Rechtbank te Utrecht
PLEITAANTEKENINGEN
Zitting: 30 januari 2007 Rolnummer: 202784 HA ZA 05/2186
inzake :
1. de stichting STICHTING KOERSPLANDEWEGKWIJT, statutair gevestigd te Eindhoven;
2. de heer REINIER KAREL JOZEF BOOSTEN,
3.de heer JOANNES PETRUS HOOGEVEEN,
4. mevrouw LYDIA CAROLINE MASSEN – TEN BRINKE,
hierna gezamenlijk in enkelvoud aan te duiden als: “eisers” en/of “deelnemers aan Koersplan” procureur: mr. J. Croonen advocaten: prof. dr. E. Lutjens en mevrouw mr. A.M.C. Roth-Verweij, advocaten bij Van Mens en Wisselink, Amsterdam
tegen:
de naamloze vennootschap SPAARBELEG KAS N.V., statutair gevestigd te Utrecht en kantoorhoudende te (3436 ZZ) Nieuwegein aan de Nevelgaarde 60;
gedaagden, procureur: mr. B.F. Keulen advocaat: mr. W.H. van Baren
Inleiding
1. De zaak van vandaag heeft de twijfelachtige eer van een grote publieke- en mediabelangstelling. Twijfelachtig omdat consumenten niet zo het bos in gestuurd zouden mogen worden als Spaarbeleg heeft gedaan met haar product Koersplan. De kern is dat de Koersplan van de voor belegging bestemde inleg een aanzienlijk bedrag aan overlijdensrisicopremie heeft afgetrokken, zonder dat de deelnemers die wisten en ook niet konden weten. Daardoor ontvangen de deelnemers een aanzienlijk lager rendement dan hen is voorgehouden door Spaarbeleg. De deelnemers zijn knollen voor citroenen verkocht en dat zou niet mogen en moet hersteld worden.
2. Aan de orde is het product Koersplan, een vorm van beleggen. Omtrent door verzekeraars gehanteerde beleggingsverzekeringen in het algemeen bestaat maatschappelijk onrust: deze verzekeringen zouden onduidelijk en niet transparant zijn
en
met
verrekening
van
buitensporige
kosten
ten
laste
van
de
verzekeringnemers gepaard gaan. Het in december 2006 bekend gemaakte rapport van de Commissie De Ruiter (Commissie transparantie beleggingsverzekeringen) spreekt boekdelen. Dit Koersplan proces is een voorbeeld van de misstanden die de Commissie De Ruiter bij beleggingsproducten heeft vastgesteld.
3. Missstanden zijn er bij het product Koersplan doordat de deelnemers – allen ondeskundige consumenten – niet of volstrekt onvoldoende geïnformeerd zijn over de wezenlijke onderdelen van het product. De deelnemers is een product voorgespiegeld met – in de woorden van de Commissie De Ruiter – “zeer gebrekkige” transparantie, waarbij de deelnemers niet zodanig zijn geïnformeerd dat zij begrijpen wat het product inhoudt en wat wordt belegd. Dit hebben de deelnemers aan het product Koersplan niet begrepen, maar – wellicht belangrijker – zij konden het ook niet begrijpen. Zij konden niet weten – toegespitst op de kern van de problematiek voor vandaag bij het product Koersplan – dat slechts de inleg na aftrek van een overlijdensrisicopremie zou worden belegd, waarbij de door Spaarbeleg gehanteerde overlijdensrisicopremie ook nog eens niet inzichtelijk en bovendien buitensporig hoog is geweest.
4. Dat
er
sprake
is
van
het
standaard
in
mindering
brengen
van
een
overlijdensrisicopremie op de inleg, staat wel vast. Het centrale punt voor eisers is dat de deelnemers aan Koersplan dat niet konden weten en meenden en mochten menen een product gekocht te hebben zonder aftrek van overlijdensrisicopremie. Dat mochten zij verwachten omdat Spaarbeleg hen voorafgaan aan het sluiten van de overeenkomst niet heeft geïnformeerd over enige verzekeringspremie, omdat de
2
brochures dat niet noemen, omdat het bewijsstuk van de overeenkomst, het certificaat, daar geen melding van maakt. De deelnemers zijn op het verkeerde been gezet, knollen voor citroenen zei ik al. Juridisch gezegd: Spaarbeleg heeft zich schuldig gemaakt aan verkeerde of onvolledige inlichtingen omtrent de inhoud van de overeenkomst waardoor deelnemers iets anders mogen verwachten dan Spaarbeleg hen verkoopt, Spaarbeleg heeft zich schuldig gemaakt aan misleidende reclame en aan onrechtmatig gedrag, hetgeen recht geeft op primair op nakoming van de overeenkomst zoals die door de Koersplan deelnemers mocht worden begrepen, subsidiair op schadevergoeding.
5. Hiermee willen eisers bereiken dat zij krijgen wat zij mochten verwachten: een Koersplanproduct zonder inhouding van de premie risicoverzekering in de vorm dus van nakoming van de overeenkomst zoals de deelnemers die mochten verwachten aangegaan te zijn waarbij zich dit oplost in het op nihil stellen van de overlijdensrisicopremie als vorm van schadevergoeding en herberekening van de eindkapitalen.
Informatieplichten
6. De zorg- en informatieplicht van verzekeraars kenmerkt zich mede door toenemende wet- en regelgeving. Het beginpunt daarvan kan gelegd worden in 1994 met de totstandkoming van de Regeling Informatieverstrekking aan verzekeringnemers, in 1998 gevolgd door de Code Rendement en Risico, in 2002 door voorschriften over de
Financiële Bijsluiter en vervolgens in 2006 de
zorgverplichtingen van de Wet financiële dienstverlening, die per 1 januari 2007 zijn opgenomen in de Wet op het financieel toezicht. Het gaat hierbij om publiekrechtelijke voorschriften die het marktoptreden van verzekeraars en andere financiële ondernemingen mede sturen.
7. Separaat daarvan staan de civielrechtelijke normen en waarden, waar verzekeraars en beleggingsinstellingen als Spaarbeleg zich ook al voor het publiekrechtelijk vastleggen van informatieplichten aan dienden te houden.
8. Er is een publiekrechtelijke ontwikkelingslijn met een steeds verdere verdichting van informatieplichten. Wellicht zijn die normen niet in tijd terug te plaatsen naar het moment van het overeenkomen van het product Koersplan. Maar dat is ook niet de vraag waar het om draait. Het verwijt aan Spaarbeleg is immers dat er voor, bij en na het aangaan van de Koersplanovereenkomst onjuiste en/of onvolledige en/of misleidende informatie is gegeven. En los van welke publiekrechtelijke normen ook, zodanig foutief informeren als Spaarbeleg heeft gedaan mag en mocht bij het
3
aangaan van de onderhavige Koersplanovereenkomsten zonder meer niet. Daar hebben we geen publiekrechtelijke regels voor nodig.
Koersplan
9. Wat is Koersplan nu eigenlijk en hoe is de informatie daarover gelopen. Eerst ga ik in op de aard van de overeenkomst.
