TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO Onderwijsverslag 2013/2014
April 2015
INHOUD
Inleiding 4 1 1.1 1.2 1.3
Steekproef mbo Staat van de Instelling bekostigde instellingen 2014 5 Betrouwbaarheid van de steekproef 5 Representativiteit van de steekproef op opleidingsniveau 5 Weging op opleidingsniveau 6
2 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.4 2.4.1 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10
Scores Staat van de Instelling 2012, 2013 en 2014 bekostigd onderwijs 9 Kwaliteitsborging op instellingniveau 9 Scores op de vijf kwaliteitsgebieden op opleidingsniveau 11 Kwaliteitsgebied 1: onderwijsproces 13 Samenhang intake en plaatsing met opbrengsten 13 Samenhang differentiatie en benutting leertijd 14 Kwaliteitsgebied 2: examinering en diplomering 15 Inkoop van examens 16 kwaliteitsgebied 3: opbrengsten 17 Kwaliteitsgebied 4: kwaliteitsborging op opleidingsniveau 18 Relaties tussen de kwaliteitsgebieden 19 Kwaliteitsgebied 5: naleving wettelijke vereisten 20 Scores op de taalexamens 20 Vervolgtoezicht en tekortkomingen 21
3 Scores Staat van de Instelling niet-bekostigd middelbaar beroepsonderwijs 2012 en 2013 23 3.1 Kwaliteitsborging op instellingsniveau 23 3.2 Scores op de vijf kwaliteitsgebieden op opleidingsniveau 25 3.3 Kwaliteitsgebied 1: onderwijsproces 27 3.4 Kwaliteitsgebied 2: examinering en diplomering 28 3.5 Kwaliteitsgebied 3: opbrengsten 29 3.6 Kwaliteitsgebied 4: kwaliteitsborging op opleidingsniveau 29 3.7 Kwaliteitsgebied 5: naleving van wettelijke vereisten 29 3.8 Scores op de taalexamens 29 3.9 Vervolgtoezicht en tekortkomingen 30 4
Verslagen van werkzaamheden niet-bekostigde instellingen 31
5
Analyse van de jaarverslagen van bekostigde mbo-instellingen 33
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.5.1 6.5.2
Opbrengsten bekostigd mbo over 2008-2013 37 Definitie opbrengsten voor schooljaar 2012/2013 37 Startkwalificaties en hoogte van behaalde diploma 37 Prestaties in het mbo over de periode 2008/2009 – 2012/2012 37 Vooropleiding vo en hoogst behaalde mbo-diploma 43 Diploma’s stapelen in het mbo 2012/2013 43 Trend in stapelen? 43 Welke variabelen hebben invloed op stapelen? 44
7 7.1
Opbrengsten niet-bekostigde instellingen mbo 49 Algemeen beeld 49
7.2
Diversiteit in doelgroepen en rendement 50
8 8.1 8.2 8.3
Lesobservaties bekostigd mbo 51 Indicatoren mbo lessen 2014 51 Onderwijssituaties in het mbo 52 Bevoegdheden van de docenten 54
9
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 56
Inleiding
Dit is het technisch rapport dat ten grondslag ligt aan het sectorhoofdstuk mbo van het Onderwijsverslag 2013/2014. In dit rapport vindt u de verantwoording van onderzoeksgegevens in het sectorhoofdstuk mbo voor het Onderwijsverslag over het schooljaar 2013/2014.
Pagina 4 van 57
1
Steekproef mbo Staat van de Instelling bekostigde instellingen 2014
In de eerste helft van 2014 heeft bij 23 bekostigde mbo-instellingen (zie tabel 1.a) een onderzoek in het kader van de Staat van de Instelling (SVI) plaatsgevonden. Afhankelijk van het aantal opleidingen dat een instelling aanbiedt, zijn er per instelling 1-5 opleidingen (bc-codes) onderzocht middels een kwaliteitsonderzoek. De beoordelingen zijn gebaseerd op het toezichtkader BVE 2012. In 2014 zijn er in totaal 98 opleidingen onderzocht. Tabel 1.a Overzicht van steekproef SVI 2014 voor bekostigde instellingen Brin Aantal steekproefopleidingen Totaal aantal opleidingen A
5
86
B
4
18
C
4
21
D
3
13
E
4
37
F
4
39
G
4
28
H
4
19
I
2
7
J
5
73
K
4
22
L
5
72
M
5
113
N
5
59
O
5
84
P
5
70
Q
5
79
R
5
116
S
5
60
T
3
13
U
4
37
V
4
44
W
4
73
Totaal
98
1.183
1.1
Betrouwbaarheid van de steekproef De omvang van de steekproef, uitgedrukt in aantal instellingen en aantal opleidingen, is respectievelijk 23 en 98. Om met een betrouwbaarheid van 95 procent uitspraken over de populatie te doen op basis van deze steekproef, ligt de foutmarge bij instellingsscores rond de 17 procent en bij opleidingsscores rond de 10 procent.
1.2
Representativiteit van de steekproef op opleidingsniveau Om te bepalen in hoeverre de steekproef een representatief beeld geeft over het middelbaar beroepsonderwijs is gekeken naar de verdeling van de kenmerken sector, opleidingsniveau, leerweg en type instelling op landelijk niveau en de verdeling van deze kenmerken binnen de steekproef. Hierbij wordt een afwijking van minder dan 10 procent gehonoreerd. Pagina 5 van 57
Tabel 1.2a Verdeling naar sector Landelijk (%) opleidingen Techniek 45 Groen 6 Economie 33 Zorg 15 Combi 1 Totaal 100
Landelijk (%) deelnemers
Steekproef SVI 2014 (%)
27 6 32 32 3 100
26 7 34 33 100
Toelichting: bijna de helft van de mbo-opleidingen bestaat uit techniekopleidingen. Deze opleidingen zijn vaak klein: 27 procent van de studenten in het mbo volgt een techniekopleiding. Bij de steekproeftrekking is hiermee rekening gehouden. De verdeling van de steekproefopleidingen sluit aan bij de landelijke verdeling van de studenten over de sectoren in het mbo. Tabel 1.2b Verdeling naar type instelling Landelijk (%) Vakinstelling AOC
5
90
88
ROC Totaal
Steekproef SVI 2014 (%)
4 6
7
100
100
Toelichting: de steekproef is representatief naar type instelling. Tabel 1.2c Verdeling naar leerweg Landelijk (%)
Steekproef SVI 2014 (%)
BOL
55
56
BBL
45
44
100
100
Totaal
Toelichting: de steekproef is representatief naar leerweg. Tabel 1.2d Verdeling naar opleidingsniveau Landelijk (%)
Steekproef SVI 2014 (%)
1
5
3
2
23
28
3
31
25
4
41
44
100
100
Totaal
Toelichting: de steekproef is representatief naar opleidingsniveau. 1.3
Weging op opleidingsniveau De grootte van de instelling bepaalt hoeveel opleidingen er worden getrokken. Zie hiervoor de onderstaande tabel.
Pagina 6 van 57
Tabel 1.3a Aantal te trekken opleidingen per instelling Aantal opleidingen (cp-code*niveau)* binnen de instelling
Aantal te trekken opleidingen
1-4 opleidingen
1
5-10 opleidingen
2
11- 20 opleidingen
3
21-75 opleidingen
4
Meer dan 75 opleidingen
5
*voor de steekproef van 2014 is uitgegaan van bc-codes i.p.v. cp-codes. Omdat deze steekproef al in 2012 is bepaald, is het aantal te trekken opleidingen met de komst van de bc-code niet gewijzigd.
Deze verhoudingen leiden er toe dat kleine instellingen in verhouding meer opleidingen leveren aan het stelselonderzoek dan grote instellingen. Bij de analyse van de stelselgegevens zal daarom met wegingsgewichten gewerkt moeten worden. Aan iedere instelling is een gewicht toegekend op basis van de volgende formule: gewicht = (n opl in brin x n opl in de steekproef) (n opl van alle brins in de steekproef x n getrokken opl in brin) In een voorbeeld ziet dat er als volgt uit: De totale steekproef bevat 98 opleidingen van 23 instellingen. Gezamenlijk bieden de 23 instellingen 1.183 opleidingen aan. Instelling J biedt 73 opleidingen aan en van deze opleidingen zijn er 5 getrokken voor de steekproef. Het gewicht dat aan deze instelling wordt toegekend is dus 1.21 (73*98)/(1.183*5). In tabel 1.3b is een overzicht gemaakt van de gewichten die aan iedere instelling zijn toegekend.
Pagina 7 van 57
Tabel 1.3b Gewichten per instelling Brin Aantal steekproefopleidingen
Totaal aantal opleidingen
Gewicht
A
5
86
1,42
B
4
18
,37
C
4
21
,43
D
3
13
,36
E
4
37
,77
F
4
39
,81
G
4
28
,58
H
4
19
,39
I
2
7
,29
J
5
73
1,21
K
4
22
,46
L
5
72
1,19
M
5
113
1,87
N
5
59
,98
O
5
84
1,39
P
5
70
1,16
Q
5
79
1,31
R
5
116
1,92
S
5
60
,99
T
3
13
,36
U
4
37
,77
V
4
44
,91
W
4
73
1,51
De data op opleidingsniveau die in het Onderwijsverslag 2013/2014 worden gepresenteerd, zijn gewogen volgens de bovenstaande methode.
Pagina 8 van 57
2
Scores Staat van de Instelling 2012, 2013 en 2014 bekostigd onderwijs
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de scores op instellings- en opleidingsniveau op basis van de Staat van de Instelling (SVI) 2014 van bekostigde instellingen. In de tabellen wordt een vergelijking gemaakt met de uitkomsten van 2012 en 2013, zoals opgenomen in de Onderwijsverslagen van 2011/2012 en 2012/2013. In alle jaren zijn de data op opleidingsniveau gewogen volgens de methode die in paragraaf 1.3 is beschreven. Significante verschillen (p<0.05) zijn oranje gearceerd in de tabellen. In superscript is aangeven met welke jaren er een significant verschil is: 1 = significant t.o.v. 2012 2 = significant t.o.v. 2013 1,2 = significant t.o.v. 2012 én 2013 2.1
Kwaliteitsborging op instellingniveau Tabel 2.1a Kwaliteitsborging op instellingsniveau in percentages (n 2012=22, n 2013=24, n 2014=23, n Totaal=69) Jaar 2012 2013 2014 Totaal Kwaliteitsborging Goed 5 0 4 3 Voldoende 27 33 65 1,2 42 Onvoldoende 59 58 30 1,2 49 Slecht 9 8 0 6 Totaal 100 100 100 100 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: de jaren 2012 en 2013 laten hetzelfde beeld zien; de verschillen tussen deze jaren zijn niet significant. In 2014 zien we een stijging van het percentage instellingen met een voldoende beoordeling op de kwaliteitsborging.
Pagina 9 van 57
Scores op de aspecten en indicatoren van kwaliteitsborging op instellingsniveau Tabel 2.1b Aantal instellingen dat als voldoende is beoordeeld op aspecten en indicatoren van kwaliteitsborging in 2012, 2013 en 2014 (n 2012=22, n 2013=24, n 2014=23, n Totaal=69) Jaar 2012 2013 2014 Totaal N N N N 4. Kwaliteitsborging 7 8 16 1,2 31 4.1 Sturing * 13 19 211 53 4.1.1 Plannen 13 19 211 53 4.1.2 Informatie 18 22 22 62 4.1.3 Continuïteit 21 22 23 66 4.2 Beoordeling * 11 15 211,2 47 4.2.1 Monitoring 14 18 221,2 54 4.2.2 Evaluatie 12 17 211 50 4.3 Verbetering en verankering * 11 11 181,2 40 4.3.1 Verbeteraanpak 14 18 19 51 4.3.2 Deskundigheidsbevordering 21 21 23 65 4.3.3 Verankering 11 12 181,2 41 4.4 Dialoog en verantwoording 20 23 23 66 4.4.1 Intern 21 23 23 67 4.4.2 Extern 20 23 23 66 *kernaspecten Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: de verschillen tussen 2012 en 2013 zijn niet significant. In 2014 zien we echter wel een verbetering van de kwaliteitsborging op instellingsniveau, steeds meer instellingen hebben hun kwaliteitsborging op orde. Tabel 2.1c Percentage instellingen dat als voldoende is beoordeeld op aspecten en indicatoren van kwaliteitsborging in 2012, 2013 en 2014 (n 2012=22, n 2013=24, n 2014=23, n Totaal=69) Jaar 2012 2013 2014 Totaal % % % % 4. Kwaliteitsborging 32 33 701,2 45 4.1 Sturing * 59 79 911 77 4.1.1 Plannen 59 79 911 77 4.1.2 Informatie 82 92 96 90 4.1.3 Continuïteit 95 92 100 96 4.2 Beoordeling * 50 63 911,2 68 4.2.1 Monitoring 64 75 961,2 78 4.2.2 Evaluatie 55 71 911 72 4.3 Verbetering en verankering * 50 46 781,2 58 4.3.1 Verbeteraanpak 64 75 83 74 4.3.2 Deskundigheidsbevordering 95 88 100 94 4.3.3 Verankering 50 50 781,2 59 4.4 Dialoog en verantwoording 91 96 100 96 4.4.1 Intern 95 96 100 97 4.4.2 Extern 91 96 100 96 *kernaspecten Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: in 2014 is het percentage instellingen met een voldoende kwaliteitsborging toegenomen van een derde in 2012 en 2013, naar 70 procent in 2014. Verbeteringen zijn met name zichtbaar in de sturing op kwaliteit, de beoordeling en de verankering van de kwaliteit. Steeds meer instellingen voldoen aan de eisen die hieraan worden gesteld. De dialoog en verantwoording, zowel intern als extern, is in 2014 bij alle instellingen op orde. Pagina 10 van 57
2.2
Scores op de vijf kwaliteitsgebieden op opleidingsniveau Tabel 2.2a Scores op de kwaliteitsgebieden in percentages in 2012, 2013 en 2014 (n 2012=95, n 2013=95, n 2014=98, n Totaal=288) Jaar 2012 2013 2014 Totaal % % % % 1 Onderwijsproces Goed 7 5 17 1,2 10 Voldoende 74 74 75 74 Onvoldoende 16 20 81 15 Slecht 3 0 0 1 2 Examinering en diplomering Goed 1 4 5 3 Voldoende 50 45 48 48 Onvoldoende 19 27 42 1,2 29 Slecht 29 23 4 1,2 20 3 Opbrengsten Voldoende 73 81 86 80 Onvoldoende 27 19 14 20 4 Kwaliteitsborging
5 Naleving wettelijke vereisten
Goed Voldoende Onvoldoende Slecht Voldoet Voldoet niet
0 27 51 22 75 25
0 28 47 25 77 23
3 50 1,2 43 4 1,2 86 14
1 34 47 17 79 21
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: De kwaliteit van het onderwijsproces is in 2014 beter dan in de voorgaande twee jaren. Ondanks de verbeteringen in 2014 zijn er over de drie jaren bezien nog bij 16 (15 procent onvoldoende + 1 procent slecht) procent van de opleidingen verbeteringen nodig om het onderwijsproces op orde te krijgen. Op het gebied van examinering en diplomering zien we in de afgelopen drie jaren ook veranderingen in de oordelen. In 2014 is het aantal opleidingen met een slechte examinering en diplomering gedaald; wel zijn er nog bij 42 procent van de opleidingen tekortkomingen op dit gebied. Over de drie jaren bezien zijn er bij 49 procent van de opleidingen tekortkomingen geconstateerd. Ook op het gebied van kwaliteitsborging zijn er verbeteringen zichtbaar. In 2014 zijn er minder opleidingen waarvan de kwaliteitsborging slecht is bevonden. Desondanks is de kwaliteitsborging in 2014 bij 47 procent van de opleidingen nog steeds niet op orde. Over drie jaren bezien is dit percentage 64 procent. Het beeld over de opbrengsten en de naleving van wettelijke vereisten blijft tamelijk constant. Uit de analyses over de drie jaren blijkt dat bij 80 procent van de opleidingen de opbrengsten voldoende zijn en dat bij 79 procent de naleving wettelijke vereisten voldoende zijn. Voor de onderstaande tabel zijn de oordelen gehercodeerd naar voldoende (goed + voldoende) en onvoldoende (onvoldoende + slecht). Tabel 2.2b Percentage opleidingen dat als voldoende is beoordeeld naar kwaliteitsgebied in 2012, 2013 en 2014 (n 2012=95, n 2013=95, n 2014=98, n Totaal=288) 2012 2013 2014 Totaal % % % % 1 Onderwijsproces 81 79 922 84 2 Examinering en diplomering 51 49 53 51 Pagina 11 van 57
3 Opbrengsten 4 Kwaliteitsborging 5 Naleving wettelijke vereisten Alle kwaliteitsgebieden voldoende Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
73 27 75
81 28 77
86 531,2 86
80 35 79
8
12
331
17
Toelichting: de uitkomsten van het steekproefonderzoek laten zien dat er kwaliteitsverbeteringen zijn op de gebieden onderwijsproces en kwaliteitsborging. In 2014 heeft 92 procent van de opleidingen een voldoende onderwijsproces tegenover 79 procent in 2013. Verder heeft 53 procent van de opleidingen in 2014 een voldoende kwaliteitszorgsysteem tegenover 27 en 28 procent in respectievelijk 2012 en 2013.
