Productverslag Beroepsproduct 2 - 2013/2014 Onderzoek naar achterstand begrijpend lezen in een eerstejaars havo/vwo klas
Docent Beroepsproduct 2: Annemiek Broersen Arte College in Almere Begeleidend docent: Ine de Mulder Student: Sanny Wensveen, 1651749 Tweedegraads Nederlands deeltijd
Inhoud Hoofdstuk 1 Inleiding .............................................................................................................................. 3 Hoofdstuk 2 Verkenning .......................................................................................................................... 4 2.1 Literatuurverkenning ..................................................................................................................... 4 2.2 Methode praktijkverkenning ......................................................................................................... 8 2.2.1 Respondenten ............................................................................................................................ 8 2.2.2 Dataverzameling en meetinstrumenten .................................................................................... 8 2.2.3 Data-analyse ............................................................................................................................... 9 2.3 Resultaten...................................................................................................................................... 9 2.4 Conclusies .................................................................................................................................... 10 Hoofdstuk 3 Ontwikkeling van beroepsproduct ................................................................................... 12 Hoofdstuk 4 Evaluatie van het product ................................................................................................. 14 Literatuur ............................................................................................................................................... 16 Bijlagen .................................................................................................................................................. 17 Beroepsproduct ................................................................................................................................. 17 Evaluatieformulier ............................................................................................................................. 30
2
Hoofdstuk 1 Inleiding Dit productverslag is onderdeel van het onderzoek naar het overbruggen van de achterstand in begrijpend lezen uitgevoerd in opdracht van het Arte College in Almere. Aanleiding voor dit onderzoek was beroepsproduct 2, dat onderdeel uitmaakt van de opleiding tot tweedegraads docent aan de HU. Dit beroepsproduct bestond uit het onderzoeken van de achterstand in begrijpend lezen in klas 1X op het Arte College. Tijdens mijn stage op deze school, zijn mijn begeleidend docent Ine de Mulder en ik overeen gekomen dat deze achterstand in begrijpend lezen een nuttig onderwerp zou zijn om mee aan de slag te gaan voor dit beroepsproduct. Het onderzoek diende bij te dragen aan het inlopen van de achterstand in leesvaardigheid, zodat de leerlingen van klas 1X aan het einde van het eerste jaar het vereiste niveau hebben behaald om succesvol te kunnen zijn in de tweede klas. Het doel van het onderzoek was te komen tot nuttige lessuggesties en oefenmateriaal om zo leerlingen de mogelijkheid te bieden hun leesvaardigheid te trainen. De school, het Arte College Het Arte College is een school voor Kaderberoepsgerichte Leerweg, Theoretische Leerweg en havo en vwo leerlingen die een bijzondere interesse hebben voor kunst en cultuur en zich daarin willen ontwikkelen als bijvoorbeeld acteur, zanger of musicus. Deze bovengemiddelde interesse voor kunst en cultuur hoeft , volgens de docent Nederlands, overigens niet te betekenen dat leerlingen zwakker zijn in de vaardigheden zoals vereist volgens de kerndoelen vastgesteld door de Taakgroep Vernieuwing Basisvorming (Bonset, 2011). Het Arte College is een kleine school voor 850 leerlingen. Het Arte College vindt het belangrijk samenwerking tussen leerlingen te stimuleren. Dat is een van de redenen dat de leerlingen werken in leergebieden en op leerpleinen. Door de indeling in leerpleinen zitten alle docenten van een leergebied bij elkaar en kunnen zij gebruik maken van elkaars expertise. Dit onderzoek zal zich richten op klas 1X, een eerstejaars havo/vwo klas, van wie het leesvaardigheidsniveau volgens de docent representatief is voor de rest van de school. De klas telt 27 leerlingen. Uit twee recent afgenomen leesvaardigheidstoetsen blijkt dat een meerderheid van de leerlingen onvoldoende scoort op leesvaardigheid. Probleemstelling Welke deelvaardigheden van begrijpend lezen zijn bepalend in de achterstand die leerlingen van klas 1X in jaar 1 van het Arte College hebben opgelopen en met welke lessuggesties en lesmateriaal kan deze achterstand worden ingelopen?
3
Hoofdstuk 2 Verkenning 2.1 Literatuurverkenning In dit hoofdstuk zal nader worden ingegaan op belangrijke termen in dit onderzoek: wat houdt leesvaardigheid precies in en wat is een goede lezer? Vervolgens worden belangrijke deelonderwerpen binnen het begrijpend lezen toegelicht en worden adviezen voor docenten vanuit de literatuur uiteen gezet. Lezen is een zeer belangrijke vaardigheid die leerlingen binnen het onderwijs opdoen, omdat zij deze gebruiken bij tal van andere activiteiten later in hun werk, maar ook nu al bij andere vakken op school. Leerlingen moeten namelijk leren hoe zij informatie uit teksten kunnen halen, deze informatie begrijpen en beoordelen. Begrijpend lezen is betekenis verlenen aan een geschreven of gedrukte tekst. Het beschikken over een goede leestechniek is de belangrijkste voorwaarde voor succesvol begrijpend lezen (Bonset, 2010). Uit onderzoek van Hacquebord e.a. (2004) blijkt dat 20% van de leerlingen in het eerste jaar van het voortgezet onderwijs niet genoeg leesvaardig is om de teksten die bij verschillende vakken worden aangeboden zelfstandig te begrijpen. Uit het leesvaardigheidonderzoek PISA (Leesmonitor, 2014) komt bovendien naar voren dat Nederlandse leerlingen de beste prestaties behalen op het onderdeel selecteren, opzoeken en verzamelen van informatie. Voor het betekenis geven aan de tekst en voor het leggen van verbanden tussen de tekst en eigen kennis scoren ze lager. PISA concludeert dat naarmate de complexiteit van de taak stijgt, Nederlandse leerlingen minder goed presteren. Het niet leesvaardig genoeg zijn kan ernstige gevolgen hebben voor het leren en latere functioneren in de samenleving van deze leerlingen, dus is het van belang veel aandacht te besteden aan het niveau in leesvaardigheid.
Wat is een zwakke lezer? Volgens Vernooy (2009) hebben zwakke lezers in het middelbaar onderwijs de volgende kenmerken. Zwakke lezers: •
lezen niet graag omdat ze problemen met lezen hebben. Ze komen daardoor in een negatieve spiraal en krijgen een steeds grotere achterstand in leesvaardigheid;
•
hebben vaak problemen met technisch lezen. Technisch lezen heeft vooral tot doel op systematische wijze aandacht te besteden aan het leren lezen van meerlettergrepige woorden en het verhogen van de leessnelheid. Het is voor de leesontwikkeling van kinderen van groot belang, dat ze in een korte tijd vlot en nauwkeurig leren technisch lezen;
•
hebben vaak een kleinere woordenschat; 4
•
hebben vaak minder kennis van taal, teksten en tekstkenmerken en/of kennis van de wereld;
•
hebben problemen met het inzetten van de juiste leesstrategieën.
Activiteiten die tot doel hebben van zwakke lezers goede lezers te maken moeten deze kinderen de leesvaardigheid laten verwerven die goede lezers kenmerkt, maar waaruit bestaan deze vaardigheden? Hoe word je een goede lezer? Om een goede lezer te worden is het belangrijk dat leerlingen strategieën leren te gebruiken bij het verwerven van informatie uit teksten. Leesstrategieën vormen volgens Vernooy (2010) het gereedschap voor het nadenken over de inhoud van de tekst. Het zijn routines die je voor, tijdens en na het lezen van de tekst gebruikt en ze helpen de lezer om de tekst beter te begrijpen en te herinneren wat er gelezen is.
