen. * Klok 1 *
Modelgebruikstijd *
Klok 2 *
Modelgeheugen … *
Vliegfasennaam *
Modelnaam *
Zendergebruikstijd: Deze wordt automatisch na het laden of verwisselen van de accu weer teruggezet naar nul.
Toetsenveld voor het oproepen van telemetrie-gegevens Toetsenveld voor het oproepen van “zenderinstellingen” Toetsenveld voor het oproepen van “modelinstellingen”
Aantippen van “mz” en van alle andere velden op deze pagina die voorzien zijn van een * aan het einde van de beschrijving, opent telkens een context-gebonden menu 20
Zenderbeschrijving – display
Toetsenveld voor het oproepen van “basisinstellingen” Grafische weergave van de positie van de vier digitale trimhevels met numerieke positie- en richtingsaanduiding
Bediening van het display De bediening van het display vindt in principe plaats door aantippen van het gewenste veld met een vinger of de meegeleverde stift: 000%
000%
4.2V
000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000
000:00.0 000:00.0 NORMAAL
MODELNAAM 1 ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Wordt in het display hierboven bijvoorbeeld het met “M1” aangeduide veld “modelgeheugen” met een vinger of met de meegeleverde stift aangetipt, dan gaat het keuzemenu “modelgeheugen” open: TRG.
MODELNAAM 1
VLG.
01
MODELNAAM 1
SEL
02
MODELNAAM 2
NW
03
MODELNAAM 3
IMP.M
04
MODELNAAM 4
EXP.M
05
MODELNAAM 5
RES
06
MODELNAAM 6
KOP
In dit menu heeft u nu de mogelijkheid om bijvoorbeeld van model te wisselen, door het gewenste modelgeheugen aan te tippen. Op dezelfde eenvoudige manier kunt u echter, zoals beschreven op bladzijde 47, door aantippen van NW de programmering van een nieuw model starten of door aantippen van het veld MODELNAAM 1 aan de bovenste rand van het display, naar het invoerveld “modelnaam” wisselen … of door aantippen van TRG. links boven naar het telkens vorige menupunt terugkeren. Op een tegengestelde manier wisselt u met de ook in veel menu’s aanwezige toets VLG. – meestal telkens achter elkaar – naar de ‘volgende” pagina. In het geval van de afbeelding hierboven, in het display met de modelge-
heugens, dus naar de weergave van de modelgeheugens 07 … 12 enz.. In principe op dezelfde manier werken ook de andere, op de linker pagina met een * aangeduide velden. In tegenstelling hiertoe worden door het aantippen van één van de vier, van “B”, “F”, “S” of “T” voorziene “tandwiel”-symbolen rechtsonder speciale keuzemenu’s opgeroepen, van waaruit u dan naar verdere ondermenu’s kunt gaan. Beginnend met het “groene” basismenu, zie bladzijde 44, zien deze keuzedisplays er als volgt uit, … TERUG
BASIS
MOD.KEUZE
MODELTYPE
M-STOP
Sv-MON
FUNKTIE
SYSTEEM
WEG/LIM
OMK VERT
MIDDEN
ZEND.SET
KLOKKEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
KAN.SET
ZEND.U TG
… waarbij moet worden opgemerkt dat het “blauwe”, vanaf bladzijde 102 resp. 173 beschreven “functie menu” modeltype-specifieke ondermenu’s bevat. De eerste van de beide afbeeldingen hieronder geeft daarom de menustructuur van een vliegtuigmodel als voorbeeld weer en de onderste de menustructuur van een helikoptermodel … TERUG
BASIS
FUNKTIE
DR/EXP
VL MIX
FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR/EXPO
PIT. CRV
GAS CRV
GYRO/GOV
GAS-AR
TUIMELSCH
TS LIM ET
HELI-MIX
GAS MIX
PROG MIX
TRAINER
PIT>>HECK
TELEMET.
… terwijl het onder “S” op te roepen en vanaf bladzijde 210 beschreven “paarse” systeemmenu er als volgt uitziet, … TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
ST-MODE
WAARSCHUWING
ETC.SET
DISPLAY
ST.KALIB.
MP3
… en bijvoorbeeld de onder “T” op te roepen en vanaf bladzijde 215 gedetailleerder beschreven “telemetrie”-displays: R
TRG.
00dB T
3.0
SYSTEEM
VOLT 0.0V
0 FASE
BASIS
TERUG
40.0
00dB 3.0
0
6.0
min V 0.0V
6.0
Q
000%
S
000%
L
0000ms
GAS CRV
PROG.MIX
RO DIFF
WK MIX
WK SET
BUTTERFLY
TRAINER
V-STAART
TELEMET.
-20
TEMP 00°C
70
Zenderbeschrijving – display
21
Waarschuwingen Op het display van de zenders mz-18 en mz-24 HoTT kunnen, afhankelijk van de aanleiding, verschillende waarschuwingsvensters worden weergegeven. Deze kunnen in twee groepen verdeeld worden:
Bind AAN/UIT
UIT
UIT
Display “waarschuwing”
ONTV. UITG
SET
SET
Dit – kleinere – venster wordt overwegend na het inschakelen van de zender getoond en visualiseert bepaalde bedrijfstoestanden. In de onderstaande afbeelding bijvoorbeeld geeft de rode punt achter “K1-POS” aan, dat de K1-stuurknuppel, resp. vanaf firmwareversie V 1.023 de bij het vliegtuigmodel aan uitgang 1 en bij het helimodel aan uitgang 6 aangesloten gasservo, zich niet in de stationaire positie bevindt en dus het risico bestaat, dat de motor plotseling gaat lopen.
HF AAN/UIT
UIT
HF-Type
RW-Test
UIT
99sec
DSC-uitg.
PPM10
Aanwijzing: De standaard instelling “stationair naar achteren” kan bij het vliegtuigmodel in het menu “K1-curve”, bladzijde 146, eventueel naar “stationair naar voren” door omdraaien van de stuurcurve worden omgezet. In de onderste regel wordt er bovendien op gewezen, dat er aan het actuele modelgeheugen nog geen ontvanger gebonden werd: 000%
RX
0:01:2 M 1 MODE ACCUTIJ 000
000%
WAARSCHUWING GAS AR
GAS CUT
GAS POS
FASE
3.8V
0.0 0.0
GEEN ONTVANGER GEBONDEN! AL
SET 000
Aantippen van SET met een vinger of de meegeleverde stift brengt u in dit geval direct naar het display “Zenderinstelling”, waar u zoals op bladzijde 76 beschreven, uw ontvanger aan het modelgeheugen bindt …
22
Zenderbeschrijving – waarschuwingen
TRG.
MODELNAAM 1 RX1
RX2
NORMAAL
… of door aantippen van de toets TRG. linksboven de procedure kunt afbreken. firmwareversies tot en met V 1.022 Wanneer er daarentegen al een ontvanger aan het actuele modelgeheugen gebonden werd, maar deze op het tijdstip dat de zender werd ingeschakeld niet aangezet of buiten reikwijdte is, dan wordt er een bijpassend waarschuwingsvenster geopend: 000%
RX
0:01:2 M 1 MODE ACCUTI 000
000%
WAARSCHUWING GAS AR
GAS CUT
GAS POS
FASE
NORMAAL SIGNAAL
0.0 0.0 AL
HF AAN/UIT
AAN
3.8V
zetten of deze uitschakelen, door de toets UIT aan te tippen. In de regel tussen de beide groene lijnen wordt u met de aanwijzing “NORMAAL SIGNAAL” er op gewezen, dat de zender ingesteld is op “normaal” radiobesturinggebruik. Alternatief kunnen op deze plek echter ook aanwijzingen zoals bijvoorbeeld “Leraar signaal” of “Leerling signaal” verschijnen. Een tweede – mogelijke – variant is de weergave van “F/S INSTELLEN” als aanwijzing, dat er nog geen Fail-Safe-instellingen werden gedaan. De vraag “HF AAN/UIT” in de ruimte daaronder beantwoordt u daarentegen al naar gelang uw wensen door een aantippen van de toets AAN of UIT met een vinger of de meegeleverde stift. Aanwijzing: Standaard is in het display van het ondermenu »Waarschuwing« van het systeemmenu, bladzijde 203, alleen de bewaking van de “Gas-positie” geactiveerd. Display “acute waarschuwingsaanwijzingen” U kunt dit display bewust oproepen door aantippen van de letters mz in het midden van het basisdisplay van de zender … 000%
RX
UIT
000%
4.2V
TX RX 00.0V aantippen
000
000
firmwareversies vanaf V 1.023
0:01:23
Vanaf firmwareversie V 1.023 wordt bij het inschakelen van de zender in principe ook de HF-afstraling geactiveerd en in het centrum van het zenderdisplay regelmatig de hierboven afgebeelde melding getoond. Tegelijkertijd klinken er gedurende enkele seconden akoestische waarschuwingssignalen. U kunt nu naar keuze wachten, totdat de melding na enkele seconden automatisch weer verdwijnt, of met de hand deze HF-afstraling door aantippen van de toets AAN met een vinger of de meegeleverde stift voort-
M 1
000
mz 000
000
000:00.0 000:00.0 NORMAAL
MODELNAAM 1 ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
TRG.
CLR
S. VOLT
03
NIEUW LADEN
AAN
E. VOLT
00 3.7V
3.6V VELD ST. 00 000% ESC STR 00 000.0A
ALARM VELD ST. AAN
ESC VOLT 00 00.0V
aantippen van de toets CLR linksboven weer worden gewist. Op dezelfde manier gaat u in principe met alle andere waarschuwingen op het display te werk. Alleen bij een veldsterkte-alarm heeft u de extra optie om verdere, door te geringe veldsterkte veroorzaakte, alarmen door een aantippen van de toets AAN voor de duur van de actuele gebruiksperiode van de zender te onderdrukken.
… en door aantippen van de toets TRG. linksboven op het display weer sluiten. Klinken er echter onverwachts akoestische waarschuwingssignalen en wordt het “normale” zenderdisplay bedekt door dit display, dan moet u de in rode letters weergegeven melding ter harte nemen! Bijvoorbeeld, omdat de voedingsspanning van de zender de in het ondermenu »ETC Set« van het systeemmenu, bladzijde 204, ingestelde waarschuwingsdrempel heeft bereikt: TRG.
CLR
S. VOLT
03 3.5V
VELD ST. 00 000% ESC STR 00 000.0A
NIEUW LADEN
AAN
E. VOLT
00 3.7V
ALARM VELD ST. AAN
ESC VOLT 00 00.0V
Parallel wordt het displaycontrast naar de waarde 05 gereduceerd om stroom te sparen. Door aantippen van de toets AAN rechtsboven kunt u voorkomen dat deze waarschuwing opnieuw wordt geladen, waarna u door een aantippen van de toets TRG. linksboven op het display het waarschuwingsvenster verwijderen kunt. (In dit concrete geval moet u dan echter ook zo snel mogelijk stoppen met vliegen en de zender opladen!) Het rode getal rechtsboven geeft het aantal actueel afgegeven waarschuwingen aan, in het voorbeeld hierboven is het dus al de derde. Deze teller kan door Zenderbeschrijving – waarschuwingen
23
Zender-achterkant
DSC-aansluiting
(De afbeelding toont de zender mz-24 HoTT.) De afkorting “DSC” bestaat uit de beginletters van de oorspronkelijke functie “Direct Servo Control”. Bij het HoTT-systeem is echter een “directe servo-controle” via een diagnosekabel uit technische oorzaken niet meer mogelijk. De standaard tweepolige DSC-bus aan de achterkant van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT dient zowel als leraar- of leerling-aansluiting, als aansluitpoort voor vliegsimulatoren of externe apparaten.
draaggreep met vastgeklemde stift als alternatieve bediening van het aanrakingsgevoelige display draai- en knikbare antenne
aansluitbus voor hoofdtelefoon data-bus, bv. voor de aansluiting van een Smart-Box proportionele schuif SL1
cardslot voor micro-SD-kaarten
5-pol. mini-USB-aansluiting proportionele schuif SL 2
Voor een correcte DSC-verbinding moet u op deze punten letten: 1. Pas eventueel de menu’s aan. Voor het aanpassen van de zender aan een leraar-/ leerling-systeem zie vanaf bladzijde 109. 2. Verbind nu het andere uiteinde van de kabel met de gewenste apparatuur, let daarbij op de handleiding. Belangrijk: Let er op dat alle stekkers stevig zijn aangebracht en gebruik alleen de hiervoor bedoelde stekkerverbindingen met de 2-polige stekker aan de DSC-kant. 3. In het ondermenu »Zenderinstelling«, bladzijde 76, kan in de regel “DSC-uitgang” – afhankelijk van het aantal over te geven functies – één van de volgende modi worden ingesteld: PPM10, PPM16, PPM18 en PPM24. Default-instelling: PPM10. Aanwijzing bij vliegsimulatoren:
DSC-bus
Laadbus
•
Omdat er zoveel verschillende vliegsimulatoren op de markt zijn is het goed mogelijk, dat de toewijzing van de contacten in de stekker of in de DSC-module door de Graupner-service moeten worden aangepast.
LET OP: •
Bij een directe aansluiting van uw zender aan een PC of een laptop via een verbindingskabel (DSC-kabel) en/of PC-interface van uw simulator kan een elektrostatische ontlading eventueel de zender verwoesten! Deze soort verbinding mag daarom alleen worden gebruikt wanneer u
24
Zenderbeschrijving – achterkant en aansluitingen aan de achterkant
zich – bv. met behulp van een aardingsarmband, zoals die in elektronicazaken te koop is – tegen elektrostatische oplading tijdens het gebruik van een vliegsimulator beschermt. Graupner adviseert daarom dringend om alleen simulatoren met draadloze overdrachtstechniek te gebruiken.
Data-poort
Aansluiting hoofdtelefoon
Onder de afdekking aan de achterkant van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT bevindt zich linksbuiten de zogenaamde DATA-poort:
Onder de afdekking aan de achterkant van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT bevindt zich links van het midden de hoofdtelefoon-aansluiting:
Deze is bedoeld voor de aansluiting van de als accessoire leverbare Smart-Box Best.-Nr. 33700. Nadere informatie over de Smart-Box vindt u in de Graupner hoofdcatalogus FS en op Internet onder www. graupner.de bij het desbetreffende product.
De bus is bedoeld voor de aansluiting van een standaard oor- of hoofdtelefoon met een 3,5 mm Cinch-stekker. (Niet in de set inbegrepen.) Wanneer de hoofdtelefoon is aangesloten is de luidspreker uitgeschakeld en op het basisdisplay wordt het symbool van de hoofdtelefoon niet meer grijs, maar gekleurd weergegeven, zie bladzijde 20. Via deze aansluiting worden naast hoorbare signalen van de zender de eventuele van het “Telemetrie”-menu afkomstige signalen en berichten doorgegeven. Standaard zijn deze berichten in het Duits. Nadere informatie vindt u onder “Gesproken berichten” in het gedeelte »Telemetrie« vanaf bladzijde 116.
Zenderbeschrijving – aansluitingen aan de achterkant
25
Cardslot micro-SD en micro-SDHC Onder de afdekking aan de achterkant van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT bevindt zich rechts van het midden de kaartschacht voor geheugenkaarten van het type micro-SD en micro-SDHC:
Verwijderen van de geheugenkaart Afdekklep aan de achterzijde openen. Daarna de SDkaart iets in de richting van de Cardslot drukken om deze te ontgrendelen en daarna lostrekken. Data-verzameling /-opslag
Naast de standaard met de zender mz-24 HoTT meegeleverde kunnen alle gebruikelijke micro-SD-geheugenkaarten met maximaal 2 GB en micro-SDHC-kaarten met maximaal 32 GB worden gebruikt. Wij adviseren het gebruik van geheugenkaarten met maximaal 4 GB, omdat deze capaciteit voor normale toepassingen meer dan voldoende is. De geheugenkaart die u in de zender wilt gebruiken wordt, zoals bekend bij mobiele telefoons en digitale camera’s, met de contacten naar boven wijzend in de schacht geschoven en vergrendeld. Na het inleggen van de geheugenkaart kan de afdekklep van de zender weer gesloten worden. Wanneer de standaard met de zender mz-24 HoTT meegeleverde of ook een andere, al minstens één keer in de zender gebruikte geheugenkaart wordt ingebracht is deze direct na het inschakelen van de zender klaar voor gebruik. Als aanduiding van de ingebrachte geheugenkaart verschijnt na het aanzetten van de zender in het basisdisplay het symbool van een geheugenkaart niet meer grijs, maar gekleurd, zie bladzijde 20. In andere gevallen worden eerst enkele mappen op de geheugenkaart aangemaakt.
26
De dataopslag op de SD-kaart is gekoppeld aan de klok 1: wanneer deze wordt gestart start ook – wanneer er zich een geschikte SD-kaart in de zender bevindt en er een telemetrie-verbinding met de ontvanger is – de opslag van gegevens en deze stopt weer, zodra de klok 1 wordt stilgezet. Gestart en gestopt wordt de klok 1 zoals beschreven in het onderdeel »Klokken« op bladzijde 82. Na het afsluiten van de dataopslag bevindt er zich een (lege) map “Models” en een map “Log-data” op de geheugenkaart. In de laatste worden volgens het schema 0001_jaar-maand-dag.bin, 0002_jaar-maand-dag.bin enz. benoemde Log-bestanden in een sub-map met de naam “modelnaam” aangemaakt. Zou daarentegen een modelgeheugen nog geen naam hebben, dan zijn de bijbehorende Log-bestanden na het uitnemen van de geheugenkaart en het uitlezen ervan via de cardreader van een PC of laptop te vinden in een sub-map met de naam “NoName”. Met de software, die onder www. graupner.de op de downloadpagina van de zender te vinden is, kunt u de bestanden op een PC uitlezen. Belangrijke aanwijzingen: •
Eventuele garantieclaims kunnen niet worden geaccepteerd wanneer er geen log-bestand aanwezig is. Om dezelfde reden moet de zender ook altijd naar de nieuwste software-stand geüpdatet zijn. Let er echter wel op, dat vanwege technische oorzaken er tijdens de weergave van MP3-bestanden GEEN opslag van data mogelijk is. • Om op tijd geïnformeerd te worden over belangrijke software-updates moet u zich in ieder geval onder https://www. graupner.de/de/service/produktregistrierung.
Zenderbeschrijving – aansluitingen aan de achterkant
aspx registreren. Alleen zo wordt u automatisch per e-mail op de hoogte gehouden van nieuwe updates. Im- en export van modelgeheugens Voor het uitwisselen van gegevens tussen soortgelijke zenders of voor het opslaan van data kunnen indien gewenst modelgeheugens op een ingebrachte geheugenkaart weggeschreven of vanaf deze naar de zender gekopieerd worden. Nadere informatie vindt u in het gedeelte “Import/export van SD-kaart” vanaf bladzijde 61. Aanwijzingen: •
Enkele van de eventueel bij de modelnaam gebruikte speciale tekens kunnen vanwege bepaalde beperkingen van het voor de geheugenkaarten gebruikte FAT- resp. FAT32-bestandssysteem niet correct worden overgenomen en worden bij het kopiëren vervangen door een golfje (~). • De modelgeheugens van de zenders mz-18 en mz24 zijn in principe compatibel, MAAR: Voorwaarde voor een “Import van SD-kaart” naar een andere zender is dat van te voren het gewen ste modelgeheugen op een PC naar de desbetreffende map gekopieerd of verschoven wordt. Dus bijvoorbeeld van \\Models\mz-24 naar \\Models\mz-18 of omgekeerd. Meer informatie over “Import van SD-kaart” zie bladzijde 61. LET OP: Let er in ieder geval op, dat na een “Import van SD-kaart” alle modelfuncties nauwkeurig gecontroleerd worden en met name de functies van stuurelementen en schakelaars aan de desbetreffende zender worden aangepast.
Mini-USB-aansluiting Onder de afdekking aan de achterkant van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT bevindt zich rechtsbuiten de aansluitbus voor software-updates, datum- en tijdsinstelling via een PC onder Windows XP, Vista, 7 of 8:
Aan deze bus wordt de bij de set geleverde USB-kabel aangesloten. De procedure bij een software-update via de PC wordt op in de handleiding bij het softwarepakket beschreven. De software voor de PC en de bijbehorende USB-Driver vindt u op de downloadpagina onder www.graupner.de bij het desbetreffende product. Na installatie van de benodigde driver en van de software kunnen dan via deze verbinding naar behoefte de zender geupdated worden of alleen de kloktijd en de datum worden ingesteld.
Zenderbeschrijving – aansluitingen aan de achterkant
27
In bedrijf nemen van de zender
Opmerkingen vooraf bij de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT Het Graupner HoTT-systeem maakt het theoretisch mogelijk om met meer dan 200 modellen tegelijkertijd te gebruiken. Vanwege het toegestane radiotechnische gebruik van de 2,4-GHz-ISM-band zal dit aantal in de praktijk echter aanzienlijk geringer zijn. In de regel zal het aantal modellen dat tegelijkertijd gebruikt kan worden toch groter zijn dan vroeger bij de conventionele 35-/40-MHz-frequenties. Accu geladen? Omdat de zender uitgeleverd wordt met een ongeladen accu, moet u hem na het bestuderen van de laadvoorschriften op bladzijde 15 opladen. Anders klinkt er bij het onderschrijden van een bepaalde spanning, standaard 4,8 V bij de zender mz-18 HoTT en 3,6 V bij de zender mz-24 HoTT, die echter in de regel “Waarschuwingsdrempel accu” van het ondermenu »ETC Set« uit het systeemmenu, bladzijde 204, ingesteld kan worden, al na korte tijd een waarschuwingssignaal en wordt er een desbetreffende melding op het display getoond: TRG.
NIEUW LADEN AAN
CLR
S. VOLT
02
E. VOLT
00 3.7V
4.7V VELD ST. 00 000%
ALARM VELD ST. AAN
In bedrijf nemen van de zender Bij levering van de zender vanaf firmwareversie V 1.023 wordt bij het inschakelen van de zender in principe ook de HF-afstraling geactiveerd en in het centrum van het zenderdisplay verschijnt zoals gewoon de aanduiding: WAARSCHUWING GAS AR
GAS CUT
GAS POS
FASE
ESC VOLT 00 00.0V NIEUW LADEN
CLR
S. VOLT
04 3.5V
VELD ST. 00 000% ESC STR 00 000.0A
28
AAN
E. VOLT
00 3.7V
ALARM VELD ST. AAN
ESC VOLT 00 00.0V
In bedrijf nemen van de zender
000
Tegelijkertijd klinken er gedurende enkele seconden akoestische waarschuwingssignalen. U kunt nu naar keuze wachten, totdat de melding na enkele seconden automatisch weer verdwijnt, of met de hand deze HF-afstraling door aantippen van de toets AAN met een vinger of de meegeleverde stift voortzetten of deze uitschakelen, door de toets UIT aan te tippen. Schakel een eventueel al ingeschakelde ontvanger uit en tip voor demonstratiedoeleinden eerst eens op AAN . Daarna bevindt u zich in de basisaanduiding van de zender mz-18 HoTT resp. mz-24 HoTT: 000%
4.2V
TX RX 00.0V
0:01:23 M 1
000
mz 000
000
000:00.0 000:00.0 NORMAAL
MODELNAAM 1
000
mz
0:01:23 M 1
000
000:00.0 000:00.0
000
NORMAAL
MODELNAAM 1 ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Werd echter de zender met een uitgeschakelde HF aangezet, dan is alle desbetreffende informatie onzichtbaar en wordt het HF-schakelaarsymbool grijs weergegeven: 000%
000%
4.2V
000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000:00.0 000:00.0
000
NORMAAL
MODELNAAM 1 ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Verschijnt er daarentegen na het inschakelen van de zender op het display de waarschuwing … WAARSCHUWING
ACCUTIJD 00: 01: 23 000
4.2V
UIT
AAN
RX
000%
TX RX 05.2V
HF AAN/UIT
000
TRG.
000%
RX
NORMAAL SIGNAAL
000%
ESC STR 00 000.0A
modelgeheugen al aan een Graupner-HoTT-ontvanger “gebonden” werd, maar dat er momenteel geen verbinding met deze ontvanger bestaat. Zodra deze verbinding bestaat, wordt er links naast de rode “RX” en rechts van de groene “TX” een aanduiding van de veldsterkte en daaronder in geel de numerieke weergave van de actuele spanning van de ontvanger-stroomvoorziening zichtbaar, bijvoorbeeld:
000
Het blauwe schakelaarsymbool links boven tussen de rode “RX” en de groene “TX” betekent, dat de HF-afstraling van de zender ingeschakeld is. De rode “RX” en de groene “TX” links en rechts van dit schakelaarsymbool betekent nu, dat het actueel actieve
GAS AR
GAS CUT
GAS POS
FASE
GEEN ONTVANGER GEBONDEN!
SET
… dan is het actueel actieve modelgeheugen op dit moment aan geen ontvanger “gebonden”. Belangrijke aanwijzingen: •
De zender in de set is standaard ingesteld op de correcte instellingen voor het gebruik in de meeste landen in Eu-
ropa. Let in dit verband echter op de aanwijzing op bladzijde 78. • Met de zender mz-18 HoTT kunnen via de bij de set geleverde en al aan de zender gebonden ontvanger GR-24 aan de aansluitingen 1 … 9 maximaal 9 servo’s worden aangestuurd. Eventueel aan de aansluitingen 10 … 12 aangesloten servo’s blijven standaard in hun middenpositie staan en kunnen niet via de zender worden bediend. Met de zender mz-24 HoTT kunnen via de bij de set geleverde en al aan de zender gebonden ontvanger GR-24 maximaal 12 servo’s worden aangestuurd. Vanwege een maximale flexibiliteit, maar ook om een onbedoelde foutieve bediening te voorkomen zijn er echter aan de stuurkanalen 5 … 9 resp. 5 … 12 standaard geen stuurelementen toegewezen, zodat eventueel aan deze kanalen aangesloten servo’s eerst uitsluitend in de middenpositie blijven staan, totdat er een bedieningselement toegewezen is. Om dezelfde reden zijn praktisch alle mixers inactief. Nadere informatie hierover vindt u op bladzijde 94. • De principes van de eerste programmering van een nieuw modelgeheugen vindt u vanaf bladzijde 47. • Let er bij het inschakelen, binden of instellen van de radiobesturing op dat de zenderantenne altijd voldoende ver verwijderd is van de ontvangerantennes! Wanneer de zenderantenne zich namelijk te dicht bij de ontvangerantennes bevindt over-
stuurt de ontvanger en gaat de rode LED op de ontvanger branden. Parallel daaraan valt het terugkoppelingskanaal uit, waardoor de veldsterkte-balk op het display een “X” laat zien en de actuele ontvangerspanning met 0,0 V wordt weergegeven. Tegelijkertijd bevindt de besturing zich in de Fail-safe-modus, zie bladzijde 86, d.w.z. dat de servo’s vanwege de uitval van de ontvanger in de als laatste correct ontvangen posities blijven, resp. na korte tijd naar de vooraf ingestelde Fail-Safe-posities gaan, totdat er een nieuw, geldig signaal wordt ontvangen. Vergroot in dit geval de afstand totdat alle weergaven weer “normaal” zijn. WAARSCHUWING: Schakel de zender tijdens het gebruik nooit uit! Wanneer dit zou voorkomen moet u kalm blijven en wachten, tot het zenderdisplay helemaal uit en de zender dus helemaal afgeschakeld is. Dit duurt minimaal vier seconden. Schakel de zender dan pas weer in. Anders loopt u het gevaar dat de zender direct na het uitschakelen “blijft hangen” en u daardoor de controle over het model helemaal verliest. Een opnieuw in bedrijf nemen van de zender is dan alleen mogelijk door hem uit te zetten en dan de hierboven beschreven procedure correct te herhalen.
In bedrijf nemen van de zender
29
Update van de zendersoftware
Zendersoftware herstellen Programma: “Herstellen”
Firmware-updates van de zender mz-18 HoTT en mz24 HoTT kunnen via de data-aansluiting aan de achterkant van de zender met behulp van een PC of laptop onder Windows XP, Vista, 7 of 8 worden uitgevoerd. Verbind uw uitgeschakelde zender via de meegeleverde USB-kabel (USB-A naar mini-B-USB 5-polig) met uw PC of laptop, door het ene uiteinde van de USB-kabel kabel direct in de 5-polige mini-USB-aansluiting van de zender en het andere uiteinde in een vrije USB-poort van uw computer te steken. De voor een update van de zender tevens benodigde programma’s en bestanden en een uitvoerige handleiding vindt u – samengevat als een softwarepakket – bij het desbetreffende product als download onder www. graupner.de. Download dit softwarepakket van internet en pak deze op uw PC of laptop uit. Alle overige informatie vindt u in de uitvoerige handleiding bij het desbetreffende softwarepakket.
Revisionshistory für GRAUPNER HoTT-Komponenten. • Controleer vóór iedere update in ieder geval de laadtoestand van uw zenderaccu resp. laad deze voor de zekerheid en sla alle gebruikte modelgeheugens op, om deze eventueel weer te kunnen herstellen. • De verbinding tussen PC en zender mag tijdens de update niet losgekoppeld worden! Let daarom op een goed contact tussen de zender en de computer. • Controleer na een update in ieder geval of alle functies van al uw modellen correct werken.
Aanwijzing: Na registratie van uw zender onder https:// www.graupner.de/de/service/produktregistrierung.aspx wordt u automatisch via e-mail op de hoogte gehouden van nieuwe updates. Belangrijke aanwijzingen: •
Let er in ieder geval op dat een storingsvrije communicatie tussen de gebruikte HoTT-componenten alleen mogelijk is wanneer de Firmware compatibel is. De programma’s en bestanden die hiervoor nodig zijn, zijn daarom als één bestand samengevoegd, op dit moment “HoTT_Software_V4.zip”. • Gebruik uw zender alleen met de actuele software-versie. Op dit moment vindt u actuele informatie onder http://www.graupner.de/supportdetail/cc489e1d-0c1c-4cdd-a133-398d908bc27d opgeroepen worden. Dezelfde informatie bereikt u, wanneer de link niet zou werken, onder www. graupner.de => Service&Support => Update- und Inbedrijfname van de zender – update van de zendersoftware 30
Wanneer een Firmware-update van de zender mislukt zou zijn of de zendersoftware “blijft hangen” en de zender eventueel niet meer via de “POWER”-schakelaar uitgezet kan worden, dan moet u in de schakelaarpositie “POWER = UIT” de accu uit de zender verwijderen resp. de stekker van de zenderaccu lostrekken. Wacht enkele seconden en sluit dan de accu weer aan, laat echter de POWER-schakelaar nog steeds op “UIT”! Download ook in dit geval een actueel softwarepakket van internet en pak deze op uw PC of laptop uit, resp. wanneer u dit al gedaan heeft, start u het PC-programma gr_Studio en volgt u de stappen in het onderdeel “Herstellen” van de handleiding, die bij de software hoort.
Voor uw aantekeningen
31
In bedrijf nemen van de ontvanger Opmerkingen vooraf
Bij beide radiobesturingssets mz-18 HoTT en mz-24 HoTT vindt u zowel een bidirectionele ontvanger van het type GR-24 voor de aansluiting van maximaal 12 servo’s als ook een bidirectionele ontvanger GR-12L HoTT. Met de zender mz-18 HoTT kunnen via de bij de set geleverde en al aan de zender gebonden ontvanger GR-24 aan de aansluitingen 1 … 9 maximaal 9 servo’s worden aangestuurd. Eventueel aan de aansluitingen 10 … 12 aangesloten servo’s blijven standaard in hun middenpositie staan en kunnen niet via de zender worden bediend. Met de zender mz-24 HoTT kunnen daarentegen via de bij de set geleverde en al aan de zender gebonden ontvanger GR-24 maximaal 12 servo’s worden aangestuurd. Wanneer u de GR-24 HoTT-ontvanger van de bewuste set heeft ingeschakeld heeft en “zijn” zender niet binnen bereik resp. uitgeschakeld is, brandt de rode LED ca. 1 seconde constant en begint dan langzaam te knipperen. Dat betekent, dat er (nog) geen verbinding is met een Graupner-HoTT-zender. Wanneer de verbinding gemaakt is brandt de groene LED constant en gaat de rode uit. Om een telemetrieverbinding met de zender te kunnen opbouwen moet eerst de Graupner-HoTT-ontvanger met “zijn” modelgeheugen in “zijn” Graupner-HoTT-zender “gebonden” worden. Deze procedure noemt men “binding”. Deze “binding” is echter maar één keer per ontvanger-/modelgeheugen-combinatie nodig, zie bladzijde 76, en werd bij de apparatuur in de set al in de fabriek voor het modelgeheugen 1 uitgevoerd, zodat u het “binden” alleen voor andere ontvangers of bij een wissel van modelgeheugen hoeft uit te voeren (en – bv. na een wisselen van zender – op ieder moment kunt herhalen). LET OP: Een ingeschakelde en minstens eenmaal aan “zijn” zender gebonden ontvanger reageert op eventueel aankomende stuursignalen van andere modelgeheugens van “zijn” zender als een 32
Inbedrijfname van de ontvanger
zogenaamde secundaire ontvanger.
samen met de stroomvoorziening worden aangesloten.
Weergave boordspanning De actuele spanning van de ontvanger-stroomvoorziening wordt bij een bestaande telemetrieverbinding links boven op het display van de zender in het geel getoond.
LET OP:
000%
RX
000%
4.2V
TX RX 05.2V 000
0:01:23 M 1
000
mz 000
000
000:00.0 000:00.0 NORMAAL
MODELNAAM 1 ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Temperatuurwaarschuwing Daalt de temperatuur van de ontvanger onder een ingestelde grenswaarde (standaard -10 °C) of komt deze boven een instelbare bovenste waarschuwingsdrempel (standaard +55 °C) dan vindt er een waarschuwing plaats door de zender in de vorm van een gelijkmatig piepen met een ritme van ca. een seconde. Servo-aansluitingen en polariteit De servo-aansluitingen van de Graupner-HoTT-ontvanger zijn genummerd. De ontvanger is voorzien van onverwisselbare stekkeraansluitingen, zodat de servo’s en de stroomvoorziening alleen op de juiste manier aangesloten kunnen worden. Daarvoor zijn de originele Graupner-stekkers in overeenstemming met de stekkerbussen aan een kant licht afgerond, zie afbeeldingen op de volgende dubbele bladzijde. Forceer nooit iets. De voedingsspanning is via alle genummerde aansluitingen doorverbonden. Bij de ontvanger GR-24 zijn de beide buitenste verticale aansluitingen voor de aansluiting van de ontvangeraccu bedoeld. Deze worden aangeduid met “11+B-“ en “12+B-“. Via een V- resp. Y-kabel Best.-Nr. 3936.11 kan echter ook aan beide aansluitingen de desbetreffende servo
Let op de juiste polariteit bij deze aansluitingen! De ontvanger en de eventueel daaraan aangesloten apparatuur kunnen verwoest worden, zie volgende dubbele bladzijde. De functie van elk individueel kanaal wordt bepaald door de gebruikte zender, niet door de ontvanger. Niet alleen de aansluiting van de gasservo is bij elk fabricaat en modeltype verschillend. Bij Graupner/JR en Graupner-radiobesturingen ligt deze bijvoorbeeld bij een vliegtuigmodel op kanaal 1 en bij een helikopter op kanaal 6. Let ook op de aanwijzingen m.b.t. de inbouw van de ontvanger, de antennes en de montage van de servo’s op bladzijde 34. Afsluitende aanwijzingen: •
De aanzienlijk hogere servo-resolutie van het HoTT-systeem leidt tot een merkbaar directer stuurgedrag in vergelijking met traditionele technologie. Maakt u zich met dit directere gedrag vertrouwd! • Indien u parallel met de ontvangeraccu een regelaar met geïntegreerd BEC*-systeem toepast, moet afhankelijk van het type regelaar eventueel de pluspool (rode kabel) uit de 3-polige stekker worden losgemaakt. Let u in ieder geval op de handleiding van de regelaar. Met een kleine schroevendraaier voorzichtig het midrood delste lipje van de stekker iets 1 omhooghalen (1), rode kabel 3 lostrekken (2) en met isolatie2 band tegen mogelijke kortsluiting beveiligen (3). Reset Om een reset van de ontvanger uit te voeren drukt u de SET-knop op de bovenkant van de ontvanger in en houdt u deze ingedrukt, terwijl u de stroomvoorziening inschakelt. Hou de SET-knop zo lang ingedrukt, tot na ca. 3 seconden de langzaam rood/groen knipperende
LED gedurende ca. 2 seconden uitgaat. Werd de reset uitgevoerd bij een uitgeschakelde zender of met een ongebonden ontvanger, dan knipperen bij de standaard in de set aanwezige ontvanger GR-24 de groene en de rode LED van de ontvanger binnen ongeveer 3 s vier maal, daarna gaan beide LED’s ongeveer 3 s uit, voordat de rode LED verder knippert. Laat de knop los, zodra de LED’s uitgaan. Aan de zender- en aan de ontvangerkant kan nu direct weer een bind-proces worden gestart. Werd er bij een al gebonden ontvanger een reset uitgevoerd en is het bijbehorende modelgeheugen in de ingeschakelde zender actief, dan brandt de LED na ca. 2 tot 3 seconden constant groen, als teken dat uw zender-/ontvanger-combinatie weer klaar voor gebruik is. Let op het volgende: Door een RESET worden, met uitzondering van binding-informatie, ALLE instellingen in de ontvanger teruggezet naar de standaard fabriekswaarden! Wanneer dit per ongeluk gebeurde moeten daarom na een RESET alle instellingen, die eventueel via het »Telemetrie«-menu in de ontvanger waren ingevoerd, weer hersteld worden. Een bewuste RESET daarentegen is raadzaam, wanneer een ontvanger in een ander model wordt overgezet. Hierdoor kan zonder veel moeite worden voorkomen dat u per ongeluk verkeerde instellingen meeneemt.
Firmware-update van de ontvanger
Ontvangerinstellingen opslaan
Firmware-updates van de ontvanger worden via de zijdelings aangebrachte telemetrie-aansluiting van de ontvanger met behulp van een PC of laptop onder Windows XP, Vista, 7 of 8 worden uitgevoerd. Daarvoor heeft u de apart verkrijgbare USB-adapter Best.-Nr. 7168.6 en de adapterkabel Best.-Nr. 7168.6S nodig. De tevens benodigde programma’s en bestanden vindt u – samengevat tot een softwarepakket – bij het desbetreffende product als download op www.graupner.de. Download dit softwarepakket van internet en pak dit uit op uw PC of laptop. De overige informatie vindt u in de uitvoerige handleiding bij dit softwarepakket.
In het softwarepakket, dat u van internet kunt downloaden en op uw PC of laptop moet uitpakken, bevindt zich o.a. het PC-programma “Firmware_Upgrade_grStudio”. Eventueel heeft u dit al op uw PC of laptop geïnstalleerd. Met het programmapunt “Ontvangerinstelling” van dit PC-programma “Firmware_Upgrade_grStudio” is het op elk moment mogelijk om alle in de ontvanger geprogrammeerde instellingen als bestand op uw PC of laptop veilig op te slaan, zodat u bij behoefte deze weer terug kunt zetten in de ontvanger. Een opnieuw programmeren van een ontvanger via het menu »Telemetrie« is daardoor niet nodig. Voor dit programma is de standaard bij de radiobesturingsets mz-18 HoTT (Best.-Nr. S1005)en mz-24 HoTT (Best.-Nr. S1006) aanwezige USB-adapter (Best.-Nr. 7168.6) en de ook meegeleverde adapterkabel (Best.Nr. 7168.S) nodig. Alle overige informatie kunt u vinden in de uitvoerige handleiding bij het softwarepakket.
Aanwijzing: Na registratie van uw ontvanger onder https:// www.graupner.de/de/service/produkt registrierung.aspx wordt u automatisch per e-mail over nieuwe updates geïnformeerd.
Inbedrijfname van de ontvanger
33
Aanwijzingen bij de installatie Inbouwen van de ontvanger Welk Graupner-ontvangersysteem u ook gebruikt, de procedure is steeds dezelfde: Let er op dat de ontvangstantenne minstens 5 cm van alle grotere metalen delen of bedrading, die niet direct uit de ontvanger komt, verwijderd is. Dit omvat naast staal- ook koolstofvezeldelen, servo’s, elektromotoren, brandstofpompen, allerlei soorten kabels enz. Het beste is het om de ontvanger uit de buurt van andere componenten op een goed bereikbare plaats in het model onder te brengen. In geen geval mogen servokabels om de antenne gewikkeld zijn of er dicht in de buurt liggen! Let er op dat kabels onder invloed van krachten, die tijdens het vliegen kunnen optreden, van positie kunnen veranderen. Zorg er voor dat de kabels in de buurt van de antenne niet kunnen bewegen. Bewegende kabels kunnen namelijk de ontvangst storen. Tests hebben uitgewezen dat een verticale (staande) montage bij één enkele ontvangerantenne in het model het beste is. Bij Diversity-antennes (twee antennes) moet de tweede antenne in een hoek van 90 ° ten opzichte van de eerste antenne worden geplaatst en de ruimtelijke afstand tussen de uiteinden van de antennes indien mogelijk minimaal 125 mm bedragen. Bij rompen van koolstof moeten de uiteinden van de antenne minimaal 35 mm uit de romp steken. Eventueel moeten de ca. 145 mm lange standaardantennes van de HoTT-ontvangers tegen 300 mm of 450 mm lange exemplaren met het Best.-Nr. 33500.2 resp. 33500.3 worden gewisseld. De aansluitingen met de aanduiding “X+B-“ van de bij de sets geleverde GR-24 ontvanger zijn bedoeld voor de aansluiting van de accu. De stroomvoorziening is via alle genummerde aansluitingen doorverbonden en kan dus in principe aan elk van de 12 uitgangen worden aangesloten. Eventueel kan een V- resp. Y-kabel (Best.Nr. 3936.11) worden gebruikt. Vanwege extra spanningsverliezen moeten de overdwars staande aansluitingen 8 … 10 van de ontvanger 34
Aanwijzingen bij de installatie
echter niet voor de aansluiting van een ontvangeraccu worden gebruikt. De functie van elk individueel kanaal wordt bepaald door de gebruikte zender, niet door de ontvanger. De toewijzing van de kanalen kan echter in de ontvanger door programmering in het menu »Telemetrie« worden veranderd. We adviseren echter om dit via de zender met de optie »Zenderuitgang« te doen, zie bladzijde 98. Hier volgen een aantal tips om uw radiobesturings-componenten in te bouwen: 1. Bevestig de ontvanger in het vliegtuigmodel achter een stevige rompspant, resp. in een auto- of scheepsmodel beschermd tegen stof en water. Pak de ontvanger echter niet te dicht in, omdat hij anders te warm zou kunnen worden. 2. Alle schakelaars moeten zo zijn ingebouwd, dat ze niet in de straal van de uitlaat liggen en niet beïnvloed worden door trillingen. Het knopje van de schakelaar moet vrij toegankelijk zijn. 3. Monteer de servo’s op rubber tulen met de messing holnieten, om ze tegen trillingen te beschermen. Trek de bevestigingsschroeven niet te hard aan, anders verliezen de tulen hun effect. Op de afbeelding rechts ziet u, hoe een servo gemonteerd dient te worden. De messing holniet wordt vanaf de onderkant in de rubbertule geschoven. Wanneer de schroeven op de juiste manier zijn aangetrokken, biedt deze bevestiging veiligheid en bescherming tegen trillingen:
4. De servohevels moeten over hun totale uitslag vrij kunnen bewegen. Let erop, dat stuurstangen e.d. de uitslag van de servo niet kunnen hinderen. 5. Sluit de kabel(s) van de stroomvoorziening van de ontvanger en ook de aansluitkabels van de servo’s zoals hieronder afgebeeld aan de ontvanger aan, …
… maar in geen geval zo:
bevestigingsflens van de servo
LET OP: schroef
rubber tule
messing holniet
Bij de ontvanger GR-24 worden alleen aan de aansluitingen 8, 9 en 10 servo’s of andere componenten horizontaal aangesloten. In GEEN geval mogen aan de overige aansluitingen 1 tot 7 en 11 en 12 componenten, en met name de ontvangeraccu, overdwars worden aangesloten, zoals op de afbeelding gedemon-
Stroomvoorziening van de ontvanger streerd is. Dit leidt direct tot een kortsluiting van de accu, de verwoesting van de aangesloten componenten en het directe verlies van garantie. De volgorde, waarin de servo’s moeten worden aangesloten, hangt daarentegen van het modeltype af. Let op de aansluitschema’s op de bladzijden 42 en 43. Let ook op de veiligheidsaanwijzingen op de bladzijden 4 … 12. Om ongecontroleerde bewegingen van de aan de ontvanger aangesloten servo’s te vermijden, bij het inschakelen eerst de zender, dan de ontvanger aanzetten en bij het stoppen eerst de ontvanger, dan de zender uitzetten. Let er bij het programmeren van de zender in ieder geval op, dat elektromotoren niet onbedoeld kunnen gaan draaien of een met een automatische starter uitgeruste verbrandingsmotor niet per ongeluk start. Maak voor de veiligheid de vliegaccu los resp. onderbreek de brandstoftoevoer.
Een veilig omgaan met een model begint o.a. bij een betrouwbare stroomvoorziening. Wanneer de op het display weergegeven ontvanger-accuspanning altijd weer inzakt resp. steeds (te) laag is, ondanks licht lopende stuurstangen, volle accu, dikke accu-aansluitkabels en goede stekkerverbindingen, dan moet eens letten op de volgende aanwijzingen: Let er eerst op, dat de accu’s voor gebruik goed opgeladen zijn. Let ook op contacten en schakelaars met een geringe weerstand. Meet eventueel de spanningsval over de ingebouwde schakelaarkabel onder belasting, omdat zelfs nieuwe, hoog belastbare schakelaars een spanningsval van 0,2 Volt kunnen veroorzaken. Bovendien zorgen trillingen en schokken voor slechter contact en een steeds groter wordende overgangsweerstand. Daarenboven kunnen zelfs kleine servo’s zoals een Graupner DS-281 tot wel 0,75 ampère ‘trekken’ wanneer ze onder belasting blokkeren. Alleen al 4 van deze servo’s kunnen in een “foamie” de boordaccu met 3 A belasten… Ook worden aan een 2,4-GHz-ontvanger aangesloten servo’s in de regel vaker, en daardoor in kortere tijdsspannen, voorzien van stuurimpulsen dan bij vergelijkbare ontvangers uit het klassieke frequentiebereik. Dit heeft ook invloed op de stroomopname van de ontvangstinstallatie, naast het feit dat veel van de huidige digitale servo’s telkens de positie bij laatst ontvangen stuurimpuls vasthouden totdat de volgende impuls aankomt. U moet daarom een stroomvoorziening kiezen, die ook onder belasting niet door de knieën gaat, maar ook dan nog een voldoende spanning levert. Als “berekening” van de benodigde accucapaciteit moet u minstens 350 mAh voor iedere analoge servo en 500 mAh voor iedere digitale servo nemen. Op deze manier zou bijvoorbeeld een accu met 1400 mAh als stroomvoorziening voor een ontvangstinstallatie met 4 analoge servo’s het absolute minimum vormen. Let bij uw berekeningen ook op de ontvanger,
die vanwege zijn bidirectionale functie ongeveer 70 mAh nodig heeft. Onafhankelijk hiervan is het ook raadzaam om de ontvanger via twee kabels aan de stroomvoorziening aan te sluiten: kabel “1” wordt daarbij op de normale manier aan de aansluiting “12+B-“ van de ontvanger aangesloten en kabel “2” aan de tegenoverliggende aansluiting met het opschrift “11+B-“ van de stekkerlijst van de ontvanger. Bijvoorbeeld, door een schakelaar of spanningsregelaar met twee naar de ontvanger leidende stroomvoorzieningkabels te gebruiken. Gebruik eventueel tussen kabel en ontvanger een V- resp. Y-kabel, Best.-Nr. 3936.11, zie afbeelding, wanneer u één of beide aansluitingen van de ontvanger ook voor een servo, regelaar etc. nodig heeft. U verkleint door de dubbele stroomvoorziening niet alleen het risico op een kabelbreuk, maar u zorgt zo ook voor een gelijkmatigere stroomvoorziening van de aangesloten servo’s. Als u aan iedere accu-aansluiting een aparte accu aansluit moet u er in ieder geval op letten dat de accu’s dezelfde spanning en capaciteit bezitten. Sluit nooit verschillende accutypen of accu’s met sterk van elkaar afwijkende laadtoestanden aan, omdat er dan kortsluitings-achtige effecten kunnen optreden. Schakel in dit soort gevallen uit veiligheidsoverwegingen een spanningsstabilisatie zoals bv. de PRX-5A-ontvangerstroomvoorziening tussen accu’s en ontvanger: speciale functie V-kabel Best.-nr. 3936.11
PRX gestabiliseerde stroomvoorziening Best.-nr. 4136
Gebruik voor de veiligheid nooit accu-boxen en geen droge (niet-oplaadbare) batterijen. De spanning van de boord-stroomvoorziening wordt tijdens het gebruik links boven op het display van de zender in het geel weergegeven:
Aanwijzingen bij de installatie – stroomvoorziening van de ontvanger
35
000%
RX
000%
4.2V
TX RX 05.2V 000
0:01:23 M 1
000
mz 000
000
000:00.0 000:00.0 NORMAAL
MODELNAAM 1 ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Wanneer de accuspanning onder een in het display “RX SERVO TEST” van het ondermenu “INSTELLEN, WEERGEVEN” van het »Telemetrie«-menu, vanaf bladzijde 126, instelbare waarschuwingsdrempel – standaard 3,8V – daalt volgt er een optische en akoestische waarschuwing. Test echter in regelmatige intervallen de toestand van de accu’s. Wacht met het laden van de accu’s niet tot de spanning zover daalt, dat het waarschuwingssignaal klinkt. Aanwijzing: Een compleet overzicht van de accu’s, laadapparaten en meetapparatuur voor het testen van stroombronnen vindt u in de Graupner hoofdcatalogus FS resp. op Internet onder www. graupner.de. Een selectie van geschikte computer-laadapparaten vindt u in de tabel op bladzijde 16 . Stroomvoorziening van de ontvanger NiMH-accupacks met 4 cellen Met de traditionele 4-cellen-packs kunt u uw Graupner-HoTT-ontvanger, wanneer u let op de hierboven beschreven aanwijzingen, goed gebruiken. Voorwaarde is wel dat de packs voldoende capaciteit en spanning hebben!
verdraagt, vooral wanneer de cellen net geladen zijn. Sommige van deze servo’s reageren dan bijvoorbeeld met een duidelijk hoorbaar “brommen”. Let daarom op de specificaties van uw servo’s, voordat u besluit om 5-cellen-packs te gaan gebruiken. LiFe packs met 2 cellen Vanuit een huidig gezichtspunt is dit nieuwe accutype de beste keuze! Als bescherming zijn deze cellen ook met een plastic Hardcase-behuizing leverbaar. LiFe-cellen zijn net als LiPo-cellen in combinatie met geschikte laadapparatuur snellaadbaar en relatief robuust. Daarbij ligt het aantal mogelijke laad-/ontlaadcycli duidelijk hoger dan bij bijvoorbeeld LiPo-accu’s. De nominale spanning van 6,6 Volt van een twee-cellige LiFe-accu is geen probleem voor de Graupner-HoTT-ontvangers of voor de expliciet voor deze hogere spanning bedoelde servo’s, regelaars, gyro’s enz. Let er wel op, dat praktisch typen servo’s, regelaars, gyro’s enz., die vroeger en nu op de markt waren en nu nog zijn, slechts een toegestane spanning van 4,8 tot 6 Volt hebben. De aansluiting van deze apparatuur maakt dus het gebruik van een gestabiliseerde spanningsregeling absoluut noodzakelijk, bv. de PRX met het Best.-Nr. 4136. Anders bestaat het gevaar dat de aangesloten apparatuur binnen de kortst mogelijke tijd beschadigd raakt. LiPo packs met 2 cellen Bij eenzelfde capaciteit zijn LiPo-accu’s beduidend lichter dan bv. NiMH-accu’s. Als bescherming tegen beschadigingen zijn LiPo-accu’s ook met een plastic Hardcase-behuizing verkrijgbaar. De relatief hoge nominale spanning van 7,4 Volt bij een twee-cellig LiPo-accupack is geen probleem voor de Graupner-HoTT-ontvangers of voor de expliciet voor deze hogere spanning bedoelde servo’s, regelaars, gyro’s enz.
NiMH-accupacks met 5 cellen Accupacks met 5 cellen bieden qua spanning meer speelruimte dan de 4-cellen-packs. Let er wel op, dat niet iedere servo die in de handel is de spanning van een 5-cellen-pack (op langere termijn) Aanwijzingen bij de installatie – stroomvoorziening van de ontvanger 36
Let er wel op, dat praktisch typen servo’s, regelaars, gyro’s enz., die vroeger en nu op de markt waren en nu nog zijn, slechts een toegestane spanning van 4,8 tot 6 Volt hebben. De aansluiting van deze apparatuur maakt dus het gebruik van een gestabiliseerde spanningsregeling absoluut noodzakelijk, bv. de PRX met het Best.-Nr. 4136. Anders bestaat het gevaar dat de aangesloten apparatuur binnen de kortst mogelijke tijd beschadigd raakt. Laden van de ontvangeraccu De laadkabel Best.-Nr. 3021 kan voor het laden direct aan de ontvangeraccu worden aangesloten. Is de accu in het model via één van de stroomvoorzieningskabels Best.-Nr. 3046, 3934, 3934.1 resp. 3934.3 aangesloten, dan vindt de lading via de in de schakelaar geïntegreerde laadbus resp. de aparte laadaansluiting plaats. De schakelaar van de stroomvoorzieningskabel moet bij het laden op “UIT” staan.
polariteit ontvangeraccu-stekker
Voor uw aantekeningen
37
Begripsdefinities
stuurfunctie, stuurelement, functie-ingang, stuurkanaal, mixer, schakelaar, stuurelement-schakelaar Om u de omgang met het mz-18/24-HoTT-handboek te vergemakkelijken vindt u hieronder een aantal definities van begrippen, die in de tekst telkens weer gebruikt worden. Stuurfunctie Onder “stuurfunctie” verstaat men – eerst maar onafhankelijk van het signaalverloop in de zender – het voor een bepaalde stuurfunctie opgewekte signaal. Bij vliegtuigen zijn dit bv. gas, richtingroer of rolroer, bij helikopters bv. pitch, rollen of nicken. Het signaal van een stuurfunctie kan direct naar één resp. via een mixer naar meerdere stuurkanalen worden geleid. Een typisch voorbeeld voor het laatstgenoemde zijn aparte rolroerservo’s of het toepassen van twee rol- of nickservo’s bij helikopters. De stuurfunctie veroorzaakt een directe relatie tussen de uitslag van een bepaald stuurelement en de bijbehorende servo. Deze kan softwarematig niet allen gespreid of geknikt worden, maar de karakteristiek van de stuuruitslag kan ook van lineair tot extreem exponentieel worden gemodificeerd. Stuurelement Onder “stuurelement” verstaan we de direct door de piloot bediende besturingselementen, waarmee de aan de ontvanger aangesloten servo’s, regelaars etc. bestuurd worden. Daartoe behoren: • De beide kruisknuppels voor de stuurfuncties 1 tot 4 inclusief de bijbehorend trimmingen, waarbij deze vier functies voor de beide modeltypen (“vleugel” en “heli”) via de “Mode”-instelling softwarematig willekeurig verwisseld kunnen worden, bv. gas links of rechts. De kruisknuppelfunctie voor de gas-/ remkleppenfunctie bij een vliegtuigmodel resp. gas-/ pitchsturing bij de helikopter wordt vaak met K1-stuurelement (kanaal 1) aangeduid. • De twee (mz-18 HoTT) resp. vier (mz-24 HoTT) proportionele draaiknoppen DV1 en DV2 resp. DV1 … DV4 • De beide zijdelings onderaan gemonteerde proportionele schuifknoppen SL1 en SL2 • De schakelaars S1 … S8 Begripsdefinities 38
• De INC/DEC-toetsen DT1 en DT2 van de zender mz-24 HoTT Bij de proportionele bedieningselementen van het type DV en SL alsmede bij de INC/DEC-toetsen zullen de servo’s de positie van het stuurelement direct volgen, terwijl in het geval van een schakelaar er maar een twee- resp. drietraps- verstelling mogelijk is. Welk stuurelement resp. welke schakelaar op welke van de servo’s 5 … 9 bij de zender mz-18 HoTT resp. 5 … 12 bij de zender mz-24 HoTT effect heeft, is geheel vrij programmeerbaar. Belangrijke aanwijzing: In de basisprogrammering van de zender zijn de ingangen 5 … 9 resp. 5 … 11 bij een helikopter en 5 … 9 resp. 5 … 12 bij een vliegtuigmodel in principe op “vrij” gezet, dus nog niet bezet. Functie-ingang Dit is een denkbeeldig punt in de signaalstroom en mag niet gelijkgesteld worden met de stuurelement-aansluiting op de zenderprint! De keuze van de “stuurtoewijzing” en de instellingen in de regel “Ontvangeruitgang” van het ondermenu »ZEND.SET« (zender-instelling) van het basismenu beïnvloeden namelijk “achter” deze aansluitingen nog de volgorde, waardoor er zeker verschillen tussen het nummer van het stuurelement, zoals hierboven aangegeven, en het nummer van het navolgende stuurkanaal kunnen ontstaan. Stuurkanaal Vanaf het punt, waar in het signaal voor een bepaalde servo alle stuurinformatie – direct vanuit het stuurelement of indirect via een mixer – toegevoegd is, wordt er gesproken over een stuurkanaal. Zo wordt bijvoorbeeld de stuurfunctie “rolroer” van een vliegtuigmodel bij het modeltype “2RO” in de stuurkanalen voor linker en rechter rolroer opgedeeld, of op dezelfde manier bij het helikoper-modeltype “3sv(2rol)” bv. de stuurfunctie rollen naar de stuurkanalen voor de linker en rechter rolservo
gemixt. Dit signaal wordt alleen nog door de in de ondermenu’s »WEG/LIM« (servo-weg /-limiet), »OMK/VERTR« (servo-omkeer/-vertraging) en »MIDDEN« (servo-midden resp. –neutraalpositie) voor het instellen van de servo’s en eventueel door de in het ondermenu »ZEND. UITG« (zenderuitgang) van het “Basis”-menu geprogrammeerde instellingen beïnvloed en verlaat dan via de HF-module de zender. In de ontvanger aangekomen wordt dit signaal eventueel nog door de in het »Telemetrie«-menu doorgevoerde instellingen gemodificeerd om dan tenslotte bij de servo aan te komen. Mixers In de software van de zender bevinden zich o.a. veel mixfuncties. Ze dienen ervoor, om een stuurfunctie eventueel ook op meerdere servo’s of ook om meerdere stuurfuncties op een servo effect te laten hebben. Let u in dit verband op de talrijke mixerfuncties, die vanaf bladzijde 100 van de handleiding beschreven worden. Schakelaars De standaard ingebouwde schakelaars S1 … S8 kunnen ook bij de programmering van stuurelementen worden betrokken. Deze schakelaars zijn ook bedoeld om programmaopties te schakelen, bv. voor het starten en stoppen van de stopwatch, aan- resp. uitschakelen van een mixer, als leraar/leerling-schakelaar enz. Iedere schakelaar kan aan zoveel functies toegewezen worden als u maar wenst. Voorbeelden hiervan worden in dit handboek gedemonstreerd. Stuurelement-schakelaars Soms is het praktisch om bij een bepaalde positie van een stuurelement, bv. bij een gedefinieerde positie van de kruisknuppel, een functie automatisch aan- of uit te schakelen (bv. aan-/uitschakelen van een stopwatch om de motorlooptijd vast te leggen, automatisch uitdraaien van de landingskleppen en andere mogelijkheden). In de software van de zenders mz-18 HoTT en mz-24
HoTT is daarom de mogelijkheid tot het programmeren van stuurelement-schakelaars geïntegreerd. Bij deze software-schakelaars moet alleen het schakelpunt op de stuuruitslag worden vastgelegd. De schakelrichting kan ook via de software worden vastgelegd. Meer details vindt u in het onderdeel „Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars“ ab Seite 40.
Begripsdefinities
39
Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars Principes van de bediening
Op veel plaatsen in het programma bestaat de mogelijkheid, om een functie via een stuurelement (ST1 … 4, DV1 … max. DV4, DT1 en DT2, SL1 en SL2), schakelaars (S1 … S8) resp. via een stuurelement-schakelaar, zie verder hieronder, tussen instellingen om te schakelen, waarbij ook bij beide vormen meervoudige toewijzingen mogelijk zijn. u moet er wel op letten, dat bij functie-overlappingen, zoals het gebruik van één en dezelfde fysieke schakelaar bijvoorbeeld als schakelaar voor het omschakelen tussen vliegfasen en als stuurelement voor de fasentriming, een foute bediening niet uitgesloten kan worden. In dit geval moet u de toewijzing van schakelaars wijzigen. Omdat de toewijzing van schakelaars in alle menu’s op dezelfde manier plaatsvindt, leggen we hier de principes van de bediening uit, zodat u zich later, bij het lezen van de gedetailleerde menubeschrijvingen, kunt concentreren op de speciale inhouden.
volgende venster: TRG.
TRG. GL
Graubele
Sv
NORMAAL
Graubele K
1. K1
St 1
7. AUX 2
GEEN
2. RO1L
St 2
8
AUX 3
GEEN
D/R +100% +100%
3. HO
St 3
4
GEEN
EXP 000%
4. RI
St 4
KIEZEN
5. RO1R
GEEN
NEE 5 CLR 11. AUX 6
6. AUX 1
GEEN
12. AUX 7
GEEN
St/S GEEN
GEEN
SYM
GEEN
Nu bedient u alleen het gewenste stuurelement (stuurknuppel 1 .. 4, DV1 … max. DV4, SL1 … SL2 of eventueel DT1 … DT2) of schakelaar (S1 … S8), bijvoorbeeld de rechter proportionele draaischuif SL1: TRG.
Graubele
GL
TRG.
K
Sv
KIEZEN
Toewijzing van stuurelementen en schakelaars
2. RO1L
St 2
8. AUX 3
GEEN
In het ondermenu »KAN.SET« (Toewijzing stuurelement), vanaf bladzijde 94, kunt u …
3. HO
St 3
9. AUX 4
GEEN
St/S GEEN
4. RI
St 4
10. AUX 5
GEEN
SYM
5. RO1R
GEEN
11. AUX 6
GEEN
6. AUX 1
SL 1
12. AUX 7
GEEN
1. K1
St 1
7. AUX 2
GEEN
2. RO1L
St 2
8. AUX 3
GEEN
3. HO
St 3
9. AUX 4
GEEN
4. RI
St 4
10. AUX 5
GEEN
5. RO1R
GEEN
11. AUX 6
GEEN
6. AUX 1
GEEN
12. AUX 7
GEEN
… aan de ingangen van de zender 5 … 9 resp. 5 … 12 voor de bediening van servo’s zowel elke willekeurige stuurknuppel (ST1 … ST4) als ook elk met “DVx”, “SLx” of eventueel “DTx” aangeduid stuurelement of met “S1 … S8’’ aangeduide schakelaar toewijzen. Na aantippen van de desbetreffende toets – bijvoorbeeld de van GEEN voorziene toets rechts naast “AUX 1” aan de onderste rand van het display – met een vinger of de meegeleverde stift verschijnt op het display het 40
Sv
RO
GEEN
Sv
–
NORMAAL
Graubele
7. AUX 2
GL
+ RES
Tip met een vinger of de meegeleverde stift rechts naast “St/S” op de toets GEEN met de rode achtergrond. Op het display verschijnt de aanduiding:
St 1
Graubele
000%
UIT
1. K1
TRG.
Sv
RO
NEE
+
00% +100%
CLR 00%
000%
RES –
UIT
Toewijzing van schakelaars Gewenste schakelaar omzetten:
Aanwijzing: De stuurelementen worden pas na een bepaalde uitslag herkend. Beweeg deze daarom zo lang van links naar rechts resp. van voren naar achteren totdat de toewijzing op het display wordt weergegeven. Wanneer de uitslag niet voldoende zou zijn moet u eventueel het stuurelement in de andere richting bewegen. Toewijzing van schakelaars en stuurelement-schakelaars De programmapunten, waaraan ook een schakelaar of stuurelement-schakelaar toegewezen kan worden zijn aangeduid met “St/S”, zoals bijvoorbeeld in de afbeelding hieronder van een Dual Rate / Expo-display:
Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars
TRG.
Graubele UIT
SW 1
UIT UIT
Op dit display kunt u nu door aantippen van de desbetreffende toets bepalen, in welke positie van de schakelaar de gekozen deze “AAN” moet zijn, bijvoorbeeld:
TRG.
Toewijzing van stuurelement-schakelaars
Graubele AAN
SW 1
Gewenste stuurelement-schakelaar bedienen, bijvoorbeeld de hoogteroerstuurknuppel, op het display aangeduid als “St 3”: TRG.
UIT AAN
Zou u echter in plaats van de hier als voorbeeld afgebeelde 3-standen-schakelaar S1 de 2-standen-schakelaar S6 kiezen, dan ziet het display er als volgt uit:
STICK
Graubele St 3
POS
000
MODE
ENKEL
RICHT
OMK
ENT TRG.
Graubele UIT
SW 6
UIT
Kies de gewenste schakelrichting op dezelfde manier als hiervoor beschreven uit. Schakelaar wissen Na het activeren van de schakelaartoewijzing, zoals beschreven aan het begin van dit onderdeel, de toets CLR met een vinger of de meegeleverde stift aantippen: KIEZEN aantippen
De gele pijl rechts naast het balkdiagram visualiseert de actuele positie van het stuurelement, die door aantippen van de toets ENT als schakelpunt naar het waardenveld rechts naast “POS” kan worden overgenomen. Aantippen van OMK in de regel “RICHT(ing)” keert de schakelrichting van die functie om. In de regel “MODE” kan tenslotte nog de schakelfunctie van de stuurelement-schakelaar van eenvoudig aan-/ uitzetten net als een 2-standen-schakelaar naar de schakelfunctie zoals bij een 3-standen-schakelaar worden omgezet. In dit geval moet u echter in ieder geval een schakelpositie die niet gelijk aan “000” is ingeven. Anders riskeert u een permanent omschakelen tussen de beide schakeltoestanden, zolang het desbetreffende stuurelement zich in de middenpositie bevindt.
N E
Aanwijzing:
CLR
Alle schakelaars kunnen meerdere keren worden bezet! Let er wel op, dat u niet per abuis aan een schakelaar functies toewijst, die elkaar storen! Noteer eventueel de verschillende schakelaarfuncties.
Afbreken van de schakelaartoewijzing Na het activeren van de schakelaartoewijzing, zoals beschreven aan het begin van dit onderdeel, de toets NEE aantippen.
Voorbeelden van toepassingen:: • Aan- of uitschakelen van een in het model ingebouwde gloeiplugaccu voor de stationairloop, wanneer de K1-knuppel onder of boven een bepaald punt komt. De schakelaar van de gloeiplugverhitting wordt daarbij in de zender via een mixer aangestuurd. • Automatisch aan- of uitzetten van een stopwatch voor het meten van de netto “vliegtijd” van een helikopter door een stuurelement-schakelaar op de gaslimiter. • Automatisch uitschakelen van de mixer “RO RI” bij het uitdraaien van de remkleppen, om bv. bij landingen op een helling de dwarsrichting van het model aan de contouren van de helling aan te passen, zonder dat het – normaal gesproken – meelopende richtingroer ook nog eens de vliegrichting beïnvloedt. • Uitdraaien van de landingskleppen en bijtrimmen van het hoogteroer bij de landing, zodra de gasknuppel op een bepaald schakelpunt gekomen is. • Aan- en uitschakelen van de stopwatch om de looptijd van elektromotoren te meten.
Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars
41
Aansluiting aan de ontvanger Vliegtuigmodellen Aanwijzingen bij de installatie
… en staarttype “V-staart”
De servo’s MOETEN in de hier afgebeelde volgorde aan de uitgangen van de ontvanger worden aangesloten: niet benodigde uitgangen worden gewoon open gelaten.
vrij of WK2 rechts of speciale functie vrij of WK2 links of speciale functie vrij of speciale functie vrij of RO2 rechts of speciale functie
• Bij de zender mz-18 HoTT in ieder geval op het volgende letten: De 9-kanaals zender mz-18 HoTT kan standaard alleen de uitgangen 1 tot 9 aansturen! Eventueel aan de uitgangen 10 tot 12 aangesloten servo’s blijven daarom bij deze zender constant in de middenpositie staan. Let ook op de aanwijzingen op de volgende bladzijden.
ontvangerstroomvoorziening
Vliegtuigmodellen met en zonder motor, met maximaal 4 rolroer- en maximaal 4 welfkleppenservo’s … … en staarttype “normaal” of “2 hoogteroerservo’s” vrij of WK2 rechts of speciale functie vrij of WK2 links of speciale functie vrij of 2e hoogteroer of speciale functie vrij of RO2 rechts of speciale functie ontvangerstroomvoorziening welfklep rechts of vrij of speciale functie welfklep of welfklep links rolroer rechts of speciale functie richtingroer hoogteroer of 1e hoogteroer rolroer of rolroer links remkleppen- of motorservo of regelaar bij electroaandrijving ontvangerstroomvoorziening vrij of RO2 links of speciale functie
welfklep rechts of vrij of speciale functie welfklep of welfklep links rolroer rechts of speciale functie hoogte/richting rechts hoogte/richting links rolroer of rolroer links remkleppen- of motorservo of regelaar bij electroaandrijving ontvangerstroomvoorziening
Als gevolg van de verschillende inbouw van de servo’s en de roeraansturingen kan bij het programmeren de draairichting van de servo’s omgekeerd zijn. De volgende tabel biedt hierbij hulp: modeltype V-staart
vrij of RO2 links of speciale functie
Delta-/staartloze modellen met en zonder motor, met maximaal 4 rol-/hoogteroer- en 4 welfkleppen/hoogteroerservo’s vrij of speciale functie of WK2 rechts/hoogte rechts vrij of speciale functie of WK2 links/hoogte links vrij of speciale functie vrij of speciale functie ontvangerstroomvoorziening vrij of welfklep/hoogte rechts vrij of welfklep/hoogte links vrij of speciale functie vrij of richtingroer rol/hoogte rechts rol/hoogte links remkleppen- of motorservo of regelaar bij electroaandrijving ontvangerstroomvoorziening vrij of speciale functie
delta, staartloos
servo met verkeerde draairichting
aanwijzing
richtings- en hoogteroer verkeerd
servo 3 + 4 in het ondermenu »OMK/ VERTR« ompolen
richtingroer goed, hoogteroer verkeerd
servo 3 + 4 aan ontvanger omwisselen
hoogteroer goed, richtingroer verkeerd
servo 3 + 4 in het ondermenu »OMK/ VERTR« ompolen EN aan ontvanger omwisselen
hoogte- en richtingroer verkeerd
servo 2 + 3 in het ondermenu »OMK/ VERTR« ompolen
hoogteroer goed, rolroer verkeerd
servo 2 + 3 in het ondermenu »OMK/ VERTR« ompolen EN aan ontvanger omwisselen
rolroer goed, hoogteroer verkeerd
servo 2 + 3 aan de ontvanger omwisselen
Alle voor een vliegtuigmodel relevante menu’s zijn bij de “programmabeschrijvingen” van het symbool van een vliegtuigmodel …
… voorzien, zodat u zich bij het programmeren van een vliegtuigmodel alleen met deze menu’s hoeft bezig te houden. 42
Aansluiting aan de ontvanger – vliegtuigmodellen
Helikoptermodellen Aanwijzing voor degenen, die overstappen vanaf oudere Graupner-besturingen: Anders dan bij de vroegere ontvangerbezetting zijn de servo-aansluiting 1 (pitch-servo) en servo-aansluiting 6 (gas-servo) verwisseld. De servo’s moeten op de manier, zoals die rechts is afgebeeld, aan de uitgangen van de ontvanger worden aangesloten. Niet benodigde uitgangen worden gewoon open gelaten. Preciezere details bij elk tuimelschijftype vindt u op bladzijde 50 in het menu »Modelkeuze«. Aanwijzingen bij de installatie: De servo’s MOETEN in de hier afgebeelde volgorde aan de ontvanger aangesloten zijn. Niet benodigde uitgangen worden gewoon open gelaten. Let in ieder geval ook op de aanwijzingen op de volgende bladzijden. Aanwijzing: Om het gemak en de veiligheid van de gaslimiter, zie vanaf bladzijde 96, te kunnen benutten moet ook een toerenregelaar, afwijkend van de afbeelding hiernaast, in plaats van aan ontvangeruitgang “8” aan ontvangeruitgang “6” worden aangesloten. Zie voor meer informatie bladzijde 184.
Ontvangeraansluiting van helikoptermodellen … … met 1 tot 3 tuimelschijfservo’s vrij of speciale functie vrij of speciale functie vrij of toerenregelaar of speciale functie vrij of speciale functie ontvangerstroomvoorziening
Alle voor een helikoptermodel relevante menu’s zijn in het onderdeel “programmabeschrijving” van het symbool van een helikopter …
… voorzien, zodat u zich bij het programmeren van een helikoptermodel alleen met deze menu’s hoeft bezig te houden.
gyro-gevoeligheid „Gain“ gasservo of motorregelaar vrij of speciale functie hekrotorservo (gyro-systeem) nick-1-servo rol-1-servo pitch- of rol-2- of nick-2-servo ontvangerstroomvoorziening vrij of speciale functie
… met 4 tuimelschijfservo’s vrij of speciale functie vrij of speciale functie vrij of toerenregelaar of speciale functie vrij of speciale functie ontvangerstroomvoorziening gyro-gevoeligheid „Gain“ gasservo of motorregelaar nick-2-servo hekrotorservo (gyro-systeem) nick-1-servo rol-1-servo rol-2-servo ontvangerstroomvoorziening vrij of speciale functie
Aansluiting aan de ontvanger – helikoptermodellen
43
Programmabeschrijving Wanneer u tot hiertoe het handboek heeft doorgenomen zult u ongetwijfeld de een of andere programmering hebben uitgeprobeerd. Desondanks willen we hieronder elk menu gedetailleerd beschrijven. Zoals al in het onderdeel “Bediening van het display” op bladzijde 21 werd behandeld worden er door het aantippen van één van de drie, met “B”, “F”, en “S” aangeduide “tandwiel”-symbolen rechts onder op het basisdisplay … 000%
(“groen” Basismenu)
„B“
Tip het van de letter “B” voorziene “tandwiel”-symbool aan met een vinger of de meegeleverde stift: TERUG
0:01:23 M 1
mz
WEG/LIM
OMK/VERT
MIDDEN
M-STOP
ZEND.SET
KLOKKEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
Sv-MON
KAN.SET
ZEND.UITG
000
000
000:00.0 000:00.0 NORMAAL
MODELNAAM 1 ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
… het desbetreffende keuzemenu opgeroepen. In deze drie menu’s zijn tenslotte alle benodigde instel- en weergavemenu’s samengevat, die nodig zijn voor het programmeren van een model en de zender inclusief de telemetrie-functies. Aanwijzing: De beschrijving van de verschillende menupunten op de volgende dubbele bladzijde wordt in de volgorde gedaan, zoals de zender deze aanbiedt. Deze menu’s zijn:
SYSTEEM
MODELTYPE
4.2V
000
FUNKTIE
MOD.KEUZE
000%
000
BASIS
In dit menu zijn in principe alle instel- en weergavemenu’s samengevat, die voor het instellen van een model nodig zijn:
Programmabeschrijving
Tip het van de letter “F” voorziene “tandwiel”-symbool aan met een vinger of de meegeleverde stift: Afhankelijk van het modeltype van het actueel actieve modelgeheugen worden er twee verschillende menustructuren getoond. Deze kunnen weer – afhankelijk van de basisinstellingen van het desbetreffende model – ook variëren. De beide menu’s hieronder geven daarom maar een voorbeeld van de omvang van een menu weer:
gemeenschappelijke functiemenu’s naam
menu
zijde
PROG.MIX
»vrije mixers«
102
naam
menu
zijde
MOD.KEUZE
»modelkeuze«
46
TRAINER
»leraar/leerling«
109
TELEMET.
»telemetrie-instelling«
116
MODELTYPE
»modeltype«
66
WEG/LIM
»servo-weg/servo-limit«
68
OMK/VERTR
»servo-omkeer/vertraging stuurelement«
70
MIDDEN
»servo-neutraalpositie«
72
M-STOP
»motor-stop«*
74
ZEND.SET
»zender-instelling«
76
vliegtuigmodellen TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR EXP
VL MIX
GAS CRV
PROG.MIX
RO DIFF
WK MIX
WK SET
BUTTERFLY
TRAINER
V-STAART
TELEMET.
KLOKKEN
»klokken«
82
FAIL-SAFE
»fail-safe«
86
TRIM STAP
»trimstappen«
88
Sv-MON
» servo-monitor«
92
naam
menu
KAN.SET
»instelling stuurelement«
94
FASE
»faseninstelling«
134
ZEND.UITG
»zenderuitgang«
98
DR/EXP
»DR/expo«
138
VL MIX
»wingmixer«
142
* Bij een model ZONDER motor niet zichtbaar
44
(“blauw” Functiemenu)
„F“
zijde
GAS CRV
»K1-curve«*
146
GYRO/GOV
»gyro/toerenregelaar«
188
ETC.SET
»“diverse“ instellingen«
204
STATION.
»instelling stationairloop«*
150
GAS-AR
»gas autorot“«
192
DISPLAY
»display-instellingen«
207
ST.KALIB
»stuurknuppelcalibratie«
210
MP3
»MP3-menu« (alleen bij mz-24 HoTT)
212
PROG.MIX
»vrije mixers«
102
TUIMELSCH
»tuimelschijfmixer«
194
SNAP ROLL
»snap-roll instelling«*
151
TS LIMIET
»ts-limiter«
195
RO DIFF
»ro-differentiatie«*
152
HELI-MIX
»helimixers«
196
WK MIX
»ro- en wk-mixers«*
154
GAS MIX
»gasmixers«
198
WK SET
»wk-instellingen«*
158
PROG.MIX
»vrije mixers«
102
REM
»rem-instellingen«*
162
TRAINER
»leraar/leerling«
109
BUTTERFLY
»butterfly-instellingen«*
164
PIT>>HECK
»pitch >> hek mixer»
200
TELEMET.
»telemetrie-instellingen«
116
TRAINER
»leraar/leerling«
109
V-STAART
»v-staart«*
168
TELEMET.
»telemetrie-instellingen«
116
BASIS
FUNKTIE
FASE
DR/EXPO
PIT. CRV
GAS CRV
GYRO/GOV
GAS-AR
TUIMELSCH
TS LIMIET
HELI-MIX
GAS MIX
PROG.MIX
TRAINER
PIT>>HECK
TELEMET.
menu
zijde
FASE
»faseninstelling«
170
40.0
(“paars” Systeemmenu)
Tip het van de letter “S” voorziene “tandwiel”-symbool aan met een vinger of de meegeleverde stift: In dit menu zijn zenderspecifieke instel- en weergavemenu’s samengevat:
naam
VOLT 0.0V
0
gemeenschappelijke systeemmenu’s
SYSTEEM
R
00dB T
3.0
„S“
TERUG
Tip het van de letter “T” voorziene “tandwiel”-symbool aan met een vinger of de meegeleverde stift: De weergave wisselt van het basisdisplay naar de weergave van telemetrie-data, bv.: TRG.
* Eventueel afhankelijk van het model niet zichtbaar
helikoptermodellen
(„Telemetrie-displays“)
„T“
TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
ST-MODE
WAARSCHUWING
ETC.SET
DISPLAY
ST.KALIB.
MP3
DR/EXP
»DR/expo«
173
naam
menu
zijde
PIT CRV
»pitchcurve«
177
ST-MODE
»stuurtoewijzing«
202
GAS CRV
»gascurve«
183
WARSCHU.
»instell. waarschuwingen«
203
-20
TEMP 00°C
00dB 3.0
0
6.0
70
min V 0.0V
6.0
Q
000%
S
000%
L
0000ms
Programmabeschrijving
45
Modelkeuze Manipuleren van de modelgeheugens 1 … 30 Schakel de zender aan en tip hierna in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift óf op het waardenveld M x links op het display om het ondermenu »Modelkeuze« direct óf alternatief op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool, om hetzelfde menu vanuit het Basismenu op te roepen: 000%
Door middel van aantippen van de toets VLG. op het display rechts boven met een vinger of de meegeleverde stift wisselt u volgens het rotatieprincipe van de weergave van de eerste zes modelgeheugens … TRG.
000%
RX
4.2V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000:00.0
aantippen
MODELTYPE
ZEND.SET
KAN.SET
Sv-MON
TRG.
02
MODELNAAM 2
VLG.
MODELNAAM 1
S L
02
MODELNAAM 2
NW
NW
03
MODE NAAM 3
IMP.M EXP.M
aantippen
aantippen
SEL
IMP.M
04
MODELNAAM 4
04
MODELNAAM 4
EXP.M
05
MODELNAAM 5
RES
NORMAAL
05
MODELNAAM 5
RES
06
MODELNAAM 6
KOP
06
MODELNAAM 6
KOP
aantippen 0
000
MOD.KEUZE
MODELNAAM 1
MODELNAAM 1
01
MODELNAAM 3
000
BASIS
01
TRG.
VLG.
03
MODELNAAM 1
TERUG
MODELNAAM 1
(modelwissel)
SEL
Tip met een vinger of de meegeleverde stift het keuzeveld van het gewenste modelgeheugen aan, bijvoorbeeld:
000:00.0
ACCUTIJD 00: 01: 23
FUNKTIE
WEG/LIM
OMK/VERT
KLOKKEN
FAIL-SAFE
TRG.
MODELNAAM 1
TRG.
MODELNAAM 1
VLG.
01
MODELNAAM 1
VLG. SEL
07
MODELNAAM 7
SEL
02
MODELNAAM 2
NW
MIDDEN
08
MODELNAAM 8
NW
03
MODELNAAM 3
IMP.M
09
MODELNAAM 9
IMP.M
04
MODELNAAM 4
EXP.M
TRIM STAP
10
MODELNAAM 10
EXP.M
05
MODELNAAM 5
RES
11
MODELNAAM 11
RES
06
MODELNAAM 6
KOP
12
MODELNAAM 12
KOP
ZEND.UITG
MODELNAAM 1
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
… naar de weergave van de volgende zes …
SYSTEEM
VLG.
01
MODELNAAM 1
SEL
02
MODELNAAM 2
NW
03
MODELNAAM 3
04
MODELNAAM 4
05 06
… enz. Na de weergave van de modelgeheugens 25 … 30 staan weer de modelgeheugens 01 … 06 ter beschikking enz.