Pagina 12 van 57
2.3
Kwaliteitsgebied 1: onderwijsproces Tabel 2.3a Percentage opleidingen dat als voldoende is beoordeeld op het onderwijsproces in 2012, 2013 en 2014 (n 2012=95, n 2013=95, n 2014=98, n Totaal=288) Jaar 2012 2013 2014 Totaal % % % % 1 Onderwijsproces 81 79 922 84 1.1 Samenhang 89 91 88 89 1.1.1 Inhoud 96 99 912 96 1.1.2 Programmering 89 91 95 92 1.2 Maatwerk 65 72 77 71 1.2.1 Differentiatie 65 72 77 71 1.3 Didactisch handelen* 91 991 991 96 1.3.1 Interactie 92 94 99 94 1.3.2 Ondersteuning en begeleiding van de 90 92 97 93 leeractiviteiten 1.3.3 Feedback op de leeractiviteiten en de 82 92 90 87 leerresultaten 1.4 Leertijd 82 87 87 85 1.4.1 Benutting 82 87 91 86 1.4.2 Werkdruk 100 96 95 97 1.5 Leeromgeving 97 96 98 97 1.5.1 Schoolklimaat 99 97 98 98 1.5.2 Materiële voorzieningen 99 99 99 99 1.6 Intake & plaatsing 80 931 951 89 1.6.1 Voorlichting 95 96 95 95 1.6.2 Intake en plaatsing 83 941 961 91 1.7 Studieloopbaanbegeleiding* 85 81 922 86 1.7.1 Informatievoorziening 97 91 94 94 1.7.2 Studieloopbaanbegeleiding 85 85 92 87 1.8 Zorg 95 98 99 97 1.8.1 Eerste- en tweedelijnszorg 95 98 99 97 1.8.2 Derdelijnszorg 100 99 100 100 1.9 Beroepspraktijkvorming* 96 97 99 97 1.9.1 Voorbereiding studenten en bedrijven 96 98 97 97 1.9.2 Plaatsing 96 100 95 97 1.9.3 Begeleiding door leerbedrijf 98 98 100 99 1.9.4 Begeleiding door de opleiding 85 89 981,2 91 *kernaspecten Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: de vergelijking van de steekproefuitkomsten van 2014 met de twee voorgaande jaren laat zien dat steeds meer opleidingen hun onderwijsproces op orde hebben. Opleidingen verbeteren zich vooral op de intake en plaatsing van studenten, maar ook op de studieloopbaanbegeleiding en de begeleiding bij de bpvplaats vanuit de opleiding én het didactisch handelen van de docenten wordt vaker voldoende beoordeeld. De inhoud van de opleiding wordt in 2014 in vergelijking met 2013 iets minder vaak met een voldoende beoordeeld. 2.3.1
Samenhang intake en plaatsing met opbrengsten De laatste drie jaren is het percentage opleidingen dat voldoet aan de eisen die gesteld worden aan intake en plaatsing gestegen. Verondersteld wordt dat opleidingen waarbij de intake en plaatsing voldoende is ook de opbrengsten vaker op orde zijn dan bij opleidingen waarbij de intake en plaatsing onvoldoende is. In onderstaande kruistabel worden de oordelen (voldoende/onvoldoende) op aspect ‘intake en plaatsing’ gekruist met de oordelen op het kwaliteitsgebied opbrengsten.
Pagina 13 van 57
Tabel 2.3.1a Oordelen intake & plaatsing gekruist met opbrengsten (in percentages, Kwaliteitsgebied opbrengsten Onvoldoende Voldoende Intake & plaatsing Onvoldoende 42,4 57,6 Voldoende 17,3 82,7 Totaal 20,2 79,8
n=279)
Totaal 100,0 100,0 100,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: bij ongeveer 80 procent van de opleidingen zijn de opbrengsten voldoende. Bij de meeste van deze opleidingen is de intake en plaatsing ook voldoende. Een correlatietoets wijst uit dat er inderdaad een significante (p<0.05) samenhang is tussen deze oordelen. Het verband is echter vrij licht (r .199). Dit betekent dat er naast intake en plaatsing ook andere factoren zijn die invloed hebben op de opbrengsten. 2.3.2
Samenhang differentiatie en benutting leertijd Bij opleidingen die voldoende differentiatie aanbieden mag verondersteld worden dat de benutting van de leertijd hoger ligt dan bij opleidingen die dat niet op orde hebben. Het programma sluit beter aan bij de leerbehoeften en capaciteiten van de studenten en geeft daardoor docenten de mogelijkheid om de leertijd beter te benutten. Tabel 2.3.2a Differentiatie gekruist met benutting leertijd (in percentages, n=287) Benutting leertijd Onvoldoende Voldoende Differentiatie Onvoldoende 21,4 78,6 Voldoende 9,9 90,1 Totaal 13,2 86,8
Totaal 100,0 100,0 100,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: Een correlatietoets wijst uit dat er inderdaad een significante (p<0.05) samenhang is tussen deze oordelen. Het verband is echter vrij licht (r .155).
Pagina 14 van 57
2.4
Kwaliteitsgebied 2: examinering en diplomering Tabel 2.4a Percentage opleidingen waar de examinering en diplomering voldoende is in 2012, 2013 en 2014 (n 2012=93, n 2013=95, n 2014=97, n Totaal=285 ) Jaar 2012 2013 2014 Totaal % % % % 2 Examinering en diplomering 51 49 53 51 2.1 Exameninstrumentarium* 74 73 921,2 79 2.1.1 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte 92 95 99 95 toetsen en examinering 2 2.1.2 Dekking van het kwalificatiedossier 88 80 95 87 2.1.3 Cesuur 86 91 96 90 2.1.4 Beoordelingswijze 84 83 942 87 2.1.5 Transparantie 83 86 961,2 88 2.2 Afname en beoordeling* 71 861 81 79 2.2.1 Authentieke afname 97 96 99 97 2.2.2 Betrouwbaarheid 72 861 80 79 2.3 Diplomering* 66 56 57 60 2.3.1 Besluitvorming diplomering 83 84 87 85 2.3.2 Verantwoordelijkheid examencommissie 68 59 57 62 *kernaspecten Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: het eindoordeel over de kwaliteit van de examinering en diplomering is de afgelopen 3 jaren niet verbeterd; nog steeds is dat bij de helft van de opleidingen onvoldoende. Wel zijn er op onderdelen van de examinering en diplomering verbeteringen zichtbaar. Steeds meer opleidingen hebben hun exameninstrumentarium op orde. In 2014 voldoen 9 van de 10 opleidingen aan de eisen die hieraan worden gesteld. Verbeteringen zijn vooral zichtbaar bij de dekking van het kwalificatiedossier, bij de beoordelingswijze en bij de transparantie. Bij de afname en beoordeling van de examens zagen we in 2013 een stijging t.o.v. 2012, maar deze stijging heeft zich in 2014 niet verder doorgezet. Toch is bij 8 op de 10 opleidingen dit onderdeel van de examinering en diplomering voldoende. Het percentage opleidingen met een voldoende op het aspect diplomering blijft nog steeds achter. Over de drie jaren bezien voldoet slechts 60 procent van de opleidingen aan de eisen die hieraan worden gesteld. De inspectie is bij veel opleidingen niet tevreden over de verantwoordelijkheid van de examencommissie.
Pagina 15 van 57
2.4.1
Inkoop van examens Tabel 2.4.1a Scores op inkoop (n 2012 = 92, n 2013 = 89, n 2014 = 98) 2012 2013 2014 n % n % n % Inkoop volledig 36 39 36 40 56 571,2 Inkoop deels 11 12 10 11 9 9 Eigen materiaal 45 49 43 48 33 341,2 Totaal 92 100 89 100 98 100 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Totaal n % 128 46 30 11 121 43 279 100
Het gebruik van ingekochte examens is toegenomen (zie tabel 2.4a). In 2012 en 2013 werd er door respectievelijk 39 en 40 procent van de opleidingen gebruikt gemaakt van ingekochte examens, in 2014 is dit percentage gestegen naar 57 procent. Tabel 2.4.1b Percentage opleidingen dat als voldoende is beoordeeld op het aspect ‘Exameninstrumentarium’ en onderliggende indicatoren, naar inkoop of eigen materiaal (n 2012=92, n 2013=89, n 2014=98) Inkoop Eigen Volledig Deels materiaal % n % n % n 2012 2 Examinering en diplomering 74 35 45 11 53 45 2.1 Exameninstrumentarium* 97 36 64 11 69 45 2.1.1 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte 97 36 100 11 89 45 toetsen en examinering 2.1.2 Dekking van het kwalificatiedossier 100 36 82 11 84 45 2.1.3 Cesuur 100 36 100 11 78 45 2.1.4 Beoordelingswijze 100 36 91 11 76 45 2013 2 Examinering en diplomering 69 36 60 10 49 43 2.1 Exameninstrumentarium* 94 36 80 10 65 43 2.1.1 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte 100 36 100 10 91 43 toetsen en examinering 2.1.2 Dekking van het kwalificatiedossier 97 36 90 10 72 43 2.1.3 Cesuur 100 36 90 10 88 43 2.1.4 Beoordelingswijze 97 36 80 10 77 43 2014 2 Examinering en diplomering 56 55 67 9 61 33 2.1 Exameninstrumentarium* 98 55 100 9 82 33 2.1.1 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte 100 55 100 9 97 33 toetsen en examinering 2.1.2 Dekking van het kwalificatiedossier 98 55 100 9 91 33 2.1.3 Cesuur 100 55 100 9 91 33 2.1.4 Beoordelingswijze 100 55 100 9 85 33 *Kernaspecten Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: in de tabel is het eindoordeel op het kwaliteitsgebied ‘examinering en diplomering’ opgenomen, evenals de beoordeling op aspect 2.1 en de onderliggende indicatoren. De oordelen zijn uitgesplitst naar kenmerken van de examens, namelijk volledige ingekocht examenmateriaal, deels ingekocht examenmateriaal en eigen ontwikkeld examenmateriaal. De uitkomsten laten zien dat het exameninstrumentarium van ingekochte examens vaker met een voldoende wordt beoordeeld dan wanneer de instelling eigen materiaal gebruikt. Dat geldt ook voor de beoordelingswijze (aspect 2.1.4). Ook voor een aantal andere indicatoren van 2.1 geldt dat het ingekochte materiaal vaker met een voldoende wordt beoordeeld dan eigen materiaal, maar niet in ieder steekproefjaar zijn de verschillen significant. Pagina 16 van 57
Het eindoordeel op de examinering en diplomering (in 2012 en 2013) wijst ook in de richting van een positievere beoordeling bij ingekochte examens, maar de verschillen zijn niet significant. Tabel 2.4.1c Percentage opleidingen dat als voldoende is beoordeeld op examinering, naar inkoop of eigen materiaal in 2012, 2013 en 2014 (n 2012 = 92, n 2013 = 89, n 2014 = 98) Inkoop Eigen Volledig Volledig materiaal % n % n % n 2012 2 Examinering en diplomering 74 35 45 11 53 45 2.1 Exameninstrumentarium* 97 36 64 11 69 45 2.2 Afname en beoordeling* 83 35 73 11 73 45 2.3 Diplomering* 77 35 64 11 69 45 2013 2 Examinering en diplomering 69 36 60 10 49 43 2.1 Exameninstrumentarium* 94 36 80 10 65 43 2.2 Afname en beoordeling* 97 36 90 10 81 43 2.3 Diplomering* 69 36 60 10 67 43 2014 2 Examinering en diplomering 56 55 67 9 61 33 2.1 Exameninstrumentarium* 98 55 100 9 82 33 2.2 Afname en beoordeling* 82 55 89 9 85 33 2.3 Diplomering* 60 55 78 9 67 33 *kernaspecten Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: in alle drie de jaren is het exameninstrumentarium vaker voldoende van ingekocht materiaal, dan van eigen materiaal. Voor de andere aspecten geldt dat er geen significante verschillen zijn gevonden. 2.5
kwaliteitsgebied 3: opbrengsten Tabel 2.5a Percentage voldoende opleidingen op opbrengsten (n 2012=92, n 2013=91, n 2014=96, n Totaal=279 )* Jaar 2012 2013 2014 Totaal 3 Opbrengsten 73 81 86 80 3.1 Rendement 73 81 86 80 3.1.1 Jaarresultaat en/of diplomaresultaat 73 81 86 80 *bij een aantal opleidingen zijn de opbrengsten niet beoordeeld. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: geen significante verschillen tussen de jaren. Over de drie jaren bezien heeft 80 procent van de opleidingen voldoende opbrengsten (zie hoofdstuk 6 voor uitgebreidere analyses van de opbrengsten op stelselniveau).