Volgens Bonset (2010) worden twee typen leesstrategieën onderscheiden: metacognitieve strategieën en tekstgerichte strategieën. De metacognitieve strategieën zijn gericht op oriëntatie, planning, uitvoering en evaluatie van een leestaak. Tot de oriëntatie behoort de vaststelling van het leesdoel. Wat is het doel en functie van de tekst? Wat wil de schrijver met deze tekst? Dit is belangrijk voor het daadwerkelijk kunnen begrijpen van de essentie van een tekst. Op basis van dat leesdoel, samen met de voorkennis, de beschouwing van de titel en tussenkopjes, de lay-out, de bronvermelding en dergelijke, maakt de lezer een plan van aanpak. Voor dat plan oriënteert de lezer zich op de eigen leestaak en leesstrategie (globaal, zoekend, intensief of studerend) die hij nodig heeft bij het volbrengen van de leestaak. Tijdens de uitvoering verwerkt de leerling de informatie in de tekst, de leerling verleent betekenis aan de tekst op woord en zinsniveau en herkent tekstverbanden. Tijdens de uitvoering van zijn plan voert een lezer activiteiten uit die tot de tweede groep leesstrategieën worden gerekend, de tekstgerichte strategieën. Daartoe behoren strategieën als: onderwerp en hoofdgedachte vaststellen, relaties leggen tussen tekstdelen, functies van tekstdelen vaststellen, woordbetekenissen afleiden en dergelijke. In de evaluatie gaat de lezer na of zijn doel in voldoende mate is bereikt. De lezer reflecteert op de tekst door zichzelf vragen te stellen. Wat vind ik van de tekst? Wat heb ik geleerd van de tekst? Begrijp ik de tekst? Hoofdonderwerp en hoofdgedachte bepalen Het hoofdonderwerp is het onderwerp dat de schrijver in zijn tekst behandelt. Meestal bestaat het hoofdonderwerp in de tekst uit niet meer dan drie woorden. De hoofdgedachte is in één zin het belangrijkste dat de schrijver over het onderwerp te zeggen heeft. In de 5
inleiding kondigt de schrijver de hoofdgedachte en het hoofdonderwerp aan. De kern van een tekst werkt het hoofdonderwerp en de hoofdgedachte uit. Tekstverbanden en structuren Het herkennen en begrijpen van tekstverbanden en structuren zowel op macro (hele tekst), als meso (alinea’s) en microniveau (zinnen)is belangrijk voor het tekstbegrip (Bonset, 2010). Het meso en microniveau komen vooral vanaf het tweede jaar aan de orde en zullen daarom ook geen onderdeel uitmaken van dit onderzoek. Op macroniveau moet de leerling in het eerste jaar in staat zijn inleiding, kern en slot te onderscheiden. Verwijs- en signaalwoorden Bij het bepalen van het tekstonderwerp kan het van belang zijn leerlingen te laten aangeven wat verwijswoorden zijn, die de tekststructuur en de verbanden duidelijk maken. Veel woorden hebben de functie de aandacht van de lezer voor iets te vragen; ze signaleren de overgangen in een tekst of verzamelen kernpunten uit de gedachtegang van de schrijver: de signaalwoorden. Volgens Bonset (2010) moet de leerling in het eerste jaar in staat zijn eenvoudige verbindingswoorden van tijd, plaats en opsomming te kunnen herkennen. Woordenschat De leerlingen leren in de onderbouw strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van hun woordenschat. Volgens Bonset (2010) moeten leerlingen in het eerste jaar leren door te lezen wanneer zij een moeilijk woord tegenkomen in de tekst en zich afvragen of het weten van de woordbetekenis belangrijk is voor het begrijpen van de tekst. Vervolgens moeten zij nagaan of het woord wordt uitgelegd verderop in de tekst, ze een deel van het woord wel kennen of dat zij de betekenis uit de context kunnen opmaken. Als het gaat om woordenschatonderwijs is het volgens Verhallen (2009) noodzakelijk dat de taalleerder de betekenis van het woord leert af te leiden. Volgens Verhallen (2009) is het belangrijk te beseffen dat woorden niet zomaar worden geleerd, maar dat steeds dezelfde woorden op allerlei verschillende manieren aangeboden moeten worden. Op deze manier vindt herhaling in telkens verschillende contexten plaats. Een woord dat slechts één keer behandeld wordt, wordt vrijwel zeker vergeten. Volgens Verhallen (2009) heeft onderzoek aangetoond dat een woord pas onthouden wordt, als het minstens zeven keer herhaald wordt. Lezen op niveau 2F De Expertgroep Doorlopende Leerlijnen heeft vastgesteld dat leerlingen aan het einde van de onderbouw het eindniveau 2F moeten hebben behaald (Bonset, 2010). Met betrekking tot begrijpend lezen, moeten leerlingen op niveau 2F in staat zijn de hoofdgedachte van de tekst 6
te kunnen weergeven, onderscheid kunnen maken tussen bij- en hoofdzaken, relaties kunnen leggen tussen tekstdelen (inleiding, kern, slot) en teksten en informatie ordenen voor een beter begrip (bijvoorbeeld op basis van verwijswoorden). Dit onderzoek richt zich op de vaardigheden die horen bij het niveau 2F. Adviezen voor docenten over effectief leesonderwijs vanuit de literatuur Zowel Bonset (2010) als de onderwijscommissie Meijer en Noijons (2008) pleiten ervoor teksten zoveel mogelijk te laten lijken op natuurlijke teksten en realistische verwerkingsopdrachten, zoals zelf een brief schrijven nadat je de brief gelezen hebt. In het leesonderwijs staat vaak nog de tekst met vragen centraal. Het gevaar bestaat echter dat de vragen die de docent stelt, de leerlingen ervan weerhouden zelfstandig en kritisch te leren lezen en zo een onnatuurlijk leesproces in de hand werken. Volgens Meijer (2008) levert functioneel leesonderwijs de leerlingen vaardigheden op waar zij ook buiten de lessen Nederlands en buiten de school iets aan hebben en is hier volgens hen nog ‘een wereld te winnen’. Volgens Bonset (2010) moet leesonderwijs erop gericht zijn leerlingen zelfvertrouwen te geven. Dit kan onder meer door het leesproces in stappen te verdelen, leerlingen te laten inzien dat ze meer weten dan ze denken, teksten samen met de leerlingen volgens een vast systeem te benaderen en te laten zien waar deelvaardigheden goed voor zijn. Volgens Vernooy (2010) is het belangrijk dat de docent de leerlingen helpt met de volgende activiteiten: activeren voorkennis, verbinden met persoonlijke ervaring, of voorspellen wat in een tekst zal gebeuren, vragen stellen aan zichzelf tijdens het lezen, visualiseren van wat is gelezen, monitoren of checken of je het begrijpt tijdens het lezen en de gelezen tekst samenvatten of navertellen.
Volgens Ekens (2008) zijn sommige werkvormen meer geschikt voor activerende lees- en schrijflessen dan andere. Docentgecentreerde werkvormen lenen zich vooral voor het aanleren of opfrissen van noodzakelijke theorie. Een ijsbreker kan een geschikt middel zijn bij aanvang van een lees- of schrijfopdracht, terwijl discussievormen een belangrijke bijdrage leveren aan het leren van elkaar. Spelvormen en werkopdrachten liggen volgens Ekens (2008) door de aard van de lees- en schrijfopdrachten minder voor de hand. Conclusie Vanuit dit theoretisch kader kan geconcludeerd worden dat om een goede lezer te worden het belangrijk is dat leerlingen metacognitieve en tekstgerichte strategieën leren te gebruiken bij het verwerven van informatie uit teksten. Leesstrategieën vormen volgens Vernooy (2010)
7
het gereedschap voor het nadenken over de inhoud van de tekst. Volgens Bonset (2010) moet leesonderwijs erop gericht zijn leerlingen zelfvertrouwen te geven.
2.2 Methode praktijkverkenning Deze paragraaf gaat in op de verschillende onderdelen van de gebruikte methode in dit onderzoek.