Tip nu met een vinger of de meegeleverde stift op het symbool SEL op de rechter rand van het display … TRG.
MODELNAAM 1
VLG. SEL
01
MODELNAAM 1
IMP.M
02
MODELNAAM 2
EXP.M
03
MODELNAAM 3
MODELNAAM 5
RES
04
MODELNAAM 4
MODELNAAM 6
KOP
05
MODELNAAM 5
RES
06
MODELNAAM 6
KOP
De hieronder volgende beschrijving van dit omvangrijke menu vindt plaats in de volgorde van de aan de rechter rand geplaatste functietoetsen, beginnend met de bovenste: 46
(“volgende zijde”)
VLG.
Basismenu – modelkeuze
NW aantippen
IMP.M
EXP.M
… en aansluitend op NEE , om het proces weer af te breken resp. op JA , om de wissel van model in te leiden …
TRG.
MODELNAAM 1
VLG.
01
MODELNAAM 1
SEL
02
MODELNAAM 2
NW
03
MODELNAAM 3
IMP.M
04
MODELNAAM 4
EXP.M
05
MODELNAAM 5
MODELWISSEL
06
MODELNAAM 6
JA
NEE
RES KOP
aantippen
… waarop gedurende ca. 1 seconde “Wachten” verschijnt: TRG.
MODELNAAM 1
VLG.
01
MODELNAAM 1
SEL
02
MODELNAAM 2
NW
03
MODELNAAM 3
IMP.M
04
MODELNAAM 4
EXP.M
05
MODELNAAM 5
06
MODELNAAM 6
AUB wachten!
MODELNAAM 2
MODELNAAM 6
Met SEL wisselt u tussen de al bezette modelgeheugens. • Om modelgeheugens met een hoger nummer dan 06 te bereiken tipt u rechts boven op het display op VLG. (“volgende”). Kies, zoals hierboven beschreven werd, een vrij of eventueel een al bezet, maar niet meer benodigd modelgeheugen uit om een nieuw model aan te maken. Tip daarvoor met een vinger of de meegeleverde stift aan de rechter rand van het display in plaats van SEL op NW :
05
MODEL AAM 5 aantippen
RES
06
MODELNAAM 6
KOP
TRG. 01
MODELNAAM 1
MODELNAAM 1
VLG.
06
MODELNAAM 6
KOP
RES
Vanaf firmwareversie V 1.023 wordt hierna – zoals hierboven afgebeeld – de aanwijzing “FAIL SAFE INSTELLEN” gedurende enkele seconden getoond, wanneer u
NEE
EXP.M
Aanwijzing: De assistent gestuurde modelprogrammering wordt aansluitend, in het kader van de programmering van een helikopter, als voorbeeld behandeld. Handmatig de basisinstellingen van een nieuw model invoeren
• “Modelnaam”
RES
KOP
IMP.M
De handmatige basisprogrammering van een model wordt altijd begonnen door de naam ervan in te voeren.
MODELNAAM 5
EXP.M
NW
KIES
SEL
05
IMP.M
06
MAN. ASSI MODEL AAM 4
MODELNAAM 4
MODELNAAM 3 FAIL SAFE INSTELLEN
04
04
03
MODELNAAM 4
•
NW
NW
MODELNAAM 5
MO
IM .M
SEL
05
03
MODELNAAM 2
MODELNAAM 2
04
Aanwijzingen:
MODELNAAM 3
MODELNAAM 1
SEL
MODELNAAM 2
02
02
VLG.
02
(nieuw model aanmaken)
NW
03
01
MODELNAAM 1
MODELNAAM 1
RES
VLG.
TRG. 01
KOP
Zodra deze melding verdwijnt heeft de modelwissel plaatsgevonden en verschijnt in de bovenste regel als bevestiging de naam van het geselecteerde modelgeheugen: TRG.
in het opgeroepen modelgeheugen nog geen Fail-Safe-instellingen geprogrammeerd heeft.
aantippen
Na het aantippen van NW verschijnt het keuzevenster, zoals zichtbaar in de volgende afbeelding. Hierin heeft u de keuze tussen handmatig en assistent-gestuurde programmering en een NEE om het proces af te breken. In de hierna volgende menu’s worden dan – afhankelijk van het gekozen modeltype – de opties als keuze aangeboden, die voor de configuratie van een vliegtuigmodel resp. een helikopter nodig zijn. Omdat in dit onderdeel als voorbeeld de handmatige programmering van een vliegtuigmodel wordt beschreven, tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de toets MAN. :
MAN. ACT. MODELNAAM
A
B
C
D
E
F
MODELNAAM 2
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
NIEUW MODELNAAM
CL SP DE EN
CAPS NUM SPECIAL
Tip op het toetsenbord op het beeldscherm de eerste letter van de in te voeren modelnaam met een vinger of de meegeleverde stift. Van GROTE naar kleine letters en omgekeerd wisselt u via de CAPS -toets onderaan het beeldscherm, en op dezelfde manier bereikt u via de NUM -toets rechts daarnaast de getallen 0 … 9 en enkele bijzondere tekens. Voor het invoeren van een spatie tipt u op de Basismenu – modelkeuze 47
toets SP [Space]. Andere bijzondere tekens staan ter beschikking na het aantippen van de toets SPECIAL . Op dezelfde manier voert u alle andere tekens in. Maximaal 15 tekens kunnen als modelnaam worden ingevoerd. Aantippen van de toets DE [DELETE] in de onderste rij van de rode toetsen verwijdert het telkens laatste teken, en een aantippen van CL [CLEAR] verwijdert alle ingevoerde tekens in één keer. De op deze manier ingevoerde tekens verschijnen in het blauwe veld boven het toetsenveld in de volgorde, zoals u ze heeft ingevoerd, bijvoorbeeld: Graubele
MAN. ACT. MODELNAAM MODELNAAM 2 NIEUW MODELNAAM
A G
B H
C I
D J
E K
F L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
MAN. ACT. MODELNAAM
A
B
C
D
E
F
MODELNAAM 2
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
NIEUW MODELNAAM Graubele
Om naar de volgende optie te gaan verlaat u het menu door een aantippen van de toets MAN. links boven:
Graubele
ACT. MODELNAAM
A
B
C
D
E
F
MODELNAAM 2
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
NIEUW MODELNAAM
Y
Z
CL SP DE EN
CAPS NUM SPECI
1R1W
2R
2R1W
1RO
1RO1WK
2RO
2RO1WK
2R2W 2R4W 4R2W 4R4W 2RO4WK
4RO2WK
4RO4WK
ACT. MODELNAAM
A
B
C
D
E
F
Aanwijzing:
aantippen AM 2
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
Afwijkend van het hier afgebeelde display van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT wordt op het display van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen “1RO” tot maximaal “2R2W” aangeboden.
NIEUW MODELNAAM Graubele
CL SP DE EN
CAPS NUM SPECIAL
• “Modeltype” Omdat we hier als voorbeeld een “motormodel met electro-aandrijving” willen programmeren wordt het keuzeveld “MOT(ormodel)” met een vinger of de meegeleverde stift aangetipt: aantippen
HELI
MOT.
ZWE.
HELIKOPTER
VLIEGTUIG
ZWEVER
Na de keuze van het modeltype verschijnt het display … Basismenu – modelkeuze
1R
2RO2WK
aantippen
48
NORMAAL
MAN.
CAPS NUM SPECIAL
MAN.
VL-TYP
CL SP DE EN
CAPS NUM SPECIAL
CL SP DE EN
Om de modelnaam in het modelgeheugen over te nemen tipt u op de “rode” toets EN [ENTER] rechts onder:
• “Vleugeltype” … waarin u door aantippen van het desbetreffende keuzeveld het aantal rolroer- en welfkleppenservo’s vastlegt:
Eventueel wisselt u eerst door het aantippen van de toets met het op schrift “normaal” naar de keuzelijst voor Delta-/staartloze modellen: VL-TYP
DELTA
2R
2R1W
2R2W
2RO
2RO1WK
2RO2WK
2R4W
4R2W
4R4W
2RO4WK
4RO2WK
4RO4WK
Aansluitend op de keuze van het vleugeltype verschijnt het display …
• “Staarttype” … waar u het soort staart vastlegt:
M-TYP
VL-TYP
Met behulp van een assistent de basisinstellingen van een nieuw model invoeren
MOTOR
NORMAAL
MOT.
EL
2RO ST-TYP
VLIEGTUIG
NOR
V
2HO
NORMAAL
V-STAART
2HOSv3+8
Uw invoer sluit u af met de keuze van de … • “Soort aandrijving” … van uw model:
ENT
... dat u door aantippen van de toets ENT rechts onder met een vinger of de meegeleverde stift in de richting van het basismenu verlaat: TERUG
EL
VB
ELEKTRO MOTOR
VERBR. MOTOR
ELEKTRO MOTOR
NORMAAL
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
MOD.KEUZE
MODELTYPE
WEG/LIM
OMK VERT
MIDDEN
M-STOP
ZEND.SET
KLOKKEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
Sv-MON
KAN.SET
ZEND.U TG
In het onderdeel hierboven is als voorbeeld de handmatige basisprogrammering van een vliegtuigmodel beschreven. Hieronder wordt nu ook als voorbeeld de assistent gestuurde programmering van een helikoptermodel beschreven. Kies, zoals onder »Modelkeuze« op bladzijde 46 beschreven werd, een vrij of eventueel een al bezet, maar niet meer benodigd modelgeheugen uit om een nieuw model aan te maken. Na het aantippen van NW verschijnt – zoals in het vorige onderdeel werd beschreven – het keuzevenster, zoals zichtbaar in de volgende afbeelding. Hierin heeft u de keuze tussen MAN. – handmatige – en ASSI – assistentgestuurde – programmering en een NEE om het proces af te breken. In de hierna volgende menu’s worden dan – afhankelijk van het gekozen modeltype – de opties als keuze aangeboden, die voor de configuratie van een vliegtuigmodel resp. een helikopter nodig zijn. Omdat in dit onderdeel als voorbeeld de programmering van een helikopter met behulp van een assistent wordt beschreven, tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de toets ASSI : TRG.
Aanwijzing: De standaardwaarde “Motor uit” resp. “Stationair”= “K1-knuppel naar achteren” kan bij een vliegtuigmodel in het menu “K1-curve”, bladzijde 146, eventueel omgezet worden naar “K1-knuppel naar voren” door omdraaien van de stuurcurve. Na keuze van de soort aandrijving verschijnt een display met een overzicht van de tot nu toe gedane instellingen, bijvoorbeeld …
MODELNAAM 1
01
MODELNAAM 1
02
MODELNAAM 2
03
MO
VLG. SEL NW
KIES
NEE
IMP.M
04
MAN. ASSI MODELNAAM 4
05
MODELNAA aantippen
RES
06
MODELNAAM 6
KOP
EXP.M
Aanwijzing: De handmatige programmering van een model wordt in het vorige onderdeel, in het kader van de programmering van een vliegtuigmodel met electroaandrijving, als voorbeeld Basismenu – modelkeuze
49
beschreven. Net als hiervoor, bij de handmatige programmering van een model, wordt ook bij een modelprogrammering met behulp van een assistent begonnen met de invoer van de naam van het model.
A
B
C
D
E
F
MODELNAAM 2
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
NIEUW MODELNAAM
• “Modelnaam” ASSI ACT. MODELNAAM MODELNAAM 2 NIEUW MODELNAAM
A
B
C
D
E
G
H
I
J
K
L
N
O
P
Q
R
U
V
W
X
S
T
Y
Z
CL SP DE EN
CAPS NUM SPECIAL
Tip op het toetsenbord op het beeldscherm de eerste letter van de in te voeren modelnaam met een vinger of de meegeleverde stift. Van GROTE naar kleine letters en omgekeerd wisselt u via de CAPS -toets onderaan het beeldscherm, en op dezelfde manier bereikt u via de NUM -toets rechts daarnaast de getallen 0 … 9 en enkele bijzondere tekens. Voor het invoeren van een spatie tipt u op de toets SP [Space]. Andere bijzondere tekens staan ter beschikking na het aantippen van de toets SPECIAL . Op dezelfde manier voert u alle andere tekens in. Maximaal 15 tekens kunnen als modelnaam worden ingevoerd. Aantippen van de toets DE [DELETE] in de onderste rij van de rode toetsen verwijdert het telkens laatste teken, en een aantippen van CL [CLEAR] verwijdert alle ingevoerde tekens in één keer. De op deze manier ingevoerde tekens verschijnen in het blauwe veld boven het toetsenveld in de volgorde, zoals u ze heeft ingevoerd, bijvoorbeeld:
50
Basismenu – modelkeuze
ASSI ACT
ODELNAAM
aantippen
AAM 2
NIEUW MODELNAAM Cobra
CL SP DE EN
CAPS NUM SPECIAL
F
M
Cobra
ASSI ACT. MODELNAAM
Om de modelnaam in het modelgeheugen over te nemen tipt u op de “rode” toets EN [ENTER] rechts onder: Cobra
ASSI ACT. MODELNAAM
A
B
C
D
E
F
MODELNAAM 2
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
NIEUW MODELNAAM
aantippen
ASSI MODELNAAM 2 NIEUW MODELNAAM Cobra
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
U
V
W
X
S
T
Y
Z
B
C
D
E
F
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
CL SP DE EN
CAPS NUM SPECIAL
• “Modeltype” Omdat we hier als voorbeeld een helikoptermodel willen programmeren wordt de toets HELI met een vinger of de meegeleverde stift aangetipt:
HELI
MOT.
ZWE.
HELIK PTER
VLIEGTUIG
ZWEVER
CL SP DE EN
CAPS NUM SPECIA
ACT. MODELNAAM
A G
aantippen
Na de keuze van het modeltype verschijnt het display … • “Tuimelschijftype” … waarin u door aantippen van het desbetreffende keuzeveld het aantal tuimelschijfservo’s vastlegt:
CL SP DE EN
CAPS NUM SPECIAL
Om naar de volgende optie te gaan verlaat u het menu door een aantippen van de toets ASSI links boven:
1S
2S
3S-R
1 SERVO
2 SERVO
3 Sv rol (120°)
3S
3S-N
4S
3 Sv (140°)
3 Sv nick (120°)
4 Sv (90°)
• “1 servo” U gebruikt een Flybarless-systeem of de tuimelschijf wordt via een aparte rol- en nickservo bewogen. De pitchsturing vindt plaats via één aparte servo. (Omdat bij helikoptermodellen, die maar 1 pitchservo hebben, de in totaal drie tuimelschijfservo’s voor pitch, nicken en rollen ZONDER zendermixers voor de functies worden gebruikt, net als normaal gesproken bij Flybarless-systemen, wordt daardoor het menupunt »TS-MIX«, bladzijde 194, uit de multifunctielijst verwijderd.) • “2 servo” De tuimelschijf wordt voor de pitchsturing axiaal verschoven door twee rolservo’s; de nicksturing wordt door een mechanische compensatiewip ontkoppeld. • “3Sv (2Roll)” Symmetrische driepuntsaansturing van de tuimelschijf via 3 over telkens 120 ° verdeelde aanstuurpunten, waaraan één nickservo (vooraan of achteraan) en twee rolservo’s (zijdelings links en rechts) verbonden zijn. Voor de pitchsturing verschuiven alle drie de servo’s de tuimelschijf axiaal. • “3Sv (140)” Asymmetrische driepuntsaansturing van de tuimelschijf via 3 aanstuurpunten, waaraan één nickservo (achteraan) en twee rolservo’s (zijdelings links en rechts vooraan) verbonden zijn. Voor de pitchsturing verschuiven alle drie de servo’s de tuimelschijf axiaal. • “3Sv (2Nick)” Symmetrische driepuntsaansturing zoals hierboven, alleen om 90 ° verdraaid, d.w.z. één rolservo aan de zijkant en twee nickservo’s vooraan en achteraan.
rol- en twee nickservo’s.
tuimelschijftype: 4 servo‘s (90 °) 2 nick / 2 rol
tuimelschijftype: 1 servo
2 5
2
3 1
tuimelschijftype: 2 servo‘s
Direct daarna verschijnt het display ... • “Soort aandrijving” … , waarin u vastlegt of uw helikopter door een elektro- of verbrandingsmotor wordt aangedreven:
2 1
tuimelschijftype: 3 servo‘s (2 rol)
2
EL
VB
ELEKTRO MOTOR
VERBR. MOTOR
3 1
tuimelschijftype: 3 servo‘s (140 °)
2
Aansluitend aan de keuze van de soort aandrijving brengt de assistent u direct verder, naar de eerste model-afhankelijke instellingen, naar het display …
3 1
tuimelschijftype: 3 servo‘s (2 nick)
1
3 2
• “4Sv (90)” Vierpuntsaansturing van de tuimelschijf via twee Basismenu – modelkeuze
51
(servo-omkehr/-vertraging)
• “OMK/VERT“ TRG. K1
NORMAAL
OMK/VERT
NOR
0.0s
K7
NOR
0.0s
TRG.
OMK/VERT
NORMAAL
TRG.
OMK/VERT
NORMAAL
K1
NOR
0.0s
K7
NOR
0.0s
K1
NOR
0.0s
K7
NOR
0.0s
K2
NOR
0.0s
K8
OMK
0.0s
K2
NOR
0.0s
K8
OMK
0.0s
NOR
K2
NOR
0.0s
K8
NOR
0.0s
K3
NOR
0.0s
K9
NOR
0.0s
+
K3
NOR
0.0s
K9
K3
NOR
0.0s
K9
NOR
0.0s
+
K4
NOR
0.0s
K10 NOR
0.0s
RES
K4
NOR
0.0s
K10 NOR
K4
NOR
0.0s
K10 NOR
0.0s
RES
K5
NOR
0.0s
K11 NOR
0.0s
–
K5
NOR
0.0s
K5
NOR
0.0s
K11 NOR
0.0s
–
K6
NOR
0.0s
K12 NOR
0.0s
K6
NOR
0.0s
K6
NOR
0.0s
K12 NOR
0.0s
• Vliegfasen-afhankelijke instelling van een – symmetrische – tijdsvertraging van het stuurelement
Aanwijzing: Afwijkend van de hier afgebeelde displays van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT worden bij de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weergegeven. • Vliegfasen-onafhankelijke instelling van de servo-draairichtingen In dit display stelt u de servo-draairichtingen onafhankelijk van de vliegfase in door middel van het aantippen van de desbetreffende toets met een vinger of de meegeleverde stift van NOR naar OMK en omgekeerd, bijvoorbeeld bij K8: TRG.
NORMAAL
OMK/VERT
K1
NOR
0.0s
K7
NOR
0.0s
K2
NOR
0.0s
K8
NOR
0.0s
K3
NOR
0.0s
K9
N R
0.0s
+
K4
NOR
0.0s
K10
aantippen
0.0s
RES
K5
NOR
0.0s
K11 NOR
0.0s
–
K6
NOR
0.0s
K12 NOR
0.0s
LET OP Via de toetsen met de standaardwaarde 0.0s stelt u een symmetrische tijdsvertraging van het stuursignaal aan de kant van het stuurelement in. Een hier ingestelde tijdsvertraging heeft daardoor niet uitsluitend effect op de servo met het nummer van de vermeende vertraagde ontvangeraansluiting, maar ook tegelijkertijd op alle servo’s, die aangestuurd worden door het aan stuurfunctie X aangesloten bedieningselement. Voor het instellen van een tijdsvertraging van het stuurelement tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de gewenste toets, die standaard van het opschrift 0.0s is voorzien, bijvoorbeeld die van het in het menu »Kanaal set«, vanaf bladzijde 94, aan de ingang 8 toegewezen stuurelement:
0 s aantippen
+
0.0s
RES
K11 NOR
0.0s
–
K12 NOR
0.0s
De kleur van het optieveld verandert van rood in blauw: TRG.
OMK/VERT
NORMAAL
K1
NOR
0.0s
K7
NOR
0.0s
K2
NOR
0.0s
K8
OMK
0.0s
K3
NOR
0.0s
K9
NOR
0.0s
+
K4
NOR
0.0s
K10 NOR
0.0s
RES
K5
NOR
0.0s
K11 NOR
0.0s
–
K6
NOR
0.0s
K12 NOR
0.0s
Door de + -toets aan de rechter rand van het display een aantal keren aan te tippen verhoogt u de waarde tot max. 9,9s, bijvoorbeeld: TRG.
OMK/VERT
NORMAAL
K1
NOR
0.0s
K7
NOR
0.0s
K2
NOR
0.0s
K8
OMK
1.2s
K3
NOR
0.0s
K9
NOR
0.0s
+
K4
NOR
0.0s
K10 NOR
0.0s
RES
K5
NOR
0.0s
K11 NOR
0.0s
–
K6
NOR
0.0s
K12 NOR
0.0s
Aantippen van de – -toets daaronder verkleint een waarde naar minimaal 0,0s en aantippen van de RES -toets zet een veranderde waarde terug naar de standaardwaarde. Door een aantippen van de toets ASSI … 52
Basismenu – modelkeuze
NORMAAL
OMK/VERT
TRG.
ASSI
ASSI
WEG/LIM
K1
NOR
0.0s
K7
NOR
0.0s
K1
150%
100%
100%
150%
K2
NOR
0.0s
K8
OMK
1.2s
K2
150%
100%
100%
150%
VLG.
K3
NOR
0.0s
K9
NOR
0.0s
+
K3
150%
100%
100%
150%
K4
NOR
0.0s
K10 NOR
0.0s
RES
K4
150%
1 %
100%
K5
NOR
0.0s
K11 NOR
0.0s
–
K5
150%
aantippen
100%
K6
NOR
0.0s
K12 NOR
0.0s
aantippen
… wisselt u verder, naar de volgende optie, die van de … (servoweg/-limiet)
• “WEG/LIM” ASSI
100%
– WEG +
– BEGR.
WEG/LIM
150%
100%
100%
150%
K2
150%
100%
100%
150%
+
K3
150%
123%
100%
150%
+
150%
RES
K4
150%
100%
100%
150%
RES
150%
–
K5
150%
100%
100%
150%
–
– BEGR.
WEG/LIM
K1
150%
100%
100%
150%
K2
150%
100%
100%
150%
VLG.
K1
150%
100%
100%
150%
K2
150%
100%
100%
150%
VLG.
K3
150%
100%
100%
150%
+
K3
150%
100%
100%
150%
+
K4
150%
100%
100%
150%
RES
K4
150%
100%
100%
150%
RES
K5
150%
100%
100%
150%
–
150%
–
150%
K5
– BEGR.
100%
100%
– WEG +
BEGR. +
Aanwijzing: Om stuurkanalen met een hoger nummer dan K5 te bereiken tipt u rechts boven in het display op VLG. (“volgende”). In dit display wordt de servoweg en eventueel ook de begrenzing van de weg apart voor beide kanten ingesteld. Het instelbereik bedraagt in beide gevallen 0 … 150% van de normale servoweg. De ingestelde waarden hebben daarbij altijd betrekking op de instellingen in het ondermenu »MIDDEN«. Voor het veranderen van een actuele waarde tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het gewenste optieveld, bijvoorbeeld:
– BEGR.
– WEG +
aantippen
BEGR. +
De kleur van het optieveld wisselt van rood naar blauw: ASSI
WEG/LIM
K1
BEGR. +
Door de + -toets aan de rechter rand van het display een aantal keren aan te tippen verhoogt u de waarde van het actieve optieveld. Aantippen van de – -toets daaronder verkleint de actuele waarde van het actieve veld en aantippen van de RES -toets zet een veranderde waarde terug naar de standaardwaarde. Zodra u al uw servo’s op de hier beschreven manier heeft afgesteld tipt u weer op de toets ASSI links boven, om naar het volgende instelpunt te wisselen:
– WEG +
VLG.
BEGR. +
• “Dual Rate/Expo” 1. Display “Dual Rate/Expo” De – klassieke – Dual-Rate-/Expo-functie van dit menupunt maakt het mogelijk om vliegfasen-afhankelijk via schakelaars de stuuruitslagen resp. –karakteristieken van “rollen”, “nicken” en “hekrotor”, d.w.z. de stuurfuncties 2 … 4, om te schakelen resp. te beïnvloeden. Om tussen de verschillende stuurfuncties te wisselen tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de toets rechts naast de gele “K”: NORMAAL
ASSI K
ROL
D/R
+ aantippen %
EXP
000%
St/S
GEEN
SYM
UIT
000%
+ RES –
Aanwijzingen: •
In de display-grafiek worden de curvenkarakteristieken direct zichtbaar gemaakt. • Wanneer u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 170, vliegfasen heeft aangemaakt en elk van een passende naam heeft voorzien, verschijnt deze op het display rechts boven, bijvoorbeeld “NORMAAL”. Bedien dus eventueel Basismenu – modelkeuze
53
de desbetreffende schakelaar, om tussen de vliegfasen om te schakelen. • Standaard moet de instelling van de Dual Rate- en/of Expo-waarden van de gekozen stuurfunctie per stuurkant worden uitgevoerd. Na omschakelen van de vanaf Firmwareversie 1020 in de – onderste – regel toegevoegde optie “SYM” van UIT naar AAN is ook een symmetrische, d.w.z. simultane, instelling van de beide stuurkanten mogelijk. Op dezelfde manier als bij de eerder beschreven displays tipt u om een actuele waarde te veranderen op het bijbehorende optieveld met een vinger of de meegeleverde stift en verhoogt of verkleint u deze waarde door het aantippen van de toetsen + of – aan de rechter displayrand. Het instelbereik van de regel “D/R” bedraagt ±125 % en van de regel “EXP” ±100 %. Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief waardenveld weer terug naar de standaardwaarde. Tenslotte kan in de regel “St/S”, zoals beschreven op bladzijde 40 in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” een schakelaar of stuurelement-schakelaar worden toegewezen. 2. Display “Instelling weg stuurelement” K5 … 9 resp. 12 De hiervoor beschreven – klassieke – Dual-Rate/ Expo-functie wordt aangevuld met een niet-schakelbare Dual-Rate-functie resp. instelling van de weg van het stuurelement voor de stuurfuncties 5 … 9 van de zender mz-18 HoTT resp. 5 … 12 van de zender mz-24 HoTT. Tip, zoals zichtbaar in de afbeelding hierboven, met een vinger of de meegeleverde stift zo vaak op de toets in de regel “K” totdat de tekst “K5-9” resp. “K5-12” verschijnt:
54
Basismenu – modelkeuze
NORMAAL
ASSI K
NORMAAL
ASSI
K5-12
K5
+100% +100% K9 +100% +100%
St K5-12
K K5
000%
K9
000%
K6
+100% +100% K10 +100% +100%
+
K6
000%
K10
000%
+
K7
+100% +100% K11 +100% +100%
RES
K7
000%
K11
000%
RES
K8
+100% +100% K12 +100% +100%
–
K8
000%
K12
000%
–
DR –
DR +
DR –
DR +
Aanwijzing: Afwijkend van de hier afgebeelde displays van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT worden bij de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weergegeven. Op dezelfde manier als bij de eerder beschreven displays tipt u om een actuele waarde te veranderen op de bijbehorende toets met een vinger of de meegeleverde stift en verhoogt of verkleint u deze waarde door het aantippen van de toetsen + of – aan de rechter displayrand. Het instelbereik bedraagt telkens ±125 %. Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief waardenveld weer terug naar de standaardwaarde. 3. Display “Offset-instelling” K5 … 9 resp. 12 Het laatste display in deze serie biedt voor elk van de ingangen 5 … 9 (mz-18 HoTT) resp. 5 … 12 (mz-24 HoTT) de mogelijkheid om een stuur element-offset in een bereik van ±125 % in te stellen. Tip, zoals in de afbeelding links boven zichtbaar, met een vinger of de meegeleverde stift het gewenste aantal malen op de toets in de regel “K” totdat de tekst “St/S K5-9” resp. “St/S K5-12” verschijnt:
OFFSET
OFFSET
Afwijkend van de hier afgebeelde displays van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT worden bij de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weergegeven. Op dezelfde manier als bij de eerder beschreven displays tipt u om een actuele waarde te veranderen op de bijbehorende toets met een vinger of de meegeleverde stift en verhoogt of verkleint u deze waarde door het aantippen van de toetsen + of – aan de rechter displayrand. Het instelbereik bedraagt telkens ±125 %. Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief waardenveld weer terug naar de standaardwaarde. Door een aantippen van de toets ASSI links boven op het display verlaat u dit menu weer in de richting van het volgende: NORMAAL
ASSI aantippen
St K5-12
K
K5
000%
K9
000%
K6
000%
K10
000%
+
K7
000%
K11
000%
RES
000%
K12
000%
–
K8
OFFSET
OFFSET
• “Pitchcurve” In dit display kunt u de pitchcurve en – vanaf firmwareversie 1.021 – ook nog in de regel “PITCH MIN.” de bedieningsrichting van de pitchknuppel aan uw behoeften aanpassen:
leverde stift breekt het proces af. Aantippen van JA bevestigt het proces en keert de bedieningsrichting van de pitchknuppel om: ASSI
PITCH MIN. VOOR
Firmwareversie V 1.021 of hoger Regel “PITCH MIN.” Standaard is in het helikopterprogramma van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT de “achterste” pitchknuppel-positie als “pitch min”-positie ingesteld. Met deze, vanaf de firmwareversie V 1.021 geïntroduceerde optie kunt u de stuurrichting van de pitch-stuurknuppel naar behoefte op een eenvoudige manier van “pitch min achter” naar “pitch min voor” en omgekeerd omzetten, door in de regel “pitch min” de toets ACHTER resp. VOOR aan te tippen. ASSI
NORMAAL
PITCH CRV.
PITCH MIN. ACHTER
TRIM
CURVE aantippen
UIT
IN
–100%
UIT
–100%
PUNT ST. UIT
L X-AS
+
–100%
–
Y-AS
ENT
Na het aantippen van deze toets verschijnt er een veiligheidsvraag: ASSI
NORMAAL
PITCH CRV.
PITCH MIN. ACHTER
TRIM
WAARSCHUWING
+
Sicher?
JA PUNT ST. UIT
NEE L X-AS
–100%
–
Y-AS
ENT
Aantippen van NEE met een vinger of de meege-
TRIM
CURVE
UIT
IN
–100%
UIT
–100%
PUNT ST. UIT
L X-AS
+
–100%
–
Y-AS
ENT
Instelling van de “pitchcurve” Aanwijzingen: Op de display-grafiek worden de curven karakteristieken direct zichtbaar gemaakt. • Wanneer u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 170, vliegfasen heeft aangemaakt en elk van een passende naam heeft voorzien verschijnt deze op het display rechts boven, bv. “NORMAAL”. Bedien dus eventueel de desbetreffende schakelaar, om tussen de vliegfasen om te schakelen.
•
Principes van de bediening • Toets ST. UIT Door aantippen van deze toets met een vinger of de meegeleverde stift wordt de grafische en numerieke weergave van de knuppelpositie aan- en uitgeschakeld, bijvoorbeeld:
NORMAAL
PITCH CRV.
TRIM
PITCH MIN. VOOR CURVE
NORMAAL
PITCH CRV.
ASSI
UIT
IN
+050%
UIT
+050%
PUNT ST. AAN
? X-AS
+
000%
–
Y-AS
ENT
Met het bedieningselement (gas-/remkleppen stuurknuppel) wordt aansluitend in de grafiek een verticale – groene – lijn synchroon tussen de beide eindpunten “L” en “H” verschoven. De huidige stuurknuppelpositie wordt ook numeriek in de regel “IN(gang)” weergegeven (-100 % tot +100 %). Het snijpunt van deze lijn met de desbetreffende curve is als “UIT(gang)” aangeduid en kan aan de steunpunten telkens tussen -125 % en +125 % gevarieerd worden. Het dusdanig veranderde stuursignaal heeft dan effect op alle navolgende mixeren koppelfuncties. Toets ENT Door aantippen van de toets rechts onder op het display met een vinger of de meegeleverde stift zet u maximaal 5 extra punten tussen de eindpunten “L” en “H” neer. In het hierna volgende voorbeeld bevindt de stuurknuppel zich exact halverwege tussen het midden en de eind-aanslag van zijn weg, bij +50 % stuuruitslag, en vormt vanwege de lineaire karakteristiek een uitgangssignaal van ook +50 %. Tussen de beide eindpunten “L” en “H” kunnen maximaal 5 extra steunpunten worden gezet, waarbij de afstand tussen de steunpunten onderling niet kleiner dan ca. 25 % dient te zijn. Beweeg de stuurknuppel. Zolang er rechts naast “punt” een vraagteken te zien is, kunt u door aantippen van de ENT -toets het volgende steunpunt zetten. Tegelijkertijd wordt de “?” door een nummer vervangen: Basismenu – modelkeuze 55
ASSI
NORMAAL
PITCH CRV.
PITCH MIN. VOOR CURVE
TRIM
IN
+050% +050%
ST. AAN
1 X-AS
CURVE +
+050%
–
Y-AS
ENT
De volgorde, waarin de max. 5 punten tussen de eindpunten “L” en “H” worden geplaatst is niet van belang, omdat de steunpunten na het zetten (of wissen) van een steunpunt automatisch van links naar rechts voortdurend nieuw genummerd worden, bv.: ASSI
PITCH MIN. VOOR UIT
IN
–050%
UIT
–050%
PUNT ST. AAN
1 X-AS
000% 000%
–050%
–
Y-AS
ENT
Wissen van een steunpunt Om één van de gezette steunpunten 1 tot max. 5 weer te wissen moet de verticale lijn met de stuurknuppel in de buurt van het desbetreffende steunpunt worden gebracht. Zodra het nummer van het steunpunt en de bijbehorende waarde in de regel “punt” worden weergegeven en het punt rood is, zie afbeelding hieronder, kunt u deze door aantippen van de toets ENT wissen, bv.:
000% Y-AS
X-AS
CURVE
–
ENT
TRIM UIT
IN
000%
UIT
000%
ST. AAN
aantippen
NORMAAL
PITCH CRV.
PUNT
+
2
+
PITCH MIN. VOOR
TRIM
CURVE
IN
ST. AAN ASSI
TRIM UIT
UIT PUNT
NORMAAL
PITCH CRV.
NORMAAL
PITCH CRV.
PITCH MIN. VOOR
UIT
UIT PUKT
ASSI
? X-AS
+
000%
–
Y-AS
ENT
Wijzigen van de steunpunt-waarden • Toets X-AS Door aantippen van deze, aan de onderste rand van het display geplaatste toets met een vinger of de meegeleverde stift activeert u deze functie. Aansluitend kunt u een actief, d.w.z. rood afgebeeld, punt met de + toets willekeurig naar rechts en met de – toets op dezelfde manier naar links verschuiven, bijvoorbeeld: ASSI
PITCH MIN. VOOR 000% 000% 2 X-AS
Basismenu – modelkeuze
TRIM UIT
IN
–044%
UIT
+027%
PUNT ST. AAN
2 X-AS
+
+044%
–
Y-AS
ENT
+
Een hernieuwd aantippen van de Y-AS deactiveert deze functie weer.
000%
–
Aanwijzing:
Y-AS
ENT
Een hernieuwd aantippen van de X-AS deacti56
NORMAAL
PITCH CRV. CURVE
UIT
IN PUNT
ASSI
PITCH MIN. VOOR
TRIM
UIT ST. AAN
• Toets Y-AS Door aantippen van deze, aan de onderste rand van het display geplaatste toets met een vinger of de meegeleverde stift activeert u deze functie. Aansluitend kunt u een actief, d.w.z. rood afgebeeld, punt met de + toets willekeurig naar boven en met de – toets op dezelfde manier naar beneden verschuiven, bijvoorbeeld:
NORMAAL
PITCH CRV. CURVE
veert deze functie weer. Aanwijzingen: • Wanneer u het – rode – punt horizontaal wegschuift van de actuele positie van het stuurelement, dan wordt het punt na een tijdje weer groen afgebeeld en verschijnt er in de regel punt een “?”. Dit vraagteken slaat echter niet op het verschoven punt, maar geeft aan dat op de actuele positie van het stuurelement een nieuw punt gezet kan worden. • Let er op dat de percentages in de regels “IN (gang)” en “UIT(gang)” altijd betrekking hebben op de actuele positie van de stuurknuppel en niet op de positie van het punt.
Let er op dat de percentages in de regels “IN(gang)” en “UIT(gang)” altijd betrekking hebben op de actuele positie
van de stuurknuppel en niet op de positie van het punt. Afronden van de kanaal-1-curve • AAN -/ UIT -toets in de regel “curve” Het standaard “hoekige” profiel van de curve kan door een eenvoudige druk op de knop automatisch worden afgerond; dit doet u door een aantippen van deze toets met een vinger of de meegeleverde stift, zodat de afrondingsfunctie wordt ingeschakeld, bijvoorbeeld: ASSI
NORMAAL
PITCH CRV.
PITCH MIN. VOOR CURVE IN UIT PUNT ST. AAN ASSI
TRIM UIT +
–04 %
aantippen
+027% 2
X-AS
+044%
–
Y-AS
ENT
NORMAAL
PITCH CRV.
PITCH MIN. VOOR CURVE
TRIM AAN
IN
–044%
UIT
+027%
PUNT ST. AAN
2 X-AS
+
+044%
–
Y-AS
ENT
Belangrijke aanwijzing: De hier afgebeelde curven zijn slechts ter demonstratie en stellen geen echte pitchcurven voor. Verdere functies • Toets TRIM De zender mz-18 HoTT en mz-24 HoTT beschikken over een in de software van de zen-
der geïntegreerde functie om de maximaal zes steunpunten van de beide opties “Gascurve” en “Pitchcurve” tijdens het vliegen te kunnen trimmen. Door middel van aantippen van de toets TRIM aan de rechter bovenrand van het display met een vinger of de meegeleverde stift roept u het desbetreffende display op: ASSI STUUR.
MIXER
PUNT
FASE
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
+ RES –
Principes van de bediening • Kolom “STUUR(ELEMENT)” In de eerste, van het opschrift “STUUR” voorziene, kolom van dit menu kiest u een voor dit doel passend stuurelement uit het aanbod van uw zender mz-18 HoTT of mz-24 HoTT uit. Om een stuurelement toe te wijzen tipt u in de gewenste regel de in die kolom aanwezige toets aan met een vinger of de meegeleverde stift aan, bv.: ASSI STUUR.
MIXER
PUNT
GEEN
GEEN
L
1
G
GEEN
L
1
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
N
aantippen
FASE
ASSI STUUR
MIXER
PUNT
GEEN
GEEN
L
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
NEE
GEEN
GEEN
CLR
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
KIEZEN
FASE 1 1 1
+ RES –
Nu bedient u alleen het gewenste stuurelement, bijvoorbeeld de rechter proportionele schuif SL1: ASSI STUUR
MIXER
PUNT
SL1
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
FASE
+ RES –
• Kolom “MIXER” In de in totaal zes waardenvelden van de tweede, van het opschrift “MIXER” voorzien kolom kunt u apart of in een willekeurige combinatie telkens één van de beide beschikbare helikoptermixers uitkiezen. Om een mixer uit te kiezen tipt u in de gewenste regel op de toets in de kolom “MIXER” met een vinger of de meegeleverde stift, bv.:
+ RES –
Op het display verschijnt de aanduiding: Basismenu – modelkeuze
57
ASSI STUUR
MIXER
PUNT
SL1
GEEN
L
1
G
L
1
aantippen
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN GEEN
N
FASE
+ RES –
De kleur van de toets verandert van rood naar blauw: ASSI STUUR
MIXER
PUNT
FASE
SL1
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
+ RES –
De actuele waarde in het nu blauwe en dus nu actieve waardenveld verandert u door het gewenste aantal malen de + of – toetsen rechts aan de rand van het display aan te tippen, bijvoorbeeld: ASSI STUUR
MIXER
PUNT
FASE
SL1
GAS CRV
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
+ RES –
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief waardenveld terug naar de standaardwaarde. 58
Basismenu – modelkeuze
• Kolom “PUNT” In de regels van de kolom “Mixer” heeft u één of meerdere mixers uitgekozen. In de regel “Punt” legt u nu het te trimmen steunpunt of de te trimmen steunpunten vast. Om een punt te selecteren tipt u in de gewenste regel op de toets in de kolom “PUNT” met een vinger of de meegeleverde stift, bv.: ASSI STUUR
MIXER
PUNT
SL1
GAS CRV
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
FASE
+ RES –
De actuele waarde in het nu blauwe en dus nu actieve waardenveld verandert u door het gewenste aantal malen de + of – toetsen rechts aan de rand van het display aan te tippen, bijvoorbeeld: ASSI STUUR
MIXER
PUNT
FASE
SL1
GAS CRV
3
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
+ RES –
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief waardenveld terug naar de standaardwaarde. Aanwijzing: Bij de keuze van een niet gedefinieerd punt – in de basisversie van de desbetreffende mixer zijn alleen de
punten “L” en “H” gezet – blijft de bijbehorende regelaar zonder werking. • Kolom “FASE” In de rechter kolom “FASE” legt u eventueel vast, in welke van de geprogrammeerde vliegfasen de desbetreffende regelaar actief moet zijn. het nummer in het waardenveld, in het voorbeeld “1 (normaal)”, slaat op het fasennummer, dat in het menu “Fase”, bladzijde 170, terug te vinden is. Om eventueel een andere fase dan de standaard fase 1 te selecteren tipt u in de gewenste regel de toets in de kolom “Fase” aan met een vinger of de meegeleverde stift, bv.: ASSI STUUR
MIXER
PUNT
SL1
GAS CRV
3
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
FASE
+ RES –
Het actuele nummer van de fase in het nu blauwe en dus nu actieve waardenveld verandert u door het gewenste aantal malen de + of – toetsen rechts aan de rand van het display aan te tippen, bijvoorbeeld: ASSI STUUR
MIXER
PUNT
SL1
GAS CRV
3
3
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
FASE
+ RES –
Aantippen van de toets RES zet een veran-
derde waarde in een blauw en dus actief waardenveld terug naar de standaardwaarde. Aanwijzing: De instellingen die op dit display verschijnen grijpen terug op dezelfde gegevens als die op een vergelijkbare plek in het display “TRIM” van het ondermenu »GAS CRV«, zie volgende kolom, zodat veranderingen elkaar altijd naar beide kanten beïnvloeden.
• “Gascurve” Ook de gascurve kan door maximaal 7 punten, de zogenaamde “steunpunten” langs de hele uitslag van de stuurknuppel vliegfasen-afhankelijk worden vastgelegd: ASSI
TRIM
Na het afsluiten van uw instellingen verlaat u dit menu weer in de richting “Pitchcurve” door een aantippen van de toets ASSI links boven op het display; ASSI STUU
MIXER
PUNT
FASE
aantippen GAS CRV
3
3
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
+ RES –
Wanneer u opnieuw de toets ASSI in het display “Pitchcurve” aantipt … ASSI aantippen
NORMAAL
PITCH CRV.
TRIM CURVE
AAN
IN
–044%
UIT
+027%
PUNT ST. AAN
2 X-AS
+
+044%
–
Y-AS
ENT
… opent de assistent het volgende menu …
NORMAAL
GAS CRV CURVE
UIT
IN
–100%
UIT
–100%
PUNT ST. UIT
L X-AS
+
000%
–
Y-AS
ENT
Zet, wijzig en wis de steunpunten op dezelfde manier, zoals die in het vorige onderdeel “Pitchcurve”, vanaf bladzijde 55, werd uitgelegd. Leg de gascurve eerst met drie punten vast, en wel met de beide uiterste punten “L” en “H” en het nog te zetten punt “1” in het midden van de stuuruitslag, om de curve van het motorvermogen in overeenstemming met de pitchcurve te brengen.
ASSI STUUR
MIXER
PUNT
SL1
GAS CRV
3
3
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
FASE
+ RES –
Meer informatie over de instelling van gascurven vindt u vanaf bladzijde 183. Aantippen van de toets ASSI in het display “gascurve” zorgt ervoor dat de assistent het volgende menu opent, … • “GYRO/GOV” (Gyro/Governor) In dit display kunt u bij behoefte de eerste basisinstellingen voor uw gyro en/of een eventueel in het model toegepaste toerenregelaar doorvoeren ASSI
GYRO/GOV
NORMAAL
GYRO VERBERGEN
000%
Aanwijzingen:
GYRO OFFSET
000%
+
De in de regel “gaslimiet” links boven aangeduide waarde visualiseert alleen de positie van de gaslimiter. • Bij de keuze van een niet gedefinieerd punt – in de basisversie van de desbetreffende mixer zijn alleen de punten “L” en “H” gezet – blijft de bijbehorende regelaar zonder werking. • De instellingen die op dit display verschijnen grijpen terug op dezelfde gegevens als die op een vergelijkbare plek in het display “TRIM” van het ondermenu »GAS CRV«, zie volgende kolom, zodat veranderingen elkaar altijd naar beide kanten beïnvloeden.
GOVERNOR
UIT
RES
•
GOVERNOR OFFSET 050%
–
• “GYRO VERBERGEN” Als eerste moet gezegd worden, dat deze functie bij de tegenwoordig in omloop zijnde gyro-systemen normaal gesproken niet mag worden gebruikt. Let u in ieder geval op de bijgeleverde handleiding, omdat u anders riskeert dat uw heli onbestuurbaar wordt. Toch is dit menu aanwezig, om aan alle gewoonten en eisen recht te doen. Met deze optie kan het effect van de autopiloot (“gyro”) afhankelijk van de bediening van de Basismenu – modelkeuze
59
hekrotorstuurknuppel worden aangepast, wanneer een systeem wordt gebruikt, waarbij het effect van de autopiloot via een apart kanaal – bij de Graupner-radiobesturingssystemen kanaal 7 – vanaf de zender kan worden ingesteld. De gyro-reductie reduceert het effect van de autopiloot bij een toenemende uitslag van de hekrotorstuurknuppel lineair volgens de ingestelde waarde. Zonder deze functie, bij een ingestelde waarde van 0 %, is het gyro-effect onafhankelijk van de knuppeluitslag constant. Het effect van de autopiloot kan echter via een in de regel “gyro” in het menu »Instelling stuurelement«, bladzijde 94, toegewezen stuurelement, bv. één van de proportionele draaiknoppen DVx, ook nog traploos tussen minimaal en maximaal worden gevarieerd. Meer over dit thema vindt u vanwege de plaats in het onderdeel “Gyro/ Gov” vanaf bladzijde 188. • “GYRO OFFSET” LET OP: De in deze optie en eventueel een in de regel “ST K5-12” van het menu »DR/EXPO«, bladzijde 176, ingevoerde Offset-waarden worden bij elkaar opgeteld! Let er daarom vanwege de overzichtelijkheid in ieder geval op, dat u slechts in één van de beide opties een Offset-waarde invoert resp. wijzigt. De meeste actuele gyro-systemen hebben niet alleen een traploze proportionele regeling van de gyro-gevoeligheid (“gain”), maar ook de keuze tussen twee verschillende werkwijzen vanuit de zender. Wanneer de door u gebruikte gyro ook minstens één van deze opties bezit, heeft u via deze alternatieve offset-instelling de mogelijkheid om zowel tussen “normale” gain als eventueel ook “Heading-Lock” te kiezen en ook binnen deze keuze normale, langzame vluchten met een maxi60
Basismenu – modelkeuze
male stabiliteit te vliegen óf bij snelle kunstvlucht het effect van de gyro te reduceren. Waarden tussen -125 % en +125 % zijn mogelijk, bijvoorbeeld: ASSI
GYRO/GOV
NORMAAL
GYRO VERBERGEN
000% +023%
+
UIT
RES
GOVERNOR OFFSET 050%
ASSI
GYRO/GOV
–
Gebaseerd op deze eventueel vliegfasen-specifiek vastgelegde (Offset-) instellingen kan het gyro-effect met een in de regel “K7” van het display “ST 5-9” resp. “ST K5-12” van het menu »DR/ EXPO«, bladzijde 175, toegewezen stuurelement, bv. DVx, ook nog traploos worden gevarieerd. • “GOVERNOR” In tegenstelling tot ‘gewone’ elektronische regelaars, die net als de carburateur van een verbrandingsmotor slechts een vermogensregeling kennen, houdt een toerenregelaar het toerental van het systeem constant, door het vermogen zelf te regelen. In het geval van een verbrandings-heli bedient de regelaar dus zelfstandig de gasservo resp. bij een elektroheli de regelaarfunctie. Toerentalregelaars hebben daarom ook geen klassieke gascurve nodig, maar alleen een vastgelegd toerental. Een afwijken van het ingestelde toerental vindt pas dan plaats, wanneer het benodigde vermogen groter is dan het eigenlijke vermogen, dat de motor kan opbrengen. Voor het wijzigen van de actuele waarde tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de toets in de regel “GOVERNOR”: De weergave verandert van UIT naar AAN en omgekeerd,
NORMAAL
GYRO VERBERGEN
000%
GYRO OFFSET
+023%
+
AAN
RES
GOVERNOR
GYRO OFFSET GOVERNOR
bijvoorbeeld:
–
GOVERNOR OFFSET 050%
• “GOVERNOR OFFSET” In de regel “GOVERNOR” heeft u eventueel de functie “toerenregelaar aan K8” ingeschakeld. In deze regel “GOVERNOR OFFSET” legt u nu de passende Offset-waarde vast, die nodig is om het gewenste rotor-toerental te bereiken. De in te stellen waarde is afhankelijk van de gebruikte toerenregelaar en van het gewenste toerental en kan – na het beëindigen van de assistent – natuurlijk ook per vliegfase gevarieerd worden, bijvoorbeeld: ASSI
GYRO/GOV
NORMAAL
GYRO VERBERGEN
000%
GYRO OFFSET
+023%
+
AAN
RES
GOVERNOR
GOVERNOR OFFSET 067%
–
Met een in de regel “K8” van het display “ST 5-9” resp. “ST K5-12” van het menu »DR/EXPO«, vanaf bladzijde 173, toegewezen stuurelement, bv. DVx, kan deze waarde ook nog traploos worden gevarieerd. Aantippen van de toets ASSI in het display »GYR/ GOV« laat de assistent het volgende menu openen, …
• “GAS-AR” Op wedstrijden wordt verwacht dat een verbrandingsmotor helemaal uit is. In de trainingsfase zou dit zeker niet handig zijn, omdat u dan telkens na elke autorotatie-oefenlanding de motor opnieuw zou moeten starten. Stelt u daarom – zoals uitvoerig beschreven in het onderdeel »GAS AR« vanaf bladzijde 192 – bij de trainingfasen de waarde in dit display dusdanig in, dat in de autorotatie de motor nog veilig stationair blijft lopen zonder dat de koppeling aangrijpt resp. een elektro-aandrijving veilig “uit” is, bijvoorbeeld: ASSI
GAS-AR
ACT
BLK
+
St/S
AAN
RES
–100%
–
SET
• “Fail-Safe”
Zodra zich een geheugenkaart in de zender bevindt wordt het symbool van een geheugenkaart rechts boven in het basisdisplay van de zender blauw afgebeeld:
ASSI SET
K
MODE
K1
HOUD
VLG.
000%
K2
HOUD
OPS1
RX
K3
HOUD
OPS2
K4
HOUD
VERTR.
0.25s
SET
M-TYP
TS
HELIKOPTER
Aantippen van de toets ASSI in het display “GAS AR” laat de assistent het volgende menu openen …
MOTOR
3S
EL
3 Sv (140°)
ELEKTRO MOTOR
ENT
… dat u door aantippen van de toets ENT rechts onder met een vinger of de meegeleverde stift in de richting basismenu verlaat: TERUG
4.2V
RX 00.0V
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
MOD.KEUZE
MODELTYPE
WEG/LIM
OMK VERT
MIDDEN
M-STOP
ZEND.SET
KLOKKEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
Sv-MON
KAN.SET
ZEND.U TG
000
mz
0:01:23 M 1
000
000
000:00.0 000:00.0 NORMAAL
MODELNAAM 1 ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
In het kader van het menu »Modelkeuze«, dat we hier gaan beschrijven … TRG.
Met de optie “Motor-stop” van het menu »Basisinstelling model« heeft u eventueel een alternatieve “Nood-UIT”functie.
000%
TX 000
Omdat standaard op dit moment van de programmering van een model er nog geen verbinding met de ontvanger bestaat, kunt u dit menupunt overslaan. Tip dus nog een keer op de toets ASSI : er verschijnt een display met een overzicht van uw invoer tot nu toe, bijvoorbeeld …
Heli Aanwijzing:
(Import van SD-kaart)
IMP.M
MODELNAAM 1
VLG. SEL
01
MODELNAAM 1
02
MODELNAAM 2
NW
03
MODELNAAM 3
IMP.M
04
MODELNAAM 4
EXP.M
05
MODELNAAM 5
RES
06
MODELNAAM 6
KOP
… kunt u compatible modellen van de in de cardslot van de zender ingestoken geheugenkaart naar het zendergeheugen importeren. Uit de op het display “Modelkeuze” aangeboden lijst van lege modelgeheugens kiest u een passende uit, bv. het – in dit voorbeeld nog vrije – modelgeheugen 2. Tip daarom op het veld rechts naast de gele 02 met een vinger of de meegeleverde stift. De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
Basismenu – modelkeuze
61
TRG.
MODELNAAM 1
MODELNAAM 1
SEL
01
Graubele
02
MODELNAAM 2
NW
02
Soarmaster
NW
03
MODELNAAM 3
IMP.M
03
Extra 330
IMP.M
04
MODELNAAM 4
EXP.M
04
Bell 47G
05
MODELNAAM 5
RES
05
06
MODELNAAM 6
KOP
06
aantippen
TRG.
SD-KAART
01
Graubele
SEL
02
Soarmaster
NW
03
Extra 330
04
Bell 47G
IMP.M EXP.M
BRON DOEL 02
05
JA
06
NEE
RES KOP
Het vanaf de SD-geheugenkaart te importeren model met een vinger of de meegeleverde stift aantippen. De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw en rechts onder worden verdere toetsen en informatie zichtbaar. Door aantippen van NEE breekt u de actie af en keert u terug naar de uitgangspagina. Tipt u daarentegen JA aan … TRG.
SD-KAART
01
Graubele
02
Soarmaster
NW
03
Extra 330
IMP.M
04
Bell 47G
05 06
SEL
BRON
aantippen
02
DOEL 02
JA
NEE
EXP.M RES KOP
… dan verschijnt er na kort tijd “AUB wachten!” … Basismenu – modelkeuze
SEL
2 AUB 2 wachten!
B
EXP.M RES
TRG.
MODELNAAM 1
MODELNAAM 1
Met behulp van deze optie exporteert u in de zender opgeslagen modellen naar een in de cardslot aangebrachte geheugenkaart. Zodra zich een geheugenkaart in de zender bevindt wordt het symbool van een geheugenkaart rechts boven in het basisdisplay van de zender blauw afgebeeld: 000%
KOP
… terwijl het geselecteerde model naar het gekozen modelgeheugen wordt geïmporteerd. Zodra het proces is afgesloten verdwijnt de melding “AUB wachten!” en het display geeft opnieuw de lijst met modellen in de zender weer:
01
(Export naar SD-kaart)
EXT.M
SD-KAART
01
Daarna wisselt u naar de weergave van de op de kaart opgeslagen modellen door middel van aantippen van de toets IMP.M in het midden van de rechter kolom:
62
TRG.
VLG.
VLG. SEL
02
Soarmaster
NW
03
MODELNAAM 3
IMP.M
04
MODELNAAM 4
EXP.M
05
MODELNAAM 5
RES
06
MODELNAAM 6
KOP
000%
RX
4.2V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000
000:00.0 000:00.0 NORMAAL
MODELNAAM 1 ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
In het kader van het menu »Modelkeuze«, dat we hier gaan beschrijven … TRG.
Graubele
VLG. SEL
01
Graubele
02
Soarmaster
NW
03
MODELNAAM 3
IMP.M
04
MODELNAAM 4
EXP.M
05
MODELNAAM 5
RES
06
MODELNAAM 6
KOP
… kunt u bezette modelgeheugens naar de in de cardslot van de zender ingestoken geheugenkaart exporteren. Uit de op het display “Modelkeuze” aangeboden lijst van gebruikte modelgeheugens kiest u de gewenste geheugenplaats uit, bv. het modelgeheugen 2. Tip daarom op de gewenste modelnaam met een vinger of de meegeleverde stift. De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG.
Graubele
TRG.
VLG.
Graubele
VLG.
(Model wissen)
RES
In het kader van het menu »Modelkeuze«, dat we hier gaan beschrijven …
01
Graubele
SEL
01
Graubele
02
Soarmaster
NW
02
Soarmaster
NW
03
MODELNAAM 3
IMP.M
03
MODELNAAM 3
IMP.M
04
MODELNAAM 4
EXP.M
04
MODELNAAM 4
SD KAART EXP.M
01
Graubele
05
MODELNAAM 5
RES
05
MODELNAAM 5
E PORT?
RES
02
Soarmaster
NW
06
MODELNAAM 6
KOP
06
MODELNAAM 6
JA
KOP
03
MODELNAAM 3
IMP.M
04
MODELNAAM 4
EXP.M
05
MODELNAAM 5
RES
06
MODELNAAM 6
KOP
In de volgende stap tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de toets EXP.M aan de rechter rand van het display: TRG.
Graubele
01
Graubele
02
Soarmaster
VLG. SEL NW
aantippen
03
MODELNAAM 3
IM M
04
MODELNAAM 4
EXP.M
05
MODELNAAM 5
RES
06
MODELNAAM 6
KOP
De kleur van de toets wisselt van grijs naar rood en er worden nu meer toetsen en informatie zichtbaar: TRG.
Graubele
VLG.
SEL
aantippen
NEE
… dan verschijnt er na kort tijd “AUB wachten!” … TRG.
Graubele
VLG.
01
Graubele
SEL
02
Soarmaster
NW
03
MODELNAAM 3
IMP.M
04
MODELNAAM 4
05
MODELNAAM 5
06
MODELNAAM 6
SD KAART EXP.M AUB RES wachten! KOP
… terwijl het geselecteerde model naar de SD-kaart wordt geëxporteerd. Zodra het proces is afgesloten verdwijnt de melding “AUB wachten!” en het display geeft opnieuw de lijst met modellen in de zender weer: TRG.
Graubele
VLG.
01
Graubele
SEL
02
Soarmaster
NW
01
Graubele
SEL
03
MODELNAAM 3
IMP.M
02
Soarmaster
NW
04
MODELNAAM 4
SD-KAART EXP.M
03
MODELNAAM 3
IMP.M
05
MODELNAAM 5
EXPORT?
RES
04
MODELNAAM 4
EXP.M
06
MODELNAAM 6
JA
KOP
05
MODELNAAM 5
RES
06
MODELNAAM 6
KOP
NEE
Door aantippen van NEE breekt u de actie af en keert u terug naar de uitgangspagina. Tipt u daarentegen JA aan …
TRG.
Graubele
VLG. SEL
… kunt u een bezet modelgeheugen via de toets RES aan de rechter rand van het display wissen. Uit de op het display “Modelkeuze” aangeboden lijst van gebruikte modelgeheugens kiest u de gewenste geheugenplaats uit, bv. het modelgeheugen 2. Tip daarom op de gewenste modelnaam met een vinger of de meegeleverde stift. De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw: TRG.
Graubele
VLG. SEL
01
Graubele
02
Soarmaster
NW
03
MODELNAAM 3
IMP.M
04
MODELNAAM 4
EXP.M
05
MODELNAAM 5
RES
06
MODELNAAM 6
KOP
In de volgende stap tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de toets RES aan de rechter rand van het display:
Basismenu – modelkeuze
63
TRG.
Graubele
(Kopiëren model model)
KOP
VLG.
In het kader van het menu »Modelkeuze«, dat we hier gaan beschrijven …
01
Graubele
SEL
01
Graubele
02
Soarmaster
NW
02
Soarmaster
NW
03
MODELNAAM 3
IMP M
03
MODELNAAM 3
IMP.M
04
MODELNAAM 4
EX M
04
MODELNAAM 4
EXP.M
01
Graubele
05
MODELNAAM 5
RES
05
MODELNAAM 5
RES
02
MODELNAAM 2
NW
06
MODELNAAM 6
KOP
06
MODELNAAM 6
KOP
03
MODELNAAM 3
IMP.M
04
MODELNAAM 4
EXP.M
05
MODELNAAM 5
RES
06
MODELNAAM 6
KOP
aantippen
De kleur van de toets wisselt van grijs naar rood en er worden nu meer toetsen en informatie zichtbaar: TRG. 01
Graubele
VLG.
Graubele
SEL
02
Soarmaster
NW
03
MODELNAAM 3
IMP.M
04
MODELNAAM 4
05
MODELNAAM 5
06
MODELNAAM 6
GEHEUGEN INITIAL.? JA
NEE
EXP.M RES KOP
Door aantippen van NEE breekt u de actie af en keert u terug naar de uitgangspagina. Tipt u daarentegen JA aan … TRG. 01
Graubele
VLG.
Graubele
SEL
SEL
AUB wachten!
TRG.
... terwijl het geselecteerde modelgeheugen opnieuw geinitialiseerd wordt. Zodra het proces is afgesloten verdwijnt de melding “AUB wachten!” en het display geeft opnieuw de lijst met modellen in de zender weer: TRG.
Graubele
VLG.
01
Graubele
02
MODELNAAM 2
NW
03
MODELNAAM 3
IMP.M
04
MODELNAAM 4
EXP.M
05
MODELNAAM 5
RES
06
MODELNAAM 6
KOP
SEL
WAARSCHUWING Het wissen is onherroepelijk. Alle gegevens in het geselecteerde modelgeheugen worden daarbij compleet gewist.
Graubele
VLG. SEL
… kunt u een bezet modelgeheugen via de toets KOP aan de rechter rand van het display naar een willekeurig ander modelgeheugen kopiëren. Uit de op het display “Modelkeuze” aangeboden lijst van gebruikte modelgeheugens kiest u de gewenste geheugenplaats uit, bv. het modelgeheugen 1. Tip daarom op de gewenste modelnaam met een vinger of de meegeleverde stift. De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw: TRG.
Graubele
VLG.
01
Graubele
02
MODELNAAM 2
NW
03
MODELNAAM 3
IMP.M EXP.M
SEL
02
Soarmaster
NW
04
MODELNAAM 4
03
MODELNAAM 3
IMP.M
05
MODELNAAM 5
RES
04
MODELNAAM 4
EXP.M
06
MODELNAAM 6
KOP
05
MODELNAAM 5
I TIAL.?
06
MODELNAAM 6
JA
aantippenGEN
NEE
RES KOP
… dan verschijnt er na kort tijd “AUB wachten!” …
64
Graubele
TRG.
VLG.
Basismenu – modelkeuze
In de volgende stap tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de toets KOP aan de rechter rand van het display:
TRG.
Graubele
TRG.
VLG.
Graubele
VLG.
01
Graubele
SEL
01
Graubele
02
MODELNAAM 2
NW
02
MODELNAAM 2
NW
03
MODELNAAM 3
IMP.M
03
MODELNAAM 3
IMP.M
EXP M
04
MODELNAAM 4
R S
05
MODELNAAM 5
EXP.M aantippen 01
KOP
06
MODELNAAM 6
04
MODELNAAM 4
05
MODELNAAM 5
06
MODELNAAM 6
aantippen
De kleur van de toets wisselt van grijs naar rood en er worden nu meer toetsen en informatie zichtbaar: TRG.
Graubele
SEL
JA
OEL 02
RES
NEE
KOP
… dan verschijnt er na kort tijd “AUB wachten!” … TRG.
Graubele
VLG.
01
Graubele
VLG. SEL
01
Graubele
SEL
02
MODELNAAM 2
NW
02
MODELNAAM 2
NW
03
MODELNAAM 3
IMP.M
03
MODELNAAM 3
IMP.M
04
MODELNAAM 4
04
MODELNAAM 4
05
MODELNAAM 5
05
MODELNAAM 5
BRON 01 EXP.M RES DOEL
06
MODELNAAM 6
06
MODELNAAM 6
JA
NEE
KOP
Tip nu met een vinger of de meegeleverde stift op het gewenste doelgeheugen. De kleur van het geselecteerde veld wisselt van rood naar blauw en rechts naast “Doel” in het blauwe veld verschijnt in het rood het nummer van het gekozen doelgeheugen, bv.: TRG.
Graubele
VLG.
01
Graubele
SEL
02
MODELNAAM 2
NW
03
MODELNAAM 3
IMP.M
04
MODELNAAM 4
05
MODELNAAM 5
BRON 01 EXP.M DOEL 02 RES
06
MODELNAAM 6
JA
NEE
KOP
Door aantippen van NEE breekt u de actie af en keert u terug naar de uitgangspagina. Tipt u daarentegen JA aan …
het originele modelgeheugen verbonden ontvanger zonder hernieuwd binden ook met de kopie daarvan met DEZELFDE zender gebruikt kan worden.
Q
AUB 2 wachten!
EXP.M RES KOP
… terwijl het geselecteerde modelgeheugen naar het doel-geheugen gekopieerd wordt. Zodra het proces is afgesloten verdwijnt de melding “AUB wachten!” en het display geeft opnieuw de lijst met modellen in de zender weer: TRG.
Graubele
VLG.
01
Graubele
02
Graubele
NW
03
MODELNAAM 3
IMP.M
04
MODELNAAM 4
EXP.M
05
MODELNAAM 5
RES
06
MODELNAAM 6
KOP
SEL
Aanwijzing: Bij het kopiëren van een modelgeheugen worden samen met de modelgegevens ook de bindingsgegevens gekopieerd, zodat de aan Basismenu – modelkeuze
65
Modeltype Modeltype wijzigen Tip in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het icoon met het symbool van het modeltype om het menu »Modeltype« direct op te roepen, of alternatief op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool om hetzelfde menu vanuit het Basismenu te kunnen openen: 000%
000%
RX
aantippen 000
000
mz
0:01:23
000
0
000:00.0 NORMAAL
Graubele ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Bij het laatstgenoemde wisselt het display naar de weergave van het “groene” basismenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt «MODELTYPE«: TERUG
MOD.KEUZE
M-STOP
BASIS
MODELTYPE
aantippen ZEND.SET
M-TYP
VL-TYP
MOTOR
NORMAAL
MOT.
2RO
EL
FUNKTIE
SYSTEEM
WEG/LIM
OMK/VERT
MIDDEN
KLOKKEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
OK
HELI
MOT.
ZWE.
HELIKOPTER
VLIEGTUIG
ZWEVER
ST-TYP VLIEGTUIG
ELEKTRO MOTOR
NORMAAL ENT
000:00.0
aantippen
TRG. SICHER?
4.1V
TX
M 1
verschijnt een grafisch overzicht van de huidige basisgegevens van het te actuele model, bv.:
WAARSCHUWING: Zodra u één van de al gedane instellingen wijzigt, worden alle desbetreffende parameters teruggezet. Bijvoorbeeld moet nu het modelgeheugen, dat tot nu toe van een motormodel was voorzien, omgeprogrammeerd worden naar het modeltype helikopter. Tip dus met een vinger of de meegeleverde stift op het eerste van de te wijzigen velden, in dit voorbeeld “motormodel”: M-TYP
VL-TYP
Aantippen van TRG. met een vinger of de meegeleverde stift breekt het proces af. Aantippen van OK bevestigt het proces en geeft de keuze van het modeltype vrij:
HELI
MOT.
ZWE.
HELIKOPTER
VLIEGTUIG
ZWEVER
In dit voorbeeld tipt u in dit display op de linker, van het opschrift “Heli” voorziene toets …
MOTOR
NORMAAL
MOT.
2RO
EL
ST-TYP Sv-MON
KAN.SET
ZEND.UITG
Normaal gesproken wordt het modeltype, dat ten grondslag ligt aan het aanmaken van een nieuw modelgeheugen, in het ondermenu »Modelkeuze« van het basismenu vastgelegd, zie vanaf bladzijde 47. In dit ondermenu »Modeltype« kan echter het “modeltype” van het actuele model direct gewijzigd worden. Als gevolg van een dergelijke wijziging worden echter ook alle voor het voorgaande modeltype vastgelegde mixers, koppelfuncties etc. gewist resp. aan het gewijzigde type aangepast. Na het oproepen van het ondermenu »Modeltype« 66
Basismenu – modeltype
VLIEGTUIG
ELEKTRO MOTOR
NORMAAL aantippen
ENT
Zoals gedetailleerd beschreven werd in het onderdeel “Handmatig de basisinstellingen van een nieuw model instellen” vanaf bladzijde 47 start nu de handmatige configuratie van een modelgeheugen met de keuze van het modeltype. Vanaf firmwareversie V 1.023 wordt het desbetreffende keuzevenster in gemodificeerde vorm weergegeven:
HELI
MOT.
ZWE.
HELIKOPTER
VLIEGTUIG
ZWEVER
aantippen
… waarna het display voor de keuze van de tuimelschijfservo’s verschijnt …
… door het “nieuwe” vleugeltype met een vinger of de meegeleverde stift aan te tippen. Op dezelfde manier gaat u te werk met alle anderen velden die ter beschikking staan.
1S
2S
3S-R
1 SERVO
2 SERVO
3 Sv rol (120°)
3S
3S-N
4S
3 Sv (140°)
3 Sv nick (120°)
4 Sv (90°)
Aanwijzing: Afwijkend van het hier afgebeelde display van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT worden op het display van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen “1R” tot max. “2R2W” aangeboden.
... enz. In het verdere verloop hoeft u alleen de assistent, zoals beschreven in het desbetreffende onderdeel, te volgen totdat de basis-instellingen van het nieuw gekozen modeltype afgesloten zijn. In principe op dezelfde manier gaat u te werk wanneer u bijvoorbeeld alleen het vleugeltype van het actuele model van “2RO” naar “2RO 2WK” wilt wijzigen. In dit geval tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het waardenveld onder “VL-TYPE” … M-TYP
VL-TYP
MOTOR
NORMAAL
MOT.
EL
2RO ST YP
VLIEGTUIG
aantippen
ELEKTRO MOTOR
NORMAAL ENT
… en wijzigt u in het display “VL-TYPE” dat nu verschijnt het vleugeltype … VL-TYP
NORMAAL
1R
1R1W
2R
2R1W
1RO
1RO1WK
2RO
2RO1WK
2R2W 2R4W 4R2W 4R4W 2RO2WK
2RO4WK
4RO2WK
4RO4WK
Basismenu – modeltype
67
Weg/limit Instelling van de servoweg en servolimit Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
0
000:00.0 000:00.0
150%
100%
100%
150%
K2
150%
100%
100%
150%
K3
150%
100%
100%
150%
+
K4
150%
100%
100%
150%
RES
150%
100%
100%
150%
–
K5
– BEGR.
– WEG +
VLG.
BEGR. +
NORMAAL
Aanwijzing:
ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “groene” basismenu. Tip met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »WEG/LIM«: BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
Om stuurkanalen met een hoger nummer dan K5 te kunnen bereiken tipt u rechts boven op het display op VLG. [volgende]. Voor het veranderen van een actuele waarde tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de gewenste toets, bijvoorbeeld: TRG.
MOD.KEUZE
MODELTYPE
M-STOP
ZEND.SET
Sv-MON
Sv
Graubele
K1
aantippen
Graubele
TERUG
TRG.
KAN.SET
WEG/LIM
aantippen KLOKKEN
MIDDEN
K1
150%
100%
K2
150%
FAIL-SAFE
TRIM STAP
K3
150%
K4
150%
K5
ZEND.UITG
In dit display worden de parameters, die uitsluitend de desbetreffende servo aangaan, ingesteld en wel de servoweg resp. –draaihoek en eventueel de begrenzing daarvan. De ingestelde waarden hebben daarbij altijd betrekking op de instellingen in het menu »(servo-)MIDDEN«, zoals beschreven op bladzijde 72:
100%
150%
100%
100%
150%
100%
100%
150%
+
10 %
100%
150%
RES
150% aantippen 100%
150%
–
– BEGR.
Instelling van de servoweg en servolimit
Sv
Graubele
OMK/VERT
– WEG +
TRG.
Sv
Graubele
150%
104%
097%
150%
K2
150%
111%
088%
150%
K3
150%
107%
115%
150%
+
K4
150%
077%
076%
150%
RES
150%
088%
111%
150%
–
K5
– BEGR.
VLG.
2
3
4
5
6
7
150%
100%
Sv 100%
150%
K2
150%
100%
100%
150%
K3
150%
100%
100%
150%
+
K4
150%
100%
100%
150%
RES
150%
100%
100%
150%
–
– WEG +
VLG.
BEGR. +
Door het gewenste aantal malen op de + toets aan de rechter rand van het display te tippen verhoogt u de
VLG.
BEGR. +
– WEG +
NORMAAL
Graubele
TRG. 1
aantippen
8
9
10 11 12
BEGR. +
Graubele
K1
– BEGR.
Basismenu – servoweg/servolimit
TRG. K1
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
K5
68
waarde, terwijl aantippen van de – toets de actuele waarde in het waardenveld verkleint. Aantippen van de RES -toets zet een veranderde waarde weer terug naar de standaardwaarde. Op dezelfde manier gaat u te werk met alle andere instelwaarden. Om de op bladzijde 92 uitvoeriger beschreven grafische weergave van de servo-uitslagen op te roepen en eventueel aansluitend de in dit display geïntegreerde functie “Servotest” door aantippen van het veld AAND te activeren, tipt u op de toets Sv op het display rechts boven:
000% 000% 000% 000% 000% 000% 000% 000% 000% 000% 000% 000%
AAND
1
2
3
NORMAAL
Graubele
TRG. 4
5
6
7
8
9
10 11 12
AAND +0.5s + RES –
000% 000% 000% 000% 000% 000% 000% 000% 000% 000% 000% 000%
UIT
Aanwijzing: Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde displays van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT worden bij de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weergegeven. Zodra u één of ook meerdere bedieningselementen van uw zender bedient, wordt de daaruit resulterende beweging van de servo grafisch weergegeven, bv.:
2
3
NORMAAL
Graubele
TRG. 1
4
5
6
7
8
9
10 11 12
AAND
Voorbeeld van servolimiet: De richtingroerservo wordt, zoals gebruikelijk, direct door “zijn” stuurelement aangestuurd, maar vanwege het gemak ook via een mixer “rolroer >> richtingroer”. Vanwege modelspecifieke redenen kan de richtingroerservo echter maar een maximale weg van 100 % uitvoeren, omdat bijvoorbeeld het richtingroer bij meer dan 100 % mechanisch zou aanlopen. Zolang er nu alleen maar “richting” wordt gegeven is dat ook verder geen probleem. Problematisch wordt het echter, wanneer de signalen bij gelijktijdig gebruik van “richting” en “rol” een uitslag van meer dan 100 % gaan vormen. De aansturingen en de servo’s zouden (te) extreem belast kunnen worden … Om dit te voorkomen moet in ieder geval de weg van de desbetreffende servo via de individuele weginstelling resp. limietfunctie in de juiste hoeveelheid begrensd worden. In het geval van de hier als voorbeeld genomen richtingroerservo zou dit – omdat we hier aannamen dat het roer bij 100 % al aanloopt – een waarde van iets onder de 100 % zijn.
000% 000% 000% –061% –100% +100% 000% 000% 000% 000% +100% +061%
In de richting van het “Basismenu” verlaat u de “servo-aanduiding” door aantippen van de toets TRG. links boven. Belangrijk: Afwijkend van het menu »KAN SET” hebben alle instellingen van dit menu uitsluitend betrekking op de desbetreffende servo, onafhankelijk ervan, hoe het stuursignaal voor deze servo tot stand komt, dus óf direct van een bedieningselement óf via willekeurige mixerfuncties. Basismenu – servoweg/servolimit
69
Omkeer/vertraging Instelling van de draairichtingen van de servo’s en tijdsvertragingen Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
0
000:00.0 000:00.0
aantippen
NORMAAL
Graubele ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “groene” basismenu. Tip met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »OMK/VERT«: BASIS
TERUG
FUNKTIE
MOD.KEUZE
MODELTYPE
WEG/LIM
M-STOP
ZEND.SET
KLOKKEN
Sv-MON
KAN.SET
ZEND.UITG
SYSTEEM
OMK/VERT
aantippen FAIL SAFE
MIDDEN
TRIM STAP
Draairichtingen van de servo’s en vertraging van het stuurelement TRG. K1
NOR
Graubele
NORMAAL
0.0s
K7
NOR
0.0s
Sv
K2
NOR
0.0s
K8
NOR
0.0s
K3
NOR
0.0s
K9
NOR
0.0s
+
K4
NOR
0.0s
K10 NOR
0.0s
RES
K5
NOR
0.0s
K11 NOR
0.0s
–
K6
NOR
0.0s
K12 NOR
0.0s
In dit display wordt in de – telkens linkse – kolom uitsluitend de draairichting van de desbetreffende servo 70
Basismenu – omkeer/vertraging
ingesteld. Daarentegen wordt in de – telkens rechtse – kolom eventueel een tijdsvertraging voor de stuurfunctie, die aan dit kanaal is toegewezen, ingesteld. Aanwijzingen: •
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde displays van de 12-kanaals zender mz24 HoTT worden bij de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weergegeven. • Wanneer u in het menu “Fase”, bladzijde 134 resp. 170, vliegfasen heeft aangemaakt en elk van een passende naam heeft voorzien, verschijnt deze op het display rechts boven, bv. zoals afgebeeld “NORMAAL”. • Instellingen in de telkens linker kolom, in de kolom “servo-draairichting”, hebben echter globaal effect. Alleen de instellingen van de tijd in de telkens rechter kolom, in de kolom “tijdsvertraging”, kunnen specifiek per vliegfase worden ingesteld. Bedien dus bij het instellen van een tijdsvertraging eventueel de bijbehorende schakelaars, om tussen de vliegfasen te kunnen omschakelen. Instellingen in de telkens linker kolom, in de kolom “servo-draairichting”, hebben echter globaal effect. Alleen de instellingen van de tijd in de telkens rechter kolom, in de kolom “tijdsvertraging”, kunnen specifiek per vliegfase worden ingesteld. Bedien dus bij het instellen van een tijdsvertraging eventueel de bijbehorende schakelaars, om tussen de vliegfasen te kunnen omschakelen.
• Vliegfasen-onafhankelijke instelling van servo-draairichtingen Belangrijk: De cijfers van de servo-aanduidingen slaan op de aan de desbetreffende ontvangeruitgangen aangesloten servo’s, zolang er geen verwisseling van de zender- en/of ontvangeruitgangen heeft plaatsgevonden. Daarom beïnvloedt
ook een veranderen van de stuurtoewijzing de nummering van de servo’s niet. De draairichting van de servo’s wordt met deze optie onafhankelijk van de vliegfase aan de vereisten van het model aangepast, zodat u bij het inbouwen van de stuurstangen en aansturingen geen rekening hoeft te houden met de draairichting van de aanwezige servo’s. De instellen van de draairichting van de servo’s moet uit praktisch oogpunt vóór het instellen van de servo-wegen plaatsvinden! De omkeer van de draairichting wordt door direct aantippen van het desbetreffende waardenveld ingesteld en gesymboliseerd door het opschrift van de toetsen met NOR en OMK , bv.: TRG.
Graubele
K1
NOR
K2
OMK
K3
NOR
K4
NOR
0.0s
K5
OMK
0.0s
K6
NOR
0.0s
0.0s
NORMAAL
Sv
K7
NOR
0.0s
0.0s
K8
NOR
0.0s
0.0s
K9
NOR
0.0s
+
K10 NOR
0.0s
RES
K11 NOR
0.0s
–
K12 NOR
0.0s
Aanwijzing: Met Firmwareversie V1.020 werd ook een waarschuwingsvenster ingevoerd, dat opduikt zodra u probeert om de draairichting van K1 te veranderen:
aantippen
TRG
NORMAAL
Graubele
Sv
K1
NOR
K2
OMK
WAARSCHUWING
s
K3
NOR
SICHER?
s
+
K4
NOR
NEE
s
RES
K5
OMK
0.0s
K11 NOR
0.0s
K6
NOR
0.0s
K12 NOR
0.0s
0.0s
K7
JA
NOR
0.0s
–
Aantippen van NEE met een vinger of de meegeleverde stift breekt het proces af. Aantippen van JA bevestigt het proces en keert de draairichting van de aan K1 aangesloten servo om. • Vliegfasen-afhankelijke instelling van een – symmetrische – tijdvertraging van het stuurelement Belangrijk: In tegenstelling tot de telkens linker kolom slaan de cijfers K1 … K9 bij de zender mz-18 HoTT resp. K1 … K12 bij de zender mz-24 HoTT op de stuurkanalen vanuit het stuurelement
TRG.
NORMAAL
aantippen
K1
NOR
0.0s
K7
NOR
0 s
K2
OMK
0.0s
K8
NOR
0.0s
Sv
K3
NOR
0.0s
K9
NOR
0.0s
+
K4
NOR
0.0s
K10 NOR
0.0s
RES
K5
OMK
0.0s
K11 NOR
0.0s
–
K6
NOR
0.0s
K12 NOR
0.0s
TRG.
Graubele
K1
NOR
K2
OMK
K3
NOR
K4
NOR
0.0s
K5
OMK
K6
NOR
0.0s
NORMAAL
boven. Op dezelfde manier gaat u te werk bij eventuele andere instellingen. U verlaat het display “OMK/VERT” in de richting van het basismenu door aantippen van de toets TRG. links boven: TRG.
Sv
K7
NOR
0.0s
0.0s
K8
NOR
0.0s
0.0s
K9
NOR
0.0s
+
K10 NOR
0.0s
RES
0.0s
K11 NOR
0.0s
–
0.0s
K12 NOR
0.0s
Graubele
K1
OR
K2
OMK
K3
NOR
K4
NOR
0.0s
K5
OMK
K6
NOR
aantippen
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
0.0s
NORMAAL
Sv
K7
NOR
0.0s
0.0s
K8
NOR
4.5s
0.0s
K9
NOR
0.0s
+
K10 NOR
0.0s
RES
0.0s
K11 NOR
0.0s
–
0.0s
K12 NOR
0.0s
Door de + toets aan de rechter rand van het display het gewenste aantal malen aan te tippen verhoogt u de waarde tot max. 9,9 s, bijvoorbeeld:
LET OP Via de toetsen met het standaard opschrift 0.0s stelt u een symmetrische tijdsvertraging van het stuursignaal vanuit het stuurelement in. Een hier ingestelde tijdsvertraging heeft dus niet uitsluitend effect op de servo met het nummer van de vermeende vertraagde omtvangeraansluiting, maar tegelijkertijd op alle servo’s, die door het aan de stuurfunctie X toegewezen bedieningselement worden aangestuurd. Voor het instellen van een tijdsvertraging aan de kant van het stuurelement tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de toets, die standaard voorzien is van het opschrift 0.0s , bijvoorbeeld K8:
Graubele
TRG.