10. In de dagvaarding wordt het een spaarkasovereenkomst genoemd. In de brochure 1989
(productie
3
bij
dagvaarding)
wordt
het
product
Koersplan
een
“aandelenbeleggingsprodukt” genoemd. Er is reden nog eens goed naar het karakter van de overeenkomst te kijken, met name in verband met de vraag of de deelnemers
konden
verwachten
dat
er
een
verzekeringsovereenkomst
overeengekomen zou zijn.
11. De aard van de overeenkomst is onduidelijk. Is er een belegging of een verzekering of een hybride overeenkomst? De brochures suggereren dat er sprake is van een beleggingsovereenkomst met een uitkering van de ingelegde gelden + een rente van
3%
of
4%
bij
overlijden.
Dat
hier
sprake
zou
zijn
van
een
verzekeringsovereenkomst dat blijkt helemaal niet. De omstandigheid dat de belegging bij overlijden aan nabestaanden wordt uitgekeerd betekent niet dat er dus sprake zal zijn van een levensverzekeringsovereenkomst op dit punt. Indien er gespaard zou zijn via een bank, zou het spaargeld met rente ook aan de nabestaanden ten goede komen, zonder dat hier een verzekering voor gesloten hoeft te worden. Uit de enkele aanwezigheid van een uitkering bij overlijden hoefden de deelnemers aan Koersplan dus niet te begrijpen dat er sprake zou zijn van een verzekeringsovereenkomst.
12. Er is volgens gedaagde een spaarkasovereenkomst (onder meer punt 9.6 en 9.7 dupliek). De algemene voorwaarden bij het product spreken echter over een “spaarbelegovereenkomst”, waarmee het sparen door te beleggen centraal staat (bijvoorbeeld productie 18 en 19 bij dagvaarding). Die benadering met het accent op beleggen sluit aan bij de brochures, waar Koersplan als product wordt afgezet tegenover
sparen
en
Spaarbeleg
wordt
gekenschetst
als
onderneming
gespecialiseerd in “sparen en beleggen” (bijvoorbeeld productie 4 bij dagvaarding). Dit alles duidt bepaald niet op het bestaan van een verzekeringsovereenkomst.
Spaarbeleg heeft het product Koersplan in de brochures stelselmatig vergeleken met spaarproducten, waarbij het beleggen in aandelen vanwege het te verwachten hoge rendement dan een beter alternatief zou zijn voor mensen die het aspect van
4
mogelijke koersverliezen wilden accepteren. Het product wordt dan ook als een beleggingsproduct geadverteerd. Bij een dergelijk product hoeven deelnemers in het geheel geen rekening te houden met een premie voor een verzekering. Het ingelegde geld wordt immers belegd. Dat het ingelegde geld in geval van overlijden met 3% of 4% wordt uitgekeerd, kan als een normaal onderdeel van dit beleggingsproduct worden gezien, een verzekeringselement hoeft daar niet in gelezen te worden, ook niet doordat de uitkering is gegarandeerd. Want waar in de brochures rendementen tussen de 10 en 14% worden voorgespiegeld, is een gegarandeerde uitkering met een 4% rente niet als bijzonder genereus te kwalificeren. De deelnemers mochten deze beperkte uitkering bij overlijden als ingebouwd onderdeel van het beleggen zien, mede omdat zulks ook zo letterlijk in de brochures is genoemd, ingebouwde zekerheid heeft het dan.
13. Dit zelfde geldt wanneer wordt aangenomen dat er sprake is van een spaarkasovereenkomst, want dat is geen overeenkomst van levensverzekering als bedoeld in artikel 302-oud WvK, zie ook 9.6 dupliek.
14. Dus tot zover blijkt er in het geheel niet van enige grondslag voor het in rekening brengen van verzekeringspremies.
15. In combinatie met het sparen of beleggen of spaarkassen, wat het dan ook is, is het mogelijk een overlijdensdekking te verzekeren. Dat is dan een afzonderlijke overeenkomst, want noch sparen, noch beleggen, noch spaarkassen belichaamt een verzekeringsovereenkomst. Indien zo’n separate verzekering zou zijn afgesloten, is dat wel een levensverzekering in de zin van WvK. Zo’n overlijdensrisicoverzekering wordt door Spaarbeleg als een wezenlijk deel van het product Koersplan gezien, maar dat betekent niet dat de verzekeringsovereenkomst niet meer de eigen kenmerken zou hebben en juridisch niet afgescheiden kan en ook moet worden van de spaarkasovereenkomst, anders 9.7 dupliek. Hierbij is het overigens van belang op te merken dat een overlijdensdekking niet noodzakelijk verbonden is aan een spaarkasovereenkomst, het was in de loop van de geschiedenis van spaarkasovereenkomsten in zijn algemeenheid misschien wel de meest voorkomende praktijk geworden om een overlijdensverzekering af te sluiten, maar
noodzakelijk
was
en
is
deze
samenhang
geenszins 1 .
De
Koersplandeelnemers hoefden daarom ook niet vanwege de aard van de overeenkomst kunnen beseffen dat er een verzekering zou moeten zijn, indien überhaupt verwacht mocht worden dat zij inzicht in het karakter van een spaarkasovereenkomst zouden moeten hebben. Het hoeft dus niet zo’n verzekering bij 1
een
spaarkasovereenkomst,
maar
indien
in
combinatie
met
de
Zie G.R. Boshuizen, Tontines, spaarkassen en het toezicht, RM Themis 1997/7.
5
spaarkasovereenkomst een verzekering wordt afgesloten, dan is dat een afzonderlijke overeenkomst. Het kan zijn dat de uitsluiting van het begrip levensverzekering in artikel 308 WvK zich richt op de hele spaarkasovereenkomst, die uitsluiting omvat niet de daarvan te onderscheiden en vanwege de eigen kenmerken ook af te scheiden overlijdensverzekering, zijnde een levensverzekering.
16. Dit
is
daarom
van
belang,
omdat
het
sluiten
van
een
aparte
verzekeringsovereenkomst niet zonder meer als bedoeling van partijen kan worden aangemerkt bij het aangaan van een spaarkasovereenkomst. Hierbij is ook van belang dat in de uitvoering door Spaarbeleg ook niet gehandeld is alsof er een afzonderlijke verzekeringsovereenkomst zou zijn gesloten, nu immers geen enkel document ten bewijze van het bestaan van die verzekering is afgegeven. Het bestaan zou blijken – althans volgens de stellingen van Spaarbeleg – uit de algemene voorwaarden. Daar kom ik nog op terug. Die zijn verstrekt bij het afgeven van de bevestigingsbrief van de overeenkomst. Maar die ten grondslag hebben gelegen aan het aangaan van de overeenkomst, met name de brochures, maken er geen melding van, het certificaat ook niet, en er is ook geen polis afgegeven. Er is in de beleving en naar hetgeen de Koersplandeelnemers mochten verwachten, dus gewoon geen verzekeringsovereenkomst tot stand gekomen. Er is dus ook geen grondslag voor het in rekening brengen van enige premie.