2.2.1 Respondenten Voor dit onderzoek is de docent van de Havo/vwo klas 1X geïnterviewd over haar visie op de achterstand in leesvaardigheid in deze klas IX. Vervolgens zijn de resultaten van een toets leesvaardigheid, gemaakt door klas 1X, geanalyseerd en zijn de resultaten van de toets met de leerlingen besproken. Bovendien zijn er observaties gemaakt van een aantal lessen waarin de leesvaardigheid aan de hand van oefeningen geoefend werd.
2.2.2 Dataverzameling en meetinstrumenten Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van meerdere databronnen en methoden van dataverzameling om zo tot een bruikbaar oordeel over het probleem, de achterstand in leesvaardigheid, te komen (Van der Donk & Van Lanen, 2010). In dit onderzoek is sprake van triangulatie, omdat verschillende manieren van dataverzameling toegepast zijn. Om aan voldoende bruikbare data te komen voor dit beschrijvende en verklarende onderzoek, zijn bestuderen, observeren en bevragen als methoden gebruikt voor de dataverzameling. Observaties In eerste instantie zijn de docent en de leerlingen geobserveerd tijdens twee van hun leesvaardigheidslessen. Het ging hier om een directe, niet-participerende observatie. Bovendien was de observatie minder gestructureerd, omdat het deel uitmaakte van de verkenningsfase. De observatie kwam ten goede aan de interne validiteit van dit onderzoek, omdat de leerlingen en de docent in hun natuurlijke omgeving werden geobserveerd. Er was dus geen sprake van sociaal wenselijk antwoordgedrag. In de bijlagen is het complete observatieverslag van deze les opgenomen. Ten tweede heb ik zelf in de rol van docent een les met begrijpend lezen als onderwerp geleid. Interview Daarnaast is de docent Nederlands van klas 1X geïnterviewd. In de bijlage is de leidraad en 8
het uitgewerkte interview opgenomen. De vragen zijn gebaseerd op de beweringen en begrippen in de literatuur over voorkomende oorzaken van leesachterstand en methoden om deze achterstand aan te pakken. In het interview is de literatuur getoetst aan de visie van de docent op de praktijk. Toetsresultaten Bovendien zijn de resultaten van een oefentoets (gemaakt door klas 1X in januari 2014) geanalyseerd om te achterhalen bij welke deelonderwerpen de leerlingen het laagst scoren. Deze verschillende data hebben voldoende inzicht gegeven in welke deelvaardigheden bepalend zijn voor de achterstand van klas 1X.
2.2.3 Data-analyse Zowel voor het interview als voor de observaties zijn de data in dezelfde categorieën ingedeeld: deelvaardigheden bepalend voor achterstand en gebruikte methoden ter verbetering, hoe gaan leerlingen om met de tekst en gebruikte methoden ter verbetering leesvaardigheidsniveau. De onderzoeksvraag bepaalde de verschillende categorieën. Voor iedere categorie zijn vervolgens bruikbare tekstfragmenten geselecteerd om zo tot een resultaat per categorie te komen. Deze resultaten zijn beschreven in de resultatensectie. De analyse van de toetsresultaten leverde kwantitatieve data op die vervolgens in Excel zijn geanalyseerd. In de resultatensectie zijn de belangrijkste bevindingen van deze kwantitatieve data-analyse weergegeven.
2.3 Resultaten Deelvaardigheden bepalend voor achterstand in leesvaardigheid •
Volgens de docent vinden de leerlingen het erg lastig het hoofdonderwerp, de hoofdgedachte en de structuur te herkennen in teksten. Uit de observaties kwam dit ook naar voren: bij vragen over het centrale onderwerp noemen leerlingen bijvoorbeeld een van de deelonderwerpen en niet het overkoepelende centrale onderwerp, ze halen begrippen door elkaar of weten de definitie niet te noemen.
•
De leerlingen vinden het volgens de docent ook erg lastig om tekstverbanden te herkennen. De leerlingen zien de verbanden tussen deelonderwerpen niet en beantwoorden de vragen slechts met details die letterlijk in de tekst genoemd worden.
9
•
Woordenschat vinden ze volgens de docent ook lastig, maar hier is geen sprake van een achterstand. Uit de observatie van leerlingen kwam naar voren dat meerdere leerlingen het bepalen van deelonderwerpen per alinea lastig vinden.
In tabel 2 is op basis van de kwantitatieve data-analyse de top 5 van deelonderwerpen weergegeven waar klas 1X bij een toets de meeste fouten in maakte. Tabel 2 – percentage foutieve antwoorden leesvaardigheidstoets klas 1X Deelvaardigheid Deelonderwerp Structuur Hoofdonderwerp Hoofdgedachte Kernzinnen Bron: analyse toets klas1X N=..?
Percentage foutieve antwoorden 100% 93% 89% 74% 41%
Hoe gaan leerlingen om met de tekst Volgens de docent kunnen de leerlingen de regels voor het vinden van deze deelonderwerpen wel reproduceren, maar slagen ze er niet in deze strategieën ook daadwerkelijk toe te passen bij het begrijpen van een tekst. Volgens de docent lezen leerlingen de tekst aandachtig, maar gaan daarna vluchtig en slordig om met het beantwoorden van de vragen waardoor ze verkeerde antwoorden geven. Uit de observaties kwam naar voren dat sommige leerlingen moeite hebben met de tekst te interpreteren en antwoorden in eigen woorden te geven. Uit de tweede observatie kwam bovendien naar voren dat alle leerlingen in staat zijn de definities van belangrijke begrippen te reproduceren. Gebruikte methoden ter verbetering leesvaardigheidsniveau De docent oefent leesvaardigheid klassikaal of laat de leerlingen in heterogene groepjes samenwerken. Daarbij richt de docent zich op de problematische deelvaardigheden. De helft van alle leesopdrachten bestaat uit realistische verwerkingsopdrachten. Woordenschat wordt geoefend door de leerlingen te laten overleggen over de definitie van moeilijke woorden. De betekenis moeten leerlingen vervolgens in hun schrift schrijven.
2.4 Conclusies De probleemstelling die centraal stond tijdens dit onderzoek is: welke deelvaardigheden van begrijpend lezen zijn bepalend in de achterstand die leerlingen van klas 1X in jaar 1 van het Arte College hebben opgelopen en met welke lessuggesties en lesmateriaal kan deze achterstand worden ingelopen? 10
De deelvaardigheden die vooral bepalend zijn voor de achterstand in begrijpend lezen zijn het benoemen van het hoofdonderwerp, de hoofdgedachte, deelonderwerpen en structuur en tekstverbanden herkennen in teksten. Hierbij moet extra worden vermeld dat sommige leerlingen (niet alle) in staat zijn de regels en leesstrategieën te reproduceren, maar dat de leerlingen het toepassen van deze regels en antwoorden in eigen woorden formuleren erg moeilijk vinden. Hoe kan deze achterstand nu ingelopen worden? De leerlingen van klas 1X hebben vooral moeite met bovengenoemde deelvaardigheden. Uit het onderzoek blijkt dat zij minder moeite hebben met woordenschat. Dit type leerling is daarom vooral gebaat bij lessen waarin extra aandacht wordt besteed aan hoe ze een tekst moeten aanpakken en hoe zij leesstrategieën moeten toepassen. Uit het onderzoek komt naar voren dat de leerlingen de tekst wel goed lezen, maar moeite hebben zich te concentreren op het juist beantwoorden van de vragen. Bij de lessuggesties moet rekening worden gehouden met het stimuleren van het concentratievermogen van de leerlingen.
De kwantitatieve en kwalitatieve resultaten uit dit onderzoek hebben een goed beeld gegeven van de aard van het probleem en bovendien hebben de resultaten nuttige aanwijzingen opgeleverd voor het aanpakken van de achterstand in begrijpend lezen van leerlingen uit klas 1X.