Graubele
K1
NOR
K2
OMK
K3
NOR
K4
NOR
0.0s
K5
OMK
0.0s
K6
NOR
0.0s
0.0s
NORMAAL
Sv
K7
NOR
0.0s
0.0s
K8
NOR
4.5s
0.0s
K9
NOR
0.0s
+
K10 NOR
0.0s
RES
K11 NOR
0.0s
–
K12 NOR
0.0s
Aantippen van de – toets daaronder verkleint een waarde naar minimaal 0,0 s en een aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde terug naar de standaardwaarde. Om de op bladzijde 92 uitvoeriger beschreven grafische weergave van de servowegen en –posities op te roepen tipt u op de toets Sv op het display rechts Basismenu – omkeer/vertraging
71
Midden Instelling van de neutrale positie van de servo’s Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
0
000:00.0
Let er alstublieft op, dat een extreme verstelling van de middenpositie kan leiden tot servowegen die aan één kant beperkt zijn, omdat uit elektronische en mechanische overwegingen de totale servoweg op 150 % is begrensd. TRG. K1
NORMAAL
K2 K3 K4
000%
K5
000%
aantippen
Graubele ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “groene” basismenu. Tip met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »Midden«: TERUG
BASIS
FUNKTIE
MOD.KEUZE
MODELTYPE
WEG/LIM
OMK/VERT
M-STOP
ZEND.SET
KLOKKEN
FAIL-SAFE
Sv-MON
KAN.SET
ZEND.UITG
SYSTEEM
MIDDEN
aantippen TRIM STAP
Servo-midden De verstelling van de middenpositie van de servo’s is bedoeld voor het aanpassen van servo’s, die niet overeenkomen met de standaard (middenpositie van de servo bij een impulslengte van 1,5 ms resp. 1500 us), als ook voor de aanpassing van kleinere afwijkingen, bv. bij het nauwkeurig afstellen van de middenpositie van de roeren van een model. Onafhankelijk van de trimhevels en eventuele instellingen van mixers kan de neutrale positie over een gebied van ±125 % binnen de servoweg van maximaal ±150 % worden verschoven. De instelling heeft direct effect op de desbetreffende servo, onafhankelijk van alle andere trim- en mixerinstellingen. 72
Basismenu – servomidden
000%
K7
000%
000%
K8
000%
000%
K9
000%
+
K10
000%
RES
K11
000%
–
000%
K6
Sv
Graubele
000:00.0
K12
TRG.
K7
000% 000%
K2
000%
K8
K3
000%
K9
000%
+
K4
000%
K10
000%
RES –
K5
000%
K11
000%
K6
000%
K12
000%
Door aantippen van de + resp. – toets verandert u de waarde, bijvoorbeeld: TRG.
Sv
Graubele 000%
K1
000%
Sv
Graubele 000%
K1
K7
000% 000%
K2
000%
K8
Aanwijzingen:
K3
+012%
K9
000%
+
•
K4
000%
K10
000%
RES
K5
000%
K11
000%
–
K6
000%
K12
000%
Zet eventueel de trimhevels van uw zender in de middenpositie VOORDAT u de midden-waarden gaat wijzigen! • Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde displays van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT worden bij de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weergegeven. Om de neutrale positie van een bepaalde servo te wijzigen tipt u de bijbehorende toets aan, bv.: TRG. K1
Sv
Graubele 000%
K7
000% 000%
Een aantippen van de toets RES zet in het blauwe veld een veranderde waarde terug naar de standaardwaarde. Om de op bladzijde 92 uitvoeriger beschreven grafische weergave van de servowegen en –posities op te roepen tipt u op de toets Sv op het display rechts boven. U verlaat het display “MIDDEN” in de richting van het basismenu door aantippen van de toets TRG. links boven:
K2
000%
K8
K3
000%
K9
000%
+
K4
0 %
K10
000%
RES
K5
aantippen
K1
K11
000%
–
K2
K6
000%
K12
000%
K3 K4
000%
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
TRG.
Sv
Graubele 000%
K7
000%
000%
K8
000%
+012%
K9
000%
+
K10
000%
RES –
aantippen
K5
000%
K11
000%
K6
000%
K12
000%
Voor uw aantekeningen
73
Motor-stop Schakelbare motor-stop resp. motor-limiter Aanwijzing:
Motor-stop
•
Door middel van de optie “Motor-stop” kunt u via een schakelaar een regelaar de motor laten stoppen of een servo voor de aansturing van de carburateur naar motor-UIT (of ook naar stationair) brengen. Deze optie kan daardoor ook als nood-UIT-functie worden gebruikt. De motor-UIT-positie, of bv. stationair, wordt in het waardenveld van de regel “SET” ingesteld en moet in de praktijk worden uitgetest. De regelaar resp. de gasservo neemt deze vooraf ingestelde positie echter alleen in, zodra er een schakelaar werd omgezet en hierna de in de regel “SET” vastgelegde servopositie resp. schakeldrempel onderschreden wordt. • Is de in de regel “SET” vooraf ingestelde %-waarde groter dan de actuele servopositie, d.w.z. de door de groene pijl links van de balkengrafiek weergegeven actuele knuppelpositie bevindt zich onder de schakeldrempel, dan vindt de omschakeling plaats zodra u de schakelaar in de AAN-positie zet. • Is de in de regel “SET” vooraf ingestelde %-waarde kleiner dan de actuele servopositie, d.w.z. de door de groene pijl links van de balkengrafiek weergegeven actuele knuppelpositie bevindt zich boven de schakeldrempel, dan reduceert de regelaar het toerental resp. sluit de gasservo de carburateur pas volgens de in de regel “SET” ingestelde waarde, zodra de servopositie – na het omzetten van de schakelaar naar de AAN-positie – voor de eerste keer onder de schakeldrempel (max. +150 %) komt. In deze motor-UIT-positie blijft de regelaar resp. de gasservo nu zolang, totdat de gekozen schakelaar weer omgezet wordt en aansluitend de gasservo resp. de regelaar met de gas-/rem-stuurknuppel weer over de voorgeprogrammeerde schakeldrempel heen wordt bewogen. Standaard voorgeprogrammeerd is in het waardenveld “SET” een schakeldrempel van -100 % servopositie:
Dit menu is bij de keuze van een modelconfiguratie “zonder motor” in de basisinstellingen van het menu »Modelkeuze« resp. »Modeltype« niet zichtbaar. Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000:00.0 000:00.0
aantippen
NORMAAL
Graubele ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “groene” basismenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »M-STOP«: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
MOD.KEUZE
MODELTYPE
WEG/LIM
OMK/VERT
MIDDEN
M-STOP
ZEND.SET
KLOKKEN
FA L-SAFE
TRIM STAP
KAN.SET
ZEND.UITG
aantippen
LET OP: Bij vliegtuigmodellen met elektromotor heeft de hieronder beschreven functie effect over de hele uitslag van de gasknuppel (-100 … +100 %). Bij vliegtuigmodellen met verbrandingsmotor en in principe bij helikopters alleen onder een K1-knuppelpositie onder -66 %.
74
Basismenu – motor-stop
Graubele
TRG.
NORMAAL
Sv
ACT
BLK
+
St/S
AAN
RES
–100%
–
SET
Programmering Om de standaard waarde van de “schakeldrempel/ motor-UIT”-positie te wijzigen tipt u met en vinger of de meegeleverde stift op het waardenveld in de regel “SET”: Graubele
TRG.
NORMAAL
ACT aantippen BLK A N St/S
SET
–100%
Sv
+ RES –
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw: Graubele
TRG.
NORMAAL
Sv
ACT
BLK
+
St/S
AAN
RES
–100%
–
SET
Stel nu met de + resp. – toets rechts buiten een waarde in, waarbij de motor met het door u gewenste stationaire toerental betrouwbaar loopt of echter bijvoorbeeld “uit” is:
Graubele
TRG.
NORMAAL
Sv
ACT
BLK
+
St/S
AAN
RES
SET
–123%
–
Let er wel op, dat bij een verbrandingsmotor de gasservo niet mechanisch vastloopt! De benodigde AAN-/UIT-schakelaar wijst u in de regel “St/S”, zoals gedetailleerd beschreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40, toe, bijvoorbeeld S6: Graubele
TRG.
NORMAAL
Sv
NORMAAL
Graubele
TRG.
Sv
ACT
AAN
+
St/S
SW 6
RES
SET
–123%
–
Om de op bladzijde 92 uitvoeriger beschreven grafische weergave van de servo-uitslagen op te roepen en eventueel aansluitend de daarin geïntegreerde functie “Servotest” te activeren, tipt u op de toets Sv op het display rechts boven. In de richting van het basismenu verlaat u het display “Motor-stop” door aantippen van de toets TRG. links boven: NORMAAL
Graubele
TRG.
Sv
aantippen
ACT
BLK
+
St/S
SW 6
RES
SET
–123%
–
Als laatste tipt u op het waardenveld “ACT” om de standaard geblokkeerde ( BLK ) optie vrij te geven. Afhankelijk van de positie van de schakelaar wisselt de weergave van dit veld naar AAN of UIT , bijvoorbeeld:
TERUG
BASIS
ACT
AAN
+
St/S
SW 6
RES
SET
–123%
–
FUNKTIE
SYSTEEM
MOD.KEUZE
MODELTYPE
WEG/LIM
OMK VERT
MIDDEN
M-STOP
ZEND.SET
KLOKKEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
Sv-MON
KAN.SET
ZEND.U TG
Basismenu – motor-stop
75
Zenderinstelling Zenderinstellingen Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
0
000:00.0 000:00.0
aantippen
NORMAAL
Graubele 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “groene” basismenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »ZEND.SET«: BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
MOD.KEUZE
MODELTYPE
WEG/LIM
OMK/VERT
MIDDEN
M-STOP
ZEND.SET
KLOKKEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
Sv-MON
aantippen KAN.SET
ZEND.UITG
Dit menu biedt u de mogelijkheid om zenderspecifieke functies zoals “binden”, “zenderuitgangen”, “HF AAN/ UIT”, “soort HF”, “reikwijdtetest” en “DSC-uitgang” te programmeren: TRG.
Graubele RX1
76
Om een telemetrie-verbinding met de zender op te kunnen bouwen moeten Graupner HoTT-ontvangers “aangewezen” worden om uitsluitend met een bepaald model(-geheugen) van een Graupner HoTT-zender te communiceren. Deze procedure wordt “binding” genoemd en is slechts eenmaal voor elke nieuwe ontvanger/modelgeheugenplaats-combinatie nodig (en kan op ieder moment herhaald worden). Belangrijke aanwijzingen:: •
ACCUTIJD 00: 01: 23
TERUG
Bind AAN/UIT
RX2
BIND AAN/UIT
UIT
UIT
ONTV.UITG
SET
SET
HF AAN/UIT
UIT
HF-TYPE
RW-TEST
UIT
99sek
DSC UITG.
PPM10
NORMAAL
Basismenu – zenderinstelling
Let er bij het binden op, dat de zenderantenne altijd ver genoeg van de ontvangerantenne verwijderd is! Een meter afstand is een goede richtlijn. Anders riskeert u een gestoorde verbinding op het terugkoppelingskanaal en daardoor een foutief functioneren. • Let in ieder geval op een juiste stroomvoorziening van uw ontvangstinstallatie. Bij een te lage voedingsspanning reageren weliswaar de LED’s van de ontvanger op uw bindingspogingen zoals hieronder beschreven, maar komt er desondanks geen correcte binding tot stand. • Let er bij het binden van verdere ontvangers op, dat al aan de zender gebonden en dus niet direct aan het bindproces deelnemende – ingeschakelde – ontvangers tijdens de tijdsperiode van het “binden” van de zender naar de Fail-Safe-modus gaan. “Binding” van meerdere ontvangers per model Indien gewenst kunnen meerdere ontvangers per model worden gebonden, waarbij binnen de desbetreffende programma’s van de mz-18 HoTT en de mz-24 HOTT bestaat de mogelijkheid om max. twee aan het desbetreffende modelgeheugen gebonden ontvangers direct te beheren en ook menugestuurd de max. 9 resp. 12 stuurkanalen van de zender naar eigen inzicht tussen deze beide ontvangers te verdelen, zie verder hieronder in dit gedeelte. Bind daarvoor deze ontvangers eerst elk apart, zoals hieronder beschreven wordt.
Bij later gebruik bouwt echter alleen die ontvanger een telemetrie-verbinding met de zender op, die óf het laatst aan het actieve modelgeheugen werd gebonden óf in de regel “ONTVANGER KEUZE” van het »Telemetrie«-menu gekozen werd, bijvoorbeeld.: TRG.
Graubele
ONTVANGER SELECT.
RX1
INSTELLEN/WEERGEVEN
>>
SENSOR
>>
HF STATUS
>>
BERICHT
>>
Aan deze ontvanger moeten daarom ook de eventueel in het model ingebouwde telemetrie-sensoren worden aangesloten, omdat alleen de in deze regel geactiveerde ontvanger in staat is, de data via het terugkoppelingskanaal door te geven. De tweede en verdere ontvangers werken parallel, maar helemaal onafhanke lijk in de Slave-modus! „Binden“ van zender en ontvanger Schakel nu de stroomvoorziening van uw ontvanger in: • Ontvanger GR-16 en GR-24 Op de ontvanger knippert de rode LED. Druk de SET-knop op de ontvanger in en hou deze ingedrukt, totdat de nog steeds rood knipperende LED na ca. 3 seconden ongeveer 3 seconden lang rood/groen gaat knipperen. U kunt nu de SETknop van de ontvanger loslaten. Zolang de LED rood/groen knippert, bevindt de ontvanger zich in de bind-modus. Start nu binnen deze ca. 3 s het zogenaamde binden van een ontvanger aan het actuele modelgeheugen door het aantippen met de vinger of de meegeleverde stift ban één van de beide toetsen van de regel “BIND AAN/UIT”, bv.:
TRG.
RX1
RX2
BIND AAN/UIT
UIT
UIT
ONTV.UITG
S
SET
aantippen
UIT
HF-TYPE
RW-TEST
UIT
99sek
DSC UITG.
PPM10
HF AAN/UIT
TRG.
RX1
RX2 UIT
SET
SET
HF AAN/UIT
UIT
HF-TYPE
RW-TEST
UIT
99sek
DSC UITG.
PPM10
ONTV.UITG
NORMAAL
Graubele ZOEK
BIND AAN/UIT
Knippert daarentegen de rode LED langer dan ca. 10 seconden, dan is de bindingprocedure mislukt. Parallel daaraan verschijnt in de regel “Bind AAN/UIT” op het display weer UIT . Verander eventueel de positie van de antennes en herhaal de procedure.
Graubele
NORMAAL
Gaat binnen ongeveer 10 seconden de intussen weer rood knipperende LED van de ontvanger uit en brandt deze nu permanent groen, dan is de bind-procedure succesvol afgesloten. Uw model-/ontvangercombinatie is nu klaar voor de start. Parallel daaraan verschijnt op het display in plaats van UIT nu de afgekorte omschrijving van het ontvangertype, bijvoorbeeld 12K voor de standaard meegeleverde ontvanger GR-24 HoTT: TRG.
Graubele RX1
RX2
BIND AAN/UIT
12K
UIT
ONTV.UITG
SET
SET
HF AAN/UIT
AAN
HF-TYPE
RW-TEST
UIT
99sek
DSC UITG.
PPM10
NORMAAL
Parallel wordt de HF-afstraling ingeschakeld, zie regel “HF AAN/UIT” in de afbeelding hierboven.
• Ontvanger GR-12L Op de ontvanger brandt de rode LED. Druk de SET-knop op de ontvanger in en houd deze ingedrukt, totdat de rode LED na ca. 3 seconden uitgaat. U kunt nu de SET-knop op de ontvanger loslaten. Zolang de LED uit is, bevindt de ontvanger zich in de bind-modus. Start nu – zoals hierboven beschreven – binnen deze ca. 3 s het zogenaamde binden van een ontvanger aan het actuele modelgeheugen door een aantippen met een vinger of de meegeleverde stift van één van de beide toetsen van de regel “BIND AAN/UIT”. Blijft de LED van de ontvanger nog steeds uit en wisselt de aanduiding op de zender naar 6K , dan is het bindproces met succes afgesloten. Begint echter de rode LED op de ontvanger weer rood te branden, dan is het bindproces mislukt. Tegelijkertijd verschijnt in de regel “BIND AAN/UIT” van het display weer UIT . Verander eventueel de positie van de antennes en herhaal de hele procedure. ONTV.UITG
(Ontvangeruitgang)
Zoals in de inleiding bij het gedeelte “Binden van ontvangers” al werd gezegd is het bij de mz-18 HoTT en mz-24 HoTT mogelijk om de stuurkanalen van de zender binnen een ontvanger naar eigen inzicht te verdelen én om de 9 resp. 12 stuurkanalen over twee ontvangers te verdelen. Dit hernieuwd verdelen wordt hierna “Mapping” of “Channel Mapping” (kanaaltoewijzing) genoemd. Schakel eventueel uw ontvangstinstallatie in en tip dan in de regel “ONTV.UITG” de te “mappen” ontvanger met een vinger of de meegeleverde stift aan, bijvoorbeeld “RX1”.
TRG.
Graubele RX1
RX2
BIND AAN/UIT
12K
UIT
ONTV.UITG
SET
SET
A
HF-TYPE
HF AAN/UIT
NORMAAL
aantippen 99sek
RW-TEST
PPM10
DSC UITG.
Kanaaltoewijzing binnen een ontvanger Op dezelfde manier als de op bladzijde 121 beschreven en ook als “Channel Mapping” aangeduide kanaal-toewijzingsfunctie van het »Telemetrie«-menu kunt u in dit menupunt gemakkelijk de aan de ingangen van de ontvanger gekoppelde stuurkanalen van de zender naar eigen inzicht over de uitgangen resp. servo-aansluitingen van de geselecteerde ontvanger verdelen: TRG.
Graubele
NORMAAL
Sv
7 UIT7
1 UIT1
K
K
2 UIT2
K
8 UIT8
K
3 UIT3
K
9 UIT9
+
K
4 UIT4
K
10 UIT10
RES
K
5 UIT5
K
11 UIT11
–
K
6 UIT6
K
12 UIT12
OPS
K
Aanwijzing: Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde displays van de zender mz-24 HoTT worden op het display van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 getoond. Na keuze van de gewenste uitgang door middel van aantippen van de kanaaltoets met een vinger of de meegeleverde stift in de regel van de gewenste ontvanger-uitgang wisselt de kleur van de toets van rood naar blauw, bijvoorbeeld:
Basismenu – zenderinstelling
77
TRG.
Graubele
NORMAAL
Sv
7 UIT7
K
1 UIT1
K
K
2 UIT2
K
8 UIT8
K
3 UIT3
K
9 UIT9
+
K
4 UIT4
K
10 UIT10
RES
K
5 UIT5
K
11 UIT11
–
K
6 UIT6
K
12 UIT12
OPS
Kies nu door de toets + of – het gewenste aantal keren met een vinger of de meegeleverde stift aan te tippen het gewenste ingangskanaal resp. zenderuitgang, zie bladzijde 98, uit, bv.: TRG.
Graubele
NORMAAL
Sv
7 UIT7
1 UIT1
K
K
2 UIT2
K
8 UIT8
K
3 UIT3
K
9 UIT9
+
K
4 UIT4
K
10 UIT10
RES
K
5 UIT5
K
11 UIT11
–
K
1 UIT6
K
12 UIT12
OPS
K
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde terug naar de standaard indeling. Op dezelfde manier gaat u te werk bij een eventueel verwisselen van verder combinaties van stuurkanaal-/ ontvangeruitgangen. MAAR LET OP: Wanneer u bv. in de basisinstellingen van een model “2 RO” heeft gekozen, dan wordt aan de zenderkant de stuurfunctie 2 (rolroer) gesplitst op de stuurkanalen 2 + 5 voor linker en rechter rolroer. De corresponderende en daardoor ook eventueel te “mappen” zenderuitgangen (= ontvanger-ingangen) zouden in dit geval dan de kanalen 2 + 5 zijn, zie verder hieronder bij de voorbeelden.
78
Basismenu – zenderinstelling
Tenslotte moeten nu nog uw instellingen naar de ontvanger worden overgeseind, omdat deze uitsluitend in de ontvanger worden opgeslagen … en eventueel hierin via het »Telemetrie«-menu kunnen worden gewijzigd. Door middel van aantippen van de toets OPS (opslaan) start u deze overdracht en een aantippen van de toets TRG links boven op het display brengt u weer terug naar het menu “Zenderinstelling”. Voorbeelden: • U wilt bij een groot model elk rolroer via twee of meer servo’s aansturen: wijs aan de desbetreffende uitgangen (servo-aansluitingen) telkens één en dezelfde ingang (stuurkanaal) toe. In dit geval afhankelijk van de linker en rechter vleugelhelft, als ingang telkens één van de beide standaard rolroerkanalen 2 + 5. • U wilt bij een groot model het richtingroer met twee of meer servo’s aansturen: wijs aan de desbetreffende uitgangen (servo-aansluitingen) telkens één en dezelfde ingang (stuurkanaal) toe. In dit geval het standaard richtingroerkanaal 4, zie afbeelding rechts onder.
mz-24 HoTT ook willekeurig over twee ontvangers worden verdeeld, waarbij de nummering van de uitgangen (servo-aansluitingen) en het maximaal aantal ter beschikking staande regels (uitgangen) overeenkomt met het aantal servo’s, dat maximaal aan de ontvanger kan worden aangesloten. Ga hier op dezelfde manier te werk als bij het hierboven genoemde. HF AAN/UIT In deze menuregel kunt u zolang de zender ingeschakeld is de HF-afstraling van de zender modelspecifiek met de hand uit- en eventueel weer aanzetten, bijvoorbeeld om tijdens de modelprogrammering stroom te sparen. Wanneer u de zender de volgende keer weer aanzet wordt een eventuele instelling op “UIT” echter weer teniet gedaan! Om de HF-afstraling van uw zender met de hand aan- of uit te zetten tipt u in de regel “HF AAN/UIT” de desbetreffende toets met een vinger of de meegeleverde stift aan: TRG.
RX1
Aanwijzingen: •
Het maximaal aanwezige aantal regels (uitgangen) komt overeen met het aantal servo’s, dat maximaal aan de desbetreffende ontvanger kan worden aangesloten. • Met de optie »Zenderuitgang« , bladzijde 98, van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT kunnen de stuurfuncties van de zender op een zelfde manier omgewisseld of ook meerdere uitgangen van dezelfde stuurfunctie voorzien worden. Vanwege de overzichtelijkheid wordt u echter dringend geadviseerd om maar van één van de beide opties gebruikt. Kanaaltoewijzing naar een tweede ontvanger Zoals al eerder genoemd kunnen met de optie “Ontvangeruitgang” de 9 stuurkanalen van de zender mz-18 HoTT resp. de 12 stuurkanalen van de zender
Graubele 12K
UIT
ONTV.UITG
SET
SET
HF AAN/UIT
AAN
HF-TYPE
RW-TEST
U
99sek
DSC UITG.
HF type
RX2
BIND AAN/UIT
NORMAAL
aantippen
PPM10
(Landeninstelling)
De instelling van een bepaald HF-type is nodig om te voldoen aan de verschillende richtlijnen (FCC, ETSI, IC etc.). In Frankrijk bv. was oorspronkelijk het gebruik van een radiobesturing slechts toegestaan op een beperkte frequentieband. Met de publicatie van een nieuwe lijst “Class 1 Devices” in juli 2012 door de verantwoordelijke EU-commissie en de daaraan verbonden verhoging van
de toegestane bovengrens van de frequentieband van de voor 2,4-GHz-apparaten relevante “Subclass 22” van 2,400 naar 2,4835 GHz zijn er echter een aantal juridische beperkingen voor de vroegere “France-modus” vervallen. Bij firmwareversie V 1.023 werd daarom de “Frankrijk-modus” als keuze verwijderd. De hieronder volgende alinea m.b.t. de compatibiliteit met oudere firmwareversies is echter voorlopig in de oorspronkelijke versie nog aanwezig. De “France–modus” kan echter wel – ook buiten Frankrijk – worden gebruikt. Bijvoorbeeld, om het daardoor vrij blijvende (bovenste) frequentiebereik van de 2,4-GHzband te gebruiken voor het uitzenden van beelden van een On-Board-camera. In dit geval moet u er wel op letten dat de antenne(s) van de video-zender minimaal 3 m van de actieve uiteinden van de RC-ontvanger verwijderd is (zijn). Uit veiligheidsoverwegingen wordt daarom dringend geadviseerd om apart opgestelde satellietontvangers te plaatsen. Bovendien moet telkens een uitvoerige reikwijdtetest met ingeschakeld videosignaal worden uitgevoerd, omdat u moet rekenen op een geringere reikwijdte. Om de “landeninstelling” van uw zender tussen “NORMAAL”, “USA” of eventueel nog “FRANKRIJK” om te schakelen, tipt u de toets rechts naast “HF type” het gewenste aantal keren met een vinger of de meegeleverde stift aan: TRG.
BIND AAN/UIT
Graubele RX1
RX2
12K
UIT
ONTV.UITG
SET
SET
HF AAN/UIT
AAN
HF-TYPE
RW-TEST
UIT
99sek
DSC UITG.
PPM10
(Reikwijdtetest)
RW-test
De geïntegreerde reikwijdtetest verkleint het zendvermogen dusdanig, dat u een functietest al kunt uitvoeren over een afstand van minder dan 100 m. Doe de reikwijdtetest van het Graupner-HoTT-systeem volgens de onderstaande aanwijzingen. Vraag eventueel aan een helper om u bij de reikwijdtetest te assisteren. 1. Bouw indien mogelijk de al aan de zender gebonden ontvanger in het model in. 2. Schakel de radiobesturing in en wacht tot op de ontvanger(s) GR-16 en GR-24 de groene LED brandt resp. de rode LED van de GR-12L uit gaat. Nu kunt u de servobewegingen zien. 3. Plaats het model dusdanig op een vlakke ondergrond (asfalt, kort gras of aarde) dat de ontvangerantennes minimaal 15 cm boven de aarde liggen. Het is daarom eventueel nodig om het model tijdens de test te ondersteunen. 4. Hou de zender op heuphoogte en met enige afstand van het lichaam. Richt met de antenne niet direct op het model, maar draai en/of knik de punt van de antenne zó, dat deze tijdens de reikwijdtetest ongeveer in een rechte hoek ten opzichte van het model is uitgericht. 5. Start in de op één na onderste regel van het display de reikwijdtetest-modus door een aantippen van de toets rechts naast “RW-test” met een vinger of de meegeleverde stift, … TRG.
BIND AAN/UIT
NORMAAL aantippen
RX1
RX2
12K
UIT
SET
SET
A N
HF-TYPE
RW-TEST
UIT
99sek
DSC UITG.
PPM10
aantippen
Graubele RX1
NORMAAL
… waarna een sinds de Firmware-versie V1,017 ingevoerde veiligheidsvraag verschijnt:
RX2
Bind AAN/
KIEZEN
ONTV.UITG
Reikwijdtetest starten
HF AAN/U
JA
NEE
RW-TEST
UIT
99sek
DSC UITG.
PPM10
ORMAAL
Aantippen van de toets JA met een vinger of de meegeleverde stift start de reikwijdtetest. Aantippen van de toets NEE breekt het proces af. Door het starten van de reikwijdtetest wordt het uitgangsvermogen van de zender sterk gereduceerd. Tegelijkertijd begint het verlichte Graupner-logo onder de middelste proportionele draaiknop DV te knipperen. Op hetzelfde moment begint de tijdsaanduiding op het zenderdisplay terug te tellen, en klinkt er om de 2 seconden een tweetonig waarschuwingssignaal. TRG.
Graubele RX1
RX2
BIND AAN/UIT
12K
UIT
ONTV.UITG
SET
SET
HF AAN/UIT
AAN
HF-TYPE
RW-TEST
AAN
78sek
DSC UITG.
Graubele
HF AAN/UIT
ONTV.UITG
TRG.
NORMAAL
PPM10
Vanaf 5 seconden voor het einde van de reikwijdtetest klinkt er elke seconde een 3-voudig signaal. Na afloop van de 99 seconden durende reikwijdtetest schakelt de zender weer naar vol vermogen en brandt het Graupner–logo weer constant. 6. Loop ondertussen van het model weg en beweeg tegelijkertijd de stuurknuppels. Wanneer u binnen een afstand van ca. 50 m op een moment een onderbreking van de verbinding constateert moet u proberen om deze te reproduceren. Basismenu – zenderinstelling
79
7. Schakel een eventueel aanwezige motor in, om te testen of deze niet stoort. 8. Loop nog verder van het model weg, totdat er geen perfecte controle over het model meer mogelijk is. 9. Wacht op deze plek op de afloop van de reikwijdtetest met het ingeschakelde model. Deze moet weer op de stuurcommando’s reageren zodra de reikwijdtetest is afgelopen. Wanneer dit niet voor 100 % het geval is moet u het systeem niet gebruiken en contact opnemen met de servicedienst van Graupner|SJ GmbH. 10. Voer de reikwijdtetest vóór elke vlucht uit en simuleer daarbij de servo-bewegingen die tijdens het vliegen kunnen voorkomen. De reikwijdte moet daarbij altijd minimaal 50 m op de grond bedragen, om een veilig vliegen te garanderen. LET OP: Tijdens het normale gebruik in geen geval de reikwijdtetest op de zender starten! (DSC-uitgang)
DSC UITG.
Voor het instellen van de aan de DSC-uitgang van uw zender aanwezige modulatie tipt u in de regel “DSC uitg.” – eventueel herhaaldelijk – op de toets met de actuele instelwaarde, totdat de gewenste modulatie zichtbaar is. U kunt kiezen uit de vier modulatiesoorten “PPM10”, “PPM16”, “PPM18” en “PPM24” in deze volgorde: TRG.
Graubele RX1 12K
UIT
ONTV.UITG
SET
SET
HF AAN/UIT
UIT HF TYPE aantippen 99sek UIT
RW-TEST DSC UITG.
80
RX2
BIND AAN/UIT
NORMAAL
PPM10
Basismenu – zenderinstelling
TRG.
Graubele RX1
RX2
BIND AAN/UIT
12K
UIT
ONTV.UITG
SET
SET
HF AAN/UIT
UIT
HF-TYPE
RW-TEST
UIT
99sek
DSC UITG.
PPM18
NORMAAL
Deze keuze beïnvloedt in eerste instantie het maximaal aantal stuurkanalen, dat aan de DSC-bus is aangesloten en zo voor een aan deze bus aangesloten vliegsimulator, een leraar-leerlingsysteem of externe HF-module kan worden gebruikt. Bij de keuze van “PPM10” zijn dit de kanalen 1 … 5; bij “PPM16” de kanalen 1 … 8, bij “PPM18” de kanalen 1 … 9 en bij “PPM24” de stuurkanalen 1 … 12. Door aantippen van de toets TRG. links boven op het display verlaat u het menu weer in de richting van het basismenu. TRG. aantippen BIND AAN/UIT
Graubele RX1
RX2
12K
UIT
SET
SET
HF AAN/UIT
UIT
HF-TYPE
RW-TEST
UIT
99sek
DSC UITG.
PPM18
ONTV.UITG
NORMAAL
Voor uw aantekeningen
81
Klokken Instellen van klok 1, klok 2 en van de datum en kloktijd Het basisdisplay van de zender bevat standaard vier klokken, zie afbeelding hieronder. Naast de – groene – zenderbedrijftijd en van de modeltijd aan de linker kant van het display zijn dit de “bovenste” en de “onderste” klok aan de rechter kant van het display. Voor het instellen van de “bovenste” klok 1 en/of de “onderste” klok 2 en eventueel de datum en de kloktijd tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het desbetreffende waardenveld in de rechter helft van het display, om direct naar het display van de gewenste klok te wisselen. Alternatief kunt u het menupunt “Klokken” ook via het “basismenu” oproepen: tip daarvoor in het basisdisplay van de zender op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool, … 000%
000%
RX
4.1V
TX RX 00 0V aantippen 000
0:01:23
aantippen
M 1
000
000
z
NORMAAL
Graubele 000
000
aantippen
… waarna het display wisselt naar de weergave van het “groene” basismenu. Tip daarna met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »Klokken«:
82
Eventuele claims kunnen alleen worden behandeld wanneer er een log-bestand aanwezig is, zie bladzijde 7. Gebruik daarom in uw eigen belang de optie van de parallel aan “KLOK 1” lopende opslag van telemetrie-gegevens op de SD-kaart in de cardslot van de zender. Let er echter op, dat vanwege technische oorzaken er tijdens de weergave van MP3-bestanden GEEN opslag van data mogelijk is. TRG.
Graubele
KLOK 1 MODE
RES T+
KLOK START
ACCUTIJD 00: 01: 23
TERUG
Het opslaan van telemetrie-data op een, in de cardslot op achterkant van de zender ingebrachte, SD-kaart is gekoppeld aan deze klok. Wanneer deze wordt gestart, dan start ook de opslag van telemetrie-data op de SD-kaart en deze wordt weer gestopt, wanneer de klok gestopt wordt.
000:00.0 000:00.0
000
LET OP:
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
MOD.KEUZE
MODELTYPE
WEG/LIM
OMK/VERT
MIDDEN
M-STOP
ZEND.SET
KLOKKEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
Sv-MON
KAN.SET
aantippen
Basismenu – klokken
ALARM
000
:
00
00
:
00
RESET KLOK
GEEN GEEN RONDE LST
+ RES
GEEN
RONDE TLR
VLG.
–
een voorwaarts tellende klok nodig, dan kunt u het volgende onderdeel overslaan en verder lezen vanaf “KLOK START” op de volgende bladzijde. Alarmfunctie Zowel bij een voorwaarts als ook bij een aftellende klok kan er een alarmfunctie geactiveerd worden, doordat in het minuten- en/of secondeveld rechts naast “ALARM” het gewenste tijdskader weergegeven wordt. Binnen de laatste 20 seconden van deze tijdsperiode klinken er dan akoestische signalen, zodat u tijdens het vliegen niet voortdurend op het display hoeft te kijken. Volgorde van de geluidssignalen 20 s voor “nul”: 2-voudige toon elke 2 seconden een enkele toon 10 s voor “nul”: enkele toon elke seconde een enkele toon met verschillende toonhoogte 5 s voor “nul”: iedere seconde een enkele toon met gereduceerde frequentie “nul”: gesproken bericht Om het gewenste tijdskader in te stellen tipt u het – linker – minutenveld … TRG.
Graubele
>> KLOK 1
Aanwijzing:
MODE
Met de toets VLG. aan de rechter rand van het display bovenaan schakelt u telkens om van “KLOK 1” naar “KLOK 2” en via “DATUM” weer naar “KLOK 1”. „KLOK 1“ en „KLOK 2“ Met het programmeren van één van de beide klokken begint u bij voorkeur in de regel “MODE”, door het waardenveld direct rechts daarnaast op zijn instelling te controleren: standaard staat hier T+ als synoniem voor “voorwaarts tellend”, zie afbeelding hierboven. Is dit wat u nodig heeft en heeft u ook geen alarm bij
RES T+
ALARM
000
:
00
00
:
00
VLG. + RES
KLOK START
GEEN
RESET KLOK
GEEN
RONDE TLR
GEEN RONDE LST
aantippen
– >>
… en/of het – rechter – secondeveld met een vinger of de meegeleverde stift aan:
TRG.
Graubele
KLOK 1 MODE
RES T+
ALARM
000
:
00
VLG.
00
:
00
+ RES
KLOK START
GEEN
RESET KLOK
GEEN
RONDE TLR
GEEN RONDE LST
aantippen
–
>>
De kleur van het desbetreffende veld wisselt van rood naar blauw: TRG.
Achteruit tellende klok ( T– ) Voor het overnemen van het al eerder beschreven tijdskader naar de minuten: seconden-velden van de desbetreffende regel “KLOK” en voor het omzetten van de “KLOK X” van vooruit naar achteruit tellend tipt u op de toets T+ rechts naast “MODE”: TRG.
Graubele
KLOK 1 MODE
Vooruit tellende klok ( T+ ) Omdat een vooruit lopende klok bij 000:00 start moet hieraan, zoals verder hieronder wordt beschreven, een startschakelaar en eventueel nog een schakelaar voor het terugzetten van de kok worden toegewezen.
RES T+
ALARM
000
:
00
VLG.
59
:
00
+
KLOK START
GEEN
RES
RESET KLOK
GEEN
–
RONDE TLR
GEEN RONDE LST
KLOK 1 MODE
MODE
RES
TRG.
T+
ALARM
59
:
00
VLG.
:
59
+
KLOK START
GEEN
RES
RESET KLOK
GEEN
–
RONDE TLR
GEEN RONDE LST
>>
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in het actieve veld weer terug naar de standaardwaarde.
ALARM
000
:
00
VLG.
59
:
59
+ RES –
GEEN RONDE LST
>>
Graubele
Terugzetten van gestarte klokken Voor het terugzetten van een gestarte klok tipt u óf met een vinger of de meegeleverde stift op de toets RES óf bedient u de – zoals hieronder in de regel “RESET KLOK” wordt beschreven – schakelaar. Regel “KLOK START” (startschakelaar) In deze regel wijst u aan de klok zoals uitvoerig beschreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” vanaf bladzijde 40, een schakelaar voor het starten van de geselecteerde klok toe. Regel „RESET KLOK“ (schakelaar voor het terugzetten) In deze regel wijst u aan de klok zoals uitvoerig beschreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” vanaf bladzijde 40, een schakelaar voor het naar de startwaarde terugzetten van de geselecteerde klok toe. Aanwijzing:
KLOK 1 MODE
000
T+
RONDE TLR
>>
Graubele
KLOK 1
RES
KLOK STAR GEEN aantippen RESET KLOK GEEN
Tip nu zo vaak op de + of de – toets aan de rechter rand van het display of hou de desbetreffende toets zo lang ingedrukt, tot het door u gewenste tijdskader tussen 00:00 en maximaal 59:59 weergegeven wordt, bv.: TRG.
Graubele
omgekeerd, dan wordt daardoor alleen de resterende tijd van de desbetreffende klok geactualiseerd, maar deze niet teruggezet.
RES T–
ALARM
059 59
: :
KLOK START
GEEN
RESET KLOK
GEEN
RONDE TLR
GEEN RONDE LST
59
VLG.
59
+ RES –
>>
Aanwijzingen: •
Alternatief kan een klok ook van tevoren op vooruit of achteruit tellend omgezet worden en kan een later ingevoerd of gewijzigd tijdskader door aantippen van de toets RES overgenomen worden. • Wanneer een al lopende, maar tussentijds stopgezette klok door aantippen van de bijbehorende toets van vooruit naar achteruit tellend wordt omgezet of
Een tussentijds eventueel gewijzigd tijdskader wordt bij het bedienen van deze schakelaar automatisch in de regel “KLOK” overgenomen. Alternatief kan ook de toets RES worden aangetipt. Regel „RONDE TLR“ (rondenteller) In de regel “Rondenteller/Rondenlijst” moet, zoals uitvoerig beschreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” vanaf bladzijde 40, een schakelaar gezet worden. Bij voorkeur moet u hier één van de beide momentschakelaars S2 of S8 voor nemen, waarmee het rondental telkens één ronde verder gezet en tegelijkertijd (automatisch) de tijdens deze ronde gescoorde rondetijd gestopt (en opgeslagen) wordt. Tegelijkertijd start deze momentschakelaar de stopwatch voor de volgende ronde, bv.: Basismenu – klokken
83
TRG. KLOK 1 MODE
TRG.
Graubele RES T–
059
:
59
VLG.
59
:
59
+
ALARM
RES T–
ALARM
059
:
59
VLG.
59
:
59
+
KLOK START
SW 1
RES
KLOK START
SW 1
RES
RESET KLOK
SW 6
–
RESET KLOK
SW 6
–
RONDE TLR
GEEN RONDE LST
RONDE TLR
GEEN RONDE LST
>>
Optieveld >> Door aantippen van deze toets wisselt u naar de lijst met rondetijden, en wel de eerste van in totaal 100 mogelijke tijden. Tussen de verschillende bladzijden bladert u met de toets VLG. (volgende) vooruit en met de toets VRG. (vorige) achteruit: TRG.
Graubele
RD
R.TIJD
RD
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
04: 32. 1 04: 31. 2 04: 33. 5 04: 31. 9 04: 32. 8 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
R.TIJD 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0
VRG. VLG. CLR
Aantippen van de toets CLR wist de rondetijden: TRG.
Graubele
RD
R.TIJD
RD
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
R.TIJD 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0 00: 00. 0
VRG.
Basismenu – klokken
>>
Hierin worden de eventueel benodigde instellingen van de “KLOK 2” op dezelfde manier als bij “KLOK 1” gedaan. In tegenstelling tot “KLOK 1” worden er bij “KLOK 2” geen gegevens op de geheugenkaart opgeslagen.
CLR
Graubele
DAT.
2014
/
07
/
07
VLG.
TIJD
12
:
55
:
15
+
ACCUTIJD
02
:
07
:
34
A-RES
MODEL TIJD
00
:
12
:
18
M-RES
SET
–
Tip aansluitend het waardenveld, dat in- of bijgesteld moet worden, met een vinger of de meegeleverde stift aan, bijvoorbeeld: TRG.
Graubele
Datum en kloktijd Op de derde pagina van het display van dit menu »Klokken« kan bij behoefte de datum en kloktijd in- of bijgesteld worden. Een in- resp. bijstellen van datum en/ of kloktijd is echter alleen mogelijk, indien deze optie door een aantippen van de toets SET met een vinger of de meegeleverde stift eerst vrijgegeven werd: TRG.
Graubele
DAT.
2014
/
07
/
07
VLG.
TIJD aantippen
12
:
55
:
15
+
ACCUTIJD
02
:
07
:
34
A-RES
MODEL TIJD
00
:
12
:
18
M-RES
SET
DAT.
2014
/
07
/
07
VLG.
TIJD
12
:
55
:
15
+
ACCUTIJD
02
aantippen
34
A-RES
MODEL TIJD
00
:
:
18
M-RES
SET
–
12
De kleur van het veld wisselt ook naar blauw:
–
De kleur van het SET -veld wisselt naar blauw: VLG.
Aantippen van de toets TRG. links boven brengt u terug naar het insteldisplay van de timer:
84
KLOK 1 MODE
TRG.
Graubele
TRG.
Graubele
DAT.
2014
/
07
/
07
VLG.
TIJD
12
:
55
:
15
+
ACCUTIJD
02
:
07
:
34
A-RES
MODEL TIJD
00
:
12
:
18
M-RES
SET
–
Stel nu met de + of – toets aan de rechter rand van het display de gewenste waarde in, bv.:
TRG.
Graubele
DAT.
2014
/
07
/
07
VLG.
TIJD
12
:
54
:
15
+
ACCUTIJD
02
:
07
:
34
A-RES
MODEL TIJD
00
:
12
:
18
M-RES
SET
–
Met de andere waarden gaat u eventueel op dezelfde manier te werk. Om tenslotte de wijzigingen in het geheugen van de zender over te nemen tipt u weer op SET : TRG. SET
van de zender de spanning van de zenderaccu, bv. na een opladen hiervan of na het vervangen van de accu door een opgeladen exemplaar, merkbaar hoger is dan daarvoor. De modeltijd-klok daarentegen geeft de actueel geregistreerde gebruikstijd van de juist actieve modelgeheugenplaats aan. Beide klokken zijn niet schakelbaar, maar kunnen indien gewenst door aantippen van de desbetreffende toets RES met de hand naar NUL worden teruggezet, bijvoorbeeld: TRG. SET
Graubele
DAT.
2014
/
07
/
07
TIJD
12
:
54
:
15
07
/
07
VLG.
TIJD
12
:
54
:
15
+
ACCUTIJD
02
:
07
:
34
A ES
–
MODEL TIJD
00
:
12
:
18
M-RES
TRG.
Graubele
02
:
07
:
34
A-RES
:
12
:
18
M-RES
Alle waardenvelden zijn nu weer rood en de actuele datum en de actuele kloktijd werden in het geheugen overgenomen.
SYSTEEM
MOD.KEUZE
MODELTYPE
WEG/LIM
OMK/VERT
MIDDEN
M-STOP
ZEND.SET
KLOKKEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
Sv-MON
KAN.SET
ZEND.UITG
+
/
00
FUNKTIE
VLG.
2014
ACCUTIJD
BASIS
Graubele
DAT.
MODEL TIJD
TERUG
aantippen
DAT.
2014
/
07
/
07
VLG.
TIJD
12
:
54
:
15
+
ACCUTIJD
02
:
07
:
34
A-RES
MODEL TIJD
00
:
00
:
00
M-RES
SET
–
Aanwijzing: Vanaf firmwareversie V 1.023 kunnen de datum en de kloktijd ook met behulp van de “Firmware_Upgrade_grStudio V4.x” worden geactualiseerd. “ACCUTIJD” en “MODELTIJD” Als bewaking van de zenderaccu wordt met deze klok de totale inschakeltijd van de zender getoond, vanaf het telkens laatste verhoging van de zender-accuspanning. Een schakelaar kan hier niet worden toegewezen. Deze klok wordt automatisch op de waarde “0:00” teruggezet, zodra bij een hernieuwd in gebruik nemen
Na afsluiting van uw instellingen verlaat u het menu »Klokken« weer in de richting van het basismenu door het aantippen van de toets TRG. links boven op het display:
Basismenu – klokken
85
Fail Safe Instellingen bij een storing Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
0
000:00.0 000:00.0
aantippen
de bekende storingsverschijnselen zouden leiden. In dit geval brandt, zolang de storing duurt, de rode LED op de ontvanger. Bij uitlevering van een ontvanger is standaard bij alle uitgangen “hold” (houden) geprogrammeerd! Deze instelling kan zowel met behulp van het desbetreffende menu als ook via het »Telemetrie«-menu, bladzijde 120, bij alle ontvangeruitgangen individueel worden gewijzigd.
NORMAAL
TRG.
Graubele ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “groene” basismenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »FAIL-SAFE«: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
Graubele
K
MODE
K1
HOUD
VLG.
K2
HOUD
OPS1
K3
HOUD
OPS2
K4
HOUD
VERTR.
0.25s
SET
omschakelen, tipt u met een vinger of de meegeleverde stift in de kolom “Mode” op de toets, die zich in de regel van het om te schakelen kanaal bevindt, bijvoorbeeld: TRG.
MODE
SET
K1
POS
000%
K2
HOUD
K3
HOUD
K4
POS
VERTR.
SET
MODELTYPE
WEG/LIM
M-STOP
ZEND.SET
KLOKKEN
Sv-MON
KAN.SET
ZEND.UITG
OMK/VERT
FAIL-SAFE
MIDDEN
TRIM STAP
aantippen
Fail Safe De door het systeem opgeroepen hogere veiligheid van het HoTT-systeem ten opzichte van de klassieke PPM-technologie resulteert uit het feit dat de in de HoTT-ontvanger ingebouwde microprocessor niet alleen de signalen van “zijn” zender verwerkt maar ook “onzuiver” ontvangen signalen nog verder kan bewerken. Pas wanneer deze, bv. door sterke storingen, te veel gaan afwijken of zelfs verminkt zijn, vervangt de processor – afhankelijk van de hieronder beschreven instellingen – deze signalen automatisch door de in de ontvanger tussendoor opgeslagen stuursignalen. Daardoor worden bv. ook korte storingen, door een gebrek aan veldsterkte o.i.d., verborgen, die anders tot 86
Basismenu – fail-safe
Aanwijzing: Om stuurkanalen met een hoger nummer dan K4 te kunnen instellen tipt u rechts boven in het display op VLG. [volgende]. Programmering De functie “Fail Safe” bepaalt het gedrag van de ontvanger in het geval van een storing tijdens de overdracht van de zender naar de ontvanger. De ontvangeruitgangen 1 … 9 van de zender mz-18 HoTT resp. 1 … 12 van de zender mz-24 HoTT kunnen naar keuze … 1. … de momentele positie behouden (“HOUD”). Alle op “houden” geprogrammeerde servo’s blijven in het geval van een storing zolang in de positie staan, die door de ontvanger het laatst als correct werd herkend, totdat er een nieuw, correct stuursignaal bij de ontvanger binnenkomt. 2. … bij het optreden van een storing na verloop van een “vertragingstijd” naar een vrij te kiezen positie (“POS”) bewegen. Om naar keuze tussen “HOUD” en “POS” te kunnen
VLG. OPS1 OPS2
000%
0.25s
SET
Na afsluiting van het omzetten naar “POS” tipt u in de kolom “SET” met een vinger of de meegeleverde stift op één van de waardenvelden, die parallel aan het omzetten naar “POS” verschijnen, bijvoorbeeld op die in de regel “K1” verschijnt: TRG.
MOD.KEUZE
Graubele
K
Graubele
K
MODE
SET
K1
POS
000%
K2
HOUD
K3
HOUD
K4
POS
VERTR.
VLG. OPS1
aantippen
OPS2
000%
0.25s
SET
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw: TRG.
Graubele
K
MODE
SET
K1
POS
000%
K2
HOUD
K3
HOUD
K4
POS
VERTR.
0.25s
VLG. OPS1 OPS2
000% SET
Breng nu het bedieningselement van dit stuurkanaal naar de gewenste positie en tip dan, om deze over te
nemen in het waardenveld, met een vinger of de meegeleverde stift op de toets SET rechts onder op het display, bijvoorbeeld: TRG. K
MODE
SET –111%
K1
POS HOUD
OPS1
K3
HOUD
OPS2
K4
POS
VLG.
0.25s
SET
K
MODE
SET
POS
–111%
K2
HOUD
K3
HOUD
K4
POS
VERTR.
0.5s
MODE
SET
K1
POS
–111%
K2
HOUD
K3
HOUD
K4
POS
VLG. OPS1 O S2
000%
0.5s
SET
De hiervoor beschreven gekozen vertragingstijd wordt door aantippen van de toets OPS2 (opslaan 2) naar de ingeschakelde ontvanger(s) overgebracht, bv.: TRG.
VLG. OPS1
MODE
SET
K1
POS
–111%
K2
HOUD
K3
HOUD
K4
POS 0.5s
TRG.
Graubele MODE
SET
K1
POS
–111%
K2
HOUD
K3
HOUD
K4
POS
aantippen
VERTR. TERUG
Graubele
K
VERTR.
vandoor gaan en zo schade of zelfs letsel aan personen veroorzaken. Vraag eventueel een ervaren piloot om advies. Door aantippen van de toets TRG. links boven op het display verlaat u het menu weer in de richting van het basismenu.
aantippen
Overdragen van de gekozen vertragingstijd naar de ontvanger
Graubele
K1
Graubele
K
VERTR.
000%
Op dezelfde manier gaat u eventueel te werk bij het opslaan van andere Fail-Safe-posities. Als laatste kiest u eventueel in de onderste regel “Vertr.” (vertraging) nog door het benodigde aantal keren aantippen van het waardenveld uit één van de vier mogelijke vertragingstijden (0,25 s, 0,5 s, 0,75 s en 1 s) een passende tijd uit, bijvoorbeeld: TRG.
TRG.
Graubele
K2
VERTR.
bv.:
VLG.
VLG. OPS1 OPS2
000%
0.5s
SET
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
MOD.KEUZE
MODELTYPE
WEG/LIM
OMK/VERT
MIDDEN
M-STOP
ZEND.SET
KLOKKEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
Sv-MON
KAN.SET
ZEND.UITG
OPS1 OPS2 000% aantippen
SET
OPS2 000% SET
Wanneer alle Fail-Safe-posities en de passende vertragingstijd zijn vastgelegd, moeten deze waarden naar de gewenste ontvanger worden overgedragen. Overdragen van de gekozen Fail-Safe-posities naar de ontvanger Schakel daarvoor uiterlijk nu uw ontvangstinstallatie in en start de overdracht van de gekozen Fail-Safe-posities naar de ontvanger door met een vinger of de meegeleverde stift op de toets OPS1 (opslaan 1) aan te tippen,
LET OP: •
Let er op dat de belangrijke Fail-Safe instellingen in de ontvanger worden opgeslagen! De instellingen van de Fail-Safe moeten dus na een wisselen van ontvanger vernieuwd en bij de huidige ontvanger eventueel via de reset-functie, zoals beschreven op bladzijde 32, gewist worden. • Benut dit veiligheidspotentieel door voor een Fail-Safe-geval de carburateurpositie bij modellen met verbrandingsmotor op stationair resp. bij electromodellen op stop resp. bij helimodellen op “Hold” te programmeren. Het model kan er dan in het geval van een storing niet zo makkelijk ‘zelf’ Basismenu – fail-safe
87
Triminstelling Instelling van de trimmingen Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
0
000:00.0 000:00.0
aantippen
NORMAAL
heeft de digitale trimming bij levering van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT – behalve bij de trimming van de gas-/remkleppenstuurknuppel, kortweg ook stuurfunctie “K1” (kanaal1) genoemd, – binnen een geheugenplaats altijd globaal effect. Dit vastleggen GL (globaal) of FASE (fase) vindt rechts boven in het ondermenu »Kanaal set«, bladzijde 94, van het basismenu plaats, waarbij de K1-trimming softwarematig standaard op “globaal”, d.w.z. onafhankelijk van de vliegfase, staat.
Graubele
TRG.
ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “groene” basismenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »TRIM STAP«: TERUG
MOD.KEUZE
BASIS
MODELTYPE
FUNKTIE
WEG/LIM
M-STOP
ZEND.SET
KLOKKEN
Sv-MON
KAN.SET
ZEND.UITG
OMK/VERT
FAIL-SAFE
SYSTEEM
MIDDEN
TRIM STAP
aantippen
De beide kruisknuppels zijn voorzien van een digitale trimming. Kort aantippen van de trimhevels verstelt met iedere “klik” de neutrale positie van de kruisknuppels met een bepaalde waarde. Bij een langer vasthouden loopt de trimming met toenemende snelheid in de desbetreffende richting. De actuele trimwaarden worden op het basisdisplay weergegeven en een verstelling wordt ook akoestisch “hoorbaar” gemaakt. Het is tijdens het vliegen daarom probleemloos mogelijk om de middenpositie terug te vinden, zonder op het display te hoeven kijken: wanneer de trimming over de middenpositie gaat is er een korte pauze merkbaar. De actuele trimwaarden worden automatisch bij een wisselen van modelgeheugenplaats opgeslagen. Verder Basismenu – triminstelling 88
Graubele
GL
Sv
1. K1
St 1
7. AUX 2
GEEN
2. RO1L
St 2
8. AUX 3
GEEN
3. HO
St 3
9. AUX 4
GEEN
4. RI
St 4
10. AUX 5
GEEN
5. RO1R
GEEN
11. AUX 6
GEEN
6. AUX 1
GEEN
12. AUX 7
GEEN
Aanwijzing: Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde displays van de zender mz-24 HoTT worden op het display van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 getoond. Regel „STAP“
(trimstappen)
De vier digitale trimhevels verschuiven het neutraalpunt van de bijbehorende stuurknuppel bij elke “klik” met een tussen “01” en maximaal “10” instelbare stapgrootte in de desbetreffende richting, waarbij de maximale trimweg – onafhankelijk van het aantal gekozen trimstappen – altijd ca. ±30 % van de stuurweg bedraagt. Deze instelling heeft volledig onafhankelijk van de instelling GL (globaal) of FASE (fase) altijd “globaal” effect. Om de actuele “stapgrootte” van een trim-stuurelement te wijzigen, tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het bijbehorende waardenveld in de regel “STAP”, bijvoorbeeld:
TRG.
Graubele T1
T2
NORMAAL
Sv
T4
AAND
T3
STAP
04
04
04
04
+
POS
00%
+1 %
–06%
–07%
RES
SET
000% aantippen 000%
000%
DIGITRIM 1
GEEN
DIGITRIM 2
GEEN
– SET
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw: TRG.
Graubele T1
T2
NORMAAL
Sv
T4
AAND
T3
STAP
04
04
04
04
+
POS
00%
+13%
–06%
–07%
RES
SET
000%
000%
000%
000%
DIGITRIM 1
GEEN
DIGITRIM 2
GEEN
– SET
Stel nu met de + of – toets rechts buiten de gewenste waarde in, bijvoorbeeld: TRG.
Graubele T1
T2
NORMAAL
Sv
T4
AAND
T3
STAP
04
02
04
04
+
POS
00%
+13%
–06%
–07%
RES
SET
000%
000%
000%
000%
DIGITRIM 1
GEEN
DIGITRIM 2
GEEN
– SET
Aantippen van de toets RES zet een gewijzigde waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de standaardwaarde. Met de andere trim-stuurelementen gaat u op dezelfde manier te werk.
Aanwijzing: De nummering van de trim-stuurelementen T1 … T4 heeft alleen betrekking op de bezetting van de stuurkanalen 1 … 4. Of echter een bepaalde aanduiding op een trimhevel van de linker of rechter stuurknuppel slaat, is afhankelijk van de gekozen stuurmodus, zie bladzijde 202. (trimpositie)
Regel „POS“
In de kolom “POS” worden de actuele trimposities weergegeven. (Het trimbereik bedraagt ca. ±30 % van de totale stuurweg.) Deze “actuele” trimposities kunnen er bijvoorbeeld als volgt uitzien: TRG.
Graubele
NORMAAL
Sv
000 % laat zien. Het display ziet er daarom uit zoals hierboven, in het onderdeel “Regel POS”, is afgebeeld. Het opslaan van de trimwaarden vindt plaats volgens uw instelling in het ondermenu »Kanaal set« van het basismenu, bladzijde 94, als “globaal” of “fase”, zodra u in het ondermenu »Fase«, bladzijde 134 resp. 170, vliegfasen heeft gedefinieerd. De telkens actieve vliegfase wordt weergegeven in een groene kleur aan de bovenste rand van het display. Voor het opslaan van een trimwaarde tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het waardenveld onder de over te nemen trimwaarde, bv. het waardenveld in de kolom “T3” (hoogteroer): TRG.
Graubele
NORMAAL
Sv
T4
AAND
TRG.
Graubele T1
T2
04
02
04
04
+
POS
00%
+13%
–06%
–07%
RES
SET
000%
000%
000%
000%
DIGITRIM 1
GEEN
DIGITRIM 2
GEEN
NORMAAL
Sv
T1
T2
T3
T4
AAND
04
02
04
04
+
POS
00%
+13%
00%
–07%
RES
SET
000%
000% –006% 000%
TRG.
Graubele
T3
T4
AAND
02
04
04
+
STAP
04
02
04
04
+
POS
00%
+13%
–06%
–07%
RES
POS
00%
+13%
–06%
–07%
RES
SET
000%
000%
000%
000%
–
SET
000%
000%
000%
000%
–
DIGITRIM 1
GEEN
SET
DIGITRIM 2
GEEN
GEEN
DIGITRIM 2
GEEN
Regel „SET“
SET
(opslaan van trimposities)
Dit menu maakt het mogelijk om naar keuze de actuele positie van de vier digitale trimmingen op te slaan, om deze daarna weer naar het optische midden te kunnen terugzetten. Na een wisselen van modelgeheugenplaats of na langere vliegpauzes kunt u zo weer over de laatst opgeslagen trimposities beschikken in de middenposities van de desbetreffende trimweergaven, die bij de stuurfuncties 1 … 4 horen. U heeft bijvoorbeeld uw model ingevlogen en in het kader daarvan getrimd. In de regel “POS” ongeveer op het midden van het display worden nu de actuele trimposities in het wit weergegeven. (Het bereik van de trimming bedraagt ca. ±30 % van de totale stuurweg.) De waardenvelden in de regel “SET” daaronder bevatten de inhoud van het trimgeheugen, dat, omdat er nog geen waarden werden opgeslagen, overal waarden van
DIGITRIM 1
GEEN
DIGITRIM 2
Gaantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw: TRG.
Graubele T1
T2
NORMAAL
Sv
T4
AAND
T3
STAP
04
02
04
04
+
POS
00%
+13%
–06%
–07%
RES
000%
–
SET
000%
DIGITRIM 1 DIGITRIM 2
000%
000%
GEEN
SET
GEEN
Door middel van aantippen van de toets SET rechts onder op het display …
–
... wordt de trimwaarde uit de regel “POS” overgenomen in het trimgeheugen:
T2
DIGITRIM 1
aantippen
SET
04
T3
AAND
STAP
T1
T2
Sv
T4
T3
STAP
T1
NORMAAL
STAP
– SET
Met de andere trimwaarden gaat u eventueel op dezelfde manier te werk. Wissen van opgeslagen trim-posities Tip het waardenveld, waarvan u de trimwaarde wilt wissen, met een vinger of de meegeleverde stift aan, bv.: TRG.
Graubele T1
T2
NORMAAL
Sv
T4
AAND
T3
STAP
04
02
04
04
+
POS
00%
+13%
00%
–07%
RES
SET
000%
000% –006% 000%
DIGITRIM 1
GEEN
DIGITRIM 2
GEEN
– SET
Aantippen van de toets RES zet nu een veranderde waarde in het blauwe en daardoor actieve veld terug naar de standaardwaarde. Basismenu – triminstelling
89
Met de andere trim-bedieningselementen gaat u eventueel op dezelfde manier te werk. DIGITRIM 1 resp. 2 Volledig onafhankelijk van het hierboven genoemde kunnen de standaard alleen bij de mz-24 HoTT gemonteerde INC-/DEC-toetsen “DT1” en “DT2” in de regels “DIGITRIM 1” en “DIGITRIM 2” elk aan een willekeurig stuurkanaal van de zender, zie “Begripsdefinities” op bladzijde 38, als stuurelement worden toegewezen. Tip daarvoor op de toets in de regel van het gewenste stuurelement, bv. “DIGITRIM 1”: NORMAAL
Sv
T1
T2
T3
T4
AAND
04
04
04
04
+
TRG. STAP
Graubele
POS
00%
06% +13% aantippen
–07%
RES
SET
000%
000%
000%
000%
–
DIGITRIM 1
GEEN
DIGITRIM 2
GEEN
SET
TRG.
Graubele
Sv
T1
T2
T3
T4
AAND
STAP
04
04
04
04
+
POS
00%
+13%
–06%
–07%
RES
SET
000%
000%
000%
000%
–
DIGITRIM 1
GEEN
DIGITRIM 2
GEEN
SET
Kies nu met de + of – toets rechts buiten het gewenste kanaal “K5 ... K9” resp. “K5 ... K12” uit, bijvoorbeeld:
90
Basismenu – triminstelling
Sv
T2
T3
T4
AAND
STAP
04
04
04
04
+
POS
00%
+13%
–06%
–07%
RES
SET
000%
000%
000%
000%
–
DIGITRIM 1
K8
DIGITRIM 2
GEEN
STAP 000%
000%
000%
000%
000% 000
000
000
000
SL2
000 000
…, waarbij de grafische weergave volgens het onderstaande schema aan de diverse trim-stuurelementen is toegewezen:
STAP
Graubele
DV1
000%
000%
000%
DT1 000%
DV4 000%
000%
DV3 000
000
TRIMMING
SL1
DT2
TRIMMING
DV2 000
000
Graubele 000%
TRG.
SET
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en daardoor actief veld terug naar de standaardwaarde GEEN . Met “DIGITRIM 2” gaat u eventueel op dezelfde manier te werk. Voor een optische controle van uw instellingen wisselt u eventueel door een aantippen van de toets AAND rechts boven op het display naar de grafische weergave van de posities van alle trim-stuurelementen … TRG.
NORMAAL
NORMAAL
T1
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw: TRG.
Graubele
000 000
Voor uw aantekeningen
91
Servomonitor Weergave van de servoposities en servo-testfunctie Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
0
000:00.0 000:00.0
aantippen
NORMAAL
Graubele ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Servomonitor
Het display wisselt naar de weergave van het “groene” basismenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »Sv-MON«: TERUG
BASIS
FUNKTIE
… en bij helikoptermodellen:
De actuele positie van elke servo apart wordt weergegeven in een balkdiagram exact tussen -150 % en +150 % van de normale weg; hierbij wordt rekening gehouden met de instellingen van stuurelementen en servo, Dual-Rate-/Expo-functies, het samenwerken van mixers enz. 0 % komt precies overeen met de middenpositie van de servo. Zo kunt u snel uw instellingen controleren, zonder de ontvanger te hoeven inschakelen. Dit ontslaat u niet van de verplichting om vóór de eerste vlucht alle programmeerstappen zorgvuldig bij het model te testen, om fouten uit te sluiten!
2
3
NORMAAL
Graubele
TRG. 1
4
5
6
7
8
9
10 11 12
AAND
SYSTEEM
balk balk balk balk balk balk balk balk balk
balk 10 balk 11 balk 12
WEG/LIM
OMK/VERT
MIDDEN
P
ZEND.SET
KLOKKEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
Sv-MON
KAN.SET
ZEND.UITG
000% 000% 000% –061% –100% +100% 000% 000% 000% 000% + 00% +061%
aantippen M
De optische weergave van de actuele servo-posities kunt u niet alleen via de keuze van dit menu oproepen, maar ook vanuit bijna alle menu’s door aantippen met een vinger of de meegeleverde stift van de optietoets met het opschrift SERVO resp. Sv rechts boven op het display. Door aantippen van de toets TRG. keert u weer terug naar het uitgangspunt. firmwareversie V 1.023 of hoger De wissel naar de servo-aanduiding kan nu zowel in het basisdisplay als ook in alle menu’s, waarin rechts boven de optietoets SERVO resp. Sv te zien is, door gelijktijdig indrukken van de links naast het display aanwezige toetsen worden gedaan. 92
Basismenu – servomonitor
pitch of roll(2)- of nick(2)-servo roll(1)-servo nick (1)-servo hekrotor-servo (gyro) nick(2)-servo / vrij kanaal gasservo of motorregelaar gyro gevoeligheid / vrij kanaal toerenregelaar / vrij kanaal vrij kanaal vrij kanaal vrij kanaal vrij kanaal
Aanwijzingen: Let er op, dat de servo-aanduiding alleen betrekking heeft op de oorspronkelijke volgorde van de servo’s, dus een verwisselen van de uitgangen in het menu »Zenderuitgang«, bladzijde 98, of in het ondermenu “Ontvangeruitgang” van het menu »Zender Set«, bladzijde 77, niet volgt. • Het aantal kanalen, dat in dit menu wordt getoond, komt overeen met het maximum aantal stuurkanalen waarover de desbetreffende zender beschikt, zie scheidslijn tussen “balk 9” en “balk 10” in de tabel hierboven. Het aantal dat daadwerkelijk bruikbaar is, is afhankelijk van het gebruikte type ontvanger resp. het aantal daaraan aangesloten servo’s en kan daarom soms veel geringer zijn. • Gebruik deze aanduiding tijdens het programmeren van een model, omdat u alle instellingen aan de zender hier direct kunt controleren. Dit mag u er echter niet van weerhouden, om vóór de eerste start van uw model alle programmeerstappen ook bij het model te testen, om fouten tijdens het programmeren uit te sluiten!
• MODELTYPE
MOD.KEUZE
1 2 3 4 5 6 7 8 9
De aanduiding vindt bij “normale” vliegtuigmodellen volgens onderstaand schema plaats: balk balk balk balk balk balk balk balk balk
1 2 3 4 5 6 7 8 9
balk 10 balk 11 balk 12
gas-/rem-servo rolroer of rolroer links hoogteroer richtingroer rolroer rechts welfklep (links) / vrij kanaal welfklep rechts / vrij kanaal vrij kanaal / tweede hoogteroerservo vrij kanaal / WK2 links vrij kanaal / WK2 rechts vrij kanaal / RO2 links vrij kanaal / RO2 rechts
Servotest 1
Aanwijzing:
2
3
NORMAAL
Graubele
TRG. 4
5
6
7
8
9
10 11 12
Om de servo-testfunctie te kunnen activeren tipt u rechts boven met een vinger of de meegeleverde stift op het veld AAND :
1
2
3
NORMAAL
Graubele
TRG. 4
5
6
7
8
9
10 11 12
AAND
TEST +0.5s
Start een servotest alleen in een speciaal voor dit doel aangemaakt modelgeheugen zonder een enkele mixer! In andere gevallen leidt dit tot onvoorspelbare servo-uitslagen.
+ RES – 000% 000% 000% –061% – 00% +100% 000% 000% 000% 000% +100% +061%
UIT
In het blauwe waardenveld kan de tijdswaarde voor een bewegingscyclus met de + of – toets rechts buiten in stappen van 0,5 s tussen 0,5 en maximaal 5,0 s veranderd worden, bijvoorbeeld:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
TEST +
000% 000% 000% –061% –100% +100% 000% 000% 000% 000% +100% +061%
RES
2
3
NORMAAL
Graubele
TRG. 1
4
5
6
7
8
9
10 11 12
TEST +0.5s + RES
– 000% 000% 000% –061% – 00% +100% 000% 000% 000% 000% +100% +061%
UIT
Voor het wijzigen van de standaard cyclustijd van 0.5 s tipt u het desbetreffende waardenveld aan. De kleur wisselt van grijs naar blauw:
UIT
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een actief veld weer terug naar de standaardwaarde van 0,5 s. Gestart en gestopt wordt de servotest door aantippen van de toets UIT rechts onder:
– 000% 000% 000% –061% –100% +100% 000% 000% 000% 000% +100% +061%
1
2
3
NORMAAL
Graubele
TRG. 4
5
6
7
2
3
4
5
7
6
8
9
10 11 12
8
9
TEST +4.0s +
RES aantippen
+4.0s
Aan de rechter rand van het display verschijnen er verdere toetsenvelden:
1
NORMAAL
Graubele
TRG.
NORMAAL
Graubele
TRG.
aantippen
ment – startend vanuit de neutrale positie – gelijktijdig en permanent in de ingestelde tijd tussen -100 % en +100 % heen en weer bewogen worden. Alle in het desbetreffende modelgeheugen actieve servo’s bewegen binnen de ingestelde servo-wegen en begrenzingen van de servo-wegen zo lang, totdat door een aantippen van de toets AAN rechts onder de servotest weer gestopt wordt:
10 11 12
000% 000% 000% –061% –100% +100% 000% 000% 000% 000% +100% +061%
AAN
Door aantippen van de toets TRG. links boven op het display verlaat u het menu weer in de richting van het basisdisplay: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
MOD.KEUZE
MODELTYPE
WEG/LIM
OMK/VERT
MIDDEN
M-STOP
ZEND.SET
KLOKKEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
Sv-MON
KAN.SET
ZEND.UITG
TEST +4.0s +
RES aantippen 000% 000% 000% –061% –100% +100% 000% 000% 000% 000% + 00% +061%
UIT
De functie “servotest” stuurt nu de servo’s automatisch dusdanig, alsof ze door het bijbehorende stuureleBasismenu – servomonitor
93
Kanaal Set Toewijzing van stuurelementen en schakelaars Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
0
000:00.0 000:00.0
aantippen
NORMAAL
Graubele ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “groene” basismenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »KAN SET«: BASIS
TERUG
MOD.KEUZE
MODELTYPE
FUNKTIE
SYSTEEM
WEG/LIM
OMK/VERT
MIDDEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
aantippen M-STOP
ZE
SET
KLOKKEN
Sv-MON
KAN.SET
ZEND.UITG
Naast de standaard bij de beide zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT aanwezige kruisknuppels voor de stuurfuncties 1 tot 4 met bijbehorende trimhevels zijn deze beide zenders ook nog standaard voorzien van een per zender verschillend aantal andere bedieningselementen. • mz-18 HoTT • 1 twee-standen-schakelaar met lange greep (S6) • 1 drie-standen-schakelaar met lange greep (S3) • 4 drie-standen-schakelaars met korte greep (S1, S4, S5 en S7) • 2 eenzijdig zelfneutraliserende drie-standen-schakelaars met lange greep (S2 en S8) • 2 aan de achterzijde gemonteerde proportionele 94
Basismenu – kanaal set
schuifregelaars (SL1 en SL2) • 2 aan de voorzijde gemonteerde proportionele draaiknoppen (DV1 en DV2) • mz-24 HoTT • 1 twee-standen-schakelaar met lange greep (S6) • 1 drie-standen-schakelaar met lange greep (S3) • 4 drie-standen-schakelaars met korte greep (S1, S4, S5 en S7) • 2 eenzijdig zelfneutraliserende drie-standen-schakelaars met lange greep (S2 en S8) • 2 INC/DEC-toetsen (DT1 en DT2) • 2 aan de achterzijde gemonteerde proportionele schuifregelaars (SL1 en SL2) • 4 proportionele draaiknoppen (DV1 … DV4) De beide kruisknuppels hebben, wanneer een nieuw modelgeheugen met het modeltype “vleugelmodel” werd gekozen, direct effect op de reeds aan de ontvangeruitgangen 1 … 4 aangesloten servo’s. De andere hierboven genoemde “verdere” bedieningselementen zijn echter in principe standaard inactief. Daaruit resulteert, dat bij levering van de besturing en ook na het initialiseren van een nieuw modelgeheugen met het type “vliegtuigmodel” en de “binding” ervan aan de in te bouwen ontvanger, alleen de aan de ontvangeruitgangen 1 … 4 aangesloten servo’s via de beide stuurknuppels bewogen kunnen worden, maar de aan de andere uitgangen aangesloten servo’s daarentegen steeds in hun middenpositie blijven staan. Ook wanneer dit op het eerste gezicht niet comfortabel lijkt …, is alleen op deze manier gegarandeerd, dat u enerzijds volledig vrij de “verdere” bedieningselementen kunt uitkiezen en u anderzijds het “deactiveren” van niet benodigde bedieningselementen bespaard blijft, want: Een niet benodigd bedieningselement heeft ook bij een foutieve bediening alleen dan geen invloed op uw model, wanneer het inactief, dus niet aan een functie toegekend is. Geheel volgens uw behoeften kunnen “verdere” bedieningselementen nu in dit hier te bespreken menu
»Kanaal set« geheel naar vrije keuze aan iedere willekeurige functie-ingang, zie bladzijde 38, worden toegewezen. Dit wil echter ook zeggen, dat aan elk van deze bedieningselementen naar behoefte ook gelijktijdig meerdere functie-ingangen kunnen worden toegewezen. Zo kan bijvoorbeeld aan dezelfde schakelaar, die u in dit menu aan een ingang toewijst, tegelijkertijd in het menu »Klokken« voor de “klokken” als aan-/uit-schakelaar dienen enz. Aanwijzingen: In tegenstelling tot de instelling van de servo-wegen heeft de instelling van stuurelementen effect op alle daarna volgende mix- en koppelfuncties en dus uiteindelijk op alle servo’s, die via het desbetreffende bedieningselement worden bediend. • Afwijkend van de in dit onderdeel getoonde displays van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT worden op het display van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weergegeven.
•
(GLobal/FASE)
Optietoets GL / FASE
Door aantippen van deze toets aan de bovenste rand van het display rechts ... TRG.
Graubele
GL
Sv
1. K1
St 1
7. AUX 2
2. RO1L
St 2
8. AUX 3
GEEN
3. HO
St 3
9. AUX 4
GEEN
4. RI
St 4
10. AUX 5
GEEN
5. RO1R
GEEN
11. AUX 6
GEEN
6. AUX 1
GEEN
12. AUX 7
GEEN
aantippen
GEEN
… kan de trimming van de stuurfuncties 2 … 4 van “toepasbaar op alle vliegfasen (“GL(obaal)”) naar “specifiek voor een bepaalde vliegfase (“FASE”) en omgekeerd worden gezet. Meer informatie hierover in het onderdeel »Trim Stap« enkele bladzijden hiervoor.
Toewijzing van een stuurelement Tip met een vinger of de meegeleverde stift op het waardenveld in de regel van het gewenste stuurkanaal, bijvoorbeeld: TRG.
GL
Graubele
Sv
1. K1
St 1
7. AUX 2
GEEN
2. RO1L
St 2
8. AUX 3
GEEN
3. HO
St 3
9. AUX 4
GEEN
4. RI
St 4
10. AUX 5
GEEN
5. RO1R
G EN
11. AUX 6
GEEN
6. AUX 1
GEEN
12. AUX 7
GEEN
aantippen
GL
Graubele
Sv
GL
Graubele
Sv
St 1
7. AUX 2
GEEN
TRG.
St 1 St 2
3. HO
St 3
4. RI
St 4
10. AUX 5
GEEN
4. RI
St 4
5. RO1R
GEEN
11. AUX 6
GEEN
5. RO1R
GEEN
CLR 11. AUX 6
GEEN
6. AUX 1
SL 1
12. AUX 7
GEEN
6. AUX 1
SL 1
12. AUX 7
GEEN
Stuurelement of schakelaar wissen Tip het waardenveld met de te wissen toewijzing met een vinger of de meegeleverde stift aan, bv.: GL
Graubele
TRG.
Sv
1. K1
St 1
7. AUX 2
GEEN
2. RO1L
St 2
8. AUX 3
GEEN
St 3
9. AUX 4
GEEN
St 4 10. AUX 5 aantippen
GEEN
Graubele
2. RO1L
St 2
8. AUX 3
GEEN
St 3
9. AUX 4
GEEN
4. RI
St 4
10. AUX 5
GEEN
5. RO1R
GEEN
11. AUX 6
GEEN
6. AUX 1
GEEN
12. AUX 7
GEEN
4. RI
4
GEEN
5. RO1R
GE N
11. AUX 6
GEEN
Belangrijke aanwijzingen:
5
GEEN
6. AUX 1
SL 1
12. AUX 7
GEEN
•
6. AUX 1
GEEN
12. AUX 7
GEEN
Door aantippen van NEE breekt u het proces af. Voor het toewijzen van het gewenste stuurelement of de gewenste schakelaar bedient u deze, waarbij u er op moet letten, dat de proportionele draaiknop en –draaischuif pas na enkele “klikken” worden herkend, dus wat langer bediend worden. Wanneer de weg niet voldoende is bedient u het stuurelement eventueel naar de tegenoverliggende richting. Met een toegewezen 2-standen-schakelaar kan alleen tussen de beide eindpunten worden heen en weer geschakeld, bv. motor AAN resp. UIT. De 3-standen-schakelaars daarentegen hebben ook een middelste positie. Op het display wordt nu óf de aanduiding van het stuurelement óf het nummer van de schakelaar getoond, bv.:
Het display “KIEZEN” wordt weer zichtbaar: TRG.
GL
Graubele
1. K1
St 1
2. RO1L
St 2
3. HO
St 3
4. RI
St 4
Sv
7. AUX 2
GEEN
AUX 3
GEEN
4
GEEN
8
KIEZEN
NEE
5
GEEN
5. RO1R
GEEN
CLR 11. AUX 6
GEEN
6. AUX 1
SL 1
12. AUX 7
GEEN
Tip om het toegewezen stuurelement of de toegewezen schakelaar te wissen op CLR :
Sv
3. HO
3. HO
GEEN
GL
GEEN
GEEN
GEEN
CLR 11. AUX 6
5
7. AUX 2
GEEN
GEEN
N E
St 1
AUX 3
5. RO1R
8
aantippen
1. K1
8
NEE
GEEN
2. RO1L
GEEN
7. AUX 2
St 3
GEEN
4
GEEN
9. AUX 4
St 1
St 4
AUX 3
8. AUX 3
St 3
St 2
3. HO
GEEN
St 2
2. RO1L 4. RI
Sv
7. AUX 2
2. RO1L
1. K1
KIEZEN
GL
Graubele
1. K1
3. HO
TRG.
Het display “KIEZEN” wordt nu zichtbaar: TRG.
TRG. 1. K1
De in dit menu toegewezen stuurelementen hebben “globaal” effect in alle vliegfasen. Alleen de in het ondermenu »DR/ Expo« van het functiemenu in te stellen “Offset” en de tevens in het ondermenu »DR/Expo«, bladzijde 138 resp. 173,, in te stellen “Weg-instelling” hebben specifiek per vliegfase effect. • Wanneer u bij een model met welfkleppen aan de dan met “WK1L” aangeduide ingang 6 een stuurelement of schakelaar toewijst, is de functie daarvan afhankelijk van de telkens actuele instelling in de regel “ACT” van het ondermenu »WK-SET« van het functiemenu, bladzijde 158: Staat daar het waardenveld naast “ACT” op BLK of UIT , dan heeft dit stuurelement of deze schakelaar uitsluitend effect op de servo’s 6 en 7 met de in het ondermenu »DR/Expo« ingestelde waarden. In andere gevallen neemt dit stuurelement of deze schakelaar de functie van een “fasentrimming” over, met de in het ondermenu »WK-SET« ingestelde waarden. Basismenu – kanaal set
95
Gaslimiet-functie Bij het modeltype “helikopter” is de standaard bij de zender mz-18 HoTT de ingang “9” en bij de zender mz24 HoTT de ingang “12” aan de proportionele draaiknop “DV1” toegekend: TRG.
Starlet
GL
Sv
1. PITCH
St 1
7. GYRO
2. ROLL1
St 2
8. GOVERNOR GEEN
3. NICK1
St 3
9. AUX 2
4. HEKROTOR
St 4
5. AUX 1
GEEN
6. GAS
GEEN
TRG.
Starlet
GEEN DV 1
Betekenis en toepassing van “gaslimiet” Zoals al eerder bij de functie “gas” werd gezegd, wordt in tegenstelling tot een vleugelmodel bij een helikoptermodel het vermogen van de motor niet direct met de K1-knuppel, maar slechts indirect via de in bepaalde helikoptermenu’s ingestelde gascurve geregeld of – wanneer u in uw model een toerenregelaar gebruikt – door deze. Aanwijzing: Voor verschillende vliegfasen kunt u via de programmering van vliegfasen natuurlijk ook individuele vliegfasen instellen.
GL
Sv
1. PITCH
St 1
7. GYRO
8. GOVERNOR GEEN
GEEN
2. ROLL1
St 2
3. NICK1
St 3
9. AUX 2
GEEN
4. HEKROTOR
St 4
10. AUX 3
GEEN
5. AUX 1
GEEN
11. AUX 4
GEEN
6. GAS
GEEN
12. AUX 5
DV 1
Aanwijzing: Afwijkend van het in dit onderdeel afgebeelde display van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT worden op het display van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weergegeven. Door deze toewijzing is het niet meer nodig om twee vliegfasen “met idle up” en “zonder idle up” te programmeren, zoals u dat misschien gewend was bij andere besturingen, omdat het verhogen van het systeemtoerental onder het hoverpunt met de desbetreffende opties van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT veel flexibeler en fijngevoeliger is dan bij de zogenaamde “idle up”. Als u echter toch liever uw helikopter met “idle up” wilt programmeren, dan schakelt u de hieronder beschreven functie “gaslimiet” uit, door de ingang “9” 96
resp. “12” op GEEN te zetten.