Pagina 17 van 57
2.6
Kwaliteitsgebied 4: kwaliteitsborging op opleidingsniveau Tabel 2.6a Percentage opleidingen dat als voldoende is beoordeeld op kwaliteitsborging in 2012, 2013 en 2014 (n 2012=95, n 2013=95, n 2014=98) Jaar 2012 2013 2014 Totaal 4 Kwaliteitsborging 27 28 53 1,2 35 4.1 Sturing* 54 66 88 1,2 68 4.1.1 Plannen 49 681 89 1,2 68 1 4.1.2 Informatie 85 94 1001,2 92 4.1.3 Continuïteit 93 93 96 94 4.2 Beoordeling* 46 53 75 1,2 57 4.2.1 Monitoring 63 73 96 1,2 77 4.2.2 Evaluatie 50 53 75 1,2 59 4.3 Verbetering en verankering* 42 36 60 1,2 46 4.3.1 Verbeteraanpak 59 47 742 60 4.3.2 Deskundigheidsbevordering 95 90 992 95 4.3.3 Verankering 49 39 67 1,2 51 4.4 Dialoog en verantwoording 91 87 93 91 4.4.1 Intern 94 90 972 94 4.4.2 Extern 93 94 97 94 Alle aspecten voldoende
27
27
521,2
*kernaspecten. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: de kwaliteitsborging van opleidingen in 2014 is op een aantal aspecten verbeterd t.o.v. de voorgaande jaren. Steeds meer opleidingen slagen erin om het proces van kwaliteitsborging beter te sturen en hun kwaliteit beter te beoordelen. Ook is er een toename van het percentage opleidingen dat met een voldoende is beoordeeld op het aspect verbetering en verankering. Het percentage opleidingen met voldoende aandacht voor dialoog en verantwoording blijft stabiel: bij 9 van de 10 opleidingen is dit op orde. Echter, er zijn nog meer verbeteringen nodig. Nog steeds is bij de 40 procent van de opleidingen in 2014 de kwaliteitsborging onder de maat. Het pijnpunt ligt vooral bij de verankering.
Pagina 18 van 57
2.7
Relaties tussen de kwaliteitsgebieden Om de relatie tussen kwaliteitsborging op opleidingsniveau en de oordelen op de aspecten en indicatoren van onderwijsproces en examinering en diplomering te bekijken, zijn de steekproeven van 2012, 2013 en 2014 samengenomen. Tabel 2.7a Percentage opleidingen waar het onderwijsproces voldoende is, naar (on)voldoende kwaliteitsborging in de periode 2012-2014 (n=288) Onvoldoende Voldoende kwaliteitsborging kwaliteitsborging 1 Onderwijsproces 77 96 1.1 Samenhang 86 96 1.1.1 Inhoud 94 99 1.1.2 Programmering 89 96 1.2 Maatwerk 63 86 1.2.1 Differentiatie 62 84 1.3 Didactisch handelen* 94 98 1.3.1 Interactie 92 98 1.3.2 Ondersteuning en begeleiding van de leeractiviteiten 92 95 1.3.3 Feedback op de leeractiviteiten en de leerresultaten 83 95 1.4 Leertijd 80 95 1.4.1 Benutting 81 96 1.4.2 Werkdruk 97 98 1.5 Leeromgeving 96 98 1.5.1 Schoolklimaat 97 100 1.5.2 Materiële voorzieningen 99 98 1.6 Intake & plaatsing 85 95 1.6.1 Voorlichting 94 97 1.6.2 Intake en plaatsing 87 97 1.7 Studieloopbaanbegeleiding* 80 96 1.7.1 Informatievoorziening 91 99 1.7.2 Studieloopbaanbegeleiding 82 96 1.8 Zorg 95 100 1.8.1 Eerste- en tweedelijnszorg 96 100 1.8.2 Derdelijnszorg 99 100 1.9 Beroepspraktijkvorming* 96 99 1.9.1 Voorbereiding studenten en bedrijven 96 99 1.9.2 Plaatsing 96 98 1.9.3 Begeleiding door leerbedrijf 98 100 1.9.4 Begeleiding door de opleiding 88 95 * Kernaspecten Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: opleidingen met een voldoende beoordeling op kwaliteitsborging hebben ook vaker hun onderwijsproces op orde. In vergelijking met opleidingen die onvoldoende zijn beoordeeld op kwaliteitsborging, scoren de opleidingen met voldoende kwaliteitsborging vaker voldoende op de aspecten samenhang, maatwerk, leertijd, intake en plaatsing, studieloopbaanbegeleiding en Zorg.
Pagina 19 van 57
Tabel 2.7b Percentage opleidingen waar de examinering en diplomering voldoende is, naar (on)voldoende kwaliteitsborging in de periode 2012-2014 (n=285) Onvoldoende Voldoende kwaliteitsborging kwaliteitsborging 2 Examinering en diplomering 40 71 2.1 Exameninstrumentarium* 73 91 2.1.1 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte toetsen en 93 98 examinering 2.1.2 Dekking van het kwalificatiedossier 84 93 2.1.3 Cesuur 89 93 2.1.4 Beoordelingswijze 81 96 2.1.5 Transparantie 84 96 2.2 Afname en beoordeling* 72 91 2.2.1 Authentieke afname 97 98 2.2.2 Betrouwbaarheid 73 91 2.3 Diplomering* 48 82 2.3.1 Besluitvorming diplomering 79 95 2.3.2 Verantwoordelijkheid examencommissie 49 84 * kernaspecten Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: opleidingen met voldoende kwaliteitsborging scoren ook vaker voldoende op het kwaliteitsgebied examinering en diplomering als geheel en op alle onderliggende aspecten. Met name de verantwoordelijkheid van de examencommissie is vaker met een voldoende beoordeeld. 2.8
Kwaliteitsgebied 5: naleving wettelijke vereisten Tabel 2.8a Percentage opleidingen waar de naleving wettelijke vereisten voldoende is, in 2012, 2013 en 2014 (n 2012=95, n 2013=95, n 2014=98, n Totaal=288) Jaar 2012 2013 2014 Totaal 5 Naleving wettelijke vereisten 75 77 85 79 5.1 Naleving wettelijke vereisten 75 77 85 79 5.1.1 Naleving wettelijke vereisten 75 77 85 79 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: er lijkt een opwaartse trend te zijn in het percentage opleidingen dat voldoet aan de wettelijke vereisten, maar de verschillen tussen de jaren zijn niet significant. Over drie jaren bezien voldoen ongeveer 4 op de 5 opleidingen aan de wettelijke vereisten. 2.9
Scores op de taalexamens Let op: de categorie n.v.t. is niet opgenomen in de tabellen. Alleen de beoordelingen ‘voldoende’ en ‘onvoldoende’ (bij nlref ‘deels’) zijn weergegeven in de tabellen. Er is gebruik gemaakt van ongewogen scores, omdat er relatief vaak n.v.t. is gescoord. De opleidingen die wel op dit punt beoordeeld konden worden, zijn slechts een deel van de steekproef. De overgebleven groep kan niet als representatief voor de populatie worden beschouwd. Tabel 2.9a Beoordeling van het taalexamen van een moderne vreemde taal in aantallen en percentages (n 2012=54, n 2013=52, n 2014=55 n Totaal=161) 2012 2013 2014 Totaal n % n % n % n % Voldoende 40 74 36 69 50 91 126 78 Onvoldoende 14 26 16 31 5 9 35 22 Totaal 54 100 52 100 55 100 161 100 Pagina 20 van 57
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014 Tabel 2.9b Beoordeling van het taalexamen van Nederlands op refniveau in aantallen en percentages (n 2012=48, n 2013=72 n 2014=89, n Totaal=209) 2012 2013 2014 Totaal n % n % n % n % Voldoende 30 63 50 69 83 93 163 78 onvoldoende 8 17 16 22 3 3 27 13 Deels 10 21 6 8 3 3 19 9 Totaal 48 100 72 100 89 100% 209 100 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014 Tabel 2.9c Beoordeling van het taalexamen van Nederlands op CEF-niveau in aantallen en percentages (n 2012=40, n 2013=23, n 2014=26, n Totaal=89) 2012 2013 2014 Totaal n % n % n % n % Voldoende 33 83 17 74 23 88 73 82 Onvoldoende 7 18 6 26 3 12 16 18 Totaal 40 100 23 100 26 100 89 100 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
2.10
Vervolgtoezicht en tekortkomingen Tabel 2.10a Vervolgtoezicht en tekortkomingen bekostigde mbo-opleidingen in 2012, 2013 en 2014 (in percentages, n 2012=95, n 2013=95, n 2014=98, n Totaal=288) 2012 2013 2014 Zwak onderwijs 14 16 51,2 Zeer zwak onderwijs 5 5 3 Onvoldoende opbrengsten 22 14 11 Onvoldoende examenkwaliteit 49 51 47 Onvoldoende kwaliteitsborging 73 72 471,2 Niet-naleving: andere wettelijke vereisten 25 23 14 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: indien er uit het steekproefonderzoek naar voren is gekomen dat er tekortkomingen zijn in de kwaliteit van opleidingen, vindt er vervolgtoezicht plaats. Het percentage opleidingen met vervolgtoezicht vanwege onvoldoende kwaliteitsborging is in 2014 gedaald ten opzichte van de twee voorgaande jaren. Maar nog steeds voldoen bijna de helft van de opleidingen niet aan de eisen die worden gesteld aan kwaliteitsborging. Ook bij bijna de helft van de opleidingen vindt vervolgtoezicht plaats naar aanleiding van tekortkomingen in de examenkwaliteit. Het aantal opleidingen dat heronderzocht moet worden i.v.m. onvoldoende opbrengsten lijkt af te nemen, maar de daling is nog niet significant. Wel is er een afname zichtbaar van opleidingen waarbij het onderwijsproces zwak is. In 2014 is bij 3 procent van de opleidingen vastgesteld dat niet alleen de opbrengsten onvoldoende zijn, maar dat ook het onderwijsproces zwak is: dit zijn de zeer zwakke opleidingen. Tabel 2.10b Patronen in vervolgtoezicht en tekortkomingen mbo-opleidingen (exclusief wettelijke vereisten) (n Totaal=288) Percentage Zeer zwak onderwijs 0 Zeer zwak onderwijs + onvoldoende kwaliteitsborging 1 Zwak onderwijs 1 Onvoldoende opbrengsten 2 Onvoldoende opbrengsten + onvoldoende examenkwaliteit 2 Zeer zwak onderwijs + onvoldoende examenkwaliteit + onvoldoende 3 kwaliteitsborging Zwak onderwijs + onvoldoende kwaliteitsborging 4 Pagina 21 van 57
Onvoldoende opbrengsten + onvoldoende examenkwaliteit + onvoldoende kwaliteitsborging Onvoldoende opbrengsten + onvoldoende kwaliteitsborging Zwak onderwijs + onvoldoende examenkwaliteit + onvoldoende kwaliteitsborging Onvoldoende examenkwaliteit Onvoldoende kwaliteitsborging Geen arrangementen Onvoldoende examenkwaliteit + onvoldoende kwaliteitsborging Totaal
5 6 6 8 15 22 24 100
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: uit een onderzoek kan naar voren komen dat een opleiding tekortkomingen vertoond op meerdere kwaliteitsgebieden. In de bovenstaande tabel is aangegeven welke combinaties van tekortkomingen zijn voorkomen in de 288 opleidingen die zijn onderzocht in 2012, 2013 en 2014. Bij bijna een kwart van de opleidingen is vastgesteld dat zowel de examenkwaliteit als de kwaliteitsborging onvoldoende is. Bij meer dan een vijfde van de opleidingen zijn geen tekortkomingen geconstateerd. Bij zeer zwakke opleidingen blijkt ook altijd een ander kwaliteitsgebied onvoldoende te zijn.
Pagina 22 van 57
3
Scores Staat van de Instelling niet-bekostigd middelbaar beroepsonderwijs 2012 en 2013
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de scores op instellings- en opleidingsniveau op basis van de Staat van de Instelling (SVI) 2014 van bekostigde instellingen. In de onderstaande tabellen staan de scores op instellings- en opleidingsniveau op basis van de Staat van de Instelling (SVI) in 2012, 2013 en 2014 tezamen. Er wordt geen onderscheid naar jaren gemaakt, omdat in de drie jaren geen sprake is van een representatieve steekproef. In 2012 zijn er 26 niet-bekostigde instellingen en 41 opleidingen onderzocht. In 2013 zijn er 50 opleidingen van 31 niet-bekostigde instellingen onderzocht en in 2014 zijn er 21 instellingen en 34 opleidingen onderzocht. In totaal kan er een beeld gegeven worden van 78 instellingen en 125 opleidingen. Binnen de groep niet-bekostigde instellingen is een tweedeling zichtbaar. Enerzijds bestaan er instellingen die hoofzakelijk onderwijs verzorgen voor jongeren onder de 23 jaar (dagonderwijs). Dit zijn veelal bol-opleidingen. De andere groep instellingen verzorgt voornamelijk bbl-opleidingen voor deelnemers van 23 jaar en ouder of afstandsonderwijs aan bol-studenten die ouder zijn dan 23 jaar. Opleidingen van nbi’s worden niet altijd beoordeeld met het gehele kader. Het komt voor dat de opbrengsten en de examinering niet zijn beoordeeld, omdat de opleiding nog te kort bestaat om hierover een oordeel te geven. Voor opleidingen die onderwijs aanbieden in de derde leerweg (ovo) geldt dat zowel de opbrengsten als het onderwijsproces niet worden beoordeeld. De nadruk ligt daar op de kwaliteitsborging en de examinering. De aantallen die bij de tabellen zijn genoemd kunnen daardoor variëren. 3.1
Kwaliteitsborging op instellingsniveau Hieronder worden de scores op de kwaliteitsborging op instellingsniveau weergegeven in aantallen. Tabel 3.1a Beoordeling kwaliteitsborging bij niet-bekostigde instelling naar type onderwijs in de periode 2012-2014 (in aantallen, n=78) Deelnemers jonger Deelnemers van 23 jaar Totaal dan 23 jaar en ouder instellingen Goed 5 3 8 Voldoende 14 17 31 Onvoldoende 10 12 22 Slecht 4 13 17 Totaal 33 45 78 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: er zijn 33 instellingen die dagonderwijs aanbieden en 45 instellingen die geen dagonderwijs aanbieden. Bij de helft van de instellingen die tussen 2012 en 2014 zijn onderzocht, is de kwaliteitsborging op instellingsniveau niet op orde. Bij instellingen die zich richten op deelnemers onder de 23 jaar voldoet de kwaliteitsborging bij circa 60 procent van de onderzochte instellingen. De 23plusinstellingen blijven daar met 44 procent voldoende borging bij achter. Pagina 23 van 57
Scores op de aspecten en indicatoren van kwaliteitsborging op instellingsniveau Voor de onderstaande tabel zijn de oordelen gehercodeerd naar voldoende (goed + voldoende) en onvoldoende (onvoldoende + slecht). Tabel 3.1b Aantal niet-bekostigde instellingen dat als voldoende is beoordeeld op aspecten en indicatoren van kwaliteitsborging naar type onderwijs in de periode 2012-2014 (n=78) Deelnemers jonger dan 23 Deelnemers van 23 Totaal jaar jaar en ouder instellingen N=33 N=45 N=78 4. Kwaliteitsgebied: kwaliteitsborging 19 20 39 4.1 Sturing * 26 28 54 4.1.1 Plannen 27 28 55 4.1.2 Informatie 28 34 62 4.1.3 Continuïteit 29 41 70 4.2 Beoordeling * 20 22 42 4.2.1 Monitoring 26 27 53 4.2.2 Evaluatie 21 24 45 4.3 Verbetering en verankering * 25 23 48 4.3.1 Verbeteraanpak 27 27 54 4.3.2 Deskundigheidsbevordering 27 37 64 4.3.3 Verankering 25 23 48 4.4 Dialoog en verantwoording 27 35 62 4.4.1 Intern 30 36 66 4.4.2 Extern 27 37 64 *Kernaspecten Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: instellingen die dagonderwijs aanbieden voldoen vaker aan de eisen die gesteld worden aan de verbetering en verankering van de kwaliteitsborging dan instellingen die geen dagonderwijs aanbieden.