11
Hoofdstuk 3 Ontwikkeling van beroepsproduct Het product dat op basis van dit verkennend onderzoek is ontwikkeld richt zich op het wegwerken van de achterstand in begrijpend lezen in de eerstejaars havo/vwo klas van het Arte College die centraal staat in dit onderzoek, klas 1X. De docent Nederlands, Ine de Mulder, van klas 1X zal uiteindelijk degene zijn die het product zal inzetten voor haar leerlingen. De docent heeft aangegeven dat zij het belangrijk vindt dat het product bestaat uit oefenmateriaal waar de leerlingen zelf thuis mee aan de slag kunnen. Dit extra oefenmateriaal dient minimaal te bestaan uit drie teksten met oefeningen. De leerlingen op het Arte College werken met een digitale leeromgeving, Its Learning. Het extra oefenmateriaal zal op de digitale leeromgeving geplaatst worden. Leerlingen hebben vanuit huis toegang tot deze leeromgeving. Daarnaast zal het product bestaan uit een aantal praktische tips en adviezen die docent tijdens lessen begrijpend lezen kan inzetten voor deze klas. Gewenste effect van lesmateriaal en lessuggesties Het extra oefenmateriaal dient de leerlingen in staat te stellen zelfstandig hun vaardigheden in begrijpend lezen te verbeteren en dan met name de punten in die vaardigheden waarbij gebleken is dat de leerlingen daar de meeste moeite mee hebben. Het extra oefenmateriaal zal zowel het leren gebruiken van metacognitieve (oriëntatie, planning en uitvoering van de leestaak) als tekstgerichte leesstrategieën (betekenis verlenen aan de tekst) verbeteren bij de leerlingen met als doel de leerlingen de handvatten te geven om een tekst op een routinematige manier te benaderen en te begrijpen. Leesstrategieën vormen volgens Vernooy (2010) het gereedschap voor het nadenken over de inhoud van de tekst. Het zijn routines die je voor, tijdens en na het lezen van de tekst gebruikt en ze helpen de lezer om de tekst beter te begrijpen en te herinneren wat er gelezen is. Het oefenmateriaal bestaat uit een viertal teksten. Met de onderwerpen van de teksten is geprobeerd aan te sluiten bij interesses van de leerlingen. De teksten gaan over vernieuwende, spannende en aan jongeren gerelateerde onderwerpen. De leerlingen hebben de optie de tekst te lezen vanaf de originele website/ online krant waar de tekst gevonden is. Dit is volgens Bonset (2010) van belang bij het motiveren van leerlingen de tekst aandachtig te lezen, omdat de leestaak dan realistischer zal zijn. Om het metacognitieve proces te ondersteunen zijn de vragen bij iedere tekst verdeeld in 3 fases: voor, tijdens en na het lezen. Volgens Vernooy (2010) is het van belang leerlingen zelfvertrouwen te geven door ze te laten inzien dat ze meer weten dan ze denken. Door de teksten volgens een vast systeem te benaderen, krijgen leerlingen meer houvast. Het 12
gewenste effect van deze vaste methode is dus de leerling meer zelfvertrouwen geven. Als ander belangrijk onderdeel van deze vaste aanpak is de woordhulp opgesteld door de onderwijsadviesorganisatie CED Groep (2014) ingezet. De vragen in het oefenmateriaal richten zich op het verbeteren van de leesvaardigheden van de leerlingen: vaststellen van onderwerp en hoofdgedachte en onderscheid maken tussen tekstdelen (inleiding, kern en slot). De vragen bij de teksten zijn daarnaast gericht op het herkennen van eenvoudige signaalwoorden: verbindingswoorden van tijd (voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger, later, toen), opsomming (en, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens, ten slotte) en plaats (hier, waarop, daar, waarvandaan, waarin). Bij de lessuggesties is het van belang dat de docent de leerlingen stimuleert zichzelf vragen te stellen tijdens het lezen en te visualiseren wat is gelezen. Deze benadering volgens een vast systeem zal volgens Vernooy (2009) het zelfvertrouwen van de leerlingen ten goede komen. Uit de verkenning is bovendien naar voren gekomen dat de leerlingen problemen hebben met concentratie en dat dit een van de redenen is dat leerlingen vragen verkeerd beantwoorden. Daarom omvatten de lessuggesties ook een aantal concentratieoefeningen die de docent kan inzetten vooraf aan het begrijpend lezen in de les. Het gewenste effect van de lessuggesties is de leerlingen zelfvertrouwen ten aanzien van de leestaak te geven, leerlingen te motiveren aan de slag te gaan met een tekst en dit bovendien geconcentreerd te doen.
13
Hoofdstuk 4 Evaluatie van het product Op 9 april heb ik samen met de opdrachtgever het product geëvalueerd met behulp van het evaluatieformulier en het beoordelingsadvies. De opdrachtgever had nog een aantal nuttige tips over het product, maar was over het algemeen positief. De opdrachtgever gaf aan het product in te kunnen zetten voor klas 1X en dit ook te gaan doen. Het product zal niet in staat zijn de volledige achterstand in te lopen in leesvaardigheid. Daarvoor zijn ook andere initiatieven nodig, aldus de opdrachtgever. Ze was me zeker dankbaar voor het creëren van extra oefenmateriaal voor deze groep.
De tips die de opdrachtgever nog voor mij had, hadden te maken met het nog meer bij de hand nemen van de leerlingen tijdens het maken van de opdracht. Omdat mijn product zelfstandig oefenmateriaal bevat, is het erg belangrijk dat leerlingen genoeg instructies krijgen om zelf de oefeningen te kunnen maken. Ik had de leerlingen bijvoorbeeld bij het onderdeel woordenschat de moeilijke woorden in de tekst daadwerkelijk moeten laten onderstrepen, zodat zij zich deze techniek eigen maken en deze ook zullen toepassen bij andere teksten die ze tegenkomen in de praktijk. Ik heb deze aanpassing later nog verwerkt in mijn uiteindelijke beroepsproduct zoals opgenomen in de bijlagen van dit productverslag. Volgens de opdrachtgever heb ik de heersende theorieën over leesvaardigheid goed verwerkt in het product. De opdrachtgever gaf aan dat het product goed past bij de visie van het Arte College op zelfstandig en samenwerkend leren. De leerlingen kunnen immers zelfstandig aan de slag en voor hulp kunnen zij ook bij hun medeleerlingen terecht. Door de leerlingen ook het antwoordenblad te geven, geef je de leerlingen veel vertrouwen en dit past bij de visie op onderwijs van het Arte College. De opdrachtgever gaf aan tevreden te zijn over het onderzoeksproces. Bij het formuleren van de opdracht voelde de opdrachtgever zich gehoord en ik stond genoeg open voor haar suggesties wat betreft aanpak en eindresultaat. Vervolgens heb ik van de opdrachtgever alle ruimte gekregen om mijn onderzoek uit te voeren in de klas. De begeleidende docent gaf aan dat ze tijdens het proces veel vertrouwen had in een goede afloop en realisatie van het product. Zij gaf aan dat ik een student ben die altijd alles op orde heeft en waar je dus op kunt rekenen. De opdrachtgever liet het initiatief voor het vragen van hulp bij mij. Die ene keer dat dat echt nodig was, was bij het beoordelen van het niveau in de teksten. De opdrachtgever heeft mij toen uitgelegd op welke aspecten ik vooral moet letten bij het beoordelen van het niveau van teksten.
14
Het uiteindelijke productverslag biedt zeker genoeg duidelijkheid en transparantie over de aanpak en de opdrachtgever heeft ook aangegeven het product beschikbaar te stellen voor andere docenten Nederlands. Het product is dus positief ontvangen en ik ben blij dat het ook daadwerkelijk ingezet zal worden. Ik loop nog even rond op het Arte College, dus wie weet kan ik ook nog inzicht verkrijgen in de resultaten en het effect van het extra oefenmateriaal op het niveau van de leerlingen. De tijd liet dat niet toe, maar het product zou nog verder verbeterd kunnen worden door het op een digitale manier aan te bieden aan de leerlingen in de vorm van een digitale kennisquiz. Nu bestaat het product uit teksten in Word die de leerlingen wel via de computer kunnen invullen en nakijken, maar een andere manier van presenteren, zal het product aantrekkelijker kunnen maken en zo de leerlingen kunnen motiveren ermee aan de slag te gaan.
