Datum van inontvangstneming
:
08/04/2014
,
Luxembourg
C-'1O/-14-
1 3 JAN. 2014
Entrée
Hoge Raad der Nederlanden Derde
.
C-l/o/1
Kamer
Nr. 12/02502 Ingeschreven in het register van het
Hof van Justitie onder nr 20
1 4 -01- 201t.,
Luxemburg,
december 2013
9..S:~.:.Q.~s: .
/' ..•...__..
Fax I E-mail: .•..~ J1
De Griffier, J{deze
11/1 ~
Ql -{/. M'a~nue
~
a Ferreira
Neergelegd op:~bl... ..J!...:J.. Hoofdadministrateur
Arrest gewezen op het beroep in cassatie van J.B.G.T. Miljoen te Oud-Turnhout,
België,
(hierna: belanghebbende)
uitspraak van de Rechtpank nr.
AWB
10/5437,
1.
een
aanslag
in
de
volksverzekeringen.
Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende in
te Breda van .27 maart .2012,
betreffende
inkomstenbelasting/premie
tegen de
de
opgelegd,
is voor het jaar 2007 een aanslag volksverzekeringen
inkomstenbelasting/premie welke
aanslag,
na daartegen
gemaakt· bezwaar
I
bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. De
Rechtbank
ingestelde beroep
heeft
het
tegen
ongegrond verklaard.
de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
die
uitspraak
De uitspraak van
\)C(= , C(
Nr. 12/02502
- 2 -
2. Geding in cassatie Belanghebbende
heeft
tegen
de
uitspraak
van
de
Rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie
is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan
deel uit. Staatssecretaris
De
verweerschrift
van
Financiën
heeft
een
ingediend.
Belanghebbende
heeft
een
conclusie
van
repliek
ingediend. De
P.J.
Advocaat-Generaal
9 januari 2013 geconcludeerd het beroep
Wattel
heeft
tot ongegrondverklaring
in cassatie. De conclusie
op van
is aan dit arrest
gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende
heeft
schriftelijk
op
de
conclusie
gereageerd. De Advocaat-Generaal
heeft op 7 februari 2013 zijn
conclusie van 9 januari 2013 voorzien van een addendum . . ', : .' Het addendum is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 3. Beoordeling van de middelen
3.1.
In
cassatie
kan
van
het
volgende
worden
uitgegaan. 3.1.1.
nationaliteit België. drie
Hij
in
Belanghebbende en hield
Nederland
woonde
heeft
in
in het
het
onderhavige
onderhavige
genoteerde
Nederlandse
de
jaar
beursfondsen
jaar
in
aandelen
in
(hierna: de
aandelen) . 3.1.2. Het gemiddelde van de waarden van de aandelen per
1 januari
€ 169.146.
2007
en
31
december
2007
bedroeg
Nr. 12/02502
- 3 -
3.1.3.
In
belanghebbende een
het
729
€
jaar
zijn
op de aandelen dividenden uitgekeerd
totaalbedrag
waarop
onderhavige
van aan
4852
€
(hierna: de
dividendbelasting
aan tot
dividenden),
is
ingehouden.
Belanghebbende is voor de dividenden belastingplichtig
in
de zin van artikel 1, lid 1, Wet op de dividendbelasting 1965. 3 . 1.4.
Belanghebbende
in
het
inkomstenbelasting/premie jaar 2007 aangifte en heeft
aanslag
volksverzekeringen
geen
voor
te verrekenen
opgenomen.
in
De
de
volksverzekeringen
voor
hem de
gedaan naar een verzamelinkomen
daarbij
dividendbelasting
aan
in
aangiftebiljet
uitgereikte
nihil
heeft
het van
Nederlandse
Inspecteur
heeft
de
inkomstenbelasting/premie het
jaar
2007
conform
belanghebbendes aangifte vastge~teld. 3.1.5. Belanghebbende
heeft tegen voormeld~ aanslag .' daarbij verzocht· om teruggave van .":
bezwaar
gemaakt
en
Nederlandse dividendbelasting tot een bedrag van € 438. 3.2. Voor de Rechtbank was onder meer in geschil of de
heffing
van
dividendbelasting
in
het
voorliggende
geval
in strijd is met het recht van de Europese Unie,
meer
in
het
bijzonder
artikel
63
van
het
Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie. De Rechtbank heeft dienaangaande als volgt geoordeeld. Volgens de Rechtbank behandeling
tussen
dividendbelasting en
een
belanghebbende,
inkomstenbelasting
bij
wie
in de
het effect heeft van een eindheffing,
binnenlandse
dividendbelasting
is sprake van een verschil
als
aandeelhouder, een
voorheffing
die
de
op
de
mag verrekenen. Naar het oordeel van
Nr. 12/02502
- 4 -
de Rechtbank is voorts de situatie van een binnenlandse aandeelhouder van een Nederlandse vennootschap
objectief
gezien
van
in
zoverre
aandeelhouder
buitenlandse vennootschap, Nederland door
dat
een
zou
strijdig
de
met
dividend
zijn,
belemmering
situaties,
door ten
aandeelhouder,
het
aandeelhouder onderhevig
als
een
waarbij
van
een
als
aan
Aangezien
te
voor
(particuliere)
objectief
gezien
gelijke
de vraag
voor
in behandeling
van
de
is over
kapitaalverkeer
de Rechtbank
opzichte
in
binnenlandse
in zoverre
verschil
een
Nederlandse
die
sprake.