Pagina 24 van 57
3.2
Scores op de vijf kwaliteitsgebieden op opleidingsniveau Tabel 3.2a Scores op de kwaliteitsgebieden in percentages naar type onderwijs in de periode 2012-2014 (n=125) Type onderwijs Deelnemers jonger dan 23 Deelnemers van 23 jaar jaar en ouder % % 1 Onderwijsproces Goed 26 7 Voldoende 51 49 Onvoldoende 19 31 Slecht 5 14 2 Examinering en diplomering* Goed 18 4 Voldoende 47 46 Onvoldoende 29 28 Slecht 6 21 3 Opbrengsten** Goed 9 0 Voldoende 73 55 Onvoldoende 18 45 Slecht 0 0 4 Kwaliteitsborging Goed 12 7 Voldoende 49 33 Onvoldoende 26 31 Slecht 14 28 5.1 Naleving wettelijke vereisten Voldoet 70 56 Voldoet niet 30 44 *het kwaliteitsgebied examinering en diplomering is beoordeeld bij 105 van de 125 opleidingen ** het kwaliteitsgebied opbrengsten is beoordeeld bij 42 van de 125 opleidingen
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: opleidingen van instellingen die niet gericht zijn op dagonderwijs worden minder goed beoordeeld dan opleidingen van instellingen die daar wel op gericht zijn. In de onderstaande analyses worden de scores ingedeeld in voldoende/onvoldoende. Daar zijn de verschillen getoetst op significantie. Voor de onderstaande tabel zijn de oordelen gehercodeerd naar voldoende (goed + voldoende) en onvoldoende (onvoldoende + slecht).
Pagina 25 van 57
Tabel 3.2b Percentage opleidingen dat als voldoende is beoordeeld op de vijf kwaliteitsgebieden naar type onderwijs in de periode 2012-2014 (n=125) Type onderwijs Deelnemers jonger Deelnemers van 23 dan 23 jaar jaar en ouder % % 1 Onderwijsproces 77 55 2 Examinering en diplomering* 65 51 3 Opbrengsten** 82 55 4 Kwaliteitsborging 60 41 5 Naleving wettelijke vereisten 70 56
Totaal opleidingen % 63 55 69 48 60
*het kwaliteitsgebied examinering en diplomering is beoordeeld bij 105 van de 125 opleidingen ** het kwaliteitsgebied opbrengsten is beoordeeld bij 42 van de 125 opleidingen
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: Opleidingen van instellingen die dagonderwijs verzorgen hebben vaker hun onderwijsproces en kwaliteitsborging op orde dan opleidingen van instellingen die niet gericht zijn op dagonderwijs. Ook bij de andere kwaliteitsgebieden zien we dat dagonderwijs een voorsprong heeft op niet-dagonderwijs, maar die verschillen zijn niet significant. De verschillen in opbrengsten zijn hier niet significant, hetgeen te maken heeft met de kleine aantallen (n= 42). In de opbrengstanalyses (H7) zien we wel dat studenten die dagonderwijs hebben gevolgd vaker een diploma behalen dan studenten die geen dagonderwijs hebben gevolgd.
Pagina 26 van 57
3.3
Kwaliteitsgebied 1: onderwijsproces Tabel 3.3a Percentage opleidingen dat als voldoende is beoordeeld op het onderwijsproces naar type onderwijs in de periode 2012-2014 (n = 117) Type onderwijs Deelnemers Deelnemers van jonger dan 23 jaar en Totaal 23 jaar ouder opleidingen percentage percentage percentage 1 Onderwijsproces 77 55 63 1.1 Samenhang 72 66 68 1.1.1 Inhoud 79 69 73 1.1.2 Programmering 88 77 81 1.2 Maatwerk 86 68 74 1.2.1 Differentiatie 86 68 74 1.3 Didactisch handelen* 93 93 93 1.3.1 Interactie 100 99 99 1.3.2 Ondersteuning en begeleiding van de 91 96 94 leeractiviteiten 1.3.3 Feedback op de leeractiviteiten en de 93 89 90 leerresultaten 1.4 Leertijd 100 89 93 1.4.1 Benutting 100 92 95 1.4.2 Werkdruk 100 89 93 1.5 Leeromgeving 93 99 97 1.5.1 Schoolklimaat 93 100 97 1.5.2 Materiële voorzieningen 100 99 99 1.6 Intake & plaatsing 95 51 68 1.6.1 Voorlichting 95 85 89 1.6.2 Intake en plaatsing 95 54 69 1.7 Studieloopbaanbegeleiding* 91 62 73 1.7.1 Informatievoorziening 93 84 87 1.7.2 Studieloopbaanbegeleiding 90 63 73 1.8 Zorg 95 84 89 1.8.1 Eerste- en tweedelijnszorg 95 83 88 1.8.2 Derdelijnszorg 95 83 88 1.9 Beroepspraktijkvorming* 81 79 80 1.9.1 Voorbereiding studenten en bedrijven 83 87 86 1.9.2 Plaatsing 93 83 87 1.9.3 Begeleiding door leerbedrijf 88 84 86 1.9.4 Begeleiding door de opleiding 71 71 71 *kernaspecten * ovo-opleidingen worden niet beoordeeld op dit gebied.
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: opleidingen van instellingen die dagonderwijs aanbieden hebben vaker het onderwijsproces op orde dan opleidingen van instellingen die daar niet opgericht zijn. Deze opleidingen voldoen vaker aan de eisen die gesteld worden aan: maatwerk; leertijd; intake en plaatsing; studieloopbaanbegeleiding. Het schoolklimaat is vaker met een voldoende beoordeeld bij opleidingen die geen dagonderwijs aanbieden.
Pagina 27 van 57
3.4
Kwaliteitsgebied 2: examinering en diplomering Tabel 3.4a Percentage opleidingen dat als voldoende is beoordeeld op examinering en diplomering in de periode 2012-2014 (n=105) Type onderwijs Deelnemers Deelnemers jonger dan van 23 jaar en Totaal 23 jaar ouder opleidingen 2 Examinering en diplomering 65 51 55 2.1 Exameninstrumentarium* 82 74 76 2.1.1 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte 84 90 88 toetsen en examinering 2.1.2 Dekking van het kwalificatiedossier 91 79 83 2.1.3 Cesuur 84 81 82 2.1.4 Beoordelingswijze 84 81 82 2.1.5 Transparantie 94 81 85 2.2 Afname en beoordeling* 94 77 83 2.2.1 Authentieke afname 94 93 93 2.2.2 Betrouwbaarheid 94 77 83 2.3 Diplomering* 62 52 55 2.3.1 Besluitvorming diplomering 78 77 77 2.3.2 Verantwoordelijkheid examencommissie 67 54 58 *kernaspecten Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: opleidingen van instellingen die gericht zijn op dagonderwijs hebben de afname en beoordeling van de examinering vaker op orde dan opleidingen van instellingen die niet gericht zijn op dagonderwijs. Ook de betrouwbaarheid van de afname en beoordeling is beter georganiseerd bij deze opleidingen. Tabel 3.4b Scores op inkoop naar type onderwijs in de periode 2012-2014 (n=105) Type onderwijs Deelnemers jonger dan 23 Deelnemers van 23 jaar en jaar ouder n % n % Volledig 14 41 27 38 Deels 3 9 3 4 N.v.t 17 50 41 58 Totaal 34 100 71 100 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: Er bestaan geen verschillen naar type onderwijs. Ongeveer de helft van de opleidingen gebruikt eigen examenmateriaal. De andere helft maakt gebruik van volledig of deels ingekocht examenmateriaal. Tabel 3.4c Percentage opleidingen dat als voldoende is beoordeeld op examinering en diplomaring, naar inkoop of eigen materiaal in de periode 2012-2014 (n=105) Inkoop Inkoop Eigen materiaal % n % n 2 Examinering en diplomering 56 43 51 51 2.1 Exameninstrumentarium* 86 44 65 51 2.2 Afname en beoordeling* 86 43 78 51 2.3 Diplomering* 56 43 53 51 *kernaspecten Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: net als bij bekostigde instellingen geldt ook voor de niet-bekostigde instellingen dat het exameninstrumentarium van ingekocht materiaal vaker met een Pagina 28 van 57
voldoende is beoordeeld dan bij eigen ontwikkeld examenmateriaal. Er bestaan geen significante verschillen in de afname en beoordeling en diplomering. 3.5
Kwaliteitsgebied 3: opbrengsten De opbrengsten zijn slechts beoordeeld bij 42 van de 125 opleidingen. Zie hoofdstuk 7 voor een uitgebreide opbrengstanalyse van de nbi’s. Zie tabel 3.2b voor de uitkomsten van de SVI van dit kwaliteitsgebied.
3.6
Kwaliteitsgebied 4: kwaliteitsborging op opleidingsniveau Tabel 3.6a Percentage opleidingen dat als voldoende is beoordeeld op aspecten en indicatoren van kwaliteitsborging naar type onderwijs in de periode 2012-2014 (n =124) Type onderwijs Deelnemers jonger Deelnemers van 23 Totaal dan 23 jaar jaar en ouder opleidingen % % % 4 Kwaliteitsborging 60 41 48 4.1 Sturing * 79 64 69 4.1.1 Plannen 80 64 69 4.1.2 Informatie 83 75 78 4.1.3 Continuïteit 88 89 88 4.2 Beoordeling * 63 44 51 4.2.1 Monitoring 76 60 65 4.2.2 Evaluatie 68 50 56 4.3 Verbetering en 77 51 60 verankering * 4.3.1 Verbeteraanpak 80 60 67 4.3.2 80 85 83 Deskundigheidsbevordering 4.3.3 Verankering 78 50 59 4.4 Dialoog en 84 81 82 verantwoording 4.4.1 Intern 90 83 85 4.4.2 Extern 83 84 83 *kernaspecten Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: opleidingen van instellingen die gericht zijn op dagonderwijs hebben vaker hun kwaliteitsborging op orde dan opleidingen van instellingen die daar niet op gericht zijn. Het verschil heeft betrekking op verbetering en verankering.
3.7
Kwaliteitsgebied 5: naleving van wettelijke vereisten Zie tabel 3.2b.
3.8
Scores op de taalexamens
Tabel 3.8a Beoordeling van het taalexamen van een moderne vreemde taal in aantallen en percentages periode 2012-2014 (n=42) n percentage Voldoende 31 74 Onvoldoende 11 26 Totaal 42 100 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014 Pagina 29 van 57
Tabel 3.8b Beoordeling van het taalexamen van Nederlands op percentages periode 2012-2014 (n =73) n Voldoende Onvoldoende Deels Totaal
refniveau in aantallen en
43 17 13 73
percentage 59 23 18 100
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
3.9
Vervolgtoezicht en tekortkomingen Tabel 3.9a Vervolgtoezicht en tekortkomingen niet-bekostigde mbo-opleidingen in aantallen en percentages (n=125) Type onderwijs Deelnemers jonger dan 23 Deelnemers van 23 jaar jaar en ouder percentage percentage Zwak onderwijs 5 4 Zeer zwak onderwijs 14 30 Onvoldoende opbrengsten 5 15 Onvoldoende examenkwaliteit 35 49 Onvoldoende kwaliteitsborging 40 59 Niet-naleving: andere wettelijke vereisten 30 44 *zeer zwak en onvoldoende opbrengsten (op basis van 42 opleidingen): vanwege kleine aantallen is het verschil niet significant. ** onvoldoende examenkwaliteit (op basis van 105 opleidingen) Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: opleidingen van instellingen die niet gericht zijn op dagonderwijs krijgen vaker vervolgtoezicht vanwege onvoldoende kwaliteitsborging dan opleidingen van instellingen die daar wel op gericht zijn. Ook bij de andere tekortkomingen zijn er verschillen zichtbaar naar type onderwijs, maar vanwege de variëteit in aantallen zijn de verschillen niet significant.