15
Literatuur Arte College website (2014). Leerpleinen. Samenwerken op het Arte College. Geraadpleegd op 22 januari 2014 via http://www.artecollege.nl/index.php/onderwijs/leerpleinen. Bonset, H. e.a. (2010). Nederlands in de onderbouw. Een praktische didactiek. 5e herziene druk. Bussum: Coutinho. CED Groep (2014). Nieuwsbegrip stappenplan lezen woordhulp. Geraadpleegd op 18 maart 2014 via http://www.cedgroep.nl/over-ons.aspx. Concentratietips (2014). Concentratieoefeningen. Geraadpleegd op 18 maart 2014 via http://concentratie.10-tips.nl/concentratieoefeningen.html. Donk, C. van der., & Lanen, B. van.(2010). Praktijkonderzoek in de school. 2e druk. Bussum: Coutinho.
Ekens, T.(2008). Activerende lees- en schrijflessen. Een handreiking voor het vak Nederlands in de tweede fase. Enschede: SLO, Stichting Leerplanontwikkeling. Hacquebord, H. (2004). Voortgezet taalvaardig. Een onderzoek naar tekstbegrip en naar taalproblemen en taalbehoeften van brugklasleerlingen in het voortgezet onderwijs in het schooljaar 2002-2003. Groningen: ETOC. Leesmonitor website (2014). Leesprestatie kinderen. Geraadpleegd op 5 januari 2014 via http://www.leesmonitor.nu/page/10004/Leesvaardigheid#middelbaar. Meijer, D., & Noijons, J. (red.) (2008). Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen: Leren, Onderwijzen, Beoordelen. Den Haag: Nederlandse Taalunie. Verhallen, M. (2009). Meer en beter woorden leren. Utrecht: PO-Raad. Vernooy, K. (2009). Lezen stopt nooit! Van een stagnerende naar een doorgaande leesontwikkeling voor risicolezers. Hengelo: Hogeschool Edith Stein. Vernooy, K. (2010). Ontwikkelingen op het gebied van begrijpend lezen. Wat werkt?. Hengelo: Hogeschool Edith Stein.
16
Bijlagen Het Beroepsproduct
Tekst 1 Belschuld jongeren weer hoger Staatssecretaris Klijnsma hoopt dat providers meer aan preventie gaan doen (1) AMSTERDAM –Het aantal jongeren tussen de 18 en 25 jaar dat de telefoonrekening niet kan betalen blijft maar toenemen. Dit blijkt uit cijfers van incassobureau Lindorff. Het aantal jongeren dat zijn abonnement niet kon betalen, steeg bij het bedrijf het afgelopen half jaar met bijna 10 procent. Gemiddeld hebben zij een schuld van ongeveer 550 euro opgebouwd. (2)Telecomschulden zijn al jaren de meest voorkomende schulden onder jonge mensen. Het blijkt bijzonder lastig om die trend te keren. Voor staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is dat meer dan voldoende reden om de schuldenproblematiek van jongeren serieus te nemen. Dat benadrukte zij afgelopen vrijdag keer op keer toen zij in gesprek ging met een groep Amsterdamse vmbo-leerlingen over telefoonschulden. (3)„Je wordt als gebruiker natuurlijk ook wel erg verleid om veel data en belminuten te gebruiken”, meent staatssecretaris Klijnsma. „Het zou goed zijn als telefoonbedrijven hier nog serieuzer naar kijken en meer aan preventie zouden doen.” (4) Al is dat volgens de 15-jarige Youssra, ook als je jong bent, je eigen verantwoordelijkheid. „Iedereen gaat wel eens over zijn bundel heen toch? Wij moeten zelf beter opletten hoeveel we van onze telefoon gebruikmaken. Uiteindelijk is het toch je eigen schuld.” Maar in gesprek met de staatssecretaris bleken de meeste jongeren eigenlijk niet te weten wat het kost om een YouTube-filmpje te bekijken of om foto’s te versturen via WhatsApp. Ook bleken de meeste pubers de kleine lettertjes van hun abonnement niet te hebben gelezen. (5) Voor Yvette Belt-Beekman van jongerenprovider Hi maakt dat in ieder geval duidelijk dat er nog beter gecommuniceerd moet worden. „Jongeren lijken nog steeds het gevoel te hebben dat wij stiekem dingetjes in de kleine lettertjes stoppen om hen geld afhandig te maken. Daar moeten we dus aan werken. Want uiteindelijk hebben wij er ook niets aan als rekeningen niet betaald worden, we zijn allemaal de dupe.” (6) Klijnsma zat in oktober nog rond de tafel met de grote aanbieders van mobiele telefonie. Die beloofden toen al om meer te doen om schulden bij jongeren te voorkomen. In april moeten zij aan de staatssecretaris laten zien of dit ook echt gelukt is. Bron: Spits, 17 maart 2014
Vragen bij tekst 1
17
Wanneer je deze tekst wilt lezen op de daadwerkelijk website waar we deze gevonden hebben, ga dan naar: http://www.spitsnieuws.nl/archives/binnenland/2014/03/belschuld-neemt-toe Voordat je gaat lezen Je bekijkt voordat je de tekst gaat lezen de titel, tussenkopjes en eventuele illustraties. Je beantwoordt de volgende voorspellende vragen: 1. Waar denk jij dat de tekst over gaat? 2. Wat weet je al over dit onderwerp? 3. Heb je er al eens iets over gezien op tv of op internet over gelezen? Tijdens het lezen Je leest nu geconcentreerd de hele tekst. Tijdens het lezen onderstreep je belangrijke zinnen en moeilijke woorden. Maak voor jezelf aantekeningen van belangrijke opmerkingen in de tekst. Wanneer je een woord niet begrijpt, ga je als volgt te werk: 1) Lees een stukje terug of verder: -
Daar staat soms een woord dat ongeveer hetzelfde betekent
-
Daar staat soms een woord dat het tegengestelde betekent.
-
Daar wordt soms uitgelegd wat het woord betekent.
2) Kijk goed naar het woord zelf. Misschien ken je al een deel van het woord. 3) Kijk naar de illustratie bij de tekst. Misschien heeft het woord te maken met wat je daar ziet. Wanneer je er niet achter kunt komen wat het woord betekent, zoek het op in een woordenboek of vraag de betekenis aan iemand anders. 4. Wat is het onderwerp van de tekst? 5. Wat is de hoofdgedachte van de tekst? 6. Wat is het tekstdoel? 7. Noteer de kernzin van alinea 2. 8. Naar welke twee ontwikkelingen verwijst ‘dat’ in zin 3 van alinea 2? 9. Wat is de hoofdgedachte van alinea 4? 10.Waarnaar verwijst ‘toen’ in zin 2 van in alinea 6? Na het lezen 18
Na het lezen beantwoord je de volgende vragen. Kijk terug op hoe het lezen ging. 11.Klopte je voorspelling voorafgaand aan het lezen van de tekst over het onderwerp van de tekst? 12.Begrijp je de tekst? Schrijf in eigen woorden (max. 50 woorden) op waar de tekst over gaat.
Antwoordblad tekst 1 1 Naar eigen inzicht beantwoorden. 2 Naar eigen inzicht beantwoorden. 3 Naar eigen inzicht beantwoorden. 4 Onderwerp: Telecom/ telefoonschulden bij jongeren. 5 Hoofdgedachte: staatssecretaris Klijnsma zoekt een oplossing om de telefoonschulden van jongeren te verminderen. 6 De lezer informeren. 7 Kernzin alinea 2: Telecomschulden zijn al jaren de meest voorkomende schulden onder jonge mensen. 8 -Telecomschulden zijn al jaren de meest voorkomende schulden onder jonge mensen. -Het blijkt bijzonder lastig om die trend te keren. 9 De vraag of de belschulden de eigen verantwoordelijkheid van jongeren zijn of niet. 10 Toen verwijst naar oktober waarin de staatssecretaris overlegde met de grote aanbieders van mobiele telefonie. 11 Antwoorden naar eigen inzicht. 12 Antwoorden naar eigen inzicht.