Basismenu – kanaal set | gaslimiet-functie
In de praktijk is het zo, dat echter zowel bij de traditionele motoraansturing als bij toepassing van een toerenregelaar de motor van een helikopter bij “normaal” vliegen nooit in de buurt van het stationaire toerental komt, en dat deze motor daarom normaal gesproken niet zonder meer gestart of goed afgesteld kan worden. De functie “gaslimiet” lost dit probleem elegant op, doordat via een apart stuurelement – standaard de bij de zender mz-18 HoTT links boven en bij de zender mz-24 HoTT links vooraan gemonteerde proportionele draaiknop “DV 1” – de positie van de gasservo resp. de vermogensregeling van een motorregelaar begrensd kan worden. Op deze manier is het mogelijk om met de gaslimiet-draaiknop het “gas” ook tot aan de stationaire positie terug te nemen, waar dan de trimmer van de gas-/pitch-stuurknuppel de controle overneemt, resp. om een elektro-aandrijving helemaal uit te zetten. Omgekeerd kan de gasservo resp. de regelaar natuurlijk alleen dan de volgaspositie bereiken, wanneer met de gaslimiter ook de hele servo-uitslag vrijgegeven is. De instelling van de waarde aan de – rechter – plus-kant in de kolom “weg” in het display “K5-9” resp. “K5-12” van het ondermenu »DR/Expo« van het functiemenu, bladzijde 175, moet daarom in ieder geval zo groot worden ingesteld, dat in de maximumpositie van de gaslimiter de via gascurven-instellingen haalbare volgaspositie
niet begrensd wordt – normaal gesproken zal dit een waarde tussen +100 % en +125 % zijn. TRG.
NORMAAL
Starlet
Sv
K5-12
K K5
+100% +100%
K6
+100% +100% K10 +100% +100%
+
K7
+100% +100% K11 +100% +100%
RES
K8
+100% +100% K12 +100% +125%
–
DR –
K9
+100% +100%
DR +
DR –
DR +
De waarde van de – linker – min-kant in de kolom “weg” moet het daarentegen mogelijk maken om met de gaslimiter de elektromotor uit te zetten resp. om een carburateur zo ver te sluiten, dat de verbrandingsmotor ook met de – digitale – K1-trimming uitgezet kan worden. Laat u daarom deze waarde – voorlopig – op +100 %. Deze variabele “begrenzing” van de gasuitslag zorgt niet alleen voor comfortabel starten en afzetten van de motor, maar ook voor een aanzienlijke vergroting van de veiligheid! Denk er maar eens aan wat er zou kunnen gebeuren, wanneer u bv. de helikopter met lopende motor naar de startplaats brengt en u per ongeluk de K1-knuppel aanraakt … Bij een te ver geopende carburateur wordt u daarom al bij het aanzetten van de zender gewaarschuwd met een geluidssignaal en ziet u op het basisdisplay de melding: WAARSCHUWING GAS AR
GAS CUT
GAS POS
FASE
NORMAAL SIGNAL HF AAN/UIT
AAN
UIT
Tip: Maak gebruik van de »Servo-monitor«, om de invloed van de gaslimiter te controleren. Denk er aan, dat bij de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT de servo-uitgang 6 de gasservo aanstuurt! Basisinstelling stationairloop Draai de gaslimiter – standaard de aan de links vooraan resp. links bovenop de zender gemonteerde proportionele draaiknop “DV1” – eerst met de klok mee tot aan de aanslag. Zet nu de gas-/pitch-stuurknuppel in de pitchmaximum-positie en controleer, of in het ondermenu … (vanaf bladzijde 183)
»Gascurve«
… van het functiemenu een standaard gascurve effectief is. Zou u na het aanmaken van een modelgeheugen de standaard gascurve al gewijzigd hebben, dan moet u deze in ieder geval tijdelijk terugzetten naar de waarden “punt L = 0 %”, “punt 3 = +50 %” en “punt H = +100 %”: TRG.
NORMAAL
Starlet
GASLIMIET +100%
Sv TRIM
CURVE
UIT
IN
–100%
UIT PUNT ST. UIT
+
X-AS
Aanwijzing: Bij een gesloten gaslimiter is daarentegen de positie van de gas-/pitch-stuurknuppel niet van belang; deze kan daarom in de maximum-pitch-positie blijven, zodat bij het afstellen van de carburateur-stuurstang alleen met de gaslimiter van “volgas” (gaslimiter open) naar “motor UIT” (gaslimiter dicht) gewisseld kan worden.
000% Y-AS
TRG.
NORMAAL
Starlet CURVE
UIT
ENT
IN
–100%
UIT
–067%
Omdat de trimhevel van het gas bij een geopende gaslimiter geen effect heeft, is de positie ervan hier niet van belang. Stel nu – zonder de verbrandingsmotor te starten – de gasservo eerst bij voorkeur mechanisch zó af, eventueel daarna via de weg-instelling van servo 6 in het ondermenu »WEG/LIM«, dat de carburateur helemaal geopend is.
Aanwijzing: Maak gebruik van de »Servo-monitor«, om de invloed van de gaslimiter te kunnen zien. Denk er aan, dat bij de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT de gasservo via de servo-uitgang 6 wordt aangestuurd!
Sv TRIM
–
Aanwijzing:
worden aangepast. Het starten van de motor gebeurt bij een volledig gesloten gaslimiter, waarbij de stationairloop alleen met de trimhevel van de gas-/pitch-stuurknuppel wordt ingesteld en de motor met behulp van de digitale trimming wordt uitgezet.
Stel nu bij een gesloten gaslimiter de aansturing van de carburateur zó af, dat de carburateur precies helemaal sluit. Let er in ieder geval op, dat de gasservo in geen van de beide extreme posities (volgas / motor-UIT) mechanisch vastloopt. Tot slot van deze basisinstelling moet nog het instelbereik van de stationairtrimming met het punt “L” van de gascurve in overeenstemming worden gebracht. Daarvoor moet het punt “L” van het display “Gascurve” op ongeveer +15 tot +18 % worden gezet, bijvoorbeeld:
GASLIMIET +100%
–100% L
Sluit nu de gaslimiter helemaal, door de draaiknop “DV 1” tegen de klok in tot aan de uitslag te draaien. Breng met de trimhevel van de gas-/pitch-stuurknuppel de markering van de trimpositie naar de motor-UIT-positie.
PUNT ST. AAN
+
L
+016%
–
X-AS
Y-AS
ENT
Voor de exacte instelling van een naadloze overgang van stationairtrimming naar de gascurve moet bij een gesloten gaslimiter en geheel geopende stationairtrimming de pitchknuppel rond de minimum-aanslag een beetje heen en weer worden bewogen. De gasservo mag daarbij niet meelopen! De verdere instellingen van de gascurve moeten sowieso later bij het vliegen Basismenu – kanaal set | gaslimiet-functie
97
Zenderuitgang Verwisselen van de uitgangen van de zender Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
0
000:00.0 000:00.0
aantippen
NORMAAL
Graubele ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “groene” basismenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »ZEND.UITG«: TERUG
MOD.KEUZE
BASIS
MODELTYPE
FUNKTIE
SYSTEEM
OMK/VERT
WEG/LIM
ZEND.SET
KL
Sv-MON
KAN.SET
ZEND.UITG
KEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
Om een maximale flexibiliteit wat betreft de ontvangerbezetting te hebben is in het programma van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT de mogelijkheid geïntegreerd om naar eigen goeddunken de servo-uitgangen 1 tot maximaal 9 resp. 12 om te wisselen: TRG.
98
Afwijkend van het in dit onderdeel afgebeelde display van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT worden op het display van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weergegeven. Met deze optie kunnen de 9 “stuurkanalen” van de zender mz-18 HoTT resp. de 12 “stuurkanalen” van de zender mz-24 HoTT naar eigen inzicht worden verdeeld over de zenderuitgangen 1 … 9 resp. 1 … 12. Let er wel op, dat de weergave in het menu »Servomonitor«, bladzijde 92, alleen slaat op de “stuurkanalen” volgens de ontvangerbezetting en dus GEEN rekening houdt met het verwisselen van de uitgangen. Programmering Tip met een vinger of de meegeleverde stift op het waardenveld in de regel van de te wijzigen kanaal/uitgang-combinatie, bijvoorbeeld: TRG.
MIDDEN
aantippen M-STOP
Aanwijzing:
Graubele
Sv
TS
1 K >> UIT1 TS
7 K >> UIT7
+
TS
2 K >> UIT2 TS
8 K >> UIT8
RES
TS
3 K >> UIT3 TS
9 K >> UIT9
–
Graubele
Sv
TS
1 K >> UIT1 TS
7 K >> UIT7
+
TS
2 K >> UIT2 TS
8 K >> UIT8
RES
TS
3 K >> UIT3 TS
9 K >> UIT9
–
4 K >> UIT4 TS TS aantippen
10 K >> UIT10
TS
K >> UIT5 TS
11 K >> UIT11
TS
6 K >> UIT6 TS
12 K >> UIT12
TRG.
Graubele
Sv
TS
6 K >> UIT1 TS
7 K >> UIT7
+
TS
2 K >> UIT2 TS
8 K >> UIT8
RES
TS
3 K >> UIT3 TS
9 K >> UIT9
–
TS
4 K >> UIT4 TS
10 K >> UIT10
TS
5 K >> UIT5 TS
11 K >> UIT11
TS
1 K >> UIT6 TS
12 K >> UIT12
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de standaardwaarde. Eventuele latere wijzigingen, zoals instellingen van de servo-weg, Dual Rate/Expo, mixers etc. moeten echter altijd volgens de oorspronkelijke ontvangerbezetting worden gedaan! Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantippen van de toets TRG. links boven op het display weer terug naar de menukeuze: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
MOD.KEUZE
MODELTYPE
WEG LIM
OMK/VERT
MIDDEN
M-STOP
ZEND.SET
KLOKKEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
Sv-MON
KAN.SET
ZEND.UITG
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw: TRG.
Graubele
Sv
TS
1 K >> UIT1 TS
7 K >> UIT7
+
TS
2 K >> UIT2 TS
8 K >> UIT8
RES
TS
3 K >> UIT3 TS
9 K >> UIT9
–
TS
4 K >> UIT4 TS
10 K >> UIT10
TS
4 K >> UIT4 TS
10 K >> UIT10
TS
5 K >> UIT5 TS
11 K >> UIT11
TS
5 K >> UIT5 TS
11 K >> UIT11
TS
6 K >> UIT6 TS
12 K >> UIT12
TS
6 K >> UIT6 TS
12 K >> UIT12
Basismenu – zenderuitgang
waarde in. Bij de andere zenderuitgangen gaat u eventueel op dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld:
Stel nu met de + of – toets rechts buiten de gewenste
Voorbeeld: In het helikopterprogramma van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT zijn de uitgangen voor een pitchservo en de gasservo ten opzichte bepaalde oudere Graupner-zenders verwisseld: de gasservo zit nu op de zenderuitgang “6” en de pitchservo op uitgang “1”. Misschien wilt u echter
gemeenschappelijke functiemenu’s de oorspronkelijke configuratie houden. In dit geval verwisselt u de kanalen 1 en 6 met elkaar, zodat zich – zoals hierboven afgebeeld – (stuur-)kanaal 6 aan uitgang 1 zit en omgekeerd. Aanwijzing: Met de als “Channel Mapping” aangeduide kanaal-toewijzingsfunctie van de ontvanger van het in de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT geïntegreerde »Telemetrie«-menu kunnen de maximaal 9 resp. 12 stuurkanalen van deze zenders ook over meerder ontvangers worden verdeeld of meerdere ontvangeruitgangen van dezelfde stuurfunctie worden voorzien, bijvoorbeeld om elke rolroerhelft met twee in plaats van één servo aan te kunnen sturen enz. Vanwege de overzichtelijkheid adviseren wij echter dringend, om maar van één van de beide opties gebruik te maken.
Basismenu – zenderuitgang
99
Wat is een mixer?
Principes van een mixfunctie Bij veel modellen is vaak een mix van verschillende aansturingen in het model wenselijk, bv. een koppeling tussen rol- en richtingroer of een koppeling van twee servo’s, wanneer 2 roeren van aparte servo’s moeten worden aangestuurd. In al deze gevallen wordt de signaalstroom aan de “uitgang” van het stuurelement “afgetakt” – d.w.z. op een punt, waarbij de verschillende opties van het stuurelement ook al het signaal beïnvloeden, zoals bv. »Dual Rate/Expo«, »Kanaal set«, »Kanaal 1 curve« enz. –, om dit signaal dan op een bepaalde manier op de “ingang” van een ander stuurkanaal en daarmee tenslotte op een ontvangeruitgang effect te laten hebben. Voorbeeld: V-staartmixer
4
Servo
C 577
Bes N 41 1
C 577
48V
richting / hoogte rechts
Servo
4
richting / hoogte links
Bes N 4 0
ric
4
ng hti ric ogte ho
htin g
V-staartmixer
stuurkanalen (ontvangeruitgangen)
te
ric h ho ting og te
og
stuurfunctie-ingangen
3
ho
3
V
hoogteroerstuurknuppel
richtingroerstuurknuppel
De software van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT bevat al een groot aantal voorgeprogrammeerde koppelfuncties, waarbij twee (of meer) stuurkanalen met elkaar gemixt worden. Zo kan de juist als voorbeeld genoemde mixer al in het kader van de basisinstelling van een model, vanaf bladzijde 47, in de vorm van “V-staart” softwarematig geactiveerd worden. Daarnaast biedt de software in elke geheugenplaats van het vliegtuig- en heliprogramma telkens vijf vrij programmeerbare lineaire mixers en drie curvenmixers per eventueel geactiveerde vliegfase. Lees meer hierover in de algemene opmerkingen bij de “vrije mixers” op de rechter bladzijde. 100
Wat is een mixer?
Algemene opmerkingen bij de vrij programmeerbare mixers In het verloop van het handboek worden er een groot aantal kant-en-klaar geprogrammeerde koppelfuncties beschreven. De eigenlijke betekenis van mixers en de functie ervan werd op de bladzijde links al uit de doeken gedaan. Hieronder volgt algemenere informatie over de zogenaamde “vrije mixers”: De zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT bieden naast de al eerder besproken voorgeprogrammeerde mixerfuncties in elk van de 30 modelgeheugenplaatsen per eventueel geprogrammeerde vliegfase vijf vrij programmeerbare lineaire en drie curvenmixers, waarbij u de ingang en uitgang alsmede het mixpercentage naar eigen goeddunken kunt definiëren. Deze maximaal 48 mixers per modelgeheugen zijn zeker voldoende, in ieder geval wanneer u de mogelijkheden van de voorgeprogrammeerde koppelfuncties toepast. Bij de “vrije mixers” wordt als ingangssignaal het aan een willekeurige stuurfunctie (1 … 9 resp. 1 … 12) aanliggende gebruikt. Het op het stuurkanaal liggende en aan de mixeringang toegevoerde signaal wordt door het desbetreffende stuurelement en door de bijbehorende karakteristiek van dit stuurelement, zoals deze bv. in de menu’s »Dual Rate / Expo«, »Kanaal 1 curve« en »Kanaal set« zijn vastgelegd, beïnvloed. De mixeruitgang heeft effect op een vrij te kiezen stuurkanaal ( 1 tot – afhankelijk van het type ontvanger – max. 12) die, voordat hij het signaal naar de servo verstuurt, alleen nog door de functies servo-omkeer, -midden, -weg, -begrenzing en eventueel door de optie »Zenderuitgang« kan worden beïnvloed. Een stuurfunctie, bladzijde 38, mag tegelijkertijd voor willekeurig veel mixer-ingangen worden gebruikt, wanneer bv. mixers parallel geschakeld moeten worden. Omgekeerd mogen ook willekeurig veel mixer-uitgangen op één en hetzelfde stuurkanaal, bladzijde 38, effect hebben. Met name in het laatste geval moet u er op letten, dat de desbetreffende servo ook dan niet mechanisch vastloopt, wanneer meerdere mixersignalen bij elkaar worden opgeteld. Eventueel moet u voor de
veiligheid in het menu »WEG/LIM«, bladzijde 68, een passende begrenzing van de weg instellen. Softwarematig is een “vrije mixer” eerst altijd “geblokkeerd”, en moet dus eventueel in het kader van de programmering van een mixer expliciet ingeschakeld worden. Naar keuze kan aan de mixer echter ook een AAN-/UIT-schakelaar worden toegewezen. Let u echter vanwege het grote aantal schakelbare functies op een (ongewenste) dubbele bezetting van een schakelaar. De beide wezenlijke parameters van de mixers zijn … • … het mixpercentage, dat bepaalt, in welke mate het ingangssignaal op het aan de uitgang van de mixer aangesloten stuurkanaal effect heeft. Bij de lineaire mixers kan het mixpercentage symmetrisch of asymmetrisch worden ingesteld en bij de curvenmixers ook nog via maximaal 7 punten naar eigen inzicht worden geconfigureerd, om ook extreme niet-lineaire curven te kunnen realiseren. • … het neutraalpunt van een lineaire mixer, dat ook wordt aangeduid met “Offset”. De Offset is dat punt op de stuuruitslag van een stuurelement (stuurknuppel, proportionele stuurelement of schakelaar) waarbij de mixer het aan zijn uitgang aangesloten stuurkanaal net niet beïnvloedt. Normaal gesproken is dit de middenpositie van het stuurelement. De Offset kan naar een willekeurige plaats van de stuuruitslag worden verschoven. Omdat de curvenmixers helemaal vrij kunnen worden ingesteld, is een standaard-instelling van een mixer-neutraalpunt alleen bij de 5 lineaire mixers zinvol en mogelijk.
Algemene opmerkingen bij de vrij programmeerbare mixers
101
Vrije mixers Vrij programmeerbare mixers Tip eventueel met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel’-symbool: 000%
TRG.
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000
000:00.0
NORMAAL
ACT
VAN
1.
BLK
GEEN
>>
2.
BLK
GEEN
>>
GEEN
3.
BLK
GEEN
>>
GEEN
000%
RX
Graubele
NAAR
4.
BLK
GEEN
>>
GEEN
N RMAAL
5.
BLK
GEEN
>>
GEEN
aantippen
SET
GEEN
000:00.0
Sv
TRG. GEEN
NORMAAL
Graubele >>
Sv
GEEN
VLG. aantippen
K1
K2
K3
K4
K5
K6
K7
K8
K9
K 10
K 11
K 12
CLR
Graubele ACCUTIJD 00: 01: 23 000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »PROG.MIX«: TERUG
TRG.
000
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
Graubele
NORMAAL NAAR
Sv
• „VAN“ Tip in dit display op de linker van de beide bovenste rode toetsen:
ACT
VAN
6.
BLK
GEEN
>>
GEEN
7.
BLK
GEEN
>>
GEEN
TRG.
8.
BLK
GEEN
>>
GEEN
GEEN >>
SET
VLG.
DR/EXP
VL MIX
GAS CRV
PROG.MIX
RO DIFF
WK MIX
WK SET
TRAINER
V-STAART
TELEMET.
Mixer inrichten
aantippen BUTTERFLY
Onafhankelijk van het gekozen modeltype kunt u in elk van de 30 modelgeheugenplaatsen per eventueel ingerichte vliegfase over zes lineaire en drie 7-punts-curvenmixers beschikken. Vliegfasen-afhankelijke instelling van vrije mixers Wanneer u in het menu »FASE«, bladzijde 134, vliegfasen heeft aangemaakt en van een passende naam heeft voorzien, verschijnt deze op het display rechts boven in groene letters, bv. «NORMAAL». Bedien dus eventueel de desbetreffende schakelaar, om tussen de vliegfasen om te schakelen:
102
Functiemenu – vrije mixers
Schakel eventueel om naar de gewenste vliegfase. Tip met een vinger of de meegeleverde stift in de regel van de mixer die ingericht moet worden op één van de toetsen in de kolommen “VAN” en “NAAR”, bijvoorbeeld: TRG.
Graubele
NORMAAL NAAR
Sv
Sv
GEEN
aantippen K 2 FASE
NORMAAL
Graubele
K3
K4
K5
K6
K7
K8
K9
K 10
K 11
K 12
CLR
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw: TRG.
NORMAAL
Graubele
GEEN >>
Sv
GEEN
ACT
VAN
1.
BLK
GEEN
>>
GEEN
K1
K2
K3
K4
2.
BLK
G EN
>>
GEEN
K6
K7
K8
3.
BLK
aantippen >>
K5
GEEN
K9
K 10
K 11
K 12
4.
BLK
GEEN
>>
GEEN
5.
BLK
GEEN
>>
GEEN
SET
VLG.
Daarop wordt op het display de keuzepagina “VAN >> NAAR” van de geselecteerde mixer zichtbaar:
CLR
Aanwijzing: Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde displays van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT worden op het display van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weergegeven.
Kies nu één van de stuurfuncties 1 … 9 resp. 1 … 12 uit, zie “Begripsdefinities” op bladzijde 38, door deze met een vinger of de meegeleverde stift aan te tippen, bijvoorbeeld: TRG.
NORMAAL
Graubele
GEEN >>
Sv
stuurkanalen vast door met een vinger of de meegeleverde stift op de rechter van de beide bovenste rode toetsen te tippen: TRG. K1
NORMAAL
Graubele >>
K1
K2
K3
K4
K5
K6
K7
K8
aantippen K 10
K 11
K 12
Sv
GEEN
CLR
K aantippen
K4
K5
K6
K7
K8
K9
K 10
K 11
K 12
CLR
K1
NORMAAL
Graubele
K3
K4
K5
K6
K7
K8
K9
K 10
K 11
K 12
TRG. K1
NORMAAL
Graubele >>
Sv
GEEN
Sv
GEEN
K2
>>
Sv
K3
K1
K2
K3
K4
K5
K6
K7
K8
K9
K 10
K 11
K 12
CLR
•
Door het aantippen van het gewenste kanaal wordt deze in het blauwe en dus actieve waardenveld overgenomen: TRG.
NORMAAL
Graubele
Aanwijzingen:
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
>>
K1
GEEN K1
K1
TRG.
CLR
Aantippen van de toets CLR zet een gewijzigde waarde in het blauwe en dus actieve veld terug naar GEEN . Aanwijzing: Vergeet niet om aan elk van de eventueel geselecteerde stuurfuncties 5 … max. 12 bij een vliegtuigmodel resp. 5, 7 … max. 12 bij een helikoptermodel in het menu »Kanaal set« ook een stuurelement toe te wijzen!
K1
K2
K3
K4
K5
K6
K7
K8
K9
K 10
K 11
K 12
CLR
Kies nu één van de stuurkanalen 1 … 9 resp. 1 … 12 als doel uit, zie “Begripsdefinities” op bladzijde 38, door deze met een vinger of de meegeleverde stift aan te tippen, bijvoorbeeld: TRG. K1
NORMAAL
Graubele >>
GEEN
K1
K2
K3
K4
K5
K6
K
K8
K9
K 10 aantippen K 12
Sv
De aangetipte stuurfunctie wordt direct overgenomen naar het blauwe veld. • Mixers, waarbij de mixeringang gelijk gezet werd aan de mixeruitgang, bv. “K1 >> K1” maken het in combinatie met de optie om een vrije mixer naar behoefte aan- en uit te zetten, mogelijk om heel speciale effecten te creëren. Aantippen van de toets CLR zet een gewijzigde waarde in een blauw en dus actief veld terug naar GEEN . Door middel van het aantippen van de toets TRG. links boven op het display … TRG. K1
NORMAAL
Graubele >>
aantippen
Sv
K3
K1
K2
K3
K4
K5
K6
K7
K8
K9
K 10
K 11
K 12
CLR
CLR
… verlaat u het menu weer in de richting van de “mixerkeuze”:
• „NAAR“ In het invoerveld van deze kolom legt u het doel van de mixer, d.w.z. de mixer-uitgang, op één van de Functiemenu – vrije mixers
103
TRG.
Graubele
ACT
VAN
1.
BLK
K1
2.
BLK
GEEN
NORMAAL NAAR
SET
>>
K3
>>
>>
GEEN
3.
BLK
GEEN
>>
GEEN
4.
BLK
GEEN
>>
GEEN
5.
BLK
GEEN
>>
GEEN
Sv
VLG.
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
Mixer wissen Om een al gedefinieerde mixer weer te wissen tipt u met een vinger of de meegeleverde stift óf op de “VAN”- óf op de “NAAR”-toets van de te wissen mixer, bijvoorbeeld: TRG. ACT
VAN
1.
AAN
K1
>>
Mixer activeren resp. deactiveren
2.
AAN
K6
>>
Om een mixer, die zoals hierboven beschreven werd al ingericht is, te activeren resp. te deactiveren tipt u in de kolom “ACT” op het waardenveld van de te activeren resp. te deactiveren mixer, bijvoorbeeld:
3.
AAN
K3
>>
4.
AAN
5.
BLK
TRG.
Graubele
ACT
VAN
1.
BLK
2.
LK
3.
aantippen
BLK
NORMAAL
Sv
NORMAAL
Graubele
NAAR
SET
K3
>>
K3
>>
8
>>
K7
>>
K8
>>
GEEN
>>
GEEN
aantippen
VLG.
TRG.
NORMAAL
Graubele
SET
K1
>>
K3
>>
GEEN
>>
GEEN
GEEN
>>
GEEN
K1
K2
K3
K4
K6
K7
K8
K 10
K 11
K 12
K7
4.
BLK
GEEN
>>
GEEN
K5
5.
BLK
GEEN
>>
GEEN
K9
>>
K7
TRG.
Graubele
ACT
VAN
NAAR
SET
1.
AAN
K1
>>
K3
>>
2.
BLK
GEEN
>>
GEEN
3.
BLK
GEEN
>>
GEEN
4.
BLK
GEEN
>>
GEEN
5.
BLK
GEEN
>>
GEEN
Sv
VLG.
K1
K2
K3
K4
K5
K6
K7
K8
K9
K 10
K 11
K 12
TRG. Sv
K8 CLR
Tip ook hier met een vinger of de meegeleverde stift óf op de “VAN”- óf op de “NAAR”-toets van de te wissen mixer. In dit voorbeeld bv. op K 8 rechts van de beide haakjes: TRG. K7 K1
104
Functiemenu – vrije mixers
NORMAAL
Graubele >>
Sv
K8
>>
CLR
K7
Sv
NORMAAL
Graubele
K1
K2
K3
K4
K5
K6
K7
K8
K9
K 10
K 11
K 12
CLR aantippen
NORMAAL
Graubele
GEEN >>
Sv
K8
>>
TRG. NORMAAL
NORMAAL
Graubele
Aantippen van de toets CLR zet zowel het blauwe en dus actieve als ook het rode veld van dezelfde regel terug naar GEEN .
Het display voor de kanaalkeuze gaat open:
NAAR
VLG.
Sv
TRG.
Sv
GEEN
K1
K2
K3
K4
K5
K6
K7
K8
K9
K 10
K 11
K 12
CLR
K8
Kaantippen
K4
K5
K6
K7
K8
K9
K 10
K 11
K 12
CLR
Door middel van het aantippen van de toets TRG. links boven op het display verlaat u het menu weer in de richting van de “mixerkeuze”.
Instellen van de lineaire mixers 1 … 5
Mixpercentages
Voor het instellen van één van de lineaire mixers 1 … 5 tipt u in de regel van de in te stellen mixer met een vinger of de meegeleverde stift in de kolom “SET”, bijvoorbeeld:
… boven en onder het mixer-neutraalpunt – uitgaand van de actuele positie daarvan – definiëren. Om bijvoorbeeld de mixerwaarde onder het neutraalpunt in te stellen tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het waardenveld rechts naast “A”:
TRG.
NORMAAL
Graubele
ACT
VAN
1.
AAN
K1
2.
AAN
K6
NAAR
SET
>>
K3
>>
>>
K3
3.
AAN
K3
>>
K8
4.
BLK
GEEN
>>
GEEN
5.
BLK
GEEN
>>
Sv
TRG. VLG.
A
K1
B
OF SET X Y
000%
+
000%
RES
000%
–
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
Sv
>> K 3
TRG. K1
Graubele
NORMAAL
Sv
>> K 3 ACT AAN St/S AAN
ACT AAN St/S AAN A
000% aantippen
NORMAAL
B
000%
+
B
000%
+
OFFSET X
000%
RES
OFFSET X
000%
RES
OFFSET Y
000%
–
OFFSET Y
000%
–
000%
De verticale – groene – lijn stelt de momentele positie van het stuurelement aan ingang 1 voor. De horizontale, in de linker helft rode en in de rechter blauwe lijn geeft het mixpercentage aan, dat op het moment over de hele weg van het stuurelement constant de waarde nul heeft; daardoor zal het hoogteroer het bedienen van het K1-stuurelement nog niet volgen. Vervolgens moet u de …
NORMAAL
Sv
>> K 3 ACT AAN St/S AAN A
Sv
ACT AAN St/S AAN
GEEN
Graubele
NORMAAL
K1
Graubele
+050% B +125%
+
OFFSET X
000%
RES
OFFSET Y
000%
–
>> K 3
aantippen
Op het display wordt de instel-pagina van de geselecteerde mixer zichtbaar: TRG.
K1
Graubele
TRG.
A
000%
Stel nu met de + resp. – toets rechts buiten de gewenste waarde in. Het instelbereik bedraagt ±125 %. Met de waarde boven het neutraalpunt gaat u op dezelfde manier te werk. Er kunnen symmetrische en asymmetrische waarden worden ingesteld, bijvoorbeeld:
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de standaardwaarde. (mixer-neutraalpunt)
Offset
Standaard bevindt het mixer-neutraalpunt ( “Offset”), dus dat punt langs de stuurweg, waarbij de mixer het aan zijn uitgang aangesloten stuurkanaal NIET beïnvloedt, zich precies in het midden van de stuuruitslag. • Offset X Een in het waardenveld van de regel “Offset X” ingevulde waarde verschillend van “000 %” heeft een horizontale verschuiving van het neutraalpunt met maximaal ±100 % tot gevolg. Om het Offsetpunt bijvoorbeeld met 30 % naar rechts te kunnen verschuiven tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het waardenveld rechts naast “OFFSET X”: TRG. K1
Graubele
NORMAAL
Sv
>> K 3 ACT AAN St/S AAN A
+050% B +125% OFFSET X OFFSET Y
+
000%
RES
0 %
–
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
Functiemenu – vrije mixers
105
TRG. K1
Graubele
NORMAAL
Sv
>> K 3
TRG. K1
+050% B +125% OFFSET X
000%
RES
OFFSET Y
000%
–
K1
Graubele
NORMAAL
Sv
A
+050% B
125%
aantippen
OFFSET X +03 % OFFSET Y
000%
TRG. K1
Graubele
NORMAAL
+ RES –
Sv
>> K 3
>> K 3
ACT AAN St/S AAN A
A
+050% B +125%
+
OFFSET X +030%
RES
OFFSET Y
000%
+ RES
000%
–
Mixerschakelaar Zodra een mixer, zoals beschreven in het onderdeel “Mixer activeren resp. deactiveren” op bladzijde 104, geactiveerd is, zijn de waardenvelden rechts naast “ACT” en “St/S” ook AAN . Daardoor is de desbetreffende mixer niet alleen geactiveerd, maar in de actuele vliegfase ook permanent “AAN”-gezet, zie afbeelding hierboven. Elke mixer kan echter naar keuze ook onafhankelijk van andere factoren in- en uitgeschakeld worden, doordat aan deze mixer een “eigen” schakelaar toegewezen wordt. Tip hiervoor met een vinger of de meegeleverde stift op het waardenveld rechts naast “St/S” … TRG.
–
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de standaardwaarde. • Offset Y Een in het waardenveld van de regel “Offset Y” ingestelde waarde verschillend van “000 %” heeft daarentegen een verticale verschuiving van de lijn van de mixer met maximaal ±100 % ten gevolg. Om de lijn bijvoorbeeld met 50 % naar beneden te kunnen verschuiven tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het waardenveld rechts naast “OFFSET Y”:
Functiemenu – vrije mixers
+050% B +125% OFFSET X +030% OFFSET Y
Belangrijke aanwijzing: De hier afgebeelde curve is alleen ter demonstratie bedoeld en stelt in geen geval een echte mixercurve voor.
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
ACT AAN St/S AAN
106
Sv
ACT AAN St/S AAN +
Verschuif nu met de + toets het Offsetpunt met de hierboven als voorbeeld genoemde 30 % naar rechts: TRG.
NORMAAL
>> K 3
ACT AAN St/S AAN A
Graubele
Verschuif nu de mixer-lijn met de – toets met de hierboven als voorbeeld genoemde 50 % naar beneden: TRG. K1
Graubele
NORMAAL
Sv
>> K 3
K1
Graubele
NORMAAL
aantippen
Sv
>> K 3 ACT AAN St/S AAN A
+050% B +125%
+
OFFSET X +030%
RES
OFFSET Y –050%
–
ACT AAN St/S AAN A
+050% B +125%
+
OFFSET X +030%
RES
OFFSET Y –050%
–
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de standaardwaarde.
… en wijs hieraan, zoals beschreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40, een schakelaar of een stuurelement-schakelaar toe:
TRG. K1
Graubele
NORMAAL
TRG
Sv
>> K 3
K8 KIEZEN
CLR
T X +030%
OFFSET Y –050%
Sv
>> K10
TRG. K8
+
IN UIT aantippen
RES –
UNT ST. UIT
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door middel van het aantippen van de toets TRG. links boven op het display terug naar de mixer-keuze. Instellen van de curven-mixers 6 … 8 Deze drie curvenmixers maken het mogelijk, om extreem niet-lineaire mixercurven door maximaal vijf vrij te plaatsen punten tussen de eindpunten “L” (low = -100 % stuuruitslag) en “H” (high = + 100 % stuuruitslag) langs de stuuruitslag te definiëren. Programmering in details De stuurcurve kan door middel van maximaal 7 punten, de zogenaamde “steunpunten”, langs de hele stuurknuppeluitslag vliegfasenafhankelijk worden vastgelegd. In de softwarematige basis-instelling zijn 2 steunpunten al gedefinieerd, en wel de beide eindpunten “L” en “H”. De hieronder getoonde voorbeelden dienen slechts als demonstratie en stellen geen echte mixercurven voor. Zetten van steunpunten Met het stuurelement van de mixer-ingang, hier bijvoorbeeld de met de zijdelingse proportionele draaischuif SL1 bediende stuurfunctie 8, wordt in de grafiek een groene – standaard niet zichtbare – verticale lijn tussen de beide eindpunten verschoven. Om deze lijn zichtbaar te maken tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de toets ST. UIT links onder:
ACT AAN St/S AAN
000% L
000%
–
X-AS
Y-AS
ENT
In aansluiting op het omschakelen van dit waardenveld naar ST. AAN wordt de groene verticale lijn, die de momentele positie van het stuurelement voorstelt, zichtbaar gemaakt en de positie van het stuurelement ook numeriek in de regel “IN(gang)” weergegeven. In het volgende voorbeeld bevindt zich het stuurelement aan ingang 8 bij -45 % stuurweg. Het uitgangssignaal bedraagt echter nog steeds 0 %, omdat er nog geen waarde werd ingevuld: TRG. K8
NORMAAL
Graubele
IN
–045%
UIT
000%
PUNT ST. AAN
TRG. K8
Sv
000%
PUNT ST. AAN
?
000%
–
X-AS
Y-AS
ENT
Het snijpunt van deze lijn met de desbetreffende curve is als “UIT(gang)” aangeduid en kan aan de steunpunten tussen –125 % en +125 % gevariëerd worden, zie verder hieronder. Dit stuursignaal heeft alleen effect op de mixeruitgang. Tussen de beide eindpunten “L”en “H” kunnen tot max. vijf extra steunpunten worden gezet, waarbij de minimale afstand tussen twee navolgende steunpunten niet kleiner dan ca. 25 % dient te zijn. Zodra u nu de toets ENT rechts onder met een vinger of de meegeleverde stift aantipt, …
X-AS
Y-AS
ENT
NORMAAL
Sv
>> K10 IN
–045%
UIT
000%
PUNT
UIT
000%
Graubele
ST. AAN +
aantippen
?
ACT AAN St/S AAN
ACT AAN St/S AAN –045%
+
… wordt op het snijpunt van de beide lijnen een rode punt gezet. Parallel daaraan wordt de “?” door een puntnummer vervangen en het waardenveld rechts daarnaast geeft de actuele UITgangswaarde weer:
>> K10 IN
Sv
>> K10
+
–100%
NORMAAL
Graubele
ACT AAN St/S AAN
St/S AAN
NEE % B +125%
NORMAAL
Graubele
+
1
000%
–
X-AS
Y-AS
ENT
Het zojuist gezette punt kunt u – zoals hieronder beschreven wordt – met de functie X-AS over een bereik van ±90 % horizontaal en met de functie Y-AS over een bereik van ±125 % verticaal verschuiven. Aanwijzing: Zou het desbetreffende stuurelement niet exact op het steunpunt zijn ingesteld, dan moet u er op letten dat de procenten van de regels “ingang” en “uitgang” altijd betrekking hebben op de momentele positie van het stuurelement. Op dezelfde manier gaat u eventueel met de andere steunpunten te werk, waarbij de volgorde waarin de maximaal vijf punten tussen de uitersten “L” en “H’’ aangemaakt worden niet van belang is, omdat de steunpunten na het zetten (of wissen) van een steunpunt automatisch van links naar rechts telkens opnieuw Functiemenu – vrije mixers
107
doorgenummerd worden.
tussen de desbetreffende eindpositie en de middelste positie te zetten:
Wissen van een steunpunt Om één van de gemaakte steunpunten 1 tot max. 5 weer te wissen, moet de verticale lijn met het bijbehorende stuurelement in de buurt van het te wissen steunpunt worden gebracht. Zodra het nummer van dit steunpunt en de bijbehorende waarde worden in de regel “Punt” getoond worden en het punt rood is, zie afbeelding hieronder, kunt u deze door aantippen van de toets ENT wissen, bv.: TRG. K8
NORMAAL
Graubele
Sv
>> K10 ACT AAN St/S AAN IN
–085%
UIT
000%
PUNT ST. AAN TRG. K8
+
1
000%
X-AS
Y-AS
NORMAAL
Graubele
aantippen
ENT Sv
>> K10 ACT AAN St/S AAN IN
–085%
UIT
000%
PUNT ST. AAN
+
?
000%
–
X-AS
Y-AS
ENT
Wijzigen van steunpunt-waarden • Toets X-AS Door aantippen van de aan de onderrand van het display geplaatste toets met een vinger of de meegeleverde stift activeert u deze functie. Aansluitend kunt u een actief, d.w.z. rood afgebeeld punt met de + toets naar eigen inzicht naar rechts en met de – toets op dezelfde manier naar links verschuiven. Bijvoorbeeld om het bij -45 % gezette punt 1 en het bij +45 % gezette punt 2 lek precies 108 Functiemenu – vrije mixers
TRG. K8
NORMAAL
Graubele
TRG.
Sv
ACT AAN St/S AAN
ACT AAN St/S AAN +050%
UIT
000%
PUNT ST. AAN
+
IN
+050%
UIT
+050%
PUNT ST. AAN
2
000%
–
X-AS
Y-AS
ENT
Aantippen van de toets X-AS deactiveert deze functie weer. Aanwijzingen: • Wanneer u het – rode – punt horizontaal weg van de actuele positie van het stuurelement verschuift, wordt het punt na korte tijd weer groen afgebeeld en verschijnt er in de regel punt een “?”. Dit vraagteken betreft echter niet het verschoven punt, maar geeft aan dat op de actuele positie van het stuurelement een nieuw punt gezet kan worden. • Let er op, dat de percentages in de regels “IN (gang)” en “UIT(gang)” altijd op de momentele positie van de stuurknuppel slaan, en niet op de positie van het punt. • Toets Y-AS Door aantippen van de aan de onderrand van het display geplaatste toets met een vinger of de meegeleverde stift activeert u deze functie. Aansluitend kunt u een actief, d.w.z. rood afgebeeld punt met de + toets naar eigen inzicht naar boven en met de – toets naar beneden verschuiven, bijvoorbeeld:
Sv
>> K10
K8
>> K10 IN
NORMAAL
Graubele
+
2
+050%
–
X-AS
Y-AS
ENT
Aantippen van de toets Y-AS deactiveert deze functie weer. Aanwijzing: Let u er op, dat de percentages in de regels “IN(gang)” en “UIT(gang)” altijd op de momentele positie van de stuurknuppel slaan, en niet op de positie van het punt. Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantippen van de toets TRG. links boven op het display weer terug naar de mixer-keuze en eventueel verder terug naar de menukeuze: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR EXP
VL MIX
GAS CRV
PROG.MIX
RO DIFF
WK MIX
WK SET
BUTTERFLY
TRAINER
V-STAART
TELEMET.
Trainer Verbinding van twee zenders met DSC-kabel Tip eventueel met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel’-symbool: 000%
TRG.
000%
RX
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000
Sv
Graubele
K1
LER.
K7
LER.
St/S
K2
LER.
K8
LER.
GEEN BIND
K3
LER.
K9
LER.
K4
LER.
K 10
LER.
UIT
000:00.0
K5
LER.
K 11
LER.
TYPE
N RMAAL
K6
LER.
K 12
LER.
HF
000:00.0 aantippen
mogelijk bij een uitgeschakelde leraar-leerling-verbinding. Kies door aantippen met een vinger of de meegeleverde stift de aan de leerling over te geven stuurelementen 1 tot max. 12 uit, bijvoorbeeld: TRG. K1
Graubele ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »TRAINER«: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR/EXP
VL MIX
GAS CRV
aantippen PROG MIX
BUTTERFLY
R
FF
TRAINER
WK MIX
WK SET
V-STAART
TELEMET.
De zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT zijn standaard voorzien van een DSC-aansluiting op de achterkant van de zender. Deze is niet alleen geschikt – zoals beschreven op bladzijde 24 – voor het aansluiten van vliegsimulatoren, maar ook voor de integratie van de zender in een kabelgebonden leraar-/leerlingsysteem. Om de hiervoor benodigde instellingen te kunnen doen, opent u het menupunt »TRAINER« door dit met een vinger of de meegeleverde stift aan te tippen:
Aanwijzingen: •
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde displays van de 12-kanaals zender mz24 HoTT worden op het display van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weergegeven. • De bovenstaande afbeelding geeft de uitgangstoe stand van dit menu weer: er zijn nog geen stuurelementen van de leerling vrijgegeven en er is ook nog geen schakelaar toegewezen.
Sv
Graubele
LEERL.
K7
LER.
St/S
K2
LEERL.
K8
LER.
GEEN
K3
LEERL.
K9
LER.
BIND
K4
LEERL.
K 10
LER.
UIT
K5
LER.
K 11
LER.
TYPE
K6
LER.
K 12
LER.
HF
Bij de toewijzing van de stuurfuncties moet de gebruikelijke volgorde worden aangehouden: kanaal
funktie
1
motor/rem resp. pitch
Instelling van de leraar-zender
2
rolroer resp. rollen
Tot maximaal negen (mz-18 HoTT) resp. 12 (mz-24 HoTT) functie-ingangen, zie “Begripsdefinities” op bladzijde 38, van een leraar-zender mz-18 HoTT resp. maximaal twaalf functie-ingangen van een leraar-zender mz-24 HoTT kunnen apart of in een willekeurige combinatie aan de leerling-zender worden overgegeven. De met LER. aangeduide waardenvelden resp. toetsen geven daarom die functie-ingangen weer, waarmee de stuurfuncties 1 … 4 (kruisknuppelfuncties bij vliegtuig- en helimodel) normaal gesproken bezet zijn en de vrij toewijsbare ingangen 5 … max. 12 van het menu »Kanaal set«.
3
hoogteroer resp. nicken
4
richtingroer resp. hekrotor
Om het overgeven van functies te kunnen uitvoeren moet u nog in het waardenveld onder “St/S” rechts op het display een leraar-leerling-schakelaar toewijzen, zoals beschreven op bladzijde 40 in het onderdeel “Toewijzing van schakelaars, stuurelementen en stuurelement-schakelaars”. Neem hiervoor bij voorkeur een momentschakelaar, om de besturing op elk moment naar de leraarzender terug te kunnen nemen, bv. S8:
Aanwijzing: Welke individuele stuurelementen aan de eventueel aan de leerling over te geven functie-ingangen toegewezen zijn, is in principe niet van betekenis. De toewijzing van stuurelementen in het menu »Kanaal set« is echter alleen Functiemenu – leraar/leerling
109
TRG.
Sv
Graubele
K1
LEERL.
K7
LER.
St/S
K2
LEERL.
K8
LER.
SW 8 BIND
K3
LEERL.
K9
LER.
K4
LEERL.
K 10
LER.
UIT
K5
LER.
K 11
LER.
TYPE
K6
LER.
K 12
LER.
HF
Omdat op dit vroege tijdstip van de programmering van een leraar-leerling-systeem er waarschijnlijk nog geen kant-en-klaar geprogrammeerde leerlingzender aan de leraarzender zal zijn aangesloten, reageert de zender direct vanwege de door de schakelaartoewijzing gesloten schakelaar met hoorbare waarschuwingssignalen. Parallel hieraan zou in het basisdisplay van de zender om de seconde links boven een waarschuwingmelding verschijnen, zie afbeelding aan het einde van het volgende hoofdstuk “Draadloos HoTT-systeem”. Open dus weer de zojuist toegewezen schakelaar. Tenslotte verandert u nog de waarde onder “TYPE” in de onderste regel rechts in DSC LE (DSC-leraar), om de DSC-aansluiting om te zetten naar “signaal-ingang”: TRG.
Sv
Graubele
K1
LEERL.
K2
K7
LER.
St/S SW 8
LEERL.
K8
LER.
K3
LEERL.
K9
LER.
BIND
K4
LEERL.
K 10
LER.
UIT
K5
LER.
K 11
LER.
TYPE
K6
LER.
K 12
LER.
DSC-LE
Het door de leerling te sturen model moet compleet, d.w.z. met al zijn functies inclusief de trimming en eventueel bijbehorende mixerfuncties, in een modelgeheugenplaats van de leraar-zender mz-18 HoTT of mz-24 HoTT geprogrammeerd zijn en ook de HoTT-ontvanger van het model moet aan de leraar-zender “gebonden” zijn, omdat deze ook tijdens het leerlingvliegen het 110
Functiemenu – leraar/leerling
model uiteindelijk stuurt; Een leraarzender mz-18 HoTT of mz-24 HoTT kan verbonden worden met iedere geschikte leerlingzender, ook met zender van de “klassieke” 35-/40-MHz-band. Zo kan bijvoorbeeld een leraar-zender mz-24 HoTT ook probleemloos met een leerlingzender mc-24 worden verbonden In zoverre de aansluiting aan de leerlingkant echter NIET via een tweepolige DSC-bus plaatsvindt, maar bijvoorbeeld aan een driepolige leraar-leerling-aansluiting uit het assortiment van Graupner is het een voorwaarde voor een correcte verbinding met een leerlingzender dat, onafhankelijk van de bij de leraarzender gebruikte modulatiesoort, in de leerlingzender ALTIJD de modulatiesoort PPM (10, 16, 18 of 24) is ingesteld. Instelling leerling-zender Het door de leerling te besturen model moet compleet, d.w.z. met alle functies inclusief de trimming en eventuele mixerfuncties zowel in een geheugenplaats van de leraarzender geprogrammeerd en de HoTT-ontvanger van het desbetreffende model aan de leraarzender “gebonden” zijn. In principe kan echter een HoTT-leerlingzender ook aan een leraarzender van de “klassieke” 35/40 MHz-soort gekoppeld zijn, omdat zich aan de DSC-bus van de HoTT-zender het voor de leraarzender benodigde PPM-signaal aanwezig is. Als leerling-zender kan in principe ook bijna elke andere zender uit het voormalige en huidige Graupner-programma met minstens 4 stuurfuncties gebruikt worden. De leerling-zender moet eventueel worden voorzien van de desbetreffende aansluitmodule voor leerling-zenders. Deze moet volgens de bijgevoegde handleiding op de zenderprint worden aangesloten. De verbinding naar de leraarzender vindt plaats via de bijbehorende kabel, zie volgende dubbele bladzijde. Meer informatie hierover vindt u in de Graupner hoofdcatalogus FS en op internet onder www.graupner.de.
De stuurfuncties van de leerlingzender MOETEN zonder tussenschakeling van welke mixers dan ook direct op de stuurkanalen, d.w.z. de ontvangeruitgangen, effect hebben! Bij zenders van de “mc”, “mx” of “mz“-serie kunt u het beste een vrij modelgeheugen van het benodigde modeltype (“vleugel” of “heli”) activeren, van de modelnaam “Leerling” voorzien en de stuurtoewijzing (mode 1 … 4) en “gas resp. pitch min naar voren/achteren” aanpassen aan de gewoonten van de leerling. Alle andere instellingen worden in de basis-instelling gelaten! Alle andere instellingen alsmede mix- en koppelfuncties vinden uitsluitend in de leraar-zender plaats en worden ook vanuit deze naar het model overgedragen. Bij zenders van de serie “mz” moet ook nog in de onderste regel van het van het ondermenu »TRAINER« het waardenveld onder “TYPE” rechts onder op het display door aantippen met een vinger of de meegeleverde stift worden aangepast naar DSC LL (“DSC-leerling), om de DSC-aansluiting op de achterkant van de zender om te zetten naar “signaal-uitgang”. TRG. K1
Sv
Graubele
LEERL.
K7
LER.
St/S
K2
LEERL.
K8
LER.
SW 8
K3
LEERL.
K9
LER.
BIND
K4
LEERL.
K 10
LER.
UIT
K5
LER.
K 11
LER.
TYPE
K6
LER.
K 12
LER.
DSC-LL
Bij een leerlingzender mx-20 HoTT, mc-16 HoTT, mc-20 HoTT of mc-32 HoTT moet bovendien eventueel in de regel “DSC-uitgang” van het menu »Basisinstelling model« de modulatiesoort aan de nummers van de over te geven stuurkanalen worden aangepast. Bijvoorbeeld zijn in het signaalpakket van de modulatiesoort “PPM10” alleen de stuurkanalen 1 … 5 aanwezig, maar niet het kanaal 6 en hoger. Wanneer dit kanaal ook door de leerling gebruikt moet worden dient u een modulatiesoort te kiezen die ook dit kanaal
bevat! Wanneer bij één van de vier hierboven genoemde zenders het leerling-gebruik niet met een nieuw aangemaakt modelgeheugen gestart worden maar met een al bestaand modelgeheugen, dan moet u er in ieder geval op letten dat in de regel “Module” van het menu »Basisinstelling model« “HoTT” is ingesteld. Anders is het mogelijk dat het aan de DSC-aansluiting aanwezige PPM-signaal geïnverteerd is. Bij – oudere – zenders van het type “D” en “FM” moet ook nog de servo-draairichting worden gecheckt en eventueel worden aangepast door het omsteken van de desbetreffende kabels. Alle mixers moeten ook worden uitgeschakeld resp. op “nul” worden gezet. In zoverre u naast de functies van de beide kruisknuppels (1 … 4) nog meer stuurfuncties aan de leerlingzender wilt overgeven, moeten in het menu »Instelling stuurelement« van de leerling-zender aan die ingangen, die overeenkomen met de vrijgegeven functie-ingangen 5 … max. 12 van de leraarzender, tenslotte nog bedieningselementen worden toegewezen.
Belangrijke aanwijzingen: •
Test in ieder geval VÓÓR de start van een leraar-/leerling-sessie bij het startklare model of alle functies op een juiste manier overgegeven kunnen worden. • Steek in geen geval één van de met “S” of “M” gekenmerkte uiteinden van de door u gebruikte leraar-/leerlingkabel met 3-polige cinch-stekker in een bus van het DSC-systeem. Het is daarvoor niet geschikt. De DSC-bus is uitsluitend geschikt voor kabels met 2-polige cinch-stekkers. Leraar-leerling-kabels 4179.1
Voor het leraar-/leerling-gebruik tussen twee willekeurige, van een DSC-bus voorziene Graupner-zenders – herkenbaar aan de tweepolige cinch-stekker aan beide einden.
3290.7
Leraar-/leerlingkabel voor het verbinden van een leraar-zender met DSC-bus (bv. mx12 tot mc-32 HoTT) of ook een van de optionele DSC-module Best.-Nr. 3290.24 voorziene zender met een Graupner-leerling-zender met leerling-bus van het opto-electronische systeem – herkenbaar aan de aanduiding “S” aan de kant van de driepolige cinch-stekker.
Belangrijk: •
Wanneer u aan de leerlingkant vergeten zou om een stuurelement toe te wijzen, dan blijft bij het overgeven van de stuurfunctie de desbetreffende servo(‘s) in de middenpositie staan. • Volledig onafhankelijk van de soort HF-verbinding tussen de leraarzender en het model moet de leerlingzender altijd in de “normale” PPM-modus staan. Leraar-leerling-gebruik Beide zenders worden via de passende kabel, zie overzicht op de volgende bladzijde, met elkaar verbonden: 2-polige stekker met de (eventueel op de kabel aanwezige) aanduiding “M” (Master) in de bus van de leraarzender resp. stekker met het eventueel (afhankelijk van de kabel) aanwezige opschrift “S” (Student) in de bijbehorende bus van de leerlingzender steken.
Leraar-/leerling-kabel voor het verbinden van een leerling-zender met DSC-bus (bv. mx-12 tot mc-32 HoTT) of ook een van de optionele DSC-module Best.-Nr. 3290.24 voorziene zender met een Graupner-leraar-zender met leraar-bus van het opto-electronische systeem – herkenbaar aan de aanduiding “M” aan de kant van de driepolige cinch-stekker. Meer informatie over de in dit gedeelte genoemde kabels en modulen voor de leraar- resp. leerling-zenders vindt u in de desbetreffende handleidingen, in de Graupner hoofdcatalogus FS en op internet onder www. graupner.de. 3290.8
Functiemenu – leraar/leerling
111
Verbindingsschema
leerlingzender mz-18 HoTT en mz-24 HoTT
leraar-zender mz-18 HoTT en mz-24 HoTT
M leraar-/leerling-kabel Best.-Nr. 4179.1
S leraar-/leerling-kabel Best.-Nr. 4179.1
leraar-/leerling-kabel Best.-Nr. 3290.8
leraar-zender met DSC-bus
leraar-zender met leraarmodule Best.-Nr. 3290.2, 3290.19, 3290.22
mc-16 HoTT, mc-20 HoTT mc-32 HoTT
mc-19(s, iFS + HoTT) bis mc-24, mx-22(iFS), mx-24s
mx-12 HoTT mx-16 HoTT mx-20 HoTT mz-10 HoTT mz-12 HoTT mz-18 HoTT mz-24 HoTT
112
Functiemenu – leraar/leerling
Aanwijzing: De op deze pagina weergegeven verbindingsschema’s geven mogelijke zenders resp. zendercombinaties weer ten tijde van de uitgave van deze handleiding.
leraar-/leerling-kabel Best.-Nr. 3290.7
leerling-zender met DSC-bus
mc-16 HoTT, mc-20 HoTT mc-32 HoTT mx-12 HoTT mx-16 HoTT mx-20 HoTT mz-10 HoTT mz-12 HoTT mz-18 HoTT mz-24 HoTT
leerling-zender met leerlingmodule Best.-Nr. 3290.3, 3290.10, 3290.33 D 14, FM 414, FM 4014, FM 6014, mc-10 … mc-24, mx-22(iFS), mx-24s
Draadloos HoTT-systeem Het leraar-leerling-systeem van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT kan ook draadloos worden gebruikt. Daarvoor wordt, zoals hieronder beschreven, de leraar-zender met een leerling-zender “verbonden”. Deze configuratie is mogelijk tussen zenders, die in het menu »TRAINER« over de optie “BIND:” beschikken, zie ook afbeeldingen in dit onderdeel. Voorbereiden van de zenders Leraarzender Het trainermodel moet compleet, d.w.z. met alle functies inclusief de trimming en eventuele mixerfuncties in een geheugenplaats van de HoTT-leraar-zender geprogrammeerd zijn. Het als lesvliegtuig bedoelde model moet dus zonder beperkingen door de leraar-zender bestuurbaar zijn. Firmware-versies tot en met V1.019 Als afsluiting van de voorbereidingen moet het trainermodel aan de leerlingzender worden gebonden. Een uitvoerige beschrijving van het bindproces vindt u op bladzijde 76. Firmware-versie V1.020 en hoger Het trainermodel blijft steeds aan de leraarzender gebonden. Belangrijke aanwijzing: Geheel onafhankelijk van de firmwareversie van de leraarzender MOET bij een leerligzender van het type mx-10 HoTT met firmwarestand V 1a20 het trainermodel ALTIJD aan de leerlingzender gebonden zijn. Tevens is het absoluut nodig, dat in het modelgeheugen van de leraarzender, dat bij de trainingsvlucht gebruikt gaat worden, de beide optietoetsen van de regel “BIND AAN/UIT” van het menu “ZENDER SET” op UIT gezet zijn. Er mag dus zowel onder RX1 als ook onder RX2 geen binding met een ontvanger in dit modelgeheugen aanwezig zijn.
Leerling-zender Bij Graupner-HoTT-zenders van de “mc”, “mx“ of “mz”-serie kunt u het beste een vrij modelgeheugen van het benodigde modeltype (“vleugel” of “heli”) activeren, van de modelnaam “leerling” voorzien en de stuurtoewijzing (mode 1 … 4) en “gas resp. pitch min naar voren/ achteren” aanpassen aan de gewoonten van de leerling. Alle andere instellingen en alle mix- en koppelfuncties vinden uitsluitend in de leraar-zender plaats en worden ook vanuit deze naar het model overgedragen. Bij de toewijzing van de stuurfuncties moet de gebruikelijke volgorde worden aangehouden: kanaal
funktie
1
motor/rem resp. pitch
2
rolroer resp. rollen
3
hoogteroer resp. nicken
4
richtingroer resp. hekrotor
In zoverre u naast de functies van de beide kruisknuppels (1 … 4) nog meer stuurfuncties aan de leerling-zender wilt overgeven, moeten in het menu »Kanaal set« van de leerling-zender aan die ingangen, die overeenkomen met de in het menu »TRAINER« vrij gegeven functie- resp. stuurelement-ingangen 5 … max.12 van de leraar-zender, tenslotte nog bedieningselementen worden toegewezen. Belangrijk: Wanneer u aan de leerling-kant vergeten zou om een stuurelement toe te wijzen blijft bij het overgeven van de stuurfunctie de desbetreffende servo(‘s) in de middenpositie staan. Voorbereiden van leraar- en leerlingzender Schakel, eventueel nadat u het trainermodel aan de leerlingzender heeft gebonden, zie linker kolom, ook de leraar-zender in en open bij beide zenders het display »TRAINER«:
TRG. K1
Sv
Graubele LER.
K7
LER.
St/S
K2
LER.
K8
LER.
GEEN
K3
LER.
K9
LER.
BIND
K4
LER.
K 10
LER.
UIT
K5
LER.
K 11
LER.
TYPE
K6
LER.
K 12
LER.
HF
Aanwijzing: De bovenstaande afbeelding geeft de begintoestand van dit menu weer. Let er op, dat het waardenveld onder “TYPE” rechts onder op het display zowel in de leerling- als in de leraar-zender op HF staat. Leerlingzender Controleer het display en breng het eventueel naar de toestand zoals in de afbeelding hierboven. Leraar-zender Tot maximaal negen functie-ingangen, zie “Begripsdefinities” op bladzijde 38, van een leraar-zender mz-18 HoTT resp. maximaal twaalf functie-ingangen van een leraar-zender mz-24 HoTT kunnen apart of in een willekeurige combinatie vanuit de leraarzender aan de leerling-zender worden overgegeven. Aanwijzing: Welke individuele stuurelementen aan de eventueel aan de leerling over te geven functie-ingangen toegewezen zijn, is in principe niet van betekenis. De toewijzing van stuurelementen in het menu »Kanaal set« is echter alleen mogelijk bij een uitgeschakelde leraar-leerling-verbinding. Bij de toewijzing van de stuurfuncties moet de gebruikelijke volgorde worden aangehouden: Functiemenu – leraar/leerling
113
kanaal
funktie
1
motor/rem resp. pitch
2
rolroer resp. rollen
3
hoogteroer resp. nicken
4
richtingroer resp. hekrotor
Kies door aantippen met een vinger of de meegeleverde stift de aan de leerling over te geven stuurelementen 1 tot max. 12 uit, bijvoorbeeld: TRG. K1
Sv
Graubele
LEERL.
K7
LER.
St/S
K2
LEERL.
K8
LER.
GEEN
K3
LEERL.
K9
LER.
BIND
K4
LEERL.
K 10
LER.
UIT
K5
LER.
K 11
LER.
TYPE
K6
LER.
K 12
LER.
HF
Sv
Graubele
K1
LEERL.
K7
LER.
St/S
K2
LEERL.
K8
LER.
SW 8 BIND
K3
LEERL.
K9
LER.
K4
LEERL.
K 10
LER.
UIT
K5
LER.
K 11
LER.
TYPE
K6
LER.
K 12
LER.
HF
Omdat op dit vroege tijdstip van de programmering van 114
Functiemenu – leraar/leerling
Binden van de leerling-zender aan de leraar-zender Aanwijzing: Tijdens de bindingprocedure moet de afstand tussen de beide zenders niet al te groot zijn. Eventueel moet de positie van de beide zenders worden veranderd en de bindingprocedure herhaald worden. Start eerst bij de leerling-zender met een aantippen van de middelste toets van de rechter kolom het proces “BINDEN” …
Om het overgeven van functies te kunnen uitvoeren moet u onder “St/S” rechts op het display nog een leraar-leerling-schakelaar toewijzen, zoals beschreven op bladzijde 40 in het onderdeel “Toewijzing van schakelaars, stuurelementen en stuurelement-schakelaars”. Neem hiervoor bij voorkeur een momentschakelaar, om de besturing op elk moment naar de leraarzender terug te kunnen nemen, bv. S8: TRG.
een leraar-leerling-systeem er waarschijnlijk nog geen kant-en-klaar geprogrammeerde leerlingzender aan de leraarzender zal zijn aangesloten, reageert de zender direct vanwege de door de schakelaartoewijzing gesloten schakelaar met hoorbare waarschuwingssignalen. Parallel hieraan zou in het basisdisplay van de zender om de seconde links boven een waarschuwingmelding verschijnen, zie afbeelding aan het einde van dit hoofdstuk. Open dus weer de zojuist toegewezen schakelaar.
TRG.
TRG. K1
Sv
Graubele
LEERL.
K7
LER.
St/S
K2
LEERL.
K8
LER.
SW 8
K3
LEERL.
K9
LER.
BIND
K4
LEERL.
K 10
LER.
UIT
K5
LER.
K 11
LER.
T PE
K6
LER.
K 12
LER. aantippen
Zodra dit proces is afgesloten verschijnt op beide displays in plaats van “ZOEK(en)” “AAN”: TRG.
Sv
LEERLING LER.
K1
K7
LER.
St/S
K2
LER.
K8
LER.
GEEN
K3
LER.
K9
LER.
BIND
K4
LER.
K 10
LER.
AAN
K5
LER.
K 11
LER.
TYPE
K6
LER.
K 12
LER.
HF
LER.
St/S
Sv
LEERLING
K1
LER.
K7
LER.
St/S
K2
LER.
K8
LER.
GEEN
K3
LER.
K9
LER.
BIND
K2
LEERL.
K8
LER.
SW 8
K4
LER.
K 10
LER.
UIT
K3
LEERL.
K9
LER.
BIND
LER. TY E LER. aantippen HF
K4
LEERL.
K 10
LER.
AAN
K5
LER.
K 11
K6
LER.
K 12
... en direct daarna bij de leraar-zender:
TRG. K1
Sv
Graubele
LEERL.
K7
K5
LER.
K 11
LER.
TYPE
K6
LER.
K 12
LER.
HF
U kunt nu bij beide zenders terugkeren naar het basisdisplay en het trainergebruik na een grondige controle van alle functies beginnen. Zou daarentegen maar bij één van de beide of bij geen enkele zender AAN zichtbaar zijn en de bindingsprocedure dus mislukt zijn, dan moet u eventueel de positie van de beide zenders veranderen en de hele procedure herhalen.
Belangrijke aanwijzing: Controleer in ieder geval VÓÓR het begin van het leraar-/leerling-sessie bij het startklare model of alle functies correct overgegeven kunnen worden. Tijdens de … trainingsvlucht … kunnen de leraar en de leerling gemakkelijk op enige afstand van elkaar blijven. De zogenaamde roepafstand (max. 50 m) moet echter in geen geval overschreden worden, en er mogen geen andere personen tussen de leraar en de leerling gaan staan, omdat dit de reikwijdte van het terugkoppelingskanaal, dat voor de verbinding van de beide zender wordt gebruikt, kan verkleinen. In deze bedrijfsmodus ziet het basisdisplay van de leraar-zender er bv. als volgt uit … 000%
RX
der automatisch de besturing van het model over. Bevindt in deze situatie de leraar-leerling-schakelaar zich in de “leerling”-positie, dan klinken er zolang het signaalverlies duurt hoorbare waarschuwingssignalen en om de seconde verschijnt er links boven op het display de waarschuwing: 000%
RX
000%
4.1V
TX
Geen leerlingsignaal 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000
000:00.0 000:00.0 NORMAAL
Graubele ACCUTIJD 000
00: 01: 23 000
000%
4.1V
TX RX 05.2V 000
0:01:23 M 1
000
mz 000
000
000:00.0 000:00.0 NORMAAL
Graubele ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
… en die van de leerling bijvoorbeeld zo: 000%
000%
4.2V
000
0:01:23 M 1
000
mz 000
000
000:00.0 000:00.0 NORMAAL
LEERLING ACCUTIJD 00: 02: 34 000
000
Zou het tijdens een leraar-/leerling-sessie toch een keer voorkomen dat de verbinding tussen de leraar- en de leerling-zender verloren gaat, dan neemt de leraar-zenFunctiemenu – leraar/leerling
115
Telemetrie Instellen en weergeven Via het »Telemetrie«-menu kunnen in realtime zenderen ontvanger-data en gegevens van optioneel aangesloten telemetrie-sensoren opgeroepen en zichtbaar gemaakt worden. De ontvanger-data worden via het in de HoTT-ontvanger geïntegreerde terugkoppelingskanaal naar de zender overgebracht. Aan de telemetrie-aansluitingen van de van de actuele Firmware voorziene ontvangers GR-12L (Best.-Nr. S1012), GR-12S HoTT (Best.-Nr. 33505), GR-12 HoTT (Best.-Nr. 33506), GR-16 HoTT (Best.-Nr. 33508) en GR-24 HoTT (Best.-Nr. 33512) en GR-32 DUAL (Best.Nr. 33516) kunnen eventueel via een V- resp. Y-kabel maximaal 4 sensoren worden aangesloten. De mogelijkheid tot update van deze en toekomstige ontvangers door de gebruiker houdt de bijbehorende »Telemetrie«-menu’s altijd op de nieuwste stand en zorgt ervoor, dat toekomstige functies of talen kunnen worden toegepast. Aanwijzing: Na de registratie van uw product onder https:// www.graupner.de/de/service/produktregistrierung.aspx wordt u automatisch via E-mail over updates geïnformeerd. Belangrijke aanwijzingen: •
Deze handleiding bespreekt de functies die beschikbaar waren op het moment van de uitgave. • Zoals al eerder in het gedeelte “Binden van meerdere ontvangers” op bladzijde 76 opgemerkt kunnen er, indien gewenst, meerdere ontvangers per model gebonden worden, waarbij binnen de desbetreffende programma’s van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT de mogelijkheid bestaat om maximaal 2 ontvangers direct te beheren en ook menugestuurd de maximaal 12 stuurkanalen van de zender naar eigen inzicht over deze beide ontvangers te verdelen. Bij een later gebruik is echter alleen de ontvanger, die in de regel “ONTVANGER SELECT.” van het »Telemetrie«-menu” geactiveerd werd, in 116 Functiemenu – telemetrie
staat om een telemetrie-verbinding met de zender op te bouwen! TRG.
Graubele
ONTVANGER SELECT.
RX1
INSTELLEN/WEERGEVEN
>>
SENSOR
>>
HF STATUS
>>
BERICHT
>>
Dat betekent ook omgekeerd dat alleen de als laatste gebonden ontvanger via het »Telemetrie«-menu kan worden aangesproken! Eventueel moet dus de volgorde van het binden worden veranderd, voordat er aan een bepaalde ontvanger instellingen doorgevoerd kunnen worden. De tweede en alle andere ontvangers lopen parallel, maar in de modelgeheugen-onafhankelijke slave-modus! • Omdat de telemetrie-data tussen zender en ontvanger maar na elk vierde datapakket worden uitgewisseld heeft de dataoverdracht technisch gezien een bepaalde tijd nodig, zodat de reactie op bedieningstoetsen en veranderingen van instellingen iets vertraagd plaatsvindt. Dit is dus geen mankement. • Let er bij het instellen van de radiobesturing altijd op, dat de zenderantenne altijd voldoende ver van de ontvangerantennes verwijderd is! Anders riskeert u een gestoorde verbinding op het terugkoppelingskanaal en daardoor een foutief gedrag. • Let er bij het vliegen met sleepmodellen op, dat de minimale afstand tussen de beide ontvangers minimaal ca. 50 cm bedraagt. Gebruik eventueel een satellietontvanger, anders zijn er storingen via het terugkoppelingskanaal mogelijk.
• Programmeringen aan het model of aan sensoren mogen alleen plaatsvinden wanneer het model zich op de grond bevindt. Voer de instellingen alleen door met een uitgeschakelde motor resp. losgemaakte aandrijfaccu! Onbedoelde programmeringen kunnen anders niet worden uitgesloten. Een bv. per ongeluk geactiveerde servotest zou eventueel het model kunnen laten neerstorten en tot schade of letsel kunnen leiden. • Let ook op de veiligheidsaanwijzingen op de bladzijden 4 … 7 van dit handboek en bij de verschillende aparte handleidingen. • Alle instellingen (zoals Fail-Safe, omkeer servo-draairichting, mixer- en curven-instellingen enz.), die u via het menu »Telemetrie« programmeert worden uitsluitend in de ontvanger opgeslagen en eventueel bij het ombouwen van de ontvanger in een ander model daarin meegenomen. Initialiseer uw HoTT-ontvanger daarom voor de veiligheid opnieuw, wanneer u de ontvanger in een ander model wilt plaatsen, zie “Reset” op bladzijde 32. Programmeer daarom de omkeer van servo-draairichtingen, servoweg, mixer- en curven-instellingen bij voorkeur alleen via de zenderspecifieke standaardmenu’s van de desbetreffende zender. In andere gevallen overlappen de instellingen elkaar, wat later bij gebruik in het gunstigste geval tot onoverzichtelijkheid, in het ongunstigste geval tot problemen kan leiden. • Met de Channel-Mapping-functie van het in de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT geïntegreerde »Telemetrie«-menu kunnen stuurfuncties ook willekeurig over meerdere ontvangers verdeeld worden of ook meerdere ontvangeruitgangen van dezelfde stuurfunctie worden voorzien. Bijvoorbeeld om per rolroerhelft twee servo’s in plaats van maar één enkele te gebruiken enz. Ook hierbij wordt dringend geadviseerd om bij het programmeren altijd uiterst voorzichtig te werk te gaan.
Telemetrie De onder het verzamelbegrip »Telemetrie« samengevatte menu’s kunnen vanuit het “blauwe” functiemenu van de zenders mz-18 en mz-24 HoTT opgeroepen worden. Tip met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »TELEMET.«: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR/EXP
VL MIX
GAS CRV
aantippen PROG MIX
RO DIFF
WK MIX
TRAINER
BUTTERFLY
V-STAART
WK
TELEMET.
Vanuit het basisdisplay van de zender bereikt u het functiemenu, door met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool te tippen: 000%
RX
000%
4.1V
TX RX 00.0V 000
0:01:23 M 1
000
mz 000
000
000:00.0 000:00.0 aantippen
N RMAAL
Graubele ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Principes van de bediening De bediening van het »Telemetrie«-menu komt in principe overeen met de overige menu’s van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT.
TRG.
rechter rand van het display: de desbetreffende parameter wordt rood weergegeven. Aansluitend verandert u de waarde binnen het mogelijke instelbereik met de toetsen + of – en neemt u de waarde over door de SET -toets aan te tippen. Door middel van aantippen van de toets TRG. rechts boven op het display keert u terug naar de vorige pagina en door aantippen van de toets TRG. links boven op het display komt u terug bij de uitgangssituatie:
Graubele
ONTVANGER SELECT.
RX1
INSTELLEN/WEERGEVEN
>>
SENSOR
>>
HF STATUS
>>
BERICHT
>>
De weinige afwijkingen worden hieronder beschreven: Tussen de verschillende bladzijden van het »Teleme trie«-menu wisselt u door middel van aantippen van de toetsen VLG. (vooruit resp. „ “) en TRG. (terug resp. “ ”) met een vinger of de meegeleverde stift. De bijbehorende aanwijzingen w.b. de te volgen richting vindt u op iedere bladzijde van het display rechtsboven in de vorm van haakjes ( ), bv.: TRG.
Graubele
RX SERVO >OUTPUT CH: REVERSE : CENTER : TRIM : LIMIT– : LIMIT+ : PERIOD :
<> 01 OFF 1500µsec –000µsec 150% 150% 20msec
ONTV
TRG.
GAM
–
EAM
+
VARIO
VLG.
GPS
SET
ESC
Is er maar één haakje te zien, dan bevindt u zich telkens op de eerste resp. laatste bladzijde. Een wisselen van bladzijde is dan alleen nog in de aangegeven richting mogelijk. Menuregels, waarin parameters gewijzigd kunnen worden, zijn door een daarvoor geplaatst haakje ( ) gemarkeerd, zie afbeelding hierboven. Door aantippen van de + of – toets springt de “ ”-wijzer telkens een regel verder resp. terug. Regels die niet op deze manier kunnen worden geselecteerd kunnen ook niet gewijzigd worden. Om een parameter te veranderen tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de toets SET aan de
TRG.
Graubele RX1
ONTVANGER SELECT. INSTELLEN/WEERGEVEN
>>
SENSOR
>>
HF STATUS
>>
BERICHT
>>
Tip nu met een vinger of de meegeleverde stift op de toets van het gewenste ondermenu. Zou er echter in plaats van het verwachte ondermenu deze melding … TRG.
CLR
S. VOLT
00 3.7V
VELD ST. 00 000% ESC STR 00 000.0A
NIEUW LADEN
AAN
E. VOLT
00 3.7V
ALARM VELD ST. AAN
ESC VOLT 00 00.0V
… verschijnen, dan bestaat er nog geen verbinding met een ontvanger. Schakel dus uw ontvanger in en bind eventueel de desbetreffende ontvanger opnieuw zoals beschreven op bladzijde 76, resp. activeer deze zoals onder “Belangrijke aanwijzingen” op de vorige bladzijde vermeld staat.
Functiemenu – telemetrie
117
INSTELLEN/WEERGEVEN Op de eerste, van het opschrift … RX DATAVIEW … voorziene displaybladzijde van het ondermenu “INSTELLEN/WEERGEVEN” van het »Telemetrie«-menu … TRG.
Graubele
R-TEM.
temperatuur ontvanger in °C
L PACK TIME
geeft de langste tijdspanne in ms weer, waarbij datapaketten bij de overdracht van de zender naar de ontvanger verloren zijn gegaan
R-VOLT
actuele bedrijfsspanning van de ontvanger in Volt
L.R-VOLT
laagste bedrijfsspanning van de ontvanger sinds het laatste inschakelen in Volt
SENSOR1
geeft de waarde van de optionele telemetrie-sensor 1 in Volt en °C aan
SENSOR2
geeft de waarde van de optionele telemetrie-sensor 2 in Volt en °C aan
RX1
ONTVANGER SELECT. INSTELLEN/WEERGEVEN
>>
SENSOR aantippen
HF STATUS
>>
BERICHT
… kunnen geen instellingen worden doorgevoerd. Deze bladzijde geeft slechts informatie: TRG.
Graubele
RX DATAVIEW V6.35 > ONTV S–QUA100%S–dBM–030dBm GAM S–STR100% R–TEM.+28°C L PACK TIME 00010msec EAM R-VOLT :05.0V VARIO L.R-VOLT:04.5V SENSOR1 :00.0V 00°C GPS SENSOR2 :00.0V 00°C
TRG. – + VLG. SET
ESC
waarde
betekenis
Vx.xx
softwareversie van de ontvanger
S-QUA
kwaliteit in % van de bij de ontvanger aankomende signaalpakketten van de zender
S-dBm
niveau in dBm van het bij de ontvanger aankomende signaal van de zender
S-STR
signaalsterkte in % van het bij de ontvanger aankomende signaal van de zender
118
Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
(signaalkwaliteit) S-QUA Deze waarde geeft een soort “waardering van de bruikbaarheid” van de signaalpakketten van de zender weer, die bij de ontvanger aankomen. Deze, door de microprocessor van de ontvanger geproduceerde waardering van de signaalpakketten in % wordt via het terugkoppelingskanaal van de ontvanger “live” aan de zender meegedeeld en op het display meegedeeld. S-dBm (ontvangstvermogen) Bij de weergave “dBm” gaat het om een logaritmische waarde om extreem grote verschillen in signaalniveaus weer te geven, waarbij een niveau van 0 dBm een vermogen van precies 1 mW is. Vermogens > 1 mW hebben daardoor positieve dBm-waarden, vermogens < 1 mW negatieve. Voor een radiobesturing betekent dit, dat vanwege het feit dat radiosignalen zich als golven uitbreiden en het signaal op weg naar de ontvanger dus zwakker wordt, bv. van de 100 mW toegestaan vermogen van de zender (= 20 dBm) er in de regel (veel) minder dan 1 mW, dus een niveau < 0 dBm, bij de ontvanger aankomt. Dit wil dus ook zeggen dat hoe hoger het getal na het min-te-
ken is, des te slechter het ontvangstniveau! Belangrijk is dit onder andere bij de reikwijdtetest, die u vóór het vliegen moet uitvoeren. Voer de reikwijdtetest, zoals beschreven op bladzijde 79, vóór iedere vlucht uit en simuleer daarbij alle servobewegingen die tijdens de vlucht kunnen voorkomen. De reikwijdte moet bij een geactiveerde reikwijdtetest minimaal 50 m op de grond bedragen. Bij deze afstand mag in het “RX DATAVIEW”-display onder “S-dBm” hoogstens -80 dBm getoond worden, om veilig te kunnen vliegen. Ligt deze waarde daaronder (bv. -85 dBm) dan moet u in geen geval gaan vliegen. Controleer eerst de inbouw van uw ontvanger en de plaatsing van de antennes. Tijdens het gebruik mag deze waarde niet onder -90 dBm komen, anders moet u de afstand tot het model verkleinen. Normaal gesproken start vóór het bereiken van deze waarde al de akoestische reikwijdte-waarschuwing (pieptoon-interval 1 s), die zich aan de signaalsterkte van het terugkoppelingskanaal oriënteert, om een veilig vliegen te garanderen. (signaalsterkte) S-STR De signaalsterkte (S-STR) wordt weergegeven in %. In principe wordt een akoestische reikwijdtewaarschuwing gestart (pieptoon-interval 1 s), zodra het ontvangstsignaal op het terugkoppelingskanaal te zwak wordt. Omdat de zender echter een veel groter zendvermogen heeft dan de ontvanger kan het model nog steeds veilig worden bestuurd. De afstand tot het model moet echter voor de veiligheid worden verkleind, totdat de waarschuwing stopt. (ontvangertemperatuur) R-TEM. Controleer of de temperatuur van uw ontvanger onder alle omstandigheden in het toegestane bereik blijft (ideaal zijn -10 en 55 °C). De grenswaarden van de ontvangertemperatuur, waarbij een waarschuwing volgt, kunnen in het ondermenu “RX SERVO-TEST” onder “ALARM TEMP+” (50 … 80 °C) en “ALARM TEMP-“ (-20 … +10 °C) worden ingesteld. Bij het onder- of overschrijden ervan klinkt er een akoes-
tisch signaal (voortdurende pieptoon) en in alle ontvanger- ondermenu’s “RX” verschijnt rechtsboven “TEMP.E” in rode letters. Op de display-bladzijde “RX DATAVIEW” wordt bovendien de parameter “R-TEM” rood weergegeven.
RX SERVO TRG.
L PACK TIME (datapaketten) Geeft de langste tijdspanne in ms weer, waarbij datapaketten bij de overdracht van de zender naar de ontvanger verloren zijn gegaan. In de praktijk is dat de langste periode, waarbij de besturing in de Fail-Safe-modus is gegaan. (bedrijfsspanning) R-VOLT Controleer altijd de bedrijfsspanning van de ontvanger. Wanneer deze te laag zou zijn mag u uw model in geen geval verder vliegen resp. starten. De waarschuwing voor ontvanger-onderspanning kan in het ondermenu “RX SERVO TEST” onder “ALARM VOLT” tussen 3,0 en 7,5 Volt worden ingesteld. Bij het onderschrijden klinkt er een akoestisch signaal en in alle ontvanger-ondermenu’s “RX …” verschijnt rechtsboven “VOLT.E” in rode letters. In het ondermenu “RX DATAVIEW” wordt bovendien de parameter “R-VOLT” rood weergegeven. De actuele spanning van de ontvanger-accu is ook op het basisdisplay, zie bladzijde 20, zichtbaar. L.R-VOLT (minimale bedrijfsspanning) “L.R-VOLT” toont de laagste bedrijfsspanning van de ontvanger sinds het laatste inschakelen aan. Zou deze spanning duidelijk van de actuele bedrijfsspanning “R-VOLT” afwijken, dan wordt de ontvanger-accu mogelijk te sterk belast door de servo’s. Het gevolg is dat de spanning daalt. Gebruik in dit geval een zwaardere spanningsvoorziening, om een maximale veiligheid te garanderen. Sensor 1 + 2 Geeft de waarde van de optionele telemetrie-sensoren 1 en eventueel 2 in Volt en °C aan.
Graubele
RX SERVO >OUTPUT CH: REVERSE : CENTER : TRIM : LIMIT– : LIMIT+ : PERIOD :
<> ONTV 01 GAM OFF 1500µsec EAM –000µsec VARIO 150% 150% GPS 20msec
TRG. – + VLG. SET
ESC
Let in ieder geval voordat u eventueel op deze displaybladzijde gaat programmeren op de aanwijzingen op bladzijde 116. waarde
betekenis
mogelijke instellingen
OUTPUT CH
kanaalkeuze
1 … afhankelijk van ontvanger
REVERSE
servo-omkeer
UIT / AAN
CENTER
servo-midden in μs
actueel opgeslagen “servo-midden”
TRIM
trimpositie in μs afwijking van de CENTER-positie
-120 … +120 µs
LIMIT–
wegbegrenzing aan de „–“-kant van de servo-weg in % servo-weg
30 … 150 %
LIMIT+
wegbegrenzing aan de „+“-kant van de servo-weg in % servo-weg
30 … 150 %
PERIOD
cyclustijd in ms
10 of 20 ms
OUTPUT CH (kanaalkeuze) Kies eventueel met de keuzetoetsen de regel “OUTPUT CH” uit. Druk de SET -toets rechts onder op het display in. De parameter wordt nu rood weergegeven. TRG.