Pagina 30 van 57
4
Verslagen van werkzaamheden niet-bekostigde instellingen
De verslagen van werkzaamheden (vvw) van de niet-bekostigde instellingen (nbi’s) waarbij er in 2013 en in 2014 een onderzoek in het kader van de Staat van de Instelling (SVI) heeft plaatsgevonden, zijn beoordeeld met behulp van een vragenlijst door inspecteurs/analisten. Hieronder volgen de resultaten. Tabel 4a Informatie over de omvang van de instellingen (n=55) 1. Bevat het verslag informatie over de omvang van de instelling? n percentage Nee 49 89 Ja 6 11 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: slechts weinig instellingen rapporteren in het verslag van werkzaamheden over de omvang van de instelling. Tabel 4b Informatie over aantal onderwerpen (n = 55) 2. Bevat het verslag informatie over de volgende onderwerpen? n percentage Aantal vsv’ers Ja 16 29 Nee 39 71 Rendementen van Ja 37 67 opleidingen Nee 18 33 De afhandeling van Ja 49 89 klachten Nee 6 11 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: in het merendeel van de verslagen is wel informatie opgenomen over de rendementen van opleidingen en de afhandeling van klachten, echter weinig instellingen besteden aandacht aan het aantal vsv’ers. Een van de redenen hiervoor is dat er nbi’s zijn die alleen onderwijs verzorgen aan volwassenen die niet binnen de definitie van vsv’er vallen. Tabel 4c Beoordeling van onderwijskwaliteit (n = 55) 3. Bevat het verslag een beoordeling van de onderwijskwaliteit? n percentage 26 47 Ja Nee
29
53
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: in iets minder dan de helft van de verslagen wordt een beoordeling gegeven van de onderwijskwaliteit. Tabel 4d Beoordeling met onafhankelijke deskundigen (n=26) 4. Vindt de beoordeling plaats met inzet van onafhankelijke deskundigen? n percentage 5 19 Ja Nee Onbekend Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
17
65
4
15 Pagina 31 van 57
Toelichting: bij 26 instellingen is in het verslag wel informatie te vinden over een beoordeling van de onderwijskwaliteit. Bij slechts vijf van deze instellingen wordt gerapporteerd over de inzet van onafhankelijke deskundigen hierbij. Veel instellingen beoordelen zelf hun onderwijskwaliteit. Tabel 4e Voorgenomen beleid/verbetermaatregelen (n=26) 5. Bevat het verslag verbetermaatregelen/voorgenomen beleid op basis van de uitkomsten van de beoordeling? N Percentage 20 77 Ja Nee
2
8
N.v.t Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
4
15
Toelichting: 20 van de 26 instellingen hebben in hun verslag informatie opgenomen over voorgenomen beleid of verbetermaatregelen naar aanleiding van de beoordeling van hun onderwijskwaliteit. Tabel 4f Beoordeling van examenkwaliteit (n=55) 6. Bevat het verslag een beoordeling van de examenkwaliteit? N Percentage 19 35 Ja Nee Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
36
65
Toelichting: bij een derde van de instellingen wordt in het verslag van werkzaamheden aandacht besteed aan de beoordeling van de examenkwaliteit. Tabel 4h Beoordeling met onafhankelijke deskundigen (n=19) 7. Vindt de beoordeling plaats met inzet van onafhankelijke deskundigen? N Percentage 5 26 Ja Nee Onbekend Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
10
53
4
21
Toelichting: een kwart van de instellingen (n=5) die in hun jaarverslag aandacht besteden aan een beoordeling van de examenkwaliteit, geeft aan hiervoor gebruik te maken van onafhankelijke deskundigen. De meeste instellingen beoordelen dus zelf hun examenkwaliteit. Tabel 4i Voorgenomen beleid/verbetermaatregelen (n=19) 8. Bevat het verslag verbetermaatregelen/voorgenomen beleid op basis van de uitkomsten van de beoordeling? N Percentage 14 74 Ja Nee
2
11
N.v.t Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
3
16
Toelichting: van de 19 instellingen die in hun jaarverslag aandacht besteden aan een beoordeling van de examenkwaliteit, geven 14 aan dat ze op basis daarvan verbetermaatregelen hebben geformuleerd en/of beleid hebben gemaakt. Pagina 32 van 57
5
Analyse van de jaarverslagen van bekostigde mboinstellingen
De jaarverslagen over 2012 zijn beoordeeld van de bekostigde instellingen die in 2013 een SVI hebben gehad (n=23, van 1 instelling was geen jaarverslag beschikbaar). De jaarverslagen over 2013 (n=23) zijn beoordeeld van bekostigde instellingen die in 2014 een SVI hebben gehad. Beide jaren vormen daarmee representatieve steekproeven voor het bekostigd mbo. Bevat het GJ informatie over de volgende onderwerpen? Jaarverslag over… 2012 2013 N % N % De samenstelling van het bestuur Ja 22 96 23 100 Nee 1 4 0 0 De bezoldigingsgegevens van het bestuur Ja 23 100 23 100 Nee 0 0 0 0 De samenstelling van de Raad van Toezicht (RvT) Ja 22 96 23 100 Nee 1 4 0 0 De bezoldigingsgegevens van de RvT Ja 23 100 23 100 Nee 0 0 0 0 De juridische structuur van de instelling (evt. ook Ja 20 87 21 91 meerderheidsbelangen in andere organisaties, Nee 3 13 2 9 dochterondernemingen) De interne organisatiestructuur (bijvoorbeeld organogram) Ja 18 78 22 96 Nee 5 22 1 4 Verslag van RvT met verantwoording over handelen en Ja 18 78 21 91 resultaten die dat opleverde Nee 5 22 2 9 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: de verschillen tussen de jaren zijn niet significant. De meeste jaarverslagen bevatten de algemene informatie over de samenstelling van het bestuur en Raad van Toezicht (RvT), evenals de bezoldigingsgegevens van deze partijen. Ook de juridische structuur en organisatiestructuur is vaak aanwezig in de jaarverslagen. In steeds meer jaarverslagen is ook een verantwoording aanwezig over het handelen van RvT en de resultaten die dat opleverde. De verschillen tussen de jaren zijn niet significant.
Pagina 33 van 57
Indicatoren uit de brief van de staatssecretaris
Verklaring bevoegd gezag over welke maatregelen werden genomen opdat alle opleidingen voldoen aan de wettelijke vereisten Diplomaresultaat op instellingsniveau uitgesplitst naar niveaus 1 t/m 4
Ja Nee Ja Nee Jaarresultaat op instellingsniveau uitgesplitst naar niveaus 1 t/m 4 Ja Nee Aantal vsv-ers op instellingsniveau Ja Nee Tevredenheid deelnemers Ja Nee Bij relatief hoge studenttevredenheid de succesfactoren Ja Nee Bij relatief lage studenttevredenheid reflectie over oorzaken en Ja verbeteringen Nee Welke opleidingen / examens door inspectie werden onderzocht Ja Nee Uitkomsten van eventueel inspectieonderzoek met de kern van Ja geconstateerde problemen en wat instelling van plan is daaraan te doen Nee / er aan deed Arbeidsmarktrelevantie van opleidingen Ja Nee Afhandeling van klachten (aantal, onderwerp, wijze van behandelen) Ja Nee Onderwijskundige zaken (visie, concepten, ontwikkelingen) Ja Nee Ontwikkelingen over samenwerkingsverbanden Ja Nee Aanwezigheid en werking van een kwaliteitszorgsysteem Ja Nee Extern rendement Ja Nee Personeelsaangelegenheden Ja Nee De financiële positie van de instelling (solvabiliteit, liquiditeit, Ja rentabiliteit) Nee Een toelichting op de financiële positie van de instelling Ja Nee
Jaarverslag over… 2012 2013 N % N % 8 35 5 22 15 65 18 78 16 70 14 61 7 30 9 39 17 74 14 61 6 26 9 39 22 96 23 100 1 4 0 0 19 83 12 52 4 17 11 48 12 52 1 4 11 48 22 96 12 52 4 17 11 48 19 83 19 83 9 39 4 17 14 61 16 70 1 4 7 6 17 18 5 22 1 21 2 15 8 8 15 23 0 23 0 23 0
30
22
96
26 74 78 22 96 4 91 9 65 35 35 65 100 0 100 0 100 0
0 23 15 8 23 0 23 0 18 5 11 12 23 0 20 3 23 0
0 100 65 35 100 0 100 0 78 22 48 52 100 0 87 13 100 0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Bijna alle instellingen rapporteren over het aantal vsv’ers op instellingsniveau, echter ongeveer een derde van de instellingen rapporteert niet over het jaar- en diplomaresultaat van de verschillende opleidingsniveaus op instellingsniveau. De aandacht voor de arbeidsmarktrelevantie in jaarverslagen is erg summier, terwijl deze informatie gemakkelijk te verkrijgen is via de opleidingenbijsluiter van het SBB. Ook is er te weinig aandacht voor het externe rendement. Verder is in bijna alle verslagen aandacht voor de onderwijskundige zaken, ontwikkelingen over samenwerkingsverbanden en personeelsaangelegenheden, maar nog niet iedere instelling rapporteert op de juiste wijze over de afhandeling van klachten. Bijna alle instellingen rapporteren wel uitvoerig over hun financiële positie. Wordt er over de volgende onderwerpen gerapporteerd op een lager niveau dan het instellingsniveau? Jaarverslag over… Pagina 34 van 57
Diplomaresultaat uitgesplitst naar niveau 1 t/m 4 Jaarresultaat uitgesplitst naar niveau 1 t/m 4 Aantal nieuwe VSV-ers Extern rendement Tevredenheid van deelnemers (uitkomsten JOB en/of het eigen tevredenheidsonderzoek) Bij relatief hoge studenttevredenheid de succesfactoren van betreffende opleidingen Bij relatief lage studenttevredenheid reflecteert over oorzaken en verbeteringen Personeelsaangelegenheden Onderwijskundige zaken (visie, concepten, ontwikkelingen) Ontwikkelingen over samenwerkingsverbanden
Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee
2012 N % 2 9 21 91 2 9 21 91 2 9 21 91 1 4 22 96 5 22 18 78 1 4 22 96 2 9 21 91 0 0 23 100 1 4 22 96 3 13 20 87
2013 N % 3 13 20 87 3 13 20 87 1 4 22 96 2 9 21 91 1 4 22 96 0 0 23 100 0 0 23 100 1 4 22 96 1 4 22 96 6 26 17 74
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: geen significante verschillen tussen de jaren. Instellingen rapporteren nauwelijks sturingsinformatie op een lager niveau dan het instellingsniveau. Beoordeling onderwijskwaliteit
Bevat het GJ een beoordeling van de onderwijskwaliteit? Vindt de beoordeling plaats met inzet van onafhankelijke deskundigen? Bevat het GJ verbetermaatregelen/voorgenomen beleid op basis van de uitkomsten van de beoordeling?
Jaarverslag over... 2012 2013 N % N % Ja 12 52 6 26 Nee 11 48 17 74 Ja 4 33 2 33 Nee 1 8 2 33 Onbekend 7 58 2 33 Ja 7 58 5 83 Nee 5 42 1 17 N.v.t. 0 0 0 0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: geen significante verschillen tussen de jaren. Relatief weinig instellingen beschrijven in hun jaarverslag een beoordeling van de onderwijskwaliteit. Indien deze informatie aanwezig is, dan blijkt daaruit vaak niet dat er gebruik is gemaakt van onafhankelijke deskundigen en ook is er weinig aandacht voor verbetermaatregelen en/of voorgenomen beleid op de uitkomsten van een beoordeling van de onderwijskwaliteit.
Pagina 35 van 57
Beoordeling examenkwaliteit
Bevat het GJ een beoordeling van de examenkwaliteit?
Jaarverslag over… 2012 2013 N % N % 5 22 2 9 18 78 21 91
Ja Nee
Vindt de beoordeling plaats met inzet van onafhankelijke deskundigen?
Ja Nee Onbekend Bevat het GJ verbetermaatregelen/voorgenomen beleid op Ja basis van de uitkomsten van de beoordeling? Nee N.v.t.
4 0 1 5 0 0
80 0 20 100 0 0
0 1 1 2 0 0
0 50 50 100 0 0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: geen significante verschillen tussen de jaren. Erg weinig instellingen beschrijven in hun jaarverslag een beoordeling van hun examenkwaliteit. Personele risico's
Erkent de instelling personele risico's in relatie tot de onderwijsen/of examenkwaliteit?
Jaarverslag over… 2012 2013 N % N % Nee 9 39 1 4 Ja 14 61 22 96
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: significant verschil tussen de jaren.
Samenhang jaarverslag en jaarrekening
Worden het jaarverslag en de jaarrekening in samenhang gepresenteerd?
Jaar 2012 2013 N % N % Ja 21 91 21 91 Nee 2 9 2 9
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: bijna alle instelling presenteren het jaarverslag en de jaarrekening in samenhang.
Pagina 36 van 57
6
Opbrengsten bekostigd mbo over 2008-2013
6.1
Definitie opbrengsten voor schooljaar 2012/2013 Opbrengsten zijn gedefinieerd als het percentage studenten dat het mbo gediplomeerd heeft verlaten. De onderzoeksgroep is beperkt tot de groep studenten die bij aanvang van schooljaar 2012/2013 in het mbo zaten (inschrijving op 1-102012) en bij aanvang van schooljaar 2013/2014 (1-10-2013) het mbo hebben verlaten (stelselverlaters). Een diploma kan in een eerder schooljaar zijn behaald. Deze definitie betreft alle schooljaren waarover gerapporteerd wordt. Er is voor alle gerapporteerde jaren gebruikt gemaakt van de definitieve 1 cijferbestanden van DUO.
6.2
Startkwalificaties en hoogte van behaalde diploma Tabel 6.2a Verdeling gediplomeerden naar diplomaniveau 2008/2009-2012/2013 2008/2009 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013 (n= 173.976) (n= 182.457) (n= 188.177) (n=187.911) (n= 182.823 ) % % % % % Ongediplomeerd 28 26 26 23 21 Mbo niveau 1 5 6 7 6 6 Mbo niveau 2 18 19 19 21 20 Mbo niveau 3 16 17 17 18 18 Mbo niveau 4 32 32 31 32 34 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
In het mbo wordt gesproken van een startkwalificatie wanneer minimaal een diploma op niveau 2 wordt behaald. In het schooljaar 2012/2013 heeft 27 procent van de studenten het mbo verlaten zonder startkwalificatie (= ongediplomeerd of gediplomeerd op niveau 1). In de voorgaande jaren lag dit percentage iets hoger. Van de gediplomeerde uitstromers heeft 34 procent in schooljaar 2012/2013 een diploma op niveau 4 gehaald, dit is een stijging t.o.v. het vorige jaar. Het percentage uitstromers is sinds 2010/2011 aan het dalen. Dit komt omdat de gehele studentpopulatie in het mbo aan het dalen is. 6.3
Prestaties in het mbo over de periode 2008/2009 – 2012/2012 Dit hoofdstuk bevat eenvoudige tabellen voor de weergave van de prestaties in het mbo over de vijf schooljaren 2008/2009, 2009/2010, 2010/2011 2011/2012 en 2012-2013. In de onderstaande tabellen zijn de inschrijfgegevens van de stelselverlaters zoals bekend op 1 oktober van het betreffende schooljaar afgezet tegen het wel of niet behalen van een diploma in het mbo.
Pagina 37 van 57
Inschrijfniveau Tabel 6.3a Percentage gediplomeerden in de periode 2008/2009-2012/2013 naar inschrijfniveau op 1 oktober (n 2012/2013=182.823) 2008/2009 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013 N N N N N Niveau 1 48 10926 56 13453 56 15018 57 13715 61 13200 Niveau 2 59 45741 62 46220 65 46870 70 48280 71 45219 Niveau 3 76 43605 77 46492 78 48712 81 47742 83 45855 Niveau 4 81 73704 82 76292 82 77577 83 78174 85 78549 Totaal 72 173976 74 182457 74 188177 77 187911 79 182823 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Naarmate het inschrijfniveau hoger is, stijgt het percentage gediplomeerde studenten. Dat ligt voor een deel aan het stapelen. Een student die is ingeschreven op niveau 4, heeft wellicht al een eerder behaald diploma op niveau 3. Dit is bij niveau 1 niet mogelijk. Voor een ander deel ligt het ook aan het verschijnsel dat er bij de hogere niveaus sprake is van langere onderwijsduur. Bij een langere opleidingsduur zal de uitval in het laatste jaar minder groot zijn dan bij een kortere opleidingsduur, omdat er al een zekere selectie (voortijdige uitval) heeft plaatsgevonden. De stijging van het rendement in het schooljaar 2012/2013 t.o.v. het vorige jaar is zichtbaar bij alle opleidingsniveaus in het mbo, maar het meest bij opleidingsniveau 1. Uit deze tabel valt echter niet het niveau van het behaalde diploma af te lezen, want het wel of niet halen van een diploma is alleen afgezet tegen het inschrijfniveau van de student. Inschrijfniveau versus hoogst behaalde diploma in het mbo In de onderstaande tabellen is het inschrijfniveau van de student op 1 oktober afgezet tegen het hoogste diplomaniveau waarmee de student het mbo heeft verlaten (per schooljaar een aparte tabel, waarbij alleen de tabel van schooljaar 2012/2013 alle kleuren heeft gekregen, in de andere tabellen zijn alleen gele arceringen toegepast. Tabel 6.3b Verdeling van inschrijfniveau op 1 oktober 2012 naar hoogst behaalde diplomaniveau in aantallen en percentages (n = 182.832) Ongediplomeerd Mbo niveau 1 Mbo niveau 2 Mbo niveau 3 Mbo niveau 4 n % n % n % n % n % Niveau 1 5179 39 7779 59 190 1 29 0 23 0 Niveau 2 13009 29 3593 8 27377 61 726 2 514 1 Niveau 3 7888 17 161 0 7977 17 28154 61 1675 4 Niveau 4 11489 15 85 0 1530 2 4797 6 60648 77 oranje: diplomaniveau is lager dan inschrijfniveau op 1 okt 2012 geel: diplomaniveau is gelijk aan inschrijfniveau op 1 okt 2012 lichtblauw: diplomaniveau is hoger dan inschrijfniveau op 1 okt 2012 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Niet voor alle stelselverlaters in het mbo is het hoogst behaalde diplomaniveau gelijk aan het inschrijfniveau op 1 oktober 2012. In de bovenstaande tabel is in het oranje aangegeven wanneer het diplomaniveau lager is dan het inschrijfniveau. Redenen hiervoor (kunnen) zijn: de studenten hebben ongediplomeerd het stelsel verlaten. Bij niveau 1 betreft dit 39 procent van de studenten. Hoe hoger het inschrijfniveau, hoe minder ongediplomeerde studenten. de studenten zijn binnen een schooljaar een niveau afgezakt en hebben op dat lagere niveau een diploma gehaald waarnaar ze het mbo hebben Pagina 38 van 57
-
verlaten. Dit valt voornamelijk op bij studenten die ingeschreven stonden op niveau 3; van deze studenten heeft 17 procent het mbo verlaten met een niveau 2 diploma. de studenten hadden al eerder in het mbo een diploma behaald en zijn verder gaan studeren, maar hebben vervolgens niet opnieuw een diploma gehaald op dat hogere niveau. Ze hebben het mbo dus verlaten met een eerder behaald diploma op een lager niveau. Ook dit kan van toepassing zijn op de studenten die stonden ingeschreven op niveau 3.