Tekst 2 Sticker waarschuwt voor voedselbederf (1)Wetenschappers hebben een sticker gemaakt die waarschuwt voor voedselbederf. Zonder dat je de verpakking hoeft te openen, geeft deze je een betrouwbare indicatie van de kwaliteit van een product.
19
(2)Wanneer voedsel per ongeluk aan te hoge temperaturen wordt blootgesteld (bijvoorbeeld op weg naar de winkel of bij de consument thuis), is de houdbaarheidsdatum op het etiket niet meer betrouwbaar. Onderzoekers uit China presenteerden op een bijeenkomst van de American Chemical Society een oplossing. Ze bedachten een label dat op de verpakking kan worden geplakt. Dit label bootst de bederfprocessen in voedsel na en verandert daardoor van kleur. Wordt het product niet goed gekoeld, dan verkleurt het sneller. (3)Verse producten krijgen een rood label. Naarmate de tijd vordert, wordt het oranje, geel en groen. Een groen label geeft aan dat voedsel bedorven is. De consument kan zo, zonder de verpakking te openen, zien of en zo ja hoe lang een product nog goed is. Als bijvoorbeeld op de verpakking staat dat het product veertien dagen houdbaar is en het label is nu oranje, dan is het product nog maar ongeveer zeven dagen houdbaar. (4)Gouden nanostaafjes De stickers zijn gemaakt van een gel. Die bevat vitamine C, zilverchloride en nanostaafjes van goud. De nanostaafjes zijn rood en zorgen voor de kleur van de verse sticker. Vitamine C reageert met zilverchloride, waardoor zilverionen ontstaan. Die zilverionen vormen een steeds dikker wordend laagje op de nanostaafjes, die daar groen van worden. Door de concentratie vitamine C aan te passen, kan de snelheid van de reactie worden aangepast. De kleurverandering kan daardoor enkele minuten tot enkele maanden duren. (5)De stickers zijn goedkoop (de chemicaliën in een sticker kosten minder dan 1 cent) en veilig. Ook bevatten ze geen giftige chemicaliën. (6) In 2012 werd overigens al een vergelijkbaar product ontwikkeld door studenten uit Groningen. Die maakten een sticker die door van kleur te veranderen waarschuwde voor bedorven vlees. Deze sticker werkte door middel van genetisch gemodificeerde bacteriën, die een geel pigment maakten zodra ze bedorven vlees roken. Bron: KIJK Magazine online, 18 maart 2014
Vragen bij tekst 2 Wanneer je deze tekst wilt lezen op de daadwerkelijk website waar we deze gevonden hebben, ga dan naar: http://www.kijkmagazine.nl/nieuws/sticker-waarschuwt-voedselbederf/ Voordat je gaat lezen Je bekijkt voordat je de tekst gaat lezen de titel, tussenkopjes en eventuele illustraties. Je beantwoordt de volgende voorspellende vragen: 1.Waar denk jij dat de tekst over gaat? 20
2.Wat weet je al over dit onderwerp? 3.Heb je er al eens iets over gezien op tv of op internet over gelezen? Tijdens het lezen Je leest nu geconcentreerd de hele tekst. Tijdens het lezen onderstreep je belangrijke zinnen en moeilijke woorden. Maak voor jezelf aantekeningen van belangrijke opmerkingen in de tekst. Wanneer je een woord niet begrijpt, ga je als volgt te werk: 4) Lees een stukje terug of verder: -
Daar staat soms een woord dat ongeveer hetzelfde betekent
-
Daar staat soms een woord dat het tegengestelde betekent.
-
Daar wordt soms uitgelegd wat het woord betekent.
5) Kijk goed naar het woord zelf. Misschien ken je al een deel van het woord. 6) Kijk naar de illustratie bij de tekst. Misschien heeft het woord te maken met wat je daar ziet. Wanneer je er niet achter kunt komen wat het woord betekent, zoek het op in een woordenboek of vraag de betekenis aan iemand anders. 4.Wat is het onderwerp van de tekst? 5.Wat is de hoofdgedachte van de tekst? 6.Wat is het tekstdoel? 7.Noteer de kernzin van alinea 3. 8.Waarom is de nieuwe sticker beter dan alleen de vermelding van de houdbaarheidsdatum? Zie alinea 2. 9.Waarnaar verwijst die in zin 2 van alinea 6? Na het lezen Na het lezen beantwoord je de volgende vragen. Kijk terug op hoe het lezen ging. 10.Klopte je voorspelling voorafgaand aan het lezen van de tekst over het onderwerp van de tekst? 11.Begrijp je de tekst? Schrijf in eigen woorden (max. 50 woorden) op waar de tekst over gaat.
Antwoordblad tekst 2
21
1 Naar eigen inzicht beantwoorden. 2 Naar eigen inzicht beantwoorden. 3 Naar eigen inzicht beantwoorden. 4 Onderwerp: nieuwe sticker voedselbederf 5 Hoofdgedachte: een nieuwe sticker geeft de consument informatie over de houdbaarheid van voedsel. 6 De lezer informeren. 7 Kernzin alinea 3: De consument kan zo, zonder de verpakking te openen, zien of en zo ja hoe lang een product nog goed is. 8 Wanneer voedsel per ongeluk aan te hoge temperaturen wordt blootgesteld (bijvoorbeeld op weg naar de winkel of bij de consument thuis), is de houdbaarheidsdatum op het etiket niet meer betrouwbaar. 9 Studenten uit Groningen. 10 Antwoorden naar eigen inzicht. 11 Antwoorden naar eigen inzicht.
Tekst 3
22
Muziekinterview: Nielson (1) Nederlandstalig – Beauty & The Brains: dubbel platina. Samenwerkingen met Bløf en met Miss Montreal. Een award en talloze optredens. De carrière van de 24-jarige Nielson (echte naam: Niels Littooij) gaat als een speer. Vanaf vandaag ligt zijn debuutalbum: ‘Zo van ah yeah’ in de winkel. Met een brede grijns: ‘Als je me dit drie jaar geleden allemaal had verteld, had ik je volkomen gek verklaard.’ (2) ‘Sinds het nummer Beauty & The Brains zit ik in een achterlijk snelle sneltrein. Ik kreeg veel aanbiedingen van grote labels. Heel leuk, maar ook heel lastig. Want: met wie ga je in zee? Daar heb ik wel even van wakker gelegen. Bij een aantal platenmaatschappijen moest ik te veel vrijheid inleveren, dat voelde niet goed. Ik wil het klein en dicht bij mezelf houden en ik ben heel blij met de keuze die ik heb gemaakt. Want alles wat er nu met Nielson gebeurt, is afgestemd op wat ik voel en wie ik ben. Als ik een liedje op de plaat wil, dan komt het ook echt op de plaat. Als het album goed gaat lopen, dan heb ik het ook echt zélf gedaan. Dat geeft een kick. Precies om die reden vind ik mijn albumrelease erg spannend. Het publiek kent me van het tv-programma De Beste SingerSongwriter waaraan ik anderhalf jaar geleden meedeed, maar nu ga ik laten horen wat ik nog meer in huis heb. Het is een heel divers album geworden: van kleine lieve liedjes tot echte beukers en festivalknallers. De eerste single Kop in het Zand, die nu uit is, heb ik bewust gekozen. Ik had ‘m al een paar keer gespeeld tijdens optredens. Wat er toen in de zaal gebeurde was echt niet normaal, omdat-ie zo intens wordt op het eind. Mensen stonden met hun bek open.’