Graubele
RX SERVO >OUTPUT CH: REVERSE : CENTER : TRIM : LIMIT– : LIMIT+ : PERIOD :
<> EMPF 01 GAM OFF 1500µsec EAM –000µsec VARIO 150% 150% GPS 20msec
TRG. – + VLG. SET
ESC
Kies nu de gewenste servo-aansluiting van de ontvanger (bv. 01) uit met de toetsen + of – . De hieronder volgende parameters hebben altijd betrekking op de hier ingestelde aansluiting. Reverse (servo-omkeer) Stelt de draairichting van de aan het stuurkanaal aangesloten servo in: Servo-reverse ON / OFF CENTER (servo-midden) In de regel “CENTER” wordt de actuele impulstijd van het in de regel “OUTPUT CH” gekozen stuurkanaal in μs weergegeven. Een kanaal-impulstijd van 1500 μs komt overeen met de standaard middenpositie en is daarmee het gebruikelijke servo-midden. Om deze waarde te wijzigen kiest u de regel “CENTER” en tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de toets SET rechts onder op het display. Het waarden-veld wordt nu rood weergegeven:
Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
119
TRG.
Graubele
RX SERVO OUTPUT CH: REVERSE : >CENTER : TRIM : LIMIT– : LIMIT+ : PERIOD :
<> ONTV 01 GAM OFF 1500µsec EAM –000µsec VARIO 150% 150% GPS 20msec
TRG. – + VLG. SET
ESC
Nu beweegt u het bijbehorende stuurelement, de stuurknuppel en/of trimhevel naar de gewenste positie en slaat u de actuele positie op door opnieuw de SET -toets aan te tippen. Deze positie wordt opgeslagen als nieuwe neutrale positie. De nu weergegeven – nieuwe – waarde is afhankelijk van de actuele positie van het stuurelement dat dit kanaal beïnvloedt en eventueel de positie van diens trimming op het tijdstip, dat de SET -toets werd aangetipt. TRIM (trimpositie) In de regel “TRIM” kunt u de neutrale positie van een servo, die aan een in de regel “OUTPUT CH” gekozen stuurkanaal is aangesloten in stappen van 1 μs uiterst nauwkeurig bijstellen: Activeer het waardenveld door aantippen van de SET -toets rechts onder op het display met een vinger of de meegeleverde stift. Om de hier ingestelde TRIM-waarde kan de waarde in de regel “CENTER” met de toetsen + of – in een bereik van ±120 μs aangepast worden. Standaardinstelling: 0 μs. (naar beide zijden apart instelbare begrenzing servo-weg -/+) Deze optie is bedoeld voor het instellen van een begrenzing (limiet) per kant van de servo-weg (roeruitslag) van de servo, die aan het in de regel “OUTPUT CH” gekozen stuurkanaal aangesloten is. De instelling is voor beide richtingen onafhankelijk in een bereik van 30 … 150 %. Standaardinstelling: elk 150 %. LIMIT–/+
120
Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
PERIOD (cyclustijd) In deze regel bepaalt u de tijdsafstand van de verschillende kanaalimpulsen. Deze instelling wordt voor alle stuurkanalen overgenomen. Wanneer u uitsluitend digitale servo’s gebruikt kan een cyclustijd van 10 ms worden ingesteld. Bij verschillende servotypen door elkaar of bij gebruik van alleen analoge servo’s moet 20 ms zijn ingesteld, omdat dit type anders “overvraagd” wordt en reageert met “trillen” of “brommen”.
RX FAIL SAFE TRG.
Graubele
RX FAIL SAFE <> ONTV >OUTPUT CH: 01 GAM INPUT CH: 01 MODE : HOLD EAM F.S.POS : 1500µsec VARIO DELAY : 0:25sec FAIL SAFE ALL: NO GPS POSITION : 1100µsec
TRG. – + VLG. SET
ESC
Voordat we dit menu beschrijven nog enkele vermanende opmerkingen: “Niets doen” is het slechtste, wat u hier kunt doen. In de basisinstelling van de HoTT-ontvanger is namelijk “HOLD” standaard. In het geval van een storing vliegt in het gunstigste geval het vliegtuigmodel een onbepaalde tijd rechtdoor en “landt” dan hopelijk ergens, zonder grotere schade aan te richten! Gebeurt dit echter op een minder gunstige plek en op een verkeerd moment, dan zou bv. een motormodel onbestuurbaar en dus ongecontroleerd over het vliegveld “razen” en piloten of toeschouwers in gevaar brengen! Daarom moet u van tevoren bedenken, of u – om dit soort dingen te vermijden – niet op zijn minst “motor uit” zou moeten programmeren!? Vraag eventueel een ervaren piloot om raad om voor uw model een “zinvolle” instelling te vinden. En nu na dit vermanende wijsvingertje nog een korte verwijzing naar de drie mogelijke varianten van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT wat betreft de instelling van Fail Safe: De eenvoudigste en ook aanbevolen manier is het gebruik van het vanuit het basismenu bereikbare en vanaf bladzijde 86 beschreven ondermenu »Fail Safe«. Soortgelijk, maar iets lastiger te bereiken werkt de op de volgende bladzijden beschreven optie “FAIL SAFE ALL”. En tenslotte is er nog de relatief ingewikkelde methode van de individuele instelling binnen het ondermenu “RX
FAIL SAFE” van het »Telemetrie«-menu door middel van de opties “MODE”, “F.S. Pos.” en “DELAY”. De beschrijving van deze variant begint met de optie “MODE”, verder hieronder. waarde
betekenis
mogelijke instellingen
OUTPUT CH
uitgangskanaal 1 … afhankelijk (servo-aansluiting van van ontvanger de ontvanger)
INPUT CH
ingangskanaal (van zender komend stuurkanaal)
1 … max. 12
MODE
Fail-Safe-modus
HOLD FAIL SAFE OFF
F.S.POS.
Fail-Safe-positie
1000 … 2000 µs
DELAY
reactietijd (vertraging)
0,25, 0,50, 0,75 en 1,00 s
FAIL SAFE ALL
opslaan van de FailSafe-posities van alle stuurkanalen
NO / SAVE
POSITION
weergave van de opgeslagen Fail-Safeposities
tussen ca. 1000 en 2000 µs
groer ook met twee servo’s in plaats van maar één enkele servo te kunnen aansturen. Een verdelen over meerdere HoTT-ontvangers is raadzaam bij o.a. grote modellen, om bijvoorbeeld lange servokabels te vermijden. Denk er in dit geval echter wel aan dat via het »Telemetrie«-menu alleen de in de regel “ONTVANGER SELECT.” gekozen ontvanger aangesproken kan worden! De 9 resp. 12 stuurkanalen (INPUT CH) van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT kunnen dusdanig beheerd worden, door via zogenaamd “Channel Mapping” aan de in de regel OUTPUT CH gekozen servo-aansluiting van de ontvanger in de regel INPUT CH een ander stuurkanaal toe te wijzen. LET OP: Wanneer u bijvoorbeeld in de basisinstelling van een modelgeheugen “2 RO” heeft ingesteld, dan wordt al in de zender de stuurfunctie 2 (rolroer) op de stuurkanalen 2 + 5 voor linker en rechter rolroer opgedeeld. De corresponderende en daardoor eventueel ook te mappen INPUT CH van de ontvanger zouden in dit geval dan de kanalen 02 + 05 zijn, zie het onderstaande voorbeeld. Voorbeelden:
OUTPUT CH (servo-aansluiting) In deze regel kiest u het in te stellen OUTPUT CH (servo-aansluiting van de ontvanger) uit. (keuze van het ingangskanaal) INPUT CH Zoals al genoemd op bladzijde 116 kunnen de 9 stuurfuncties van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT resp. de 12 stuurfuncties van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT bij behoefte willekeurig over meerdere ontvangers worden verdeeld of ook meerdere ontvangeruitgangen worden voorzien van dezelfde stuurfunctie. Bijvoorbeeld om een rolroer met twee servo’s of een groot richtin-
• U wilt bij een groot model elk rolroerblad via twee of meer servo’s aansturen: wijs aan de desbetreffende OUTPUT CH (servo-aansluitingen) telkens één en hetzelfde INPUT CH (stuurkanaal) toe. In dit geval afhankelijk van de linker of rechter vleugel, als INPUT CH telkens één van de beide standaard rolroer-stuurkanalen 2 + 5. • U wilt bij een groot model het richtingroer met twee of meer servo’s aansturen: wijs aan de desbetreffende OUTPUT CH (servo-aansluitingen) telkens één en hetzelfde INPUT CH (stuurkanaal) toe. In dit geval het standaard richtingroerkanaal 4. MODE (methode) De instellingen van de opties “MODE”, “F.S.Pos.” en “DELAY” bepalen het gedrag van de ontvanger wanneer
er een storing in de overdracht tussen de zender en ontvanger zou plaatsvinden. De onder “MODE” geprogrammeerde instelling heeft altijd betrekking op het in de regel OUTPUT CH ingestelde kanaal. De fabrieksinstelling is voor alle servo’s “HOLD”. Voor iedere geselecteerde OUTPUT CH (servo-aansluiting van de ontvanger) kunt u kiezen tussen: • FAI(L) SAFE Bij deze keuze beweegt de bijbehorende servo in het geval van een storing na het verstrijken van een in de regel “DELAY” ingestelde “vertragingstijd” voor de restduur van de storing naar een in de regel “POSITION” in µs weergegeven positie. • HOLD Bij een instelling van “HOLD” blijft de servo in het geval van een storing in de laatste als correct bevonden servopositie gedurende deze storing. • OFF Bij een instelling van “OFF” stopt de ontvanger in het geval van een storing het doorgeven van (tussendoor opgeslagen) stuurimpulsen voor de desbetreffende servo-uitgang gedurende deze storing. De ontvanger schakelt de impulsdoorgave als het ware “uit”. LET OP: Analoge servo’s en ook sommige digitale servo’s bieden tijdens het uitvallen van de stuurimpulsen geen weerstand meer aan de druk op de roeren en worden daardoor meer of minder snel uit hun positie geduwd. F.S.POS. (Fail-Safe-positie) Voor iedere OUTPUT CH (servo-aansluiting van de ontvanger) stelt u in de regel “F.S.POS.” na het activeren van het waarden-veld (parameter rood weergegeven) door aantippen van de toets SET rechts onder op het display met de toetsen + of – díe servo-positie in, die de servo in het geval van een storing in de modus “FAI(L) SAFE” moet innemen. De instelling vindt plaats in stappen van 10 μs, bijvoorbeeld: Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
121
TRG.
Graubele
RX FAIL SAFE <> ONTV OUTPUT CH: 01 GAM INPUT CH: 01 MODE : HOLD EAM >F.S.POS : 1150µsec VARIO DELAY : 0:25sec FAIL SAFE ALL: NO GPS POSITION : 1100µsec
TRG. – + VLG. SET
ESC
Standaardinstelling: 1500 μs (servo-midden). Belangrijke aanwijzing: De functie “F.S.POS.” heeft ook in alle drie de modi “OFF”, “HOLD” en “FAI(L) SAFE” nog een bijzondere betekenis voor het geval dat de ontvanger ingeschakeld wordt, maar (nog) geen geldig signaal ontvangt: De servo gaat direct naar de in de regel “positie” ingestelde Fail-Safe-positie. Daardoor kunt u bv. verhinderen dat bij het onbedoelde inschakelen van de ontvanger bij een uitgeschakelde zender een landingsgestel o.i.d. inklapt. Tijdens het normale gebruik van het model gedraagt de desbetreffende servo zich echter in het geval van een storing volgens de ingestelde “MODE”. DELAY (Fail-Safe-reactietijd of vertraging) Stel hier een vertragingstijd in, na welke de servo’s bij een onderbreking van het signaal naar de gekozen posities moeten gaan. Deze instelling wordt voor alle kanalen overgenomen en betreft alleen de op de mode “FAIL SAFE” geprogrammeerde servo’s. Standaardinstelling: 0,75 s. FAIL SAFE ALL (globale Fail-Safe-instelling) Dit ondermenu maakt het mogelijk om op een even eenvoudige manier als het op bladzijde 86 beschreven ondermenu »Fail Safe« van het basismenu de Fail-Safe-posities van de servo’s met “een druk op de knop” vast te leggen. Wissel naar de regel “FAIL SAFE ALL” en activeer het waarden-veld door aantippen van de SET -toets rechts 122 Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
onder op het display met een vinger of de meegeleverde stift. “NO” wordt rood weergegeven. Stel daarna de parameter met de + of – toets in op “SAVE”. Nu beweegt u met de bedieningselementen van de zender alle servo’s, aan die u in de regel “MODE” “FAI(L) SAFE” heeft toegewezen of later toewijzen wilt, naar de gewenste Fail-Safe-posities en hou deze hier vast. In de onderste regel “POSITION” wordt de actuele servo-positie voor het zojuist gekozen OUTPUT CH getoond, bv: TRG.
Graubele
RX FAIL SAFE <> ONTV OUTPUT CH: 01 GAM INPUT CH: 01 MODE : FAI SAFE EAM F.S.POS : 1150µsec VARIO DELAY : 0:25sec >FAIL SAFE ALL: SAVE GPS POSITION : 1234µsec
TRG. – + VLG. SET
ESC
Na een hernieuwd aantippen van de SET -toets rechts onder op het display wisselt de weergave weer van “SAVE” naar “NO”. De posities van alle desbetreffende servo’s werden daardoor opgeslagen en parallel daaraan in de regel “F.S. Pos.” overgenomen, zodat de ontvanger in geval van storing hierop kan terugvallen. U kunt nu de bedieningselementen van de zender weer loslaten. TRG.
Graubele
RX FAIL SAFE <> ONTV OUTPUT CH: 01 GAM INPUT CH: 01 MODE : FAI SAFE EAM F.S.POS : 1234µsec VARIO DELAY : 0:25sec >FAIL SAFE ALL: NO GPS POSITION : 1234µsec
TRG. – + VLG. SET
ESC
Schakel de zender uit en controleer de Fail-Safe-posi-
ties aan de hand van de servo-uitslagen. “Fail Safe” in combinatie met “Channel Mapping” Om er zeker van te zijn dat ook in het geval van een storing gemappte servo’s – dus servo’s, die door een gemeenschappelijk stuurkanaal (INPUT CH) worden aangestuurd – op dezelfde manier reageren, bepalen de bijbehorende instellingen van het INPUT CH het gedrag van gemappte servo’s !!! Worden dus bijvoorbeeld de servo-aansluitingen 6, 7 en 8 van een ontvanger gemappt, door aan de OUTPUT CH (servo-aansluitingen) 06, 07 en 08 als INPUT CH telkens hetzelfde stuurkanaal “04” toe te wijzen … TRG.
Graubele
RX FAIL SAFE <> ONTV OUTPUT CH: 06 GAM >INPUT CH: 04 MODE : HOLD EAM F.S.POS : 1500µsec VARIO DELAY : 0:25sec FAIL SAFE ALL: NO GPS POSITION : 1234µsec
TRG. – + VLG. SET
ESC
TRG.
Graubele
RX FAIL SAFE <> ONTV OUTPUT CH: 07 GAM >INPUT CH: 04 MODE : HOLD EAM F.S.POS : 1500µsec VARIO DELAY : 0:25sec FAIL SAFE ALL: NO GPS POSITION : 1345µsec
ESC
TRG. – + VLG. SET
TRG.
RX FAIL SAFE <> ONTV OUTPUT CH: 08 GAM >INPUT CH: 04 MODE : HOLD EAM F.S.POS : 1500µsec VARIO DELAY : 0:25sec FAIL SAFE ALL: NO GPS POSITION : 1456µsec
TRG.
TRG.
– + VLG. SET
… dan bepaalt volledig onafhankelijk van de individuele instellingen van de desbetreffende OUTPUT CH het INPUT CH 04 het Fail-Safe-gedrag van deze drie aan het stuurkanaal 4 verbonden servo’s: Graubele
RX FAIL SAFE <> ONTV OUTPUT CH: 04 GAM INPUT CH: 04 >MODE : FAI SAFE EAM F.S.POS : 1500µsec VARIO DELAY : 0:25sec FAIL SAFE ALL: NO GPS POSITION : 1500µsec
– + VLG. SET
waarde
betekenis
mogelijke instellingen
MIXER
keuze mixer
1…5
–
MASTER CH signaalbron resp. bronkanaal
0, 1 … afhankelijk van ontvanger
+
SLAVE CH
doelkanaal
0, 1 … afhankelijk van ontvanger
S-TRAVEL–
bijmixen op de “–“ kant van de servoweg in % servoweg
0 … 100 %
S-TRAVEL+
bijmixen op de “+“ kant van de servoweg in % servoweg
0 … 100 %
staarttype
NORMAL, V-TAIL (V-staart) ELEVON (hoogte/rolroermixer voor delta en staartloos)
TRG.
VLG. SET
Dit ook, wanneer deze op zijn beurt bijvoorbeeld met INPUT CH 01 gemappt is: Graubele
RX FAIL SAFE <> ONTV OUTPUT CH: 04 GAM >INPUT CH: 01 MODE : FAI SAFE EAM F.S.POS : 1500µsec VARIO DELAY : 0:25sec FAIL SAFE ALL: NO GPS POSITION : 1500µsec
TRG.
ESC
ESC
TRG.
Graubele
RX FREE MIXER <> ONTV >MIXER : 1 GAM MASTER CH: 00 SLAVE CH : 00 EAM S-TRAVEL–: 100 VARIO S-TRAVEL+: 100 RX WING MIXER GPS TAIL TYPE: NORMAL
ESC
TRG.
De volgende instellingen in dit display betreffen altijd alleen de in de regel “MIXER” gekozen mixers.
RX FREE MIXER
Graubele
TRG. – + VLG. SET
ESC
In dit geval zou de servo-aansluiting 04 weer volgens de Fail-Safe-instellingen van CH 01 reageren. De in de regel “DELAY” ingestelde reactie- of vertragingstijd geldt voor alle op “FAI(L) SAFE” gezette kanalen.
RX WING MIXER TAIL TYPE
MIXER Tot maximaal vijf mixers kunnen tegelijkertijd geprogrammeerd worden. Wissel via “MIXER” tussen mixer 1… 5.
Belangrijke aanwijzing: Als u in de menu’s »Vleugelmixers« of »Vrije mixers« al mixerfuncties heeft geprogrammeerd moet u er in ieder geval op letten dat deze mixers zich niet met die uit het menu “RX FREE MIXER” overlappen! MASTER CH (“van”) Volgens dezelfde, zoals in het onderdeel »Vrije mixers« op bladzijde 101 uitvoerig beschreven principes wordt het op het MASTER CH (signaalbron resp. bronkanaal) liggende signaal met een instelbare hoeveelheid aan het SLAVE CH (doelkanaal) gemixt. Kies “00” wanneer er geen mixer aangemaakt moet worden. SLAVE CH (“naar”) Aan het SLAVE CH (doelkanaal) wordt met een bepaald percentage het signaal van het MASTER CH (signaalbron resp. bronkanaal) bijgemixt. Het mixpercentage wordt door de in de regels “TRAVEL-“ en “TRAVEL+” ingestelde waarde in procenten bepaald. Kies “00” wanneer er geen mixer aangemaakt moet worden. TRAVEL–/+ (hoeveelheid van de bijmixing in %) Met de instelwaarden van deze beide regels wordt het percentage van de bijmixing in relatie tot het MASTER-signaal apart voor de beide richtingen opgegeven. RX WING MIXER TAIL TYPE (staarttype) De onderstaande modeltypen staan ook in de basisinstelling van een model ter beschikking en moeten bij voorkeur daar worden ingesteld. In dit geval laat u het TAIL TYPE altijd op NORMAL. Wilt u toch liever de in de ontvanger geïntegreerde mixer gebruiken, dan kunt u de al vooraf ingestelde mixerfunctie voor het desbetreffende modeltype uitkiezen: Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
123
TRG.
Graubele
RX CURVE >CURVE1 CH TYPE CURVE2 CH TYPE CURVE3 CH TYPE
<> : : : : : :
02 B 03 B 04 B
ONTV
TRG.
GAM
–
EAM
+
VARIO
VLG.
GPS
SET
ESC
waarde
betekenis
mogelijke instellingen
CURVE1, 2 of 3 CH
kanaaltoewijzing van de desbetreffende curven-instelling
1 … afhankelijk van ontvanger
TYPE
type curve
A, B, C zie afbeelding
TYP A Expo = –100% DR = 125%
TYP B linear servoweg +100% 0
servoweg +100% 0 –100% 0 +100% uitslag stuurelement
TYP C Expo = +100% DR = 70%
–100% 0 +100% uitslag stuurelement
–100%
–100%
• ELEVON (Delta-/Nurflügelmodelle) De aan de uitgangen 2 en 3 aangesloten servo’s nemen de rolroer- en hoogteroerfunctie over. De servo’s worden normaal gesproken als volgt aan de ontvanger aangesloten: OUTPUT CH 2: rol/hoogte links OUTPUT CH 3: rol/hoogte rechts Wanneer de draairichting van de servo’s verkeerd zou zijn moet u de aanwijzingen op bladzijde 42 volgen.
Met de functie RX CURVE kunt u de stuurkarakteristiek van maximaal 3 servo’s beheren:
–100%
• V-TAIL (V-staart) Bij dit modeltype worden de stuurfuncties hoogte- en richtingroer dusdanig met elkaar verbonden dat elk van de beide stuurvlakken – beide door een aparte servo aangestuurd – zowel de hoogte- als de richtingroerfunctie hebben. De servo’s worden normaal gesproken als volgt aan de ontvanger aangesloten: OUTPUT CH 3: V-staart-servo links OUTPUT CH 4: V-staart-servo rechts Wanneer de draairichting van de servo’s verkeerd zou zijn moet u de aanwijzingen op bladzijde 42 volgen.
RX CURVE
servoweg +100% 0
• NORMAL Deze instelling komt overeen met het klassieke vliegtuigtype met een staart achteraan en een apart hoogte- en richtingroer. Voor dit modeltype zijn geen mixerfuncties nodig.
Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
TRG.
Graubele
RX CURVE CURVE1 CH TYPE >CURVE2 CH TYPE CURVE3 CH TYPE
<> : : : : : :
02 B 05 B 04 B
ONTV
TRG.
GAM
–
EAM
+
VARIO
VLG.
GPS
SET
ESC
–100% 0 +100% uitslag stuurelement
In de regel wordt een niet-lineaire stuurfunctie eventueel gebruikt voor rolroer (kanaal 2), hoogteroer (kanaal 3) en richtingroer (kanaal 4). Deze kanaalnummers zijn de standaardinstelling.
124
MAAR LET OP: Deze toewijzing klopt alleen, wanneer u in de zender noch bij de keuze van uw “Staarttype” “V-staart” of “2HO sv3+8” noch bij de vleugelkleppen “2RO” of “2/4RO 2/4WK” heeft ingesteld! Anders wordt al in de zender de stuurfunctie 3 (hoogteroer) op de stuurkanalen 3 + 8 resp. de stuurfunctie 2 (rolroer) op de stuurkanalen 2 + 5 voor linker en rechter rolroer gedeeld. De corresponderende stuurkanalen (INPUT CH) van de ontvanger zouden in deze beide gevallen dan de kanalen 03 + 08 resp. 02 + 05 zijn. Als u dus bijvoorbeeld aan de zenderkant “2RO” heeft ingesteld en de hier besproken optie RX CURVE in plaats van het individueel instelbare menu »D/R Expo«, bladzijde 138 resp. 173, van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT wilt gebruiken, dan moeten er 2 curven worden gezet. Wanneer u dit niet doet zouden het linker en rechter rolroer verschillende stuurkarakteristieken hebben:
• CURVE 1, 2 of 3 CH Kies het gewenste stuurkanaal (INPUT CH) uit. De volgende instelling TYPE betreft alleen het uitgekozen stuurkanaal. TYPE Kies de servo-curve uit: A: EXPO = -100 % en DUAL RATE = 125 % De servo reageert sterk op knuppelbewegingen rond de neutraalpositie. Met een toenemende roeruitslag verloopt de curve vlakker.
B: lineaire instelling De servo volgt de beweging van de stuurknuppel lineair. C: EXPO = +100 % en DUAL RATE = 70 % De servo reageert zwak op stuurknuppelbewegingen rondom de neutrale positie. Met toenemende roeruitslag verloopt de curve steiler. Aanwijzing: De hier geprogrammeerde stuurkarakteristieken hebben ook effect op gemappte ontvangeruitgangen. 5CH FUNCTION: „SERVO“ of „SENSOR“ TRG.
TRG. – + VLG. SET
ESC
Bij bepaalde ontvangers is in plaats van een eigen telemetrie-aansluiting een bepaalde servo-aansluiting omschakelbaar gemaakt. Zo kan bijvoorbeeld bij de in de set mz-18 HoTT en mz-24 HoTT aanwezige ontvanger GR-12L aan de aansluiting 5, die ook met een “T” wordt aangeduid, … Servo OF Sensor No.S1012
TRG.
RX CURVE <> ONTV CURVE1 CH : 02 GAM TYPE : B CURVE2 CH : 03 EAM TYPE : B VARIO CURVE3 CH : 04 TYPE : B GPS >5CH FUNCTION:SERVO
L
… alternatief niet alleen de adapterkabel Best.-Nr. 7168.6S voor de update van de ontvanger, maar ook een telemetrie-sensor worden aangesloten. Opdat het aangesloten apparaat door de ontvanger ook juiste herkend wordt MOET in dit geval de servo-aan-
Met de functie RX SERVO TEST kunt u de aan de actueel actieve ontvanger aangesloten servo’s testen: TRG.
– + VLG. SET
EAM
+
VARIO
VLG.
GPS
SET
ESC
ALL-MAX
servo-weg aan de “+”-kant voor alle servo-uitgangen voor de servotest
1500 … 2000 µs
ALL-MIN
servo-weg aan de “–”-kant voor alle servo-uitgangen voor de servotest
1500 … 1000 µs
TEST
testprocedure
START / STOP
ALARM VOLT
alarmgrens van de onderspanningswaarschuwing van de ontvanger
3,0 … 7,5 V standaard instelling: 3,8 V
ALARM TEMP+
alarmgrens voor te hoge temperatuur van de ontvanger
50 … 80 °C standaard instelling: 55 °C
ALARM TEMP–
alarmgrens voor te lage temperatuur van de ontvanger
-20 … +10 °C standaard instelling: -10 °C
VLG. SET
Door nogmaals de SET -toets rechts onder op het display aan te tippen sluit u de invoer af en keert u eventueel via het gewenste keer aantippen van de TRG. -toets links boven op het display weer terug naar het basisdisplay van de zender.
–
mogelijke instellingen
+
ESC
TRG.
GAM
betekenis
TRG. –
ONTV
waarde
Graubele
RX CURVE <> ONTV CURVE1 CH : 02 GAM TYPE : B CURVE2 CH : 03 EAM TYPE : B VARIO CURVE3 CH : 04 TYPE : B GPS >5CH FUNCTION:SENSOR
Graubele
RX SERVO TEST < >ALL-MAX : 2000µsec ALL-MIN : 1200µsec TEST : STOP ALARM VOLT : 3:8V ALARM TEMP+: 55°C ALARM TEMP–:–10°C CH OUT TYPE:ONCE
TRG.
Met de + of – toets kiest u nu de alternatieve instelling “SENSOR”: TRG.
RX SERVO TEST
Graubele
ESC
Graubele
RX CURVE <> ONTV >CURVE1 CH : 02 GAM TYPE : B CURVE2 CH : 03 EAM TYPE : B VARIO CURVE3 CH : 04 TYPE : B GPS 5CH FUNCTION:SERVO
sluiting 5 dus ook van “SERVO” op “SENSOR” worden omgezet en andersom. Verschuif hiervoor met de toets + het symbool “ ” aan de linker rand voor de onderste regel en tip dan op de SET -toets rechts onder op het display:
Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
125
waarde CH OUTPUT TYPE
betekenis kanaal-volgorde resp. signaaltype van de sommensignaaluitgang
mogelijke instellingen ONCE, SAME, SUMI, SUMO en SUMD
ALL-MAX (servo-weg aan de “+”-kant) In deze regel stelt u de maximale servoweg aan de plus-kant van de stuurweg bij de servotest in. 2000 μs komt overeen met de volledige uitslag aan de “+”-kant, 1500 μs is de middenpositie. Let er op, dat de servo’s tijdens de test niet mechanisch kunnen blokkeren. ALL-MIN (servoweg aan de “–”-kant) In deze regel stelt u de maximale servoweg aan de min-kant van de stuurweg bij de servotest in. 1000 μs komt overeen met de volledige uitslag aan de “–”-kant, 1500 μs is de middenpositie. Let er op, dat de servo’s tijdens de test niet mechanisch kunnen blokkeren. TEST (start/stop) In deze regel start en stopt u de in de ontvanger geïntegreerde servotest, door via een kort aantippen van de SET -toets rechts onder op het display met een vinger of de meegeleverde stift het invoerveld te activeren: TRG.
Graubele
RX SERVO TEST < ALL-MAX : 2000µsec ALL-MIN : 1200µsec >TEST : STOP ALARM VOLT : 3:8V ALARM TEMP+: 55°C ALARM TEMP–:–10°C CH OUT TYPE:ONCE
ONTV
TRG.
GAM
–
EAM
+
VARIO
VLG.
GPS
SET
ESC
Met de + of – toets kiest u nu “START” uit …
126
Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
TRG.
TRG.
Graubele
RX SERVO TEST < ALL-MAX : 2000µsec ALL-MIN : 1200µsec >TEST : START ALARM VOLT : 3:8V ALARM TEMP+: 55°C ALARM TEMP–:–10°C CH OUT TYPE:ONCE
ONTV
TRG.
GAM
–
EAM
+
VARIO
VLG.
GPS
SET
ESC
... en start u de test door opnieuw de toets SET rechts onder op het display aan te tippen. Het invoerveld wordt weer “normaal” getoond: TRG.
Graubele
RX SERVO TEST < ALL-MAX : 2000µsec ALL-MIN : 1200µsec >TEST : START ALARM VOLT : 3:8V ALARM TEMP+: 55°C ALARM TEMP–:–10°C CH OUT TYPE:ONCE
ONTV
TRG.
GAM
–
EAM
+
VARIO
VLG.
GPS
SET
Graubele
RX SERVO TESTVOLT.E ALL-MAX : 2000µsec ALL-MIN : 1200µsec TEST : START >ALARM VOLT : 3:8V ALARM TEMP+: 55°C ALARM TEMP–:–10°C CH OUT TYPE:ONCE
ONTV
TRG.
GAM
–
EAM
+
VARIO
VLG.
GPS
SET
ESC
In het display “RX DATAVIEW” wordt bovendien de parameter “R-VOLT” rood weergegeven: TRG.
Graubele
RX DATAVIEW VOLT.E ONTV S–QUA100%S–dBM–030dBM GAM S–STR100% R–TEM.+28°C L PACK TIME 00010msec EAM R-VOLT :03.7V VARIO L.R-VOLT:04.5V SENSOR1 :00.0V 00°C GPS SENSOR2 :00.0V 00°C
TRG. – + VLG. SET
ESC
ESC
Voor het stoppen van de servotest activeert u zoals al eerder beschreven weer het invoerveld, kiest u “STOP“ en bevestigt u deze keuze door aantippen van de SET -toets rechts onder. ALARM VOLT (onderspanningswaarschuwing ontvanger) Via ALARM VOLT wordt de ontvangerspanning bewaakt. Deze kan tussen 3,0 en 7,5 Volt worden ingesteld. Bij onderschrijden van de ingestelde alarmgrens klinkt een akoestisch signaal en in alle “RX …”-displays wordt rechts bovenaan “VOLT.E” in rode letters weergegeven:
ALARM TEMP +/- (ontvanger temperatuurbewaking) Deze beide opties bewaken de ontvangertemperatuur. Een onderste grenswaarde “ALARM TEMP-“ (-20 … +10 °C) en een bovenste grenswaarde “ALARM TEMP+” (+50 … +80 °C) kunnen geprogrammeerd worden. Bij het onder- of overschrijden van deze instellingen klinkt een akoestisch signaal (voortdurende pieptoon) en in alle ontvanger-displays verschijnt er rechtsboven “TEMP.E” in rode letters. Op de displaybladzijde “RX DATAVIEW” wordt bovendien de parameter “R-TEM” rood weergegeven. Zorg ervoor dat u onder alle omstandigheden binnen het kader van de toegestane temperaturen van uw ontvanger blijft (ideaal tussen -10 en +55 °C).
CH OUTPUT TYPE (aansluitingstype) In deze regel kiest u hoe ontvangeruitgangen worden aangestuurd of alternatief het signaaltype van de sommensignaal-uitgang • ONCE TRG.
Graubele
RX SERVO TEST < ALL-MAX : 2000µsec ALL-MIN : 1200µsec TEST : STOP ALARM VOLT : 3:8V ALARM TEMP+: 55°C ALARM TEMP–:–10°C >CH OUT TYPE:ONCE
ONTV
TRG.
GAM
–
EAM
+
VARIO
VLG.
GPS
SET
ESC
De servo-aansluitingen van de ontvanger worden na elkaar aangestuurd. Aanbevolen voor analoge servo’s. Bij deze instelling worden de servo’s automatisch in een cyclus van 20 ms – bij de 12-kanaals ontvanger GR-24 (Best.-Nr. 33512) 30 ms – aangestuurd, onafhankelijk van wat er op het display “RX SERVO” in de regel “PERIOD” ingesteld resp. weergegeven wordt! • SAME TRG.
Graubele
RX SERVO TEST < ALL-MAX : 2000µsec ALL-MIN : 1200µsec TEST : STOP ALARM VOLT : 3:8V ALARM TEMP+: 55°C ALARM TEMP–:–10°C >CH OUT TYPE:SAME
ONTV
TRG.
GAM
–
EAM
+
VARIO
VLG.
GPS
SET
ESC
De servo-aansluitingen van de ontvanger worden in blokken van vier parallel aangestuurd. D.w.z. dat bij de ontvanger GR-16 (Best.-Nr. 33508) de aan de aansluitingen 1 tot 4 en 5 tot 8 en bij de ontvanger GR-24 (Best.-Nr. 33512) de aan de aansluitingen 1
tot 4, 5 tot 8 en 9 tot 12 aangesloten servo’s tegelijkertijd hun stuursignalen krijgen. Aanbevolen bij digitale servo’s, wanneer er meerdere servo’s voor één functie worden toegepast (bv. rolroeren), zodat de servo’s absoluut synchroon lopen. Wanneer er uitsluitend digitale servo’s worden gebruikt is het raadzaam om in de regel “PERIOD” van het display “RX SERVO” 10 ms in te stellen, om de snellere reactie van digitale servo’s te kunnen benutten. Bij gebruik van analoge servo’s of verschillende types door elkaar moet in ieder geval “20 ms” worden gekozen! Let bij deze instelling bijzonder op een voldoende krachtige stroomvoorziening van de ontvanger. Bij de keuze “SAME” zijn maximaal 4 servo’s tegelijk in actie en wordt deze accu daarom zwaarder belast. • SUMO (sommensignaal OUT) Een als SUMO geconfigureerde HoTT-ontvanger genereert permanent uit de stuursignalen van al zijn stuurkanalen een zogenaamd sommensignaal en heeft dit bijvoorbeeld bij de standaard in de sets aanwezige ontvanger GR-24 (Best.-Nr. 33512) aan servo-aansluiting 8 paraat staan. Bij ontvangers, waarvan op het display rechts naast “SUMO” nog een getal van twee cijfers verschijnt… TRG.
Graubele
RX SERVO TEST < ALL-MAX : 2000µsec ALL-MIN : 1200µsec TEST : STOP ALARM VOLT : 3:8V ALARM TEMP+: 55°C ALARM TEMP–:–10°C >CH OUT TYPE:SUMO 08
ONTV
TRG.
GAM
–
EAM
+
VARIO
VLG.
GPS
SET
ESC
… wisselt het actieve veld na de bevestiging van “SUMO” door aantippen van de SET -toets rechts onder, naar de kanaalkeuze. Door deze keuze bepaalt u het hoogste van de in het SUMO-signaal op-
genomen stuurkanalen: TRG.
Graubele
RX SERVO TEST < ALL-MAX : 2000µsec ALL-MIN : 1200µsec TEST : STOP ALARM VOLT : 3:8V ALARM TEMP+: 55°C ALARM TEMP–:–10°C >CH OUT TYPE:SUMO 08
ONTV
TRG.
GAM
–
EAM
+
VARIO
VLG.
GPS
SET
ESC
U kunt de waarde door hernieuwd aantippen van de SET -toets rechts onder bevestigen of met de toetsen + of – één van de andere kanalen tussen 04 en 09 resp. 12 selecteren en met SET bevestigen. De ontvangeruitgangen 1 … 8 en eventueel 9 en hoger worden na elkaar in een cyclus van 20 ms (bij de ontvanger GR-32 DUAL, Best.-Nr. 33516, 30 ms) aangestuurd, ook wanneer op de displaypagina “RX SERVO” in de regel “PERIOD” 10 ms ingesteld was, en aan de uitgang 8 is het bijbehorende sommensignaal aanwezig. In de eerste instantie bedoeld voor het hieronder beschreven “satellietgebruik” van twee HoTT-ontvangers kan het door een als SUMO gedefinieerde ontvanger gegenereerde sommensignaal bijvoorbeeld ook voor de aansturing van Flybarless-systemen of via de adapterkabel Best.-Nr. 33310 voor de aansturing van vlieg-simulatoren worden gebruikt . Bij … satellietgebruik … worden twee HoTT-ontvangers via een 3-aderige verbindingskabel (Best.-Nr. 33700.1 (300 mm) of 33700.2 (100 mm) aan de servo-aansluiting met elk het hoogste nummer met elkaar verbonden. Ontvangers van het type GR-16 (Best.-Nr. 33508) en GR24 (Best.-Nr. 33512) moeten bijvoorbeeld aan servouitgang 8 met elkaar worden verbonden. Ontvangers van het type GR-32 DUAL (Best.-Nr. 33516) beschikFunctiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
127
ken in tegenstelling daartoe over een eigen, met “- + S” aangeduide sommensignaal-aansluiting links onder. Meer informatie hierover vindt u op Internet onder www.graupner.de. Via deze verbinding worden alle resp. de in de regel “CH OUT TYPE” gekozen kanalen van die HoTT-ontvanger, die als SUMO geconfigureerd werd, en als satellietontvangers wordt betiteld, permanent naar de tweede HoTT-ontvanger, de hoofdontvanger, die als … • SUMI (sommensignaal IN) … geprogrammeerd moet worden, overgedragen. Het signaal gaat altijd steeds in richting SUMI: TRG.
Graubele
RX SERVO TEST < ALL-MAX : 2000µsec ALL-MIN : 1200µsec TEST : STOP ALARM VOLT : 3:8V ALARM TEMP+: 55°C ALARM TEMP–:–10°C >CH OUT TYPE:SUMI
ONTV
TRG.
GAM
–
EAM
+
VARIO
VLG.
GPS
SET
ESC
De als SUMI gedefinieerde ontvanger gebruikt weer bij een uitval van de ontvangst alleen dan het van de SUMO komende sommensignaal, wanneer minimaal 1 kanaal in de SUMI op Fail-Safe is geprogrammeerd. Heeft de als satellietontvanger SUMO geprogrammeerde ontvanger een ontvangstuitval, dan nemen de aan deze ontvanger aangesloten servo’s volledig onafhankelijk van de hoofdontvanger de in de satellietontvanger geprogrammeerde Fail-Safe-posities in. Komt het daarentegen bij beide ontvangers tegelijkertijd tot een ontvangstuitval, dan gebruikt de software, zoals die bij de uitgave van deze handleiding actueel is, in principe de Fail-Safe-instellingen van de SUMO.
128
Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
In uitzonderlijke gevallen zijn wisselwerkingen echter niet uit te sluiten, zodat wij dringend adviseren om VÓÓR het vliegen met een model deze altijd uitvoerig te testen. Deze ontvangerconfiguratie is aanbevelenswaardig, wanneer bv. één van de beide ontvanger op een ontvangsttechnisch ongunstige plaats in het model is ingebouwd of vanwege het gebruik van koolstof e.d. het gevaar bestaat dat het ontvangstsignaal afhankelijk van de vliegpositie zwakker kan worden, zodat u moet rekenen op een verminderde reikwijdte. Sluit daarom de belangrijkste stuurfuncties in ieder geval aan op de als SUMI geprogrammeerde hoofdontvanger, zodat het model in geval van een storing ook dan stuurbaar blijft, wanneer de satelliet-ontvanger SUMO geen geldig signaal meer krijgt. Telemetrie-sensoren moeten aan de satellietontvanger (SUMO) aangesloten worden en deze moet daarom in de regel “ONTVANGER SELECT.” van het »Telemetrie«-menu ook geselecteerd worden (RX 1 … 2), zie “Belangrijke aanwijzingen” op bladzijde 116. Elke ontvanger moet via een eigen aansluiting aangesloten worden aan de gemeenschappelijke stroom-voorziening. Bij hoge stromen moet dit eventueel zelfs als een dubbele uitvoering.. Moet daarentegen rood elke ontvanger van 1 een eigen spanningsbron zijn voorzien, 3 2 dan moet in ieder geval de middelste kabel uit één van de beide stekkers van de satellietkabel worden verwijderd, zie afbeelding. Indien u verdere programmeringen zoals bv. Fail-Safe-instellingen wilt uitvoeren maakt u de driepolige satellietverbinding tussen de beide ontvangers los en schakelt u alleen de desbetreffende ontvanger in. Eventueel moet u ook de volgorde van het binden
wijzigen. (digitaal sommensignaal) • SUMD Een zoals hierboven beschreven als SUMD geconfigureerde HoTT-ontvanger genereert permanent uit de stuursignalen van een te kiezen aantal stuurkanalen een digitaal sommensignaal en stelt dit bij de ontvangers GR-16 en GR-24 aan servo-aansluiting 8 paraat. Zo’n signaal wordt op dit moment gebruikt voor Flybarless-systemen, Power-stroomvoorzieningen enz. Let in dit geval op de handleiding bij het aangesloten apparaat, omdat u anders riskeert dat het model onbestuurbaar raakt. TRG.
Graubele
RX SERVO TEST < ONTV ALL-MAX : 2000µsec GAM ALL-MIN : 1200µsec TEST : STOP EAM ALARM VOLT : 3:8V VARIO ALARM TEMP+: 55°C ALARM TEMP–:–10°C GPS >CH OUT TYPE:SUMDHD12
TRG. – + VLG. SET
ESC
Na het bevestigen van “SUMD” door aantippen van de SET -toets rechts onder op het display wisselt het actieve waardenveld naar rechts, voor de keuze van één van de drie mogelijke reacties van de ontvanger in het geval van een ontvangst-uitval (Fail-Safe-geval): TRG.
Graubele
RX SERVO TEST < ONTV ALL-MAX : 2000µsec GAM ALL-MIN : 1200µsec TEST : STOP EAM ALARM VOLT : 3:8V VARIO ALARM TEMP+: 55°C ALARM TEMP–:–10°C GPS >CH OUT TYPE:SUMDHD12
ESC
TRG. – + VLG. SET
• HD (“hold”) De als laatst correct bevonden signalen worden “vastgehouden” (hold). • FS (Fail Safe) De signalen die van te voren als Fail-Safe-posities zijn opgeslagen worden nu gebruikt, zie onderdeel »Fail Safe« op bladzijde 86. • OF (OFF) Zolang er een ontvangststoring optreedt worden er geen signalen gevormd. Als laatste wisselt het actieve veld na een hernieuwd aantippen van de SET -toets rechts onder naar de kanaalkeuze. Met deze keuze bepaalt u het hoogste van de in het SUMD-signaal ingesloten zenderkanalen: TRG.
Graubele
RX SERVO TEST < ONTV ALL-MAX : 2000µsec GAM ALL-MIN : 1200µsec TEST : STOP EAM ALARM VOLT : 3:8V VARIO ALARM TEMP+: 55°C ALARM TEMP–:–10°C GPS >CH OUT TYPE:SUMDHD12
TRG. – + VLG. SET
ESC
Aanwijzing: Normaal gesproken hebben de apparaten die aangesloten kunnen worden geen hogere waarde dan “12” nodig.
INSTELLEN/WEERGEVEN sensor(en) Indien aan een ontvanger een sensor of meerdere sensoren zijn aangesloten en er met deze ontvanger een telemetrie-verbinding bestaat, kunt u in aansluiting op het hiervoor beschreven display “RX SERVO TEST” de displays van een willekeurige sensor oproepen en eventueel ook de instellingen ervan wijzigen. Zenders van het type mz-18 HoTT en mz-24 HoTT herkennen een aan de ontvanger aangesloten sensor resp. aangesloten sensoren automatisch. Heeft u minimaal één sensor aan uw ontvanger aangesloten en is deze voorzien van Firmware uit hetzelfde Firmware-pakket Vx als uw ontvanger, dan kunt u direct tussen de verschillende apparaten wisselen. • De opschriften van de keuzetoetsen zijn als volgt: = Ontvanger ONTV GAM = General Air Modul EAM = Electric Air Modul VARIO = Vario Modul GPS = GPS Modul ESC = Electronic Speed Controller Tussen de displays van de automatisch geactiveerde sensoren wisselt u door met een vinger of de meegeleverde stift één van de “rode” keuzetoetsen aan te tippen, bv.: TRG.
sensor ook inderdaad door de ontvanger herkend werd, bijvoorbeeld: TRG.
Graubele
RX SERVO TEST <> ONTV >ALL-MAX : 2000µsec GAM ALL-MIN : 1200µsec TEST : STOP EAM ALARM VOLT : 3:8V VARIO ALARM TEMP+: 70°C ALARM TEMP–:–10°C GPS CH OUT TYPE:ONCE
TRG. – + VLG. SET
ESC
Wissel nu met de toets ENT rechts onder naar de displays van de gekozen sensor en controleer of wijzig de instellingen ervan zoals beschreven in de handleiding bij de sensor.
Graubele
RX SERVO TEST < ONTV TRG. >ALL-MAX : 2000µsec – GAM ALL-MIN : 1200µsec + TEST : STOP E M ALARM VOLT : 3:8V aantippen VARIO VLG. ALARM TEMP+: 55°C ALARM TEMP–:–10°C GPS SET CH OUT TYPE:ONCE
ESC
De kleur van het veld wisselt naar blauw en na korte tijd wordt aan het einde van de eerste regel een naar rechts wijzend haakje ( “ ”) zichtbaar gemaakt … in zoverre de Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
129
SENSOR Weergave van actieve / inactieve sensoren TRG.
Graubele RX1
ONTVANGER SELECT. INSTELLEN/WEERGEVEN
>>
SENSOR
>>
HF STATUS aantippen
BERICHT
Bij zenders van het type mz-18 HoTT en mz-24 HoTT worden eventueel aan de ontvanger aangesloten sensoren bij het inschakelen van de stroomvoorziening automatisch herkend en dienovereenkomstig geactiveerd. Actieve resp. inactieve sensoren worden bij een bestaande telemetrie-verbinding in dit ondermenu automatisch aangegeven. Een handmatige keuze van sensoren is daardoor niet meer nodig en ook niet mogelijk, bijvoorbeeld: TRG.
130
Graubele
ONTV
AAN
GAM
AAN
EAM
UIT
VARIO
UIT
GPS
AAN
ESC
UIT
Functiemenu – telemetrie | sensor
WEERGAVE HF STATUS Na het aantippen van de desbetreffende toets met een vinger of de meegeleverde stift … TRG.
Graubele RX1
ONTVANGER SELECT. INSTELLEN/WEERGEVEN
>>
SENSOR
>>
HF STATUS
>>
BERICHT
vermogen slechter is wanneer de balk hoger is en omgekeerd, zie ook “S-dBm (ontvangstvermogen)” op bladzijde 118. Naast de grafische weergave van het ontvangstniveau wordt links daarvan nog meer informatie geboden in de vorm van getallen. Deze betekenen: waarde
signaalkwaliteit in % van het bij de zender aankomende signaal van de ontvanger
STR
signaalkwaliteit in % van het bij de ontvanger aankomende signaal van de zender
TD
ontvangstniveau in dBm van het bij de zender aankomende signaal van de ontvanger
aantippen
… gaat het gekozen ondermenu open. Dit display visualiseert de kwaliteit van de verbinding tussen de zender en ontvanger: TRG. QU
Graubele
100%
ERR
STR 090% TD
–60dB
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
ERR 0010ms RD
–5dB
5.3 Vc 3.6 Vm
ontvangstvermogen in dBm van het bij de zender aankomende signaal van de kanalen 1 … 75 van de 2,4 GHz-band
Onderste rij:
ontvangstvermogen in dBm van het bij de ontvanger aankomende signaal van de kanalen 1 … 75 van de 2,4 GHz-band
geeft de langste periode in stappen van 10 ms aan, waarin datapakketten bij de overdracht van de zender naar de ontvanger verloren zijn gegaan
RD
ontvangstniveau in dBm van het bij de ontvanger aankomende signaal van de zender
Vc
actuele bedrijfsspanning van de ontvanger in volt
Vm
laagste bedrijfsspanning van de ontvanger sinds de laatste inbedrijfname in volt
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Bovenste rij:
betekenis
QU
Opmerkingen: De hoogte van de balken is een maatstaf voor het ontvangstniveau, uitgedrukt in de vorm van logaritmische waarden met dBm als eenheid (1 mW = 0 dBm). 0 dBm komt overeen met de beide onderste lijnen in de bovenstaande grafiek, waaruit blijkt dat het ontvangstFunctiemenu – telemetrie | weergave HF status
131
BERICHTEN Na aantippen van de desbetreffende toets met een vinger of de meegeleverde stift ... TRG.
TRG. HERH.
Graubele RX1
INSTELLEN/WEERGEVEN SENSOR
GAM
Graubele 10s
GEEN
VARIO
GEEN
>>
ONTV.
>>
+
GAM
>>
EAM
>>
RES
VARIO
>>
GPS
>>
–
ESC
>>
HERH.
(HERHALEN)
Om de gesproken berichten überhaupt te kunnen starten via de hoofdtelefoon-aansluiting is het nodig om in ieder gevalt aan de regel “HERH.” (herhalen) een schakelaar toe te wijzen. Dit doet u zoals beschreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40: TRG. HERH.
Graubele 10s
N.BERICHT
GEEN
VARIO
GEEN
ONTV.
>>
+
>>
EAM
>>
RES
VARIO
>>
GPS
>>
–
ESC
>>
GAM
132
GEEN aantippen
ZENDER
–
Met een aan deze regel toegewezen schakelaar, bij voorkeur één van de beide toets-schakelaars schakelt u de in de hieronder beschreven opties “ZENDER”, “ONTVANGER” en eventueel “sensoren” geselecteerde berichten achter elkaar, telkens één verder: TRG.
HERH.
>>
Functiemenu – telemetrie | berichten
GEEN
ONTV.
>>
+
aantippen
EAM
>>
RES
VARIO
>>
GPS
>>
–
ESC
>>
GEEN
ZENDER GAM
ZENDER
ONTV.
GAM
>>
VARIO
>>
ESC
>>
De hierop volgende toewijzing van een schakelaar vindt plaats zoals beschreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40. VARIO Wanneer in het ondermenu “SENSOR” de regel “VARIO” actief is ( AAN ), kunt u met een aan deze regel toegewezen schakelaar volledig onafhankelijk van de andere gesproken mededelingen vario-specifieke berichten, dus mededelingen omtrent de hoogte van
GEEN +
EAM
aantippen
RES
GPS
>>
–
De hierop volgende toewijzing van een schakelaar vindt plaats zoals beschreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40. ZENDER Na aantippen van de desbetreffende toets met een vinger of de meegeleverde stift ... Graubele 10s
N.BERICHT
VARIO
N.BERICHT
VARIO
>>
HERH.
GEEN
GEEN GEEN
TRG.
Graubele 10s
Graubele 10s
N.BERICHT
RES
(VOLGEND BERICHT)
N.BERICHT
GEEN
ZENDER
N.BERICHT
>>
+
Met de gekozen schakelaar kunt u het laatste gesproken bericht voor de duur van de links van de schakelaar ingestelde tijd laten herhalen, zolang de toegewezen schakelaar gesloten is.
... gaat het geselecteerde ondermenu open. TRG.
CLR
HERH.
>>
ESC >>
>>
GPS
TRG.
GEEN
NEE V. >>
VARIO
aantippen
BERICHT
GEEN G KIEZEN O
ZENDER
>>
HF STATUS
HERH.
10s
N.BERICHT
ONTVANGER SELECT.
uw model zoals bv. “langzaam stijgen/dalen” enz. via de hoofdtelefoon-aansluiting oproepen.
Graubele
ZENDER
GEEN GEEN
VARIO
GEEN
>>
ONTV.
>>
+
EAM
>>
RES
GPS
>>
–
GAM VARIO ESC
aantippen
>>
>>
… gaat het geselecteerde ondermenu open: TRG.
Graubele
ZEND.V
KLOK 2
MOD.TIJD
TIJD
ACCUTIJD KLOK 1
Functiemenu vliegtuigmodellen In dit menu kunt u de berichten waaruit u kunt kiezen door middel van het aantippen met een vinger of de meegeleverde stift willekeurig activeren resp. deactiveren, bv.: TRG.
Graubele
ZEND.V
KLOK 2
MOD.TIJD
TIJD
ACCUTIJD
meegeleverde stift willekeurig activeren resp. deactiveren. „Sensoren“ De displays met sensor-specifieke berichten waaruit u kunt kiezen kunnen alleen geopend worden wanneer aan de ontvanger aangesloten sensoren bij het inschakelen van uw ontvanger herkend werden. De keuze van de desbetreffende berichten vindt op dezelfde manier plaats als bij de bovenstaande beschrijvingen. Aanwijzing:
KLOK 1
De hier ingestelde keuze is helemaal onafhankelijk van de “VARIO”-berichten. ONTVANGER Na aantippen van de desbetreffende toets met een vinger of de meegeleverde stift … TRG. HERH.
Graubele 10s
GEEN GEEN
VARIO
GEEN
ZENDER
>>
ONTV.
>>
+
GAM
>>
EAM
>
RES
VARIO
>>
GPS
aantippen
–
ESC
>>
N.BERICHT
… gaat het geselecteerde ondermenu open: TRG.
Graubele
TEMP SIGN.ST ONTV. VOLT MIN VOLT
In dit menu kunt u de berichten waaruit u kunt kiezen door middel van het aantippen met een vinger of de Functiemenu – telemetrie | berichten
133
Fase Inrichten van vliegfasen Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000
000:00.0 000:00.0 aantippen
N RMAAL
Graubele ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »FASE«: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR/EXP
VL MIX
GAS CRV
worden overgeslagen. Begin echter toch altijd met “fase 1”, de “normale fase”, die altijd actief is wanneer … • er geen fasen-schakelaar is aangewezen, of • aan bepaalde schakelaar-combinaties geen fase werd toegekend. De toekenning resp. het aanhouden van de fasennaam “NORMAAL” zou daarom voor de “fase 1” zeker zinvol kunnen zijn. De namen zelf hebben geen enkele programmeer-technische betekenis, ze zijn alleen nodig om bij het verdere programmeren de verschillende vliegfasen uit elkaar te kunnen houden en worden daarom in alle vliegfasen-afhankelijke menu’s en ook in de basis-aanduiding van de zender op het display getoond. • Kolom “FASE” Voor het inrichten van de eerste “echte” vliegfase tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het gewenste waardenveld in de kolom “FASE”, bijvoorbeeld “FASE 1”: Graubele
TRG.
aantippen
BUTTERFLY
RO DIFF
TRAINER
WK MIX
V-STAART
WK SET
TELEMET.
Binnen een modelgeheugenplaats bieden de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT de mogelijkheid, om maximaal 6 van elkaar afwijkende instellingen voor verschillende vliegtoestanden, normaal gesproken aangeduid met “vliegfasen”, in de desbetreffende menu’s te programmeren. Het inrichten van vliegfasen Het inrichten van vliegfasen voor vliegtuigmodellen begint u bij dit menupunt, waarbij u de diverse fasen een naam toekent en een tijdsvertraging meegeeft, om een – soepel – omschakelen naar deze vliegfase mogelijk te maken. De volgorde, waarin de fasen 1 tot max. 6 worden aangemaakt is niet van belang, en er mogen ook nummers 134
Functiemenu vliegtuigmodellen – fase
VLG. NW
FASE
VERTR
1.
NORMAAL
0.0s
2.
FASE 1
KOP.
FA
DEL
3.
St/S
2
4.
FASE 3
+
5.
FASE 4
–
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
1.
Graubele FASE
VERTR
NORMAAL
0.0s
Om de fase 6 te kunnen instellen tipt u rechts boven in het display op VLG. [volgende]. • Toets NW (NIEUW) De geselecteerde fase wordt door aantippen van de toets NW met een vinger of de meegeleverde stift geactiveerd:
VLG. St/S
NW NAAM
2.
FASE 1
KOP.
3.
FASE 2
DEL
4.
FASE 3
+
5.
FASE 4
–
Graubele
TRG.
VLG. NW
FASE
VERTR
1.
NORMAAL
0.0s
2.
FASE 1
3.
FASE 2
DEL
4.
FASE 3
+
5.
FASE 4
–
St/S
N AM aantippen
KOP.
Parallel worden in de kolommen “VERTR” (vertraging) en “St/S” (stuurelement/schakelaar) nog meer waardenvelden zichtbaar gemaakt:
NAAM
aantippen
TRG.
Aanwijzing:
Graubele
TRG. 1.
FASE
VERTR
NORMAAL
0.0s 0.0s
VLG. St/S
NW NAAM
2.
FASE 1
3.
FASE 2
DEL
4.
FASE 3
+
5.
FASE 4
–
GEEN
KOP.
• Toets NAAM De bestaande naam van de fase kunt u na aantippen van de toets NAAM aan de rechter rand van het display met een vinger of de meegeleverde stift, zoals uitvoerig beschreven werd in het onderdeel “Modelnaam” vanaf bladzijde 47, veranderen, bv. in de naam “START”:
Graubele
TRG.
VLG.
FASE
VERTR
1.
NORMAAL
0.0s
2.
START
0.0s
3.
St/S
de toets onder “DOEL”, … Graubele
TRG.
NW 1.
NO
FASE 2
DEL
2.
S
4.
FASE 3
+
3.
FA
5.
FASE 4
–
4.
FASE 3
5.
FASE 4
• Toets KOP. (kopiëren) Een ingerichte, blauw gemarkeerde en dus actieve fase kunt u, na aantippen van de toets KOP. [kopiëren] aan de rechter rand van het display met de vinger of de meegeleverde stift, naar een willekeurige andere fase kopiëren, bijvoorbeeld: Graubele
TRG.
VERTR
FASE 1.
NORMAAL
0.0s
2.
START
0.0s
St/S GEEN
St/S
KOPIEER
NW
NAAM KOP.
5.
FASE 4
–
VLG. NW
NO
2.
S
3.
F
4.
FASE 3
+
5.
FASE 4
–
NEE
VERTR
FASE
+
1.
JA
VLG.
FASE 3
Door het aantippen van de toets KOP. wordt er een venster met de vraag naar het doel van het kopieerproces weergegeven:
FASE 3
Graubele
TRG.
4.
–
START
… totdat de gewenste fase verschijnt, bv.:
NAAM KOP. DEL
Om deze standaard instelling te kunnen wijzigen tipt u met een vinger of de meegeleverde stift zo vaak op
DOEL
BRON START
FASE 4
JA
NEE
NAAM
Graubele
1.
FASE
VERTR 0.0s 0.0s
GEEN
0.0s
GEEN
2.
START
3.
FASE 2
4.
FASE 3
5.
FASE 4
St/S
VERTR
1.
NORMAAL
0.0s
2.
START
0.0s
GEEN
3.
FASE 2
4.
FASE 3
0.0s
GEEN
5.
FASE 4
DEL
VLG.
NORMAAL
VLG.
FASE
St/S
NW NAAM KOP. DEL aantippen
KOP.
Aantippen van NEE met een vinger of de meegeleverde stift breekt het proces af. Aantippen van JA met een vinger of de meegeleverde stift bevestigt het proces: de bron-fase wordt gekopieerd naar de doel-fase: TRG.
Graubele
TRG.
–
FA
FASE 4
DOEL
+
3.
5.
BRON
DEL
NW
D L
St/S
aantippen
S
aantippen
KOPIEER
NEE
2.
FASE 3
VERTR
JA
KOP.
VLG.
FASE 2
FASE
DOEL FASE 3
NO
3.
Graubele
BRON START
NW NAAM
1.
4.
TRG.
St/S
KOPIEER
KOP.
GEEN
VLG.
VERTR
FASE
NAAM
kelaar aan uw behoeften aan. (“delete” = wissen) • Toets DEL Een ingerichte, blauw gemarkeerde en dus actieve fase kunt u, na aantippen van de toets DEL [DELETE] aan de rechter rand van het display met de vinger of de meegeleverde stift, wissen resp. deactiveren, bijvoorbeeld:
NW NAAM KOP. DEL + –
Eventueel verandert u nu nog de bestaande naam van de fase zoals uitvoerig in het onderdeel “Modelnaam” op bladzijde 47 beschreven, en/of past u de meegenomen vertragingstijd en meegenomen scha-
Graubele
TRG. 1.
FASE
VERTR
NORMAAL
0.0s 0.0s
VLG. St/S
NW NAAM
2.
START
3.
FASE 2
DEL
4.
FASE 3
+
5.
FASE 4
–
GEEN
KOP.
• Kolom “VERTR” (vertragingstijd) Wanneer u tussen de vliegfasen wisselt is het raadzaam om in deze kolom een omschakeltijd voor een “soepele” overgang NAAR (!) de desbetreffende fase te programmeren. Daardoor bestaat ook de mogelijkheid om voor de wissel van een willekeurige fase naar bv. fase 3 een andere tijd in te voeren als voor de wissel naar fase 1. Voor het wijzigen van een omschakeltijd activeert u het waardenveld “omschakeltijd” van de gewenste fase, door deze met een vinger of de meegeleverde stift aan te tippen, bijvoorbeeld: Functiemenu vliegtuigmodellen – fase
135
Graubele
TRG. FASE
VERTR
1.
NORMAAL
0.0s
2.
START
0 s aantippen
VLG. St/S
NW NAAM
GEEN
KOP.
GEEN
DEL
3.
SPEED
4.
FASE 3
+
5.
FASE 4
–
0.0s
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw: Graubele
TRG.
VLG. NW
FASE
VERTR
1.
NORMAAL
0.0s
2.
START
0.0s
GEEN
KOP.
3.
SPEED
0.0s
GEEN
DEL
4.
FASE 3
5.
St/S
NAAM
• Kolom “St/S” (stuurelement/schakelaar) In de hierboven beschreven kolommen “FASE” en “VERTR(aging)” heeft u al aan de vliegfasen 1 ... max. 6 namen toegewezen en eventueel ook omschakeltijden geprogrammeerd, alleen … een omschakelen tussen de fasen is nog niet mogelijk. Om dit mogelijk te maken tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het gewenste waardenveld in de kolom “ST.”, bijvoorbeeld …
Graubele
VLG.
VERTR
NORMAAL
1.2s
2.
START
0.0s
GEEN
KOP.
0.0s
GEEN
DEL
St/S
3.
SPEED FASE 3
+
5.
FASE 4
–
Met de andere fasen gaat u eventueel op dezelfde manier te werk.
Functiemenu vliegtuigmodellen – fase
NW
VERTR
1.
NORMAAL
1.2s
2.
START
2.3s
GEEN
KOP.
3.
SPEED
3.4s
GE N
DEL
4.
FASE 3
aantippen
+
5.
FASE 4
FASE 1.
St/S
NAAM
– Graubele
TRG.
NAAM
4.
VLG.
FASE
NW
FASE 1.
Graubele
TRG.
–
Stel nu met de + resp. – toets rechts onder de gewenste waarde in. In het blauwe en dus actieve waardenveld kunnen omschakeltijden tussen 0 en 9,9 s worden uitgekozen worden, bv.:
136
De hier ingestelde “omschakeltijd” heeft uniform effect op alle vliegfasen-specifieke instellingen en ook op alle in de “vleugelmixer”-menu’s geactiveerde mixers. De wissel tussen vliegfasen-afhankelijke mixers verloopt dan ook niet abrupt.
+
FASE 4
TRG.
Aanwijzing:
VERTR
VLG. St/S
NORMAA KIEZEN
NW NAAM
2.
START
NEE
GEEN
KOP.
3.
SPEED
CLR
GEEN
DEL
4.
FASE 3
+
5.
FASE 4
–
... en wijst u een schakelaar of stuurelement-schakelaar toe, zoals beschreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40.
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door middel van het aantippen van de toets TRG. links boven op het display weer terug naar de menukeuze: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR EXP
VL MIX
GAS CRV
PROG.MIX
RO DIFF
WK MIX
WK SET
BUTTERFLY
TRAINER
V-STAART
TELEMET.
Voor uw aantekeningen
137
DR/Expo Omschakelbare stuurkarakteristiek voor rol-, hoogte- en richtingroer en voor de stuurfuncties 5 … 9 resp. 5 … 12 Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000
000:00.0 000:00.0 aantippen
N RMAAL
Graubele ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »DR/EXPO«: TERUG
FASE
PROG.MIX
BUTTERFLY
BASIS
DR/EXP
aantippen
TRAINER
FUNKTIE
VL MIX
SYSTEEM
GAS CRV
WK MIX
WK SET
V-STAART
TELEMET.
De Dual-Rate/Expo-functie maakt een vliegfasen-afhankelijk omschakelen resp. beïnvloeden van de stuuruitslagen en -karakteristieken voor rol- (RO), hoogte- (HO) en richtingroer (RI) mogelijk, d.w.z. van de stuurfuncties 2 … 4 via schakelaars. Een individuele curvenkarakteristiek van de stuurfunctie 1 (gas/rem) kan in het menu »Gas curve«, zie bladzijde 146, via maximaal 7 apart te programmeren punten worden ingesteld. Dual Rate heeft een soortgelijk effect als de stuurelement-instelling in het display “K5-9” resp. “K5-12”, direct op de bijbehorende stuurfunctie, onafhankelijk daarvan, of deze één enkele servo of via willekeurige complexe koppel- en mixfuncties meerdere servo’s aanstuurt. 138
Functiemenu vliegtuigmodellen – DR/Expo
De stuuruitslagen zijn per schakelaarpositie en vliegfase tussen 0 en 125 % van de normale stuuruitslag instelbaar. Expo maakt voor waarden groter dan 0 % een fijngevoelig sturen van het model rond de middenpositie van de desbetreffende stuurfunctie (rol-, hoogte- en richtingroer) mogelijk, zonder de volledige uitslag bij een volledige stuurknuppeluitslag te hoeven missen. Omgekeerd wordt voor waarden kleiner dan 0 % het effect van het stuurelement rondom de middenpositie vergroot, en in de richting van de volledige uitslag weer verkleind. De waarde van de “progressie” kan dus van -100 % tot +100 % worden ingesteld, waarbij 0 % overeenkomt met de normale, lineaire stuurkarakteristiek. Een verdere toepassing vloeit voort uit het gebruik van de tegenwoordig vaak gebruikte draaiservo’s: de roeraansturing verloopt namelijk niet-lineair, d.w.z. met een toenemende draaihoek van de stuurschijf resp. van de servohevel wordt de roeraansturing via de stuurstang steeds kleiner. Met Expo-waarden groter dan 0 % kan dit effect worden tegengegaan, zodat bij een groter wordende knuppeluitslag de draaihoek meer dan proportioneel toeneemt. Ook de Expo-instelling heeft direct betrekking op de bijbehorende stuurfunctie, onafhankelijk van het feit of deze effect heeft op één servo of via willekeurige koppel- en mixfuncties op meerdere servo’s. De Dual-Rate- en Expo-functie kunnen per stuurfunctie samen via een schakelaar worden bediend … wanneer er een schakelaar toegewezen werd. Daardoor bestaat ook de mogelijkheid, om Dual Rate en Expo met elkaar te verbinden, wat vooral bij snelle modellen een groot voordeel kan zijn. Op de grafiek in het display worden de curvenkarakteristieken direct zichtbaar gemaakt, om de relatie tussen de uitslag van het stuurelement en de stuurcurve beter te kunnen beoordelen.
TRG.
Graubele
NORMAAL
K
D/R +100% +100% 000%
EXP 000%
+ RES –
St/S GEEN SYM
Sv
RO
UIT
Tussen de displays van de verschillende stuurfuncties wisselt u telkens achter elkaar door het waardenveld van de regel “K” met een vinger of de meegeleverde stift aan te tippen: TRG.
Graubele
NORMAAL
K
D/R +100% +100% 000%
EXP 000%
TRG.
Graubele
UIT NORMAAL
K
Sv
RI
D/R +100% +100% EXP 000% St/S GEEN SYM
+ RES –
St/S GEEN SYM
Sv
HO
UIT
000%
+ RES –
TRG.
Graubele K
NORMAAL
Sv
K5-12
K5
+100% +100% K9 +100% +100%
K6
+100% +100% K10 +100% +100%
+
K7
+100% +100% K11 +100% +100%
RES
K8
+100% +100% K12 +100% +100%
–
DR –
TRG.
DR –
DR +
Graubele K
K5
000%
K9
Graubele
NORMAAL
Sv
K aantippen
Sv
D/R +100% +100%
Indien u een omschakelen tussen twee varianten wenst, wijst u in de met “St/S” aangeduide regel, zoals beschreven op bladzijde 40 in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” … TRG.
Graubele
NORMAAL
K
St/S K5-12 000%
Sv
RO
EXP 000%
00% +100%
000%
K10
000%
+
000%
K11
000%
RES
CLR 00%
K8
000%
K12
000%
–
St/S GEEN
NEE
SYM
OFFSET
Aanwijzing: Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde displays van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT zijn op het display van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 zichtbaar. Vliegfase-afhankelijke Dual-Rate- en Expo-instellingen Wanneer u in het menu “FASE”, bladzijde 134, vliegfasen heeft aangemaakt en van een passende naam heeft voorzien verschijnt deze naam in het display rechts bovenaan in groene letters, bv. «NORMAAL». Bedien dus eventueel de bijbehorende schakelaar om tussen de diverse vliegfasen om te schakelen. Instellen van symmetrische of asymmetrische waarden Standaard moeten de Dual-Rate- en/of Expo-waarden van de geselecteerde stuurfunctie per stuurkant worden ingesteld. Na het omschakelen van de in de Firmware-versie 1020 toegevoegde optie “SYM” in
000%
TRG.
Graubele
NORMAAL
EXP 000%
000%
Sv
RO
EXP 000% St/S SW 6
000%
SYM
–
UIT
Stel nu met de + of – toets rechts buiten de gewenste waarde in. Het instelbereik bedraagt ±125 %. Met de waarde aan de plus-kant van de stuurweg gaat u eventueel op dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld:
+ RES
TRG.
Graubele
NORMAAL
K
D/R +050% +125% EXP 000% St/S SW 6 SYM
Sv
RO
UIT
Tip hierna met een vinger of de meegeleverde stift in de regel die voorzien is van het opschrift “D/R” op het linker waardenveld, om een Dual-Rate-waarde aan de minkant van de stuurweg in te stellen, en/of op het rechter waardenveld om een Dual-Rate-waarde aan de pluskant van de stuurweg in te stellen, bijvoorbeeld:
+ RES –
St/S SW 6
D/R +100% +100%
Sv
RO
D/R +100% +100%
UIT
K
SYM
Graubele
+ RES
… een schakelaar toe. Bij behoefte kan dit ook een stuurelement-schakelaar zijn, bv.: TRG.
–
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
–
NORMAAL
+ RES
UIT
K
K6
000%
St/S SW 6 SYM
KIEZEN
K7
OFFSET
TRG.
Dual-Rate-functie
DR +
NORMAAL
de – onderste – regel van UIT naar AAN is ook een symmetrische, d.w.z. gezamenlijke, instelling van de beide stuurkanten mogelijk.
000%
+ RES –
UIT
De Dual-Rate-curve wordt tegelijkertijd in de grafiek weergegeven. Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de Functiemenu vliegtuigmodellen – DR/Expo
139
standaardwaarde.
TRG.
LET OP:
Graubele K
De Dual-Rate-waarde moet uit veiligheidsoverwegingen minstens 20 % bedragen. Exponential-Functie Voor het programmeren van de Exponential-functie tipt u met een vinger of de meegeleverde stift in de met “EXP” aangeduide regel op het linker waardenveld, om een Expo-waarde aan de min-kant van de stuurweg in te stellen, en/of op het rechter waardenveld om een Expo-waarde aan de plus-kant van de stuurweg in te stellen, bijvoorbeeld: NORMAAL
aantippen
000%
+ RES –
St/S SW 6
Graubele
NORMAAL
K
Sv
TRG.
De hier afgebeelde curve dient alleen ter demonstratie en stelt in geen geval een echte expo-curve voor. Wanneer u zowel bij de Dual-Rate als ook bij de Expo-functie waarden heeft ingevoerd, overlappen de beide functies elkaar bijvoorbeeld als volgt: Expo = –100%, DR = 50%
Expo = +100%, DR = 50%
Expo = +100%, DR = 125%
EXP 000% St/S SW 6
000%
uitslag stuurelement
7. AUX 2
2. RO1L
St 2
8. AUX 3
SL 1
3. HO
St 3
9. AUX 4
GEEN
GEEN
St 4
10. AUX 5
GEEN
5. RO1R
GEEN
11. AUX 6
GEEN
6. AUX 1
GEEN
12. AUX 7
GEEN
Op het display “K5 … 9” resp. “K5 … 12” kunt u de uitslag daarvan – eventueel specifiek per vliegfase – definiëren. Tip hiervoor met een vinger of de meegeleverde stift in de desbetreffende regel op het linker waardenveld voor het instellen van de waarde aan de min-kant van de stuurweg en/of op het rechter waardenveld voor het instellen van de waarde aan de plus-kant van de stuurweg, bijvoorbeeld: TRG.
uitslag stuurelement
Sv
St 1
Graubele K
uitslag stuurelement
GL
Graubele
1. K1
RO
D/R +100% +100%
SYM
U heeft in het menu »KAN. SET« van het basismenu, vanaf bladzijde 94, aan één van de stuurfuncties 5 … 9 resp. 5 … 12 een bedieningselement toegewezen, bijvoorbeeld de zijdelingse proportionele schuif SL1 aan de ingang 8:
4. RI
Aanwijzing:
UIT
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw: TRG.
De Expo-curve wordt tegelijkertijd in de grafiek weergegeven.
Sv
Display “K5 … 9” resp. “K5 … 12”
–
UIT
Combinatie Dual-Rate en Expo
D/R +1 % +100%
SYM
RES
St/S SW 6
RO
EXP 000%
+
EXP +025% –050%
servo-uitslag
K
RO
servo-uitslag
Graubele
Sv
D/R +100% +100%
SYM
servo-uitslag
TRG.
K5
NORMAAL
Sv
K5-12
+100% +100% K9 +100% +100%
+
K6
100% +100% K10 +100% +100%
+
RES
K7
+1 0% +100% K11 +100% +100%
RES
–
K8
+100% +100% K12 +100% +100%
–
UIT
Stel nu met de + of – toets rechts buiten de gewenste waarde in. Het instelbereik bedraagt ±100 %. Met de waarde aan de plus-kant van de stuurweg gaat u eventueel op dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld: 140
NORMAAL
Functiemenu vliegtuigmodellen – DR/Expo
aantippen
DR –
DR +
DR –
DR +
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG.
Graubele K
NORMAAL
Sv
K5-12
K5
+100% +100% K9 +100% +100%
K6
+100% +100% K10 +100% +100%
+
K7
+100% +100% K11 +100% +100%
RES
K8
+100% +100% K12 +100% +100%
–
DR –
DR –
DR +
DR +
Stel nu met de + of – toets rechts buiten de gewenste waarde in. Het instelbereik bedraagt ±125 %. Met de waarde aan de plus-kant van de stuurweg gaat u eventueel op dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld: TRG.
Graubele K
NORMAAL
Sv
K5-12
K5
+100% +100% K9 +100% +100% +100% +100% K10 +100% +100%
+
+100% +100% K11 +100% +100%
RES
K8
+089% +123% K12 +100% +100%
–
DR –
TRG.
Graubele K
Aanwijzing: Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde displays van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT zijn op het display van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 zichtbaar.
Sv
St/S K5-12
000%
K9
000%
K6
000%
K10
000%
+
K7
000%
K11
000%
RES
000%
K12
000%
–
OFFSET
Tip met een vinger of de meegeleverde stift de te veranderen Offset-waarde aan, bijvoorbeeld: TRG.
DR +
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de standaardwaarde.
NORMAAL
K5
OFFSET
K6
DR +
U heeft – zoals hierboven als voorbeeld werd beschreven – in het ondermenu »KAN. SET« van het basismenu, vanaf bladzijde 94, aan één van de stuurfuncties 5 … 9 resp. 5 … 12 een bedieningselement toegewezen, bijvoorbeeld de zijdelingse proportionele schuif SL1. Het stuurmidden van dit bedieningselement, d.w.z. zijn nulpunt, verandert u nu – eventueel specifiek per vliegfase – in het laatste display van het menu »DR/EXPO«:
K8
K7
DR –
“Offset”
Graubele K
NORMAAL
K
NORMAAL
Sv
St/S K5-12 000%
K5
000%
K9
K6
000%
K10
000%
+
K7
000%
K11
000%
RES
–011%
K12
000%
–
K8
OFFSET
OFFSET
Het instelbereik bedraagt ±125 %. Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de standaardwaarde. Aanwijzing: Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde displays van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT zijn op het display van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 zichtbaar. Na het afsluiten van uw instellingen keert u door middel van het aantippen van de toets TRG. links boven op het display weer terug naar het keuzemenu: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR/EXP
VL MIX
GAS CRV
PROG.MIX
RO DIFF
WK MIX
WK SET
BUTTERFLY
TRAINER
V-STAART
TELEMET.
000%
000%
K9
K6
000% aantippen
K10
000%
+
K7
00 %
K11
000%
RES
000%
K12
000%
–
OFFSET
Graubele
Sv
St/S K5-12
K5
K8
TRG.
OFFSET
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw: Stel nu met de + of – toets rechts buiten de gewenste waarde in, bijvoorbeeld:
Functiemenu vliegtuigmodellen – DR/Expo
141
Vleugelmixers Afstellen van mixers Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000
000:00.0 000:00.0 aantippen
N RMAAL
Graubele 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »VL MIX«:
FASE
BASIS
DR/EXP
PROG.MIX
RO DIFF
BUTTERFLY
TRAINER
FUNKTIE
VL MIX
aantippen
V-STAART
SYSTEEM
GAS CRV
WK SET
TELEMET.
• Vliegfasen-afhankelijke instellingen Wanneer u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 134, vliegfasen heeft aangemaakt en elk van een passende naam heeft voorzien, verschijnt deze in het display boven rechts in groene letters, bv. «NORMAAL». Bedien dus eventueel de desbetreffende schakelaars, om tussen de vliegfasen om te schakelen. • Kolom ACT (actief) In het waardenveld van deze kolom bepaalt u, of de u de mixer wilt blokkeren BLK of AAN wilt zetten. Zodra dit waardenveld op AAN staat, kunt u de mixer met een in de – rechter – kolom “St/S” toegewezen schakelaar aan- en uitschakelen. 142
(stuurelement/schakelaar) • Kolom St/S In het waardenveld van de kolom St/S wijst u aan de mixer, zoals uitvoerig beschreven werd in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40, een schakelaar of stuurelement-schakelaar toe. Regel RI >> RO
ACCUTIJD 00: 01: 23
TERUG
• Kolom SET (instellen) Om naar het desbetreffende instelveld te wisselen tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de bijbehorende toets >> in de kolom “SET”:
Functiemenu vliegtuigmodellen – vleugelmixers
(richtingroer >> rolroer)
Vaak wordt bij het bedienen van het richtingroer ook het gedrag om de lengte-as beïnvloed. Dit is vooral storend bij de zogenaamde meskant-vlucht, waarbij door het feit dat hier de vleugels verticaal staan de lift van het model alleen door de romp en het aangestuurde richtingroer wordt geproduceerd. Daarbij is het mogelijk dat het model gaat draaien, alsof men rolroer zou sturen. Er is dus eventueel een correctie om de lengte-as (rolroer) in een in te stellen mate nodig op de aansturing van het richtingroer. Richting en rol blijven natuurlijk ook elk apart bestuurbaar. Het instelbereik van ±150 % maakt het mogelijk, om de richting van de uitslag naar behoefte aan te passen. Via een niet zelf-terugstellende schakelaar of eventueel een stuurelement-schakelaar kan deze mixer optioneel ook in- en uitgeschakeld worden, om het model ook alleen via de rolroeren resp. het richtingroer te kunnen besturen. Voor het instellen van de mixer tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de middelste toets van de regel “RI >> RO”:
TRG. MIX-TYPE
NORMAAL
Graubele ACT
SET
St/S
>>
AAN
aantippen
AAN
RI >> RO
BLK
RO >> RI
BLK
RI >> HO
BLK
Sv
AAN
Het desbetreffende instelmenu gaat open: TRG.
Graubele
NORMAAL
Sv
RI >> RO A
MIX%
+100%
B +100%
+ RES –
Tip met een vinger of de meegeleverde stift op het gewenste waardenveld, bijvoorbeeld het linker: TRG.
Graubele
NORMAAL
Sv
RI >> RO A +100%
MIX%
B +100%
+ RES
aantippen
–
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG.
Graubele
NORMAAL
Sv
RI >> RO
NORMAAL
Graubele
Sv
RI >> O A
MIX%
+100%
aantippen
B +100%
+
Graubele
NORMAAL
+050%
MIX%
B +050%
+
–
–
Sv
B +050%
MIX%
RES
RI >> RO A
A +050%
RES
Stel nu met de + of – toets rechts buiten de gewenste waarde in. Met de waarde aan de plus-kant van de stuurweg gaat u eventueel op dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld: TRG.
TRG.
… keert u terug naar de keuze van de mixers: TRG.
NORMAAL
Graubele
MIX-TYPE
ACT
SET
St/S
RI >> RO
BLK
>>
AAN
RO >> RI
BLK
>>
AAN
RI >> HO
BLK
>>
AAN
Sv
Aanwijzing: Voor de grafische weergave van de actuele servo-posities wisselt u vanuit bijna alle menu’s door middel van het aantippen van de rechts boven in het display geplaatste toets Sv met een vinger of de meegeleverde stift. Aantippen van de toets TRG. brengt u telkens weer terug naar het uitgangspunt. Door aantippen van de toets TRG. links boven op het display …
NORMAAL
Graubele ACT
SET
St/S
RI >> RO
BLK
>>
SW 6
RO >> RI
BLK
>>
RI >> HO
BLK
Sv
AAN AAN
aantippen
Het bijbehorende instelmenu gaat open: Graubele
NORMAAL
Sv
RO >> RI
RES
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de standaardwaarde.