Er is ook een klein aantal studenten dat een diploma heeft gehaald op een hoger niveau dan het niveau waarvoor ze stonden ingeschreven op 1 oktober 2012. Deze studenten zijn hoogstwaarschijnlijk opgestroomd binnen het schooljaar. Hieronder de tabellen van de voorgaande vier schooljaren. Tabel 6.3c Verdeling van inschrijfniveau op 1 oktober 2011 naar hoogst behaalde diplomaniveau in aantallen en percentages (n=187.911) Hoogst behaalde diplomaniveau Ongediplomeerd Mbo niveau 1 Mbo niveau 2 Mbo niveau 3 Mbo niveau 4 n % n % n % n % n % Niveau 1 5889 43 7566 55 190 1 42 0 28 0 Niveau 2 14525 30 3636 8 28975 60 727 2 417 1 Niveau 3 9307 19 244 1 8826 18 27555 58 1810 4 Niveau 4 13198 17 86 0 1626 2 5142 7 58122 74 Bron: inspectie van het Onderwijs, 2014 Tabel 6.3d Verdeling van inschrijfniveau op 1 oktober 2010 naar hoogst behaalde diplomaniveau in aantallen en percentages (n=188.177) Ongediplomeerd Mbo niveau 1 Mbo niveau 2 Mbo niveau 3 Mbo niveau 4 n n % n % n % n % Niveau 1 6576 44 8059 54 273 2 55 0 55 0 Niveau 2 16438 35 3943 8 25332 54 797 2 360 1 Niveau 3 10826 22 235 0 8691 18 26930 55 2030 4 Niveau 4 14296 18 96 0 1798 2 4989 6 56398 73 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014 Tabel 6.3e Verdeling van inschrijfniveau op 1 oktober 2009 naar hoogst behaalde diplomaniveau in aantallen en percentages (n=182.457) Ongediplomeerd Mbo niveau 1 Mbo niveau 2 Mbo niveau 3 Mbo niveau 4 n % n % n % n % n % Niveau 1 5866 44 7287 54 220 2 50 0 30 0 Niveau 2 17670 38 3542 8 24030 52 689 1 289 1 Niveau 3 10653 23 185 0 8189 18 25444 55 2021 4 Niveau 4 13752 18 127 0 1750 2 4746 6 55917 73 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Pagina 39 van 57
Tabel 6.3f Verdeling van inschrijfniveau op 1 oktober 2008 naar hoogst behaalde diplomaniveau in aantallen en percentages (n = 173.976) Ongediplomeerd Mbo niveau 1 Mbo niveau 2 Mbo niveau 3 Mbo niveau 4 n % n % n % n % n % niveau 1 5656 52 5117 47 126 1 21 0 6 0 niveau 2 18827 41 3390 7 22676 50 553 1 295 1 niveau 3 10604 24 176 0 7234 17 23736 54 1855 4 niveau 4 14022 19 142 0 1658 2 4212 6 53670 73 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: in de loop der jaren halen studenten steeds vaker een diploma dat aansluit bij hun inschrijfniveau. Van 2008/2009 tot en met 2012/2013 zijn de percentages als volgt gestegen: Percentage studenten dat een diploma behaalt overeenkomstig het niveau waarop ze zich inschreven, in 2008/2009 en 2012/2013 (n 2012/2013=182.832) 2008/2009 2012/2013 Niveau 1 47 59 Niveau 2 50 61 Niveau 3 54 61 Niveau 4 73 77 Totaal 60 68 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Leerweg Tabel 6.3g Percentage gediplomeerden naar leerweg 2012/2013 (n=182.832) 2008/2009 2009/2010 % N % N Bol voltijd 74 88352 74 91612 Bbl 69 71716 73 76385 Bol deeltijd 60 5578 63 5239 Examendeelnemers 76 8330 77 9221 Totaal 72 173976 74 182457 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
op 1 oktober periode 2008/2009 – 2010/2011 % N 75 94860 74 78327 67 5273 78 9717 74 188177
2011/2012 % N 77 95230 77 76613 72 4925 83 11143 77 187911
2012/2013 % N 79 96669 80 71809 73 3482 85 10863 79 182823
De rendementen zijn het hoogst bij examendeelnemers en vervolgens bij bbl’ers. Bij alle leerwegen is een stijging zichtbaar over de periode van vijf schooljaren. Sector Tabel 6.3h Percentage gediplomeerden naar sector 2012/2013 (n=182.832) 2008/2009 2009/2010 % N % N Zorg & welzijn 76 55179 77 56262 Techniek 71 45050 74 47866 Economie 70 59326 72 61927 Groen 79 9081 78 10779 Combinatie 46 5340 50 5623 Totaal 72 173976 74 182457 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
op 1 oktober periode 2008/2009 – 2010/2011 % N 76 57967 76 49728 73 61807 79 11605 55 7070 74 188177
2011/2012 % N 79 57916 80 50769 75 60875 79 11834 55 6517 77 187911
2012/2013 % N 83 57830 81 46384 77 60849 82 11483 56 6277 79 182823
In 2012/2013 zien we bij alle sectoren een stijging van het rendement t.o.v. van de voorgaande schooljaren. De stijging bij Zorg & Welzijn is met 4 procent het grootst. Pagina 40 van 57
Domein Tabel 6.3i Percentage gediplomeerden naar domein op 1 oktober periode 2012/2013 (n=182.832) 2008/2009 2009/2010 2010/2011 % N % N % N AKA 47 4859 52 5638 58 7756 Afbouw, hout en onderhoud 71 3216 76 3227 77 3274 Ambacht, laboratorium en 71 1773 74 1821 72 1879 gezondheidstechniek Bouw en infra 77 7016 80 6989 83 6763 Economie en administratie 68 18363 72 20178 73 20227 Handel en ondernemerschap 71 15438 72 16188 74 15526 Horeca en bakkerij 69 9256 72 9419 75 9201 Informatie en 73 5408 71 5266 75 5725 communicatietechnologie Media en vormgeving 70 4861 72 5335 74 5877 Mobiliteit en voertuigen 73 5561 74 5505 74 5549 Techniek en procesindustrie 69 17216 73 18793 74 17862 Toerisme en recreatie 74 3448 76 3600 75 3966 Transport, scheepvaart en 71 6991 75 8072 79 10496 logistiek Uiterlijke verzorging 63 4477 67 4569 72 4651 Veiligheid en sport 69 11260 68 10693 68 9943 Voedsel, natuur en 75 8872 75 9874 74 10363 leefomgeving Zorg en welzijn 78 45961 78 47290 77 49119 Totaal 72 173976 74 182457 74 188177 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
2008/2009 – 2011/2012 2012/2013 % N % N 58 7968 60 7907 78 3394 81 3322 75
2098
74
1934
83 77 76 76
6420 19287 15015 9574
85 80 79 78
5510 18513 14260 9441
75
5484
78
5756
77 77 79 78
5833 5659 16261 3847
78 80 80 81
5692 5284 15642 3939
82
13020
76
10950
76 72
4475 10107
82 76
4240 10447
77
9908
80
10222
80 49552 77 187902
83 49764 79 182823
De AKA-opleidingen horen niet bij een domein en zijn daarom apart weergegeven. De top drie van domeinen met de hoogste opbrengsten in schooljaar 2012/2013 zijn: 1. Bouw en Infra (85 procent); 2. Zorg en Welzijn (83 procent); 3. Uiterlijke verzorging (82 procent). De top drie van domeinen met de laagste opbrengsten in schooljaar 2012/2013 zijn (m.u.v. AKA): 1. Ambacht, laboratorium en gezondheidstechniek (74 procent); 2. Veiligheid en Sport (76 procent) & Transport, scheepvaart en logistiek (76 procent); 3. Horeca en bakkerij (78 procent) en Informatie en communicatietechnologie (78 procent). Bij alle domeinen is een stijging van het rendement zichtbaar t.o.v. 2011/2012, m.u.v. van Transport, scheepvaart en logistiek.
Geslacht Tabel 6.3j Percentage gediplomeerden naar geslacht op 1 oktober periode 2008/2009 – 2012/2013 (n=182.832) 2008/2009 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013 % N % N % N % N % N Vrouw 75 82845 77 87076 77 89065 80 88307 82 87087 Man 69 91131 71 95381 72 99112 75 99604 77 95736 Totaal 72 173976 74 182457 74 188177 77 187911 79 182823 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014 Pagina 41 van 57
Vrouwen verlaten het mbo vaker gediplomeerd dan mannen. Dit verschil is al jaren zichtbaar. Herkomst en generatie Tabel 6.3k Percentage gediplomeerden naar herkomst en generatie op 1 oktober periode 2008/2009 – 2012/2013 (n=182.832) 2008/2009 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013 % N % N % N % N % N Autochtoon 75 127866 77 133656 77 136772 79 137717 82 133988 West allochtoon 66 11611 68 12317 69 12511 72 12448 74 12289 Nw all, 1e 65 16498 67 17117 68 17777 72 16316 75 14707 generatie Nw all 2e of 62 18001 63 19367 67 21117 70 21430 72 21839 hoger generatie Totaal 72 173976 74 182457 74 188177 77 187911 79 182823 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Autochtone studenten verlaten vaker het mbo met een diploma dan allochtone studenten. Deze trend is al jaren zichtbaar. Bij alle categorieën van herkomst en generatie is een stijging van het rendement zichtbaar. Leeftijd Tabel 6.3l Percentage gediplomeerden naar leeftijd op 1 oktober 2012/2013 (n=182.832) 2008/2009 2009/2010 2010/2011 % N % N % N <20 65 71823 67 72947 68 70701 20 tot 23 84 47183 85 47757 85 49789 23 tot 30 73 23657 77 25829 78 27356 30 of ouder 66 31313 70 35924 70 40331 Totaal 72 173976 74 182457 74 188177 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
periode 2008/2009 – 2011/2012 % N 71 70507 86 50934 81 27467 74 39003 77 187911
2012/2013 % N 73 69284 87 51020 83 27372 78 35147 79 182823
De hoogste rendementen worden gehaald in de leeftijdscategorie 20-23 jaar en de laagste rendementen worden gehaald door de jongste deelnemers.
Pagina 42 van 57
6.4
Vooropleiding vo en hoogst behaalde mbo-diploma Tabel 6.4a Percentage (on)gediplomeerden naar behaald mbo-niveau en vooropleiding in 2012/2013 (n=182.832) Geen Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 diploma n % n % n % n % n % 10517
25
6180
14
11813
28
7901
708
17
1603
39
1461
36
257
3864
30
3070
23
3724
28
1358
10
1115
9
411
13
84
3
670
21
931
30
1038
33
Basisberoepsgerichte leerweg vmbo
5843
20
449
2
11365
40
6957
24
3995
14
Kaderberoepsgerichte leerweg vmbo Theoretische/Gemende leerweg vmbo
5660
19
79
0
4319
14
8061
26
12680
41
7560
16
84
0
2721
6
6605
14
30480
64
Geen havo-/vwo-diploma
1287
27
13
0
287
6
559
12
2642
55
Havo/vwo Totaal
1715
22
56
1
714
9
1077
14
4236
54
37565
21
11618
6
37074
33706
19
62860
34
Onbekend Praktijkonderwijs Geen vmbo-diploma Vmbo-diploma vóór 2003
20
18
6617
6
57
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014 Oranje: resultaat lager dan verwacht Blauw: resultaat volgens verwachting Groen: resultaat hoger dan verwacht Geen kleur: geen duidelijke verwachting
Niet alle studenten (stelselverlaters) behalen een mbo-resultaat dat aansluit bij de hoogste vooropleiding die ze in het voortgezet onderwijs hebben gehaald. Van de studenten met onbekende vooropleiding of een vmbo-diploma is geen verwachting bepaald. Net als voorgaande jaren blijkt uit de tabel dat studenten die in het vo praktijkonderwijs hebben gevolgd vaak boven verwachting presteren in het mbo: 43 procent van deze studenten behaald een mbo-diploma op niveau 2 of hoger. Verder blijkt dat 24 procent van de studenten met een vmbo-b diploma in het mbo een diploma behaalt op niveau 3. Bij vmbo-kaderstudenten blijkt dat 14 procent het mbo verlaat met een diploma op niveau 2, terwijl van deze studenten verwacht wordt dat ze minimaal een diploma behalen op niveau 3. 41 procent van deze studenten blijkt wel een diploma te behalen op niveau 4. Daarmee valt op dat de resultaten van studenten met een kadergerichte vmbo-vooropleiding een diffuus beeld geven. 64 procent van de studenten met een vmbo-g/t vooropleiding behaalt een diploma op niveau 4; hetgeen van deze groep ook verwacht wordt. Uit de tabel blijkt ook dat van de studenten die het mbo zonder vo-diploma binnenstromen, een aanzienlijk deel het mbo ook weer verlaten zonder een diploma te hebben behaald. De uitkomsten komen overeen met de voorgaande twee jaren
6.5
Diploma’s stapelen in het mbo 2012/2013
6.5.1
Trend in stapelen? Voor alle mbo-stelselverlaters in de periode 2010-2011/2012-2013 Pagina 43 van 57
15 2
is bekeken of ze een mbo-diploma hebben gehaald en of ze wellicht meerdere diploma’s hebben gehaald in het stelsel. Tabel 6.5a Aantal behaalde diploma’s in het mbo van de stelselverlaters periode 20102011/2012-2013 (n = 558.911) 2010/2011 2011/2012 2012/2013 n % n % n % 0 48136 26 42919 23 37565 21 1 102311 54 104943 56 103697 57 2 31352 17 32697 17 33569 18 3 5820 3 6577 4 7049 4 4 528 0 718 0 877 0 5 29 0 53 0 64 0 6 1 0 4 0 2 0 Totaal 188177 100 187911 100 182823 100 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Zoals we al eerder constateerden is het percentage studenten dat ongediplomeerd het mbo verlaat, gedaald van 26 procent in 2010/2011 naar 21 procent in 2012/2013. De meeste studenten die het mbo gediplomeerd hebben verlaten, hebben tijdens de schoolloopbaan op het mbo één diploma gehaald. Een aanzienlijk deel van de studenten heeft meerdere diploma’s gehaald op het mbo: deze studenten hebben diploma’s gestapeld. Het komt bijna niet voor dat mbo-studenten meer dan 3 diploma’s behalen in hun schoolloopbaan op het mbo. Wanneer we alleen percenteren op de gediplomeerden, zien we kleine verschillen in stapelen tussen de drie cursusjaren. Het aantal studenten dat in hun schoolloopbaan op het mbo één diploma haalt is ieder jaar met een procent afgenomen. Er is een kleine stijging zichtbaar van studenten die meerdere diploma’s halen op het mbo. Tabel 6.5b Percentage gediplomeerde studenten naar aantal behaalde diploma’s in de periode 2010/2011-2012/2013 (n=558.911) 2010/2011 2011/2012 2012/2013 n % n % n % 1 diploma 102311 73,1 104943 72,4 103697 71,4 2 diploma's 31352 22,4 32697 22,6 33569 23,1 3 of meer diploma's 6378 4,6 7352 5,1 7992 5,5 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
6.5.2
Welke variabelen hebben invloed op stapelen? Voor deze analyses is alleen gekeken naar cursusjaar 2012/2013. Naar mate een student meerdere diploma’s behaalt in het mbo, is er ook de verwachting dat het aantal verblijfsjaren in het mbo toeneemt. De onderstaande correlatie toont dit aan: Tabel 6.6.2a Correlatietabel tussen aantal diploma’s en verblijfsjaren in het mbo (n = 182.823) Correlations Aantal Verblijfsjaar bij diploma’s de instelling Aantal diploma’s Pearson Correlation 1 ,545 Sig. (2-tailed) ,000 N 182823 182823 Verblijfsjaar in het mbo Pearson Correlation ,545 1 Sig. (2-tailed) ,000 Pagina 44 van 57
N
182823
182823
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Naarmate het aantal behaalde diploma’s in het mbo toeneemt, nemen ook het aantal verblijfsjaren in het mbo en vice versa. Er is een matige tot sterke samenhang (r. 545) tussen deze variabelen. Hieronder wordt per aantal diploma’s aangegeven hoe lang de studenten gemiddeld in het mbo-stelsel zijn verbleven.