17. De Prospectus Spaarkasinschrijvingen uit 1985 uitgegeven door de Nederlandse Vereniging ter bevordering van het Spaarkasbedrijf (productie 4 bij repliek) vermeldt onder het kopje ‘Spaarstortingen, premies en kosten’ de volgende passage opgenomen:
“Het bedrag van de spaarstorting wordt op het bewijs van inschrijving vermeld evenals de duur van de overeenkomst. Verder wordt de premie vermeld voor de overlijdensrisicodekking”.
Deze Prospectus is aangehaald omdat hiermee de kennelijk gebruikelijke opvatting over het vermelden van premies wordt genoemd. Het is niet zo dat deze brochure door Spaarbeleg aan de deelnemers is toegezonden. Duidelijk is in ieder geval dat Spaarbeleg geen premie voor een overlijdensrisicodekking heeft vermeld op het bewijs van inschrijving. Deelnemers in Koersplan hadden daarom mogen begrijpen dat zij geen aparte verzekering voor overlijdensdekking waren aangegaan. Er is tussen partijen enige discussie geweest over diverse brochures, omdat Spaarbeleg een aan eisers verder niet bekende brochure van het Verbond van verzekeraars over spaarkassparen heeft aangehaald. Die brochure noemt zoals Spaarbeleg opmerkt inderdaad ook de premie, maar ook hier onder de toevoeging: “De maatschappij
6
vertelt u hoe deze posten zijn onderverdeeld zodat ook duidelijk is welk deel wordt belegd.” Spaarbeleg heeft die informatie in ieder geval aan de deelnemers onthouden, zodat Spaarbeleg welbewust onduidelijkheid bij de deelnemers heeft laten bestaan..
18. De overeenkomst inzake Koersplan kwam tot stand na telefonisch contact met Spaarbeleg of door inzenden van een inschrijfformulier (produktie 15 bij dagvaarding voor Boosten, productie 28 voor Hoogeveen en productie 29 voor Massen-ten Brinke) en aansluitende bevestiging door Spaarbeleg met gelijktijdige toezending van een certificaat (productie 16 en 17 bij dagvaarding). De bevestigingsbrief spreekt over “uw overeenkomst” en over “de beleggingen”. Over verzekering en overlijdensrisicopremie geen woord.
19. Het certificaat spreekt over een “Spaarbelegovereenkomst”. Dat duidt op een beleggingsovereenkomst. Alleen bij de omschrijving van persoonsgegevens noemt het certificaat de deelnemer in de overeenkomst “Verzekerde”. Daaruit alleen kan niet begrepen worden dat er sprake is van een verzekeringsovereenkomst, mede omdat
in
de
kern
–
het
spaarkaselement
–
de
overeenkomst
geen
verzekeringsovereenkomst is.
20. In de toegezonden algemene voorwaarden (onder meer produktie 18 dagvaarding) is sprake van een overeenkomst met twee elementen: spaarstortingen en verzekering voor overlijden. Het wordt echter gepresenteerd als twee onderdelen van één en dezelfde overeenkomst, de spaarbelegovereenkomst.
21. Dit alles doet de vraag opkomen of partijen wel een verzekeringsovereenkomst hebben gesloten. Certificaat en algemene voorwaarden noemen het niet spaarkas, maar spaarbeleg. Hadden deelnemers in het Koersplanproduct kunnen begrijpen bij het aangaan van de overeenkomst dat er een separate verzekeringsovereenkomst tot stand komt? Dit is een afgeleide van de vraag of de deelnemers hadden kunnen begrijpen of hun inleg verminderd zou worden met een overlijdensrisicopremie. Indien zij al niet hadden kunnen begrijpen dat zij een verzekeringsovereenkomst aangingen, hadden zij in ieder geval niet met een premie rekening hoeven te houden.
22. Het is zijn juridisch theoretische bespiegelingen die ons niet mogen afleiden van het kernpunt waar het voor de in Koersplan deelnemende consumenten om gaat. Dat is de vraag: wat mochten zij redelijkerwijs verwachten en dat was in ieder geval niet een verzekering, in ieder geval geen premie, voor overlijden. De rest doet er eigenlijk niet toe.
7
Risicopremie
23. Konden de Koersplandeelnemers weten dat niet de gehele inleg, maar slechts een deel daarvan na aftrek van de overlijdensrisicopremie, zou worden belegd. Dat is naar de kern de te beantwoorden vraag en het antwoord is: neen, absoluut niet. Het gaat hier om de combinatie van het niet melden van de vermindering van de inleg met risicopremies enerzijds en het voorspiegelen van te behalen netto rendementen waar alle kosten al van af zijn anderzijds.
24. Als voorbeeld de brochure 1989, maar voor andere brochures geldt een overeenkomstig verhaal. Er staat een tekening met een voorbeeld van een inleg van f 100,- per maand. In 12 jaar tijd is dan f 14.400 ter belegging ingebracht, zo luidt die tekening. Met andere woorden: volgens deze informatie uit de brochure wordt de volledige inleg belegd. Er is geen sprake van het verminderen met premies.
25. Ook elders in de tekst van de brochure wordt nergens over het in mindering brengen van de overlijdensrisicopremie gesproken. Wel wordt op pagina 3 van die brochure gesteld dat Spaarbeleg bij overlijden een uitkering “garandeert” ter grootte van de ingelegde som vermeerderd met 4% rente. In het kader, onder het kopje “nog even de voordelen” wordt onder meer genoemd: “Bij overlijden een gegarandeerde uitbetaling van de ingelegde som plus 4% rente op rente”. Dat noemt de brochure letterlijk: “Ingebouwde zekerheid”.
26. De brochures 1990 en 1991 (produkties 4 en 5 bij dagvaarding) kennen een zelfde opzet als die van 1989. De brochure 1992 (produktie 6 bij dagvaarding) spreekt over het bedrag dat verzekeringnemer “netto” in handen krijgen, de brochure zegt daar voor alle duidelijkheid bij: “dus na aftrek van alle kosten”.
27. De daarop volgende brochures laten het zelfde beeld zien. De brochure 1994 (produktie 8 bij dagvaarding) geeft een rekenvoorbeeld waarbij de hele inleg wordt belegd waarin zonder meer wordt opgemerkt dat de deelnemer de als “uit te keren vermogen” genoemde bedragen “netto aan het einde van de looptijdtijden in handen krijgt”. De brochure 1996 (produktie 10 bij dagvaarding) zegt het als volgt: “Uw rendement is echt netto bij KoersPlan. […] Dat wil zeggen dat onze kosten al zijn verrekend”. De brochure vervolgt: “En dat is goed om te weten”. Goed om te weten. Wat de verzekeringnemers dusniet wisten en niet konden weten is dat deze mededelingen onjuist bleken te zijn, omdat het voorgespiegelde rendement niet over de inleg kon worden toegepast maar slechts over de inleg minus onder meer overlijdensrisicopremie en dat de voorgespiegelde uitkeringen dus helemaal niet
8
netto uitbetaald zou worden. Dat zou goed zijn geweest om te weten, maar dat heeft Spaarbeleg stelselmatig verzwegen.