TRG. MIX-TYPE
TRG.
+
–
De instelling vindt normaal gesproken alleen symmetrisch t.o.v. het neutraalpunt van de rolroer-stuurknuppel plaats. Voor het instellen van de mixer tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de middelste toets van de regel “RO >> RI”:
Regel RO >> RI
A
(rolroer >> richtingroer)
Het richtingroer wordt met een in te stellen hoeveelheid door de rolroersturing meegenomen, waardoor met name in combinatie met de rolroerdifferentiatie, bladzijde 152, het negatieve draaimoment wordt onderdrukt, wat een “net” bochtenwerk mogelijk maakt. Het richtingroer blijft natuurlijk ook apart stuurbaar. Het instelbereik van ±150 % maakt het mogelijk om de uitslagrichting afhankelijk van de draairichting van de welfkleppenservo’s aan te passen. Via één van de niet-centrerende schakelaars of eventueel een stuurelement-schakelaar kan deze mixer eventueel aan- en uitgeschakeld worden, om eventueel het model ook via de rolroeren resp. het richtingroer alleen te kunnen sturen. Normaal gesproken wordt deze mixer zo ingesteld, dat het richtingroer uitslaat naar de kant van het naar boven draaiende rolroer, waarbij u met een waarde van rond de 50 % meestal goed zit.
MIX%
+100%
B +100%
+ RES –
Tip met een vinger of de meegeleverde stift op het gewenste waardenveld, bijvoorbeeld het linker: TRG.
Graubele
NORMAAL
Sv
RO >> RI A +100%
MIX%
B +100%
+ RES
aantippen
–
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw: Functiemenu vliegtuigmodellen – vleugelmixers
143
TRG.
Graubele
NORMAAL
Sv
RO >> RI MIX%
+100%
aantippen
B +100%
+
Sv
Graubele
NORMAAL
+050%
MIX%
B +050%
+
–
–
Sv
B +050%
MIX%
RES
RO >> RI A
A +050%
RES
Stel nu met de + of – toets rechts buiten de gewenste waarde in. Met de waarde aan de plus-kant van de stuurweg gaat u eventueel op dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld:
… keert u terug naar de keuze van de mixers: TRG. MIX-TYPE
NORMAAL
Graubele ACT
SET
St/S
RI >> RO
BLK
>>
SW 6
RO >> RI
BLK
>>
SW 8
RI >> HO
BLK
>>
AAN
besturen. Voor het instellen van de mixer tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de middelste toets van de regel “RI >> HO”: TRG. MIX-TYPE
ACT
SET
St/S
RI >> RO
BLK
>>
SW 6
RO >> RI
BLK
>>
SW 8
RI >> HO
BLK
>>
AAN
Sv
Het bijbehorende instelmenu gaat open: TRG.
Graubele A
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de standaardwaarde. Aanwijzing: Voor de grafische weergave van de actuele servo-posities wisselt u vanuit bijna alle menu’s door middel van het aantippen van de rechts boven in het display geplaatste toets Sv met een vinger of de meegeleverde stift. Aantippen van de toets TRG. brengt u telkens weer terug naar het uitgangspunt. Door aantippen van de toets TRG. links boven op het display …
Functiemenu vliegtuigmodellen – vleugelmixers
NORMAAL
Sv
RI >> HO +100%
MIX%
B +100%
(richtingroer >> hoogteroer)
Vaak wordt bij het bedienen van het richtingroer ook het gedrag om de dwars-as beïnvloed. Dit is vooral storend bij de zogenaamde meskant-vlucht, waarbij door het feit dat hier de vleugels verticaal staan de lift van het model alleen door de romp en het aangestuurde richtingroer wordt geproduceerd. Daarbij is het mogelijk dat het model gaat draaien, alsof men hoogteroer zou sturen. Er is dus eventueel een correctie om de dwars-as (hoogteroer) in een in te stellen mate nodig op de aansturing van het richtingroer. Richtings- en hoogteroer blijven natuurlijk ook elk apart bestuurbaar. Het instelbereik van ±150 % maakt het mogelijk, om de richting van de uitslag naar behoefte aan te passen. Via een niet zelf-terugstellende schakelaar of eventueel een stuurelement-schakelaar kan deze mixer optioneel ook in- en uitgeschakeld worden, om het model ook alleen via de rolroeren resp. het richtingroer te kunnen
Sv
aantippen
RES
Regel RI >> HO
NORMAAL
Graubele
+
–
144
NORMAAL
Graubele
RO >> RI A
TRG.
TRG.
+ RES –
Tip met een vinger of de meegeleverde stift op het gewenste waardenveld, bijvoorbeeld het linker: TRG.
Graubele
NORMAAL
Sv
RI >> HO A +100%
MIX%
B +100%
+ RES
aantippen
–
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG.
Graubele
NORMAAL
Sv
RI >> HO
NORMAAL
Graubele
Sv
RI >> O A
MIX%
+100%
aantippen
B +100%
+
Graubele
NORMAAL
+050%
MIX%
B +050%
+
–
–
Sv
B +050%
MIX%
RES
RI >> HO A
A +050%
RES
Stel nu met de + of – toets rechts buiten de gewenste waarde in. Met de waarde aan de plus-kant van de stuurweg gaat u eventueel op dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld: TRG.
TRG.
… keert u terug naar de keuze van de mixers: TRG. MIX-TYPE
NORMAAL
Graubele ACT
SET
St/S
RI >> RO
BLK
>>
SW 6
RO >> RI
BLK
>>
SW 8
RI >> HO
BLK
>>
AAN
Sv
+ RES –
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door middel van het aantippen van de toets TRG. links boven op het display weer terug naar de menukeuze.
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de standaardwaarde. Aanwijzing: Voor de grafische weergave van de actuele servo-posities wisselt u vanuit bijna alle menu’s door middel van het aantippen van de rechts boven in het display geplaatste toets Sv met een vinger of de meegeleverde stift. Aantippen van de toets TRG. brengt u telkens weer terug naar het uitgangspunt. Door aantippen van de toets TRG. links boven op het display …
Functiemenu vliegtuigmodellen – vleugelmixers
145
Gas-curve Instellen van de stuurkarakteristiek van de gas-/rem-stuurknuppel Aanwijzing: Dit menu is bij de keuze van een “model zonder aandrijving” in de basis-instellingen van het menu »Modelkeuze« resp. »Modeltype« niet zichtbaar. Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000
000:00.0 000:00.0 aantippen
N RMAAL
Graubele ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »GAS CRV«: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
Vliegfasen-afhankelijke instellingen In zoverre in het menu »FASE«, bladzijde 134, vliegfasen werden gedefinieerd, kan deze optie vliegfasen-afhankelijk worden aangepast. De bijbehorende naam van de vliegfase wordt rechts boven op het display in groene letters zichtbaar gemaakt, bv. «NORMAAL». Schakel eventueel eerst om naar de gewenste vliegfase:
PROG.MIX
BUTTERFLY
DR/EXP
RO DIFF
TRAINER
VL MIX
WK MIX
V-STAART
GAS CRV
aantippen
TELEMET.
In dit menu kan niet alleen de karakteristiek van de carburateur, maar ook de stationaire resp. “motor uit”-positie van de gasknuppel naar behoefte worden aangepast. Het menu maakt het dus mogelijk om de stuurkarakteristiek van de gas-stuurknuppel te veranderen, onafhankelijk van het feit of deze stuurfunctie direct op een aan het stuurkanaal 1 aangesloten servo of via willekeurige mixers op meerdere servo’s effect heeft. 146
Functiemenu vliegtuigmodellen – gas-curve
TRG.
Omzetten van de stuurrichting In het vliegtuigprogramma van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT is standaard de “achterste” gasknuppel-positie als “motor uit”-positie bij electro-aandrijvingen resp. “stationair”-positie bij verbrandingsmotoren ingesteld. Door omdraaien van de gascurve kan de stuurrichting van de gas-stuurknuppel bij behoefte echter ook van “gas geven van achteren naar voren” naar “gas geven van voren naar achteren” worden omgezet. Schakel hiervoor door aantippen van de toets ST. UIT links onder op het display met een vinger of de meegeleverde stift de grafische en numerieke weergave van de knuppelpositie in en activeer vervolgens meteen ook de mogelijkheid om de Y-coördinaten te kunnen instellen door de toets Y-AS aan te tippen: TRG.
FASE
Parallel daaraan wisselt de kleur van de punt rechts boven van groen naar rood:
NORMAAL
Graubele CURVE
UIT
IN
–100%
UIT
–100%
PUNT ST. AAN
L X-AS
Sv
CURVE
UIT
IN
+100%
UIT
+100%
PUNT ST. AAN
000%
–
Y-AS
ENT
Met de gas-stuurknuppel kan nu in de grafiek een verticale – groene – lijn synchroon tussen de beide eindpunten “L” en “H” worden verschoven. De huidige stuurknuppelpositie wordt ook numeriek in de regel “IN(gang)” weergegeven (-100 % tot +100 %). Breng nu de gas-stuurknuppel naar één van de beide aanslagen, bv. naar de voorste. De groene lijn verschuift naar rechts en verdwijnt tenslotte onder het witte kader.
H X-AS
Sv
+
+100%
–
Y-AS
ENT
Breng nu door aantippen en eventueel ingedrukt houden van de – toets aan de rechter rand van het display met een vinger of de meegeleverde stift de rode punt naar beneden, naar een waarde van 000 % in de regel “punt”: TRG.
NORMAAL
Graubele CURVE
UIT
IN
+100%
UIT
–100%
PUNT ST. AAN
+
NORMAAL
Graubele
H X-AS
Sv
+
000%
–
Y-AS
ENT
Schuif hierna de gas-stuurknuppel naar de tegenoverliggende aanslag, in dit voorbeeld naar achteren. De groene lijn verschuift naar links en de punten aan de uiteinden van de – nu horizontale – lijn verwisselen van kleur:
TRG.
NORMAAL
Graubele CURVE
UIT
IN
–100%
UIT
–100%
PUNT ST. AAN
L X-AS
Sv
+
000%
–
Y-AS
ENT
Tip met een vinger of de meegeleverde stift zolang op de + toets aan de rechter rand van het display of houd deze zo lang ingedrukt, tot in de regel “punt” een waarde van +100 % bereikt is: TRG.
NORMAAL
Graubele CURVE
UIT
IN
–100%
UIT
+100%
PUNT ST. AAN
L X-AS
Sv
+
+100%
–
Y-AS
ENT
Het dusdanig omgedraaide stuursignaal heeft op alle navolgende mix- en koppelfuncties effect, en op een eventueel actieve inschakel-waarschuwing van de Gas-knuppel. Zetten van steunpunten De stuurcurve kan tot max. 7 punten, hieronder “steunpunten” genoemd, langs de hele stuurknuppeluitslag worden vastgelegd. De grafische weergave maakt het vastleggen van de steunpunten en de instelling daarvan veel makkelijker. Het is echter raadzaam om eerst met zo weinig mogelijk steunpunten te beginnen. In de softwarematige basis-instelling bepalen 2 steunpunten, en wel de beide eindpunten aan de onderste stuurknuppeluitslag “L” (low = -100 % stuuruitslag) en aan de bovenste stuurknuppeluitslag “H” (high = +100 % stuuruitslag) een lineaire stuurcurve.
TRG.
NORMAAL
Graubele CURVE
UIT
IN
–100%
UIT
–100%
PUNT ST. UIT
L X-AS
Sv
TRG.
+
000%
–
Y-AS
ENT
• Toets ST. UIT resp. ST. AAN Aantippen van deze toets met een vinger of de meegeleverde stift zet de grafische en numerieke weergave van de knuppelpositie aan resp. uit. Met het bedieningselement (gas-stuurknuppel) wordt aansluitend in de grafiek een verticale – groene – lijn synchroon tussen de beide eindpunten “L” en “H” verschoven. De huidige stuurknuppelpositie wordt ook numeriek in de regel “IN(gang)” aangeduid (-100 % tot +100 %). Het snijpunt van deze lijn met de desbetreffende curve is als “UIT(gang)” aangeduid en kan aan de steunpunten telkens tussen –125 % en +125 % gevarieerd worden. Dit aldus veranderde stuursignaal heeft effect op alle navolgende mix- en koppelfuncties. In het hieronder genoemde voorbeeld bevindt de stuurknuppel zich exact tussen het midden en de volledige uitslag, bij +50 % stuurweg, en maakt vanwege de lineaire karakteristiek een uitgangssignaal van ook +50 %. Tussen de beide eindpunten “L” en “H” kunnen tot max. 5 extra steunpunten worden gezet, waarbij de minimale afstand tot het volgende steunpunt niet kleiner dan ca. 25 % dient te zijn.
NORMAAL
Graubele CURVE
UIT
IN
+050%
UIT
+050%
PUNT ST. AAN
? X-AS
Sv
+
000%
–
Y-AS
ENT
• Toets ENT Beweeg de stuurknuppel. Zo lang rechts naast “punt” een vraagteken te zien is, kunt u door aantippen van de ENT -toets rechts onder het volgende steunpunt maken. Tegelijkertijd wordt op het snijpunt van de gele en groene lijn een groene punt zichtbaar gemaakt: TRG.
NORMAAL
Graubele CURVE
UIT
IN
+050%
UIT
+050%
PUNT ST. AAN
? X-AS
Sv
+
000%
–
Y-AS
ENT
Zodra u de groene lijn met de stuurknuppel een bee tje rondom dat punt beweegt, wordt deze rood en de “?” door een nummer vervangen; tevens wordt in het waardenveld rechts van het steunpunt-nummer de puntwaarde zichtbaar gemaakt:
Functiemenu vliegtuigmodellen – gas-curve
147
TRG.
NORMAAL
Graubele CURVE
UIT
IN
+050%
UIT
+050%
PUNT ST. AAN
1 X-AS
Sv
+
+050%
–
Y-AS
ENT
De volgorde, waarin de maximaal 5 steunpunten tussen de randpunten “L” en “H” worden gevormd, is onbelangrijk, omdat de steunpunten na het zetten (of wissen) van een steunpunt automatisch altijd van links naar rechts opnieuw worden doorgenummerd, bv.: TRG.
NORMAAL
Graubele
TRG.
UIT
IN
000%
UIT
000%
ST. AAN
Sv
CURVE
UIT
IN
–050%
UIT
–050%
PUNT ST. AAN
1 X-AS
+
–025%
–
Y-AS
ENT
Wissen van een steunpunt Om één van de gemaakte steunpunten 1 tot max. 5 weer te kunnen wissen, moet de verticale – groene – lijn met de stuurknuppel in de buurt van het desbetreffende steunpunt worden gebracht. Zodra het nummer van dit steunpunt en de bijbehorende waarde in de regel “punt” wordt getoond en het punt rood is, zie afbeelding hieronder, kunt u deze door aantippen van de toets ENT wissen, bv.:
UIT 000%
UIT
000%
PUNT
+ aantippen
+050%
–
Y-AS
ENT
NORMAAL
IN
? X-AS
Sv
+
000%
–
Y-AS
ENT
Veranderen van de steunpunt-waarden • Toets X-AS Door middel van aantippen van deze, aan de onderste rand van het display geplaatste toets met een vinger of de meegeleverde stift activeert u deze functie. Aansluitend kunt u een actieve, d.w.z. rood afgebeelde, punt met de + toets naar eigen inzicht naar rechts en met de – toets op dezelfde manier naar links verschuiven, bijvoorbeeld: TRG.
NORMAAL
Graubele CURVE
Sv
IN
000% +018% ? X-AS
Hernieuwd aantippen van de toets X-AS deactiveert deze functie weer.
Wanneer u de – rode – punt horizontaal weg van de actuele positie van het stuurelement verschuift, dan wordt de punt na een korte tijd weer groen weergegeven en verschijnt er in de regel punt een “?”. Dit vraagteken betreft echter niet de verschoven punt, maar geeft aan, dat op de actuele positie van het stuurelement een nieuwe punt kan worden geplaatst. • Let u er op, dat de percentages in de regels “IN(gang)” en “UIT(gang)” altijd betrekking hebben op de actuele positie van de stuurknuppel en niet op de positie van de punt.
•
• Toets Y-AS Door middel van aantippen van deze, aan de onderste rand van het display geplaatste toets met een vinger of de meegeleverde stift activeert u deze functie. Aansluitend kunt u een actieve, d.w.z. rood afgebeelde, punt met de + toets naar eigen inzicht naar boven en met de – toets op dezelfde manier naar beneden verschuiven, bijvoorbeeld: TRG.
+
000%
–
Y-AS
ENT
NORMAAL
Graubele CURVE
UIT
IN
–030%
UIT
+035%
PUNT
UIT
UIT ST. AAN
Functiemenu vliegtuigmodellen – gas-curve
X-AS
CURVE
PUNT
148
2
Graubele
ST. AAN
Sv
Aanwijzingen:
CURVE
PUNT
TRG.
NORMAAL
Graubele
ST. AAN
2 X-AS
Sv
+
+067%
–
Y-AS
ENT
Hernieuwd aantippen van de toets Y-AS deactiveert deze functie weer.
Aanwijzing: Let u er op, dat de percentages in de regels “IN(gang)” en “UIT(gang)” altijd betrekking hebben op de actuele positie van de stuurknuppel en niet op de positie van de punt.
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantippen van de toets TRG. links boven op het display weer terug naar de menukeuze.
Afronden van de gas-curve • AAN -/ UIT -toets in de regel “curve” Het standaard “hoekige” profiel van de curve kan door een eenvoudige druk op de knop automatisch worden afgerond, doordat u door middel van aantippen van deze toets met een vinger of de meegeleverde stift deze afrondingsfunctie inschakelt, bijvoorbeeld: TRG.
CURVE
UIT
IN
03 %
UIT PUNT ST. AAN TRG.
NORMAAL
Graubele
+035% 2
X-AS
+067%
–
Y-AS
ENT
NORMAAL
CURVE
AAN
IN
–030%
UIT
+035%
PUNT
+
aantippen
Graubele
ST. AAN
Sv
2 X-AS
Sv
+
+067%
–
Y-AS
ENT
Belangrijke aanwijzing: De hier getoonde curven dienen slechts als demonstratie en stellen geen echte K1-curven voor. Functiemenu vliegtuigmodellen – gas-curve
149
Stationairloop Instellen van een stabiele stationairloop Aanwijzing:
Sv
Graubele
TRG.
Dit menu is afhankelijk van de basis-instellingen van het menu »Modelkeuze« resp. »Modeltype« eventueel niet zichtbaar.
BLK
+
St/S
AAN
RES
SET
000%
–
RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
4.1V
TX
000
000
000:00.0 000:00.0 aantippen
N RMAAL
Graubele
Programmering In de regel “ACT” activeert resp. deactiveert u de optie “STATION.” door middel van het aantippen van de bijbehorende toets met een vinger of de meegeleverde stift, bijvoorbeeld:
000
BASIS
DR/EXP
PROG.MIX
SNAP ROLL
TRAINER
TELEMET.
FUNKTIE
VL MIX
RO DIFF
GAS CRV
WK SET
SYSTEEM
STATION.
aantippen REM
Gewoonlijk wordt de stationairloop van een verbrandingsmotor met het digitale trim-stuurelement van de gas-stuurknuppel ingesteld. Deze – van de desbetreffende positie van het trim-stuurelement afhankelijke – stationairpositie van de gasservo kan bij behoefte in dit menu met een over een bereik van ±20 % instelbare waarde via een schakelaar in de richting van een hogere resp. lagere stationairloop worden verschoven.
ACT
AAN
+
St/S
AAN
RES
SET
000%
–
In de regel “St/S” wijst u voor het bij- resp. wegschakelen van de in de regel “SET” in te stellen correctiewaarde, zoals in het onderdeel “Toewijzing van schakelaars, stuurelementen en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40 beschreven, een schakelaar toe, bv.: Sv
Graubele
TRG.
ACT
AAN
+
St/S
SW 3
RES
SET
000%
–
In de regel “SET” stelt u tenslotte nog de gewenste 150
RES
SET
000%
–
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw: Sv
Graubele
TRG.
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »STATION.«: TERUG
+
SW 3
aantippen
Sv
Graubele
TRG.
ACCUTIJD 00: 01: 23
AAN
St/S
ACT
000%
RX
FASE
ACT
Sv
Graubele
TRG.
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
correctiewaarde in, door met een vinger of de meegeleverde stift op het bijbehorende waardenveld te tippen:
Functiemenu vliegtuigmodellen – stationairloop
ACT
AAN
+
St/S
SW 3
RES
SET
000%
–
Stel nu met de + of – toets rechts buiten de gewenste waarde in. Het instelbereik bedraagt ±100 %, waarbij een waarde van +100 % de via de gastrimming ingestelde stationairpositie van de gasservo met 20 % in de richting van een lagere stationairloop verschuift en omgekeerd. Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de standaardwaarde. Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantippen van de toets TRG. links boven op het display weer terug naar de menukeuze.
Snap Roll Programma-automaat Aanwijzing:
TRG.
Dit menu is afhankelijk van de basis-instellingen van het menu »Modelkeuze« resp. »Modeltype« eventueel niet zichtbaar. Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
RO
HO
NORMAAL
RI
Sv
St/S
R/P
BLK
–100% –100% –100%
AAN
R/N
BLK
–100% +100% +100%
AAN
+
L/P
BLK
+100% –100% +100%
AAN
RES
L/N
BLK
+100% +100% –100%
AAN
–
000%
RX
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000
000:00.0 000:00.0 aantippen
N RMAAL
Graubele ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »SNAP ROLL«: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR/EXP
VL MIX
GAS CRV
STATION.
PROG.MIX
SNAP ROLL
RO DIFF
WK SET
REM
TRAINER
MODE ACT
Graubele
aantippen
Een aantal piloten bedient zich bij het vliegen van zogenaamde “Snap Rolls” graag van een “programma-automaat”. Vliegfasen-afhankelijke instelling Als u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 134, vliegfasen heeft aangemaakt en aan elk een passende naam heeft toegewezen, verschijnt deze op het display rechts boven in groen letters, bv. «NORMAAL». Bedien dus eventueel de desbetreffende schakelaars, om tussen de vliegfasen om te schakelen.
De hier beschreven optie “programma-automaat” van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT maakt het mogelijk om over maximaal vier voorgeprogrammeerde “Snap”-instellingen (rechts positief/rechts negatief en links positief/links negatief) per vliegfase te beschikken. De positie van de van de desbetreffende, vooraf aan de verschillende instellingen toegewezen schakelaars bepaalt telkens het figurenprogramma, waarbij de knuppelsignalen – volledig onafhankelijk van de actuele positie van de stuurknuppels – op een vaste waarde worden gezet. D.w.z. dat alle RO-, HO- en RI-servo’s zich zó bewegen, alsof de desbetreffende stuurknuppel naar de van te voren ingestelde positie gebracht zou worden. Waarden over een bereik van ±150 % kunt u in het waardenveld, dat u door aantippen met een vinger of de meegeleverde stift geactiveerd en dus blauw heeft gemaakt – zoals u intussen al “gewend” bent – met de drie toetsen aan de rechter rand van het display instellen, bijvoorbeeld: TRG. MODE ACT R/P
BLK
Graubele RO
HO
NORMAAL
RI
Sv
AAN
TRG.
R/N
BLK
–100% +100% +100%
AAN
+
L/P
BLK
+100% –100% +100%
AAN
RES
L/N
BLK
+100% +100% –100%
AAN
–
De verschillende figuren-programma’s worden over het algemeen geactiveerd resp. gedeactiveerd door in de
NORMAAL
Graubele
MODE ACT
RO
RI
HO
Sv
St/S
R/P
AAN
–100% –100% –100%
AAN
R/N
AAN
–100% +100% +100%
AAN
+
L/P
AAN
+100% –100% +100%
AAN
RES
L/N
AAN
+100% +100% –100%
AAN
–
Tenslotte moet nog aan elk geactiveerd figuren-programma, zoals beschreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40, een schakelaar toegewezen worden, waarmee u dan tijdens het vliegen de desbetreffende figuren-programma’s in- en uitschakelt. WAARSCHUWING: Schakel in geen geval één van deze figuren-programma’s ondoordacht vrij en bedien deze nooit zomaar tijdens het vliegen! Wanneer u dit op de verkeerde tijd en de verkeerde plaats zou doen kunt u aanzienlijke schade en letsel veroorzaken. Door aantippen van de toets TRG. links boven op het display keert u na het afsluiten van uw instellingen weer terug naar de menukeuze: TERUG
St/S
–100% –100% –100%
kolom “ACT” het desbetreffende waardenveld door middel van aantippen met een vinger of de meegeleverde stift van BLK op AAN of omgekeerd te zetten, bv.:
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR/EXP
VL MIX
GAS CRV
STATION.
PROG.MIX
SNAP ROLL
RO DIFF
WK SET
REM
TRA NER
TELEMET.
Functiemenu vliegtuigmodellen – snap Roll
151
RO-differentiatie Instellen van de rolroer-differentiatie Aanwijzing: Dit menu is bij de keuze van “1RO” of “1RO1WK” in het menu »Modelkeuze« resp. »Modeltype« niet zichtbaar. Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000
000:00.0 000:00.0 aantippen
N RMAAL
Graubele
gelden dan bij bv. motorvliegtuigen met hun duidelijk kortere hevelarmen, en moet normaal gesproken gecompenseerd worden door een gelijktijdige en tegengestelde uitslag van het richtingroer. Dit veroorzaakt echter weer extra luchtweerstand en verslechtert de vliegprestaties nog meer. Worden echter de rolroeruitslagen gedifferentieerd, doordat het naar beneden uitslaande rolroer een kleinere uitslag heeft dan het naar boven uitslaande rolroer, dan kan daardoor het – ongewenste – negatieve draaimoment verkleind resp. opgeheven worden. Voorwaarde is echter wel, dat ieder rolroer wordt aangestuurd door een aparte servo, die daarom ook meteen in de vleugel kan worden ingebouwd. Door de kortere aansturingen ontstaat er een reproduceerbare en spelingvrijere aansturing van het rolroer.
wordt niet alleen het negatieve draaimoment, maar kan er zelfs een positief draaimoment ontstaan, zodat bij een rolroeruitslag een draaien om de hoogte-as in de richting van de bocht ontstaat. Vooral bij grote zweefvliegtuigmodellen kunnen op deze manier “nette” bochten met alleen de rolroeren worden gevlogen, wat normaal gesproken niet zonder meer mogelijk is. Vliegfasen-afhankelijke instelling Als u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 134, vliegfasen heeft aangemaakt en aan elk een passende naam heeft toegewezen, verschijnt deze op het display rechts boven in groen letters, bv. «NORMAAL». bedien dus eventueel de desbetreffende schakelaars, om tussen de vliegfasen om te schakelen. TRG.
Graubele
NORMAAL
Sv
ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »RO DIFF«: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR/EXP
VL MIX
GAS CRV
PROG.MIX
RO DIFF
WK MIX
WK SET
V-STAART
TELEMET.
100% (normaal)
RO1L
RO1R
+
RATE A
100%
100%
RES
RATE B
100%
100%
–
50% (gedifferentieerd)
BUTTERFLY
aantippen
Graubele
NORMAAL
Sv
0% (Split)
RO1L
Bij het naar beneden uitslaande roer van een rolroeruitslag ontstaat door aerodynamische oorzaken een grotere weerstand dan bij het even ver naar boven uitslaande roer. Uit deze asymmetrische verdeling van de luchtweerstand resulteert o.a. een draaimoment om de hoogte-as met als gevolg een “uitdraaien” uit de vliegrichting, zodat dit ongewenste neveneffect ook wel bekend staat als “negatief draaimoment”. Dit effect doet zich bij zweefvliegtuigen met een hoge vleugelslankheid sterker 152
TRG.
Deze elektronische differentiatie, die tegenwoordig gebruikelijk is, heeft in tegenstelling tot de vroegere mechanische oplossingen, die meestal al bij de bouw van het model moesten worden ingesteld en vaak bij sterke differentiatie snel tot een grote hoeveelheid speling in de aansturing leidden, grote voordelen. Zo kan bv. de mate van differentiatie op elk moment veranderd worden, in het meest extreme geval kan de rolroeruitslag naar beneden in de zogenaamde “Split”-positie zelfs helemaal onderdrukt worden. Op deze manier
Functiemenu vliegtuigmodellen – RO-differentiatie
RO2L
RO2R RO1R
+
RATE A
100%
100%
100%
100%
RES
RATE B
100%
100%
100%
100%
–
Aanwijzing: Het aanbod aan instelopties is afhankelijk van het in het menu »Modelkeuze« resp. »Modeltype« gekozen aantal rolroeren. Het instelbereik van 100 % aan beide kanten maakt het
mogelijk om een differentiatie per kant onafhankelijk van de draairichtingen van de rolroerservo’s in te stellen. 100 % (weg) komt overeen met de normale aansturing, d.w.z. geen differentiatie, en 0 % (weg) met de Split-functie. Hoge absolute waarden zijn bij kunstvlucht nodig, zodat het model bij een rolroeruitslag exact om de lengte-as draait. Middelmatige waarden van ca. 50 % zij typisch voor de ondersteuning van de bochten bij een thermiekvlucht. De Split-positie (0% weg naar beneden) wordt graag bij hellingvliegen gebruikt, wanneer de bochten alleen met de rolroeren moeten worden gevlogen. Om een waarde te kunnen veranderen tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het desbetreffende waardenveld, bijvoorbeeld: TRG.
Graubele
NORMAAL
Sv
+
aantippen
RO1L
RO2L
RO2R RO1R
RATE A
1 %
100%
100%
100%
RES
RATE B
100%
100%
100%
100%
–
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw: TRG.
Graubele
NORMAAL
TRG.
NORMAAL
Graubele
Sv
+
RO1L
RO2L
RO2R RO1R
RATE A
100%
100%
100%
100%
RES
RATE B
066%
100%
100%
100%
–
Met de differentiatie-waarde van het rechter rolroer en ook van de eventueel aanwezige binnenste rolroeren “RO2L” en “RO2R” gaat u op dezelfde manier te werk. Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de standaardwaarde. Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantippen van de toets TRG. links boven op het display weer terug naar de menukeuze: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR/EXP
VL MIX
GAS CRV
STATION.
PROG.MIX
SNAP ROLL
RO DIFF
WK SET
REM
TRAINER
TELEMET.
Sv
+
RO1L
RO2L
RO2R RO1R
RATE A
100%
100%
100%
100%
RES
RATE B
100%
100%
100%
100%
–
Aansluitend kunt u in een actief, d.w.z. blauw weergegeven waardenveld met de + toets de actuele waarde verhogen en met de – toets verkleinen, bv.:
Functiemenu vliegtuigmodellen – RO-differentiatie
153
WK-mixers Instelling van de welfkleppen-mixers Aanwijzing: Dit menu is bij de keuze van alleen “1RO” of “2RO” in het menu »Modelkeuze« resp. »Modeltype« niet zichtbaar. Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
• Vliegfasen-afhankelijke instelling Als u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 134, vliegfasen heeft aangemaakt en aan elk een passende naam heeft toegewezen, verschijnt deze op het display rechts boven in groene letters, bv. «NORMAAL». Bedien dus eventueel de desbetreffende schakelaars, om tussen de vliegfasen om te schakelen.
Regel WK Afhankelijk van het gekozen aantal welfkleppen geeft het display één van de drie hieronder afgebeelde mogelijkheden weer: TRG.
Graubele
NORMAAL
Sv
000%
RX
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000
000:00.0
TRG. WK-TYPE
Graubele ACT
NORMAAL
SET >>
WK
000:00.0
RO >> WK
BLK
>>
AAN
N RMAAL
HO >> WK
BLK
>>
AAN
WK >> HO
BLK
>>
AAN
aantippen
Graubele
+
WK
Sv
St/S
RATE A +100%
RES
RATE B +100%
–
OFFSET 000% TRG.
Graubele
NORMAAL
Sv
ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »WK MIX«: TERUG
154
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR/EXP
VL MIX
GAS CRV
PROG.MIX
RO DIFF
WK MIX
WK SET
BUTTERFLY
TRAINER
aantippen V STAART
TELEMET.
Functiemenu vliegtuigmodellen – WK-mixers
• Kolom “ACT” (actief) In het waardenveld van deze kolom bepaalt u, of de u de mixer wilt blokkeren BLK of AAN wilt zetten. Zodra dit waardenveld op AAN staat, kunt u de mixer met een in de – rechter – kolom “St/S” toegewezen schakelaar aan- en uitschakelen. • Kolom “SET” (instellen) Om naar het desbetreffende instelveld te wisselen tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de bijbehorende toets >> in de kolom “SET”: • Kolom “St/S” (stuurelement/schakelaar) In het waardenveld van de kolom St/S wijst u aan de mixer, zoals uitvoerig beschreven werd in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40, een schakelaar of stuurelement-schakelaar toe.
WK1L
WK1R
+
RATE A +100%
+100%
RES
RATE B +100%
+100%
–
OFFSET 000%
000%
TRG.
Graubele
THERMIEK
WK1L WK2L WK2R WK1R RATE A +100% 000%
Sv
+
000% +100%
RES
RATE B +100% 000%
000% +100%
–
OFFSET 000%
000%
000%
000%
• Regels RATE A / B Wanneer u, zoals vanaf bladzijde 158 in het onderdeel »WK SET« beschreven, een fasentrimming heeft geactiveerd, kunt u in de waardenvelden van deze beide regels de mate van hun effect wijzigen. Tip hiervoor met een vinger of de meegeleverde stift
op het desbetreffende waardenveld, bijvoorbeeld: TRG.
Graubele
THERMIEK
Sv
aantippen
W 1L WK2L WK2R WK1R
+
RATE A +100% 000%
000% +100%
RES
RATE B +100% 000%
000% +100%
–
OFFSET 000%
000%
000%
000%
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw: TRG.
Graubele
THERMIEK
WK1L WK2L WK2R WK1R
RES
RATE B +100% 000%
000% +100%
–
OFFSET 000%
000%
Graubele
THERMIEK
WK1L WK2L WK2R WK1R
Sv
+
RATE A +025% 000%
000% +100%
RES
RATE B +100% 000%
000% +100%
–
OFFSET 000%
000%
000%
000%
Met de waarde van de uitslag van de linker welfklep naar beneden (RATE B) en ook met de waarden van de rechter welfklep en van een eventueel aanwezig tweede paar welfkleppen gaat u op dezelfde manier te werk. Er zijn symmetrische en asymmetrische
Graubele
THERMIEK
Sv
+
RATE A +100% +100% +100% +100%
RES
RATE B +100% +100% +100% +100%
–
OFFSET +033% +055% +055% +033%
000%
Aansluitend kunt u in het actieve, d.w.z. blauw afgebeelde waardenveld met de + toets de actuele waarde over een bereik van ±125 % verhogen en met de – toets verlagen, bv.:
TRG.
WK1L WK2L WK2R WK1R
+
000% +100%
TRG.
TRG.
Sv
RATE A +100% 000% 000%
waarden mogelijk. • Regel OFFSET In deze regel stelt u voor alle bij het model aanwezige welfkleppen de vliegfasen-specifieke posities van de welfkleppen in. Daardoor kunt u per vliegfase vastleggen, welke posities de verschillende kleppen moeten hebben. Het instelbereik van ±100 % maakt het mogelijk om onafhankelijk van de draairichtingen van de welfkleppenservo’s de kleppen in de gewenste positie te brengen, bv.:
Aanwijzingen: •
Het aanbod aan instelopties is afhankelijk van het in het menu »Modelkeuze« resp. »Modeltype« gekozen aantal
kleppen. • De hier ingestelde Offsetwaarde van de welfkleppen wordt in de in het volgende onderdeel »WK SET« beschreven fasentrimming overgenomen. De fasen-specifieke welfkleppenposities van de rolroeren stelt u bij de zender mz-18 HoTT in het display “ST 5-9” resp. bij de zender mz-24 HoTT in het display “St/S 5-12” van het desbetreffende menu »DR/Expo«, vanaf bladzijde 138, in de regel “K5” in, bijvoorbeeld bij de vliegfase “THERMIEK”:
Graubele K
THERMIEK
Sv
St/S K5-12 000%
K5
+020%
K9
K6
000%
K10
000%
+
K7
000%
K11
000%
RES
000%
K12
000%
–
K8
OFFSET
OFFSET
Aanwijzing: Afwijkend van het hierboven afgebeelde display van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT worden op het display van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weergegeven. Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de standaardwaarde. Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantippen van de toets TRG. links boven op het display weer terug naar de mixerkeuze: TRG. WK-TYPE
Graubele ACT
THERMIEK
SET >>
WK BLK
>>
AAN
HO >> WK
BLK
>>
AAN
WK >> HO
BLK
>>
AAN
RO >> WK
Sv
St/S
Functiemenu vliegtuigmodellen – WK-mixers
155
Regel RO >> WK In deze regel kunt u vliegfasen-afhankelijk instellen, met welk percentage het welfkleppenpaar “WK” en eventueel “WK2” bij rolroersturing als rolroer meegenomen moet worden. Normaal gesproken moeten de welfkleppen de rolroerkleppen echter met een geringere uitslag volgen, d.w.z. het mixpercentage is kleiner dan 100 %. Het instelbereik van ±125 % maakt het mogelijk, om de uitslagrichting afhankelijk van de draairichting van de welfkleppenservo’s aan de richting van de rolroeren aan te passen. Vanwege de aparte instelling van alle waarden kan eventueel ook een differentiatie van de rolroeruitslagen van de welfkleppen worden geprogrammeerd. De diverse waarden moeten zoals hierboven beschreven werd worden aangepast, bv.: TRG.
Graubele
RO >> WK
THERMIEK
St/S
Sv
AAN
WK1L WK2L WK2R WK1R
+
RATE A +055% +033% +033% +055%
RES
RATE B +055% +033% +033% +055%
–
TRG.
Graubele
WK-TYPE
ACT
Het aanbod aan instelopties is afhankelijk van het in het menu »Modelkeuze« resp. »Modeltype« gekozen aantal kleppen. Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantippen van de toets TRG. links boven op het display weer terug naar de mixerkeuze:
156
Functiemenu vliegtuigmodellen – WK-mixers
SET
Sv
TRG.
Graubele
St/S
HO >> WK
St/S
SPEED
Sv
AAN
VLG.
>>
WK RO >> WK
BLK
>>
AAN
WK1L WK2L WK2R WK1R
HO >> WK
BLK
>>
AAN
RATE A +030% +030% +030% +030%
RES
WK >> HO
BLK
>>
AAN
RATE B +030% +030% +030% +030%
–
Regel HO >> WK Voor de ondersteuning van het hoogteroer bij snelle bochten en bij kunstvlucht neemt deze mixer de rolroeren en welfkleppen bij het bedienen van het hoogteroer mee. De mixrichting moet dusdanig worden gekozen, dat bij hoogteroer “up” alle kleppen naar beneden en omgekeerd, bij hoogteroer “down” naar boven uitslaan. U kunt voor elk kleppenpaar een symmetrisch of asymmetrisch effect definiëren. Waarden van ±125 % zijn mogelijk. Standaard ingesteld zijn waarden van overal +30 % zowel voor rolroer … TRG.
Graubele
SPEED
St/S
HO >> WK
AAN
Sv VLG.
Aanwijzing: Het aanbod aan instelopties is afhankelijk van het in het menu »Modelkeuze« resp. »Modeltype« gekozen aantal kleppen. Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantippen van de toets TRG. links boven op het display weer terug naar de mixerkeuze: TRG. WK-TYPE
Graubele ACT
SPEED
SET
Sv St/S
>>
WK BLK
>>
AAN
+
HO >> WK
BLK
>>
AAN
RATE A +030% +030% +030% +030%
RES
WK >> HO
BLK
>>
AAN
RATE B +030% +030% +030% +030%
–
RO2L
RO2R RO1R
+
De diverse waarden kunnen zoals onder “regel WK” beschreven is worden aangepast.
RO >> WK RO1L
Aanwijzing:
THERMIEK
Regel WK >> HO … als ook voor welfkleppen:
Bij het zetten van welfkleppen kunnen als neveneffect momentbewegingen om de dwars-as ontstaan. Het kan echter ook gewenst zijn, dat bv. het model na een licht omhoog zetten van de welfkleppen ook iets meer snelheid moet gaan maken. Met deze mixer kunt u beide dingen bereiken. Via deze mixer wordt bij het uitdraaien van de kleppen – afhankelijk van de ingestelde waarde – automatisch de positie van het hoogteroer gecorrigeerd.
De instelling vindt symmetrisch of asymmetrisch ten opzichte van het neutraalpunt van het welfkleppen-stuurelement plaats. Het instelbereik bedraagt ±125 %. Bij deze mixer liggen de “normale” waarden enkele tientallen procenten. Standaard ingesteld is overal 0 %: TRG.
Graubele
SPEED
St/S
WK >> HO
TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR/EXP
VL MIX
GAS CRV
PROG.MIX
RO DIFF
WK MIX
WK SET
BUTTERFLY
TRAINER
V-STAART
TELEMET.
Sv
AAN
VLG.
HO-L
+
RATE A
000%
RES
RATE B
000%
–
De diverse waarden kunnen zoals onder “regel WK” beschreven is worden aangepast. Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantippen van de toets TRG. links boven op het display weer terug naar de mixerkeuze: TRG. WK-TYPE
Graubele ACT
NORMAAL
SET
Sv
St/S
>>
WK RO >> WK
BLK
>>
AAN
HO >> WK
BLK
>>
AAN
WK >> HO
BLK
>>
AAN
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantippen van de toets TRG. links boven op het display weer terug naar de menukeuze:
Functiemenu vliegtuigmodellen – WK-mixers
157
WK-SET Instelling van het effect van het welfkleppen-stuurelement Aanwijzing:
TRG.
Dit menu is bij de keuze van alleen “1RO” in het menu »Modelkeuze« resp. »Modeltype« niet zichtbaar. Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
BLK
NORMAAL
St/S
Sv
AAN VLG.
GL
Graubele
Sv
St 1
7. WK1R
GEEN
2. RO1L
St 2
8. AUX 3
GEEN
RO1R
+
3. HO
St 3
9. AUX 4
GEEN
RATE A
000%
000%
RES
4. RI
St 4
10. AUX 5
GEEN
RATE B
000%
000%
–
5. RO1R
GEEN
11. AUX 6
GEEN
6. WK1L
SL 1
12. AUX 7
GEEN
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000
000:00.0 000:00.0
ACT
Graubele BLK
NORMAAL
St/S
000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »WK SET«: FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR/EXP
VL MIX
GAS CRV
PROG.MIX
RO DIFF
WK MIX
WK SET
BUTTERFLY
TRAINER
V-STAART
aantippen
Afhankelijk van het gekozen aantal rolroeren en welfkleppen geeft het display verschillende mogelijkheden weer. De bovenste van de beide volgende afbeeldingen toont het display bij de instelling van minimaal “2RO …” en de onderste afbeelding bij de keuze van maximaal “… 4WK”:
Functiemenu vliegtuigmodellen – WK-instelling
Sv
AAN VLG.
N RMAAL
ACCUTIJD 00: 01: 23
BASIS
TRG.
aantippen
Graubele
TERUG
TRG. 1. K1
RO1L
000%
RX
158
ACT
Graubele
WK1L WK2L WK2R WK1R
+
RATE A
000%
000%
000%
000%
RES
RATE B
000%
000%
000%
000%
–
Vliegfasen-afhankelijke instelling Als u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 134, vliegfasen heeft aangemaakt en aan elk een passende naam heeft toegewezen, verschijnt deze op het display rechts boven in groene letters, bv. «NORMAAL«. Bedien dus eventueel de desbetreffende schakelaars, om tussen de vliegfasen om te schakelen. Programmering U heeft in het ondermenu »KAN. SET«, bladzijde 94, aan de – afhankelijk van het gekozen aantal welfkleppen – met “WK1L” aangeduide ingang 6 een stuurelement of schakelaar toegewezen, bijvoorbeeld bij een model met 2 rolroer- en 2 welfkleppenservo’s:
Optie ACT (actief/geblokkeerd) Zolang nu het waardenveld rechts naast “ACT” op BLK of UIT staat … TRG. ACT
Graubele BLK
NORMAAL
St/S
Sv
AAN VLG.
RO1L
RO1R
+
RATE A
000%
000%
RES
RATE B
000%
000%
–
… heeft het in het ondermenu »KAN. SET« aan de ingang 6 toegewezen bedieningselement effect op de servo’s 6 en 7 resp. bij een model met maar één welfkleppenservo alleen op servo 6, uitsluitend met de in het ondermenu »DR/EXPO« van het functiemenu ingestelde waarden. Zodra u echter dit waardenveld op AAN zet … TRG. ACT
Graubele AAN
NORMAAL
St/S
Sv
AAN VLG.
RO1L
RO1R
+
RATE A
000%
000%
RES
RATE B
000%
000%
–
… wordt het in het ondermenu »KAN. SET« aan de ingang 6 toegewezen bedieningselement naar de in dit onderdeel beschreven functie “Fasentrimming” omgeschakeld, waarbij echter de invloed van de in het ondermenu »DR/EXPO« van het functiemenu ingestelde waarden procentueel behouden blijft. In de hieronder beschreven displays legt u dus vast, met welk percentage het in het menu »KAN. SET«, bladzijde 94, aan het kanaal 6 toegewezen bedieningselement in de vorm van een fasentrimming op de welfkleppen-posities van de rolroeren, welfkleppen en eventueel het hoogteroer effect moet hebben. Optie St/S (stuurelement/schakelaar) In het waardenveld van de kolom St/S wijst u specifiek per fase, zoals uitvoerig beschreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” vanaf bladzijde 40, een schakelaar of stuurelement-schakelaar toe, bv. in de vliegfase “THERMIEK”: TRG. ACT
Graubele AAN
THERMIEK
St/S
Sv
SW 3 VLG.
RO1L
RO1R
+
RATE A
000%
000%
RES
RATE B
000%
000%
–
LET OP: Wanneer u hier UIT schakelt, schakelt u niet alleen de hier beschreven fasentrimming uit, maar schakelt u tegelijkertijd om naar de in het ondermenu »DR/EXPO« al ingestelde waarden! Standaard zijn dat 100 % per kant.
Regels RATE A / B U kunt voor ieder kleppenpaar een symmetrisch of asymmetrisch effect definiëren. Wanneer u in het display “K5-9” resp. “K5-12” van het menu »DR/EXPO«, bladzijde 138, de weginstelling van de regel K5 op +100 % laat of gelaten heeft, dan zouden waarden tussen 5 en 20 % normaal gesproken voldoende moeten zijn. Schakel hiervoor naar de gewenste vliegfase om en tip dan met een vinger of de meegeleverde stift op het in te stellen waardenveld: TRG.
Graubele AAN
ACT
THERMIEK
St/S
Sv
SW 3 VLG.
RATE A RATE B
RO1L
RO1R
+
000%
000%
RES
00 %
000%
–
aantippen
De kleur van het waardenveld wisselt van rood naar blauw: TRG. ACT
Graubele AAN
THERMIEK
St/S
Sv
TRG. ACT
AAN
THERMIEK
St/S
VLG. RO1R
+
RATE A +010%
000%
RES
000%
000%
–
RATE B
Met de andere in te stellen waarden als mede die van de eventueel aanwezige binnenste rolroeren “RO2L” en “RO2R” gaat u op dezelfde manier te werk. Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de standaardwaarde. Na het afsluiten van uw instellingen aan de rolroeren wisselt u eventueel door middel van aantippen van de toets VLG. aan de rechter rand van het display naar de instelpagina van de welfkleppen en voert u hier, op dezelfde manier zoals hierboven beschreven werd, de gewenste instelwaarden in, bijvoorbeeld: TRG.
Graubele AAN
THERMIEK
St/S
RO1R
+
RATE A
000%
000%
RES
RATE B
000%
000%
–
In het nu actieve, d.w.z. blauw afgebeelde waardenveld kunt u de actuele waarde over een bereik van ±100 % met de + toets verhogen en met de – toets verkleinen, bv.:
Sv
SW 3 VLG.
VLG. RO1L
Sv
SW 3
RO1L
ACT
SW 3
Graubele
WK1L WK2L WK2R WK1R
+
RATE A +020% +025% +025% +020%
RES
RATE B +020% +025% +025% +020%
–
Tenslotte wisselt u eventueel door middel van aantippen van de toets VLG. aan de rechter rand van het display naar de instelpagina voor het hoogteroer en voert u hier, op dezelfde manier zoals hierboven beschreven werd, de gewenste instelwaarden in, bijvoorbeeld:
Functiemenu vliegtuigmodellen – WK-instelling
159
TRG. ACT
Graubele AAN
THERMIEK
St/S
Sv
SW 3 VLG. +
HO-L RATE A +005%
RES
RATE B +005%
–
Aanwijzing: Standaard is in het menu »KAN. SET« aan de ingang 6 GEEN stuurelement toegewezen. U kunt echter op elk moment een stuurelement of schakelaar toewijzen en daarmee, zoals in dit onderdeel beschreven is, verschillende welfkleppenposities binnen een vliegfase instellen. Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantippen van de toets TRG. links boven op het display weer terug naar de menukeuze:
160
TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR/EXP
VL MIX
GAS CRV
PROG.MIX
RO DIFF
WK MIX
WK SET
BUTTERFLY
TRAINER
V-STAART
TELEMET.
Functiemenu vliegtuigmodellen – WK-instelling
Voor uw aantekeningen
161
Rem Instelling van het remsysteem van motormodellen Aanwijzing:
TRG.
Dit menu is bij de keuze van alleen “1RO” in het menu »Modelkeuze« resp. »Modeltype« niet zichtbaar. Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
BLK
NORMAAL
St/S
Sv
AAN VLG.
RO1L
RO1R
+
RATE 000%
000%
RES –
000%
RX
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000
000:00.0 000:00.0 N RMAAL
000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »REM«: BASIS
ACT
Graubele BLK
NORMAAL
St/S
FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR/EXP
VL MIX
GAS CRV
STATION.
PROG.MIX
SNAP ROLL
RO DIFF
WK SET
REM
TRAINER
TELEMET.
aantippen
Afhankelijk van het gekozen aantal rolroeren en welfkleppen geeft het display verschillende mogelijkheden weer. De bovenste van de beide volgende afbeeldingen toont het display bij de instelling van minimaal “2RO …” en de onderste afbeelding bij de keuze van maximaal “… 4WK”:
Functiemenu vliegtuigmodellen – rem
Sv
AAN
WK1L WK2L WK2R WK1R 000%
000%
000%
fect van het geselecteerde bedieningselement op de kleppen-instellingen specifiek per fase met een schakelaar, die u in het optieveld “St/S” eventueel toegewezen heeft, individueel in- en uitschakelen. • Optie St/S (stuurelement/schakelaar) In het waardenveld van de kolom St/S wijst u specifiek per fase, zoals uitvoerig beschreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40, een schakelaar of stuurelement-schakelaar toe, bv. in de vliegfase “LANDING”: TRG.
VLG. RATE 000%
ACCUTIJD 00: 01: 23
TERUG
TRG.
aantippen
Graubele
162
ACT
Graubele
Graubele AAN
ACT
LANDING
St/S
+
VLG.
RES –
Sv
SW 8
RO1L
RO1R
+
RATE 000%
000%
RES –
Vliegfasen-afhankelijke instelling Als u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 134, vliegfasen heeft aangemaakt en aan elk een passende naam heeft toegewezen, verschijnt deze op het display rechts boven in groene letters, bv. «NORMAAL». Bedien dus eventueel de desbetreffende schakelaars, om tussen de vliegfasen om te schakelen. Programmering In de hieronder beschreven displays stelt u in, met welk percentage en in welke richting uw vleugelkleppen en eventueel het hoogteroer bij het “remmen” moeten uitslaan. Om er voor te zorgen dat deze instellingen tenslotte ook effect hebben en eventueel via een schakelaar kunnen worden opgeroepen, begint u met de programmering in de beide direct hieronder beschreven optievelden “ACT” en “St/S”: • Optie ACT (actief) In het waardenveld van deze kolom bepaalt u, of deze functie geblokkeerd ( BLK ) of AAN is. Zodra u dit waardenveld op AAN zet, kunt u het ef-
Regel RATE U kunt voor elk kleppenpaar een symmetrisch of asymmetrisch effect definiëren. Om zowel uitslagen naar boven als ook naar onderen te kunnen definiëren, bedraagt het instelbereik ±150 %. Schakel om naar de gewenste vliegfase, bv. “LANDING”, en tip met een vinger of de meegeleverde stift op het in te stellen waardenveld: TRG. ACT
Graubele AAN
LANDING
St/S
Sv
SW 8 VLG.
RO1L
RO1R
+
RATE 000%
000%
RES –
aantippen
De kleur van het waardenveld wisselt van rood naar
blauw:
TRG. TRG. ACT
Graubele AAN
LANDING
St/S
Sv
ACT
Graubele AAN
LANDING
St/S
Sv
SW 8
RO1L
RO1R
+
RATE 000%
000%
RES
WK1L WK2L WK2R WK1R RATE –034% –045% –045% –034%
+ RES –
–
In het nu actieve, d.w.z. blauw afgebeelde waardenveld kunt u de actuele waarde over een bereik van ±150 % met de + toets verhogen en met de – toets verkleinen, bv.:
ACT
Graubele AAN
LANDING
St/S
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
VLG. VLG.
TRG.
TERUG
SW 8
Sv
TRG.
VLG. RO1L
RO1R
+
000%
RES
DR/EXP
VL MIX
GAS CRV
STATION.
PROG.MIX
SNAP ROLL
RO DIFF
WK SET
REM
TRA NER
TELEMET.
Om een abrupt uitdraaien van de dusdanig ingestelde (rem-) kleppen te vermijden, wisselt u tenslotte nog door middel van het aantippen van de toets VLG. aan de rechter rand van het display naar het laatste display van deze optie: Hier stelt u op dezelfde manier, zoals hierboven werd beschreven, een tijdsvertraging in voor het uitdraaien van de kleppen, bijvoorbeeld:
SW 8
RATE +023%
FASE
VERTRAGING
Graubele 1.2s
LANDING
Sv
VLG. +
–
RES –
Met de waarde van het rolroer aan de andere kant als mede die van de eventueel aanwezige binnenste rolroeren gaat u op dezelfde manier te werk. Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de standaardwaarde. Na het afsluiten van uw instellingen aan de rolroeren wisselt u eventueel door middel van aantippen van de toets VLG. aan de rechter rand van het display naar de instelpagina van de welfkleppen en voert u hier, op dezelfde manier zoals hierboven beschreven werd, de gewenste instelwaarden in, bijvoorbeeld:
Aanwijzing: Een “soepel” indraaien van de kleppen bereikt u door in het menu »FASE«, bladzijde 134, bijvoorbeeld ook nog naast de fase «NORMAAL» een fase «LANDING» en bij beide een omschakelvertraging aan te maken. Als schakelaar wijst u daarna dezelfde schakelaar toe, waarmee u ook de remfunctie bedient. Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantippen van de toets TRG. links boven op het display weer terug naar de menukeuze:
Functiemenu vliegtuigmodellen – rem
163
Butterfly Instelling van het remsysteem bij zweefmodellen Aanwijzing:
TRG.
Dit menu is afhankelijk van de basisinstellingen van het menu »Modelkeuze« resp. »Modeltype« eventueel niet zichtbaar. Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
BLK
NORMAAL
St/S
Sv
AAN VLG.
RO1L
RO1R
+
RATE 000%
000%
RES –
000%
RX
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000
000:00.0 000:00.0 N RMAAL
000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »BUTTERFLY«:
FASE
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
DR/EXP
VL MIX
GAS CRV
RO DIFF
WK MIX
WK SET
TRAINER
V-STAART
TELEMET.
aantippen .MIX
ACT
Graubele BLK
NORMAAL
St/S
Sv
AAN VLG.
WK1L WK2L WK2R WK1R RATE 000%
ACCUTIJD 00: 01: 23
TERUG
TRG.
aantippen
Graubele
PR
ACT
Graubele
000%
000%
000%
+ RES –
Vliegfasen-afhankelijke instelling Als u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 134, vliegfasen heeft aangemaakt en aan elk een passende naam heeft toegewezen, verschijnt deze op het display rechts boven in groene letters, bv. «NORMAAL». Bedien dus eventueel de desbetreffende schakelaars, om tussen de vliegfasen om te schakelen. Programmering De hieronder beschreven “Butterfly”-mixers worden door de standaard aan de ingang “K1” toegewezen gas-/ rem-stuurknuppel of alternatief door een willekeurig ander bedieningselement van de zender, dat aan de ingang K1 van het menu »KAN. SET«, bladzijde 94, werd toegewezen, bediend. In de meeste gevallen zal echter de keuze bij de al ingestelde stuurelement blijven en de rem via de niet neutraliserende K1-stuurknuppel worden bediend: TRG.
In dit menu wordt een bijzondere kleppen-combinatie toegepast, die ook wel “kraai-positie” of “Butterfly” wordt genoemd: in de Butterfly-positie gaan de beide rolroeren iets naar boven en de welfkleppen zover mogelijk naar beneden. Via een derde mixer wordt het hoogteroer zo bijgetrimd, dat de vliegsnelheid ten opzichte van de normale snelheid niet wezenlijk verandert.
Graubele
GL
Sv
1. K1
St 1
7. AUX 2
GEEN
2. RO1L
St 2
8. AUX 3
GEEN
3. HO
St 3
9. AUX 4
GEEN
4. RI
St 4
10. AUX 5
GEEN
5. RO1R
GEEN
11. AUX 6
GEEN
6. AUX 1
GEEN
12. AUX 7
GEEN
Aanwijzing: BUTTERFLY
Afhankelijk van het gekozen aantal rolroeren en welfkleppen geeft het display verschillende mogelijkheden weer. De bovenste van de beide volgende afbeeldingen toont het display bij de instelling van minimaal “2RO …” en de onderste afbeelding bij de keuze van maximaal “… 4WK”:
164
Functiemenu vliegtuigmodellen – butterfly
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde displays van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT worden op het display van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weergegeven. Dit samenspel van de welfkleppen, de rolroeren en het hoogteroer dient er voor, om de glijhoek tijdens de landing te bepalen. (De Butterfly-kleppenpositie wordt vooral bij modellen zonder mandragend voorbeeld gebruikt in plaats van rem- resp. stoorkleppen.)
Een gebruik van andere bedieningselementen maakt het echter mogelijk, om de rem ook alternatief via één van de extra stuurelementen te bedienen, wanneer de K1-knuppel al voor andere doeleinden in gebruik is. Het neutraalpunt (Offset), dat op de laatste display-pagina van dit menu ingesteld wordt, resp. de op het display
als “BUTTERFLY UIT” aangeduide positie van het stuurelement, kan op een willekeurige plek worden vastgelegd. Omdat de correcte instelling hiervan echter een belangrijke voorwaarde voor de juiste werking van de kleppen is, behandelen we deze beschrijving als eerste.
TRG.
Graubele
BUTTERFLY UIT
LANDING
+100% +090%
Sv
VLG.
Display BUTTERFLY UIT Schakel dus om naar de gewenste vliegfase, bv. naar de vliegfase «LANDING» en tip daarna het gewenste aantal keren op de toets VLG. aan de rechter rand van het display met de startpagina van het menu »BUTTERFLY«, … TRG. ACT
Graubele BLK
LANDING
St/S
Sv
AAN
Wanneer de gewenste positie is bereikt, neemt u deze over in het waardenveld door met een vinger of de meegeleverde stift aan te tippen, bv.: TRG.
Graubele
LANDING
Sv
VLG. RO1L
RO1R
RATE 000%
000%
BUTTERFLY UIT
+100% +090%
VLG.
aantippen aantippen
–
… totdat deze pagina op het display verschijnt: TRG.
Graubele
BUTTERFLY UIT
LANDING
+100% 000%
Sv
VLG.
De in het geel weergegeven actuele positie van het stuurelement wordt direct in het waardenveld overgenomen: TRG.
Graubele
BUTTERFLY UIT
Beweeg daarna het aan de ingang “K1” toegewezen bedieningselement, standaard de gas-/rem-stuurknuppel, naar de positie waarbij de kleppen ingedraaid resp. gesloten moeten zijn. De telkens actuele positie van het stuurelement wordt rechts van het waardenveld in het geel weergegeven:
LANDING
+090% +090%
Sv
VLG.
K1-stuurknuppel, bij het uitdraaien van het remsysteem: • Bij rem-Offset-waarden met een “+” ervoor worden de kleppen uitgedraaid, wanneer het desbetreffende bedieningselement, bv. de K1-stuurknuppel, van voren naar achteren, dus naar de piloot toe, wordt bewogen. • Bij rem-Offset-waarden met een “-” ervoor worden de kleppen uitgedraaid, wanneer het desbetreffende bedieningselement, bv. de K1-stuurknuppel, van achteren naar voren, dus van de piloot af, wordt bewogen. • Wordt het Offset-punt echter niet helemaal aan het desbetreffende uiteinde van de stuurweg gelegd, zie afbeelding hierboven, dan is de rest van de weg tot aan de uitslag “loos bereik”, d.w.z. dit “loze” stuk beïnvloedt niet langer één van de hieronder beschreven kleppenmixers. Dit loze bereik garandeert, dat ook bij geringe afwijkingen van de einduitslag van het remkleppenstuurelement alle reminstellingen op “neutraal” blijven staan. Tegelijkertijd wordt de effectieve uitslag van het stuurelement weer over 100 % verdeeld. Nadat nu de rem-Offset, die voor het beoordelen van de in te stellen kleppen-uitslagen niet onbelangrijk is, werd ingesteld, keert u terug naar de eerste displaypagina van het menu »BUTTERFLY«, door de toets VLG. aan de rechter rand van het display met een vinger of de meegeleverde stift eenmaal aan te tippen: TRG.
Graubele
BUTTERFLY UIT
LANDING
+090% +090%
Sv
VLG. aantippen
De keuze van het Offset- resp. BUTTERFLY UIT-punt bepaalt in dit verband echter niet alleen de positie van het stuurelement, waarbij het remsysteem ingedraaid resp. gesloten is, maar ook de bedieningsrichting van het toegewezen bedieningselement, standaard de Functiemenu vliegtuigmodellen – butterfly
165
TRG. ACT
Graubele BLK
LANDING
St/S
Sv
AAN
TRG.
Graubele AAN
ACT
LANDING
St/S
SW 5
VLG. RO1L
RO1R
+
RATE 000%
000%
RES
VLG. RO1L
RO1R
+
RATE 000%
000%
RES
–
In dit display en eventueel ook in de hieronder beschreven displays geeft u nu aan, met welk percentage en in welke richting uw vleugelkleppen en eventueel ook het hoogteroer voor het “remmen” moeten uitslaan. Om deze instellingen echter ook effect te laten hebben en bij behoefte via een schakelaar te kunnen oproepen wordt na het instellen van het Offset-punt ook de programmering van de beide direct hierop volgende optievelden “ACT” en “St/S” gedaan: • Optie ACT (actief) In het waardenveld van deze kolom bepaalt u, of deze functie geblokkeerd ( BLK ) of AAN is. Zodra u dit waardenveld op AAN zet, kunt u het effect van het geselecteerde bedieningselement op de kleppen-instellingen specifiek per fase met een schakelaar, die u in het optieveld “St/S” eventueel toegewezen heeft, individueel in- en uitschakelen. • Optie St/S (stuurelement/schakelaar) In het waardenveld van de kolom St/S wijst u specifiek per fase, zoals uitvoerig beschreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40, een schakelaar of stuurelement-schakelaar toe, bv. in de vliegfase “LANDING”:
Sv
Graubele AAN
LANDING
St/S
Sv
SW 5 VLG.
RO1L
RO1R
+
RATE +023%
000%
RES –
Regel RATE Schakel om naar de gewenste vliegfase, bv. «LANDING», en tip met een vinger of de meegeleverde stift op het in te stellen waardenveld. Om zowel uitslagen naar boven als ook naar onderen te kunnen definiëren, bedraagt het instelbereik ±150 %. TRG.
Graubele AAN
ACT
LANDING
St/S
Sv
SW 5 VLG.
RO1L
RO1R
+
RATE 000%
000%
RES –
aantippen
De kleur van het waardenveld wisselt van rood naar blauw: TRG. ACT
Graubele AAN
LANDING
St/S
Sv
SW 5 VLG.
RO1L
RO1R
+
RATE 000%
000%
RES
In het nu actieve, d.w.z. blauw afgebeelde waardenveld kunt u de actuele waarde over een bereik van ±150 % Functiemenu vliegtuigmodellen – butterfly
TRG. ACT
–
–
166
met de + toets verhogen en met de – toets verkleinen, bv.:
Met de waarde van het rolroer aan de andere kant als mede die van de eventueel aanwezige binnenste rolroeren (RO2) gaat u op dezelfde manier te werk. Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de standaardwaarde. Na het afsluiten van uw instellingen aan de rolroeren wisselt u eventueel door middel van aantippen van de toets VLG. (paginawissel) aan de rechter rand van het display naar de instelpagina van de welfkleppen en voert u hier, op dezelfde manier zoals hierboven beschreven werd, de gewenste instelwaarden in, bijvoorbeeld: TRG. ACT
Graubele AAN
LANDING
St/S
Sv
SW 5 VLG.
WK1L WK2L WK2R WK1R RATE –100% –125% –125% –100%
+ RES –
Wanneer de hiervoor beschreven waarden werden ingevoerd kunt u een bijzondere kleppenpositie, die ook “Kraaijenpositie” of “Butterfly” wordt genoemd: bij deze rempositie bewegen de beide rolroeren matig naar boven en de welfkleppen zo ver mogelijk naar beneden. Via een extra mixer – de hieronder beschreven
“HO-curve” – wordt het hoogteroer zo bijgetrimd, dat de vliegsnelheid ten opzichte van de normale snelheid niet wezenlijk verandert. Anders riskeert u namelijk dat het model bij het indraaien van de landingskleppen, bv. wanneer het veld tóch net niet gehaald wordt bij de landing, doorzakt of zelfs neerstort. Tips voor het “zien” van het rem-effect: Kleppen uitdraaien en van voren over en onder de vleugel kijken. Hoe groter de geprojecteerde oppervlakte van de uitgedraaide kleppen en roeren, des te groter is ook het remmende effect.
TRG.
Display HO-curve TRG. ACT
ACT LANDING
Graubele AAN
St/S CURVE
–100% 000%
+
L
000%
–
Y-AS
ENT
Schakel de weergave van de positie van het stuurelement via de toets ST. UIT links onder op het display in door deze met een vinger of de meegeleverde stift aan te tippen, zodat u de benodigde instellingen kunt doen: TRG. ACT
AAN
St/S CURVE
–100%
UIT
000%
ST. AAN
Sv
AAN VLG.
UIT
IN PUNT HO
LANDING
Graubele
+
L
000%
–
X-AS
Y-AS
ENT
AAN
St/S IN
+100%
UIT
–025%
PUNT HO
X-AS
LANDING
Graubele
ST. AAN
TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR/EXP
VL MIX
GAS CRV
STATION.
PROG.MIX
SNAP ROLL
RO DIFF
WK SET
REM
TRA NER
TELEMET.
Sv
AAN VLG.
CURVE AAN
VLG.
IN
ST. UIT
Sv
AAN
UIT
UIT PUNT HO
beweegt pas van de rand van de grafiek weg wanneer de ingestelde Offset-waarde overschreden wordt. De stuurweg van de remkleppen wordt daarbij automatisch weer over 100 % verdeeld. Het neutraalpunt van de mixer ligt dus onafhankelijk van de ingestelde Offset altijd aan de linker rand van de grafische weergave. Stel nu de HO-curve in de richting van de tegengestelde einduitslag naar behoefte in, waarbij de manier van instellen van deze 7-punts-curvenmixer op dezelfde manier gaat, zoals die al eerder op bladzijde 146 in het kader van het menu »GAS CRV« voor deze curvenmixer werd behandeld, bv.:
+
H
–025%
–
X- AS
Y-AS
ENT
De gekozen instelling moet in ieder geval op voldoende hoogte worden uitgeprobeerd en eventueel worden bijgesteld. Let er daarbij in ieder geval op, dat het model bij een uitgedraaid remsysteem niet te langzaam wordt! Anders riskeert u namelijk dat het model bij het indraaien van de landingskleppen, bv. wanneer het veld tóch net niet gehaald wordt bij de landing, doorzakt of zelfs neerstort. Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantippen van de toets TRG. links boven op het display weer terug naar de menukeuze:
De groene verticale balk in de grafische weergave, die de positie van het remkleppen-stuurelement aanduidt, Functiemenu vliegtuigmodellen – butterfly
167
V-staart Instelling van de aansturing van een V-staart Aanwijzing: Dit menu is alleen bij de keuze van een V-staart in de basisinstellingen van het menu »Modelkeuze« resp. »Modeltype« zichtbaar. Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
TRG.
NORMAAL
Graubele
000
mz
0:01:23 M 1
000
000:00.0 aantippen
000
N RMAAL
Graubele ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »V-STAART«: BASIS
Sv
HO A
B
A
B
FUNKTIE
SYSTEEM
HO A
Sv
RI B
A
B
+100% +100% +100% +100%
+ RES –
FASE
DR/EXP
VL MIX
GAS CRV
aantippen PROG.MIX
RO DIFF
W
X
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw: WK SET
TRG. BUTTERFLY
TRAINER
V-STAART
+ RES –
Met de waarden in de andere waardenvelden gaat u op dezelfde manier te werk. Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de standaardwaarde. Aanwijzing: Let er op, dat de mix-uitslagen van de mixer bij elkaar opgeteld worden wanneer u de beide stuurknuppels tegelijkertijd bedient, en een servo of ook beide servo’s daardoor soms mechanisch kunnen vastlopen. Om dit te voorkomen moet u eventueel de ingestelde mix-waarden verkleinen. Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantippen van de toets TRG. links boven op het display weer terug naar de menukeuze: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR EXP
VL MIX
GAS CRV
PROG.MIX
RO DIFF
WK MIX
WK SET
BUTTERFLY
TRAINER
V-STAART
TELEMET.
Sv
TELEMET.
De hoogte- en richtingroersturing vindt plaats via twee apart aangestuurde, V-vormig geplaatste roeren. De koppelfunctie voor de richtings- en hoogteroeraansturing wordt automatisch door het programma overgenomen. Vliegfasen-afhankelijke instelling Als u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 134, vliegfasen heeft aangemaakt en aan elk een passende naam heeft toegewezen, verschijnt deze op het display rechts boven in groene letters, bv. «NORMAAL». Bedien dus 168
NORMAAL
Graubele
B
RES
Programmering Tip met een vinger of de meegeleverde stift op het waardenveld met de te veranderen waarde, bijvoorbeeld: Graubele
A
+ –
NORMAAL
Sv
RI B
+075% +100% +100% +100%
+100% +100% +100% +100%
TRG.
NORMAAL
Graubele HO
RI
000:00.0
000
TRG.
A
4.1V
TX RX 00.0V
TERUG
eventueel de desbetreffende schakelaars, om tussen de vliegfasen om te schakelen.
Functiemenu vliegtuigmodellen – V-staart
HO A
RI B
A
B
+100% +100% +100% +100%
+ RES –
In het nu actieve, d.w.z. blauw afgebeelde waardenveld kunt u de actuele waarde met de + toets verhogen en met de – toets verkleinen, bv.:
Functiemenu vliegtuigmodellen
Functiemenu helikoptermodellen
Voor uw aantekeningen
169
Fase Inrichten van vliegfasen Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.2V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 2
000
000
000:00.0 000:00.0 aantippen
N RMAAL
Starlet ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »FASE«: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
Begin echter toch altijd met “fase 1”, de “normale fase”, die altijd actief is wanneer … • er geen fasen-schakelaar is aangewezen, of • aan bepaalde schakelaar-combinaties geen fase werd toegekend. De toekenning resp. het aanhouden van de fasennaam “NORMAAL” zou daarom voor de “fase 1” zeker zinvol kunnen zijn. De namen zelf hebben geen enkele programmeer-technische betekenis, ze zijn alleen nodig om bij het verdere programmeren de verschillende vliegfasen uit elkaar te kunnen houden en worden daarom in alle vliegfasen-afhankelijke menu’s en ook in de basis-aanduiding van de zender op het display getoond. • Kolom “FASE” Voor het inrichten van de eerste “echte” vliegfase tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het gewenste waardenveld in de kolom “FASE”, bijvoorbeeld “RPM 1”: Starlet
TRG. FASE
aantippen GAS AR
PROG.MIX
DR/EXPO
TUIMELSCH
TRAINER
PIT. CRV
TS LIM ET
PIT>>HECK
GAS CRV
HELI-MIX
GYRO/GOV
GAS MIX
TELEMET.
Binnen een modelgeheugenplaats bieden de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT de mogelijkheid, om maximaal 6 van elkaar afwijkende instellingen voor verschillende vliegtoestanden, normaal gesproken aangeduid met “vliegfasen”, in de desbetreffende menu’s te programmeren. Het inrichten van vliegfasen Het inrichten van vliegfasen voor helikoptermodellen begint u bij dit menupunt, waarbij u de diverse fasen een naam toekent en een tijdsvertraging meegeeft, om een – soepel – omschakelen naar deze vliegfase mogelijk te maken. De volgorde van de fasen 1 tot max. 6 is totaal niet relevant en hoeft ook niet doorlopend genummerd te zijn. 170
Functiemenu helikoptermodellen – fase
VLG. NW
FASE
VERTR
1.
NORMAAL
0.0s
2.
AUTOROT
KOP
3.
RPM 1
DEL
4.
RP 2
+
5.
aantippen
–
St/S
Starlet FASE
VERTR
1.
NORMAAL
0.0s
Om de fase 6 te kunnen instellen tipt u rechts boven in het display op VLG. [volgende]. • Toets NW (NIEUW) De geselecteerde fase wordt door aantippen van de toets NW met een vinger of de meegeleverde stift geactiveerd:
VLG. St/S
NW NAAM
2.
AUTOROT
KOP
3.
RPM 1
DEL
4.
RPM 2
+
5.
RPM 3
–
Starlet
TRG.
VLG. NW
FASE
VERTR
1.
NORMAAL
0.0s
2.
AUTOROT
3.
RPM 1
DEL
4.
RPM 2
+
5.
RPM 3
–
St/S
NA M aantippen
KOP
Parallel worden in de kolommen “VERTR” (vertraging) en “St/S” (stuurelement) nog meer waardenvelden zichtbaar gemaakt:
NAAM
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw: TRG.
Aanwijzing:
Starlet
TRG. FASE
VERTR
1.
NORMAAL
0.0s
VLG. St/S
NW NAAM
2.
AUTOROT
3.
RPM 1
4.
RPM 2
+
5.
RPM 3
–
KOP 0.0s
GEEN
DEL
• Toets NAAM De bestaande naam van de fase kunt u na aantippen van de toets NAAM (naam) aan de rechter rand van het display met een vinger of de meegeleverde stift, zoals uitvoerig beschreven werd in het onderdeel “Modelnaam” vanaf bladzijde 47, veranderen, bv. in de naam “HOVER”:
Starlet
TRG.
VLG.
FASE
VERTR
1.
NORMAAL
0.0s
2.
AUTOROT
3.
HOVER
4. 5.
St/S
de toets onder “DOEL”, … Starlet
TRG.
NW 1.
NO
DEL
2.
AU
RPM 2
+
3.
H
RPM 3
–
4.
RPM 2
5.
RPM 3
GEEN
• Toets KOP (kopiëren) Een ingerichte, blauw gemarkeerde en dus actieve fase kunt u, na aantippen van de toets KOP (kopiëren) aan de rechter rand van het display met de vinger of de meegeleverde stift, naar een willekeurige andere fase kopiëren, bijvoorbeeld: Starlet
TRG.
VERTR
FASE 1.
NORMAAL
2.
AUTOROT
3.
HOVER
4.
RPM 2
5.
RPM 3
St/S
0.0s GEEN
0.0s
St/S
VLG.
VERTR
FASE
St/S
KOPIEER
NW
NAAM
RPM 2
+
KOP
5.
RPM 3
–
D L
NW
H
4.
RPM 2
+
5.
RPM 3
–
NEE
Starlet
TRG.
4.
3.
JA
… totdat de gewenste fase verschijnt, bv.:
NAAM KOP. DEL
Om deze standaard instelling te kunnen wijzigen tipt u met een vinger of de meegeleverde stift zo vaak op
DOEL
BRON HOVER
RPM 3
JA
NEE
NAAM
Starlet FASE
VERTR
1.
NORMAAL
0.0s
2.
AUTOROT
3.
HOVER
4.
RPM 2
5.
RPM 3
NW NAAM KOP
0.0s
GEEN
0.0s
GEEN
VERTR
1.
NORMAAL
0.0s
2.
AUTOROT
3.
HOVER
4.
RPM 2
5.
RPM 3
DEL
VLG. St/S
FASE
VLG. St/S
NW NAAM KOP
0.0s
GEEN
0.0s
GEEN
DEL aantippen
KOP.
Aantippen van NEE met een vinger of de meegeleverde stift breekt het proces af. Aantippen van JA met een vinger of de meegeleverde stift bevestigt het proces: de bron-fase wordt gekopieerd naar de doel-fase. TRG.
Starlet
TRG.
–
H
AU
RPM 2
+
3.
2.
HOVER
DEL
NW
NO
DOEL
aantippen
AU
1.
BRON
NEE
2.
VLG.
KOPIEER
JA
KOP.
VLG.
–
VERTR
FASE
DOEL RPM 2
NO
aantippen
Starlet
BRON HOVER
NW NAAM
1.
Door het aantippen van de toets KOP wordt er een venster met de vraag naar het doel van het kopieerproces weergegeven: TRG.
St/S
KOPIEER
KOP 0.0s
VLG.
VERTR
FASE
NAAM
kelaar aan uw behoeften aan. (“delete” = wissen) • Toets DEL Een ingerichte, blauw gemarkeerde en dus actieve fase kunt u, na aantippen van de toets DEL [DELETE] aan de rechter rand van het display met de vinger of de meegeleverde stift, wissen resp. deactiveren, bijvoorbeeld:
DEL + –
Eventueel verandert u nu nog de bestaande naam van de fase zoals uitvoerig in het onderdeel “Modelnaam” op bladzijde 47 beschreven, en/of past u de meegenomen vertragingstijd en meegenomen scha-
Starlet
TRG. FASE
VERTR
1.
NORMAAL
0.0s
VLG. St/S
NW NAAM
2.
AUTOROT
3.
HOVER
4.
RPM 2
+
5.
RPM 3
–
KOP 0.0s
GEEN
DEL
• Kolom VERTR (vertragingstijd) Wanneer u tussen de vliegfasen wisselt is het raadzaam om in deze kolom een omschakeltijd voor een “soepele” overgang NAAR (!) de desbetreffende fase te programmeren. Daardoor bestaat ook de mogelijkheid om voor de wissel van een willekeurige fase naar bv. fase 3 een andere tijd in te voeren als voor de wissel naar fase 1. Alleen in de regel autorotatie-fase moet u altijd de standaard gegeven omschakeltijd van 0.0 s zo laten staan. Voor het wijzigen van een omschakeltijd activeert u het waardenveld “omschakeltijd” van de gewenste fase , door deze met een vinger of de meegeleverde Functiemenu helikoptermodellen – fase
171
stift aan te tippen, bijvoorbeeld: Starlet
TRG. FASE
VERTR
1.
NORMAAL
0.0s
Aanwijzing: VLG.
St/S
NW NAAM
2.
AUTOROT
0 s
GEEN
KOP
3.
HOVER
aantippen
GEEN
DEL
4.
RPM 2
+
5.
RPM 3
–
0.0s
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw: Starlet
TRG.
VLG. NW
FASE
VERTR
1.
NORMAAL
0.0s
2.
AUTOROT
0.0s
GEEN
KOP
3.
HOVER
0.0s
GEEN
DEL
St/S
NAAM
4.
RPM 2
+
5.
RPM 3
–
Stel nu met de + resp. – toets rechts onder de gewenste waarde in. In het blauwe en dus actieve waardenveld kunnen omschakeltijden tussen 0 en 9,9 s worden uitgekozen worden, bv.: Starlet
TRG. FASE
VERTR
1.
NORMAAL
1.2s
(stuurelement/schakelaar) • Kolom St/S In de hierboven beschreven kolommen “FASE” en “VERTR(aging)” heeft u al aan de vliegfasen 1 … max. 6 namen toegewezen en eventueel ook omschakeltijden geprogrammeerd, alleen … een omschakelen tussen de fasen is nog niet mogelijk. Om dit mogelijk te maken tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het gewenste waardenveld in de kolom “St/S”, bijvoorbeeld …
2.
AUTOROT
0.0s
GEEN
KOP
3.
HOVER
0.0s
GEEN
DEL
4.
RPM 2
+
5.
RPM 3
–
Functiemenu helikoptermodellen – fase
VLG.
VERTR
FASE
St/S
NW
1.
NORMAAL
1.2s
2.
AUTOROT
2.3s
GEEN
KOP
3.
HOVER
3.4s
GE N
DEL
4.
RPM 2
aantippen
+
5.
RPM 3
NAAM
– Starlet
TRG.
NW NAAM
Starlet
TRG.
VLG. St/S
Met de andere fasen gaat u eventueel op dezelfde manier te werk.
172
De hier ingestelde “omschakeltijd” heeft uniform effect op alle vliegfasen-specifieke instellingen en ook op alle in de “helikopermixer”-menu’s geactiveerde mixers. De wissel tussen vliegfasen-afhankelijke mixers verloopt dan ook niet abrupt.
FASE
VERTR
1.
NORMAAL KIEZEN
VLG. St/S
NW NAAM
2.
AUTOROT
NEE
GEEN
KOP
3.
HOVER
CLR
GEEN
DEL
4.
RPM 2
+
5.
RPM 3
–
... en wijst u een schakelaar of stuurelement-schakelaar toe, zoals beschreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40.
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door middel van het aantippen van de toets TRG. links boven op het display weer terug naar de menukeuze: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR/EXPO
PIT. CRV
GAS CRV
GYRO/GOV
GAS-AR
TUIMELSCH
TS LIMIET
HELI-MIX
GAS MIX
PROG.MIX
TRAINER
PIT>>HECK
TELEMET.
DR/Expo Omschakelbare stuurkarakteristiek voor rollen, nicken en hekrotor en voor de stuurfuncties 5 … 9 resp. 5 … 12 Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.2V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 2
000
000
000:00.0 000:00.0 aantippen
N RMAAL
Starlet ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »DR/EXPO«: TERUG
FASE
BASIS
DR/EXPO
FUNKTIE
PIT. CRV
GAS CRV
SYSTEEM
GYRO/GOV
aantippen GAS-AR
TUIMELSCH
TS LIMIET
HELI-MIX
PROG.MIX
TRAINER
PIT>>HECK
TELEMET.