Tabel 6.6.2b Gemiddelde verblijfsjaren in het mbo naar aantal behaalde diploma’s (n = 182.823) Verblijfsjaar in het mbo Aantal diploma’s Gem. verblijfsjaar N Std. Deviation 0 2,22 3.7565 1,433 1 3,17 103.697 1,495 2 4,68 33.569 1,566 3 6,14 7.049 1,542 4 7,19 877 1,505 5 8,09 64 1,688 6 8,50 2 ,707 Totaal 3,39 182.823 1,796 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
De tabel laat inderdaad zien dat het stapelen van diploma’s meer tijd kost. Studenten die ongediplomeerd uitstromen hebben gemiddeld meer dan twee jaar in het mbo gezeten. Studenten die twee diploma’s hebben gehaald in hun mboschoolloopbaan hebben gemiddeld bijna vijf jaar onderwijs gevold in het mbo. In de onderstaande tabellen zijn de ongediplomeerde stelselverlaters buiten beschouwing gelaten. Er is gekeken naar de kenmerken van stapelaars en nietstapelaars (allen dus gediplomeerd). Uitgangspunt zijn de inschrijvingsgegevens op 1 oktober 2012. Tabel 6.6.2c Aantal behaalde diploma’s in het mbo van de gediplomeerde stelselverlaters in 2012/2013 (n = 145.258) n percentage 1 103.697 71 2 33.569 23 3 7.049 5 4 877 1 5 64 0 6 2 0 Totaal 145.258 100 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
23 procent van de gediplomeerde stelselverlaters verlaat het mbo met twee diploma’s. Het totale percentage stapelaars t.o.v. alle gediplomeerde stelselverlaters is 29 procent. In de vervolganalyse worden er twee groepen onderscheiden: de niet-stapelaars (71procent, aantal diploma’s = 1) de stapelaars (29 procent, aantal diploma’s is >= 2) Tabel 6.6.2d Stapelen naar geslacht (n = 145.258) 1 diploma n procent Vrouw 52429 73 Man 51268 70
2 of meer diploma’s n procent 19322 27 22239 30 Pagina 45 van 57
Totaal
103697
71
41561
29
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Meer mannen dan vrouwen stapelen in het mbo. Tabel 6.6.2e Stapelen naar apcg (n = 143.597*) 1 diploma n percentage Niet woonachtig 80.063 71 in apc-gebied Woonachtig in 22.175 70 apc-gebied Totaal 102.238 71
2 of meer diploma’s n percentage 31.965
29
9.376
30
41.341
29
*van een aantal studenten is postcode niet bekend. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Studenten uit een apc-gebied stapelen vaker in het mbo. Tabel 6.6.2f Stapelen naar herkomst & generatie (n = 145.258) 1 diploma n % Autochtoon 78.357 72 Westerse allochtoon 6.791 74 Nw all, 1e generatie 7.596 69 Nw all 2e of hoger generatie 10.953 69 Totaal 103.697 71
2 of meer diploma’s n % 30.963 28 2.351 26 3.402 31 4.845 31 41.561 29
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Niet-westers allochtonen stapelen vaker dan de autochtonen en westers allochtonen. westers-allochtonen stapelen het minst vaak. Tabel 6.6.2g Stapelen naar leerweg (n = 145.258) 1 diploma n Bol voltijd 58.051 Bbl 37.374 Bol deeltijd 1.939 Examendeelnemers 6.333 Totaal 103.697
% 76 65 76 69 71
2 of meer diploma’s n % 18.349 24 19.757 35 605 24 2.850 31 41.561 29
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
In de bbl wordt het meest gestapeld. Tabel 6.6.2h Stapelen naar sector (n = 145.258) 1 diploma n Zorg & welzijn 34.520 Techniek 25.665 Economie 32.841 Groen 7.331 Combinatie 3.340 Totaal 103.697
% 72 69 70 78 96 71
2 of meer diploma’s n % 13.306 28 11.688 31 14.296 30 2.127 22 144 4 41.561 29
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
In de sector techniek wordt het meest gestapeld, daar zijn ook in verhouding de meeste bbl-opleidingen. In de sector groen wordt het minst gestapeld.
Pagina 46 van 57
Tabel 6.6.2i Stapelen naar inschrijvingsniveau op 1 diploma n Niveau 1 7.485 Niveau 2 26.316 Niveau 3 22.446 Niveau 4 47.450 Totaal 103.697
1-10-2012 (n = 145.258) 2 of meer diploma’s % n % 93 536 7 82 5.894 18 59 15.521 41 71 19.610 29 71 41.561 29
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Studenten die op 1 okt 2012 op niveau 3 stonden ingeschreven stapelen het meest. Veel studenten maken de overstap van niveau 2 naar niveau 3. Tabel 6.6.2j Stapelen naar diplomaniveau op 1-10-2012 1 diploma n Mbo niveau 1 11.095 Mbo niveau 2 30.807 Mbo niveau 3 18.248 Mbo niveau 4 43.547 Totaal 103.697
(n = 145.258) 2 of meer diploma’s % n % 95 523 5 83 6.267 17 54 15.458 46 69 19.313 31 71 41.561 29
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Student behalen niet altijd een diploma op het niveau dat overeenkomt met hun laatste inschrijving (zie tabel 6.6i). De uitsplitsing naar het diplomaniveau laat zien dat vooral studenten die een diploma hebben behaald op niveau 3 en 4 hebben gestapeld.
Tabel 6.6.2k Stapelen naar hoogste vo-vooropleiding (n = 145.258) 1 diploma n % Onbekend 26.256 81 Praktijkonderwijs 1.777 53 Geen vmbo-diploma 5.799 63 Vmbo diploma, vóór 2003 1.381 51 Basisberoepsgerichte leerweg 11.828 52 vmbo Kaderberoepsgerichte leerweg 17.094 68 vmbo Gemengde/theoretische leerweg 31.274 78 vmbo Geen havo-/vwo-diploma 2.934 84 Havo/vwo 5.354 88 Totaal 103.697 71
2 of meer diploma’s n % 6.255 19 1.601 47 3.468 37 1.342 49 10.938
48
8.045
32
8.616
22
567 729 41.561
16 12 29
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Er is een logische tendens van hoe hoger de vooropleiding hoe minder er gestapeld wordt. Studenten die in het vo praktijkonderwijs hebben gevolgd, stapelen in verhouding veel, evenals de studenten die het mbo zijn binnengekomen zonder vmbo-diploma. Ook studenten die voor 2003 een vo-opleiding hebben gedaan stapelen veel. Dit betreft wel een kleine groep. Een aantal van de bovenstaande kenmerken hangen mogelijk met elkaar samen. In een logistische regressie wordt die samenhang bekeken in relatie tot de kans op stapelen van de gediplomeerde uitstomers. Hieronder wordt het model getoond dat het beste bij de data past. Tabel 6.7l: uitkomsten logistische regressie (n = 145.258) Pagina 47 van 57
Model Summary Step -2 Log likelihood Cox & Snell R Square Nagelkerke R Square 1 136306,514a ,222 ,318 a. Estimation terminated at iteration number 6 because parameter estimates changed by less than ,001.
Variables in the Equation B S.E. Wald ,259 ,014 359,969
df 1
Sig. ,000
496,289
3
,000
,092 484,173 4,358 52,254
1 1 1 1
,761 ,000 ,037 ,000
4658,852
3
,000
4629,470 77,009 566,243
1 1 1
,000 ,000 ,000
15584,300
8
,000
Man Herkomst en generatie (referentiecategorie: autochtoon) Westers alloch Nw alloch 1e Nw alloch 2e Apc-gebied Leerweg (referentiecategorie: bol voltijd) BBL Bol deeltijd Examendeelnemers Vooropleiding (referentiecategorie: vmbo-bl) Onbekend Praktijkonderwijs Geen vmbo-diploma Vmbo diploma, vóór 2003 Kaderberoepsgerichte leerweg vmbo Gemengde/theoretische leerweg vmbo Geen havo-/vwo-diploma Havo/vwo Niveau (referentiecategorie: mbo 3) Mbo 1 Mbo 2 Mbo 4 Constant
-,009 ,625 ,049 ,129
,029 ,028 ,023 ,018
1,172 ,474 ,680
,017 ,054 ,029
Exp(B) 1,296
,991 1,869 1,050 1,138
3,227 1,607 1,973
-2,150 1,972 ,521 -1,043 -1,519
,026 ,052 ,033 ,048 ,024
6967,019 1420,275 242,999 472,526 4111,214
1 1 1 1 1
,000 ,000 ,000 ,000 ,000
,117 7,185 1,683 ,353 ,219
-2,151
,024
8210,255
1
,000
,116
-2,505 -3,089
,051 ,046
2384,573 4590,177
1 1
,000 ,000
,082 ,046
15202,355
3
,000
6167,341 10874,260 88,046 274,166
1 1 1 1
,000 ,000 ,000 ,000
-4,683 -2,361 ,160 ,386
,060 ,023 ,017 ,023
,009 ,094 1,173 1,471
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
De uitkomsten laten zien dat alle variabelen een significante bijdrage leveren aan de kans op stapelen in het mbo. Niet alle onderliggende dummy’s laten een significant effect zien t.o.v. de referentiecategorie. Wat het model laat zien is het volgende: mannen stapelen meer dan vrouwen; niet-westers allochtonen (alle generaties) stapelen meer dan autochtonen. Er is geen significant verschil tussen autochtonen en westers allochtonen; studenten uit een apc-gebied stapelen iets meer dan studenten die niet in zo’n gebied wonen; van alle leerwegen stapelen studenten met bbl het meest; studenten met een vmbo-bl stapelen meer dan studenten met andere vooropleidingen, m.u.v. van praktijkonderwijs en studenten die geen vmbodiploma hebben gehaald, want zij stapelen nog meer; studenten die het mbo hebben verlaten met een mbo 1- of mbo 2-diploma stapelen minder dan studenten met een mbo-3 diploma. Studenten met een mbo 4-diploma hebben daarentegen iets vaker gestapeld dan studenten met een mbo-diploma.
Pagina 48 van 57
7
Opbrengsten niet-bekostigde instellingen mbo
7.1
Algemeen beeld Het rendement voor niet-bekostigde instellingen wordt anders berekend dan voor bekostigde instellingen. Bij niet-bekostigde instelling wordt uitgegaan van een cohortbenadering waarbij de doelgroep van de opleiding centraal staat. De formule voor het berekenen van het rendement is: Het aantal gediplomeerden per crebo per doelgroep Het aantal startende deelnemers per crebo per doelgroep
x 100 procent
NB: de normen van 2012 zijn gehanteerd. Destijds zijn de normen als volgt berekend: voor de doelgroepen <23 jaar en ≥ 23 jaar is gebruik gemaakt van een gewogen norm, d.w.z. de crebo’s zijn gewogen naar aantal startende deelnemers per doelgroep en vervolgens is bij percentiel 30 bepaald bij welk rendement de norm ligt. Voor afstandsonderwijs is een voorlopige absolute norm afgesproken van een rendement van 10 procent. Crebo’s die precies op de norm vallen, worden als voldoende beschouwd. Tabel 7.1a Normen bij de verschillende doelgroepen. Doelgroep
Rendement
< 23 jaar
65
≥ 23 jaar Afstandsonderwijs
67 10 (voorlopige absolute norm)
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
In 2014 leverden 62 instellingen (exclusief instellingen voor afstandsonderwijs) gegevens over studenten die in het schooljaar 2012/2013 volgens het opleidingsprogramma hun diploma konden halen. Instellingen en opleidingen die te kort bestaan om te kunnen diplomeren zijn niet meegenomen. Van de studenten verliet in 2013 iets minder dan de helft het niet-bekostigd onderwijs zonder daar een diploma te hebben behaald. Het is niet bekend of deze studenten ergens anders aan een opleiding zijn begonnen. Tabel 7.1b Percentage (on)gediplomeerden niet-bekostigd onderwijs in 2011/2012 en 2012/2013 (n 2011/2012=13.445, n 2012/2013 = 12.277)* 2011/2012
2012/2013
Gediplomeerden
36,2
39,4
Uitgestroomd met certificaten
14,7
6,6
Ongediplomeerd uitgestroomd
45,5
44,2
Nog in opleiding
3,6
9,8
Totaal
100
100
* exclusief niet-bekostigd afstandsonderwijs Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Pagina 49 van 57
7.2
Diversiteit in doelgroepen en rendement De studentpopulatie van niet bekostigde instellingen is divers. Grofweg kan er in een indeling worden gemaakt in opleidingen die gericht zijn op - studenten tot en met 22 jaar - studenten van 23 jaar en ouder - studenten die afstandsonderwijs volgen De ‘jonge’ doelgroep lijkt het meest op de doelgroep die onderwijs volgt in het bekostigd onderwijs. Doelgroep deelnemers jonger dan 23 jaar Tabel 7.2a Rendement van opleidingen die gericht zijn op de doelgroep deelnemers jonger dan 23 jaar (n=82) Descriptive Statistics N Minimum Maximum Mean Std. Deviation rendement 82 22 100 76,06 22,813 Valid N (listwise) 82 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Van 82 opleidingen is het rendement bepaald: deze varieert van 22 procent gediplomeerden tot 100 procent gediplomeerden. Gemiddeld is het rendement bij deze doelgroep 76 procent. De opleidingen kapper en schoonheidsspecialist zijn populair onder deze doelgroep. Doelgroep deelnemers van 23 jaar en ouder Tabel 7.2b Rendement van opleidingen die gericht zijn op de doelgroep deelnemers van 23 jaar en ouder (n=187) Descriptive Statistics N Minimum Maximum Mean Std. Deviation rendement 187 0 100 44,99 41,119 Valid N (listwise) 187 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Opleidingen gericht op de oudere doelgroep behalen lagere rendementen dan opleidingen die gericht zijn op jongeren. Het gemiddelde rendement is 45 procent. Meer dan de helft van deze doelgroep verlaat de opleiding ongediplomeerd. Deze doelgroep volgt vooral opgeleid tot een beroep in de administratieve sector. De opleiding tot beveiliger wordt ook vaak gekozen door deze doelgroep. Afstandsonderwijs Tabel 7.2c Rendement van opleidingen binnen het afstandsonderwijs (n=33) Descriptive Statistics N Minimum Maximum Mean Std. Deviation rendement 33 0 49 16,18 13,778 Valid N (listwise) 33 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
De rendement van opleidingen binnen het afstandsonderwijs is laag. Gemiddeld behaald 16 procent deze studenten een diploma. Het volgen van onderwijs voor administratieve functies is populair binnen het afstandsonderwijs.