23
(3)Guus Meeuwis ‘Muziek maken én optreden zat er al vroeg in. Ik heb zes broers en tijdens de afwas stonden we altijd samen te zingen. Al heeft de één een mooiere stem dan de ander. Van origine ben ik een drummer. Voor mijn zesde verjaardag vroeg ik een boksbal, omdat ik altijd overal op sloeg. Maar mijn ouders gaven me een drumstel. Helemaal niks vond ik dat. Toch bleek het een schot in de roos want al gauw sloeg ik nergens anders meer op. Op mijn tiende vond ik drummen niet meer genoeg en wilde ik meer. Ik ben gitaar gaan spelen en erbij gaan zingen. Twee jaar later zat ik met mijn broertje in het winkelcentrum ‘Het is een Nacht’ van Guus Meeuwis te spelen, mét een bolhoed voor onze neus om geld op te halen. Dat was superleuk en ging heel goed. In juni sta ik trouwens in Guus’ voorprogramma. Een droom die uitkomt!’ (4)Uniek ‘Door te drummen, gitaar te spelen, te zingen én te rappen - wat ik ook nog heb gedaan werd ik veelzijdig, maar niet per se goed in één specifiek ding. Zo kan ik niet eens tokkelen, maar sla ik echt op mijn gitaar. Het is tegelijkertijd mijn drumstel. Al die dingen bij elkaar maken het tot unieke Nederlandstalige muziek. Die onrust die ik eerder voelde is weg en op het moment ben ik tevreden met wat ik kan en doe. Stel dat ik nog een album ga maken, dan kan ik me voorstellen dat ik mezelf opnieuw ga uitdagen. Niet met een ander instrument, maar verder studeren op de dingen die ik al kan. Uitbouwen en nieuwe dingen leren.’ Bron: sevendays.nl, 15 maart 2014
Vragen bij tekst 3 Wanneer je deze tekst wilt lezen op de daadwerkelijk website waar we deze gevonden hebben, ga dan naar: http://www.sevendays.nl/artikel/190746 Voordat je gaat lezen Je bekijkt voordat je de tekst gaat lezen de titel, tussenkopjes en eventuele illustraties. Je beantwoordt de volgende voorspellende vragen: 1.Waar denk jij dat de tekst over gaat? 2.Wat weet je al over dit onderwerp? 3.Heb je er al eens iets over gezien op tv of op internet over gelezen? Tijdens het lezen Je leest nu geconcentreerd de hele tekst. Tijdens het lezen onderstreep je belangrijke 24
zinnen en moeilijke woorden. Maak voor jezelf aantekeningen van belangrijke opmerkingen in de tekst. Wanneer je een woord niet begrijpt, ga je als volgt te werk: 1)Lees een stukje terug of verder: -
Daar staat soms een woord dat ongeveer hetzelfde betekent
-
Daar staat soms een woord dat het tegengestelde betekent.
-
Daar wordt soms uitgelegd wat het woord betekent.
2)Kijk goed naar het woord zelf. Misschien ken je al een deel van het woord. 3)Kijk naar de illustratie bij de tekst. Misschien heeft het woord te maken met wat je daar ziet. Wanneer je er niet achter kunt komen wat het woord betekent, zoek het op in een woordenboek of vraag de betekenis aan iemand anders. 4.Wat is het onderwerp van de tekst? 5.Wat is de hoofdgedachte van de tekst? 6.Wat is het tekstdoel? 7.Wat is de kernzin van alinea 1? 8.Naar welke reden verwijst ‘die reden’ in zin 8 van alinea 2? 9.Wat is het deelonderwerp van alinea 3? 10.Waarnaar verwijst die in zin 2 van alinea 6? Na het lezen Na het lezen beantwoord je de volgende vragen. Kijk terug op hoe het lezen ging. 10.Klopte je voorspelling voorafgaand aan het lezen van de tekst over het onderwerp van de tekst? 11.Begrijp je de tekst? Schrijf in eigen woorden (max. 50 woorden) op waar de tekst over gaat.
Antwoordblad tekst 3 1 Naar eigen inzicht beantwoorden. 2 Naar eigen inzicht beantwoorden. 3 Naar eigen inzicht beantwoorden. 4 Onderwerp: de zanger Nielson 25
5 Hoofdgedachte: het gaat heel goed met de carriere van de zanger Nielson 6 De lezer informeren. 7 Kernzin: De carrière van de 24-jarige Nielson (echte naam: Niels Littooij) gaat als een speer. 8 die reden: alles wat er nu met Nielson gebeurt, is afgestemd op wat ik voel en wie ik ben. Als ik een liedje op de plaat wil, dan komt het ook echt op de plaat. 9 De jeugd van Nielson en hoe hij is begonnen met zingen. 10 Studenten uit Groningen. 11 Antwoorden naar eigen inzicht. 12 Antwoorden naar eigen inzicht.
Tekst 4 Even lachen en de pijn is weg (1)Van lachen gaan we ons goed voelen; dat weten we allemaal. Maar hoe kan dit? Onderzoekers hebben ontdekt dat het stofje endorfine in onze hersenen daarvoor zorgt.
(2)Wetenschappers van Oxford University wilden weten wat de rol van lachen is in onze samenleving en wat het doet met ons lichaam. Daarom hebben ze meer dan tien jaar onderzoek gedaan om erachter te komen dat we tijdens het lachen endorfine aanmaken. Endorfine is een stof die ons blij maakt en pijn verzacht. Ze baseerden hun onderzoek daarom op pijntesten. De uitkomst was dat een kwartier komedie kijken je pijngrens met 10 procent verhoogt. (3)Endorfine wordt normaal aangemaakt als je lichaam vermoeid raakt. Denk bijvoorbeeld aan sporten, pijn, pittig eten en seks. Onderzoeker Robin Dunbar denkt dat door te lachen endorfine wordt aangemaakt doordat je buikspieren door het vele uitademen vermoeid raken. Als je alleen een beetje grinnikt of glimlacht, komt het pijnverzachtende stofje dus niet vrij; Je moet wel echt in lachen uitbarsten. Daarnaast heb je meer kans op endorfine wanneer je met een groep bent, omdat dan de kans dat je het uitschatert dertig keer groter is dan wanneer je alleen bent. (4)Bij het onderzoek werden eerst de pijngrenzen van de deelnemers bepaald. Daarna keek een groep naar grappige filmpjes als Mr. Bean en Friends, en een andere groep naar serieuze documentaires. Ook ging er een groep naar een komische liveshow. Dit deden de onderzoekers om er achter te komen of de echte wereld ook effect had op het aanmaken van endorfine. 26
(5)Uiteindelijk werd weer de pijngrens gecontroleerd. Dit deden de onderzoekers door de arm van een deelnemer in te wikkelen in een bevroren hoes of een band waarmee de bloeddruk wordt gemeten. De deelnemers werden getest totdat ze het echt niet meer aankonden. Tijdens de liveshow moesten deelnemers hurken tegen een muur totdat ze omvielen. Tja, proefpersoon zijn bij een onderzoek naar lachen is blijkbaar niet echt een lolletje. Bron: KIJK Magazine, 20 september 2011
Vragen bij tekst 4 Wanneer je deze tekst wilt lezen op de daadwerkelijk website waar we deze gevonden hebben, ga dan naar: http://www.kijkmagazine.nl/nieuws/even-lachen-en-de-pijn-is-weg/ Voordat je gaat lezen Je bekijkt voordat je de tekst gaat lezen de titel, tussenkopjes en eventuele illustraties. Je beantwoordt de volgende voorspellende vragen: 1. Waar denk jij dat de tekst over gaat? 2. Wat weet je al over dit onderwerp? 3. Heb je er al eens iets over gezien op tv of op internet over gelezen? Tijdens het lezen Je leest nu geconcentreerd de hele tekst. Tijdens het lezen onderstreep je belangrijke zinnen en moeilijke woorden. Maak voor jezelf aantekeningen van belangrijke opmerkingen in de tekst. Wanneer je een woord niet begrijpt, ga je als volgt te werk: 1) 2) 3)
Lees een stukje terug of verder: Daar staat soms een woord dat ongeveer hetzelfde betekent Daar staat soms een woord dat het tegengestelde betekent. Daar wordt soms uitgelegd wat het woord betekent. Kijk goed naar het woord zelf. Misschien ken je al een deel van het woord. Kijk naar de illustratie bij de tekst. Misschien heeft het woord te maken met wat je daar ziet.