28. Wij weten nu dat de informatie in de brochures simpelweg onjuist is geweest in vergelijking met de feitelijke toepassing. Er is geen sprake van geweest dat de hele inleg is belegd. De brochure zegt echter letterlijk dat de gehele inleg wordt belegd en nergens is een voorbehoud gemaakt. De brochures vermelden ook niet dat de voorgespiegelde netto eindkapitalen helemaal niet netto zijn, maar bruto en afhankelijk van kosten en vooral de premie voor de overlijdensrisicoverzekering. Die premie op zijn beurt is in hoogte dan nog eens afhankelijk van de looptijd van de Koersplan-overeenkomst, het geslacht alsmede de leeftijd van de deelnemer.
29. Voor de overige stukken betreffende Koersplan geldt hetzelfde als voor de brochure wat betreft de onjuiste informatieverstrekking.
30. Zoals gezegd komt de overeenkomst inzake het product Koersplan tot stand via telefoon of door inschrijfformulier, bevestigingsbrief en certificaat. Die stukken zeggen niets over een overlijdensrisicopremie. Er wordt gesproken over “uw overeenkomst” en over “de beleggingen”. Over verzekering en overlijdenspremie geen woord. De bevestigingsbrieven spreken over “Belangrijke punten van de overeenkomst” en noemt de verzekering niet en spreek verder alleen over “Beleggingsaspecten”. Over verzekering geen woord. Zie productie 16 bij dagvaarding voor Boosten, productie 28 voor Hoogeveen.
31. Het certificaat (voor Boosten productie 17, voor Hoogeveen productie 28, voor Massen productie 29) spreekt wel over verzekerde, maar nergens blijkt uit het certificaat dat van de genoemde inleg per maand een overlijdensrisicopremie afgetrokken moet worden. Het certificaat duidt de overeenkomst ook als een Spaarbelegovereenkomst, niet als mede een verzekeringsovereenkomst. De bevestigingsbrief stelt dat de op het certificaat als uitkering genoemde bedragen zijn berekend “na aftrek van alle kosten”. Het certificaat heeft het ook niet over “verzekeringspremies”, anders dan Spaarbeleg in punt 8.25 antwoord doet voorkomen. Uit de bij dagvaarding overgelegde certificaten blijkt dat de uitdrukking verzekeringspremies ten opzichte van eisers niet zijn vermeld.
Alleen op het
certificaat van Massen wordt onder uitkering bij overlijden het woord premies genoemd, bij de andere twee individuele eisers is dat niet zo. Van enige betalingsverplichting voor een verzekeringsovereenkomst blijkt hieruit echter ook voor Massen niet.
9
32. In punt 6.23 dupliek erkent Spaarbeleg ook onomwonden: “Op de tot 1999 door Spaarbeleg gehanteerde certificaten werd geen melding gemaakt van het verschuldigd zijn van overlijdensrisicopremie. Evenmin werd melding gemaakt van de
invloed
van
leeftijd,
geslacht
en
looptijd
op
de
hoogte
van
de
overlijdensrisicopremie”. Als het niet gemeld wordt op het bewijsstuk van de overeenkomst, hoe hebben deelnemers dan kunnen weten dat zij betaling van een risicopremie overeengekomen zouden zijn!!
33. Niet alleen was onduidelijk dat er een prima risicoverzekering ingehouden zou worden, ook de hoogte daarvan is volstrekt ondoorzichtig gehouden door Spaarbeleg. Dit is bij dagvaarding geïllustreerd met de voorbeelden van de heer Wennekes en de heer Schiphorst (productie 14 bij dagvaarding). Deze personen zijn nader toegelicht omdat voor deze personen dezelfde eindkapitalen zijn vermeld in de brochures alsmede certificaten, terwijl de eindkapitalen als puntje bij paaltje komt aanzienlijk verschillen. Zie punt 65 dagvaarding waar nader wordt ingegaan op de situatie van de heer Wennekes en de heer Schiphorst. Deze heren hebben op dezelfde datum een Koersplanovereenkomst gesloten met dezelfde looptijd (15 jaar) en dezelfde inleg (maandelijks NLG 100,--). Betrokkenen verschilden enkel in leeftijd,
Wennekes
was
op
het
moment
van
het
afsluiten
van
de
Koersplanovereenkomst 55 jaar en Schiphorst 34 jaar. Dit is kennelijk essentieel voor het bepalen van de hoogte van de overlijdensrisicopremie, nu deze bij Wennekes aanzienlijk hoger ligt namelijk op 29,17% en bij de heer Schiphorst, 12,14%. De beleggingseenheden van deze heren blijken niet hetzelfde te zijn, voor de heer Wennekes 8,1778 beleggingseenheden en voor de heer Schiphorst 10,2214 beleggingseenheden. Op basis van het verschil in beleggingseenheden zou Schiphorst per saldo uitkomen op een bijna 25% hoger eindkapitaal dan Wennekes,
Deze
heren
heeft
Spaarbeleg
echter
dezelfde
eindkapitalen
voorgespiegeld zowel in de brochures als op het certificaat (bij 10% NLG 40.2000, bij 12% NLG 47.600 en bij 14% NLG 56.500) zonder te vermelden dat dit afhankelijk is van de leeftijd van de deelnemer aan Koersplan, hetgeen een essentieel gegeven blijkt te zijn. Deze personen zijn illustratief voor het geheel.
34. In de algemene voorwaarden (onder meer produktie 18 dagvaarding) is wel sprake van verzekering voor overlijden. Het wordt echter gepresenteerd als onderdeel van één en dezelfde overeenkomst, de spaarbelegovereenkomst. Nergens blijkt dat er sprake is van een afzonderlijke verzekeringsovereenkomst of een afzonderlijke overlijdensrisicopremie. In de algemene voorwaarden (voorbeeld artikel 4 voorwaarden
89.01.03)
spaarbelegovereenkomst
wordt
ook
gesproken.
enkel Er
is
over dus
een
overeenkomst,
helemaal
geen
de
aparte
verzekeringsovereenkomst opgesteld, laat staan een verzekeringspolis afgegeven.
10
Het certificaat is niet als zodanig te beschouwen want dat stuk heeft het niet over overlijdensrisicopremie, noch over verzekeringsuitkeringen. Dat onderstreept dat er ofwel helemaal geen aparte verzekering tot stand is gekomen, ofwel dat de deelnemers in het Koersplanproduct niet met een aparte verzekering en dus ook met een afzonderlijke premie rekening konden en hoefden te houden.