is van
ligt volgens
ondervindt
van
die
buitenlandse
sprake
belanghebbende
is
geen
en
aandeelhouders
en
vrijheid
binnenlandse
in
bronbelasting
ontvangen
aandeelhouder
met
buitenlandse
aan dezelfde
hem
merken
vergelijkbaar
een
of
nadeel
binnenlandse
~iteindelijke,
effectieve
belastingdruk op de dividenden als vergelijkingsmaatstaf .'
moet
dienen,
hetgeen
'.
inhoudt dat niet: alleen
tarief van de Nederlandse
dividendbelasting
naar
het
moet worden
gekeken, maar ook naar de Nederlandse inkomstenbelasting die
een
binnenlandse
aandeelhouder
over
de
dividenden
verschuldigd zou zijn. De
Rechtbank
feitelijke niet
heeft
belastingdruk
zwaarder
is
dan
vervolgens
de
waarmee
belastingdruk
vergelijkbare
situatie
Rechtbank
van
de
in Nederland
aandeelhouder,
verkeer
dat
op de dividenden
binnenlandse
geconfronteerd,
geoordeeld
die
overigens
verkeert,
zou
in
een een
worden
zodat van een belemmering van het vrije
kapitaal
in
heeft geoordeeld
zoverre
geen
sprake
is.
De
dat het past in het systeem
van de Wet IB 2001 om voor het bepalen van het inkomen
Nr. 12/02502
uit
sparen
aandelen
- 5 -
en
beleggen
in aanmerking
Rechtbank
de
toedeling
van
uitsluitend te nemen.
de
waarde
waardemutatie
'fictieve box
van
de
de
Om die reden acht de
door ,belanghebbende voorgestane de
van
3
aandelen
pro
belasting' en
het
rata
naar
de
feitelijke
dividendrendement niet juist. Voor zover bij het antwoord op
de
vraag
Belgische
of
sprake
is van
belastingheffing
een
in de
belemmering
beoordeling
ook
de
betrokken
zou moeten worden, heeft de Rechtbank vastgesteld dat het in de gegeven minder
situatie voor belanghebbende
aantrekkelijk
in 2007 niet
was om in Nederlandse
aandelen
te
beleggen dan dat voor een binnenlandse aandeelhouder was. Daarom is in het geval van belanghebbende
in 2007,
aldus
nog steeds de Rechtbank, geen sprake van een belemmering van de vrijheid van kapitaalverkeer. De middelen keren' zich tegen de hiervoor in
3.3.1. 3.2
kern
weergegeven genomen
oordelen van de Rechtl?ank, met, naar de
steeds
het
betoog
dat" 'de"Rechtbank
uitgegaan van een onjuiste vergelijkingsmaatstaf.
is
Alleen
het feitelijke di:videndrendement zou in de vergelijking moeten worden betrokken. Bij de beoordeling van de middelen moet het
3.3.2.