GAS MIX
De Dual-Rate/Expo-functie maakt een vliegfasen-afhankelijk omschakelen resp. beïnvloeden van de stuuruitslagen en -karakteristieken voor rollen, nicken en hekrotor mogelijk, d.w.z. van de stuurfuncties 2 … 4 via schakelaars. Een individuele curvenkarakteristiek van de stuurfunctie 1 kan in de menu’s »Pitch curve«, zie bladzijde 177, en »Gas curve«, zie bladzijde 183, via maximaal 7 apart te programmeren punten worden ingesteld. Dual Rate heeft een soortgelijk effect als de stuurelement-instelling in het display “K5-9” resp. “K5-12”, direct op de bijbehorende stuurfunctie, onafhankelijk daarvan, of deze één enkele servo of via willekeurige complexe koppel- en mixfuncties meerdere servo’s aanstuurt.
De stuuruitslagen zijn per schakelaarpositie en vliegfase tussen 0 en 125 % van de normale stuuruitslag instelbaar. Expo maakt voor waarden groter dan 0 % een fijngevoelig sturen van het model rond de middenpositie van de desbetreffende stuurfunctie (rollen, nicken en hekrotor) mogelijk, zonder de volledige uitslag bij een volledige stuurknuppeluitslag te hoeven missen. Omgekeerd wordt voor waarden kleiner dan 0 % het effect van het stuurelement rondom de middenpositie vergroot, en in de richting van de volledige uitslag weer verkleind. De waarde van de “progressie” kan dus van -100 % tot +100 % worden ingesteld, waarbij 0 % overeenkomt met de normale, lineaire stuurkarakteristiek. Een verdere toepassing vloeit voort uit het gebruik van de tegenwoordig vaak gebruikte draaiservo’s: de roeraansturing verloopt namelijk niet-lineair, d.w.z. met een toenemende draaihoek van de stuurschijf resp. van de servohevel wordt de roeraansturing via de stuurstang steeds kleiner. Met Expo-waarden groter dan 0 % kan dit effect worden tegengegaan, zodat bij een groter wordende knuppeluitslag de draaihoek meer dan proportioneel toeneemt. Ook de Expo-instelling heeft direct betrekking op de bijbehorende stuurfunctie, onafhankelijk van het feit of deze effect heeft op één servo of via willekeurige koppel- en mixfuncties op meerdere servo’s. De Dual-Rate- en Expo-functie kunnen per stuurfunctie samen via een schakelaar worden bediend … wanneer er een schakelaar toegewezen werd. Daardoor bestaat ook de mogelijkheid, om Dual Rate en Expo met elkaar te verbinden, wat vooral bij snelle modellen een groot voordeel kan zijn. Op de grafiek in het display worden de curvenkarakteristieken direct zichtbaar gemaakt, om de relatie tussen de uitslag van het stuurelement en de stuurcurve beter te kunnen beoordelen.
TRG.
NORMAAL
Starlet K
Sv
ROLL
D/R
+100%
+100%
+
EXP
000%
000%
RES
St/S
GEEN
SYM
UIT
–
Tussen de displays van de verschillende stuurfuncties wisselt u telkens achter elkaar door het waardenveld van de regel “K” met een vinger of de meegeleverde stift aan te tippen: TRG.
NORMAAL
Starlet K
TRG.
Sv
NICK
D/R
+100%
+100%
+
EXP
000%
000%
RES
St/S
GEEN
SYM
UIT NORMAAL
Starlet K
–
Sv
HEKR
D/R
+100%
+100%
+
EXP
000%
000%
RES
St/S
GEEN
SYM
UIT
–
Functiemenu helikoptermodellen – DR/Expo
173
TRG.
Starlet
NORMAAL
Sv
K5-12
K K5
+100% +100%
K6
+100% +100% K10 +100% +100%
+
K7
+100% +100% K11 +100% +100%
RES
K8
+100% +100% K12 +100% +100%
–
DR –
TRG.
K9
DR +
+100% +100%
DR –
Starlet
Sv
000%
K9
K6
000%
K10
000%
+
K7
000%
K11
000%
RES
K8
000%
K12
000%
–
OFFSET
NORMAAL
Starlet
Sv
Sv
ROLL aantippen
ROLL
OFFSET
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde displays van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT zijn op het display van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 zichtbaar.
TRG.
Vliegfase-afhankelijke Dual-Rate- en Expo-instellingen Wanneer u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 170, vliegfasen heeft aangemaakt en van een passende naam heeft voorzien verschijnt deze naam in het display rechts bovenaan in groene letters, bv. «NORMAAL». Bedien dus eventueel de bijbehorende schakelaar om tussen de diverse vliegfasen om te schakelen. Instellen van symmetrische of asymmetrische waarden Standaard moeten de Dual-Rate- en/of Expo-waarden van de geselecteerde stuurfunctie per stuurkant worden ingesteld. Na het omschakelen van de in de Firmware-versie 1020 toegevoegde optie “SYM” in Functiemenu helikoptermodellen – DR/Expo
+100%
+100%
+
000%
000%
RES
St/S
SW 6
SYM
UIT
–
NORMAAL
Starlet K
Sv
ROLL
NEE +100%
+100%
+
CLR
000%
000%
RES
D/R
+100%
+100%
+
St/S
GEEN
–
EXP
000%
000%
RES
SYM
UIT
St/S
SW 6
SYM
UIT
… een schakelaar toe. Bij behoefte kan dit ook een stuurelement-schakelaar zijn, bv.: TRG.
D/R EXP
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
KIEZEN
Aanwijzing:
174
TRG.
K
000%
K5
NORMAAL
Starlet K
Indien u een omschakelen tussen twee varianten wenst, wijst u in de met “St/S” aangeduide regel, zoals beschreven op bladzijde 40 in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen , schakelaars en stuurelement-schakelaars” …
St/S K5-12
K
TRG.
Dual-Rate-functie
DR +
NORMAAL
de – onderste – regel van UIT naar AAN is ook een symmetrische, d.w.z. gezamenlijke, instelling van de beide stuurkanten mogelijk.
NORMAAL
Starlet K
Sv
ROLL
D/R
+100%
+100%
+
EXP
000%
000%
RES
St/S
SW 6
SYM
UIT
–
Tip hierna met een vinger of de meegeleverde stift in de regel die voorzien is van het opschrift “D/R” op het linker waardenveld, om een Dual-Rate-waarde aan de minkant van de stuurweg in te stellen, en/of op het rechter waardenveld om een Dual-Rate-waarde aan de pluskant van de stuurweg in te stellen, bijvoorbeeld:
–
Stel nu met de + of – toets rechts buiten de gewenste waarde in. Het instelbereik bedraagt ±125 %. Met de waarde aan de plus-kant van de stuurweg gaat u eventueel op dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld: TRG.
NORMAAL
Starlet K
Sv
ROLL
D/R
+050%
+125%
+
EXP
000%
000%
RES
St//S
SW 6
SYM
UIT
–
De Dual-Rate-curve wordt tegelijkertijd in de grafiek weergegeven. Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
standaardwaarde.
TRG.
K
De Dual-Rate-waarde moet uit veiligheidsoverwegingen minstens 20 % bedragen. Exponential-functie Voor het programmeren van de Exponential-functie tipt u met een vinger of de meegeleverde stift in de met “EXP” aangeduide regel op het linker waardenveld, om een Expo-waarde aan de min-kant van de stuurweg in te stellen, en/of op het rechter waardenveld om een Expo-waarde aan de plus-kant van de stuurweg in te stellen, bijvoorbeeld: NORMAAL
+
–050%
RES
St/S
SW 6
SYM
UIT
+1 %
+100%
+
EXP
000%
000%
RES
St/S
SW 6
SYM
UIT
–
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw: NORMAAL
Sv
Wanneer u zowel bij de Dual-Rate als ook bij de Expo-functie waarden heeft ingevoerd, overlappen de beide functies elkaar bijvoorbeeld als volgt: Expo = –100%, DR = 50%
Expo = +100%, DR = 50%
Expo = +100%, DR = 125%
Display “K5 ... 9” resp. “K5 ... 12” U heeft in het menu »KAN. SET« van het basismenu, vanaf bladzijde 94, aan één van de stuurfuncties 5 … 9 resp. 5 … 12 een bedieningselement toegewezen, bijvoorbeeld de zijdelingse proportionele schuif SL1 aan de ingang 8:
–
Combinatie Dual-Rate en Expo
D/R
K
+100%
+025%
De hier afgebeelde curve dient alleen ter demonstratie en stelt in geen geval een echte expo-curve voor.
ROLL
Starlet
+100%
Aanwijzing:
Sv
aantippen
TRG.
D/R EXP
servo-uitslag
K
ROLL
servo-uitslag
Starlet
Sv
De Expo-curve wordt tegelijkertijd in de grafiek weergegeven.
servo-uitslag
TRG.
NORMAAL
Starlet
LET OP:
TRG.
Starlet
1. PITCH
St 1
2. ROLL1
St 2
8. GOVERN
SL 1
St 3
9. AUX 2
GEEN
4. HEKR
St 4
10. AUX 3
GEEN
5. AUX 1
GEEN
11. AUX 4
GEEN
6. GAS
GEEN
12. AUX 5
DV 1
Op het display “K5 … 9” resp. “K5 … 12” kunt u de uitslag daarvan – eventueel specifiek per vliegfase – definiëren. Tip hiervoor met een vinger of de meegeleverde stift in de desbetreffende regel op het linker waardenveld voor het instellen van de waarde aan de min-kant van de stuurweg en/of op het rechter waardenveld voor het instellen van de waarde aan de plus-kant van de stuurweg, bijvoorbeeld: TRG.
Starlet
uitslag stuurelement
K5
+100% +100%
NORMAAL
Sv
K5-12
K uitslag stuurelement
Sv GEEN
3. NICK1
ROLL uitslag stuurelement
GL 7. GYRO
K9
+100% +100%
D/R
+100%
+100%
+
K6
100% 100% K10 +100% +100% aantippen
EXP
000%
000%
RES
K7
+100% +100% K11 +100% +100%
RES
St/S
SW 6
–
K8
+100% +100% K12 +100% +100%
–
SYM
UIT
Stel nu met de + of – toets rechts buiten de gewenste waarde in. Het instelbereik bedraagt ±100 %. Met de waarde aan de plus-kant van de stuurweg gaat u eventueel op dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld:
DR –
DR +
DR –
+
DR +
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
Functiemenu helikoptermodellen – DR/Expo
175
TRG.
Starlet
NORMAAL
Sv
K5-12
K K5
+100% +100%
K6
+100% +100% K10 +100% +100%
+
K7
+100% +100% K11 +100% +100%
RES
K8
+100% +100% K12 +100% +100%
–
DR –
K9
DR +
+100% +100%
DR –
DR +
Stel nu met de + of – toets rechts buiten de gewenste waarde in. Het instelbereik bedraagt ±125 %. Met de waarde aan de plus-kant van de stuurweg gaat u eventueel op dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld: TRG.
Starlet
+100% +100%
Sv
K5-12
K K5
NORMAAL
K9
+100% +100% K10 +100% +100%
+
+100% +100% K11 +100% +100%
RES
K8
+089% +123% K12 +100% +100%
–
DR –
Starlet
000%
K6
000%
K10
000%
+
K7
000%
K11
000%
RES
000%
K12
000%
–
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde displays van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT zijn op het display van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 zichtbaar.
Functiemenu helikoptermodellen – DR/Expo
OFFSET
Tip met een vinger of de meegeleverde stift de te veranderen Offset-waarde aan, bijvoorbeeld: Starlet
NORMAAL
K9
000%
K10
000%
+
00 %
K11
000%
RES
000%
K12
000%
–
K8
OFFSET
K9
000%
K10
000%
+
K7
000%
K11
000%
RES
–011%
K12
000%
–
K8
OFFSET
OFFSET
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde displays van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT zijn op het display van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 zichtbaar. Na het afsluiten van uw instellingen keert u door middel van het aantippen van de toets TRG. links boven op het display weer terug naar het keuzemenu: BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
000%
000%
K6
aantippen
000%
K6
TERUG
K5
K7
000%
K5
Sv
St/S K5-12
K
Sv
St/S K5-12
K
Aanwijzing:
K9
TRG.
NORMAAL
Starlet
Het instelbereik bedraagt ±125 %. Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de standaardwaarde.
St/S K5-12
K
TRG.
Sv
000%
DR +
Aanwijzing:
NORMAAL
K5
OFFSET
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de standaardwaarde.
176
TRG.
K8
K7
DR +
U heeft – zoals hierboven als voorbeeld werd beschreven – in het ondermenu »KAN. SET« van het basismenu, vanaf bladzijde 94, aan één van de stuurfuncties 5 … 9 resp. 5 … 12 een bedieningselement toegewezen, bijvoorbeeld de zijdelingse proportionele schuif SL1 aan de ingang 8. Het stuurmidden van dit bedieningselement, d.w.z. zijn nulpunt, verandert u nu – eventueel specifiek per vliegfase – in het laatste display van het menu »DR/EXPO«:
+100% +100%
K6
DR –
“Offset”
FASE
DR/EXPO
PIT. CRV
GAS CRV
GYRO/GOV
GAS-AR
TUIMELSCH
TS LIMIET
HELI-MIX
GAS MIX
PROG.MIX
TRAINER
PIT>>HECK
TELEMET.
OFFSET
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw: Stel nu met de + of – toets rechts buiten de gewenste waarde in, bijvoorbeeld:
Pitch curve Vliegfasen-specifieke instelling van de pitch-stuurcurve Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
TRG.
CURVE
4.2V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 2
000
000
000:00.0 N RMAAL
Starlet ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »PIT. CRV«: TERUG
BASIS
FUNKTIE
IN
–100% –100%
ST. UIT
aantippen
TRG.
PIT. CRV
GAS CRV
TUIMELSCH
TS LIMIET
HELI-MIX
PROG.MIX
TRAINER
PIT>>HECK
TELEMET.
–100%
–
Y-AS
ENT
NORMAAL
Pitchcurve
Sv
WAARSCHUWING
TRG. Pitch min.
+
Sicher?
JA
Vliegfasen-afhankelijke instelling van de pitchcurven Wanneer u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 170, vliegfasen heeft aangemaakt en van een passende naam heeft voorzien verschijnt deze naam in het display rechts bovenaan in groene letters, bv. «NORMAAL». Bedien dus eventueel de bijbehorende schakelaar om tussen de diverse vliegfasen om te schakelen. In dit display kunt u – eventueel specifiek per vliegfase – de pitchcurve aan uw behoeften aanpassen:
TRIM
Pitch min. ACHTER
SYSTEEM
NEE L
–100%
–
X-AS
Y-AS
ENT
GAS MIX
Aantippen van NEE met een vinger of de meegeleverde stift breekt het proces af. Aantippen van JA bevestigt het proces en keert de bedieningsrichting van de pitchknuppel om: TRG.
firmwareversie V 1.021 of hoger • Regel “PITCH MIN.” Standaard is in het helikopterprogramma van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT de “achterste” pitchknuppel-positie als “pitch min”-positie ingesteld. Met deze, vanaf de firmwareversie V 1.021 geïntroduceerde optie kunt u de stuurrichting van de pitch-stuurknuppel naar behoefte op een eenvoudige manier van “pitch min achter” naar “pitch min voor” en omgekeerd omzetten, door in de regel “pitch min” de toets ACHTER resp. VOOR aan te tippen:
Pitch min.
NORMAAL
Starlet
TRIM
VOOR CURVE
UIT
IN
–100%
UIT
–100%
PUNT ST. UIT
Sv
+
L
–100%
–
X-AS
Y-AS
ENT
Het op deze manier omgedraaide stuursignaal heeft effect op alle navolgende mixen koppelfuncties en op een eventueel actieve inschakelwaarschuwing van de K1-knuppel.
NORMAAL
Starlet CURVE
UIT
IN
–100%
UIT
–100%
PUNT
Sv TRIM
VOOR
ST. UIT
GYRO/GOV
aantippen GAS-AR
L X-AS
Starlet
PUNT DR/EXPO
+
Daarop verschijnt de waarschuwing:
ST. UIT FASE
UIT
UIT PUNT
000:00.0
Sv TRIM
Pitch min. ACHTER
000%
RX
NORMAAL
Starlet
+
L
–100%
–
X-AS
Y-AS
ENT
Aanwijzing: In de display-grafiek worden de curvenkarakteristieken direct weergegeven. De pitch-stuurcurve kan tot max. 7 punten, hieronder “steunpunten” genoemd, langs de hele stuurknuppeluitslag worden vastgelegd. In het begin zijn echter minder steunpunten voldoende, om de pitchcurve in te stellen. Het is raadzaam om eerst met drie steunpunten te beginnen. Deze drie punten, en wel de beide eindpunten “Pitch low (L)” = -100 % stuuruitslag en “Pitch high (H)” = +100 % stuuruitslag en nog een extra te vormen punt precies in het midden beschrijven op dat moment een lineaire karakteristiek voor de pitchcurve.
Functiemenu helikoptermodellen – pitch curve
177
maakt:
Principes van de bediening • Toets ST. UIT resp. ST. AAN Aantippen van deze toets met een vinger of de meegeleverde stift zet de grafische en numerieke weergave van de knuppelpositie aan resp. uit. Met het bedieningselement (gas-/pitch-stuurknuppel) wordt aansluitend in de grafiek een verticale – groene – lijn synchroon tussen de beide eindpunten “L” en “H” verschoven. De huidige stuurknuppelpositie wordt ook numeriek in de regel “IN(gang)” aangeduid (-100 % tot +100 %). Het snijpunt van deze lijn met de desbetreffende curve is als “UIT(gang)” aangeduid en kan aan de steunpunten telkens tussen –125 % en +125 % gevarieerd worden. Dit aldus veranderde stuursignaal heeft effect op alle navolgende mix- en koppelfuncties. In het hieronder genoemde voorbeeld bevindt de stuurknuppel zich exact tussen het midden en de volledige uitslag, bij +50 % stuurweg, en maakt vanwege de lineaire karakteristiek een uitgangssignaal van ook +50 %. Tussen de beide eindpunten “L” en “H” kunnen tot max. 5 extra steunpunten worden gezet, waarbij de minimale afstand tot het volgende steunpunt niet kleiner dan ca. 25 % dient te zijn. TRG. Pitch min.
NORMAAL
Starlet VOOR CURVE
UIT
IN
+050%
UIT
+050%
PUNT ST. AAN
Sv TRIM +
?
000%
–
X-AS
Y-AS
ENT
• Toets ENT Beweeg de stuurknuppel. Zo lang rechts naast “punt” een vraagteken te zien is, kunt u door aantippen van de ENT -toets rechts onder het volgende steunpunt maken. Tegelijkertijd wordt op het snijpunt van de gele en groene lijn een groene punt zichtbaar ge178
Functiemenu helikoptermodellen – pitch curve
TRG. TRG.
Pitch min.
NORMAAL
Starlet VOOR
UIT
IN
+050%
UIT
+050%
ST. AAN
TRG.
UIT –050%
+
UIT
–050%
ST. AAN
PUNT 000%
–
X-AS
Y-AS
ENT
NORMAAL
VOOR CURVE
UIT
IN
+050%
UIT
+050%
PUNT ST. AAN
Sv TRIM +
1
000%
–
X-AS
Y-AS
ENT
De volgorde, waarin de maximaal 5 steunpunten tussen de randpunten “L” en “H” worden gevormd, is onbelangrijk, omdat de steunpunten na het zetten (of wissen) van een steunpunt automatisch altijd van links naar rechts opnieuw worden doorgenummerd, bv.:
Sv TRIM
IN
?
Starlet
VOOR CURVE
Zodra u de groene lijn met de stuurknuppel een bee tje rondom dat punt beweegt, wordt deze rood en de “?” door een nummer vervangen; tevens wordt in het waardenveld rechts van het steunpunt-nummer de puntwaarde zichtbaar gemaakt:
Pitch min.
Pitch min.
TRIM
CURVE
PUNT
Sv
NORMAAL
Starlet
1 X-AS
+
–050%
–
Y-AS
ENT
Wissen van een steunpunt Om één van de gemaakte steunpunten 1 tot max. 5 weer te kunnen wissen, moet de verticale – groene – lijn met de stuurknuppel in de buurt van het desbetreffende steunpunt worden gebracht. Zodra het nummer van dit steunpunt en de bijbehorende waarde in de regel “punt” wordt getoond en het punt rood is, zie afbeelding hieronder, kunt u deze door aantippen van de toets ENT wissen, bv.: TRG. Pitch min.
VOOR UIT
IN
000%
UIT
000%
ST. AAN
Pitch min.
+
2
000%
X-AS
Y-AS NORMAAL
Starlet VOOR
UIT
IN
000%
UIT
000%
PUNT
aantippen
ENT Sv TRIM
CURVE
ST. AAN
Sv TRIM
CURVE
PUNT
TRG.
NORMAAL
Starlet
+
?
000%
–
X-AS
Y-AS
ENT
Veranderen van de steunpunt-waarden • Toets X-AS Door middel van aantippen van deze, aan de onderste rand van het display geplaatste toets met een vinger of de meegeleverde stift activeert u deze functie. Aansluitend kunt u een actieve, d.w.z. rood afgebeelde, punt met de + toets naar eigen inzicht naar rechts en met de – toets op dezelfde manier naar links verschuiven, bijvoorbeeld: TRG. Pitch min.
NORMAAL
Starlet VOOR
UIT
IN
–036%
UIT
000%
ST. AAN
TRG. Pitch min.
Sv
2
000%
–
X-AS
Y-AS
ENT
Hernieuwd aantippen van de toets X-AS deactiveert deze functie weer. Aanwijzingen: Wanneer u de – rode – punt horizontaal weg van de actuele positie van het stuurelement verschuift, dan wordt de punt na een korte tijd weer groen weergegeven en verschijnt er in de regel punt een “?”. Dit vraagteken betreft echter niet de verschoven punt, maar geeft aan, dat op de actuele positie van het stuurelement een nieuwe punt kan worden geplaatst. • Let u er op, dat de percentages in de regels “IN(gang)” en “UIT(gang)” altijd betrekking hebben op de actuele positie van de stuurknuppel en niet op de positie van de punt.
•
UIT
IN
–036%
ST. AAN
TRG. Pitch min.
+
2 X-AS
+027% Y-AS
VOOR
TRG.
CURVE
UIT
IN
–0 6%
UIT
aantippen
2 X-AS
AAN
ENT
UIT
+027%
• AAN-/UIT -toets in de regel “curve” Het standaard “hoekige” profiel van de curve kan door een eenvoudige druk op de knop automatisch worden afgerond, doordat u door middel van aantippen van deze toets met een vinger of de meegeleverde stift deze afrondingsfunctie inschakelt, bijvoorbeeld:
ENT
PUNT ST. AAN
Sv TRIM
–036%
Afronden van de kanaal-1-curve
–
Y-AS
VOOR IN
Let u er op, dat de percentages in de regels “IN(gang)” en “UIT(gang)” altijd betrekking hebben op de actuele positie van de stuurknuppel en niet op de positie van de punt.
+027%
NORMAAL
Starlet CURVE
Aanwijzing:
+
+027%
–
Hernieuwd aantippen van de toets Y-AS deactiveert deze functie weer.
Sv TRIM
ST. AAN
Pitch min.
+027%
NORMAAL
Starlet
PUNT
Sv TRIM
CURVE
PUNT
+
NORMAAL
Starlet VOOR
UIT
TRIM
CURVE
PUNT
vinger of de meegeleverde stift activeert u deze functie. Aansluitend kunt u een actieve, d.w.z. rood afgebeelde, punt met de + toets naar eigen inzicht naar boven en met de – toets op dezelfde manier naar beneden verschuiven, bijvoorbeeld:
2 X-AS
+
+027%
–
Y-AS
ENT
Belangrijke aanwijzing: De hier getoonde curven dienen slechts als demonstratie en stellen geen echte pitch-curven voor. Verdere functies • Toets TRIM De zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT beschikken over een in de software van de zender geïntegreerde functie voor de trimming van maximaal zes steunpunten van de beide opties “gascurve” en “pitchcurve” tijdens het vliegen. Door middel van aantippen van de toets TRIM aan de rechter bovenrand van het display met een vinger of de meegeleverde stift roept u het bijbehorende display op:
• Toets Y-AS Door middel van aantippen van deze, aan de onderste rand van het display geplaatste toets met een Functiemenu helikoptermodellen – pitch curve
179
TRG. Pitch min.
NORMAAL
Starlet VOOR IN
–036%
UIT
+027%
PUNT ST. AAN TRG.
TRG.
TRIM
STUUR.
MIXER
PUNT
GEEN
GEEN
KIEZEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
AAN
CURVE
aantippen
2 X-AS
+027%
–
Y-AS
ENT
NORMAAL
Starlet
STUUR.
MIXER
PUNT
FASE
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
Sv
+ RES –
• Kolom STUUR. In de eerste, van het opschrift “STUUR.(-element)” voorziene kolom van dit menu kiest u een voor dit doel geschikt stuurelement uit het aanbod van uw zender mz-18 HoTT of mz-24 HoTT uit. Om een stuurelement toe te wijzen tipt u met een vinger of de meegeleverde stift in de gewenste regel op de toets in deze kolom, bv.: NORMAAL
Starlet
STUUR.
MIXER
PUNT
FASE
GEEN
GEEN
L
1
GE N
GEEN
L
1
aantippen
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
NEE CLR
RES –
Functiemenu helikoptermodellen – pitch curve
1 1 1 1
L
1
GEEN
GEEN
L
1
+ RES –
Nu bedient u alleen het gewenste stuurelement, bijvoorbeeld de rechter proportionele draaischuif SL1: NORMAAL
Starlet
STUUR.
MIXER
PUNT
SL 1
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
Sv
FASE
+ RES –
• Kolom MIXER In de in totaal zes waardenvelden van de tweede, van het kopje “MIXER” voorziene kolom kunt u apart of in een willekeurige combinatie telkens één van de beide beschikbare helikoptermixers selecteren. Om een mixer te kiezen tipt u met een vinger of de meegeleverde stift in de gewenste regel op de toets in de kolom “MIXER”, bv.: TRG.
+
Sv
FASE
GEEN
Sv
Op het display verschijnt de aanduiding: 180
Starlet
GEEN
TRG.
Principes van de bediening
TRG.
NORMAAL
Sv
NORMAAL
Starlet
STUUR.
MIXER
PUNT
FASE
SL 1
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
Sv
+ RES –
De actuele waarde in het nu blauwe en daardoor actieve waardenveld wijzigt u aansluitend door het gewenste aantal keren op de aan de rechter rand van het display geplaatste toetsen + of – te drukken, bijvoorbeeld: TRG.
NORMAAL
Starlet
STUUR.
MIXER
PUNT
Sv
FASE
SL 1
GAS CRV
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
+ RES –
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief waardenveld weer terug naar de standaardwaarde. • Kolom PUNT In de regels van de kolom “MIXER” heeft u één of meerdere mixers geselecteerd. In de kolom “PUNT” legt u nu het te trimmen punt of de punten vast. Om een punt uit te kiezen, tipt u in de gewenste regel de toets in de kolom “PUNT” aan met een vinger of de meegeleverde stift, bv.: TRG.
NORMAAL
Starlet
STUUR.
MIXER
PUNT
Sv
FASE
SL 1
GAS CRV
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
+ RES –
De actuele waarde in het nu blauwe en daardoor actieve waardenveld wijzigt u aansluitend door het gewenste aantal keren op de aan de rechter rand van het display geplaatste toetsen + of – te drukken, bijvoorbeeld:
TRG.
NORMAAL
Starlet
Sv
TRG.
NORMAAL
Starlet
STUUR.
MIXER
PUNT
FASE
STUUR.
MIXER
PUNT
FASE
SL 1
GAS CRV
3
1
SL 1
GAS CRV
3
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
+ RES –
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief waardenveld weer terug naar de standaardwaarde. Aanwijzing: Bij de keuze van een niet gedefinieerd punt – in de basisversie van de desbetreffende curvenmixer zijn alleen de punten “L” en “H” gezet – heeft de bijbehorende regelaar geen effect. • Kolom FASE In de rechter kolom “FASE” legt u eventueel vast, in welke van de geprogrammeerde vliegfasen de desbetreffende regelaar actief moet zijn. Het nummer in het waardenveld, in het voorbeeld “1 (normaal)” slaat op het nummer van de fase, die u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 170, terug kunt vinden. Om eventueel een andere fase dan de standaard ingestelde fase 1 te selecteren tipt u met een vinger of de meegeleverde stift in de gewenste regel op de toets in de kolom “FASE”, bv.:
Sv
+ RES
Aanwijzing: De instellingen die in dit display verschijnen maken gebruik van dezelfde gegevenssets als die op een vergelijkbare plaats in het display “TRIM”, zie volgend onderdeel, zodat veranderingen hier altijd een wisselwerking hebben.
–
Het actuele nummer van de fase in het blauwe en dus actieve waardenveld verandert u aansluitend, door de + of – toets aan de rechter rand van het display het gewenste aantal keren in te drukken, bijvoorbeeld: TRG.
NORMAAL
Starlet
STUUR.
MIXER
PUNT
Sv
FASE
SL 1
GAS CRV
3
3
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
+ RES –
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief waardenveld weer terug naar de standaardwaarde. Na het afsluiten van uw instellingen verlaat u dit menu weer in de richting “Pitchcurve” door een aantippen van de toets TRG. links boven in het display. TRG. STUU
NORMAAL
Starlet MIXER
PUNT
Sv
FASE
aantippen GAS CRV
3
3
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
GEEN
GEEN
L
1
+ RES –
Functiemenu helikoptermodellen – pitch curve
181
Autorotatie-instelling Tijdens het vliegen mét motor wordt de maximale bladhoek begrensd door het ter beschikking staande motorvermogen, in de autorotatie echter pas door loslaten van de stroming aan de hoofdrotorbladen. Voor een voldoende grote lift, ook bij een afnemend toerental, moet een grotere maximum pitchwaarde worden ingesteld. Schakel om naar de autorotatie-fase en beweeg dan de groene verticale lijn met de stuurknuppel naar punt “H”. Stel eerst een waarde in, die ongeveer 10 tot 20 % boven de normale pitchmaximum-waarde ligt. Stel NIET direct een ten opzichte van de normale waarden wezenlijk grotere waarde in, omdat anders de pitchsturing na het omschakelen in de autorotatie heel anders zou aanvoelen. Er bestaat namelijk dan het gevaar, dat bij het afvangen in de daalvlucht van de autorotatie het model overstuurd wordt en weer stijgt. Dan zou namelijk het toerental van de rotor al te vroeg afnemen, zodat de helikopter toch nog uit grotere hoogte neerstort. Later, na enkele oefen-autorotaties, kan de waarde altijd nog bijgesteld worden. De pitchminimum-instelling kan eventueel anders zijn dan die van de normale vliegsituatie, afhankelijk van de gewoonten tijdens de normale vlucht. Voor de autorotatie moet u in ieder geval een dusdanig grote pitchminimum-waarde bij punt 1 instellen, dat uw model vanuit de voorwaartse vlucht bij een middelmatige snelheid in een daalvlucht van ca. 60 … 70 graden bij een volledig teruggenomen pitch kan worden gebracht. Wanneer u, zoals de meeste helipiloten, een dusdanige instelling altijd al bij het normale vliegen toepast, dan kunt u deze waarde gewoon overnemen. Zou u echter uw model normaliter in een vlakkere hoek “laten vallen”, dan verhoogt u de waarde van “punt L” en omgekeerd.
182
Functiemenu helikoptermodellen – pitch curve
Aanvlieghoek
bij sterke wind b j middelmatige wind zonder Wind
aanvlieghoek bij ver75° 60° schillende hoeveelhe45° den wind De pitchknuppel zelf bevindt zich tijdens de autorotatie nu niet grotendeels in de onderste regionen, maar typisch genoeg tussen de hoverpositie en de onderste aanslag, om eventueel bv. ook de hellingshoek via de nicksturing nog te kunnen corrigeren. U kunt de aanvliegroute nog verkleinen door licht de nicksturing te trekken en de pitch voorzichtig te verkleinen of het aanvliegen verlengen, door de nicksturing te drukken en de pitch te verhogen. Wanneer u uw instellingen heeft afgesloten, verlaat u door een aantippen van de toets TRG. op het display rechts boven het menu “Pitchcurve” … TRG. Pitch min
aantippen
NORMAAL
Starlet VOOR CURVE
TRIM AAN
IN
–036%
UIT
+027%
PUNT ST. AAN
Sv
2 X-AS
+
+027%
–
Y-AS
ENT
… in de richting van de menukeuze van het functiemenu.
Gas curve Vliegfasen-specifieke instelling van de gas-stuurcurve Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23
000
000
000:00.0 000:00.0 aantippen
N RMAAL
Starlet ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »GAS CRV«: TERUG
BASIS
FUNKTIE
FASE
DR/EXPO
PIT. CRV
GAS-AR
TUIMELSCH
TS LIMIET
PROG.MIX
TRAINER
PIT>>HECK
SYSTEEM
GAS CRV
aantippen HELI MIX
GYRO/GOV
GAS MIX
TELEMET.
Vliegfasen-afhankelijke instelling van de gascurven Wanneer u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 170, vliegfasen heeft aangemaakt en van een passende naam heeft voorzien verschijnt deze naam in het display rechts bovenaan in groene letters, bv. «NORMAAL». Bedien dus eventueel de bijbehorende schakelaar om tussen de diverse vliegfasen om te schakelen. Aanwijzing: •
Ook de gascurve kan door maximaal 7 punten, de zogenaamde “steunpunten”, langs de hele stuurknuppel uitslag vliegfasen-afhankelijk worden vastgelegd:
4.2V
TX
M 2
Gascurve
De “gas”-instelling voor de autorotatiefase wordt in het menu “GAS AR”, bladzijde 192, beschreven. • De in de regel “gaslimiet” links boven weergegeven waarde maakt alleen de positie van de gaslimiter zichtbaar.
TRG.
NORMAAL
Starlet
GASLIMIET +100%
Sv TRIM
CURVE
UIT
IN
–100%
UIT
–100%
PUNT ST. UIT
+
L
000%
–
X-AS
Y-AS
ENT
Maken, veranderen en wissen van steunpunten gaat op dezelfde manier, zoals die in het – voorgaande – gedeelte »Pitch curve«, vanaf bladzijde 177, is uitgelegd. Legt u de gascurve eerst met de drie punten vast die al softwarematig zijn aangemaakt, en wel de beide eindpunten “L” en “H” alsmede punt “1” in het midden, om de motorvermogen-curve af te stemmen op de pitchcurve. Helikopters met brandstofmotor of elektromotor met een ‘gewone’ elektronische regelaar Deze instelling heeft alleen betrekking op de stuurcurve van de gasservo of motorregelaar. De instelling van de gascurve bij een helikopter met een toerenregeling wordt hierna besproken. Op dezelfde manier als de instelling van de pitchcurve, zie vorige bladzijde, kan ook de gascurve door maximaal 6 punten worden vastgelegd. • In ieder geval moet de stuurcurve zó worden ingesteld, dat in de eindpositie van de gas-/pitch stuurknuppel de carburateur helemaal open is resp. de regelaar van een elektrohelikopter op volgas uitkomt (behalve bij de autorotatie). • Voor het hoverpunt, dat normaal gesproken in de middenpositie van de stuurknuppel ligt, moet de opening van de carburateur resp. de vermogensregeling van de regelaar dusdanig aan de pitchcurve
zijn aangepast, dat het gewenste toerental van het systeem bereikt wordt. • In de minimum-positie van de gas-/pitchstuurknuppel moet de gascurve dusdanig zijn ingesteld, dat een verbrandingsmotor met een ten opzichte van de stationairloop duidelijk hoger toerental draait en de koppeling aangrijpt. Het starten en afzetten van de motor – of dit nu een verbrandings- of elektromotor is – vindt in ieder geval plaats via de gaslimiter, zie verder hieronder, binnen de desbetreffende vliegfase. Een eventueel van andere radiobesturingssystemen overgenomen programmering van twee vliegfasen – “met gasvoorkeuze (idle-up)” en “zonder gasvoorkeuze” – is dan overbodig. Op deze manier voorkomt u ook een “weggeven” van een vliegfase aan de idle-up, omdat het verhogen van het toerental onder het hoverpunt in het programma van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT flexibeler en beter te programmeren is dan via de zogenaamde “idle-up”. Overtuig uzelf ervan dat bij het starten van de motor de gaslimiter gesloten is, en de carburateur dus alleen nog maar met de stationairtrimming rondom de stationairpositie kan worden ingesteld. Let in ieder geval op de veiligheidsaanwijzingen op bladzijde 187. Is de stationairpositie bij het aanzetten van de zender te hoog ingesteld, dan wordt u optisch en akoestisch gewaarschuwd! 000%
RX
0:01:2 M 2 ACCUTIJ 000
000%
WAARSCHUWING GAS AR
GAS CUT
GAS POS
FASE
NORMAAL SIGNAAL
0.0 0.0 AL
HF AAN/UIT
AAN
3.8V
UIT 000
De volgende 3 diagrammen tonen – typische – 3-punts- Functiemenu helikoptermodellen – gas curve
183
gascurven voor verschillende vliegfasen zoals hover, kunstvlucht en 3D-vlucht.
TRG.
K
Voorbeeld-gascurven van verschillende vliegfasen:
K5
+100%
uitgang
uitgang
+100%
uitgang
+100%
+100% +100%
2
3
stuurweg hover
4
5
Sv
K5-9
Helikopter met TOERENREGELAAR In tegenstelling tot ‘gewone’ elektronische regelaars, die net als de carburateur van een verbrandingsmotor slechts een vermogensregeling kennen, houdt een toerenregelaar het toerental van het systeem constant, door het vermogen zelf te regelen. In het geval van een verbrandings-heli bedient de regelaar dus zelfstandig de gasservo resp. bij een elektroheli de regelaarfunctie. Toerentalregelaars hebben daarom ook geen klassieke gascurve nodig, maar alleen een vastgelegd toerental. Een afwijken van het ingestelde toerental vindt pas dan plaats, wanneer het benodigde vermogen groter is dan het eigenlijke vermogen, dat de motor kan opbrengen. Normaal gesproken is voor de aansluiting van een toerenregelaar de ontvangeruitgang 8 bedoeld, zie ontvangeraansluiting op bladzijde 43. Wanneer deze aansluiting wordt gebruikt vervalt echter de functie van de gaslimiter, omdat deze uitsluitend via de mixer “Gas curve” effect heeft op de – dan ongebruikte – uitgang 6. Om echter toch de comfortabele en veilige eigenschappen van de gaslimiter te kunnen gebruiken, moet de toerenregelaar afwijkend van de algemene aanwijzingen aan ontvangeruitgang 6 worden aangesloten en moet de gascurve worden aangepast, zodat deze de taak van het “normale” stuurelement kan overnemen. Omdat dus in dit geval de “gascurve” alleen het gewenste toerental van de motorcontroller bepaalt en dit gewenste toerental normaal gesproken over het hele pitch-bereik constant moet blijven, moet bij de mixer “Gas curve” een horizontale lijn worden ingesteld – iedere (pitch-) ingangswaarde heeft dezelfde (“gas”-) uitgangswaarde ten gevolg – waarvan de “hoogte” het gewenste toerental bepaalt. Eerst worden daarom – indien gemaakt – de steunpunten “1” tot eventueel max. “5” gewist en daarna worden de steunpunten “L” (ingang = -100 %) en “H” (ingang = +100 %) op dezelfde waarde ingesteld, bijvoorbeeld:
+100% +100%
+
K7
+100% +100%
RES
K8
+100% +100%
–
DR +
1
2
3
4
stuurweg kunstvlucht
5
1
2
3
stuurweg 3D-vlucht
4
DR –
DR +
5
TRG.
Starlet
NORMAAL
Sv
K5-12
K
Aanwijzingen bij het toepassen van de “gaslimiet”-functie:
K5
+100% +100%
•
K6
+100% +100% K10 +100% +100%
+
K7
+100% +100% K11 +100% +100%
RES
K8
+100% +100% K12 +100% +125%
–
In ieder geval moet u van de gaslimiet- functie gebruik maken (menu »KAN. SET«, bladzijde 96). Daarmee is standaard aan de linker aanslag van de (gaslimiet-)draaiknop DV1 de gasservo helemaal van de gascurve gescheiden; de motor loopt op een stationair toerental en reageert alleen nog op de K1-trimming. Deze voorziening maakt het mogelijk om vanuit iedere vliegfase de motor te kunnen starten en met de optie “Afschakeltrimming” van de digitale trimming ook weer te kunnen uitzetten. Na het starten draait u l a n g z a a m de gaslimiter naar de tegenoverliggende aanslag, om de gasservo weer geheel via de gas-/pitchstuurknuppel te kunnen bedienen. Om er voor te zorgen dat de gasservo aan de bovenste aanslag niet door de gaslimiter wordt begrensd, moet u in de regel “K9” (mz18 HoTT) resp. “K12” (mz-24 HoTT) van het display “K5-9” resp. “K5-12” van het ondermenu »DR/Expo« de uitslag van het stuurelement aan de plus-kant van de kolom “weg” op +125 % zetten:
184
Functiemenu helikoptermodellen – gas curve
DR –
DR +
K9
zie bladzijde 192.
+100% +125%
0%
0% 1
K9
NORMAAL
K6
DR – 0%
Starlet
+100% +100%
DR –
DR +
• Omdat elektro-aandrijvingen natuurlijk geen instelling van de stationairloop nodig hebben, moet u er in het kader van het instellen van een elektro-helikopter alleen op letten dat het regelbereik van de gaslimiter in ieder geval onder en boven de -100 % resp. +100 % van de motorregelaar komt. Eventueel moet dus in de regel “K9” resp. “K12” van het display “K59” resp. “K5-12” van het ondermenu »DR/Expo« de “weg”-instelling van de gaslimiter in alle vliegfasen hieraan worden aangepast. De afstemming van de gascurve zelf gaat echter op dezelfde manier als bij een helikopter met verbrandingsmotor. • Om de vliegtijd van een (verbrandings-)heli te meten, kunt u aan de gaslimiter een stuurelement-schakelaar toewijzen en deze dan voor het aan- resp. uitschakelen van een klok gebruiken, zie bladzijde 82. Bij de autorotatie wordt vanuit deze mixer automatisch naar een vooraf ingestelde vaste waarde omgeschakeld,
NORMAAL
Starlet
GASLIMIET +100%
Sv TRIM
CURVE
UIT
IN
+100%
UIT
+050%
PUNT ST. AAN
+
H
+075%
–
X-AS
Y-AS
ENT
De hier in te stellen waarde hangt af van de gebruikte toerenregelaar en van het gewenste toerental en kan natuurlijk per vliegfase gevarieerd worden. Bij de autorotatie wordt vanuit deze mixer automatisch naar een vooraf ingestelde vaste waarde omgeschakeld, zie bladzijde 192. Het afstemmen van de gas- en pitchcurve De aansturing van gas en collectieve pitch vindt weliswaar via aparte servo’s plaats, maar deze worden altijd (behalve in de autorotatie-vliegfase) samen door de gas-/pitchstuurknuppel bediend. De koppeling wordt automatisch door het helikopterprogramma tot stand gebracht. De trimhevel van stuurfunctie 1 heeft in het programma van de mz-18 HoTT en de mz-24 HoTT alleen effect op de gasservo. De afstemming van gas en pitch, dus de vermogenscurve van de motor met de collectieve bladverstelling, is de belangrijkste instelling bij het helikoptermodel. De programma’s van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT bieden een onafhankelijke instelling van de gaspitch- en hekrotorstuurcurven. Deze curven kunnen weliswaar door maximaal zeven punten worden gekarakteriseerd, maar normaal gesproken zijn minder punten voldoende. In principe adviseren wij u om eerst met 3-punts-curven te beginnen. Daarbij kunt u voor de beide eindposities (“L” (“low”) en ”H” (“high”) van de gas-/pitchstuurknuppel individuele waarden invoeren, die de verschillende stuurcurven vastleggen.
Voordat u een instelling van de gas- en pitchfunctie doorvoert moeten de stangen van alle servo’s volgens de aanwijzingen van de desbetreffende helikopterfabrikant mechanisch op de juiste manier worden afgesteld. Opmerking: Het hoverpunt moet normaal gesproken in de middenpositie van de gas-/pitchstuur knuppel liggen. In speciale gevallen, bv. het “3D”-vliegen, kunnen er echter afwijkende hoverpunten worden geprogrammeerd, dus bijvoorbeeld een punt voor de normale vliegsituatie boven deze middenpositie en een punt voor rugvlucht onder het midden. Stationair-instelling en gascurve Aanwijzing: Omdat elektrische aandrijvingen geen stationaire instelling nodig hebben, vervalt de noodzaak van deze afstelling. De hier beschreven afstemming van de gas- en pitchcurve(n) moet echter wel op dezelfde manier als bij een verbrandings-heli plaatsvinden. De vanaf bladzijde 96 uitvoerig beschreven stationair-instelling vindt uitsluitend plaats bij een gesloten gaslimiter – normaal gesproken met de trimhevel van de K1-functie en alleen in bijzondere gevallen ook met de gaslimiter zelf. De programmering van een bijbehorende waarde in punt “L” van de gascurve heeft een instelling van het motortoerental bij de daalvlucht tot gevolg, zonder de hover-instelling te beïnvloeden. Hier kunt u bv. de vliegfasen-programmering benutten om verschillende gascurven in te stellen. Dit verhoogde systeemtoerental is zinvol onder het hoverpunt, bv. bij snelle, steile landingen met ver teruggenomen pitch en bij kunstvlucht.
+100%
De afbeelding toont een curve met licht gewijzigde carburateur-instelling onder het hoverpunt in het midden van de stuuruitslag.
uitgang
TRG.
0% 1
2
3
stuurweg
4
5
Gascurven die per vliegfase verschillend zijn worden geprogrammeerd om zowel voor het hoveren als voor de kunstvlucht steeds een optimale afstemming te hebben: • Laag systeemtoerental met rustige, soepele stuurreacties en laag geluidsniveau bij het hoveren. • Hoger toerental voor de kunstvlucht bij een maximaal motorvermogen. In dit geval zal de gascurve ook bij het hovergedeelte moeten worden aangepast. De basisinstelling Hoewel pitch- en gascurven in de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT in grote mate elektronisch kunnen worden ingesteld, moet u alle aansturingen in het model volgens de aanwijzingen in de handleiding bij de helikopter al mechanisch correct worden ingesteld. Ervaren helikoptervliegers willen u zeker graag helpen bij deze afstellingen. De aansturing van de carburateur moet zo zijn ingesteld, dat de carburateur in de vol-pitch-positie nét helemaal open is, resp. de motorsteller van een elektroheli helemaal doorschakelt. Bij een gesloten gaslimiter moet de carburateur met de K1-trimhevel nét helemaal gesloten kunnen worden, zonder dat de servo mechanisch aanloopt. In het geval van een elektroheli moet bij een gesloten gaslimiter de motor veilig uit staan. Stelt u deze instellingen heel zorgvuldig in, door de stuurstang aan te passen en/of een ander gaatje aan de servo- resp. carburateurhevel te kiezen. Pas daarna moet u de fijne afstelling van de gasservo elektronisch afstellen.
Functiemenu helikoptermodellen – gas curve
185
Met deze basisinstelling moet de motor met behulp van de bijbehorende handleiding gestart en de stationairloop met de trimhevel van de gas-/pitchknuppel ingesteld worden. De stationairloop, die door u wordt ingesteld, wordt in de basisaanduiding aangegeven door een dwarse balk bij de positieaanduiding van de K1-trimhevel.
uitgang
hoverpunt
2
3
4
5
3
4
5
stuurweg
+100%
hoverpunt
0% 1
186
0%
Oplossing: verkleint u de instelhoek van de rotorbladen voor punt “1” in het display “Pitch curve”.
2
3
stuurweg
4
5
+100%
2
stuurweg
Functiemenu helikoptermodellen – gas curve
Maakt u eerst een langere verticale stijgvlucht, door de pitchknuppel in de eindpositie te brengen. Het toerental van de motor mag daarbij ten opzichte van het hoveren niet veranderen. Wordt het toerental kleiner, hoewel de carburateur helemaal open is en de motor optimaal is afgesteld, dan moet u de maximale bladinstelhoek bij een volledige uitslag van de pitchstuurknuppel verkleinen, dus de waarde van punt “H”. Omgekeerd moet de instelhoek vergroot worden, wanneer het toerental van de motor tijdens een stijgvlucht toeneemt. Breng dus in de grafiek van het display “Pitch curve” de verticale lijn met de pitchknuppel naar punt “H” en verander de waarde daarvan in de gewenste mate.
hoverpunt
+100%
0% 1
2
3
stuurweg
4
5
De standaard-afstemming
uitgang
Oplossing: in het display “Pitch curve” de instelhoek van de rotorbladen in punt “1” vergroten.
hoverpunt
Deze instelling moet zó lang worden doorgevoerd, totdat het model in de middenpositie van de gas-/pitchstuurknuppel met het juiste toerental hovert. Van een correcte instelling zijn alle modelparameters afhankelijk!
+100%
1
+100%
Belangrijk:
0%
b) het toerental is te hoog
Oplossing: verkleint u de opening van de carburateur door reduceren van de waarde van punt “1” in het display “Gas curve”.
uitgang
1. Het model komt pas los, wanneer de pitchknuppel zich boven het midden bevindt: Oplossing: verhoog in het display “Gas curve” de waarde van punt “1”.
b) toerental is te laag
Ongeveer in het midden van de knuppeluitslag hoort het model los te komen en met een ongeveer bijpassend toerental te hoveren. Is dit niet het geval, dan gaat u als volgt te werk:
a) het toerental is te hoog
1
De hover-instelling
a) toerental is te laag
2. Het model komt al los voordat de pitchknuppel zich in de middenpositie bevindt:
Op basis van de hierboven beschreven instelling, waarbij het model bij het normale vliegen met een correct toerental hovert bij een middenpositie van de gas-/pitchstuurknuppel, wordt de standaard-afstemming gecompleteerd: bedoeld is een afstemming, waarbij het model het hoveren en rondvluchten in alle fasen met een constant toerental kan uitvoeren. De stijgvlucht-afstemming De combinatie van de hover-instelling van het gas, de pitchinstelling voor het hoverpunt en de maximum-positie (punt “H”) maakt het nu op een eenvoudige manier mogelijk, om een constant toerental te hebben van hoveren tot en met de stijgvluchten.
uitgang
Win informatie in over de gevaren van en de veiligheidsmaatregelen voor de omgang met motoren en helikopters, voordat u de motor voor de eerste keer start!
uitgang
LET OP:
Deze afbeelding toont alleen veranderingen van de maximale pitchwaarde.
hoverpunt
100% 1
2
3
stuurweg
4
5
Brengt u het model daarna in de hoverpositie, die bij een middenpositie van de K1-knuppel bereikt moet worden. Moet voor het hoverpunt de pitchknuppel nu vanuit de middenpositie in de richting van een hogere waarde bewogen worden, dan compenseert u deze afwijking door de pitchhoek bij het hoveren – dus van punt “1” – een beetje te verhogen, tot het model hovert bij een middenpositie van de knuppel. Hovert het model daarentegen ónder de middenpositie van de stuurknuppel, dan moet de instelhoek dienovereenkomstig verkleind worden. Soms kan het nodig zijn, om de carburateuropening voor het hoveren (punt “1”) van het display “Gas curve” te corrigeren.
Deze afbeelding toont alleen de verandering van het hoverpunt, d.w.z. pitchminimum en –maximum werden op –100 % resp. +100 % gelaten.
uitgang
+100%
100% 1
2
3
stuurweg
4
5
Pas deze instellingen zo lang aan, totdat er echt een constant toerental over de hele stuuruitslag tussen hover- en stijgvlucht is bereikt. De instelling van de daalvlucht De instelling van de daalvlucht wordt op dezelfde manier afgesteld, door het model vanuit de voorwaartse vlucht en uit een grotere hoogte met volledig teruggenomen pitch te laten dalen en de pitchminimum-waarde (punt “L”) zó in te stellen, dat het model onder een hoek van 60 … 80 ° daalt. Breng in de grafiek van “pitch” de verticale lijn met de pitchknuppel naar punt “L” en verander die waarde in de gewenste mate.
uitgang
+100%
Deze afbeelding toont alleen veranderingen van de minimale pitchwaarde
hoverpunt
100% 1
2
3
stuurweg
4
5
Wanneer u dit vliegbeeld heeft bereikt, stelt u de waarde voor “gas min” – de waarde van punt “L” op de grafiek van het display “Gas curve” – dusdanig in, dat het toerental niet af- of toeneemt. De afstemming is daarmee afgesloten. Afsluitende belangrijke opmerkingen Controleer vóór het starten van de motor, dat de gaslimiter helemaal gesloten is en de carburateur alleen nog via de K1-trimhevel bediend kan worden. Bij het inschakelen van de zender wordt u optisch en akoestisch gewaarschuwd, wanneer
de carburateur nog te ver open staat. Bij een te ver geopende carburateur resp. te ver “geopende” regelaar bestaat anders het gevaar, dat de motor direct na het starten met een hoog toerental gaat lopen en de koppeling direct aangrijpt. Daarom moet u de … … rotorkop tijdens het starten altijd vasthouden. Mocht de motor desondanks toch een keer per ongeluk met een ver geopende carburateur gestart worden, dan geldt altijd: Het hoofd koel houden! Rotorkop in ieder geval vasthouden! Nooit loslaten, … … maar direct de gaslimiter terugnemen, ook met het risico, dat de aandrijving in het uiterste geval beschadigd wordt, want … … ú moet er voor zorgen, dat de helikopter nooit ongecontroleerd kan wegvliegen. De reparatiekosten van een koppeling of van de motor zijn verwaarloosbaar in vergelijking met de schade die een onbestuurbaar helikoptermodel met zijn rondslaande bladen kan veroorzaken. Let u er ook op, dat geen andere personen zich in de directe omgeving van de helikopter ophouden. Het omschakelen van de stationaire- naar de vliegpositie met een verhoogd toerental mag niet abrupt plaatsvinden. De rotor zou daardoor plotsklaps versnellen, wat leidt tot een voortijdige slijtage van koppeling en tandwielen. Ook kunnen de normaal gesproken draaibaar opgehangen rotorbladen deze abrupte acceleratie niet volgen, zodat ze ver uit hun normale positie zwenken en eventueel in de staartbuis kunnen inslaan. Na het starten van de motor moet u daarom het systeem met de gaslimiter l a n g z a a m op toeren brengen.
Functiemenu helikoptermodellen – gas curve
187
Gyro/Governor Instellingen voor gyro en toerenregelaar Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
Regel “Gyro verbergen” TRG.
NORMAAL
Starlet
Sv
000%
RX
4.2V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 2
000
000
000:00.0 000:00.0 aantippen
GYRO VERBERGEN
000%
GYRO OFFSET
000%
+
UIT
RES
GOVERNOR
GOVERNOR OFFSET 050%
–
N RMAAL
Starlet ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »GYRO/GOV«: TERUG
BASIS
FUNKTIE
FASE
DR/EXPO
PIT. CRV
GAS CRV
GAS-AR
TUIMELSCH
TS LIM ET
HELI-MIX
PROG.MIX
TRAINER
PIT>>HECK
TELEMET.
SYSTEEM
GYRO/GOV
aantippen GAS MIX
Vliegfasen-afhankelijke instelling voor gyro en governor/toerenregelaar Wanneer u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 170, vliegfasen heeft aangemaakt en van een passende naam heeft voorzien verschijnt deze naam in het display rechts bovenaan in groene letters, bv. «NORMAAL». Bedien dus eventueel de bijbehorende schakelaar om tussen de diverse vliegfasen om te schakelen.
188
Functiemenu helikoptermodellen – gyro/regelaar
Als eerste moet gezegd worden, dat deze functie bij de tegenwoordig in omloop zijnde Gyro-systemen normaal gesproken niet mag worden gebruikt. Let u in ieder geval op de bijgeleverde handleiding, omdat u anders riskeert dat uw heli onbestuurbaar wordt. Toch is dit menu aanwezig, om aan alle gewoonten en eisen recht te doen. Met deze optie kan het effect van de gyrosensor (“gyro”) afhankelijk van de bediening van de hekrotorstuurknuppel worden aangepast, wanneer een systeem wordt gebruikt, waarbij het effect van de gyro via een apart kanaal – bij de Graupner-radiobesturingssystemen kanaal 7 – vanaf de zender kan worden ingesteld. De gyro-reductie reduceert het effect van de gyro bij een toenemende uitslag van de hekrotorstuurknuppel lineair volgens de ingestelde waarde. Zonder deze functie, bij een ingestelde waarde van 0 %, is het gyro-effect onafhankelijk van de knuppeluitslag constant. Het effect van de gyro kan echter via een in de regel “Gyro” in het menu »KAN. SET«, bladzijde 94, toegewezen stuurelement, bv. één van de proportionele draaiknoppen SL1 of SL2 – eventueel afhankelijk van de vliegfase – eventueel ook nog traploos tussen minimaal en maximaal worden gevarieerd: het effect is maximaal bij een volledige uitslag van het proportionele stuurelement en minimaal bij een uitslag naar de andere kant van dit stuurelement. Softwarematig is het natuurlijk mogelijk, om het effect-
bereik via de instellingen van dit stuurelement naar beide kanten te beperken. Afhankelijk van de positie van het stuurelement bedraagt het gyro-effect bij een volledige uitslag van de hekrotorstuurknuppel: “momentele positie van het stuurelement min de waarde van de gyro-reductie”. Bevindt het stuurelement zich in de neutrale positie, dan reduceert het gyro-effect zich bij een gyro-reductie van 100 % bij een toenemende hekrotoruitslag tot nul en voor waarden tussen 100 % en de maximale waarde van 199 % kan een volledige gyro-reductie – afhankelijk van de positie van het stuurelement – al vóór de volledige uitslag van de hekrotor worden bereikt, zie afbeelding verderop. Bij de Graupner/JR-gyro NEJ-120BB, Best.-Nr. 3277 wordt zowel de onderste als ook de bovenste waarde via een draairegelaar ingesteld: regelaar 1 stelt het minimale gyro-effect bij de onderste positie van het stuurelement in, regelaar 2 het maximale effect in de bovenste eindpositie van het stuurelement; de omschakeling tussen de beide waarden vindt ongeveer in het midden van de uitslag van het stuurelement plaats. De gyrosystemen PIEZO 900, PIEZO 2000 en PIEZO 3000 hebben daarentegen een proportionele, traploze instelling van het autopiloot-effect; zie de voorbeelddiagrammen verder hieronder. De vliegfasenspecifieke – statische – instelbaarheid van het gyro-effect biedt u de mogelijkheid om bijvoorbeeld normale, langzame vluchten met een maximale stabilisatie te vliegen, en bij snelle rondvluchten en kunstvlucht het gyro-effect te verkleinen. Voorbeelden van verschillende gyro-instellingen en aanwijzingen bij het instellen • Lineaire gyro-reductie: 0 tot 199 %. In de middenpositie van de hekrotorstuurknuppel beschikt u over de via het gekozen stuurelement ingestelde gyro-effect. Deze kan via één van de proportionele draaiknoppen of schuiven traploos van nul
stuurweg stuurelement “Gyro 7”
voorbeeld: +50%
gyro-effect
d.w.z. bij 0 % gyro-reductie blijft het effect bij een bedienen van de hekrotor-stuurknuppel constant, bij 50 % wordt deze waarde verkleind tot de helft, wanneer het gekozen stuurelement, zoals hier getoond, tot +50 % van de stuuruitslag wordt verschoven en pas bij >150 % is deze waarde bij deze positie van de schuif al vóór een volledige uitslag van de hekrotor gereduceerd tot nul.
midden rechts links stuurknuppeluitslag hekrotor
• Lineaire gyro-reductie bij een verkleinde uitslag van het stuurelement, bv. –50 % tot +80 % uitslag van het stuurelement. Het effect van de gyro kan traploos binnen deze grenzen van het stuurelement worden gevarieerd. Ook hier zijn ter verduidelijking effecten van de autopiloot in afhankelijkheid van de hekrotoruitslag voor verschillende parameterwaarden van de gyro-reductie getekend.
binatie met de gyro-reductie en/of de beide instellingen aan de autopiloot NEJ-120BB aangepast worden. stuurweg stuurelement “Gyro 7”
voorbeeld: +80%
gyro-effect
(“min”) tot aan het maximum (“max”) worden ingesteld, in zoverre de uitslag van het stuurelement niet verkleind is. Het daadwerkelijke effect van de auto piloot kan men bij een volledige hekrotoruitslag als volgt berekenen: “momentele positie van het stuurelement min de waarde voor de gyro-reductie”,
midden rechts links stuurknuppeluitslag hekrotor
Instelling van de Gyrosensor Om een maximaal mogelijke stabilisatie van de helikopter om de hoogte-as door de autopiloot te bereiken, moet u op de volgende zaken letten: • De aansturing moet licht lopen en zo weinig mogelijk speling hebben. • De stuurstang mag niet doorveren. • Een sterke en vooral snelle servo toepassen. Hoe sneller als reactie van de gyrosensor op een draaien van het model een bijbehorende correctie van de hekrotor tot stand komt, des te verder kan de instelregelaar voor het gyro-effect worden opengedraaid, zonder dat de staart van het model gaat “kwispelen” en des te beter is ook de stabiliteit om de hoogte-as. Anders bestaat het gevaar, dat de staart al bij een gering ingestelde gevoeligheid van de gyro begint te schommelen, wat dan weer door een verdere reductie van het gyro-effect via het bijbehorende stuurelement moet worden tegengegaan. Ook een hoge voorwaartse snelheid van het model resp. hoveren bij een sterke tegenwind kan er toe leiden dat het stabiliserende effect van het kielvlak samen met de gyro tot een overreactie leidt, dat weer zichtbaar wordt door een schommelen van de staart. Om in iedere situatie een optimale stabilisatie door de gyro te bereiken, kan het effect van deze autopiloot vanuit de zender via een aan ingang “7” toegewezen stuurelement in com-
Verdere aanwijzingen bij autopiloten met een meervoudig in te stellen effect (bv. NEJ-120BB) Omdat u het gyro-effect niet via een stuurelement van de zender proportioneel kunt instellen, moet u met de regelaar 1op de gyro het (geringere) effect instellen (bv. voor kunstvlucht), en met regelaar 2 het grotere gyro-effect (bv. voor het hoveren). Ook wanneer dan voor de stuurfunctie 7 van de zender een proportioneel stuurelement werd toegewezen, vindt er slechts een omschakelen tussen deze twee waarden plaats en geen proportionele instelling. Draai daarom de regelaar 2 zo ver open, dat het model bij windstilte tijdens het hoveren nog net niet gaat schommelen, en op dezelfde manier wordt de regelaar 1 zo ver open gedraaid, dat het model ook bij de maximale snelheid en extreme tegenwind niet met de staart pendelt. U kunt – afhankelijk van het weer en het vliegprogramma – het gyro-effect vanuit de zender omschakelen, eventueel met de gyro-reductie ook afhankelijk van de hekrotor-stuuruitslag.
Functiemenu helikoptermodellen – gyro/regelaar
189
Regel “Gyro Offset”
Regel “GOVERNOR”
LET OP: Een in deze optie en een in de regel “K7” van het display “ST K5-9” resp. “K5-12” van het menu »DR/EXPO«, bladzijde 175, eventueel ingestelde Offset-waarde worden bij elkaar opgeteld! Let er daarom vanwege de overzichtelijkheid op, dat u alleen in één van de beide opties een Offset-waarde invoert resp. wijzigt. De meeste actuele gyrosystemen hebben niet alleen een traploze proportionele regeling van de gyro-gevoeligheid ( “Gain”), maar ook de keuze tussen twee verschillende werkwijzen vanuit de zender. Wanneer de door u gebruikte gyro ook minstens één van deze opties bezit, heeft u via deze alternatieve offset-instelling de mogelijkheid om zowel tussen “normale” gain als eventueel ook “Heading-Lock” te kiezen en ook binnen deze keuze normale, langzame vluchten met een maximale stabiliteit te vliegen óf bij snelle kunstvlucht het effect van de gyro te reduceren. Gebruik hiervoor de omschakeling tussen de vliegfasen om de verschillende waarden in de regel “GYRO OFFSET” in te kunnen voeren. Waarden tussen -125 % en +125 % zijn mogelijk. TRG.
GYRO VERBERGEN
GYRO OFFSET GOVERNOR
NORMAAL
Starlet
Sv
NORMAAL
Starlet
000% UIT
+ RES –
Gebaseerd op deze vliegfasen-specifiek vastgelegde (Offset-) instellingen kan het gyro-effect met een in de regel “Gyro” in het menu »KAN. SET«, bladzijde 94, toegewezen stuurelement ook nog eens traploos worden gevarieerd. Functiemenu helikoptermodellen – gyro/regelaar
Sv
000%
GYRO VERBERGEN
GYRO OFFSET
GYRO VERBERGEN
000%
GYRO OFFSET
000%
+
UIT
RES
GOVERNOR
NORMAAL
Starlet
Sv 000%
+
A N
RES
aantippen
GOVERNOR
–
GOVERNOR OFFSET 050%
–
GOVERNOR OFFSET 050%
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw: Zoals in de afbeelding hierboven te zien is staat deze optie standaard UIT , wat betekent dat het stuurkanaal onbeperkt “normaal” te gebruiken is. Zou u echter een toerenregelaar voor het automatisch constant houden van het toerental aan uitgang 8 hebben aangesloten of willen aansluiten, dan tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het waardenveld van deze regel en zet u deze daardoor op AAN … TRG.
Starlet
NORMAAL
Sv
GYRO VERBERGEN
000%
GYRO OFFSET
000%
+
AAN
RES
GOVERNOR
GOVERNOR OFFSET 050%
–
TRG.
NORMAAL
Starlet
Sv
GYRO VERBERGEN
000%
GYRO OFFSET
000%
+
GOVERNOR
AAN
RES –
GOVERNOR OFFSET 050%
De actuele waarde in het nu blauwe en dus actieve veld verandert u door de toetsen + of – aan de rechter rand van het display het gewenste aantal malen aan te tippen, bijvoorbeeld: TRG.
Starlet
NORMAAL
Sv
GYRO VERBERGEN
000%
… en omgekeerd.
GYRO OFFSET
000%
+
Regel “GOVERNOR OFFSET”
GOVERNOR
AAN
RES
Nadat u door het omzetten op AAN in de regel hierboven de optie “GOVERNOR” heeft geactiveerd, kunt u nu in deze regel door wijzigen van de %-waarde het toerental bepalen, dat uw regelaar moet vasthouden. Het instelbereik bedraagt 0 tot 100 %. Tip hiervoor het waardenveld van deze regel met een vinger of de meegeleverde stift aan:
GOVERNOR OFFSET 067%
000%
GOVERNOR OFFSET 050%
190
TRG.
TRG.
–
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief waardenveld weer terug naar de standaardwaarde. Na het afsluiten van uw instellingen keert u door middel van het aantippen van de toets TRG. links boven op het display weer terug naar het keuzemenu:
TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR/EXPO
PIT. CRV
GAS CRV
GYRO/GOV
GAS-AR
TUIMELSCH
TS LIMIET
HELI-MIX
GAS MIX
PROG.MIX
TRAINER
PIT>>HECK
TELEMET.
Functiemenu helikoptermodellen – gyro/regelaar
191
Gas AR Gaspositie AR Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.2V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 2
000
000
000:00.0 000:00.0 aantippen
N RMAAL
Starlet ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »GAS AR«: BASIS
TERUG
FUNKTIE
motor moet starten. Stelt u bij de training de waarde in dit display dusdanig in, dat in de autorotatie de motor nog veilig stationair blijft lopen zonder dat de koppeling aangrijpt resp. een elektro-aandrijving veilig “uit” is. Aanwijzing: Met de optie “Motor-stop” van het basismenu heeft u eventueel een alternatieve “NoodUIT”-functie. • Regel ACT Voor het in- resp. uitschakelen van deze optie tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het waardenveld in de regel “ACT”, bijvoorbeeld: TRG.
DR/EXPO
PIT. CRV
GAS CRV
GYRO/GOV
GAS-AR
TUIMELSCH
TS LIM ET
HELI-MIX
GAS MIX
TRAINER
PIT>>HECK
TELEMET.
Gaspositie AR TRG.
Sv
Starlet
ACT St/S
SET
BLK
+
AAN
RES
–100%
–
Op wedstrijden wordt verwacht dat een verbrandingsmotor helemaal uit is. In de trainingsfase zou dit echter zeker niet handig zijn, omdat u dan telkens opnieuw de 192
Functiemenu helikoptermodellen – gas AR
ACT
AAN
+
St/S
AAN
RES
–100%
–
SET
• Regel St/S In deze regel wijst u, zoals beschreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40, DEZELFDE SCHAKELAAR toe, waarmee u naar de autorotatie-vliegfase omschakelt, bv.: TRG.
Sv
Starlet
ACT
AAN
+
St/S
SW 3
RES
SET
–100%
–
Sv
Starlet
ACT
AAN
+
St/S
SW 3
RES
SET
–100%
–
Sv
Starlet
PROG.MIX
TRG.
SYSTEEM
FASE
aantippen
• Regel SET De groene pijl links van de balkgrafiek geeft de actuele positie van de gasservo weer, de rode pijl rechts daarvan de actueel ingestelde gaspositie AR. Voor het wijzigen van de actuele gaspositie brengt u bij voorkeur de groene pijl met de gas-/pitchstuur knuppel en eventueel de gastrimming naar die positie, die de gasservo in het geval van een autorotatie moet innemen, bijvoorbeeld:
Tip daarna met een vinger of de meegeleverde stift op het waardenveld van de regel “SET”: TRG.
Sv
Starlet
ACT aantippen AAN St/S S 3
SET
–100%
+ RES –
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG.
Sv
Starlet
ACT
AAN
+
St/S
SW 3
RES
SET
–100%
–
In het blauwe en dus actieve waardenveld plaatst u nu door aantippen van de toetsen + of – aan de rechter kant van het display de rode pijl tegenover de groene pijl, bijvoorbeeld: TRG.
Sv
Starlet
ACT
AAN
+
St/S
SW 3
RES
SET
–111%
–
Aantippen van de toets RES zet een gewijzigde waarde in een blauw en dus actief waardenveld weer terug naar de standaardwaarde. Na het afsluiten van uw instellingen verlaat u dit menu weer in de richting van de “menukeuze” door het aantippen van de toets TRG. links boven op het display.
Functiemenu helikoptermodellen – gas AR
193
Tuimelschijf Pitch-, roll- en nick-mixer Aanwijzing: Dit menu is bij de keuze van “1” (tuimelschijf-) servo in de basisinstellingen van het menu »Modelkeuze« resp. »Modeltype« niet zichtbaar. Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.2V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 2
000
000
000:00.0
tuimelschijfservo’s voor pitch, rol en nick softwarematig apart van elkaar – dus zonder mixers – worden bediend. In dit geval kunt u in de multifunctielijst niet beschikken over dit menu. Bij alle andere aansturingen met 2 … 4 pitchservo’s zijn de mixpercentages en –richtingen standaard, zoals in het onderstaande display afgebeeld, al van te voren ingesteld op elk +61 % … TRG.
ROLL
+061%
+061% +
000:00.0
RES
aantippen
N RMAAL
– NICK
ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »TUIMELSCH«: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
… en kunnen naar behoefte tussen -100 % en +100 % gevarieerd worden. Tip daarvoor – zoals u ondertussen wel gewend bent – met een vinger of de meegeleverde stift op het waardenveld van de te wijzigen mixer, bv.: TRG.
FASE
DR/EXPO
PIT. CRV
GAS CRV
GAS-AR
TUIMELSCH
TS LIM ET
HELI-MIX
PROG.MIX
aantippen
PIT>>HECK
TELEMET.
GYRO/GOV
+061%
Sv
Starlet
PITCH
ROLL
+061%
+061% +
GAS MIX
Sv
Starlet ROLL
+061%
+067% + RES – NICK
Sv
Starlet
PITCH
Starlet
TRG. PITCH
+061%
Aantippen van de toets RES zet een gewijzigde waarde in een blauw en dus actief waardenveld weer terug naar de standaardwaarde. Zou de tuimelschijf-aansturing (“pitch”, “rollen” en “nicken”) niet op de juiste manier de stuurknuppels volgen, dan verandert u als eerste de mixrichtingen (+ resp. –) voordat u probeert, de servo-draairichtingen aan te passen. Aanwijzing: Let er op, dat bij een verandering van de mixwaarden de servo’s niet mechanisch vastlopen. Na het afsluiten van uw instellingen verlaat u dit menu weer in de richting van de “menukeuze” door het aantippen van de toets TRG. links boven op het display. TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
RES
In de basis-instellingen heeft u in het display “Tuimelschijf” vastgelegd, hoeveel servo’s er voor de pitchsturing in uw helikopter zijn ingebouwd. Hierdoor worden automatisch de functies voor rol, nick en pitch op de juiste manier met elkaar gekoppeld, zodat u zelf geen verdere mixers hoeft te definiëren. Bij helikoptermodellen, die met maar één aparte pitchservo worden aangestuurd, is dit menupunt »TUIMELSCH« daarentegen overbodig, omdat de in totaal drie 194
Functiemenu helikoptermodellen – tuimelschijf
– NICK
FASE
DR/EXPO
PIT. CRV
GAS CRV
GYRO/GOV
GAS-AR
TUIMELSCH
TS LIMIET
HELI-MIX
GAS MIX
PROG.MIX
TRAINER
PIT>>HECK
TELEMET.
+061%
In het blauwe en dus actieve waardenveld verandert u nu de actuele waarde naar behoefte, door de aan de rechter rand van het display geplaatste + of – toets aan te tippen, bijvoorbeeld:
TS Limiter Instelbare begrenzing en –verdraaiing van de uitslag Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.2V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 2
000
000
… van een stuurknuppel nu over een cirkelvormig gebied begrenst – in zoverre de limiter in de regel “ACT” AAN -gezet is: TRG.
000:00.0
ACT
AAN
SET
100%
+
ROLL
–071%
RES
NICK
+071%
–
000:00.0 aantippen
N RMAAL
Starlet
TS-DRAAIING
ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »TS LIMIET«: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR/EXPO
PIT. CRV
GAS CRV
GYRO/GOV
GAS-AR
TUIMELSCH
TS LIMIET
HELI-MIX
GAS MIX
PROG.MIX
TRAINER
aantippen
TELEMET.
TS Limiter Deze functie heeft de functie van een mechanische afdekking, die het normaal gesproken vierkante uitslag-bereik … TRG.
Sv
Starlet ACT
BLK
SET
100%
+
ROLL
000%
RES
NICK
000%
–
TS-DRAAIING
00°
Sv
Starlet
00°
Wordt de helikopter namelijk zo ingesteld, dat de uitslagen van rol resp. nick het mechanisch mogelijke maximum bereiken, zoals bv. bij het sturen van 3D-heli’s, dan bereikt bij een gelijktijdige volle uitslag van rol en nick (knuppels in één van de “hoeken”) de tuimelschijf een veel grotere uitslag dan normaal (rekenkundig 141 %). Het mechaniek van de tuimelschijf kan uitslijten en in extreme gevallen kunnen bv. zelfs de kogelkoppen losspringen: TRG.
Sv
Starlet
ingesteld. De instelling vindt plaats in de regel “SET” met de aan de rechter rand van het display geplaatste toetsen + of – . Verder kan de functie door de keuze van BLK in de regel “ACT” compleet gedeactiveerd worden. Aantippen van de toets RES zet een gewijzigde waarde in een blauw en dus actief waardenveld weer terug naar de standaardwaarde. TS-draaiing Bij enkele aansturingen van de rotorkop is het nodig, om de tuimelschijf bij de cyclische stuurbeweging in een andere richting te bewegen dan de bedoelde kanteling van de rotor-oppervlakte. Bijvoorbeeld bij het gebruik van een vierbladsrotor kan het nodig zijn om de aansturing in dit menupunt softwarematig met 45 ° naar rechts resp. naar links te draaien, zodat de stuurstangen van de tuimelschijf naar de rotorkop precies verticaal kunnen staan en daardoor een correcte bladaansturing zonder ongewenste differentiatie-effecten kan worden bereikt. Een mechanische verandering van de stuurstangen is daarmee overbodig geworden. Negatieve hoeken betekenen een virtuele verdraaiing naar links, positieve hoeken een virtuele verdraaiing naar rechts van de rotorkop, bv.:
ACT
AAN
SET
200%
+
ROLL
–100%
RES
ACT
AAN
NICK
+100%
–
SET
140%
+
ROLL
–099%
RES
NICK
+099%
–
TS-DRAAIING
TRG.
00°
In de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT maakt daarom de hier te behandelen softwarefunctie een naar behoefte tussen “rond” en “vierkant” in te stellen begrenzing van de tuimelschijf-uitslag mogelijk. Dit wil zeggen, dat de begrenzing van de uitslag van de tuimelschijf, dus de hoek waarin deze wordt gezet, tussen 100 % – de uitslag is dan cirkelvormig begrensd tot de waarde die alleen met roll resp. nick kan worden bereikt – en 200 % – geen begrenzing aanwezig – kan worden
Sv
Starlet
TS-DRAAIING
+45°
Na het afsluiten van uw instellingen verlaat u dit menu weer in de richting van de “menukeuze” door het aantippen van de toets TRG. links boven op het display.
Functiemenu helikoptermodellen – TS limiter
195
Heli mixer Vliegfasen-afhankelijke instelling van pitch, roll en nick Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.2V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 2
000
000
000:00.0 000:00.0 aantippen
te schakelen. TRG.
TRG. NORMAAL
Starlet
Sv
MIX TYPE
ACT
SET
St/S
A
BLK
>>
AAN
000%
NICK >> ROLL
BLK
>>
AAN
PITCH >> ROLL
BLK
>>
AAN
PITCH >> NICK
BLK
>>
AAN
000
000
TERUG
FASE
BASIS
DR/EXPO
FUNKTIE
PIT. CRV
GAS-AR
TUIMELSCH
TS LIM ET
PROG.MIX
TRAINER
PIT>>HECK
SYSTEEM
GAS CRV
HELI-MIX
GYRO/GOV
GAS MIX
aantippen
In het hieronder te bespreken menu »HELI-MIX« worden de vliegfasen-afhankelijke mixers “roll >> nick”, “nick >> roll”, “pitch >> roll” en “pitch >> nick” beschreven. Deze mixers zijn met name bedoeld om asymmetrische reacties van de helikopter op stuurcommando’s te compenseren en voor het afstemmen van helikopters met meerblads-rotoren. • Vliegfasen-afhankelijke instellingen Wanneer u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 170, vliegfasen heeft aangemaakt en van een passende naam heeft voorzien verschijnt deze naam in het display rechts bovenaan in groene letters, bv. «NORMAAL». Bedien dus eventueel de bijbehorende schakelaar om tussen de diverse vliegfasen om 196
Functiemenu helikoptermodellen – heli mixer
• Kolom SET (instellen) Aantippen van één van deze vier toetsen >> in deze kolom met een vinger of de meegeleverde stift opent de instelpagina van de geselecteerde mixer, bv.: NORMAAL
Starlet
MIX TYPE
ACT
SET
St/S
Sv
Sv
B 000%
+ RES
000%
000%
• Kolom ACT (actief) In het waardenveld van deze kolom bepaalt u, of de of de functie in de desbetreffende regel geblokkeerd BLK of AAN wilt zetten. Zodra u dit waardenveld op AAN zet, kunt u het effect van het bijbehorende bedieningselement op de geselecteerde mixer fasen-specifiek met een in het optieveld “St/S” – zie verder hieronder in dit onderdeel – eventueel toegewezen schakelaar individueel uit- en inschakelen.
TRG.
MIX% EXP
N RMAAL
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »HELI-MIX«:
NORMAAL
ROLL >> NICK
ROLL >> NICK
Starlet ACCUTIJD 00: 01: 23
Starlet
–
Uitgaande van de hier afgebeelde standaard instelling past u de actuele instelwaarden aan uw behoeften aan, door het te wijzigen waardenveld met een vinger of de meegeleverde stift aan te tippen, bijvoorbeeld: TRG.
Starlet
NORMAAL
Sv
ROLL >> NICK A
MIX%
B 000%
000%
RES
EXP aantippen
+
000%
–
De kleur van het waardenveld wisselt van rood naar blauw: TRG.
Starlet
NORMAAL
Sv
ROLL >> NICK
ROLL >> NICK
BLK
>>
AAN
A
NICK >> ROLL
BLK
>
AAN
000%
PITCH >> ROLL
BLK
aantippen
AAN
PITCH >> NICK
BLK
>>
AAN
MIX%
B 000%
000%
+ RES
EXP 000%
–
Daarna kunt u de actuele waarde in het nu blauwe en dus actieve waardenveld door aantippen van de aan de rechter rand van het display geplaatste toetsen + of – wijzigen, bijvoorbeeld:
TRG.
Starlet
NORMAAL
Sv
ROLL >> NICK
ROLL A
MIX%
+
000%
Starlet
NORMAAL
Sv
ROLL >> NICK A
MIX%
B –021%
EXP 000%
000%
MIX%
+050%
Starlet
NORMAAL
MIX TYPE
ACT
SET
St/S
ROLL >> NICK
AAN
>>
AAN
RES
NICK >> ROLL
BLK
>>
AAN
–
PITCH >> ROLL
BLK
>>
AAN
PITCH >> NICK
BLK
>>
AAN
TRG.
NORMAAL
Starlet
MIX TYPE
ACT
SET
St/S
SW 5
ROLL >> NICK
AAN
>>
+
NICK >> ROLL
BLK
>>
AAN
RES
PITCH >> ROLL
BLK
>>
AAN
–
PITCH >> NICK
BLK
>>
AAN
Belangrijke aanwijzing: De hier getoonde mixwaarden dienen uitsluitend als demonstratie en stellen in geen geval echte waarden voor.
+
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief waardenveld weer terug naar de standaardwaarde. Eventueel benodigde instellingen in de beide onderste EXPO-waardenvelden voert u in op de manier, zoals die beschreven werd in het onderdeel “DR/ EXPO”, vanaf bladzijde 173. Na het afsluiten van uw instellingen verlaat u dit menu weer in de richting van de “Heli-mix”-keuze door het aantippen van de toets TRG. links boven in het display:
Sv
B –021%
+050%
TRG. –012%
A
EXP
–
Met de waarde aan de tegenoverliggende kant van de stuurweg gaat u op dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld:
NORMAAL
–012%
RES
EXP 000%
Starlet
NICK
aantippen
B 000%
–012%
TRG.
TRG.