35. In de algemene voorwaarden wordt wel gesproken over “spaarstortingen en premie” in verband met de betaling. Hieruit hoefden de deelnemers geenszins te begrijpen dat van de inleg eerste een bedrag aan overlijdensrisicopremie wordt afgetrokken. Er is betaling van een inleg overeengekomen en deelnemers mochten aannemen hiermee volledig aan hun verplichtingen voldaan te hebben, met aanwending van de totale inleg minus kosten conform hetgeen is voorgespiegeld, dus voor belegging. In de algemene voorwaarden wordt onder punt 17 (voorwaarden 90.01.03, productie 19) wel over het in rekening brengen van kosten gesproken, maar nergens wordt over het in rekening brengen van overlijdensrisicopremie gesproken. In punt 18 wordt over de “overeengekomen premie” gesproken, maar dit betekent niet dat er dus een verzekeringsovereenkomst tot stand gekomen is. Daarover zijn immers nergens specifieke afspraken over gemaakt. Aangenomen mocht worden dat de overlijdensuitkering besloten lag in de inleg. De brochures hebben het niet voor niets over ingebouwde zekerheid, dus er had niet begrepen kunnen zijn dat het juist niet ingebouwd was.
36. In dit licht bezien mochten de deelnemers dan ook bij kennisneming van de algemene voorwaarden aannemen dat bepalingen over overeengekomen premie op hen geen betrekking had. Zij waren de premie immers niet overeengekomen.
37. In dupliek wil Spaarbeleg het anders doen voorstellen met de stelling dat er “geen misverstand” over kan bestaan dat van de inleg een premie zou worden afgetrokken. Volgens punt 6.40 dupliek zou dit blijken uit de omschrijving van inleg als: “de som van de spaarstortingen en premies van de hoofdverzekering”. Hoe hadden de deelnemers uit deze omschrijving moeten begrijpen dat er behalve de spaarbelegovereenkomst nog een andere “hoofdverzekering” zou zijn, temeer daar de deelnemers maar één certificaat ontvangen voor één verzekering en niet nog een separate polis voor een andere hoofdverzekering, en temeer nu het in mindering brengen van premies in strijd zou zijn met het vermelde in de brochures die althans mede als grondslag voor de afspraken dienen. Dat de overeenkomsten zijn aangegaan aan de hand van de brochures wordt door Spaarbeleg onder 6.74 dupliek ook met zoveel woorden “niet ontkend”. Deelnemers hoefden niet anders te begrijpen dan dat of in hun geval de gehele inleg uit spaarstortingen bestond of dat door de vermelding van de premies als onderdeel van de inleg de gehele inleg
11
minus kosten voor belegging zou worden besteed en de overlijdensuitkering daarin gewoon ingebouwd was en niet als separaat te verzekeren element aangeboden zou worden. Dat is ook in lijn met het in de brochures vermelde en de redelijke verwachting van de Koersplandeelnemers dat er naast de spaarbelegovereenkomst niet nog een andere hoofdverzekering zou zijn, spoort dus ook met de afgifte van maar een certificaat. In de rest van de algemene voorwaarden wordt ook slechts over de spaarbelegovereenkomst gesproken, zie ook voorwaarden 91.01 (productie 20
bij
dagvaarding)
waarin
het
gaat
over
de
grondslag
van
de
spaarbelegovereenkomst, de aard van de spaarbelegovereenkomst en bij de uitkering bij overlijden wordt slechts gesproken over de spaarbelegovereenkomst. Nergens
blijkt
dat
er
naast
deze
overeenkomst
nog
een
aparte
verzekeringsovereenkomst zou bestaan en – nogmaals – daarvan is ook geen polis afgegeven.
38. De deelnemers hoefden derhalve geen premie te verwachten en zij mochten begrijpen dat zij een overeenkomst waarbij aangegaan waarbij de inleg zonder vermindering van premie zou worden belegd. Dat is het vertrouwen dat de deelnemers op basis van de informatie mochten hebben. Indien de premie standaard zou gelden bij het sluiten van de onderhavige Koersplanovereenkomst, had het voor de hand gelegen dat Spaarbeleg daarvan in de aanbiedingen melding van had gemaakt, hetgeen niet het geval is. 2
39. De Ombudsman Verzekeringen zegt het in de bij lage bij zijn brief van 20 mei 2005 (produktie 34 bij dagvaarding) ook treffend: “de veel te gunstige voorstelling van zaken bestaande uit een berekening van resultaten op basis van storting zonder aftrek van kosten en premie werd gebruikt in de offerte en bij prognoses. Wie verwacht een bepaald rendement te kunnen halen komt dan bedrogen uit.” Dat is het gevoel van de Koersplan deelnemers.
40. Zelfs bij uiterste oplettendheid kon een consument niet weten dat er sprake zou zijn van het in mindering brengen van de premie overlijdensverzekering. Het ingebouwd zijn van de uitkering bij overlijden suggereert nu juist dat het een onderdeel is van het product in plaats van dat daar afzonderlijk een premie voor wordt berekend.
41. Op basis van de informatie had de deelnemer in de Koersplan overeenkomst niet kunnen weten dat er überhaupt risicopremie op de inleg in mindering zou komen, laat staan dat de hoogte daarvan begrepen kon zijn. Dit laatste is ook relevant omdat de hoogte van de premie die in rekening is gebracht ten eerste in de markt 2
Rechtbank Utrecht, Sector kanton, 24 november 2004, LJN: AT7000, rov. 6.
12
ongebruikelijk hoog is, ook na de maximering op 17% resp. 15,3% nog steeds en ten tweede de premie volgens de wijze waarop Spaarbeleg het heeft toegepast mede afhankelijk is van leeftijd van de deelnemer en de looptijd van de overeenkomst. Dat kan men echter nergens terug lezen.
Eenvoudige berekening?
42. In 8.13 antwoord geeft Spaarbeleg aan hoe het in rekening brengen van overlijdensrisicopremie afgeleid had kunnen worden – althans dat stelt Spaarbeleg – uit de vermelding van het aantal beleggingseenheden in het certificaat in combinatie met de omstandigheid dat een beleggingseenheid “nominaal groot (is) zoveel maal eenhonderd gulden als het aantal jaren bedraagt dat de betreffende jaarkas loopt met inachtneming van het in artikel 2 bepaalde” (voorwaarden 89.01.03). Dat is voor de consument al niet eenvoudige kost. De daarop volgende rekensom kan zelfs ik eerlijk gezegd niet afleiden uit certificaat of algemene voorwaarden. Ik heb geprobeerd op basis van de certifcaten van eisers zo’n rekensom te maken, maar dat is niet gelukt. De nadere uitleg van de berekening in 6.39 dupliek maakt het niet echter duidelijker. Ditzelfde geldt voor de berekening in 6.46 dupliek waar het certificaat van eiser 3 wordt besproken. Dat betreft het certificaat van eiser Hoogeveen, productie 28 bij dagvaarding. Uit dit certificaat had Hoogeveen dus volgens Spaarbeleg moeten begrijpen dat zijn inleg van f 100,- per maand niet volledig belegd zou worden, hoewel de brochures die als inlichting vooraf mede de grondslag bepalen voor de overeenkomst en de daarop te baseren redelijke verwachtingen dat wel zo stellen, en had Hoogeveen moeten begrijpen dat de overlijdensrisicopremie fl 22, 83 zou zijn. Daartoe zou Hoogeveen dan eerst op basis van de in de algemene voorwaarden opgenomen bepaling dat een beleggingseenheid fl 100 per jaar aan spaarstorting is in combinatie met het vermelde aantal beleggingseenheden op zijn certificaat, moeten berekenen dat zijn jaarinleg niet correspondeert met zijn jaarstorting van fl 1200 en dat in strijd met de brochures niet zijn hele storting minus kosten werd belegd. Daarmee zijn wer er nog niet. Vervolgens zou Hoogeveen met een door Spaarbeleg zogenoemde “herleidingstabel” een factor van 11,677605 hebben moeten toepassen en hebben moeten berekenen hoe hoog de overlijdensrisicopremie is, in zijn geval volgens Spaarbeleg fl 22,83 per maand, of 22,83% van de storting.