volgende worden vooropgesteld. Verdedigbaar geen
sprake
Europese
Unie
objectief belanghebbende
is
is dat in gevallen als het onderhavige van
een
verboden
ingevolge
discriminatie
vergelijkbare op
het
het
punt
recht, van
van
gevallen, van
de
gelijke
de of
aangezien heffing
van
dividendbelasting niet minder gunstig wordt behandeld dan een
vergelijkbare
·soortgelijke
binnenlandse
dividenden
ontvangt,
aandeelhouder en
het
volgens
die de
Nr. 12/02502
- 6 -
heffingsbevoegdheid aan
de
van
de
ter zake van portfoliodividenden
niet
beginselen
internationale
bronstaat
is
om
ter
verdeling
ter voorkoming
dubbele belasting verrekening
van
juridische
te verlenen van door deze
bronstaat zelf ingehouden dividendbelasting. De juistheid van dit standpunt kan in twijfel worden getrokken
op grond van het argument dat, hoewel
algemeen
de
situatie
ingezetenen
van
voor
ingezetenen
de
directe
in het
en die van
niet-
belastingen
niet
vergelijkbaar zijn (zie HvJ 14 februari 1995, Schumacker, C-279/93,
BNB
ingezetenen
1995/187,
wel
punt 31), ingezetenen
vergelijkbaar
zijn
indien
en niet-
beiden
voor
hetzelfde inkomen in de belastingheffing van de bronstaat worden
betrokken
(vgl.
HvJ
20
V-N
oktober
Commissie/Duitsland,
C-284/09,
56 t/m 58). Hieraan
zou de gevolgtrekking
2011,
2011/53.22.1,
punten
kunnen worden
verbonden dat de vergelijking van een niet-ingezetene als . . .' ~ .. . . belanghebbende met een ingezetene zich mede dient uit te ~.'
strekken tot de belasting over dividendinkomsten, waarmee de dividendbelasting verschil
bij ingezetenen wordt verrekend. Een
in behandeling
ingezetenen mag voor hogere
effectieve
van
niet-ingezetenen
tegenover
eerstbedoelden niet leiden tot een
belasting (druk)
(vgl. HvJ
18 oktober
2012, Voetbalclub
X NV, C-498/10, BNB 2013/23, punt 26,
HvJ
2008,
22 december
2009/7.23, 265/04,
punt
V-N
Truck
49, HvJ
2006/7.5,
Center,
19 januari
punt
56,
en
C-282/07,
V-N
2006, Bouanich, HvJ
12
juni
C-
2003,
Gerritse, C-234/01, BNB 2003/284, punt SS). Hierbij moet worden vermelde
aangetekend arrest
dat,
anders
dan
Commissie/Duitsland,
in
het het
hiervoor in
het
Nr. 12/02502
onderhavige
- 7 -
geval
niet
gaat
om
deelnemingsdividenden,
maar om portfoliodividenden. 3.3.3. uitgegaan
Indien
dat
de
veronderstellenderwijs vergelijking
zoals belanghebbende uit
te
strekken
een
niet-ingezetene
de
inkomstenbelasting
waarmee
worden of een niet-ingezetene een
hogere
ingezetene. zijn
Een
inkomen
inwoner van uit
belastingdruk Nederland
dan
verschuidigd,
over een forfaitaire grondslag
berekend
jaarlijks
op 30 percent
(artikel 5.2 van de Wet IB
is gesteld
op 4 percent van het
gemiddelde van de waarde van de bezittingen van
de
van
een
is ter zake van
beleggingsactiviteiten
grondslag
dient te
in Nederland is onderworpen
effectieve
inkomstenbelasting
2001). Deze
de
bij ingezetenen wordt verrekend, rijst
allereerst de vraag op welke. wijze vastgesteld
aan
wordt
met een ingezetene zich mede dient
tot
dividendbelasting
van
ervan
en schulden
desbetreffende
het
belastingplichtige per 1 januari .' . waarover de inko~s'te'~elasting is
jaar
verschuldigd en de desbetreffende waarde per 31 december van
dat
beloopt
jaar,
voor
zover
deze
dan
het
heffingvrije
vermogensbestanddelen, . ondernemingsvermogen
bezittingen
waarde
vermogen.
waaronder
meer
Bepaalde
tot
een
te rekenen bezittingen en schulden,
blijven buiten beschouwing. nemen
gemiddelde
behoren
aangehouden
aandelen.
heffingvrij
vermogen
beschouwing
gelaten,
Tot de wel in aanmerking onder
meer
ter
te
belegging
In het onderhavige jaar geldt een van
€
dragen
20.014. de
Dit
laatste
buiten
beleggingsaandelen
dus
voor 1,2 percent van de gemiddelde waarde in het jaar van heffing bij aan de verschuldigde het
kader
van
een
vergelijking
inkomstenbelasting. van
de
In
effectieve
Nr. 12/02502
- 8 -
Nederlandse
belastingdruk
respectievelijk
een
op
dividenden
niet-ingezetene
genoten
en
leidt het stelsel van de Nederlandse
een
door
ingezetene
inkomstenbelasting
tot onder meer de volgende vragen: (i) Verzet
het
recht
van
de
Europese
Unie
zich
ertegen dat in een geval als het onderhavige waarin bij de heffing van de Nederlandse inkomstenbelasting niet het feitelijk genoten percent
van
aanmerking
dividend
de
gemiddelde
wordt
genomen,
ingehouden
van
in dit geval circa
waarde de
van
dividendbelasting
van
de
een
2,87
aandelen
in
niet-ingezetene
desalniettemin
wordt
vergeleken met de op de forfaitaire grondslag berekende, door
een
ingezetene
verschuldigde
inkomstenbelasting?