Wanneer je er niet achter kunt komen wat het woord betekent, zoek het op in een woordenboek of vraag de betekenis aan iemand anders. 4. Wat is het onderwerp van de tekst? 5. Wat is de hoofdgedachte van de tekst? 27
6. Wat is het tekstdoel? 7. Wat is de kernzin van alinea 2? 8. Wanneer maak je meer endorfine aan? Zie alinea 3. 9. Wat is het deelonderwerp van alinea 4? 10.Waarom is meedoen aan een lachonderzoek niet echt een lolletje? Zie alinea 6.
Na het lezen Na het lezen beantwoord je de volgende vragen. Kijk terug op hoe het lezen ging. 11.Klopte je voorspelling voorafgaand aan het lezen van de tekst over het onderwerp van de tekst? 12.Begrijp je de tekst? Schrijf in eigen woorden (max. 50 woorden) op waar de tekst over gaat.
Antwoordblad tekst 4 1 Naar eigen inzicht beantwoorden. 2 Naar eigen inzicht beantwoorden. 3 Naar eigen inzicht beantwoorden. 4 Onderwerp: lachen geeft fijn gevoel / lachen verzacht pijn. 5 Hoofdgedachte: onderzoek naar lachen wijst uit dat de stof endorfine zorgt voor het prettige gevoel/ minder pijn. 6 De lezer informeren. 7 Kernzin: Wetenschappers van Oxford University wilden weten wat de rol van lachen is in onze samenleving en wat het doet met ons lichaam. 8 Als je echt hard lacht. 9 Hoe de onderzoekers te werk gingen/ wat de deelnemers tijdens het onderzoek moesten doen. 10 de deelnemers moesten een pijntest ondergaan of heel lang tegen een muur zitten op hun hurken. 11 Antwoorden naar eigen inzicht. 12 Antwoorden naar eigen inzicht.
28
Lessuggesties Hieronder worden puntsgewijs een aantal praktische tips gegeven voor het effectiever maken van lessen in begrijpend lezen, zodat leerlingen meer zelfvertrouwen krijgen en gemotiveerder aan de leestaak beginnen en werken. 1) Denken-delen-uitwisselen Deze methode kan volgens de SLO leerlijn van Ekens (2008) gebruikt worden om de voorkennis en eigen ervaringen van leerlingen met het onderwerp van de tekst te activeren. Voorbeelden van verkennende vragen: Wat is het onderwerp? Wat heb je zelf al over dit onderwerp gezien, gehoord of gelezen? Wat zal er in de tekst over dit onderwerp staan? Wat is jouw mening over het onderwerp? Laat de leerlingen in duo’s overleggen en behandel vervolgens de antwoorden klassikaal. 2) Hardop voorlezen en denken Door de docent en de leerlingen hardop te laten lezen en hardop te laten denken over welke stappen (strategieën) je zet, kunnen leerlingen volgens Ekens (2008) zich bewuster worden van hun eigen leesvaardigheid en leren van succesvolle leesstrategieën van anderen. •
Lees als docent een alinea hardop voor/ laat een alinea voorlezen.
•
Benoem het onderwerp van de alinea en leg uit hoe je dat hebt ontdekt.
•
Benoem de hoofdgedachte van de alinea en leg uit hoe je dat hebt ontdekt.
•
Voorspel hoe de volgende alinea verdergaat.
•
Een volgende leerling doet hetzelfde met de volgende alinea totdat de hele tekst is behandeld.
3) Laat leerlingen zelf vragen bij een tekst bedenken Door zelf vragen te stellen aan een tekst, leert de leerling het lezen van de tekst te zien als een probleemoplosproces en leert het zichzelf een metacognitieve strategie aan bij het lezen van een tekst. Leerlingen formuleren bijvoorbeeld tien vragen, verdeeld over de hele tekst, die naar hun idee de inhoud van de tekst het beste dekken. Laat de leerlingen vervolgens zelf hun vragen beantwoorden en bijvoorbeeld de vragen van elkaar. 4) Hulp zoeken in de klas. Iedere leerling markeert zijn vragen met + (hij weet zeker dat het antwoord goed is), met – (hij weet zeker dat het antwoord niet goed is) of met ? (hij weet niet zeker of het antwoord goed is). Leerlingen zoeken klasgenoten met een ? bij dezelfde vraag en kijken of ze na 29
overleg tot een + kunnen komen. Eventueel kan de hulp van een leerling met een + of de docent worden ingeroepen. Klassikaal worden de vragen nabesproken die door veel leerlingen met een – gescoord zijn. Evalueer niet alleen de antwoorden, maar ook de aanpak en de werkwijze. 5) Gebruik de expertwerkvorm en laat leerlingen een deel van de tekst adopteren. Deze vorm is vooral bruikbaar bij langere teksten. Verdeel de tekst in evenveel delen als er leerlingen per groepje zijn. Nadat iedere leerling zijn tekstdeel heeft gelezen, vertellen de groepsleden elkaar de belangrijkste inhoud van dat deel na. Elk lid van de groep moet dit vervolgens kunnen presenteren aan de rest van de klas. Op dezelfde manier kunnen vragen zo verdeeld en besproken worden in expertgroepjes. Teksten zijn soms te omvangrijk voor leerlingen om ze helemaal te kunnen overzien en te doorgronden. Dat leidt tot onzekerheid over het juiste begrip of tot overbelasting van het kortetermijngeheugen. Daarom kan de tekst kleiner maken een goede oplossing voor dit probleem zijn.
6) Concentratieoefeningen vooraf aan de leestaak De volgende oefeningen hebben als doel de leerlingen in de juiste bui te brengen vooraf aan de leestaak: •
Laat de leerlingen in duo’s een woord zeggen en de ander het woord achterstevoren spellen. Verzin steeds langere en/of moeilijkere woorden.
•
Laat de leerlingen een afbeelding zien, geef de opdracht deze gedurende een halve minuut goed te bekijken. Vervolgens haal je de afbeelding weg en geef je de leerlingen de opdracht op te schrijven wat zij allemaal hebben gezien in de afbeelding.
•
Laat de leerlingen zich concentreren op een voorwerp. Het kan een deur zijn of een pen. Doe dit voor de duur van een minuut. Zet een streepje op een papier voor elk moment dat je afdwaalt. Je kunt de tijd voor de concentratie elke keer een beetje opvoeren. Kies bij voorkeur saaie voorwerpen. Hoe saaier het voorwerp, hoe lastiger de concentratie zal zijn.
Evaluatieformulier In hoeverre sluit het beroepsproduct aan bij de context en speerpunten van het Arte College?
30
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Ben je bereid het product daadwerkelijk in te zetten voor klas 1X? Waarom wel/niet? ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------In welke mate zal dit product bijdragen aan het doel: de inloop van de achterstand in begrijpend lezen van klas 1X? ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Ben je tevreden over het verloop van het onderzoeksproces ( denk aan communicatie, tijd om tussenstappen te beoordelen, open staan voor suggesties)? ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Biedt het opgeleverde document met alle verslaglegging genoeg transparantie en duidelijkheid voor bijvoorbeeld andere docenten Nederlands die geïnteresseerd zijn in dit onderzoek? ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Heb je nog bepaalde tips en adviezen voor mij in het kader van onderzoek doen voor de onderwijspraktijk? ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Heb je nog andere opmerkingen? -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
31