43. Volgens Spaarbeleg is het allemaal “simpel” (6.30 dupliek) en “eenvoudig” af te leiden (6.64 dupliek). Simpel en eenvoudig. Als je dat leest, gaan je gedachten naar Louis van Gaal en vraag je je af of Spaarbeleg nou zo slim is of de consumenten zo dom. Spaarbeleg weet het wel. De deelnemers hadden de zogenoemd eenvoudige
13
rekensom maar moeten maken, dan hadden zij volgens 6.39 dupliek kunnen zien dat een deel van de inleg “kennelijk” niet in de beleggingskas kwam en dan hadden ze moeten begrijpen dat dit “kennelijk” de overlijdensrisicopremie betrof. Dit is naar mijn mening echt teveel gevraagd van de consument, waarbij overigens nog eens komt dat de herleidingstabel die Spaarbeleg hanteert nergens is genoemd of bekendgemaakt, dus al had de consument gewild: zij hadden de berekening op basis van de beschikbare informatie niet eens kunnen maken.
44. Indien het vaststellen en berekenen van de overlijdensrisicopremie zo eenvoudig was, had het voor de hand gelegen dat hiervan in de brochures en certificaten melding
zou
zijn
gemaakt.
Uit
de
door
Spaarbeleg
gehanteerde
communicatiemiddelen volgt niet dat er door Spaarbeleg een overlijdensrisicopremie in mindering wordt gebracht. Van de deelnemer aan Koersplan had ook niet mogen verwacht dat bij Spaarbeleg zou worden geïnformeerd of er nog een premie zou worden berekend, nu in de gehanteerde communicatiemiddelen wordt gesproken over bedragen na aftrek van alle kosten alsmede over netto eindkapitalen. De deelnemers aan Koersplan zijn dan ook niet tekort geschoten in een eventuele onderzoeksplicht. De overlijdensrisicopremie volgt niet uit de door Spaarbeleg gehanteerde communicatiemiddelen. 3 Spaarbeleg berekende in de brochures het eindkapitaal op basis van de inleg van de deelnemer per maand, zonder daarbij rekening te houden met een overlijdensrisicopremie.
45. Ten principale is de vraag: mag nou echt van de consument worden verwacht dat hij heeft moeten begrijpen dat er een risicopremie was omdat hij een rekenmachine had kunnen pakken en met de tekst van artikel 3 van de algemene voorwaarden in de hand toch een beetje had moeten opletten, dat hij toch zijn inleg over de totale looptijd
had
kunnen
berekenen
en
vervolgens
vermenigvuldigen
met
beleggingseenheden en hij had vervolgens die uitkomst kunnen delen door de looptijd en dan de uitkomst daarvan aftrekken van zijn jaarinleg, en na deze hele simpele aldus Spaarbeleg rekensom had de deelnemer toch kunnen zien dat er een verschil is tussen inleg en beleggingseenheden en dat hij de deelnemer vervolgens toch met een door Spaarbeleg niet bekend gemaakte herleidingstabel de verschuldigde risicopremie kunnen herleiden. Het is echter over de top om dit inzicht van de consument te verwachten.
46. Ten principale is ook de vraag: mag nou echt verwacht worden dat de deelnemers konden beseffen dat deze berekeningen nodig waren nu uit de brochures volgt dat er sprake is van netto bedragen 3
“netto is netto”,
nu er wordt gesproken over
Rechtbank Utrecht, Sector kanton, 24 november 2004, LJN: AT7000
14
bedragen “na aftrek van alle kosten”. Zie bijvoorbeeld brochure 1997 waarin is vermeld: ”Uw rendement is echt netto bij koersplan”, “Alle rendementspercentages in de rekenvoorbeelden in deze brochure zijn netto. Dat wil zeggen dat onze kosten al zijn verrekend. (…) Want vaak worden bij andere maatschappijen alleen fondsrendementen (d.w.z. bruto rendementspercentages) vermeld. Bij KoersPlan is een rendement van 10% ook echt 10% voor u”. Reeds op grond hiervan hadden de deelnemers zich ook niet hoeven af te vragen of er premies die ook nergens door Spaarbeleg worden genoemd misschien toch in mindering werden gebracht.
47. Hierbij komt nog eens bij dat de gehanteerde risicopremie sterk afhankelijk is van de individuele omstandigheden. De hoogte van de premie blijkt afhankelijk te zijn van de looptijd van de Koersplan-overeenkomst, het geslacht alsmede de leeftijd van de deelnemer. De brochures wekken de indruk dat de netto-rendementen voor iedere deelnemer
aan KoersPlan gelijk zijn. De factoren, leeftijd, looptijd en geslacht
blijken later voor Spaarbeleg essentiële punten te zijn bij het berekenen van het eindkapitaal, welke factoren niet in de brochure zijn vermeld. Dan staan de kosten van administratie, beheer en aan- en verkoop tenminste nog geconcretiseerd in de algemene voorwaarden aangegeven. Van de overlijdensrisicopremie is dat niet het geval. Wat betreft de eisers 2-4 geldt dat als overlijdensrisicopremie is ingehouden”
-
Boosten: fl 53,62 per maand (op inleg fl 300,- = 17,87%)
-
Hoogeven: fl 22,22 per maand (op inleg fl 100 = 22,22%)
-
Massen: fl 17,82 per maand (op inleg fl 208 = 8,56%)
Interne uitdraai spaarbeleg behorende bij polisnummer 90150025
48. Naast al het bovenstaand blijkt bovendien dat Spaarbeleg in haar interne administratie wel een opsplitsing maakte tussen het deel van de storting dat wordt belegd en het deel voor overlijdensrisicopremie.
49. Bij de conclusie van dupliek trof ik bij productie 23 een uitdraai aan afkomstig van Spaarbeleg. Dit betreft een intern stuk. Dit document dateert van november 1989. Kennelijk was Spaarbeleg toentertijd in staat om een exacte splitsing aan te brengen bij een inleg van NLG 50,- tussen de deelname van NLG 41,42 en de premie voor overlijdensrisicopremie van NLG 8,58. Deze splitsing van is kennelijk alleen voor intern gebruik geweest en in ieder geval nooit aan de deelnemers aan KoersPlan gecommuniceerd. Reeds in 1989 was Spaarbeleg echter intern in staat om een heldere splitsing te maken van het bedrag van de inleg en de inhoudingen daarop.
15
Interne wetenschap, die Spaarbeleg welbewust aan de consumenten onthouden heeft.