Indien de dividendbelasting moet worden vergeleken met op een
andere
grondslag
inkomstenbelasting,
berekende
op welke
dan te worden bepaald?
wijze
dient
deze
vergelijking
aanmerking
te
gesplitst
nemen
dat
de
in het kader
.'
voor ·een ingezetene
forfaitaire
in dividend
die grondslag
Het middel pet909t ',:
van
Nederlandse
rendement
grondslag
moet
en rendement
in
worden
bestaande
uit vermogensgroei. (ii) Moet, bezien
de
in
aanmerking
verhouding
nemend
tussen
dat
op
het
jaarbasis feitelijke
dividendinkomen en de forfaitaire heffingsgrondslag sterk kan
fluctueren,
de
dividendbelasting
van
worden
een
niet-ingezetene
vergeleken
met
ingehouden
uitsluitend
de
door een ingezetene verschuldigde inkomstenbelasting over het jaar waarin het dividend is ontvangen, of dient een referentieperiode gehanteerd, omvatten?
en
van
meerdere
zo ja, hoeveel
jaren
te
jaren dient deze
worden dan te
Nr. 12/02502
- 9 -
(iii)
Moet
Nederlandse een (van
de
vergelijking
belastingdruk
in
niet-ingezetene een
jaar
Nederlandse
of
desbetreffende
de
effectieve
worden gemaakt voor alle door een
bepaalde .referentieperiode
anderszins)
aandelen
van
genoten
tezamen,
of
referentieperiode
dividenden
voor
genoten
de
op
in
de
dividenden
per
uitdelende Nederlandse vennootschap afzonderlijk? 3.4. Gelet op het hiervoor in 3.3 overwogene zal de Hoge
Raad
op
de
voet
van
artikel
267
VWEU
vragen
voorleggen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie met betrekking
tot de uitlegging
van het recht van de
Europese Unie.
4. Beslissing De Hoge Raad verzoekt
het Hof van Justitie van de
Europese Unie uitspraak te doen over de volgende vragen: 1. Dient voor de toepassing va? artikel 63 VWEU de •
vergelijking in
een
~.
t
••
van een niet-ingezetene 'met;een ingezetene
geval
als
het
onderhavige
waarin
op
een
dividenduitkering
door de bronstaat dividendbelasting. is
ingehouden,
mede
zich
dividendinkomsten
uit
drukkende
te
strekken
tot
de
inkomstenbelasting,
op
de
waarmee
de dividendbelasting bij ingezetenen wordt verrekend? 2. Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt, dient bij de beoordeling
of de effectieve belastingdruk
voor
hoger
een niet-ingezetene
voor een ingezetene, van
de
ten
laste
een vergelijking van
de
Nederlandse dividendbelasting verschuldigde over
het
is dan de belastingdruk
Nederlandse
forfaitaire
te worden gemaakt
niet-ingezetene
ingehouden
met de door een ingezetene inkomstenbelasting
inkomen
dat
in
het
berekend jaar
van
Nr. 12/02502
ontvangst het
- 10 -
van de dividenden
totale
bezi taan
vennootschappen,
kan worden
toegerekend
beleggingsaandelen
aan
in Nederlandse
of noopt het recht van de Europese Unie
ertoe dat een andere vergelijkingsmaatstaf
in aanmerking
wordt genomen?
De Hoge Raad houdt iedere verdere beslissing aan en schorst
het
aanleiding
geding van
totdat
vorenstaand
het
Hof
van
verzoek
Justitie
uitspraak
naar heeft
gedaan.
Dit
arrest
J.A.C.A. P.
is
gewezen
Overgaauw
Lourens,
C.B.
als
door
de
voorzitter, Bavinclt,
en
M.A.
vice-president de
raadsheren
Fierstra
en
L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend . .' . griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op '.'
20 december 2013.