Pagina 50 van 57
8
Lesobservaties bekostigd mbo
Op peildatum 3 oktober 2014 zijn er 298 lesobservatieformulieren beschikbaar van 23 bekostigde mbo-instellingen en 71 beroepsopleidingen. Deze instellingen en opleidingen zijn onderzocht in het kader van de Staat van de Instelling in de eerste helft van 2014. 8.1
Indicatoren mbo lessen 2014 Tabel 8.1a Resultaten indicatoren lesobservaties mbo (n=298) Voor studenten is het doel, nut (en de samenhang met voorgaande lessen) van de onderwijsactiviteit duidelijk
De interactie tussen de docent en de studenten en tussen de studenten onderling is effectief
Studenten worden tijdens het verwerken/oefenen adequaat begeleid en ondersteund
Studenten worden gestimuleerd/begeleid tot werkelijk leren
De student krijgt feedback
Differentiatie: het programma en de verwerking daarvan is indien nodig afgestemd op verschillen tussen de studenten
De leeractiviteiten beginnen of eindigen op de geplande tijd en/of er wordt geen tijd vermorst
De geplande tijd voor leeractiviteiten wordt zinvol benut
Schoolklimaat: er heerst een positieve sfeer in de klas / leerruimte
De materiële voorzieningen
TOTAAL OORDEEL GEREGISTREERDE LEERSITUATIE
onvoldoende voldoende niet waargenomen onvoldoende voldoende niet waargenomen onvoldoende voldoende niet waargenomen onvoldoende voldoende niet waargenomen onvoldoende voldoende niet waargenomen onvoldoende voldoende niet waargenomen onvoldoende voldoende niet waargenomen onvoldoende voldoende niet waargenomen onvoldoende voldoende niet waargenomen onvoldoende voldoende niet waargenomen onvoldoende voldoende sterk
N 25 267 5 31 233 16
% 8 90 2 11 83 6
21 195
8 72
56
21
38 235
13 82
14
5
23 193
8 68
69
24
30 97
11 35
150
54
27 252
10 89
5 35 248 0 4 277 2 6 275 1 32 224 23
2 12 88 0 1 98 1 2 98 0 11 80 8
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: Indicatoren met de hoogste percentages voldoende: materiële voorzieningen (98 procent); Pagina 51 van 57
-
positief schoolklimaat (98 procent); voor studenten is het doel, nut (en de samenhang met voorgaande lessen) van de onderwijsactiviteit duidelijk (90 procent); de leeractiviteiten beginnen of eindigen op de geplande tijd en/of er wordt geen tijd vermorst (89 procent).
Indicatoren met de hoogste percentages onvoldoende: studenten worden gestimuleerd/begeleid tot werkelijk leren (13 procent); de geplande tijd voor leeractiviteiten wordt zinvol benut (12 procent); de interactie tussen de docent en de studenten en tussen de studenten onderling is effectief (11 procent); differentiatie: het programma en de verwerking daarvan is indien nodig afgestemd op verschillen tussen de studenten (11 procent). De inspecteurs hebben over iedere geobserveerde les ook een totaal-oordeel gegeven. Bij vier op de vijf lessen constateert de inspecteur dat het didactisch handelen van de docent voldoende is en bij 8 procent vindt de inspecteur het didactisch handelen zelfs sterk. Echter, bij 11 procent (ongeveer 1 op de 10) van de lessen is de inspecteur ontevreden over de kwaliteit van de les. 8.2
Onderwijssituaties in het mbo In het mbo is er een grote diversiteit aan onderwijssituaties (zie tabel 8.2a). Niet bij iedere onderwijssituatie is het mogelijk om de indicatoren op het lesobservatieformulier waar te nemen, dit verklaart de relatief hoge percentages ‘niet waargenomen’. Tabel 8.2a Verdeling van de waargenomen onderwijssituaties* (n=298) Onderwijssituatie Frontaal klassikaal onderwijs Activerend frontaal onderwijs Frontaal klassikaal en activerend frontaal onderwijs Zelfstandig werken Zelfstandig werken en frontaal klassikaal onderwijs Zelfstandig werken en activerend frontaal onderwijs Zelfstandig werken en activerend frontaal onderwijs en frontaal klassikaal onderwijs Gestructureerd samenwerken Gestructureerd samenwerken en frontaal klassikaal onderwijs Gestructureerd samenwerken en activerend frontaal onderwijs Gestructureerd samenwerken en zelfstandig werken en activerend frontaal onderwijs Praktijkleersituatie zelfstandig werken Prakrijkleersituatie zelfstandig werken en frontaal klassikaal onderwijs Praktijkleersituatie zelfstandig werken en activerend frontaal onderwijs Praktijkleersituatie zelfstandig werken en zelfstandig werken Praktijkleersituatie zelfstandig werken en zelfstandig werken en activerend frontaal onderwijs Praktijkleersituatie gestructureerd samenwerken Praktijkleersituatie gestructureerd samenwerken en frontaal klassikaal onderwijs Praktijkleersituatie gestructureerd samenwerken en activerend frontaal onderwijs Praktijkleersituatie gestructureerd samen en gestructureerd samenwerken Praktijkleersituatie gestructureerd samenwerken en gestructureerd samenwerken en activerend frontaal onderwijs Praktijkleersituatie gestructureerd samenwerken en praktijksituatie zelfstandig werken en activerend frontaal onderwijs Totaal
Percentage 5,7 29,9 2,3 20,1 8,1 7,7 1,7 7,4 2,3 1,0 ,3 3,0 ,3 ,3 ,7 ,7 5,0 ,7 1,7 ,3 ,3 ,3 100,0 Pagina 52 van 57
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Op basis van de bovenstaande patronen zijn de lessen ingedeeld in vier lessituaties. Tabel 8.2b: indeling van lessen naar vier lessituaties (n=298) Lessituatie Frontaal onderwijs Zelfstandig werken Gestructureerd samenwerken Praktijkleersituatie Totaal Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
N 113 112 33 40 298
Percentage 37,9 37,6 11,1 13,4 100,0
De scores op de indicatoren zijn in de onderstaande tabel uitgesplitst naar de vier lessituaties. Tabel 8.2c: resultaten indicatoren lesobservaties mbo naar lessituatie (n=298)* Lessituatie Frontaal Zelfstandig Gestructureerd Praktijkleeronderwijs werken samenwerken situatie N=113 N=113 N=113 N=113 Voor studenten is het doel, nut (en de samenhang met voorgaande lessen) van de onderwijsactiviteit duidelijk De interactie tussen de docent en de studenten en tussen de studenten onderling is effectief Studenten worden tijdens het verwerken/oefenen adequaat begeleid en ondersteund Studenten worden gestimuleerd/begelei d tot werkelijk leren De student krijgt feedback Differentiatie: het programma en de verwerking daarvan is indien nodig afgestemd op verschillen tussen de studenten De leeractiviteiten beginnen of eindigen op de geplande tijd en/of er wordt geen tijd vermorst De geplande tijd voor leeractiviteiten wordt zinvol benut Schoolklimaat: er heerst een positieve sfeer in de klas / leerruimte
O V N.W
5 95
16 82
0 100
3 90
0
2
0
8
O V N.W
7 92
20 71
0 92
6 85
1
9
8
9
O V N.W
6 47
11 81
3 94
5 87
46
8
3
8
O V N.W O V N.W O V N.W
9 84 7 8 50 43 9 18
22 72 6 11 75 14 13 43
3 97 0 3 82 15 20 43
8 92 0 5 84 11 3 51
73
44
37
46
O V N.W
7 93
15 83
6 94
5 89
1
2
0
5
O V N.W O V N.W
7 93 0 1 98
22 78 0 3 96
3 97 0 0 100
8 92 0 0 100
1
1
0
0 Pagina 53 van 57
De materiële voorzieningen
O V N.W
0 100 0
6 93 1
0 100 0
0 100 0
*V = voldoende, O = onvoldoende, N.W. = niet waargenomen. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: de indicatoren met meer dan 10 procent onvoldoende zijn rood gearceerd. Uit de resultaten blijkt dat inspecteurs met name bij de lessen waarin zelfstandig wordt gewerkt door de studenten het vaakst ontevreden zijn over het handelen van de docent. Vaardigheden die te kort schieten zijn: het doel en nut van de les duidelijk maken aan de studenten; een effectieve interactie hebben met studenten; het begeleiden en ondersteunen van studenten tijdens het oefenen; studenten stimuleren/begeleiden tot werkelijk leren; het programma en de verwerking afstemmen op de verschillen tussen studenten; de leeractiviteiten op tijd beginnen en geen leertijd vermorsen; de geplande tijd voor leeractiviteiten zinvol benutten. Ook uit het totaal oordeel over de lessen (tabel 8.2d) blijkt dat inspecteurs het minst positief zijn over lessen waarin zelfstandig wordt gewerkt. Tabel 8.2d Totaal oordeel op de lessen mbo uitgesplitst naar lessituatie (n=279) TOTAAL OORDEEL Onvoldoende Voldoende Sterk N % N % N % Lessituatie Frontaal onderwijs 9 9 83 80 12 12 Zelfstandig werken 20 19 84 79 3 3 Gestructureerd 1 3 26 84 4 13 samenwerken Praktijkleersituatie 2 5 31 84 4 11 Totaal 32 11 224 80 23 8 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
Toelichting: Bij twee van de vijf lessen waarbij zelfstandig is gewerkt door studenten, heeft de inspecteur geoordeeld dat de les van onvoldoende kwaliteit was. In situaties waarin studenten gestructureerd samenwerkten zijn de meeste sterke lessen aangetroffen. 8.3
Bevoegdheden van de docenten Tabel 8.3a Bevoegdheden van de docenten in het mbo (n=231) Lerarenopleiding Pedagogisch didactische aantekening In opleiding Onbevoegd Totaal Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
n 190 29 7 5 231
Percentage 82 13 3 2 100
Toelichting: ongeveer 4 op de 5 docenten heeft een lerarenopleiding gedaan. 13 procent van de docenten beschikt alleen over een pedagogisch didactische aantekening. Het percentage onbevoegde docenten is 2 procent. In de onderstaande tabel is een onderscheid gemaakt naar docenten die een lerarenopleiding hebben afgerond en docenten die dat niet hebben gedaan. Tabel 8.3b Totaal oordeel van de les naar bevoegdheden van de docenten in het mbo (n=221) Pagina 54 van 57
Bevoegd op basis van diploma lerarenopleiding Niet bevoegd op basis van diploma lerarenopleiding Totaal Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014
TOTAAL OORDEEL Onvoldoende Voldoende n % n % 21 12 148 81 5 13 30 77 26 12 178 81
Sterk n % 13 7 4 10 17 8
Toelichting: geen significante verschillen in het totaal oordeel over de les tussen de bevoegdheden.
Pagina 55 van 57
9
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
Op 11 juni 2014 hebben alle bekostigde en niet-bekostigde mbo-instellingen per brief de uitnodiging gekregen om de vragenlijst ‘MBO meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’ via het Internet Schooldossier (ISD) in te vullen. Op 15 juli 2014 zijn de instellingen die de vragenlijst nog niet hadden ingevuld, gerappelleerd. Op 1 september 2014 hebben 131 van de 169 instellingen de vragenlijst ingevuld; 38 instellingen (zie lijst aan het einde van dit document) hebben de vragenlijst dus nog niet ingevuld. Resultaten Beroepskrachten die werken met jongeren zijn verplicht een meldcode te gebruiken bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. 1. Beschikt uw instelling over een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling? n
Valide %
Ja
72
Nee
59
Totaal Missende waarde Totaal
55,0 45,0
131
100,0
38 169
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2014 De meldcode beschrijft in vijf stappen wat (bijvoorbeeld) een docent moet doen bij een vermoeden van geweld. De vijf stappen zijn opgenomen in het basismodel meldcode van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ter informatie de vijf stappen: Stap 1: In kaart brengen van signalen; Stap 2: Overleggen met een collega en eventueel raadplegen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) of een deskundige op het gebied van letselduiding; Stap 3: Gesprek met de cliënt; Stap 4: Wegen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. En bij twijfel altijd het SHG of AMK raadplegen; Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden. 2. Bevat de meldcode bij uw instelling deze vijf stappen? n Ja Nee Missende waarde
1
Totaal
72
8888888
59
System
38
Totaal Totaal
Valide % 71
98,6 1,4 100,0
97 169
100,0
3. Voorziet uw instelling in scholing van de docenten in het gebruik van de meldcode? Pagina 56 van 57
n
Missende waarde
Valide %
Ja, alle docenten worden hierin geschoold
16
22,2
Ja, een deel van de docenten wordt hierin geschoold
27
37,5
Nee
29
40,3
Totaal
72
100,0
8888888
59
System
38
Totaal
97
Totaal
169
4. Voorziet uw instelling in scholing van de teamleiders in het gebruik van de meldcode? n
Missende waarde
Valide %
Ja, alle teamleiders worden hierin geschoold
17
23,6
Ja, een deel van de teamleiders wordt hierin geschoold
15
20,8
Nee
40
55,6
Totaal
72
100,0
8888888
59
System
38
Totaal
97
Totaal
169
5. Voorziet uw instelling in scholing van het overige personeel (geen docenten of teamleiders) in het gebruik van de meldcode? n
Missende waarde
14
19,4
Ja, een deel van de overige personeelsleden wordt hierin geschoold
28
38,9
Nee
30
41,7
Totaal
72
100,0
8888888
59
System
38
Totaal Totaal
Valide %
Ja, alle overige personeelsleden worden hierin geschoold
97 169
Pagina 57 van 57