50. Op deze interne uitdraai zijn prognoses opgenomen van de eindkapitalen die de deelnemer zou kunnen bereiken bij rendementen van respectievelijk 10%, 12% en 14% rendement op jaarbasis. De in de brochures, bevestigingsbrieven en certificaten vermelde eindkapitalen zijn meer dan 20% hoger dan de eindkapitalen waar Spaarbeleg intern mee rekende bij gelijke rendementspercentages. De intern doorgerekende eindkapitalen zijn aanmerkelijk lager dan de eindkapitalen zoals vermeld in de brochures, bevestigingsbrieven en certificaten.
51. Intern werd bij de eindkapitalen dus wél rekening gehouden met het inhouden van een premie overlijdensrisicoverzekering terwijl in de externe communicatie van Spaarbeleg hiermee geen rekening werd gehouden. Spaarbeleg heeft welbewust informatie achtergehouden en de deelnemers welbewust misleid.
Overeenkomst en algemene voorwaarden
52. De strekking van het betoog is dat de overeenkomst zoals de deelnemers aan het Koersplan deze mochten begrijpen en wat zij hieromtrent mochten verwachten – conform de Haviltex-formule – inhoudt dat er geen – geen enkele dus – overlijdensrisicopremie in rekening zou worden gebracht.
53. Spaarbeleg erkent dat de brochures en informatie op het inschrijfformulier van die premie geen melding maken. Spaarbeleg vindt dat echter “irrelevant” zo heet het letterlijk in punt 6.63 dupliek, want de algemene voorwaarden maken duidelijk dat er een premie is overeengekomen, vindt Spaarbeleg.
54. Dat zulks uit de algemene voorwaarden blijkt heb ik zojuist al betwist.
55. Ten principale is echter ook nog de vraag, eigenlijk een voorvraag, of via het toezenden van algemene voorwaarden niet eerder dan bij het aangaan van een overeenkomst, de kernbedingen van een overeenkomst onderdeel van de partijafspraak kunnen worden enkel omdat de algemene voorwaarden daar een bepaling over bevatten. Die vraag moet ontkennend worden beantwoord.
56. Uit artikel 6:231, onderdeel a BW blijkt dat de bedingen die de kern van een prestatie weergeven geen onderdeel zijn van de algemene voorwaarden. De kern van een overeenkomst wordt gevormd door de essentialia 4 , waarbij in ieder geval 4
HR 21 februari 2003, RvdW 2003, 41 (Stous/Stichting Parkwoningen.
16
de prijs onder de kernbedingen is begrepen. Dit laatste blijkt onder meer uit de wetsgeschiedenis 5 : “Zo geldt voor al deze overeenkomsten dat de hoogte van de door de wederpartij van de gebruiker te betalen prijs (koopsom, aanneemsom, premie, rente, etc), indien deze bij algemene voorwaarden is vastgesteld, een kernbeding is (…)”.
57. De prijs – in dit geval de premie - moet gerekend worden tot de essentialia van een overeenkomst. Indien daar geen overeenstemming is, is niet voldaan aan het vereiste van bepaaldheid van verbintenissen. Dat is in casu het geval, mede omdat de hoogte van de premie op geen enkele manier op basis van de beschikbaar gestelde stukken bepaald kon worden. Daarvoor was naast een hoge mate van rekenkundig inzicht een door Spaarbeleg niet bekend gemaakte herleidingstabel voor nodig.
58. Een kernbeding kan natuurlijk wel onderdeel van een overeenkomst worden, maar dan moet de wil of de kenbare bedoeling en het over en weer te wekken vertrouwen daar op gericht te zijn. Dat daarvan geen sprake is, heb ik al uiteengezet. Wat niet kan, is dat uitsluitend via toezending van de algemene voorwaarden zo’n kernbeding geacht wordt overeengekomen te zijn. Dat is het achteraf nadat de overeenkomst tot stand is gekomen proberen om eenzijdig te contractsinhoud te wijzigen.
Gevolgen
59. De overlijdensrisicopremie blijkt in de visie van Spaarbeleg een wezenlijk onderdeel van de overeenkomst te zijn. Juist daarom had van Spaarbeleg hier transparante informatie over verwacht mogen worden. Juist daarom maakt het ontbreken van overeenstemming over zo’n wezenlijk onderdeel dat er geen overeenkomst is gesloten op dat punt. Een belegging waarbij op voorhand duidelijk is dat van iedere inleg tot 30% af gaat aan premie overlijdensrisicoverzekering waar dan bovendien slechts een geringe dekking tegenover staat, zal logischerwijs anders worden bekeken wanneer de deelnemer deze kosteninhouding van tevoren hadden gekend!
Te hanteren norm
60. Gezien het bovenstaande zijn eisers van oordeel dat er geen overeenkomst is gesloten ten aanzien van het inhouden van risicopremie, subsidiair dat er sprake is van misleiding en/of schending van de zorgplicht.
61. Wat betreft misleiding het volgende. 5
MvT, Parl. Gesch. InvW 6, p. 1521 en p. 1527.
17
62. Voor beantwoording van de vraag of van misleiding sprake is, gaat uw rechtbank in het vonnis van 10 januari 2007, LJN Z6188 uit van “een gemiddelde, omzichtige en oplettende consument”. Zie ook rechtbank Utrecht heeft op 22 december 2004, JOR 2005/40 (‘GeSp-vonnis’). Anders dan in dat vonnis ten aanzien van een ander product werd geoordeeld is de Koersplan informatie niet alleen verwarrend, maar ook misleidend.
63. Naast de specifieke norm van artikel 6:194 BW is er de algemene zorgplicht voor een instelling als Spaarbeleg die meebrengt dat de consument wordt beschermd tegen onder meer gebrek aan inzicht. In het vonnis van 22 december 2004, NJ 2005, 60 heeft uw rechtbank geoordeeld dat de zorgplicht wordt bepaald door het verstrekken van informatie aan en het inwinnen van informatie bij de (potentiële) deelnemer. In de lijn van dat vonnis, herhaald in onder meer de genoemde uitspraak van 10 januari 2007, moet volgens eisers geoordeeld worden dat Spaarbeleg niet alleen verzuimd heeft afdoende informatie te verstrekken, maar ook verzuimd heeft om na te gaan of de deelnemers alle denkstappen hadden gemaakt om te komen tot inzicht in het product, met name wat betreft de overlijdensrisicopremie, mede gezien het feit dat verwacht mocht worden dat het voorgespiegelde netto rendement een belangrijke overweging zou zijn om in het Koersplanproduct te gaan deelnemen.
64. De verstrekte informatie moet in ieder geval inhoudelijk een juist beeld blijven schetsen, ook al is er sprake van materiaal dat meer wervend van aard is. Reclame biedt ruimte voor aanprijzingen, waarbij de verstrekte informatie niet volledig hoeft te zijn, maar wél juist. In casu is de informatie niet juist dus misleidend geweest. Gezien de complexe berekening die gemaakt moet worden om kennelijk de overlijdensrisicopremie vast te stellen, had het op de weg van Spaarbeleg gelegen zoals hiervoor reeds gezegd – om de informatieverstrekking op dit punt ook inzichtelijk te maken en juist weer te geven voor de deelnemers aan KoersPlan.