Sv
Na het afsluiten van uw instellingen verlaat u dit menu weer in de richting van de “menukeuze” door het aantippen van de toets TRG. links boven op het display. TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
Sv FASE
DR/EXPO
PIT. CRV
GAS CRV
GYRO/GOV
GAS-AR
TUIMELSCH
TS LIM ET
HELI-MIX
GAS MIX
PROG MIX
TRAINER
PIT>>HECK
TELEMET.
Hier kiest u eventueel een andere mixer uit en stelt u deze in, zoals hierboven werd beschreven. (stuurelement/schakelaar) • Kolom “St/S” In deze kolom wijst u, zoals beschreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40, aan de desbetreffende mixer eventueel nog een schakelaar toe, waarmee u deze individueel uit- en inschakelen kunt, bv.:
Functiemenu helikoptermodellen – heli mixer
197
Gas mixer Vliegfasen-afhankelijke instelling voor het meenemen van het gas door pitch, roll en nick Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.2V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 2
000
000
000:00.0 000:00.0 aantippen
N RMAAL
Starlet ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »GAS MIX«: TERUG
FASE
BASIS
DR/EXPO
FUNKTIE
PIT. CRV
GAS CRV
GAS-AR
TUIMELSCH
TS LIM ET
HELI-MIX
PROG MIX
TRAINER
PIT>>HECK
TELEMET.
SYSTEEM
GYRO/GOV
• Vliegfasen-afhankelijke instellingen Wanneer u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 170, vliegfasen heeft aangemaakt en van een passende naam heeft voorzien verschijnt deze naam in het display rechts bovenaan in groene letters, bv. «NORMAAL». Bedien dus eventueel de bijbehorende schakelaar om tussen de diverse vliegfasen om te schakelen. TRG.
Starlet
NORMAAL
MIX TYPE
ACT
SET
St/S
ROLL >> GAS
BLK
>>
AAN
NICK >> GAS
BLK
>>
AAN
HECK >> GAS
BLK
>>
AAN
aantippen
Functiemenu helikoptermodellen – gas mixer
TRG.
NORMAAL
Starlet
MIX TYPE
ACT
SET
St/S
ROLL >> GAS
AAN
>>
AAN
NICK >> GAS
BLK
HECK >> GAS
BLK
aantippen
AAN
TRG.
• Kolom “ACT” (actief) In de waardenvelden van deze kolom bepaalt u, of de functie in de desbetreffende regel geblokkeerd ( BLK ) of AAN is. Zodra u dit waardenveld op AAN zet, kunt u het effect van het bijbehorende bedieningselement op de geselecteerde mixer fasen-specifiek met een in het optieveld “St/S” – zie verder hieronder in dit onderdeel – eventueel toegewezen schakelaar individueel uit- en inschakelen. • Kolom “SET” (instellen) Aantippen van één van deze vier toetsen in deze kolom met een vinger of de meegeleverde stift opent de instelpagina van de geselecteerde mixer, bv.:
Sv
AAN
Starlet
>>
NORMAAL
Sv
ROLL >> GAS A
MIX%
B 000%
000%
+ RES
Sv
GAS MIX
Niet alleen tijdens het vergroten van de pitch moet er gas bij gegeven worden, maar ook tijdens grote cyclische stuurbewegingen, d.w.z. bij het kantelen van de tuimelschijf in een willekeurige richting. Ook een vergroten van de stuwkracht van de hekrotor vereist een aanpassing van het motorvermogen, om het toerental van het systeem constant te houden. In de programma’s van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT kan het meenemen van het gas voor de roll-, nick- en hekrotor-sturing apart worden aangepast. Zou u een toerenregelaar voor het automatisch constant houden van het rotortoerental gebruiken, dan neemt deze de aanpassing van het motorvermogen over. In andere gevallen moet bij deze drie mixers een passende waarde voor het meenemen van het gas worden 198
ingesteld. Deze instellingen zijn met name nuttig bij kunstvlucht, bv. bij het vliegen van rollen, waar bij gemiddelde waarden van de collectieve pitch, waarbij de carburateur maar ongeveer half geopend is, er cyclische stuuruitslagen worden gegeven die juist een hoger motorvermogen vereisen.
–
Uitgaande van de hier afgebeelde standaard instelling past u de actuele instelwaarden aan uw behoeften aan, door het te wijzigen waardenveld met een vinger of de meegeleverde stift aan te tippen, bijvoorbeeld: TRG.
Starlet
NORMAAL
Sv
ROLL >> GAS A 000%
MIX%
B 000%
+ RES
aantippen
–
De kleur van het waardenveld wisselt van rood naar blauw:
TRG.
Starlet
NORMAAL
Sv
ROLL >> GAS A
MIX%
B 000%
000%
+ RES
menu weer in de richting van de “Gas mixer”-keuze door het aantippen van de toets TRG. links boven in het display: TRG. ROLL
Starlet
NORMAAL
Sv
GAS
aantippen
–
A
MIX%
B –021%
–012%
TRG.
NORMAAL
Starlet
MIX TYPE
ACT
SET
St/S
ROLL >> GAS
AAN
>>
SW 7
NICK >> GAS
BLK
>>
AAN
HECK >> GAS
BLK
>>
AAN
Sv
+ RES
Daarna kunt u de actuele waarde in het nu blauwe en dus actieve waardenveld door aantippen van de aan de rechter rand van het display geplaatste toetsen + of – wijzigen, bijvoorbeeld: TRG.
Starlet
NORMAAL
Sv
ROLL >> GAS A
MIX%
B 000%
–012%
+ RES –
Met de waarde aan de tegenoverliggende kant van de stuurweg gaat u op dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld: TRG.
Starlet
NORMAAL
Sv
ROLL >> GAS A –012%
MIX%
B –021%
+ RES –
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief waardenveld weer terug naar de standaardwaarde, Na het afsluiten van uw instellingen verlaat u dit
–
Belangrijke aanwijzing:
TERUG
De hier getoonde mixwaarden dienen uitsluitend als demonstratie en stellen in geen geval echte waarden voor. TRG.
Starlet
Na het afsluiten van uw instellingen verlaat u dit menu weer in de richting van de “menukeuze” door het aantippen van de toets TRG. links boven op het display.
NORMAAL
MIX TYPE
ACT
SET
St/S
ROLL >> GAS
AAN
>>
AAN
NICK >> GAS
BLK
>>
AAN
HECK >> GAS
BLK
>>
AAN
Sv
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
FASE
DR/EXPO
PIT. CRV
GAS CRV
GYRO/GOV
GAS-AR
TUIMELSCH
TS LIM ET
HELI-MIX
GAS MIX
PROG MIX
TRAINER
PIT>>HECK
TELEMET.
Hier kiest u eventueel een andere mixer uit en stelt u deze in, zoals hierboven werd beschreven. • Kolom “St/S” (stuurelement/schakelaar) In deze kolom wijst u, zoals beschreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40, aan de desbetreffende mixer eventueel nog een schakelaar toe, waarmee u deze individueel uit- en inschakelen kunt, bv.:
Functiemenu helikoptermodellen – gas mixer
199
Pitch >> hek
Instelling autorotatie
Vliegfasen-afhankelijke statische draaimoment-compensatie Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.2V
TX RX 00.0V 000
000:00.0
000
mz
0:01:23 M 2
000
000:00.0 aantippen
000
N RMAAL
Starlet ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe” functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »PIT >> HECK«: TERUG
FASE
BASIS
DR/EXPO
FUNKTIE
PIT. CRV
SYSTEEM
GAS CRV
GYRO/GOV
GAS MIX
aantippen GAS-AR
TUIMELSCH
TS M ET
HELI-MIX
PROG.MIX
TRAINER
PIT>>HECK
TELEMET.
Standaard is een curve voor de compensatie van het draaimoment met een lineair mixpercentage van overal 0 % ingesteld, zoals die nodig is voor een gyrosensor in de “Heading-Lock-modus”: TRG.
CURVE
UIT
IN
000%
UIT
000%
PUNT ST. UIT
200
NORMAAL
Starlet
Sv
+
L
000%
–
X-AS
Y-AS
ENT
Functiemenu helikoptermodellen – pitch >> hek
LET OP: Let in dit verband in ieder geval op de handleiding bij uw gyro, omdat anders het risico bestaat dat uw heli eventueel onbestuurbaar wordt. Gebruikt u uw gyro daarentegen in de “normale” modus, of heeft deze alleen maar de zogenaamde “normale modus”, dan moet u de mixer als volgt instellen: Op dezelfde manier als de instelling van de pitchcurve, zie vanaf bladzijde 177, kan ook de stuurcurve van de hekrotor door maximaal 7 punten worden gedefinieerd. U kunt daarom de mixer bij behoefte op elk moment wijzigen en boven en onder het hoverpunt zowel symmetrische als asymmetrische mixerpercentages invoeren. Uitgaand van -30 % bij punt “L” en +30 % bij punt “H” moet de instelling van de mixer zó plaatsvinden, dat de helikopter bij langere verticale stijg- en daalvluchten niet door het ten opzichte van het hoveren veranderde draaimoment van de hoofdrotor wegdraait om de verticale as. Bij het hoveren moet de trimming alleen plaatsvinden via de – digitale – hekrotor-trimhevel: TRG.
NORMAAL
Starlet CURVE
UIT
IN
+100%
UIT
+030%
PUNT ST. AAN
H X-AS
Sv
+
+030%
–
Y-AS
ENT
Voorwaarde voor een veilige instelling van de draaimoment-compensatie is dat de pitch- en gascurven correct werden ingesteld, dus het toerental van de rotor over het hele verstelbereik van de pitch constant blijft.
Bij een normale vlucht is de hekrotor zo ingesteld, dat hij bij het hoveren het draaimoment van de motor compenseert. Hij veroorzaakt dus in de basisinstelling al een bepaalde stuwkracht. Deze stuwkracht wordt dan door de hekrotorsturing en door verschillende mixers voor allerlei soorten van koppelcompensatie gevarieerd en afhankelijk van de weersomstandigheden, het toerental en andere invloeden met de hekrotortrimming bijgesteld. In de autorotatie wordt de hoofdrotor echter niet meer door de motor aangedreven, maar werkt als een windmolen. Daardoor ontstaan er ook geen draaimomenten meer, die door de hekrotor gecompenseerd moeten worden. Daarom worden alle bijbehorende mixers automatisch uitgeschakeld. Omdat in de autorotatie niet langer de eerder genoemde stuwkracht nodig is, moet de basisinstelling van de hekrotor anders zijn: Schakelt u de motor uit en zet u de helikopter horizontaal neer. Bij ingeschakelde zender en ontvanger klapt u nu, na keuze van de vliegfase “Autorotatie”, de hekrotorbladen naar beneden en verandert u nu de instelwaarde van deze mixer zolang, tot de instelhoek van de hekrotorbladen nul graden is. De hekrotorbladen staan nu van achteren gezien parallel. Afhankelijk van de wrijving en weerstand van de overbrenging kan het voorkomen, dat de romp nog draait. Dit relatief kleine draaimoment moet dan ook via de instelhoek van de hekrotorbladen gecompenseerd worden. In ieder geval ligt deze waarde tussen nul graden en een instelhoek tegen de richting van de instelhoek bij het normale vliegen in.
Functiemenu helikoptermodellen
Systeemmenu
Voor uw aantekeningen
201
Stick mode Stuurtoewijzing
hoogte
ACCUTIJD 00: 01: 23 000
rolroer richting
rolroer
HOOGTE
hoogte
000
hek
pitch
nick
pitch
hek
hek
pitch
HOOGTE
nick roll
hek
nick
Systeemmenu – stick mode
GAS / PITCH
Door aantippen van de toets TRG. links boven op het display keert u weer terug naar het systeemmenu: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
ST-MODE
WAARSCHUWING
ETC.SET
DISPLAY
ST KALIB.
MP3
nick
… aan de beide stuurknuppels toe te wijzen. Welke van deze mogelijkheden wordt gebruikt hangt van de individuele gewoonte van de modelpiloot af. Standaard is “Mode 1” ingesteld. Deze instelling is echter onafhankelijk van het modelgeheugen en dus geldig voor alle modelgeheugens:
202
RICH
ROLL
MODE 4 (gas links) pitch
pitch roll
In principe zijn er vier verschillende mogelijkheden, om de vier stuurfuncties rol-, hoogte- en richtingroer plus gas resp. remkleppen bij een vliegtuigmodel …
roll
nick
3
VOORAAN
nick
pitch
MODE 3 (gas rechts)
MP3
roll
DISPLAY
hek
ETC.SET
Graubele ST.MODE
nick
pitch hek
WAARSCHUWING
pitch
roll
ST-MODE
nick hek
SYSTEEM
TRG.
roll
FUNKTIE
GAS / PITCH
Om een andere stuurmode dan de standaard-mode in te stellen tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de rode “Mode-toets”, totdat het nummer van de door u gewenste resp. benodigde stuurtoewijzing verschijnt, bijvoorbeeld:
MODE 2 (gas links)
hek
BASIS
MODE 1 (gas rechts)
roll
TERUG
… resp. rollen, nicken, hekrotor en gas resp. pitch bij een helikopter …
roll
Het display wisselt naar de weergave van het “paarse” systeemmenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »ST-MODE«:
ST.KALIB.
motor
motor
ROLL
RICH
richting
NORMA L
1
VOORAAN
hoogte rolroer
aantippen
000
Graubele
aantippen
richting
rolroer
richting
000:00 0
richting
000
MODE 4 (gas links) motor
rolroer
M 1
MODE 3 (gas rechts) hoogte
Graubele ST.MODE
hoogte
motor
motor
TRG.
hoogte
000:00.0
richting
000
mz
motor
hoogte
rolroer
000
0:01:23
motor
motor
rolroer
4.1V
RX 00.0V
hoogte
richting
000%
TX
MODE 2 (gas links)
rolroer
000%
RX
MODE 1 (gas rechts)
richting
Tip om de ondermenu’s van het SYSTEEM-menu op te roepen in het basisdisplay van de zender op het met “S” aangeduide “tandwiel”-symbool rechts onder op het display:
Waarschuwing Instellingen voor waarschuwingen vanuit de zender Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “S” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000:00.0 000:00 0 aantippen
000
NORMAAL
Graubele ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “paarse” systeemmenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »WAARSCHUWING«: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
TRG.
Graubele
GAS AR
UIT
M-STOPP
UIT
GAS-POSITIE
AAN
FASE
UIT
INSCHAKELW.
Om tussen UIT en AAN , en omgekeerd, te kunnen omschakelen tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het aanrakingsgevoelige veld van de te wijzigen optie, bijvoorbeeld: TRG.
Graubele
GAS AR
WAARSCHUWING
ETC.SET
DISPLAY
ST.KALIB.
MP3
In dit ondermenu kunnen vijf “triggers” voor een optisch en akoestisch alarm individueel in- resp. uitgeschakeld worden, waarbij standaard alleen de bewaking van de gas-/pitch-stuurknuppel actief geschakeld is. Tevens schakelbaar zijn de opties “gas AR”, “motor stop”, “fase” en “inschakelwaarschuwing”. Deze instellingen zijn onafhankelijk van een modelgeheugen en dus geldig voor alle modelgeheugens.
aantippen
AAN UIT
INSCHAKELW. TRG.
Graubele
GAS AR
AAN
M-STOPP
UIT
GAS-POSITIE
AAN
FASE
UIT 1m
INSCHAKELW.
Door aantippen van de toets TRG. links boven op het display keert u weer terug naar het systeemmenu: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
ST-MODE
WAARSCHUWING
ETC.SET
DISPLAY
ST.KALIB.
MP3
UT
GAS-POSITIE FASE
aantippen
TRG.
UIT
M-STOPP ST-MODE
UIT
minuten. Tip het benodigde aantal malen met een vinger of de meegeleverde stift op het aanrakingsgevoelige veld in deze regel:
UIT
Graubele
GAS AR
AAN
M-STOPP
UIT
GAS-POSITIE
AAN
FASE INSCHAKELW.
UIT UIT
In de laatste regel “INSCHAKELW(aarschuwing)” kunt u bovendien vastleggen, hoe lang de zender na het laatste bedienen van een bedieningselement tot aan het activeren van een optische en akoestische waarschuwing moet wachten, voordat de zender na nog drie minuten “niets doen” zichzelf uitschakelt. U kunt kiezen uit “UIT”, “30 s” en 1, 5, 10, 20, 30 en 60 Systeemmenu – waarschuwing
203
ETC set “Diverse” instellingen voor de zender Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “S” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
Aanwijzing:
TRG.
Bij de firmwareversie V 1.023 werd het aanbod aan instelopties met de regel “VARIO VOL” uitgebreid.
4.1V
TX RX 00.0V 000
000:00.0
000
mz
0:01:23 M 1
000
000:00 0 aantippen
000
NORMA L
Graubele ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “paarse” systeemmenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »ETC SET«:
ACCUTYPE In de eerste regel deelt u de zender mee of diens stroomvoorziening uit een viercellige NiMH-accu of uit een 1s-Lithium-accu plaatsvindt. Afhankelijk van deze instelling wordt u in de – volgende – regel “ACCUWAARSCHUWING” een aangepast spanningsbereik als keuze aangeboden. Om eventueel deze instelling te wijzigen tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het aanrakingsgevoelige veld in de regel “ACCUTYPE”: TRG.
TERUG
BASIS
FUNKTIE
Graubele
ST.KALIB.
WAARSCHUWING
MP3
ETC.SET
DISPLAY
aantippen
In het ondermenu »ETC SET« kunt u de standaard instellingen van de regels “Accutype” en “Waarschuwingsdrempel accu” eventueel aan de door u gebruikte stroomvoorziening van de zender en het volume van de akoestische signalen aanpassen alsmede de inschakelmelodie van de zender in- en uitschakelen. LET OP: Standaard wordt de zender mz-18 HoTT met een 4-cellige NiMH-accu en de zender mz-24 HoTT met een 1s2p-Lithium-Ion-accu geleverd. Daardoor zijn de standaard instellingen van de beide zenders in de hieronder beschreven regels “accutype” en “accuwaarschuwing” verschillend. 204
Systeemmenu – ETC set
NiMH
3.6V
+
AAN
RES
VOLUME
03
–
VARIO VOL
03
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde weer terug naar de standaardwaarde. ACCUWAARSCHUWING In de regel “ACCUWAARSCH(uwing)” kunt u de waarschuwingsdrempel van de aanduiding … CLR
4. V
+
AAN MELODIE
aantippen
RES
VOLUME
03
–
VARIO VOL
03
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw: Graubele
ACCUTYPE
00 3.6V
AKKU WAARSCH
TRG.
LITH
AAN MELODIE
S. VOLT ACCUTYPE
ST-MODE
ACCUTYPE AKKU WAARSCH
TRG.
SYSTEEM
Graubele
NiMH
AKKU WAARSCH
4.8V
+
AAN MELODIE
AAN
RES
VOLUME
03
–
VARIO VOL
03
Door aantippen van de toetsen + of – aan de rechter rand van het display kiest u nu het passende accutype uit, bv.:
VELD ST. 00 000% ESC STR 00 000.0A
NIEUW LADEN
AAN
E. VOLT
00 3.7V
ALARM VELD ST. AAN
ESC VOLT 00 00.0V
…-afhankelijk van de keuze van het accutype in de regel daarboven – instappen van 0,1 Volt tussen 4,5 en 5,5 V (NiMH-accu) resp. 3,4 en 4,2 V (LiIo-/LiPo-accu) naar eigen goeddunken instellen. Stel hier in geen geval een te lage waarde in, zodat u nog voldoende tijd heeft om uw model bij een accu-waarschuwing veilig te kunnen landen. Om eventueel een instelling te wijzigen tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het aanrakingsgevoelige veld in de regel “ACCUWAARSCH(uwing)”:
TRG.
INSCHAKELMELODIE
openen, …
Graubele
000%
RX
ACCUTYPE
LITH
AKKU WAARSCH
3.6V
+
AAN MELODIE
A N
RES
aantippen
–
03
VOLUME
03
VARIO VOL
000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000
000:00 0 aantippen 000:00.0
3.6V
+
AAN MELODIE
AAN
RES
VOLUME
03
–
VARIO VOL
03
Door aantippen van de toetsen + of – aan de rechter rand van het display kiest u nu de voor u passende waarschuwingsdrempel uit, bv.: Graubele
ACCUTYPE
LITH
AKKU WAARSCH
3.5V
+
AAN MELODIE
AAN
RES
VOLUME
03
–
VARIO VOL
03
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde weer terug naar de standaardwaarde. Aanwijzing: In een speciaal kalibratie-menu, dat u door aantippen van de spanningsweergave met een vinger of de meegeleverde stift kunt
In deze regel kunt u de in- en uitschakelmelodie van de zender in- of uitschakelen. Tip met een vinger of de meegeleverde stift op het aanrakingsgevoelige veld in de regel “AAN MELODIE”: TRG.
Graubele
NORMAAL ACCUTYPE
ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
LITH
AKKU WAARSCH
TRG.
RX 00.0V
… kan de spanningsaanduiding en daardoor ook de drempel van de accuwaarschuwing met behulp van een precisie-voltmeter exact worden afgesteld:
Graubele
ACCUTYPE
4.1V
TX
Graubele
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw: TRG.
000%
TRG.
LITH
AKKU WAARSCH
3.5V
+
AAN MELODIE
AAN
RES
0
–
VOLUME
aantippen
VARIO VOL
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TX Volt
Cali. Data
+2
3.85V
33434
+10 –2 –10 SAVE
TRG.
Graubele
ACCUTYPE
LITH
AKKU WAARSCH
3.5V
+
AAN MELODIE
AAN
RES
VOLUME
03
–
VARIO VOL
03
Aantippen van de toets – aan de rechter rand van het display schakelt de inschakelmelodie uit … TRG.
Graubele
ACCUTYPE
LITH
AKKU WAARSCH
3.5V
+
AAN MELODIE
UIT
RES
VOLUME
03
–
VARIO VOL
03
… en aantippen van de + toets schakelt deze weer in.
Systeemmenu – ETC set
205
VOLUME In deze regel kunt u het volume van de akoestische signalen en gesproken berichten van de zender individueel instellen. Tip met een vinger of de meegeleverde stift op het aanrakingsgevoelige veld in de regel “VOLUME”: TRG.
Graubele
ACCUTYPE
LITH +
UT
RES
VOLUME
03
–
VARIO VOL
03
AAN MELODIE
aantippen
Graubele
ACCUTYPE
LITH
AKKU WAARSCH
3.5V
+
AAN MELODIE
UIT
RES
VOLUME
05
–
VARIO VOL
03
VARIO VOL(UME)
3 5V
AKKU WAARSCH
TRG.
In deze – laatste – regel kunt u, zoals links onder “VOLUME” beschreven, het volume van de vario-berichten van de zender individueel instellen: TRG.
Graubele
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw: TRG.
Graubele
ACCUTYPE
LITH
AKKU WAARSCH
3.5V
+
AAN MELODIE
UIT
RES
VOLUME
03
–
VARIO VOL
03
Door aantippen van de toetsen + of – aan de rechter rand van het display kiest u nu het voor u passende volume uit. U kunt kiezen uit “UIT” en waarden van “1 … 5”, bv.:
206
Systeemmenu – ETC set
ACCUTYPE
LITH
AKKU WAARSCH
3.5V
+
AAN MELODIE
UIT
RES
5
–
aantippen
VOLUME
03
VARIO VOL
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde weer terug naar de standaardwaarde, en door aantippen van de toets TRG. links boven op het display keert u weer terug naar het systeemmenu: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
ST-MODE
WAARSCHUWING
ETC.SET
DISPLAY
ST.KALIB.
MP3
Display Instellingen van het zenderdisplay Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “S” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
000%
RX
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000:00.0 000:00 0 aantippen
000
NORMAAL
Graubele
TRG.
DISPLAYLICHT
Graubele 15
CONTRAST
DISPLAY LICHT U T aantippen TOUCH GEVOEL. 1 LOGO KLEUR
+
STNDRD
RES
UIT
–
ZONLICHT
AAAAA876
HF-ID
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “paarse” systeemmenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »DISPLAY«: TERUG
veld in de regel “CONTRAST”:
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
TRG.
15
DISPLAY LICHT
UIT
TOUCH GEVOEL. LOGO KLEUR
WAARSCHUWING
ST.KALIB.
MP3
ETC.SET
DISPLAY
aantippen
In het ondermenu “Display” kunt u specifieke instellingen van het display doorvoeren, zoals bv. het contrast ervan wijzigen, de achtergrondverlichting in- en uitschakelen en de aanrakingsgevoeligheid aan uw wensen aanpassen. Verder kunt u nog de kleur van het logo wijzigen en een functie die de leesbaarheid van het display bij zonnig weer verbetert, in- en uitschakelen. CONTRAST Om onder alle weersomstandigheden en bij elke temperatuur de optimale leesbaarheid van het display van de zenders mz-18 HoTT resp. mz-24 HoTT te garanderen kunt u in deze regel het schermcontrast instellen. Om eventueel de instelling te wijzigen tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het aanrakingsgevoelige
+
1 STNDRD
RES
UIT
–
ZONLICHT ST-MODE
TRG.
Graubele
CONTRAST
AAAAA876
HF-ID
Door aantippen van de toetsen + of – aan de rechter rand van het display kiest u nu het u passende contrast over een bereik van 1 … 20 uit, bv.: TRG.
In deze regel wordt vastgelegd, hoe lang de achtergrondverlichting van het display na het inschakelen van de zender zonder daarop volgend bedienen van een stuurelement of na het laatste gebruik van een bedieningselement moet blijven branden. U kunt kiezen uit “UIT” in de zin van onbegrensd, “10 s”, “30 s”, 1 m” en “3 m”. Tip eventueel met een vinger of de meegeleverde stift op het aanrakingsgevoelige veld in de regel “DISPLAYLICHT”:
Graubele
Graubele
CONTRAST
20
DISPLAY LICHT
UIT
TOUCH GEVOEL. aantippen LOGO KLEUR D
UIT
ZONLICHT
TRG.
Graubele
CONTRAST
20
DISPLAY LICHT
UIT
TOUCH GEVOEL.
DISPLAY LICHT
UIT
LOGO KLEUR
LOGO KLEUR ZONLICHT HF-ID
+
STNDRD
RES
UIT
–
AAAAA876
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde terug naar de standaardwaarde “15”.
–
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
20
1
RES
AAAAA876
HF-ID
CONTRAST
TOUCH GEVOEL.
+
ZONLICHT HF-ID
+
1 STNDRD
RES
UIT
–
AAAAA876
Door aantippen van de toetsen + of – aan de rechter rand van het display kiest u nu de u passende waarde uit, bv.:
Systeemmenu – display
207
TRG.
TRG.
Graubele
Graubele
20
CONTRAST
20
CONTRAST
20
DISPLAY LICHT
30s
DISPLAY LICHT
30s
DISPLAY LICHT
30s
TOUCH GEVOEL. LOGO KLEUR
+
1 STNDRD
RES
UIT
–
ZONLICHT
AAAAA876
HF-ID
firmwareversie V 1.023 en hoger Een na afloop van een bepaalde tijdsperiode donker geworden display kan door indrukken van één van de beide rechts van het display geplaatste toetsen weer verlicht worden. TOUCH-GEVOELIGHEID In deze regel kunt u de reactie op een aantippen van de aanrakingsgevoelige displayvelden over een bereik van 1 tot 5 kiezen. Hoe lager het getal, des te sneller de reactie op een aantippen van de touch-velden en omgekeerd. Tip eventueel met een vinger of de meegeleverde stift op het aanrakingsgevoelige veld in de regel “TOUCH-GEVOEL.”: TRG.
Graubele
CONTRAST
20
DISPLAY LICHT
30s
TOUCH GEVOEL. LOGO KLEUR ZONLICHT HF-ID
1 S NDRD
aantippen
+ RES –
AAAAA876
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
Systeemmenu – display
TOUCH GEVOEL. LOGO KLEUR
+
1 STNDRD
RES
UIT
–
ZONLICHT
AAAAA876
HF-ID
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde terug naar de standaardwaarde UIT .
208
TRG.
Graubele
CONTRAST
Graubele
CONTRAST
20
DISPLAY LICHT
30s
TOUCH GEVOEL. LOGO KLEUR ZONLICHT HF-ID
STNDRD
RES
UIT
–
AAAAA876
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde terug naar de standaardwaarde “1”. LOGO KLEUR In deze regel kunt u de kleur van het zenderlogo aan uw persoonlijke smaak aanpassen. Tip eventueel met een vinger of de meegeleverde stift op het aanrakingsgevoelige veld in de regel “LOGO KLEUR”:
+
3 STNDRD
RES
UT
–
ZONLICHT
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw: TRG.
Graubele
CONTRAST
20
DISPLAY LICHT
30s
TOUCH GEVOEL.
+
3
LOGO KLEUR
HF-ID
Door aantippen van de toetsen + of – aan de rechter rand van het display kiest u nu de u passende waarde uit, bv.: TRG.
TOUCH GEVOEL.
LOGO KLEUR
+
3 STNDRD
RES
UIT
–
ZONLICHT
AAAAA876
HF-ID
Door aantippen van de toetsen + of – aan de rechter rand van het display kiest u nu de door u gewenste kleur uit. U kunt kiezen uit: “rood”, “groen”, “blauw”, “roze”, “geel” en “turkoois”, bijvoorbeeld: TRG.
Graubele
CONTRAST
20
DISPLAY LICHT
30s +
TOUCH GEVOEL.
3
LOGO KLEUR
ROZE
RES
UIT
–
ZONLICHT HF-ID
AAAAA876
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde terug naar de standaardwaarde “STANDAARD”.
ZONLICHT
000%
Om de optimale leesbaarheid van het display van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT ook bij een lichte omgeving resp. bij zonlicht te garanderen, kunt u de standaard weergave op “contrastrijk” zetten. Om tussen AAN en UIT of omgekeerd te kunnen omschakelen, tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het aanrakingsgevoelige veld van de te wijzigen optie, bijvoorbeeld:
RX
TRG. CONTRAST
20 30s
3 TOUCH GEVOEL. aantippen LOGO KLEUR
+
R ZE
RES
UIT
–
ZONLICHT
AAAAA876
HF-ID
De weergave wisselt direct naar AAN (of omgekeerd) … TRG.
20
DISPLAY LICHT
30s
000
mz
0:01:23 M 1
000
000:00.0 000:00.0
000
NORMAAL
Graubele ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
In deze – laatste – regel van het display wordt de HF-identificatie van de zender weergegeven. Deze is zender-specifiek, wordt per zender maar één keer gegeven en kan niet worden veranderd. Tijdens het bindproces wordt o.a. deze ID aan de ontvanger meegedeeld, zodat deze op ieder moment in staat is, de radiosignalen van “zijn” zender te identificeren. Door aantippen van de toets TRG. links boven op het display keert u weer terug naar het systeemmenu: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
ST-MODE
WAARSCHUWING
ETC.SET
DISPLAY
ST.KALIB.
MP3
+
TOUCH GEVOEL.
3
LOGO KLEUR
ROZE
RES
AAN
–
HF-ID
000
Graubele
CONTRAST
ZONLICHT
4.1V
RX 00.0V
HF-ID
Graubele
DISPLAY LICHT
000%
TX
AAAAA876
… waarna bv. het basisdisplay van de zender er als volgt uitziet:
Systeemmenu – display
209
Knuppelkalibratie Kalibratie van de neutrale positie van de beide knuppelaggregaten Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “S” aangeduide “tandwiel”-symbool: 000%
TRG. 1
2
3
4
5
7
8
9
10 11 12
TRG.
AAND 1
000%
RX
2
3
NORMAAL
Graubele 4
5
6
7
8
9
10 11 12
AAND
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000:00.0 000:00 0 aantippen
000
000% 000%
000% 000%
000% 000%
000% 000%
000% 000% 000% 000% 000% 000% –100% 000%
NORMA L
Graubele
Aanwijzing:
ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Het display wisselt naar de weergave van het “paarse” systeemmenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »ST.KALIB.«: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
ST-MODE
WAARSCHUWING
ETC.SET
DISPLAY
ST.KALIB.
MP3
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde displays van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT geeft het display van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 ... 9 weer. In alle andere gevallen komen de balk en %-aanduiding overeen met de actuele positie van de niet-zelf neutraliserende stuurknuppel – normaal gesproken van de gas-/ rem- resp. gas-/pitchstuurknuppel “K1”. Bevindt de gas-/ remstuurknuppel zich dus in de positie “stationair” dan hoort het display van uw zender er ongeveer uit te zien zoals in de afbeeldingen hieronder: TRG.
aantippen
Zou u het gevoel hebben dat de middenpositie van de zelf-neutraliserende stuurknuppels (stuurelement 1 … 4) niet exact overeenkomt met 0 % stuuruitslag, dan kunt u dit als volgt controleren resp. corrigeren: Initialiseer, zoals bv. vanaf bladzijde 47 beschreven, een vrij model-geheugen. Of u kiest voor een vliegtuigof een helikoptermodel maakt in dit geval niet uit. Wissel daarna naar het ondermenu »Servo-monitor« in het basismenu, ZONDER in de tussentijd te trimmen of verdere programmeringen uit te voeren. Wanneer alle knuppels van uw zender nog zelf-neutraliserend zouden zijn zou de weergave in het ideale geval als volgt zijn: 210
6
uitzien:
NORMAAL
Graubele
Systeemmenu – knuppelkalibratie
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
000% 000%
000% 000% 000% 000%
Bereikt u, afhankelijk van het aantal zelf neutraliserende knuppelfuncties van uw zender, een resultaat van vier maal 0 % en acht maal 100 %, dan zijn de stuurknuppels van uw zender optimaal gekalibreerd. U kunt de procedure dan afsluiten en eventueel het aangemaakte modelgeheugen weer wissen. In andere gevallen wisselt u naar het ondermenu »ST. KALIB.« van het systeemmenu, waarin u cyclisch de posities van de vier te kalibreren knuppels kunt kiezen en eventueel kunt corrigeren, beginnend met de neutrale positie van de rechter stuurknuppel-aggregaat: TRG.
NORMAAL
Graubele
000% 000%
Graubele << RECHTS >>
AAND VERTI
SET
–078% HORIZ –100% 000%
000% 000%
000% 000%
000% 000%
000% 000% 000% 000%
Breng nu na elkaar elk van de beide knuppels elk naar de vier mogelijke eindaanslagen, zonder bij de aanslag nog extra druk uit te oefenen. In elk van de in totaal acht eindposities moet – afhankelijk van de kant- exact -100 % of +100 % te zien zijn. Bevindt zich bv. stuurelement 2 aan de rechter aanslag en zijn de drie andere knuppelfuncties in de middenpositie, dan moet het display van uw zender er als volgt
000%
De blauwe punt – in de afbeelding hierboven in het midden van het vierkant – geeft de af te stellen knuppelpositie weer. De %-waarden in witte cijfers in de rode rechthoeken links op het display onder “VERTI(caal)” en “HORIZ(ontaal)” visualiseren de actuele posities van de knuppel. In de afbeelding hierboven bevindt zich bijvoorbeeld de horizontaal zelfneutraliserende rechter stuurknuppel
exact in het midden van zijn uitslag. Verticaal daarentegen staat de knuppel toevallig tamelijk ver in de richting van de piloot vanwege zijn niet-zelfneutraliserende eigenschap als gas-/rem-stuurknuppel. Vóór het aantippen van de SET -toets rechts moet de rechter stuurknuppel dus zolang van de piloot weg worden bewogen naar het midden, totdat er 000% wordt weergegeven: TRG.
Graubele << RECHTS >>
VERTI
SET
TRG.
SET
000%
VERTI
HORIZ
+001%
000%
HORIZ
Breng nu de rechter stuurknuppel naar de hoek links vooraan, zonder druk uit te oefenen op de aanslag. Bij een foutief afgestelde zender zou het resultaat er bijvoorbeeld als volgt kunnen uitzien:
SET
–002%
Op dezelfde manier gaat u te werk bij de kalibratie van de linker stuurknuppelaggregaat.
Graubele << RECHTS >>
000%
Zodra deze toestand is bereikt, kunt u de SET -toets aan de rechter rand van het display met een vinger of de meegeleverde stift aantippen: Graubele
VERTI
Foutieve kalibraties corrigeert u door het hele proces te herhalen. SET
+102% HORIZ
Door aantippen van de toets TRG. links boven op het display keert u weer terug naar het systeemmenu: TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
ST-MODE
WAARSCHUWING
ETC.SET
DISPLAY
ST.KALIB.
MP3
+099%
<< RECHTS >>
SET
000% HORIZ
Graubele << LINKS >>
VERTI
TRG.
HORIZ
VERTI
TRG.
<< RECHTS >>
Aanwijzing:
000%
TRG.
kalibratie van de linker knuppelaggregaat:
Graubele
aantippen
000%
Daardoor is in dit voorbeeld de neutrale positie van de rechter stuurknuppelaggregaat gekalibreerd en bevindt de blauwe punt zich nu in de linker bovenhoek van het rode vierkant:
Wanneer u nu de SET -toets aan de rechter rand van het display met een vinger of de meegeleverde stift aantipt, wordt de actuele knuppelpositie als de desbetreffende 100 %-positie overgenomen en de markerende punt wisselt naar de tegenover liggende hoek: TRG.
Graubele << RECHTS >>
VERTI
SET
+100% HORIZ +100%
Met de tegenoverliggende hoek gaat u op dezelfde manier te werk, waarna het display wisselt naar de Systeemmenu – knuppelkalibratie
211
MP3 Player Afspeelprogramma voor MP3-bestanden zoals bv. muziekbestanden Aanwijzing:
000%
000%
RX
Dit menu staat alleen bij de zender mz-24 HoTT ter beschikking.
RX 00.0V 000
Het oproepen van het MP3-menu is nu niet alleen, zoals hieronder beschreven, via het systeemmenu maar ook direct door aantippen van het MP3-icon in het basisdisplay mogelijk: 000%
aantippen
X
4.1V
TX RX 00.0V 000
0:01:23 M 1
000
mz 000
000
000
mz
0:01:23
firmwareversie V 1.023 en hoger
TRG.
4.1V
TX
M 1
000
000:00.0 000:00.0 aantippen
000
TITEL
00/00
00/00
00: 00
00: 00
Graubele –
000
Het display wisselt naar de weergave van het “paarse” systeemmenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt »MP3«:
NORMAAL
TERUG
BASIS
FUNKTIE
SYSTEEM
ST-MODE
WAARSCHUWING
ETC.SET
DISPLAY
Door een aantippen van de grote rode driehoek start u de weergave van het eerste MP3-bestand van album 1. Deze start direct, de aanduidingen van het aantal albums en titel plus naam van het bestand van de actuele MP3-file verschijnen daarentegen – afhankelijk van de omvang van het MP3-bestand – pas na een korte vertraging:’ TRG.
Graubele ACCUTIJD 00: 01: 23
ST.KALIB.
000
+
000
000:00.0
Verder kan nu het MP3-menu ook met de toetsen aan de beide kanten van het display worden bediend: • starten en stoppen van het actueel geselecteerde MP3-bestand door indrukken van de ENT-toets rechts van het display. • wijzigen van het volumedoor indrukken van één van de beide toetsen links van het display. • vooruit/achteruit bladeren binnen het actuele album door indrukken van één van de beide toetsen rechts van het display. • verlaten van het MP3-menu door indrukken van de ESC-toets links van het display.
A
NORMA L
ACCUTIJD 00: 01: 23
000:00.0
000
A
ALBUM
MP3
A
A
ALBUM
TITEL
00/00
00/00
aantippen
aantippen
00: 00
00: 00
LET OP: Let er echter op, dat vanwege technische oorzaken er tijdens de weergave van MP3-bestanden GEEN opslag van data mogelijk is.
–
+ TRG.
Volledig onafhankelijk ervan, of een SD-kaart met MP3files aanwezig is of niet, ziet het display er direct na het oproepen van dit menu als volgt uit:
A
A
ALBUM
TITEL
01/04
01/23 Track01
00: 18
03: 33
firmwareversie vóór V 1.023 Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een vinger of de meegeleverde stift op het met “S” aangeduide “tandwiel”-symbool:
212
Systeemmenu – MP3 Player
–
+
Wanneer er geen titel gestart wordt en er ook geen verdere tekst op het display resp. vanaf firmwareversie V 1.23 de tekst “GEEN BESTAND” in plaats van een titel wordt getoond, dan vindt de zender geen geschik-
te MP3-bestanden op de aanwezige SD-kaart in de cardslot. Breng een geschikte kaard aan of controleer op een PC of laptop de inhoud van de map “MP3” op de SD-kaart, die u uit de zender heeft verwijderd: MP3-bestanden mogen alleen direct in de MP3-map of maximaal één map lager staan resp. kopieer geschikte MP3-bestanden naar deze map, wanneer die leeg zou zijn. Breng dus een SD-kaart aan met MP3-bestanden in de map “MP3” en start na het inschakelen van de zender nog een poging: TRG.
A
A
ALBUM
TITEL
01/04
01/23
TRG.
A
A TITEL
01/04
01/23
TRG.
… pauzeert …
A TITEL
01/23
0 aantippen Track01
+ 01: 53
… of de zender uitschakelt. Tijdens de lopende weergave kunt u het menu op elk moment door aantippen van de toets TRG. verlaten en de zender onbeperkt gebruiken.
03: 33
A
A
ALBUM
TITEL
01/04
01/23
+
01: 53
+
... waarna de aanduidingen van het albumnummer en het aantal daarin opgenomen titels geactualiseerd worden: TRG.
Om het volume te reduceren tipt u met een vinger of de meegeleverde stift links onder op het display op de grize punt met het “–“-symbool. Door elk aantippen verandert de kleur van é-én van de drie kleine punten links van rood naar geel, bijvoorbeeld: TRG.
03: 33
–
Volume
A
A
ALBUM
TITEL
03/04
01/16 Modelblues
00: 00
00: 00
–
+
Titel Voor het wisselen of het uitzoeken van een titel tipt u – eventueel indien nodig meerdere keren – op het veld rechts boven …
Track01 –
A ALBUM
03: 33
–
T k01 aantippen 00: 18
Voor het wisselen van album tipt u op het veld links boven …
Eventueel geactiveerde gesproken berichten zijn tijdens een lopende MP3-weergave hoorbaar.
De automatische weergave van album 2 loopt nu door, totdat u deze óf door aantippen van de stop-toets …
ALBUM
TITEL
01/23
Aanwijzing:
+
TRG.
ALBUM
01/04
00: 45
03: 33
–
Album
A
Track01
Track01 00: 18
A
03: 33
TRG.
A
A
ALBUM
–
+
03/04
6
Modelblues
aantippen
Aantippen van de punt met het “+”-teken rechts onder verhoogt het volume op dezelfde manier.
ITEL
aantippen
00: 00
–
00: 00
+
Systeemmenu – MP3 Player
213
… en start u deze, zoals al eerder beschreven, door het aantippen van de grote “startknop” in het midden onderaan: TRG.
A
A
ALBUM
TITEL
05/16
03/04 aantippen 00: 00
–
00: 00
+
Aanwijzingen: •
De bestandsnaam van het MP3-bestand wordt weergegeven en niet de eventuele titel die in het gelijknamige Meta-dataveld van het MP3-bestand is opgeslagen. • Het rechts weergegeven aantal titels van het geselecteerde album is het resultaat van het aantal MP3-bestanden per map. Bedieningsvelden
Op dezelfde manier als de desbetreffende toetsen van een MP-3 of andere afspeelapparaten springt u door aantippen van de rechter keuzetoets telkens één titel verder en door aantippen van de linker toets telkens één titel terug. Aantippen van het veld schakelt steeds door de volgende drie opties: De weergave van het geselecteerde album wordt eindeloos herhaald, totdat u deze stopt of de zender uitschakelt. De weergave van de actuele titel wordt eindeloos herhaald, totdat u deze stopt of de zender uitschakelt. De weergave stopt automatisch aan het einde van de actuele titel.
214
Systeemmenu – MP3 Player
Weergave telemetrie-data Het display van de zender mz-18 HoTT en dat van de zender mz-24 HoTT dient zowel voor de bediening van de zender als ook voor de grafische weergave van telemetrie-data. De wissel tussen de beide bedrijfssoorten vindt plaats door het aantippen met een vinger of de meegleverde stift van het met “T” aangeduide symbool rechts onder in het basisdisplay: 000%
4.1V
TX RX 00.0V 000
000
mz
0:01:23 M 1
000
000:00.0 000:00 0
aantippen
000
NORMAAL
Graubele ACCUTIJD 00: 01: 23 000
000
Standaard wordt na de keuze van het telemetrie-display het “ontvanger”-display getoond. Zijn er echter aan de bovenste rand ervan geen verdsterkte-aanduidingen „ “ te zien en worde er ook geen verdere data weergeven … R
TRG.
00dB T
3.0
VOLT 0.0V
0
40.0
-20
TEMP 00°C
00dB 3.0
0
6.0
70
min V 0.0V
6.0
Q
000%
S
000%
L
0000ms
... dan is er geen ontvanger in reikwijdte, die via de telemetrie-verbinding aangesproken kan worden. Schakel dus de ontvangstinstallatie in of bind, zoals beschreven op baldzijde 76, een ontvanger aan een actief modelgeheugen:
- 58dB T
3.0
VOLT 5.2V
0
40.0
000%
RX
R
TRG
-20
TEMP +26°C
TRG. VLG. R
- 52dB 3.0
0
6.0
70
min V 3.5V
- 58dB T
3.0
aantippen 6.0
Q
100%
S
075%
L
0020ms
TEMP +26°C
70
10000
0
40.0
VOLT 00.0V
0
100%
S
075%
L
0020ms
HOOG
15000
RPM 000000rpm
200000 0
80.0 0
6.0
Q
KWA 100
TRG. VLG.
Sensor(en)
min V 3.5V
0
6.0
40.0
-20
De gedetailleerde beschrijving van dit display vindt u in het gelijknamige gedeelte verder hieronder. Tot maximaal vier sensoren kunnen en willekeurige combinatie aan een ontvanger met telemetrie-mogelijkheid worden aangesloten. De data-weergave van deze sensoren in de hieronder beschreven grafische displays vindt echter alleen plaats wanneer deze vóór het inschakelen van de ontvanger op de juiste manier aan de ontvanger aangesloten werden. U moet er ook op letten dat de desbetreffende ontvanger in de regel “Bind AAN/UIT” van het ondermenu »ZEND.SET« van het basismenu, bladzijde 76, zoals daar beschreven gebonden en in de regel “ONTVANGER KEUZE” van het »Telemetrie»-menu juist uitgekozen (RX1 … RX2) werd en ook ingeschakeld is. Is er eventueel een andere ontvanger geselecteerd, dan worden alleen de data daarvan op het ‘ontvanger”-display weergegeven. Alleen onder de bovenstaande voorwaarden kunnen sensoren in het ondermenu “INSTELLEN, WEERGEVEN” van het »Telemetrie«-menu, bladzijde 129, volgens de handleiding bij de sensor aangesproken worden. Tussen de displays van de automatisch geactiveerde sensoren wisselt u door de dan aan de bovenste displayrand zichtbare toets VLG. aan te tippen …
VOLT 5.2V
0
- 52dB 3.0
CAP 00000mAh 150.0
AMP 000.0A
30000
0000m
300.0
… en eventueel door hernieuwd aantippen van deze toets naar de weergave van de volgende sensor te gaan. KWA 100
VLG.
TRG.
m/s -000.1m/s
AMPERE
m/3s 000m/3s
HOOG
CAPACIT.
40.0
20.0
60.0
0000m
VOLT 00.0V 000.0A
0
80.0
00000mAh
Aanwijzing: Meer informatie over de hierna genoemde modulen vindt u in het aanhangsel en op Internet onder www.graupner.de bij het desbetreffende product.
Weergave telemetrie-data
215
ONTVANGER
TEMP
TRG. VLG. R
- 58dB T
3.0
de thermometer visualiseert de actuele bedrijfstemperatuur van de ontvanger
- 52dB 3.0
Aanwijzing: VOLT 5.2V
0
40.0
-20
TEMP +26°C
0
6.0
70
min V 3.5V
6.0
Q
100%
S
075%
L
0020ms
Dit display geeft de in het display “RX DATAVIEW” van het »Telemetrie«-menu “INSTELLEN/WEERGEVEN”, bladzijde 118, opgenomen data grafisch weer. De betekenis is: waarde
betekenis
Q
kwaliteit in % van de bij de ontvanger aankomen de signaalpakketten van de zender
S
R dB T dB
signaalsterkte in % van het bij de ontvanger aankomende signaal van de zender niveau in dBm van het bij de ontvanger aankomende signaal van de zender niveau in dBm van het bij de zender aankomende signaal van de ontvanger
L
geeft de langste tijdspanne in ms aan, waarbij datapakketten bij de overdracht van de zender naar de ontvanger verloren zijn gegaan
VOLT
actuele spanning van de ontvangerstroomvoorziening in volt
Min V
laagste spanning van de ontvangerstroomvoorziening sinds de laatste inbedrijfname in volt
216
Weergave telemetrie-data
Gedetailleerde uitleg van de begrippen in de kolom “waarde” vindt u in het onderdeel “RX DATA VIEW” vanaf bladzijde 118. GENERAL MODUL KWA 100
TRG. VLG. 10000
RPM 000000rpm
0
40.0
200000 0
VOLT 00.0V
0
TRG.
HOOG
15000
80.0 0
VLG.
CAP 00000mAh 150.0
AMP 000.0A
30000
0000m
m/s -000.2m/s m/3s 000m/3s 40.0
1-ACC-2 00.0V 00.0V
0
0
70 25
0.0
-020°C -020°C
0 -20
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
50
25
1-TEMP-2 -20
ACC1 3.0V
TANK
firmwareversies V 1.021 of hoger Om tussen de beide displays te wisselen tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op een van de scala’s in het display. 1. display Aan de bovenste rand van het display visualiseert de aanduiding “KWA” de kwaliteit van het van de zender afkomstige signaal in %. In de grafiek links boven wordt het door de eventueel aan de module aangesloten toerentalsonde gemeten toerental gevisualiseerd en in de grafiek rechts daarnaast de restcapaciteit van de aangesloten accu. Aanwijzing:
300.0
80.0 40.0
firmwareversies tot en met V 1.020 De beide displays worden in een ritme van ca. 4 seconden afwisselend getoond.
100
00000ml
Deze beide displays visualiseren de data van een eventueel aan de ontvanger aangesloten General-Engine-module (Best.-Nr. 33610) of een General-Air-module (Best.-Nr. 33611). Meer informatie over deze modulen vindt u in het aanhangsel of op Internet onder www.graupner.de bij het desbetreffende product. Afhankelijk van de sensoren waarvan de module is voorzien kunnen op het display de volgende data permanent getoond worden:
Voor de juiste weergave van de data moet eerst in het »Telemetrie«-menu van de module het passende aantal bladen en ook de desbetreffende accucapaciteit worden ingesteld. In de grafiek links onderaan wordt de actuele spanning van de aan de module aangesloten accu en in de grafiek rechts daarnaast de actuele stroomsterkte gevisualiseerd; aan de rechter rand van het display is de actuele hoogte ten opzichte van de startplaats zichtbaar. 2. display Aan de bovenste rand van het display wordt numeriek het actuele stijgen/dalen in m/1s en m/3s weergegeven. De beide grafieken links geven de door de eventueel aan de module aangesloten temperatuur/-spanningssensoren (Best.-Nr. 33612 resp. 33613) gemeten actuele spanningen van maximaal 2 accu’s (ACC1 en ACC2) weer, met daaronder de bijbehorende temperaturen: In de linker helft telkens de data van sensor 1 en in de rechter die van sensor 2. In de rechter bovenste helft van het display worden de actuele celspanningen van een maximaal zes-cellige
LiPo-accu weergegeven en daaronder het door een eventueel aan de module aangesloten sonde gemeten vulniveau van de brandstoftank. De betekenis is: waarde
betekenis
1-ACC-2
links “accu 1” resp. rechts “accu 2”
ELECTRIC AIR MODUL
AMPERE
stand brandstof / tankaanduiding
ml
opgetelde verbruik in ml
1-TEMP-2
temperatuur van sensor 1 resp. 2
TRG.
ACC1
celspanning van cel 1 … max. 6
40.0
00.0V 000.0A
m/3s stijgen/dalen (alleen bij 33611)
VOLT
Actuele spanning van de aan de module aangesloten accu
AMP
actuele stroom in ampère
0
Z1 Z2 Z3 Z4 Z5 Z6 Z7
VLG.
4.2V
ACC1
40.0
1-ACC-2
3.0V
00.0V 00.0V
0
0
70 25
25
1-TEMP-2 -20
00000mAh
80.0
80.0
actuele hoogte (alleen bij 33611)
m/3s
0000m
60.0
TANK
m/1s stijgen/dalen (alleen bij 33611)
CAPACIT.
40.0
VOLT
signaalkwaliteit in %
m/s
HOOG
m/3s 000m/3s
20.0
KWA
HOOG
KWA 100
VLG.
TRG.
m/s -000.1m/s
-020°C -020°C
-20
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
Z1 Z2 Z3 Z4 Z5 Z6 Z7 4.2V
ACC2 3.0V
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
Deze beide displays visualiseren de data van een eventueel aan de ontvanger aangesloten Electric-Air-module met het Best.-Nr. 33620. Meer informatie over deze module vindt u in het aanhangsel of op Internet onder www.graupner.de bij het desbetreffende product. Afhankelijk van de sensoren waarvan de module is voorzien kunnen op het display de volgende data permanent getoond worden: firmwareversies tot en met V 1.020 De beide displays worden in een ritme van ca. 4 seconden afwisselend getoond.
1. display Aan de bovenste rand van het display visualiseert de aanduiding “KWA” de kwaliteit van het van de zender afkomstige signaal in % en in de regel daaronder wordt numeriek het actuele stijgen/dalen in m/1s en m/3s weergegeven. Op de grafiek aan de rechter rand van het display is de actuele hoogte ten opzichte van de startplaats zichtbaar. De centrale grafiek visualiseert grafisch en numeriek de actuele spanningstoestand van de aangesloten accu. De gebogen scala links geeft de actuele stroom in ampère weer en de scala rechts de actuele capaciteit van de aan de accuaansluiting van de module aangesloten stroombron. Aanwijzing: Voor de juiste weergave van de data moet eerst in het »Telemetrie«-menu van de module de desbetreffende accucapaciteit worden ingesteld. 2. display De beide grafieken links geven de door de eventueel aan de module aangesloten temperatuur/-spanningssensoren (Best.-Nr. 33612 resp. 33613) gemeten actuele spanningen van maximaal 2 accu’s (ACC1 en ACC2) weer, met daaronder de bijbehorende temperaturen: In de linker helft telkens de data van sensor 1 en in de rechter die van sensor 2. In de rechter helft van het display worden de actuele celspanningen van de aan de balancer-aansluiting 1 (L) en eventueel 2 (H) aangesloten, elk max. 7-cellige accupacks weergegeven. De betekenis is:
firmwareversies V 1.021 of hoger Om tussen de beide displays te wisselen tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op een van de scala’s in het display.
Weergave telemetrie-data
217
MAX
waarde
betekenis
V
actuele spanning
A
actuele stroom
HOOG
actuele hoogte ten opzichte van startplaats
m/s
m/1s stijgen/dalen
m/3s
m/3s stijgen/dalen
KWA
signaalkwaliteit in %
1-ACC-2
accu 1 resp. accu 2
1-TEMP-2
temperatuur van sensor 1 resp. 2
ACC1 / ACC2
celspanning van cel 1 … max. 14 L = balancer-aansluiting 1 H = balancer-aansluiting 2
de maximaal bereikte hoogte ten opzichte van de startplaats
MIN
de maximale onderschrijding van de startplaats
m/s
m/1s stijgen/dalen
m/3s
m/3s stijgen/dalen
m/10s
m/10s stijgen/dalen
+000.1
MAX 0000m 270.0
m/10s
-270.0
-270.0
-000.5
-0001m
-270.0
000.0
MIN -0002m
Dit display visualiseert de data van een eventueel aan de ontvanger aangesloten vario-module (Best.Nr. 33601). De betekenis is: waarde
betekenis
KWA
signaalkwaliteit van het bij de ontvanger aankomende signaal van de zender in %, zie bladzijde 118
218
Weergave telemetrie-data
actuele hoogte ten opzichte van startplaats (Electronic Speed Controller) KWA 100
CAPACIT. 00000mAh
30.0
70
akt-VOLT-min
akt-TEMP-max
60000
KWA 100
m/3s
m/s
HOOG
TRG. VLG.
000
N 000°00 0000
AFST.
0000m
0
W 000°00 0000
00.0V 00.0V
0
-20
-020°C
-020°C
-20 30000
m/s
m/3s
200 100
0000m
300
0
SNELH.
0
akt-RPM-max 000000rpm
000km/h
270.0
door het GPS-systeem berekende snelheid ten opzichte van de grond
ESC
KWA 100
VLG.
TRG.
000.0
270.0
m/3s stijgen/dalen
kmh
GPS
VARIO TRG. VLG.
m/3s
400
000
HOOG
Dit display visualiseert de data van een eventueel aan de ontvanger aangesloten GPS-module met geïntegreerde vario, Best.-Nr. 33600. Naast de actuele positiegegevens en de snelheid van het model in het centrum van het display worden nog de actuele hoogte ten opzichte van de startplaats en stijgen/dalen in m/s en m/3s weergegeven. Daarnaast zijn de actuele ontvangstkwaliteit en de afstand tussen het model en de startplaats zichtbaar. De afkortingen betekenen: waarde
betekenis
KWA
signaalkwaliteit van het bij de ontvanger aankomende signaal van de zender in %, zie bladzijde 118
AFST..
afstand
N/W
noorden / westen
m/s
m/1s stijgen/dalen
000000rpm
0
akt-AMP-max 000.0A
000.0A
0
Dit display visualiseert de data van een eventueel aan de ontvanger aangesloten Brushless-regelaar met interne telemetrie, met een op het tijdstip van het verschijnen van deze handleiding actueel Best.-Nr. 33718 tot 33770 en 33850. In dit display worden de actuele en maximale elektrische waarden van de aandrijving, de actuele en maximale temperatuur van de regelaar en het actuele en maximale toerental van de aan de regelaar aangesloten motor gevisualiseerd. De betekenis is: waarde
betekenis
KWA
signaalkwaliteit van het bij de ontvanger aankomende signaal van de zender in %, zie bladzijde 118
akt-VOLTmin
linker waarde: actuele accuspanning rechter waarde: laagste accuspanning in de actuele tijdsperiode, waarin de regelaar ingeschakeld was.
akt-TEMPmax
akt-RPMmax
linker waarde: actuele temperatuur van de regelaar
km/h
door het GPS-systeem vastgestelde snelheid ten opzichte van de grond
rechter waarde: maximale regelaartemperatuur in de actuele tijdsperiode, waarin de regelaar ingeschakeld was.
HOOG
actuele hoogte ten opzichte van de standplaats
linker waarde: actuele toerental van de aangesloten motor rechter waarde: hoogste toerental in de actuele tijdsperiode, waarin de regelaar ingeschakeld was
akt-AMPmin
linker waarde: actuele stroom rechter waarde: hoogste stroom in de actuele inschakelperiode
Microkopter-display
RICH
bewegingsrichting
AMP
actuele stroom
m
door GPS-systeem vastgestelde afstand van de startplaats
000
door GPS-systeem vastgestelde positie in graden ten opzichte van de startplaats
In de lege onderste displayregels van de afbeelding hierboven worden eventuele meldingen van de microkopter-sensor weergegeven.
VLG.
TRG.
VOLT
00.0V
HOOG 0000m
TIJD
00:00
RICH
000
mAh
0000
AMP
000.0A
0
00000m
000kmh
000
Dit display visualiseert eventueel de data van een HoTT-compatible microkopter en verschijnt telkens na het ESC-display van de Electric-Air-, Vario- en GPS-module. De betekenis van links boven naar rechts onder is: waarde
betekenis
VOLT
actuele spanning
TIJD
inschakelduur
mAh
verbruikte accucapaciteit in de actuele inschakelperiode
00
positienummer van de satelliet
Weergave telemetrie-data
219
Programmeervoorbeeld sequenzer
Bij dit programmeervoorbeeld gaan we ervan uit, dat u zich al bezig heeft gehouden met de beschrijving van de diverse menu’s en de bediening van de zender verder duidelijk voor u is. Verder nemen we aan, dat uw model helemaal compleet in de zender geprogrammeerd is. Hieronder wordt alleen uitgelegd, hoe een sequenzer in de programmering van een model met één – gemeenschappelijke – retractservo en – om de afdekkingen van de wielen en de retractpoten apart te bedienen – twee kleppenservo’s geïntegreerd kan worden. Om ook aan de hier wat beperktere mogelijkheden van de zender mz-18 HoTT en het gebruik van een 8-kanaals ontvanger van het type GR-16 HoTT tegemoet te komen, gaan we in dit voorbeeld van de volgende ontvangerbezetting uit: retractklep “wiel” retract
Tot hier toe is alles helemaal “normaal”. Ongewoonlijk is alleen de aansturing van deze in totaal drie servo’s via een hulpkanaal en de bijbehorende geprogrammeerde curvenmixers. We beginnen daarom de programmering van dit voorbeeld in het ondermenu … (bladzijde 94)
… van het basismenu. Omdat de hier benodigde stuurkanalen 6, 7 en 8, zoals al eerder gezegd, via mixers moeten worden aangestuurd, moet u er in dit menu goed op letten, dat de knoppen van de corresponderende ingangen 6, 7 en 8 op GEEN staan:
220
Programmeervoorbeeld – sequenzer
DOORSEQ F
GL
Sv
1. GAS
St 1
7. AUX 2
GEEN
2. RO1L
St 2
8. AUX 3
GEEN
3. HO
St 3
9. AUX 4
GEEN
4. RI
St 4
5. RO1R
GEEN
6. AUX 1
GEEN
De – standaard – ook nog niet bezette ingang 9 krijgt de rol van het hierboven genoemde hulpkanaal en wordt daarom – voorlopig – voorzien van een willekeurig proportioneel stuurelement, maar vanwege de nauwkeuriger reactie het liefst van één van de proportionele draaiknoppen DV, bv. DV1: TRG.
ontvanger stroomvoorziening rolroer rechts richtingroer hoogteroer rolroer of rolroer links ontvanger stroomvoorziening motorservo of regelaar bij electro-aandrijving retractklep “poot landingsgestel”
»KAN. SET«
TRG.
DOORSEQ F
GL
Sv
TRG.
NORMAAL
DOORSEQ F
ACT
VAN
6.
AAN
K9
7.
AAN
K9
8.
AAN
K9
NAAR
SET
>>
K6
>>
>>
K7
>>
>>
K8
>>
TRG. K9
NORMAAL
DOORSEQ F
ACT AAN St/S AAN IN
+010%
7. AUX 2
GEEN
UIT
+100%
PUNT
St 2
8. AUX 3
GEEN
St 3
9. AUX 4
DV 1
4. RI
St 4
5. RO1R
GEEN
6. AUX 1
GEEN
ST. AAN
2 X-AS
+
+100%
–
Y-AS
ENT
Een curvenmixer voor de aansturing van de servo van de afdekkleppen van de retract-poot, die bij een uitgedraaid landingsgestel open moet blijven:
(Deze proportionele draaiknop is alleen tijdens de programmering van de sequenzer nodig en wordt na het hieronder beschreven programmeren van de mixers vervangen door een schakelaar.) Na de toewijzing van het stuurelement kan het menu weer verlaten worden en kunt u wisselen naar het ondermenu … »PROG. MIX«
Sv
>> K6
St 1
2. RO1L
VLG.
… en wel zoals hieronder afgebeeld: Een curvenmixer voor de retractfunctie:
1. GAS 3. HO
Sv
(bladzijde 102)
… van het functiemenu, waarin in totaal drie curvenmixers geprogrammeerd moeten worden, …
TRG. K9
NORMAAL
DOORSEQ F
Sv
>> K7 ACT AAN St/S AAN IN
–070%
UIT
+100%
PUNT ST. AAN
1 X-AS
+
+100%
–
Y-AS
ENT
En nog een curvenmixer voor de – kleinere – afdekkingen van het wiel, die na het uitdraaien van het landingsgestel weer moet sluiten:
TRG.
NORMAAL
DOORSEQ F
Sv
>> K8
K9
K1
IN
H
PUNT ST. AAN
X-AS
–100% Y-AS
K8
NOR
0.0s
K9
NOR
6.0s
K4
NOR
0.0s
RES
–
K5
NOR
0.0s
–
ENT
K6
NOR
0.0s
St 1
7. AUX 2
GEEN
2. RO1L
St 2
8. AUX 3
GEEN
3. HO
St 3
9. AUX 4
SW 6
4. RI
St 4 GEEN
6. AUX 1
GEEN
+
Nu moet na het omzetten van de gekozen schakelaar het in- en uitklappen van het landingsgestel en het openen van de kleppen zoals gewenst functioneren. Tenslotte moet nog genoemd worden, dat bijvoorbeeld bij het gebruik van een 12-kanaals ontvanger GR-24 HoTT aan de, in dit voorbeeld niet aanwezige, ontvangeruitgang 9 de aansturing van een landingslicht kan worden aangesloten. Deze zou dan parallel aan de bediening van het landingsgestel aan- en uitgaan. Er zijn zeker nog meer toepassingen te vinden, wanneer u zich eerst met de geboden mogelijkheden vertrouwd heeft gemaakt.
Sv
1. GAS
5. RO1R
Sv
0.0s
(bladzijde 94)
GL
0.0s
0.0s
… van het basismenu en wijst u in plaats van de eerder gekozen proportionele draaiknop een schakelaar toe, bijvoorbeeld de links vooraan gemonteerde, en makkelijk bereikbare twee-standen-schakelaar met lange greep S6, die in het menu als SW 6 verschijnt: DOORSEQ F
NOR
NOR
Na de programmering van deze laatste curvenmixer moet bij de bediening van het aan het begin genoemde proportionele stuurelement het proces nu zoals gewenst functioneren. Wanneer dit zo is, gaat u naar het ondermenu … »KAN. SET«
K7
NOR
–100%
UIT
0.0s
NORMAAL
K3
+
+100%
NOR
DOORSEQ F
K2
ACT AAN St/S AAN
TRG.
TRG.
Als afsluiting van deze programmering wisselt u nu nog naar het ondermenu … »OMK/VERTR«
(bladzijde 70)
… van het basismenu en stelt u de gewenste looptijd in van het “hulpkanaal” K9, dat de sequenzer aanstuurt, bijvoorbeeld 6s:
Programmeervoorbeeld – sequenzer
221
Aanhangsel
PRX (Power for Receiver) Best.-Nr. 4136
GPS-/Vario-Modul Graupner HoTT Best.-Nr. 33600
Vario-Modul Graupner HoTT Best.-Nr. 33601
Hoog ontwikkelde, gestabiliseerde ontvangerstroomvoorziening met intelligent Power-Management. De eenheid zorgt voor een gestabiliseerde en instelbare stroomvoorziening van de ontvanger, om de betrouwbaarheid van de stroomvoorziening nog verder te verhogen. Passend voor verschillende ontvangeraccu’s om een ongecompliceerd en breed aanbod te garanderen. Mocht tijdens het gebruik de accuspanning ook maar kort inzakken, dan wordt dit opgeslagen en weergegeven, om zo te voorkomen dat de accu’s een te kleine capaciteit hebben of zelfs helemaal uitvallen. • Voor het gebruik met één of twee ontvangeraccu’s. (simultane ontlading bij gebruik van twee accu’s) • Passend voor 5- of 6-cellige NiMH- resp. 2-cellige LiPo- of LiFe-accu. Graupner/JR-, G3,5-, G2- en BEC-stekkersystemen. • Drie instelbare hoogten voor de uitgangsspanning t.b.v. de ontvangerstroomvoorziening (5,1 V / 5,5 V / 5,9 V). • Twee ultraheldere LED’s geven elk apart de toestand van accu 1 en accu 2 aan. • Geïntegreerde, hoogwaardige aan-/uit-schakelaar • Bestand tegen hoge stromen • Platte opbouw van de schakelaar en de LED’s om de optiek en de eigenschappen van het model niet te beïnvloeden. • Bevestigingsflenzen, LED’s en schakelaar op één lijn voor een eenvoudige montage m.b.v. de bijgevoegde boorsjabloon.
Vario met hoogtesignalen en ieder 5 stijg- en daalsignaalgeluiden, met geïntegreerde GPS met afstandsmeting, parcoursmeting, snelheidsweergave, aanduiding van de vliegrichting en van de coördinaten. • Extra waarschuwingsdrempels voor min. hoogte, max. hoogte, stijg- en daalsnelheid in twee trappen • Hoogteweergave en opslag van de min. en max. hoogte • Instelbare waarschuwingstijd; UIT, 5, 10, 15, 20, 25, 30 seconden, altijd • Instelbare waarschuwings-herhaaltijd: altijd, 1, 2, 3, 4, 5 min., eenmaal • De GPS/vario-sensor kan direct aan de telemetrie-ingang van de ontvanger worden aangesloten
Vario met hoogtesignalen en ieder 5 stijg- en daalsignaalgeluiden, hoogteweergave en opslag van de min. en max. hoogte. • Extra waarschuwingsdrempels voor min. hoogte, max. hoogte, stijg- en daalsnelheid in twee trappen • Instelbare waarschuwingstijd; UIT, 5, 10, 15, 20, 25, 30 seconden, altijd • Instelbare waarschuwings-herhaaltijd: altijd, 1, 2, 3, 4, 5 min., eenmaal • De vario-sensor kan direct aan de telemetrie-ingang van de ontvanger worden aangesloten
222
Aanhangsel
Technische gegevens vario: • Hoogtemeting: -500 … +3000 m • Resolutie: 0,1 m • Gevoeligheid vario: 0,5 m/3s, 1 m/3s, 0,5 m/s, 1 m/s, 3 m/s per geluid te programmeren • Berekening gemiddelde waarde: 4 – 20 metingen per meetwaarde programmeerbaar
Technische gegevens vario: • Hoogtemeting: -500 … +3000 m • Resolutie: 0,1 m • Gevoeligheid vario: 0,5 m/3s, 1 m/3s, 0,5 m/s, 1 m/s, 3 m/s per geluid te programmeren • Berekening gemiddelde waarde: 4 – 20 metingen per meetwaarde programmeerbaar
General Engine-Module Graupner HoTT Best.-Nr. 33610
General Air-Module Graupner HoTT Best.-Nr. 33611
Electric Air-Module Graupner HoTT Best.-Nr. 33620
Algemene sensor voor Graupner HoTT-ontvangers en modellen met verbrandings- of elektromotor: • 2x temperatuur- en spanningsmetingen met waarschuwingsdrempels voor min. en max. spanning en min. en max. temperatuur • Meting van celspanning individuele cellen en waarschuwing voor min. spanning • Spannings-, stroom- en capaciteitsmeting met waarschuwingsdrempels voor min. en max. spanning, max. capaciteit en max. stroom • Stroombegrenzing programmeerbaar • Stroommeting met shuntweerstanden 2 x 1 mOhm parallel = 0,5 mOhm • Toerentalmeting en waarschuwingsdrempels voor min. en max. toerental • Brandstofmeting met waarschuwingsdrempels in stappen van 25 % (na software-update) • Instelbare waarschuwingstijd; UIT, 5, 10, 15, 20, 25, 30 seconden, altijd • Instelbare waarschuwings-herhaaltijd: altijd, 1, 2, 3, 4, 5 min., eenmaal • 2x temperatuur naar keuze 0 tot 120 °C of 200 °C en spanningsmeting tot 80 V DC • 1x toerentalmeting tot 100 000 omw/min met tweebladspropeller • Enz., zie www.graupner.de
Algemene sensor voor Graupner HoTT-ontvangers en modellen met verbrandings- of elektromotor: • Vario met hoogte-geluidssignalen en stijg-en daalsignalen en extra waarschuwingsdrempels voor min. hoogte, max. hoogte, stijg- en daalsnelheid in twee trappen • Hoogteweergave (-500 … +3000 m) en opslag van de min. en max. hoogte • 2x temperatuur- en spanningsmetingen met waarschuwingsdrempels voor min. en max. spanning en min. en max. temperatuur • Meting van celspanning individuele cellen en waarschuwing voor min. spanning • Spannings-, stroom- en capaciteitsmeting met waarschuwingsdrempels voor min. en max. spanning, max. capaciteit en max. stroom • Toerentalmeting met toereNregeling (programmeerbaar) en waarschuwingsdrempels voor min. en max. toerental • Brandstofmeting met waarschuwingsdrempels in stappen van 25 % • Instelbare waarschuwingstijd; UIT, 5, 10, 15, 20, 25, 30 seconden, altijd • Instelbare waarschuwings-herhaaltijd: altijd, 1, 2, 3, 4, 5 min., eenmaal • 2x temperatuur naar keuze 0 tot 120 °C of 200 °C en spanningsmeting tot 80 V DC • Enz., zie www.graupner.de
Algemene sensor voor Graupner HoTT-ontvangers en modellen met elektromotor: • Vario met hoogte-geluidssignalen en stijg-en daalsignalen en extra waarschuwingsdrempels voor min. hoogte, max. hoogte, stijg- en daalsnelheid in twee trappen • Hoogteweergave (-500 … +3000 m) en opslag van de min. en max. hoogte • 2x temperatuur- en spanningsmetingen met waarschuwingsdrempels voor min. en max. spanning en min. en max. temperatuur • Meting van celspanning individuele cellen 2 … 14S met waarschuwing voor min. spanning • Spannings-, stroom- en capaciteitsmeting met waarschuwingsdrempels voor min. en max. spanning, max. capaciteit en max. stroom • Instelbare waarschuwingstijd; UIT, 5, 10, 15, 20, 25, 30 seconden, altijd • Instelbare waarschuwings-herhaaltijd: altijd, 1, 2, 3, 4, 5 min., eenmaal • 2x temperatuur naar keuze 0 tot 120 °C of 200 °C en spanningsmeting tot 80 V DC • 1x regelaar/servo-ingang , 1x ingang toerentalregeling, 1x regelaar/servo-uitgang voor toerenregeling • 1x stroom-, spannings- en capaciteitsmeting tot 150 A (korte tijd1 s tot 320 A) en tot 60 V • 1x bewaking individuele celspanning voor 2 – 14S lithium-accu’s (LiPo, LiIo, LiFe)
Aanhangsel
223
RPM magneet-sensor Graupner HoTT Best.-Nr. 33616
Graupner HoTT Smart-Box Best.-Nr. 33700
Graupner HoTT USB-Schnittstelle Best.-Nr. 7168.6
Voor het aansluiten aan de General-Engine- (Best.-Nr. 33610), General-Air- (Best.-Nr. 33611) of Electric-Air-module (Best.-Nr. 33620). Het desbetreffende aantal propellerbladen moet in het telemetrie-menu van de module worden ingesteld.
De meest uiteenlopende functies in één apparaat maken de SMART-BOX tot uw toekomstige slimme begeleider. Of er nu in realtime telemetriedata weergegeven of instellingen aan uw HoTT-systeem geprogrammeerd moeten worden, al deze dingen zijn op een eenvoudige manier mogelijk via het 8 x 21 tekens grote display. Een geïntegreerde zoemer voor het afgeven van hoorbare signaal- en waarschuwingsgeluiden breidt de flexibele mogelijkheden van de BOX nog verder uit. Via de bijgevoegde montageset kan het apparaat aan de draagbeugels van de handzender worden bevestigd en heeft daardoor een optimale positie om ook tijdens het sturen van uw model in realtime telemetriedata te kunnen aflezen.
Deze adapterkabel is samen met de apart leverbare USB-aansluiting Best.-Nr. 7168.6 nodig voor het updaten van ontvangers en sensoren; met de bij de USB-aansluiting aanwezige USB-kabel kunnen de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT direct geüpdatet worden.
RPM Optik-Sensor Graupner HoTT Best.-Nr. 33615 Voor het aansluiten aan de General-Engine- (Best.-Nr. 33610), General-Air- (Best.-Nr. 33611) of Electric-Air-Modul (Best.-Nr. 33620). Het desbetreffende aantal propellerbladen moet in het telemetrie-menu van de module worden ingesteld.
De mogelijkheid tot een update door de gebruiker zorgt ervoor dat de SMART-BOX altijd op de nieuwste stand is en garandeert ook in de toekomst nieuwe functies. • Aanduiding zenderspanning met instelbare waarschuwingsdrempel • Reikwijdtetest • Ontvangertemperatuur • Servo-omkeer • Servo-weg • Omwisseling kanalen • Instellingen mixers
• Instellingen landen • Signaalkwaliteit • Ontvangerspanning • Neutraalpositie servo’s • Cyclustijd • Fail-Safe-instellingen • Servotest
Afmetingen: ca. 76 mm x 72 mm x 17 mm (L x B x H) Gewicht: ca. 55 g
224
Aanhangsel
Graupner HoTT Adapterkabel Best.-Nr. 7168.6S Deze adapterkabel is samen met de apart leverbare USB-aansluiting Best.-Nr. 7168.6 nodig voor het updaten van ontvangers en sensoren; met de bij de USB-aansluiting aanwezige USB-kabel kunnen de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT direct geüpdatet worden.
Voor uw aantekeningen
225
226 Conformiteitsverklaring Graupner|SJ GmbH Henriettenstrasse 96 D-73230 Kirchheim/Teck
2
S1005 / S1006 / S1012 / 33512
mz-18 HoTT / mz-24 Hott / GR-12L HoTT / GR-24 HoTT
Energy related products directive (ErP)
93/42/EEC 6. Ökodesign-Richtlinie
Medical device directive (Class 1)
2006/95/EC 4. Medizinprodukte (Klasse 1)
Low-voltage directive
2. Niederspannungs-Richtlinie
Ausstellungsdatum / Date of issue
Position
Unterschrift / Signature
19.11.2014
Geschäftsführer / Managing Director
Zu 7: EN 60950-1:2006 + A11:2009 + A1:2010 + A12:2011 EN 62479:2010
Zu 5: EN 300 328 V1.8.1
Zu 1: EN 301 489-1 V1.9.2 EN 301 489-17 V2.1.1
The article complies with the standards as mentioned below which are necessary to obtain the CE-symbol:
Der Artikel entspricht folgenden, zur Erlangung des CE-Zeichens erforderlichen Normen:
Harmonisierte EN-Normen / Harmonised EN-Standards
2011/65/EC
Restriction of the use of certain hazardous substances
R&TTE 1999/5/EC 2009/125/EEC 7. Beschränkung der Verwendung bestimmter gefährlicher Stoffe in Elektro- und Elektronikgeräten
Radio a. Telecommunication Terminal Equipment
2006/42/EC 5. Funkanlagen u. Telekommunikationseinrichtungen
Mashine directive
2004/108/EC 3. Maschinenrichtlinie
Electromagnetic compatibility (EMC)
1. Elektromagnetische Verträglichkeit (EMV)
Einschlägige EU-Richtlinien / Governing EU-directives / Directives CE concernées :
Company adress:
Firmenanschrift:
Equipment class:
Geräteklasse:
Article number:
Artikelnummer:
Article description:
Artikelbezeichnung:
Hiermit bestätigen wir, dass das nachfolgend bezeichnete Gerät den angegebenen Richtlinien entspricht.
EU-Konformitätserklärung EU-Declaration of Conformity
14
Conformiteitsverklaring
Garantie-certificaat Graupner centrale service Adres : Graupner|SJ GmbH Service Henriettenstrasse 96 D-73230 Kirchheim Servicehotline Ma - Do : Vrijdag :
09 :15 - 17 :00 uur 09 :15 - 13 :00 uur 0049 7021 72 21 30
Email:
[email protected] Meer serviceadressen vindt u op www.graupner.de/de/service/servicestellen.aspx
Wij geven op dit product een garantie van This product is warrantied for Sur ce produit nous accordons une garantie de De Fa. Graupner/SJ GmbH, Henriettenstraße 96, D-73230 Kircheim/Teck verleent vanaf de datum van aankoop 24 maanden garantie op dit product. De garantie geldt alleen voor de al bij aankoop van het product aanwezige materiaal- of functiegebreken. Schade die door slijtage, overbelasting, foutieve toebehoren of onvakkundige behandeling toegebracht is, is van garantie uitgesloten. De wettelijke rechten en aanspraken op garantie door de consument worden door deze garantie niet geschaad. Controleert u het product vóór een reclamatie of terugzending nauwkeurig op gebreken, omdat wij u een onkostenvergoeding berekenen, wanneer het product geen mankementen blijkt te vertonen. Graupner|SJ GmbH, Henriettenstraße 96, D-73230 Kirchheim/Teck, Germany guarantees this product for a period of 24 months from date of purchase. The guarantee applies only to such material or operational defects witch are present at the time of purchase of the product. Damage due to wear, overloading, incompetent handling or the use of incorrect accessories is not covered by the guarantee. The user´s legal rights and claims under guarantee are not affected by this guarantee. Please check the product carefully for defects before you are make a claim or send the item to us, since we are obliged to make a charge for our cost if the product is found to be free of faults. La société Graupner/SJ GmbH, Henriettenstrasse 96, 73230 Kirchheim/Teck, Allemagne, accorde sur ce produit une garantie de 24 mois à partir de la date d´achat. La garantie prend effet uniquement sur les vices de fonctionnement et de matériel du produit acheté. Les dommages dûs à de l´usure, à de la surcharge, à de mauvais accessoires ou à d´une application inadaptée, sont exclus de la garantie. Cette garantie ne remet pas en cause les droits et prétentions légaux du consommateur. Avant toute réclamation et tout retour du produit, veuillez s.v.p. contrôler et noter exactement les défauts ou vices, parce que nous sommes obligés de vous facturer nos frais, bien que le produit se trouve en bon état.
24
maanden months mois
Garantie-certificaat Warranty certificate / Certificat de garantie
mz-18 HoTT Set
Best.-Nr. S1005
mz-24 HoTT Set
Best.-Nr. S1006
Datum van aankoop: Date of purchase/delivery: Date d’achat : Naam van de koper: Owner´s name: Nom de I`acheteur : Straat, woonplaats: Complete address: Adresse complète : Firmastempel en handtekening van de verkoper: Stamp and signature of dealer: Cachet et signature du détaillant :
Garantie-certificaat
227
H O P P I N G . T E L E M E T R Y . T R A N S M I S S I O N
GRAUPNER/SJ GMBH POSTFACH 1242 D-73220 KIRCHHEIM/TECK GERMANY www.graupner.de
Wijzigingen en levermogelijkheden voorbehouden. Levering uitsluitend via de vakhandel. Een lijst met handelaren is bij ons verkrijgbaar. Voor drukfouten kunnen we geen verantwoordelijkheid nemen. Printed in China PN.SK-02 (V5.de/V1023)
Hoewel de informatie in deze handleiding zorgvuldig gecontroleerd is, kan voor fouten, onvolledigheden en drukfouten geen verantwoordelijkheid genomen worden. Graupner|SJ behoudt zich het recht voor, de beschreven soft- en hardware-eigenschappen op ieder moment onaangekondigd te wijzigen.