65. Schending van de zorgplicht levert een onrechtmatige daad op en maakt Spaarbeleg schadeplichtig.
66. Wat betreft die schadeplicht merken eisers 2-4 op dat zij geen kennis van zaken hebben van de producten als de onderhavige, dat zij voor het product gekozen hebben vanwege de voorgespiegelde netto rendementen en dat zij niet voor het product hadden gekozen indien zij zich bewust waren van de kosten van een overlijdensrisicopremie. Koersplan is ook vooral in de markt gezet als een beleggingsproduct, waarbij door de aandelenbelegging een hoger rendement mogelijk was dan bij sparen. Dat aspect was doorslaggevend. Dat de inleg ingeval
18
van overlijden aan nabestaanden uitgekeerd zou worden, dat was in het kader van het product niet relevant. De deelnemers gingen voor de beleggingsverwachtingen.
67. Wat betreft de kennis en positie van de eisers 2-4 afzonderlijk kan het volgende worden toegelicht wat betreft hun individuele specifieke omstandigheden 6 :
68. Boosten: Geboortedatum: 4-3-1960; Leeftijd bij sluiten overeenkomst: 33 jaar; Omvang risico: nauwelijks, had de inleg afgestemd op de toen geldende maar nog te indexeren maximale fiscaal vrije einduitkering.; Info deelnemer: werd geadviseerd en uitgelegd middels brochures door een tussenpersoon die 3 deuren verder woonde.
69. Massen ten Brinke: - geboortedatum: 11 februari 1957 - leeftijd bij sluiten van de overeenkomst: 33 jaar (1 juni 1990) - omvang van de risico’s die de deelnemer heeft genomen: inleg kinderbijslag zodat kinderen later konden gaan studeren - de opleiding en/of (beleggings)ervaring van de deelnemer: mavo, opleiding ziekenverpleging, is nu peuterleidster, geen beleggingservaring, - de informatie die de deelnemer over Koersplan heeft ontvangen: tijdens huishoudbeurs - de rol van een tussenpersoon: is thuis langs geweest
70. Hoogeveen: - geboortedatum: 12 februari 1961 - leeftijd bij sluiten van de overeenkomst 31 jaar (1 april 1992) - omvang van de risico’s die de deelnemer heeft genomen: om eerder te kunnen stoppen met werken / appeltje voor de dorst - de opleiding en/of (beleggings)ervaring van de deelnemer: havo, interne cursussen, is nu adviseur bij Centrum voor Werk en Inkomen helpt bij bemiddeling naar andere baan, geen beleggingservaring - de informatie die de deelnemer over Koersplan heeft ontvangen: via advertentie in krant - de rol van een tussenpersoon: zonder tussenpersoon
6
Rechtbank Utrecht, 10 januari 2007, LJN: AZ6188 (rechtsoverweging 4.20). Voor de verdeling van de vergoedingsplicht als bedoeld in artikel 6:101 BW worden deze omstandigheden van belang geacht.
19
Eisers sub 2, 3 en 4 hadden geen beleggingservaring. Van hen mocht dan ook niet worden verwacht dat zij bij zorgvuldige lezing van alle door hen ontvangen informatie over Koerplan, kanttekeningen zouden plaatsen bij de vermelde eindrendementen of zich überhaupt de vraag hadden moeten stellen of er nog een overlijdensrisicopremie in mindering zou worden gebracht op hun inleg. Spaarbeleg had de verantwoordelijkheid op zich moeten nemen om deze informatie op een juiste en volledige wijze aan de deelnemers van Koersplan te verstrekken, hetgeen zij heeft nagelaten.
71. Van schadeverminderende eigen schuld is naar het oordeel van eisers geen sprake. Zelfs bij oplettende bestudering van het beschikbaar gestelde materiaal in zijn totaliteit bezien,
hadden de deelnemers niet hoeven te beseffen dat de netto
rendementen niet netto zouden zijn en dat niet de hele inleg belegd zou worden.
Collectieve actie
72. De Stichting Koersplandewegkwijt treedt op ter behartiging van de belangen van anderen (collectieve actie). De te behartigen belangen zijn als doelstelling in de statuten geformuleerd. 7 Deze belangen dienen als gelijksoortig te worden beschouwd nu gelet op de grondslagen van de vorderingen in voldoende mate van de individuele omstandigheden kan worden geabstraheerd (zie punt 5 conclusie van dupliek en de toepassing van dit criterium door Rechtbank Utrecht 4 januari 2006, NJF 2006, 152). Het gaat om de communicatie-uitingen in zijn algemeenheid en de misleiding in zijn algemeenheid, waarbij individuele beoordeling niet relevant is.
73. Het is erkend dat als collectieve actie zowel een declaratoir kan worden gevorderd omtrent misleiding, als nakoming kan worden gevorderd.
74. Hierbij onderkent de Stichting dat de door haar gevorderde verklaring(en) voor recht niet bindend zijn ten opzichte van de groep voor wie de Stichting opkomt, maar dat er uiteraard wel precedentwerking van een uitspraak uitgaat.
Concrete vorderingen
75. - vordering 1 vraagt een verklaring voor recht dat de overeenkomst niet juist is uitgevoerd
7
Heeft ten doel: a. door minnelijk overleg met Spaarbeleg (thans een honderd procent (100%)) dochter van Aegon danwel een voor haar in de plaats komende rechtspersoon of instelling of desnoods door een juridische procedurecompensatie te verkrijgen voor geleden schade b. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk zijn.
20
-
vordering 2 vraagt een verklaring voor recht dat er sprake is geweest van misleiding
-
vordering 3 is ingetrokken: eisers willen nakoming van de overeenkomst en herstel van de geleden schade. Primair beogen zij dat te bereiken door nakoming van de overeenkomst zoals eisers die mochten begrijpen, dus met een 0-overlijdensrisicopremie, daar was vordering 4 op gericht. Eisers realiseren zich echter dat het met terugwerkende kracht beleggen niet mogelijk is, dus uitvoering van de oorspronkelijke overeenkomst is alleen mogelijk voor de toekomst. Dat betekent dat het verleden zich oplost in een schadevergoeding in de vorm van het zoveel mogelijk herstel van de situatie die aanwezig was geweest wanneer de overlijdensrisicopremie niet op de inleg in mindering was gebracht;
-
om de vordering ter zake van schade te verduidelijken is de wijziging van eis ingediend, waarbij het om het even is of dit als vervangende schadevergoeding wegens onjuist nakomen van de overeenkomst of als schadevergoeding uit onrechtmatige daad wordt aangemerkt.
76. De Koersplan gedupeerden vertrouwen op een vonnis dat recht doet aan hun verwachtingen.
Advocaat
E. Lutjens
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Deze zaak wordt behandeld door prof. dr. E. Lutjens en mevrouw mr. A.M.C. Roth-Verweij, Van Mens en Wisselink, Piet Heinkade 55, 1019 GM Amsterdam, telefoonnummer 020-301 66 24, faxnummer 020-301 66 22, dossiernummer 201277
21